Inhoud INLEIDING .................................................................................................................. 3 1
Voorwoord....................................................................................................................................... 3
2
Lijst wijzigingen................................................................................................................................ 3
NUTTIGE ADRESSEN & TELEFOONNUMMERS .......................................................... 4 1
Secretariaat NELOS .......................................................................................................................... 4
2
Ongevalaangiften ............................................................................................................................ 4
3
Hulpdiensten ................................................................................................................................... 4
4
Opmerkingen ................................................................................................................................... 4
DUIKBREVETTEN ........................................................................................................ 5 1
NELOS‐brevetten en ‐titels .............................................................................................................. 5 1.1
De door NELOS uitgevaardigde brevetten en titels .................................................................... 5
1.2
Inschaling..................................................................................................................................... 5
2
Duiken met nitrox .......................................................................................................................... 15 2.1
De nitroxbrevetten en ‐titels..................................................................................................... 15
2.2
Inschalingsprocedure ................................................................................................................ 15
2.3
Organisatie van nitroxbrevetafnames BND en GND ................................................................. 19
2.4
Integratie van nitrox in het persluchtduiken ............................................................................ 19
2.5
Overzicht van de proeven voor nitroxbrevetten en ‐titel ......................................................... 20
2.6
Protocol van het nitroxbrevet Basis‐Nitrox‐Duiker ................................................................... 20
2.7
Protocol van het nitroxbrevet Gevorderde Nitrox‐Duiker ........................................................ 22
2.8
Nitrox‐Instructeur (NI) ............................................................................................................... 27
2.9
Openwater proeven .................................................................................................................. 30
2.10
Het Veiligheidsreglement nitrox ............................................................................................... 32
2.11 3
NELOS‐IDEAL en nitrox .............................................................................................................. 38 Technisch duiken: Extended Range (ER) en Trimix ....................................................................... 38
3.1
De Extended Range en Trimix‐brevetten .................................................................................. 38
3.2
Inschalingsprocedure ................................................................................................................ 39
3.3
Opleiding tot Extended Range Duiker (ERD) ............................................................................. 41
3.4
Opleiding tot Normoxic Trimix Duiker (NTD) ............................................................................ 46
3.5
Opleiding tot Advanced Trimix Duiker (ATD) ............................................................................ 51
3.6
Opleiding tot Extended Range Instructeur (ERI) ....................................................................... 54
3.7
Opleiding tot Normoxic Trimix Instructeur (NTI) ...................................................................... 56
3.8
Opleiding tot Advanced Trimix Instructeur (ATI) ...................................................................... 59
1
NELOS‐infomap technisch duiken
3.9
“Reglement Diep Duiken” bij ER‐duiken en Trimix‐duiken. ...................................................... 61
3.10
Het Veiligheidsreglement ER en Trimix..................................................................................... 62
3.11
Wie met wie? ............................................................................................................................ 64
3.12 4
Materiaal. .................................................................................................................................. 65 Technisch duiken: Closed Circuit Rebreather................................................................................ 66
4.1
De Closed Circuit Rebreather‐brevetten (CCR‐brevetten)........................................................ 66
4.2
Inschalingsprocedure ................................................................................................................ 66
4.3
De opleidingsstructuur voor Closed Circuit Rebreather ........................................................... 68
4.4
Protocol van de brevetten CCR‐D‐A en CCR‐D‐Tx ..................................................................... 70
4.5
“Reglement Diep Duiken” bij CCR‐duiken ................................................................................. 75
4.6
Het Veiligheidsreglement CCR. ................................................................................................. 75
4.7
Wie met wie? ............................................................................................................................ 79
4.8
Protocol van de Shallow Water Drills CCR (Module 4). ............................................................ 81
4.9
Protocol van de opleidingsduiken ER / Trimix (Module 5). ...................................................... 82
4.10 5
Organisatie van CCR‐D‐A‐duiken of CCR‐D‐Tx‐duiken. ............................................................. 83 Kwalificaties technisch duiken....................................................................................................... 85
5.1
Kwalificatie nitrox blender (KNB) .............................................................................................. 85
5.2
Kwalificatie trimix blender (KTB) ............................................................................................... 85
5.3
Definitie ..................................................................................................................................... 85
5.4
Voorwaarden om deel te nemen aan examens (theorie en praktijk)....................................... 85
2 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
INLEIDING 1
Voorwoord
Beste Instructeur, Beste Duiker, Net zoals de ‘Algemene NELOS‐infomap’ (Infomap Persluchtduiken) willen we in de ‘Infomap Technisch Duiken’ op een analoge wijze de aanpassingen die we doorvoeren duidelijk in de verf zetten. Principieel vind je hierna volgend een lijst met de belangrijkste functionele wijzigingen in de Infomap 2012 ten opzich‐ te van de Infomap 2011 maar voor deze editie werden zoveel wijzigingen en zoveel toevoegingen geregi‐ streerd dat we besloten hebben om deze uitgave als basislijn te beschouwen waar we in de toekomst de wijzigingen zullen op doorvoeren welke gemarkeerd gaan worden met een dikke, grijze, verticale streep in de kantlijn. Wij danken ook alle NELOS‐leden die in de loop van 2011 hun opmerkingen en correcties verstuurd hebben aan
[email protected]. In de mate van het mogelijke werden alle opmerkingen meegenomen in deze editie 2012. Wij hopen dat de aandachtige lezer in 2012 ons deze opmerkingen verder zal blijven sturen, ook voor de bundel technisch duiken. Voor het redactieteam,
Voor de Sectie Duiktechnieken,
John Remue,
Stef Teuwen
Voorzitter Bureau Duikonderricht NELOS.
Afgevaardigde Technisch Duiken Bureau
2
Lijst wijzigingen
De volledige bundel wordt beschouwd als basislijn.
3
NELOS‐infomap technisch duiken
NUTTIGE ADRESSEN & TELEFOONNUMMERS 1
Secretariaat NELOS
Luce DE SMET Tel.: +32 15 29 04 86 Duikershuis Fax : +32 15 20 61 58 Brusselsesteenweg 313‐315 2800 Mechelen E‐mail:
[email protected] Website: http://wiki.nelos.be
2
Ongevalaangiften
Formulier downloaden van: http://wiki.nelos.be Binnen de 15 dagen in dubbel naar het NELOS‐secretariaat, vergezeld van een geneeskundig getuigschrift. Dit attest moet door de dokter worden afgeleverd binnen de 3 dagen na het ongeval. BIJ DODELIJK ONGEVAL: Binnen de 2 dagen aan NELOS‐secretariaat en rechtstreeks naar Arena (eventueel telefonisch of per fax) ter attentie van de heer Verbruggen – Josef II straat 36‐38 te 1000 Brussel – tel +32 2 512 03 04 – fax +32 2 512 70 94. Deze aangifte dient zo vlug mogelijk gevolgd te worden door een uitgebreid verslag over de omstandigheden van het ongeval, vergezeld van een medisch attest over de doodsoorzaak
3
Hulpdiensten
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPEN Tel +32 3 821 30 55 HYPERBAAR CENTRUM Militair Hospitaal Neder‐over‐Heembeek (afrit 6 op de ring rond Brussel) tel. 0800 12 382 Waarschuwing: over de beschikbaarheid van deze diensten bestaat momenteel geen zekerheid. ZEELAND Alarmnummer: tel. 112
4
Opmerkingen
Gelieve te mailen naar
[email protected] voor alle opmerkingen over inhoud of vorm van deze publi‐ catie.
4 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
DUIKBREVETTEN 1 1.1
NELOS‐brevetten en ‐titels De door NELOS uitgevaardigde brevetten en titels
Het NELOS‐Duikonderricht kent de volgende brevetten. 1.1.1
Voor het duiken met perslucht en nitrox
1‐stersduiker (1*D) 2‐stersduiker (2*D) 3‐stersduiker (3*D) 4‐stersduiker (4*D)
[EN 14153‐1 Supervised Diver] [EN 14153‐2 Autonomous Diver] [EN 14153‐3 Dive leader] [EN 14153‐3 Dive leader]
Assistent‐Instructeur
[EN 14413‐1 Level 1 instructor]
1‐stersinstructeur (1*I) 2‐stersinstructeur (2*I) 3‐stersinstructeur (3*I)
[EN 14413‐2 Level 2 instructor] [BLOSO‐VTS diploma van Initiator] [EN 14413‐2 Level 2 instructor] [BLOSO‐VTS assimilatie Trainer B] [EN 14413‐2 Level 2 instructor] [BLOSO‐VTS assimilatie Trainer A]
Basis‐Nitrox‐Duiker (BND) Gevorderde Nitrox‐Duiker (GND) Advanced Nitrox‐Instructeur (NI) 1.1.2
Voor het technisch duiken
Extended Range Duiker (ERD) Normoxic Trimix Duiker (NTD) Advanced Trimix Duiker (ATD) Extended Range Instructeur (ERI) Normoxic Trimix Instructeur (NTI) Advanced Trimix Instructeur (ATI) Closed Circuit Rebreather Duiker – diluent air (CCR‐D‐A) Closed Circuit Rebreather Duiker – diluent trimix (all mixes) (CCR‐D‐Tx) Closed Circuit Rebreather Instructeur – diluent trimix (all mixes): (CCR‐I‐Tx) Kwalificatie Nitrox Blender (KNB) Kwalificatie Trimix Blender (KTB) Trimix Blender Instructeur (BI) 1.2 1.2.1
Inschaling Inleiding
De algemene regels van inschaling zijn opgesteld om houders van brevetten van andere federaties toe te laten om zich in te schalen naar een NELOS‐brevet van ‘vergelijkbaar’ niveau. In principe zal een inschalingsregeling éénmalig gebeuren en enkel van een andere federatie naar NELOS toe. Het kan geenszins de bedoeling zijn om een hoger niveau van brevet of instructeurstitel te verwerven via een (tijdelijke) aansluiting bij een andere federatie om zich daarna te laten inschalen naar een vergelijkbaar NELOS‐niveau. Indien echter een lid wegens privé‐ of beroepsredenen voor een onbepaalde tijd in het buitenland heeft
5
NELOS‐infomap technisch duiken
verbleven, en tijdens dit verblijf een hoger niveau heeft verworven, kan een gemotiveerd inschalingsdos‐ sier ingediend worden waarvan de ontvankelijkheid zal beoordeeld worden door het Bureau Duikonder‐ richt. Om de mogelijkheden van inschalen eenduidig vast te leggen, werd een tabel aangelegd waarin beschre‐ ven staat volgens welke procedure inschalingen kunnen geschieden (zie tabel 1: ‘Administratieve inschalin‐ gen, standaard inschalingen en standaard examens’). Deze tabel kan in functie van de concrete noden aangroeien. Het is het Bestuur Duikonderricht dat zal bepalen hoe er kan ingeschaald worden. 1.2.2
Voorwaarden om te kunnen inschalen
Om ingeschaald te kunnen worden moet de kandidaat:
lid zijn van een NELOS‐club;
in het bezit zijn van een duikbrevet;
voldoen aan dezelfde minimum voorwaarden waaraan een NELOS‐kandidaat moet voldoen voor het aangevraagde niveau. (Voorbeeld: Indien op een bepaalde niveau een bepaald aantal duiken vereist zijn en de kandidaat heeft dit aantal duiken nog niet, dan moet hij deze eerst uitvoeren vooraleer hij zijn aanvraag mag indienen).
Minderjarige duikers dienen bij hun aansluiting een verklaring te laten ondertekenen door hun ou‐ ders/voogd. Dit formulier is downloadbaar van de NELOS‐website. Vanaf inschrijvingsdatum bij NELOS heeft de kandidaat 3 maanden tijd om in te schalen. Nota: in deze context maken we geen onderscheid tussen de begrippen ‘inschaling’, ‘cross‐over’ of ‘la passerelle’. 1.2.3 1.2.3.1
Inschalingsinstanties Technisch Duiken
Voor wat betreft de inschalingen van het technisch duiken (brevetten en titels) alsook van het brevet GND en de titel NI ligt de verantwoordelijkheid bij de Sectie Duiktechnieken. De Sectie Duiktechnieken zal, nadat ze via het NELOS‐secretariaat in kennis gesteld is van een aanvraag tot inschaling, de nodige initiatieven nemen. 1.2.4 1.2.4.1
Soorten inschaling Administratieve Inschaling: AI
De aanvrager is in staat om enkel met documenten zijn gelijkwaardigheid te bewijzen. Hij zal mits het betalen van een bepaalde, minimale som het gelijkwaardige NELOS‐brevet of titel beko‐ men. Dit is een zuivere administratieve kost en geen homologatiekost. Inderdaad werden er geen inspan‐ ningen gepleegd door het instructeurkader en werd er enkel een administratieve regeling getroffen. We noemen dit een Administratieve Inschaling (AI). 1.2.4.2
Standaard Inschaling: SI
De aanvrager moet nog enkele bijkomende bewijzen leveren van zijn gelijkwaardig kunnen. De elementen die moeten aangetoond worden vormen een relatief klein percentage van de totale bagage die op het gevraagde niveau nodig is (maximum 20 %). In het merendeel van de situaties zal de materie op zich wel duidelijk gekend zijn door de aanvrager maar moet hij de specifieke accenten van de Liga (NELOS) begrijpen. Hier ligt dus een opdracht voor de Liga (de inschalende Instructeur of de Inschalingcommissie)
6 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
die ervoor moet zorgen dat deze accenten duidelijk gebrieft of aangeleerd worden. Daarna zal de kandi‐ daat door middel van enkele eenvoudige toetsen (bijvoorbeeld enkele theoretische vragen, een duik in openwater met hieraan gekoppeld enkele opdrachten, enz.) aantonen dat hij de specifieke regels van NELOS begrepen heeft. Heeft hij deze opdrachten succesvol afgelegd, dan kan hij zich ook administratief regulariseren en het brevet bekomen waarvoor hij deze inspanningen geleverd heeft. Hij betaalt 50 % van het standaard homologatiegeld. Deze ‘proeven’ of ‘demonstraties’ zijn dus geen examens in de echte zin van het woord. Er worden enkel belangrijke accenten gelegd en afgetoetst. We noemen dit een Standaard Inschaling (SI). 1.2.4.3
Standaard Examen: SE
De aanvrager kan zich aanbieden voor het examen van een hoger of gelijk niveau dan het zijne. Er moet veel meer dan 20 % van het totale pakket behandeld worden. De kandidaat legt alle examens en proeven af. Uitzonderlijk zijn er vrijstellingen mogelijk. Ondertussen duikt de kandidaat verder met het brevet dat hij in de andere Federatie behaald heeft. Hij kan ook overwegen om zich standaard of admini‐ stratief te laten inschalen op een lager niveau dan het zijne indien dit voorzien is. Lukt de kandidaat, dan bekomt hij na het betalen van het homologatiegeld het overeenkomstige brevet of de overeenkomstige titel. Mislukt de kandidaat, dan kan hij het onderliggende niveau aanvaarden en zich op dit niveau administratief of standaard laten inschalen indien dit voorzien is of de examens afleggen van dit lagere niveau. Na het betalen van het inschalinggeld bekomt hij dan het brevet of de titel van dit lagere niveau. Aanvaardt deze kandidaat dit lagere niveau niet, dan kan hij niet functioneren in duikscholen van NELOS. We noemen deze derde inschalingmogelijkheid een Standaard Examen (SE). Hiervoor kunnen de klassieke brevettenkaarten gebruikt worden. 1.2.4.4
Administratieve inschalingen, standaard inschalingen en toelatingsexamens
AI = Administratieve Inschaling (20,00 €). SI = Standaard Inschaling (50 % van het homologatiegeld). SE = Standaard Examen (volledig homologatiegeld). Voor de meest actuele versie van de NELOS‐inschalingstabel, raadpleeg NELOS‐website. Opmerking: We merken dat tot op heden HOGER gekwalificeerde duikers dan bijvoorbeeld PADI Assistent Instructor niet in de gelijkwaardigheidstabel van NELOS werden opgenomen. Vermits hier geen enkele overeenkomst over bestaat, vallen al deze brevetten en titels qua gelijkwaardigheid terug op het niveau 3*Duiker (de gelijkwaardigheid van een PADI Assistent Instructor).
7
NELOS‐infomap technisch duiken
BND
GND
NI
CMAS BND
AI
SE
CMAS GND
AI
SI
CMAS NI niv1
AI
SI
SE
CMAS NI niv2
AI
SI
SE
IANTD BND
AI
SE
IANTD GND
AI
SI
IANTD BNI
AI
SI
SE
IANTD GNI
AI
SI
SE
NAUI Nitrox
AI
SE
PADI EAD (enriched air)
AI
SE
Duiker Mil
AI
SI
TDI BND
AI
SE
TDI GND
AI
SI
TDI BNI
AI
SI
SE
TDI GNI
AI
SI
SE
ANDI LSU (BND)
AI
SE
ANDI CSU (GND)
AI
SI
SE
ANDI Safe Air I level 1
AI
SI
SE
ANDI Safe Air I level 2
AI
SI
SE
SSI Nitrox 40
AI
SE
ER‐D
NTR‐ D
ATR‐ D
ER‐I
NTR‐ I
ATR‐ I
CMAS ER‐D
SI
SE
SE
CMAS NTR‐D
SI
SI
SE
CMAS ATR‐D
SI
SI
SI
SE
SE
CMAS ER‐I
SI
SI
SI
SI
SI
SE
8 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
ER‐D
NTR‐ D
ATR‐ D
ER‐I
NTR‐ I
ATR‐ I
CMAS NTR‐I
SI
SI
SI
SI
SI
SE
CMAS ATR‐I
SI
SI
SI
SI
SI
SE
IANTD Tech‐ D
SI
SE
SE
IANTD NTR‐D
SI
SI
SE
IANTD TR‐D
SI
SI
SI
SE
SE
IANTD Exp TR‐D
SI
SI
SI
SE
SE
IANTD Tech‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
IANTD NTR‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
IANTD ATR‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
TDI ER‐D
SI
SE
SE
TDI NTR‐D
SI
SI
SE
TDI ATR‐D
SI
SI
SI
SE
SE
TDI ER‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
TDI NTR‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
TDI ATR‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
ANDI ER‐D
SI
SE
SE
ANDI NTR‐D
SI
SI
SE
ANDI ATR‐D
SI
SI
SI
SE
SE
ANDI ER‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
ANDI NTR‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
ANDI ATR‐I
SI
SI
SI
SE
SE
SE
KNB
KTB
BI
ANDI NB
AI
SE
IANTD NB
AI
SE
TDI NB
AI
SE
9
NELOS‐infomap technisch duiken
KNB
KTB
BI
ANDI TB
AI
SI
SE
IANTD TB
AI
SI
SE
TDI TB
AI
SI
SE
ANDI TBI
AI
AI
SI
IANTD TBI
AI
AI
SI
TDI TBI
AI
AI
SI
CCR‐ D‐A
CCR‐ D‐Tx
CCR‐ I‐Tx
ANDI CCR‐D‐ A
SI
SE
IANTD CCR‐ D‐A
SI
SE
TDI CCR D‐A
SI
SE
ANDI CCR‐D‐ Tx
AI
SI
IANTD CCR‐ D‐Tx
AI
SI
TDI CCR‐D‐Tx
AI
SI
ANDI CCR‐I‐ Tx
AI
SI
SE
IANTD CCR‐I‐ Tx
AI
SI
SE
TDI CCR‐I‐Tx
AI
SI
SE
WAT MET BREVETTEN DIE NIET IN DE TABELLEN VOORKOMEN? Voor andere brevetten voor het duiken met perslucht (zowel commerciële als niet‐commerciële), die niet opgenomen werden in de hoger vermelde overzichtslijst moet de kandidaat deze inschaling schriftelijk, rechtstreeks of via zijn duikschoolleider, bij het Bestuur Duikonderricht via het NELOS‐secretariaat aanvra‐ gen. Hij zal zijn curriculum vitae meesturen alsook de reden waarom en het niveau waarop volgens hem de inschaling dient te gebeuren. Het Bestuur Duikonderricht zal bepalen welke soort inschaling vereist is (meestal SE) en indien dit een Standaard Inschaling is, welke dan de procedure is.
10 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
Bij Standaard Inschalingen zal de evaluatie van de kandidaat, zowel op theoretisch als op praktisch vlak (zwembad en openwater), als op het vlak van de duikleidingen moeten gebeuren door minstens een 2*I NELOS, tenzij het Bestuur Duikonderricht hierover anders beslist. Voor 'ander dan gewone' brevetten (brevetten uitgevaardigd via de Sectie Duiktechnieken of door andere commissies) wordt verwezen naar de desbetreffende hoofdstukken waar deze specifieke materie behan‐ deld wordt. ZIJN HOUDERS VAN EEN ANDER (DAN EEN NELOS‐)BREVET, DIE LID ZIJN GEWORDEN VAN NELOS, VERZE‐ KERD BIJ NELOS? Neen! Zoals reeds gezegd KUNNEN houders van buitenlandse brevetten of titels ERKEND worden door NELOS. Ze kunnen echter nooit aanspraak maken op een automatische verwerving van het gelijkwaardige brevet of titel van NELOS. Om een gelijkwaardig brevet of titel van NELOS te bekomen, is een effectieve inschaling nodig naar een bepaald niveau en dan worden alle rechten en plichten van dat niveau verworven. Het is duidelijk dat indien men ingeschaald werd, zowel de ingeschaalde als de andere NELOS‐mededuiker dan verzekerd zijn. De NELOS‐verzekering verzekert geen andere federaties. Dit betekent dat een inschaling effectief noodza‐ kelijk is om verzekerd te zijn via de NELOS‐verzekering. Tijdens de inschalingsperiode is de duiker die effectief kenbaar heeft gemaakt aan NELOS dat hij op een bepaald niveau wenst ingeschaald te worden eveneens verzekerd. Deze inschalingsperiode is echter be‐ perkt in de tijd. De inschaling moet afgerond zijn binnen de 3 maanden na het toekomen van de aanvraag op het NELOS‐secretariaat. De kandidaat zal hiervan op de hoogte gebracht worden door het NELOS‐ secretariaat. Indien deze inschaling binnen deze periode niet kan afgerond worden, moet de duiker een vernieuwde aanvraag indienen, zodat een nieuwe inschalingsperiode in voege gaat. Het is het Bestuur Duikonderricht dat via het NELOS‐secretariaat zal mededelen of een verlenging van de inschalingsperiode toegestaan is. De aanvraag tot verlenging dient door de kandidaat gemotiveerd te worden en het Bestuur Duikonderricht zal hieromtrent een gemotiveerd oordeel vellen. De NELOS‐duiker die duikt met een niet ingeschaalde duiker is uiteraard wel zelf verzekerd. Echter, de bewijslast wordt in bepaalde gevallen omgekeerd. Dit betekent dat de NELOS‐duiker moet kunnen aanto‐ nen dat de duiker die nog niet ingeschaald is, een duikniveau bezit, gelijkwaardig aan dat van NELOS. Er moet dan gedoken worden volgens de NELOS‐regels, overeenkomstig het correct ingeschatte niveau. BESLUIT: Indien we probleemloos willen duiken is een inschaling de beste garantie voor het verzekerd zijn van beide duikers. 1.2.5 1.2.5.1
Inschalingsprocedures Algemeen
Doordat de procedures voor een Administratieve Inschaling (AI) en voor een Standaard Examen (SE) voor zich spreken moet er enkel nog een beschrijving volgen van de procedures voor een Standaard inschaling. Deze procedures kunnen van brevet/titel tot brevet/titel verschillend zijn. Hierna worden deze procedures beschreven. De inschalingstabel is de primaire referentie maar de hierna volgende procedures geven in sommige geval‐ len wat extra informatie of verplichtingen. Hoe dan ook is het bij Standaard Inschalingen de instructeur of de inschalingscommissie die de verantwoordelijkheid heeft bij het bepalen of de aanvrager op het ge‐ vraagde niveau kan ingeschaald worden of dat er 'extra ervaring' moet opgedaan worden.
11
NELOS‐infomap technisch duiken
Indien er specifieke voorwaarden worden gesteld om te mogen deelnemen aan een Standaard Examen wordt dit in de hierna volgende procedures eveneens vermeld. 1.2.5.2
CMAS‐brevet (niet LIFRAS‐brevet) (meestal SI)
Indien de houder van een CMAS‐brevet het overeenkomstig NELOS‐brevet wenst te verwerven kan dit als volgt: Is dit een niveau 2*D of 3*D dan toetsen twee NELOS‐Instructeurs of de duikvaardigheid en de kennis in overeenkomst is met het gewenste brevet middels een checkduik met reddingsoefening, CPR ‐ demonstratie en theoretische ondervraging. Indien de bevindingen positief uitvallen wordt dit vastgelegd op de daarvoor in aanmerking komende brevettenkaart en wordt deze ter homologatie naar NELOS ge‐ stuurd. Is dit een Assistent‐Instructeur‐niveau dan toetst de duikschoolleider of de duikvaardigheid en kennis in overeenkomst is met het aangevraagde NELOS Assistent‐Instructeur‐niveau. Indien negatief dan volgt de duikschoolleider de procedure voor het niveau 3*D of lager. Heeft de toets positief resultaat dan wordt een inschalingvoorstel gedaan bij de Verantwoordelijke voor de Brevetten NELOS. Deze benoemt één 3*I en één 2*I die door een checkduik met reddingsoefening, CPR‐demonstratie en theoretische toets vaststellen of voldaan wordt aan het niveau Assistent Instructeur. Indien de bevindingen positief uitvallen wordt dit vastgelegd op de daarvoor in aanmerking komende brevettenkaart en wordt deze, via de Verantwoordelijke voor de Brevetten, ter homologatie naar NELOS gestuurd. De houder van een CMAS‐brevet mag zich ook onmiddellijk aanbieden voor het eerstvolgende NELOS‐ brevet, doch dient dan alle examens af te leggen en aan de NELOS‐voorwaarden te voldoen. Hij kan dus opteren voor een inschaling via een Standaard Examen (SE). 1.2.5.3
VVW‐brevet (meestal SI)
De procedures CMAS‐brevet gelden ook voor houders van een VVW‐brevet. 1.2.5.4
LIFRAS (meestal AI)
Houder van een LIFRAS‐brevet 4*Duiker moet door de duikschoolleider op de hoogte gebracht worden van de structuur van het NELOS‐Duikonderricht met zijn specifieke regels en Veiligheidsreglementen. Vervol‐ gens doet de duikschoolleider een inschalingsvoorstel bij de Verantwoordelijke der Brevetten. Dan wordt verder gehandeld volgens de procedure beschreven onder inschaling CMAS‐brevet. 1.2.5.5
Militaire duikers (meestal AI)
Zie inschalingstabel. Indien de militaire duiker wenst om de Kwalificatie Diep Duiken (KDD) te behalen, kan hij/zij hiervoor een administratieve inschaling (AI) aanvragen. Er moet een minimale kost betaald worden. 1.2.6 1.2.6.1
Inschaling van instructeurs Verantwoording
Het Duikonderricht NELOS erkent CMAS‐Instructeurs van andere federaties dan NELOS/LIFRAS Ook gaat het er vanuit dat in andere organisaties dan CMAS vakkundige instructeurs functioneren. Federaties, ook CMAS‐federaties, hebben vaak onderling verschillende brevettenniveaus, er wordt op verschillende wijze geoefend, technieken worden op verschillende manieren aangeleerd en verantwoorde‐ lijkheden en bevoegdheden zijn per federatie of organisatie verschillend geregeld. Daarnaast moeten we voor ogen houden dat de condities waaronder de duiksport wordt beoefend, zeer verschillend kunnen zijn. Wanneer een instructeur van een andere federatie of organisatie kenbaar maakt NELOS‐Instructeur te
12 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
willen worden, moeten we voor ogen houden dat er, ondanks alle ervaring, een verschil zal zijn tussen zijn manier van duikonderricht geven en de wijze waarop de NELOS‐Instructeurs dit gewend zijn te doen. Het Duikonderricht NELOS erkent de ervaring van de kandidaat, maar hij moet leren volgens NELOS‐regels en ‐richtlijnen te functioneren. Hiervoor is op basis van onderstaande gedachten een procedure opgesteld.
De kandidaat moet daadwerkelijk als NELOS‐Instructeur kunnen functioneren nadat hij is inge‐ schaald.
Daarvoor moet hij zich specifieke NELOS‐items eigen maken.
Dat eigen maken is een zorg van de kandidaat zelf; niet van het NELOS‐Duikonderricht! Wel wordt de kandidaat duidelijk gezegd wat van hem wordt verwacht.
Hulp hierbij moet komen van de instructeurs die hem voordragen. Zij hebben immers vertrou‐ wen in zijn geschiktheid.
De kandidaat is niet verplicht deze Inschalingsprocedure te volgen. Wanneer voldaan wordt aan de toelatingseisen voor de NELOS‐instructeursexamens, kan de kandidaat ook kiezen om via de examens de instructeurstitel te behalen. Een CMAS‐Instructeur heeft het recht zich voor te stel‐ len voor het gelijkwaardig of het eerst hogere instructeursexamen.
1.2.6.2
Procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan LIFRAS
1.2.6.2.1
Uitgangspunten
Het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvraag tot inschaling. De aanvrager vult het formulier 'Aanvraag tot NELOS‐instructeursinschaling' in. Op expliciet verzoek van de aanvrager zal het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de kandidaatstelling door het Bestuur van het Duikonderricht NELOS vertrouwelijk worden behandeld tot het ogenblik waarop de aanvrager als ‘kandidaat NELOS‐Instructeur’ geaccepteerd wordt.
Een instructeur die ingeschaald wil worden, moet actief lid zijn van een NELOS‐club. Dit wil zeg‐ gen dat wanneer de aanvrager bericht ontvangt van het Bestuur van het Duikonderricht NELOS dat zijn aanvraag ontvankelijk is verklaard, de aanvrager lidgeld betaald moet hebben en me‐ disch goed gekeurd moet zijn. Dan pas kan de inschalingsprocedure voortgezet worden.
Een instructeur die ingeschaald wil worden, moet aan dezelfde toelatingsvoorwaarden voldoen als de NELOS‐Instructeurs. Dit wil zeggen: De kandidaat instructeur moet voldoen aan de eisen die NELOS stelt aan haar eigen instructeurs wat betreft aantal duiken, bootduiken, aantal duiku‐ ren, enz.
Instructeurs die ooit NELOS‐Instructeur zijn geweest, worden ingeschaald op het niveau dat zij bij vertrek uit NELOS hadden, tenzij het Bestuur van het Duikonderricht anders beslist.
De 1*Instructeurs die ingeschaald worden van federaties die niet aangesloten zijn bij CMAS, moeten een document ondertekenen waarop zij verklaren dat zij niet meer zullen aangesloten zijn bij een andere federatie.
Een instructeur die ingeschaald wil worden, moet voorgedragen worden door NELOS/BEFOS‐ Instructeurs. Dit wil zeggen: o een kandidaat 1*I moet voorgedragen worden door de duikschoolleider; o een kandidaat 2*I of 3*I moet voorgedragen worden door de duikschoolleider en een aantal in‐ structeurs waarvan minstens twee 3*I’s.
Een instructeur die ingeschaald wil worden, moet na die inschaling als NELOS/BEFOS‐Instructeur inzetbaar zijn.
13
NELOS‐infomap technisch duiken
Dit wil zeggen dat de instructeur moet voldoen aan de algemene doelstellingen en verwachtin‐ gen ten aanzien van NELOS‐Instructeurs. Dit houdt in dat de kandidaat o.a. kennis moet hebben van: o de organisatie van het NELOS‐Duikonderricht; o de wijze waarop duikonderricht gegeven wordt; o de wijze waarop proeven en examens worden afgenomen; o de bevoegdheden en de plichten van de instructeurs; o de wijze waarop de NELOS‐Instructeurs samenwerken.
De kandidaat krijgt het voor hem relevante inschalingsprotocol. Hij kan dan voor zichzelf nagaan wat van hem verwacht wordt en kan een plan maken om zich dit eigen te maken. Belangrijk is ook dat de kandidaat beschikt over de NELOS‐infomap en de NELOS‐cursus.
NELOS helpt de kandidaat bij het verwerven van de specifieke NELOS‐kennis. Dit betekent dat de duikschoolleider én de NELOS‐Instructeurs, die het voornemen hebben de kandidaat als NELOS‐Instructeur voor te dragen, door actieve begeleiding die kandidaat helpen bij het zich ei‐ gen maken van de hiervoor genoemde specifieke NELOS‐kennis. (Zij zijn immers al overtuigd van de validiteit van de kandidaat). Bij die begeleiding gebruiken zij de inschalingsprotocollen. Een verslag van die begeleiding en van de oefenactiviteiten die de kandidaat heeft verricht wordt bij het verzoek tot inschaling gevoegd.
Na inschaling van een instructeur wordt hem de titel toegekend onder de opschortende voor‐ waarde dat hij de Academische Zitting heeft bijgewoond.
1.2.6.2.2
Procedure
Om aan alle uitgangspunten te kunnen voldoen (lidmaatschap en keuring), moet de aanvrager een verzoek tot inschaling doen middels het daarvoor bestemde formulier bij het Bestuur van het Duikonderricht NELOS. Wanneer aan de uitgangspunten wordt voldaan, wordt een verzoek tot inschaling gedaan mid‐ dels het daarvoor bestemde formulier bij het Bestuur van het Duikonderricht NELOS.
Wanneer na beraad in het Bestuur de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard, benoemt de Ver‐ antwoordelijke voor het Duikonderricht NELOS een inschalingscommissie bestaande uit een lid van het Bestuur, een 3*I uit de regio en twee andere 3*Instructeurs.
De kandidaat NELOS‐Instructeur demonstreert zijn kunnen als NELOS‐Instructeur voor de leden van de inschalingscommissie. Deze controleren aan de hand van het inschalingsformulier en het daarvoor bestemde protocol de validiteit van de kandidaat. Net als bij de NELOS‐ instructeursexamens moet een inschalingsprocedure in maximaal drie jaar afgewerkt zijn.
De inschalingscommissie brengt verslag uit aan de Verantwoordelijke voor het Duikonderricht NELOS.
Na beraad wordt door het Bestuur van het Duikonderricht NELOS een besluit genomen m.b.t. het niveau van inschaling. Nota: Indien het Bestuur het besluit van de inschalingscommissie niet bekrachtigt, kan de inscha‐ lingscommissie dit voorleggen op de eerst volgende vergadering van College van 3*Instructeurs.
Van de besluiten van het Bestuur wordt verslag gedaan op de vergaderingen van het college der 3*Instructeurs.
De ingeschaalde instructeurs bekomen hun instructeurstitel, met alle daaraan verbonden rech‐ ten en plichten, tijdens de Academische Zitting van het Duikonderricht NELOS.
14 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
2
Duiken met nitrox
2.1
De nitroxbrevetten en ‐titels
NELOS
CMAS
Basis‐Nitrox‐Duiker (BND)
CMAS‐Nitrox‐Duiker Niveau 1
Gevorderde Nitrox‐Duiker (GND)
CMAS‐Nitrox‐Duiker Niveau 2
‐‐‐
C MAS‐Nitrox‐Instructeur Niveau 1
Nitrox‐Instructeur (NI)
C MAS‐Nitrox‐Instructeur Niveau 2
2.2
Inschalingsprocedure
2.2.1 2.2.1.1
Inschaling van de nitroxbrevetten Inschaling tot NELOS‐BND
De aanvrager wordt of is lid van een NELOS‐club.
Het betreft steeds een Administratieve Inschaling, er zijn geen oefenduiken of bijscholing vereist.
De aanvrager zal zich nochtans grondig informeren over zijn bevoegdheden als NELOS‐BND: dui‐ ken met standaardmengsels. Deze bevoegdheden zijn uitvoerig beschreven in de cursustekst BND (downloadbaar van de downloadpagina van de NELOS‐Wiki) en NELOS‐infomap.
Het voorziene opleidingsformulier BND wordt gebruikt (downloadbaar van de downloadpagina van de NELOS‐Wiki): o Vooraan duidelijk en in het groot markeren: ‘ADMINISTRATIEVE INSCHALING’. o De duikschoolleider vervolledigt het opleidingsformulier, waarbij de vakken voor de theoretische opleiding en de oefenduiken worden doorstreept. o Het clubsecretariaat stuurt het ingevulde opleidingsformulier, samen met een kopie van het ni‐ troxbrevet van de aanvrager naar het NELOS‐secretariaat.
2.2.1.2
Het inschalingsgeld voor Basis‐Nitrox‐Duiker wordt door het NELOS‐secretariaat gefactureerd aan het clubsecretariaat van de kandidaat. Inschaling tot NELOS‐GND
De aanvrager wordt of is lid van een NELOS‐club.
Een Administratieve Inschaling tot NELOS‐GND is niet mogelijk.
Een Standaard Inschaling is mogelijk voor de bezitters van een Gevorderd/Advanced nitroxbrevet van volgende organisaties: LIFRAS, een andere CMAS‐federatie buiten BEFOS, IANTD, TDI en AN‐ DI.
Nitrox‐Instructeurs van deze organisaties kunnen eveneens een Standaard Inschaling tot NELOS‐ GND aanvragen.
Bezitters van een Basis‐Nitroxbrevet van bovengenoemde organisaties kunnen zich rechtstreeks aanbieden voor de cursus GND bij NELOS (geen voorafgaande Administratieve Inschaling vereist tot NELOS‐BND).
Bezitters van een Gevorderd/Advanced nitroxbrevet van een andere organisatie dan bovenge‐ noemde, kunnen zich aanbieden voor een Standaard Examen voor NELOS‐GND. Deze vorm van inschaling vereist het afleggen van alle voorziene examens/proeven GND; er is geen enkele vrij‐
15
NELOS‐infomap technisch duiken
stelling voorzien. Het volgen van de theoretische cursus wordt sterk aangeraden.
Bezitters van een Basis‐Nitroxbrevet van een andere organisatie dan bovengenoemde, zullen zich eerst (administratief) laten inschalen tot NELOS‐BND vooraleer zich aan te bieden voor een cursus GND.
Het voorziene opleidingsformulier GND wordt gebruikt (downloadbaar van de downloadpagina van de NELOS‐Wiki).
Voor een Standaard Inschaling wordt op het formulier duidelijk en in het groot ‘STANDAARD IN‐ SCHALING’ vermeld. De Duikschoolleider vervolledigt het vak met de algemene inlichtingen.
Het verloop van de inschaling: o De kandidaat contacteert een Nitrox‐Instructeur. De lijst van actieve NI is downloadbaar van de NELOS‐Wiki. Bij gebrek aan een beschikbare NI kan de kandidaat zich wenden tot de
[email protected]. o Door de volledige integratie van de nitroxduikcomputer en een beperkte vorm van versnelde de‐ compressie voor de GND wijken de bevoegdheden van de NELOS‐GND en de duikprocedures die hij toepast soms aanzienlijk af van de bevoegdheden en procedures van GND‐brevetten van an‐ dere organisaties. o Het is dus strikt noodzakelijk dat de kandidaat een diepgaande briefing ontvangt van een Nitrox‐ Instructeur over alle typische aspecten van het nitrox duikonderricht binnen NELOS: decompres‐ sietechnieken met de nitroxduikcomputer, versnelde decompressie, nitrox Veiligheidsreglement inclusief bevoegdheden en verplichtingen van de NELOS‐GND. o Door de noodzakelijke diepgang krijgt deze briefing meer de allure van een volwaardige bijscho‐ ling. De Nitrox‐Instructeur zal er dan ook over waken dat hiervoor ruim voldoende tijd wordt voorzien. Een volwaardig en aangeraden alternatief bestaat erin dat de kandidaat de lessen de‐ compressietechnieken/vers nelde decompressie/reglementering volgt in een bestaande cursus GND. o Na deze bijscholing zal de Nitrox‐Instructeur het opleidingsformulier dateren aftekenen in het vak ‘theoretisch examen’ met de vermelding ‘BIJSCHOLING’ (een examen is niet vereist bij een Standaard Inschaling; de NI zal er echter over waken dat de leerstof degelijk werd geassimileerd door de kandidaat). o De Nitrox‐Instructeur toetst vervolgens de duikvaardigheid en de kennis op het niveau GND door middel van een checkduik, waarbij het analyseren van het mengsel, de kennis van het Veilig‐ heidsreglement inzake nitroxduiken en het plannen van de duik door middel van de nitroxduik‐ computer uitgebreid aan bod komen. De checkduik dient uitgevoerd te worden met een bijko‐ mend decompressiemengsel met toepassing van een beperkte versnelde decompressie (3 minu‐ ten op 3 meter of dieper) zodat ook dit aspect aan bod komt in de evaluatie. o Indien de duik naar voldoening is verlopen, tekent de NI de opleidingskaart van de kandidaat af in het vak bestemd voor de duik met versnelde decompressie of brengt een IDEAL‐zegel aan. De vakken voorzien voor de andere opleidingsduiken kunnen op het formulier worden doorstreept. o De duikschoolleider van de kandidaat vervolledigt het opleidingsformulier door het vak af te te‐ kenen ‘voldoet aan de voorwaarden voor homologatie als GND’. o Het clubsecretariaat van de kandidaat stuurt het vervolledigde opleidingsformulier samen met een kopie van het brevet van de kandidaat (van de externe organisatie) ter homologatie naar het NELOS‐secretariaat. o
Het inschalingsgeld voor Gevorderd Nitrox‐Duiker wordt door het NELOS‐secretariaat gefactu‐
16 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
reerd aan het clubsecretariaat van de kandidaat. 2.2.2 2.2.2.1
Inschaling van de titel Nitrox‐Instructeur Verantwoording
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de verantwoording opgenomen in het hoofdstuk 'Inscha‐ lingsprocedure – Inschaling van instructeurs – Verantwoording' dat geldt voor de algemene inschalingspro‐ cedure van de NELOS‐brevetten en NELOS‐titels. 2.2.3 2.2.3.1
Inschalen van Nitrox‐Instructeurs van andere organisaties Uitgangspunten
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de uitgangspunten opgenomen in het hoofdstuk 'Inscha‐ lingsprocedure – Inschaling van instructeurs – procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS – Uitgangspunten' dat actueel geldt maar de volgende specifieke opmer‐ kingen gelden:
Een Nitrox‐Instructeur die ingeschaald wil worden maakt dit kenbaar aan de Sectie Duiktechnie‐ ken. Hij moet door tenminste twee NI uit zijn regio voorgedragen worden.
De kandidaat Nitrox‐Instructeur wordt door de Sectie Duiktechnieken uitgenodigd en zal specifie‐ ke opdrachten krijgen ter inschaling van zijn/haar titel. Deze opdrachten zullen bepaald worden door de achtergronden van de kandidaat waarbij zijn federatie van afkomst een belangrijke rol zal spelen. Hierbij zal de kennis van het Veiligheidsreglement betreffende nitroxduiken en het ge‐ bruik van de nitroxduikcomputer uitgebreid aan bod komen. Na het vervullen van de opdrachten zal de Sectie Duiktechnieken de administratie vervullen om het inschalen en homologeren af te ronden. Het inschalinggeld voor NI wordt via het clubsecretariaat aan NELOS betaald.
Een Nitrox‐Instructeur die ingeschaald wil worden als Nitrox‐Instructeur NELOS moet eveneens o.a. kennis hebben van:
de organisatie van het NELOS‐Duikonderricht met een specifieke oriëntatie naar nitrox;
de wijze waarop duikonderricht gegeven wordt m.b.t. het nitroxduiken;
de wijze waarop proeven en examens worden afgenomen voor nitroxbrevetten en ‐titels;
de bevoegdheden en de plichten van de Nitrox‐Instructeur.
Voor de inschaling van Nitrox‐Instructeurs zullen de inschalende Instructeurs de kandidaat helpen bij het zich eigen maken van de specifieke NELOS‐kennis m.b.t. het nitroxduiken. De Sectie Duiktechnieken coördineert deze inschaling. 2.2.3.2
Procedure
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de uitgangspunten opgenomen in het hoofdstuk "Inscha‐ lingsprocedure – Inschaling van instructeurs – NELOS‐procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS – Procedure", maar de volgende specifieke opmerkingen gelden:
De 3*I die de inschaling verzorgen moeten eveneens Nitrox‐Instructeurs zijn in het geval de aan‐ vrager zich wenst in te schalen als Nitrox‐Instructeur.
Het aanstellen van deze instructeurs is de bevoegdheid van de Sectie Duiktechnieken.
2.2.3.3
Leidraad bij de inschaling van Nitrox‐Instructeurs
Het is de taak van de inschalingcommissie om na te gaan of de kandidaat functioneert op het niveau van een Nitrox‐Instructeur NELOS. Hiertoe controleert zij of de kandidaat voldoet aan de algemene verwachtin‐
17
NELOS‐infomap technisch duiken
gen ten aanzien van de NELOS Nitrox‐Instructeurs. Controle vindt plaats aan de hand van onderstaand protocol en een vorderingsstaat wordt bijgehouden door de voorzitter van de inschalingcommissie. Punten die afgewerkt zijn worden met naam, plaats en datum door de leden van de inschalingcommissie afgete‐ kend op de vorderingsstaat. Een Nitrox‐Instructeur is zowel actief in zijn eigen school als op het vlak van het NELOS‐D uikon derricht. Hij moet in staat zijn om:
Deel uit te maken van een jury voor de proef NI‐3: 'didactische les door NI aan kandidaten GND'. Deel uit te maken van een jury voor het examen theorie NI. Ervaring toetsen aan de hand van het CV. Demonstraties geven in het afnemen van: o een afname van een proef NI‐3: 'didactische les door NI aan kandidaten GND'. o een afname van een examen theorie voor NI.
Tip: deze demonstraties moeten bij voorkeur plaatsvinden tijdens normale examens voor NI.
Mee te werken aan de opleiding voor BND en voor GND. Ervaring toetsen aan de hand van het CV. Demonstratie geven van een theorieles GND.
De openwaterproeven voor BND en GND af te nemen. Ervaring toetsen aan de hand van het CV. Demonstratie geven van de afname van één van de openwaterproeven voor BND Demonstratie geven van de afname van één van de openwaterproeven voor GND. Tip: deze demonstraties la‐ ten uitvoeren bij gewone proefafnames.
Hulp te bieden aan NI tijdens organisaties waarbij eveneens duikers met nitrox aanwezig zijn. Meehelpen aan het analyseren van de mengsels (of het opvolgen ervan), het controleren van de nitroxduikcomputers (bij voorkeur) en het afnemen van specifieke proeven voor nitrox zijn hier typische voorbeelden van.
Actief deel te nemen aan vergaderingen die de Sectie Duiktechnieken zou organiseren rond de materie nitrox.
Andere clubs en duikscholen bij te staan in geval van onvoldoende kader voor de nitroxopleidin‐ gen en dit in de breedste zin van het woord.
De inschalingcommissie kan in geval van een gemotiveerde twijfel over de kennis of het kunnen m.b.t. gelijk welk onderwerp uit het nitrox‐gebeuren vanwege de kandidaat die wenst ingeschaald te worden, besluiten om één of meerdere proeven op te leggen. De motivatie van deze twijfels t.a.v. de kandidaat, waardoor het verzoek ontstaat om over te stappen tothet opleggen van proeven, dient schriftelijk gericht te worden aan de Sectie Duiktechnieken, aan de instructeurs die de kandidaat voorgedragen hebben en aan de kandidaat zelf. Deze proeven krijgen dan uiteraard de allures van een examen. De opgelegde proeven mogen enkel proe‐ ven zijn die door de Sectie Duiktechnieken voor haar eigen kandidaat NI worden opgelegd en het daarbij behorende protocol dient strikt gerespecteerd te worden. Het is duidelijk dat door de twijfel vanwege de commissie het pad van de 'zuivere' inschaling verlaten wordt. Vermits de kandidaat voorgedragen wordt door NI uit de regio is het logisch dat deze werkwijze eerder uitzondering zal zijn dan regel. Maar, indien de kandidaat in twijfel wordt getrokken over meer dan twee aspecten uit het nitrox‐gebeuren, dan wordt de inschaling van de kandidaat geweigerd. Het staat de kandidaat dan vrij om zich voor het eerstvolgende examen voor Nitrox‐Instructeur aan te bieden.
18 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
2.3 2.3.1
Organisatie van nitroxbrevetafnames BND en GND BND
De theoretische cursus maakt deel uit van de theoretische opleiding van de kandidaten 1*D. Deze cursus (1 theorieles zonder examen; principe van de permanente evaluatie) kan worden gegeven door iedere Instruc‐ teur of Assistent‐Instructeur, ook indien deze zelf geen nitroxbrevet bezit. Iedere duikschool en duikclub kan bovendien volledig autonoom bijkomende cursussen BND inrichten ten behoeve van gebrevetteerde duikers die nog geen nitroxbrevet bezitten. Het organiseren van een cursus BND hoeft niet te worden aangevraag d/ aan gemeld bij de SDT. Iedere Instructeur of Assistent‐Instructeur met een nitroxbrevet (BND‐brevet volstaat) kan autonoom de vereiste oefenduiken voor het BND‐brevet afnemen. Zie eveneens hieronder bij 'Integratie van nitrox in het persluchtduiken'. 2.3.2
GND
Iedere duikschool of regionale organisatie kan het initiatief nemen om een GND‐cursus te organiseren. Het organiseren van een cursus GND hoeft niet te worden aan gevraagd/ aange meld bij de SDT. Het staat de organiserende duikschool vrij te melden dat een cursus GND georganiseerd wordt. De cursus zal dan opgenomen worden in de lopende agenda en gepubliceerd worden op de SDT pagina van de NELOS‐Wiki De SDT zal deze gegevens publiceren op de SDT‐pagina van de NELOS‐Wiki: alle cursussen dienen steeds open te staan voor deelname door kandidaten van andere duikclubs/scholen of andere regio’s die aan de startvoorwaarden voldoen. De SDT zal er voor zorgen dat minstens één cursus GND per jaar toegankelijk is voor alle NELOS kandida‐ ten. Deze zal vermeld worden op de NELOS‐Wiki‐kalender. Kandidaten voor het brevet GND wordt aangeraden zich op de hoogte te stellen van de GND‐cursus‐ organisaties via de SDT‐pagina van de NELOS‐Wiki. Minimum één week voor de examendag zal de cursusverantwo ordelijke de examenvragen met modelop‐ lossingen voorleggen aan de SDT. Dit stelt de SDT in staat om het examen eventueel bij te sturen inzake coherentie en niveau van de vragen over de ganse NELOS. De examenvragen dienen opgesteld te worden door een NI. Op vraag kan SDT ter ondersteuning een examen samenstellen. Alle lessen GND worden gegeven door Nitrox‐Instructeurs. Een examen GND wordt afgenomen door een Nitrox‐Instructeur. Alle proeven GND worden afgenomen door een Nitrox‐Instructeur. 2.4
Integratie van nitrox in het persluchtduiken
De opleiding BND is volledig geïntegreerd in de opleiding persluchtduiken, niveau 1*Duiker. Dit betekent concreet dat de regelgeving voor dit brevet terug kan gevonden worden onder de rubriek '1*Duiker'. Om de leesbaarheid en de logische opbouw te bevorderen, worden bepaalde elementen uit de regelgeving in deze rubriek behouden. Door deze integratie zal de theorie BND opgaan in de theorie van 1*Duiker en bijgevolg eveneens getoetst worden door middel van permanente evaluatie. Na het verwerven van de theoretische begrippen moet de BND nog nitroxoefenduiken uitvoeren. Deze zijn niet verplicht, tenzij men wenst met nitrox te duiken en indien men wenst te homologeren als BND. Men is dus niet verplicht om met nitrox te duiken en zich te laten homologeren tot BND. Men kan zonder meer een eenduidige pers‐ luchtopleiding volgen bij NELOS. Het Duikonderricht NELOS raadt wel aan om zich in de breedte te vormen en zich van meet af aan te laten opleiden tot BND omdat het nitroxduiken, in tegenstelling met de situatie van enkele jaren terug, nu wereldwijd als een evidentie wordt aanzien. Men plaatst deze opleiding niet langer bij het technisch duiken maar wel degelijk bij het recreatief duiken. NELOS wil deze evolutie ook
19
NELOS‐infomap technisch duiken
weerspiegelen in haar opleidingssysteem. Indien reeds gebrevetteerde persluchtduikers zonder nitroxbrevet het brevet van BND wensen te behalen moeten ze apart de opleiding BND volgen. Dit behelst een uiteenzetting over de theoretische aspecten van het basis nitroxduiken en het uitvoeren van twee nitroxoefenduiken. 2.5
Overzicht van de proeven voor nitroxbrevetten en ‐titel BND (BND‐1 = THEORIE – PERMANENTE EVALUATIE)
BND‐2 nitroxoefenduik 1.
BND‐3 nitroxoefenduik 2.
GND (GND‐1 = THEORIE)
GND‐2 nitroxopleidingsduik.
GND‐3 duik met decomengsel.
GND‐4 duik met versnelde decompressie.
NI (NI‐1 = THEORIE EN NI‐3 = DIDACTISCHE LES VOOR GND)
NI‐2
proefafname van een nitroxduik met decompressiefles GND‐3 of GND‐4.
NI‐4
duikorganisatie met minstens 4 duikploegen met mengselduikers.
2.6
Protocol van het nitroxbrevet Basis‐Nitrox‐Duiker
2.6.1
Definitie van een Basis‐Nitrox‐Duiker
Een Basis‐Nitrox‐Duiker (BND), minimaal houder van een brevet 1*D, mag met alle nitroxmengsels tussen 21% O2 en 40% O2 duiken. Hij mag echter nooit duiken met een mengsel met meer dan 40% O2. De BND geeft de nodige aandacht om het juiste zuurstofpercentage te weten te komen door correcte analyse of juiste informatie van de leverancier. De BND duikt nooit dieper dan de maximum diepte van zijn brevet. Vanaf 2*D kan hij tevens de maximumdiepte van het nitroxmengsel bepalen met zijn computer en houdt hij zich daaraan. Hij mag decompressieduiken met een nitroxmengsel uitvoeren mits correcte instelling van zijn nitroxduik‐ computer of mits het gebruik van een luchtcomputer. Decompressieduiken zijn slechts toegelaten voor zover dit ook toegelaten is voor het luchtbrevet van de BND. Het is hem toegestaan om een heterogeen samengestelde duikploeg te leiden, indien de duikers van de ploeg duiken met een nitroxmengsel tussen 21% en maximum 40% O2 of met lucht, indien geen van de duikers een apart decompressiegas zal aanwenden en indien hij voldoet aan de standaardregels van NELOS om een duikleiding te mogen doen. Hij moet in staat zijn om een correcte duikplanning met de nitroxduikcomputer te volgen en te begrijpen en de veiligheidsm aatregelen die specifiek zijn voor het nitroxduiken op zijn niveau toe te passen. Uiteraard blijven de rechten en de plichten van zijn standaard NELOS‐brevet of ‐titel van kracht. In het bijzonder aan de regels van het NELOS‐Duikonderricht betreffende dieptekwalificatie en kwalificatie van de buddy blijft de BND onderworpen. 2.6.2
Voorwaarden (om aan de proeven BND te mogen deelnemen)
Zie voorwaarden voor 1*Duiker. Het examen theorie BND wordt vervangen door permanente evaluatie en op een identieke manier behan‐ deld als alle andere vakken. Na het volgen van de les over basis nitroxduiken, mag de kandidaat de twee nitroxoefenduiken voor BND uitvoeren. Assistent‐Instructeurs en Instructeurs die het brevet van BND wensen te behalen zijn vrijgesteld van de
20 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
theorie (BND1) en kunnen zich onmiddellijk aanbieden voor de 2 nitroxduiken BND2 en BND3 voor het behalen van het brevet BND. 2.6.3
Theorie – BND‐1
Eindtermen theorie voor Basis Nitrox‐Duiker
Hij moet de mogelijkheden en de beperkingen (zie o.a. definitie) van een BND kennen en er ook naar handelen.
Hij moet de voor‐ en nadelen van nitroxduiken kunnen aanduiden.
Hij moet de fysiologische fenomenen i.v.m. het nitroxduiken kunnen verklaren.
Hij moet de specifieke gevaren van het nitroxduiken begrijpen (in het bijzonder wat de dieptebe‐ perking betreft), er adequaat op kunnen reageren en de regels kennen om ze te voorkomen.
Hij moet de specifieke gevaren van blootstelling aan gassen, waarmee een nitroxduiker in aanra‐ king komt, kennen en hij moet weten hoe hij adequaat moet reageren om deze te voorkomen of hoe hij erop moet anticiperen indien ze zich voordoen.
Hij moet het specifieke materiaal voor het nitroxduiken kunnen gebruiken.
Hij moet een nitroxduik volledig zelfstandig kunnen plannen en duiken volgens dit opgesteld plan.
Hij moet de specifieke veiligheids maatregelen van het nitroxduiken kennen en kunnen toepassen.
2.6.4 2.6.4.1
Openwater proeven – nitroxoefenduiken BND‐2 en BND‐3 Voorbereidende werkzaamheden
Vraag om een nitroxoefenduik te mogen uitvoeren richten aan een AI of I met een nitroxbrevet.
Plaats, datum en uur van de nitroxoefenduik worden op voorhand vastgelegd.
De kandidaat en de instructeur zijn tijdig op de duikplaats aanwezig zodat de voorafgaande werk‐ zaamheden eigen aan een nitroxduik ordentelijk kunnen uitgevoerd en gecontroleerd worden.
Een zuurstofanalyser zal door de kandidaat of de begeleidende AI of I meegebracht worden (on‐ derling af te spreken).
2.6.4.2
Protocol – procedure
De kandidaat zal de analyse van zijn mengsel uitvoeren / volgen.
De kandidaat legt op verzoek van de instructeur nauwkeurig uit hoe hij de duikplanning aanpakt.
Hij moet aantonen dat hij in staat is nauwkeurig te werken en dat hij weet welke veiligheidsmaat‐ regelen hij dient te nemen (niveau BND).
Tijdens de debriefing toont de kandidaat aan dat hij in staat geweest is om te duiken volgens het vooropgestelde duikplan of motiveert hij duidelijk waarom hij hiervan eventueel is afgeweken. Een ongeldige reden houdt automatisch het niet lukken van deze proef in.
Indien de kandidaat zelf niet de duikleiding kan uitvoeren (bijv. een 1*D), dan zal hij aan zijn duik‐ leider de beperkingen eigen aan zijn mengsel meedelen.
Tijdens de debriefing wordt een reële of fictieve successieve duik uitgewerkt met de nitroxduik‐ computer. De kandidaat toont aan dat hij met de eventuele opmerkingen van de eerste duik kan rekening houden.
Bij het loggen van de duik zal de kandidaat in zijn logboek duidelijk aanduiden dat de duik werd uitgevoerd met een nitroxmengsel. Hiertoe kan eventueel een kleurcode (geel en/of groen) met markeerstift worden gebruikt. Het gebruikte nitroxmengsel wordt genoteerd.
21
NELOS‐infomap technisch duiken
2.6.4.3
Nazorg
Na de proef zal de begeleidende AI of I onmiddellijk beraadslagen en een beslissing nemen.
De begeleidende AI of I zal het opleidingsformulier BND van de kandidaat aftekenen (in opleiding of geslaagd).
2.7
Protocol van het nitroxbrevet Gevorderde Nitrox‐Duiker
2.7.1
Definitie
Een Gevorderde Nitrox‐Duiker (GND) mag met eender welk nitroxmengsel duiken. Hij mag behalve zijn bodemmengsel eveneens één decompressiemengsel meenemen. Hij mag decompresseren met zuivere zuurstof op 4 m diepte. Hij mag in beperkte mate versneld decompresseren. In beperkte mate versneld decompresseren betekent:
Maximum 1 extra decompressiegas (naast het bodemgas nog maximum 1 decompressiegas).
Versneld decompresseren wordt uitgevoerd met een nitroxcomputer welke in staat is om onder water over te schakelen naar dit decompressiegas.
De totale decompressietijd indien men zou decompresseren met het bodemmengsel bedraagt maximum 20 minuten. De versnelde decompressie zal dus deze 20 minuten kunnen doen inkor‐ ten. De maximum decompressietijd op het bodemmengsel moet vooraf kunnen bepaald worden met de nitroxduikcomputer waarmee versneld gaat gedecompresseerd worden.
Het is hem toegestaan om een heterogeen samengestelde duikploeg te leiden. Hij moet in staat zijn om een uitgebreide duikplanning op te stellen aan de hand van zijn nitroxduikcompu‐ ter en de veiligheids maatregelen die specifiek zijn voor het nitroxduiken op zijn niveau toe te passen. Uiteraard blijven de rechten en de plichten van zijn standaard NELOS‐brevet of ‐titel van kracht. 2.7.2
Voorwaarden voor deelname aan examen en proefduiken en voor homologatie
Alvorens aan de opleiding te mogen deelnemen, dienen de volgende voorwaarden vervuld te worden:
minimum 16 jaar oud zijn;
minimum 2*D zijn;
minimum 100 duiken gedaan hebben;
Basis‐Nitrox‐Duiker zijn;
medisch geschikt zijn;
reglementair bij zijn club aangesloten zijn en dus ook correct verzekerd zijn.
Voorwaarden voor deelname aan de openwaterproeven (GND‐2, GND‐3 en GDN‐4):
de theoretische cursus GND gevolgd hebben;
geslaagd zijn in het theoretisch examen GND‐1.
Voorwaarden voor homologatie:
geslaagd zijn in het theoretische examen GND‐1;
geslaagd zijn voor de open waterproeven GND‐2, GND‐3 en GND‐4;
minimaal 10 nitroxervaringsduiken hebben uitgevoerd. (De opleidingsduiken BND‐1 en BND‐2 evenals GND‐2, GND‐3 en GND‐4 kunnen hiervoor meegerekend zijn).
Eenmaal geslaagd voor GND‐3 en GND‐4 mag de kandidaat GND verder bijkomende ervaringsduiken uit‐ voeren met een afzonderlijk decompressiemengsel, al of niet om versneld te decompresseren. Zolang hij
22 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
niet gehomologeerd is mag het decompressiemengsel nooit de 80% zuurstof overschrijden. Het aantal ervaringsduiken met een afzonderlijk decompressiemengsel, in afwachting van homologatie als GND, is beperkt in aantal tot maximaal 15 (GND‐3 en GND‐4 inbegrepen). Na vijftien duiken met een afzonderlijk decompressiemengsel moet men zich, verplichtend, als GND laten homologeren alvorens nog verder gebruik te maken van een decompressiemengsel. Alle nitroxervaringsduiken dienen uitgevoerd te worden met een nitroxmengsel hoger dan 21%. (Bodem‐ mengsel indien men met een decompressiegas duikt). Voor de OW‐proeven GND‐3 en GND‐4 dient een decompressiemengsel gebruikt te worden van ten minste 40%. Het mag echter niet hoger zijn dan 80% om voldoende veiligheid te garanderen als de kandidaat niet in staat blijkt om, op een constante diepte, zijn voorziene decompressietrappen af te werken met het desbetreffende decompressiemengsel. De uit te voeren nitroxduiken moeten duidelijk gemarkeerd zijn in het logboek van de kandidaat. Alle proefduiken (GND‐2, GND‐3 en GND‐4) mogen tijdens de nitroxervaringsduiken gebeuren. Om geldig te kunnen laten homologeren dient de kandidaat het opleidingsformulier te laten vervolledigen door een Nitrox‐Instructeur en aan het NELOS‐secretariaat te laten bezorgen via zijn clubsecretariaat. 2.7.3
Theorie – GND‐1
Eindtermen theorie voor Gevorderd Nitrox‐Duiker:
Hij moet een inzicht hebben in de CMAS‐ en de NELOS‐structuur van nitroxbrevetten.
Hij moet de gedragscode van de CMAS‐mengselduiker kennen en kunnen toepassen.
Hij moet de mogelijkheden en de beperkingen (zie o.a. definitie) van een GND kennen en er ook naar handelen.
Hij moet de voor‐ en nadelen van nitroxduiken kunnen aanduiden.
Hij moet de wetten van de fysica, die aan de basis liggen om correct en veilig met nitrox te dui‐ ken, kennen en ze m.b.t. de duikplanning kunnen toepassen.
Hij moet de fysiologische fenomenen i.v.m. het nitroxduiken kunnen verklaren.
Hij moet de specifieke gevaren van het nitroxduiken begrijpen (in het bijzonder wat de dieptebe‐ perking betreft), er adequaat op kunnen reageren en de regels kennen om ze te voorkomen.
Hij moet de specifieke gevaren van blootstelling aan gassen, waarmee een nitroxduiker in aanra‐ king komt, kennen en hij moet weten hoe hij adequaat moet reageren indien ze zich voordoen.
Hij moet het specifieke materieel voor het nitroxduiken kunnen gebruiken.
Hij moet de analyse van de mengsels kunnen uitvoeren in de praktijk.
Hij moet weten hoe het nitroxmaterieel moet gemarkeerd zijn.
Hij moet enkele vulmethodes voor nitrox kennen.
Hij moet de werking van specifiek duikmaterieel zoals een volgelaatsmasker, een pony‐bottle (de‐ compressiefles) en een zuurstofanalyser kennen en er de voor‐ en nadelen van kunnen opsom‐ men.
Hij moet een nitroxduik volledig zelfstandig correct kunnen plannen, de nitroxduikcomputer (bij voorkeur aan te wenden als decompressiemiddel) volledig beheersen en duiken volgens dit opge‐ steld plan.
Hij moet de specifieke veiligheids maatregelen van het nitroxduiken kennen en kunnen toepassen.
Hij moet de bezwarende factoren voor CZS kennen.
23
NELOS‐infomap technisch duiken
Hij moet in staat zijn om de zuurstofbelasting van het centrale zenuwstelsel te bepalen.
Hij moet de manier om de zuurstofbelasting van de longen te bepalen, kennen.
Hij moet de bijzondere regels van het nitroxduiken kennen zoals duiken in een 'gemengde groep', het overschrijden van de dieptegrens, het wisselademhalen, enz.
2.7.4
Openwater proeven
2.7.4.1
Nitroxopleidingsduik ‐ GND‐2
2.7.4.1.1
Voorbereidende werkzaamheden
Vraag om een nitroxopleidingsduik te mogen uitvoeren richten aan een Nitrox‐Instructeur (NI) of een Instructeur met GND‐brevet.
In samenspraak met de gecontacteerde instructeur worden plaats, datum en uur van de nitroxop‐ leidingsduik vastgelegd.
De nitroxopleidingsduik dient plaats te grijpen op een duikplaats waar minstens duiken mogelijk zijn
In de zone(30).
De kandidaat en de NI zijn minstens 2 uur voor het te water gaan op de duikplaats aanwezig zo‐ dat de duik ordentelijk kan voorbereid en gepland worden.
Een zuurstofanalyser zal door de kandidaat meegebracht worden.
2.7.4.1.2
Protocol – procedure
De kandidaat zal de analyse van zijn mengsel uitvoeren. Dit resultaat wordt gebruikt als uitgangs‐ punt voor de planning van de duik.
De kandidaat legt op verzoek van de Instructeur nauwkeurig uit hoe hij zijn duik plant met behulp van zijn nitroxduikcomputer (bij voorkeur) of een ander planningsmiddel. Hij moet aantonen dat hij in staat is nauwkeurig te werken en dat hij weet welke veiligheidsmaatregelen hij dient te ne‐ men (niveau GND).
Tijdens de debriefing toont de kandidaat aan dat hij in staat geweest is om te duiken volgens het vooropgestelde duikplan of motiveert hij duidelijk waarom hij hiervan eventueel is afgeweken. Een ongeldige reden houdt automatisch het niet lukken van deze proef in.
Tijdens de debriefing wordt een reële of fictieve successieve duik met de nitroxcomputer uitge‐ werkt. De kandidaat toont aan dat hij met de eventuele opmerkingen van de eerste duik kan re‐ kening houden.
Bij het loggen van de duik zal de kandidaat in zijn logboek duidelijk aanduiden dat de duik werd uitgevoerd met een nitroxmengsel. Hiertoe kan eventueel een kleurcode (geel en/of groen) met markeerstift worden gebruikt. Het gebruikte nitroxmengsel wordt genoteerd.
2.7.4.1.3
Nazorg
Na de proef zal de NI onmiddellijk beraadslagen en een beslissing nemen.
De instructeur zal de kaart van de kandidaat aftekenen (in opleiding of geslaagd).
2.7.4.2
Duik met een decomengsel – GND‐3
2.7.4.2.1
Voorbereidende werkzaamheden Vraag om een duik met een decomengsel te mogen uitvoeren richten aan een Nitrox‐Instructeur (NI).
In samenspraak met de gecontacteerde Instructeur worden plaats, datum en uur van de nitrox‐
24 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
duik vastgelegd.
De nitroxduik dient plaats te grijpen op een duikplaats waar minstens duiken mogelijk zijn in de zone(30)
Het decompressiemengsel bevat minimaal 40% en maximaal 80% zuurstof.
De kandidaat en de Instructeur zijn tijdig op de duikplaats aanwezig zodat de duikplanning orden‐ telijk kan voorbereid en gecontroleerd worden.
Een zuurstofanalyser zal door de kandidaat meegebracht worden.
2.7.4.2.2
Protocol – procedure
Deze proef is niet cumuleerbaar met GND‐2.
De kandidaat zal de analyse van zijn mengsels uitvoeren. Deze resultaten worden als uitgangs‐ punt voor de duikplanning gebruikt.
De kandidaat legt op verzoek van de Instructeur nauwkeurig uit hoe hij zijn duik plant met behulp van zijn nitroxduikcomputer (bij voorkeur) of decompressiesoftware.
Hij moet aantonen dat hij in staat is nauwkeurig te werken en dat hij weet welke veiligheidsmaat‐ regelen hij dient te nemen (niveau GND).
De kandidaat zorgt voor een ordentelijke en veilige methode om de decompressiefles aan zijn uit‐ rusting te bevestigen. (bijv. met karabijnhaken aan de D‐ringen van de trimvest), zodat hij de de‐ compressiefles vlot kan gebruiken. De decompressiefles mag niet het gebruik van het overige duikmaterieel belemmeren. De kandidaat dient zelfstandig de decompressiefles aan zijn uitrus‐ ting te bevestigen en na de duik weer los te maken.
Indien de kraan van het decomengsel binnen handbereik is staat deze kraan dicht, maar wel on‐ der druk. In het andere geval staat de fles open.
De markeringen moeten correct aangebracht zijn.
De tweede trap van het decomengsel wordt op een ordentelijke wijze weggeborgen.
Tijdens de briefing geeft de kandidaat een gedetailleerde beschrijving van het duikprofiel met bij‐ zondere aandacht voor de stijgfase en het gebruik van het decomengsel.
Bij het einde van de duik voert de kandidaat een opstijging uit in het blauw vanaf een diepte van minstens 20 meter. Op 12 meter diepte controleert hij de decom pressieverplichtingen van de mededuikers. Vervolgens stijgt hij verder en laat zijn OSB op. De kandidaat geeft zelf aan wanneer hij op het decomengsel overgaat en staat hiervoor volledig autonoom in. Fouten in de handelin‐ gen om over te gaan op dit mengsel, alsook in de keuze van het moment of de diepte zal resulte‐ ren in het mislukken van deze proef. Na het uitvoeren van de decompressieverplichtingen (of de veiligheidstrap) onder de OSB schakelt de kandidaat terug over op zijn bodemgas en bergt de tweede trap van het decomengsel weer op ordentelijke wijze op.
Tijdens de debriefing toont de kandidaat aan dat hij in staat geweest is om te duiken volgens het vooropgestelde duikplan of motiveert hij duidelijk waarom hij hiervan eventueel is afgeweken. Een ongeldige reden houdt automatisch het niet lukken van deze proef in.
Tijdens de debriefing wordt een reële of fictieve successieve duik op de nitroxduikcomputer uit‐ gewerkt. De kandidaat toont aan dat hij met de eventuele opmerkingen van de eerste duik kan rekening houden.
Bij het loggen van de duik zal de kandidaat in zijn logboek duidelijk aanduiden dat de duik werd uitgevoerd met een nitroxmengsel en een deco‐mengsel. Hiertoe kan eventueel een kleurcode (geel en/of groen) met markeerstift worden gebruikt. De gebruikte gasmengsels worden geno‐
25
NELOS‐infomap technisch duiken
teerd.
2.7.4.2.3
Nazorg
Na de proef zal de NI onmiddellijk beraadslagen en een beslissing nemen.
De instructeur zal de kaart van de kandidaat aftekenen (in opleiding of geslaagd).
2.7.4.3 2.7.4.3.1
Duik met versnelde decompressie – GND‐4 Voorbereidende werkzaamheden
Vraag om een duik met versnelde decompressie te mogen uitvoeren richten aan een Nitrox‐ Instructeur (NI).
In samenspraak met de gecontacteerde Instructeur worden plaats, datum en uur van de nitrox‐ duik vastgelegd.
De nitroxduik dient plaats te grijpen op een duikplaats waar minstens duiken mogelijk zijn in de zone(30).
Het decompressiemengsel bevat minimaal 40% en maximaal 80% zuurstof.
De kandidaat en de Instructeur zijn tijdig op de duikplaats aanwezig zodat de duikplanning orden‐ telijk kan voorbereid en gecontroleerd worden.
Een zuurstofanalyser zal door de kandidaat meegebracht worden.
2.7.4.3.2
Protocol – procedure
Deze proef is niet cumuleerbaar met GND‐2.
De kandidaat zal de analyse van zijn mengsels uitvoeren. Deze resultaten worden als uitgangs‐ punt voor de duikplanning gebruikt.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan de markering van het materiaal (percentage zuurstof en diepte). Het materiaal moet zowel visueel als op de tast herkenbaar te onderscheiden zijn.
Hij moet aantonen dat hij in staat is nauwkeurig te werken en dat hij weet welke veiligheidsmaat‐ regelen hij dient te nemen (niveau GND).
De kandidaat legt op verzoek van de instructeur nauwkeurig uit hoe hij zijn duik plant met behulp van zijn nitroxduikcomputer (bij voorkeur) of decom pressiesoftware, waarbij alle relevante in‐ formatie aan bod komt. De kandidaat toont aan dat hij een planning kan opstellen waarbij de de‐ compressietijd, indien hij zou decompresseren op zijn bodemmengsel, beperkt blijft tot 20 minu‐ ten.
De versnelde decompressie moet reëel zijn en minimum 3 minuten op 3 meter (of dieper) bedra‐ gen.
De kandidaat toont aan dat hij deze duik correct kan uitvoeren rekening houdend met zijn per‐ soonlijke GOV en met de GOV van alle leden uit de duikploeg.
De kandidaat zorgt voor een ordentelijke en veilige methode om de decompressiefles aan zijn uit‐ rusting te bevestigen (bijv. met karabijnhaken aan de D‐ringen van de trimvest), zodat hij de de‐ compressiefles vlot kan gebruiken. De decompressiefles mag niet het gebruik van het overige duikmaterieel belemmeren. De kandidaat dient zelfstandig de decompressiefles aan zijn uitrus‐ ting te bevestigen en na de duik weer los te maken.
De tweede trap van het decomengsel wordt op een ordentelijke wijze weggeborgen.
Indien de kraan van het decomengsel in handbereik is staat deze kraan dicht, maar wel onder druk. In het andere geval staat de fles open.
26 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
Tijdens de briefing geeft de kandidaat een gedetailleerde beschrijving van het duikprofiel met bij‐ zondere aandacht voor de stijgfase en het gebruik van het deco‐mengsel.
Bij het einde van de duik voert de kandidaat een opstijging uit in het blauw vanaf een diepte van minstens 20 meter. Op 12 meter diepte controleert hij de decom pressieverplichtingen van de mededuikers. Vervolgens stijgt hij verder en laat zijn OSB op. De kandidaat geeft zelf aan wanneer hij op het decomengsel overgaat en staat hiervoor volledig autonoom in. De kandidaat schakelt vervolgens op een correcte wijze zijn nitroxduikcomputer om naar het nieuwe mengsel. Fouten in de handelingen om over te gaan op dit mengsel, alsook in de keuze van het moment of de diepte zal resulteren in het mislukken van deze proef. Ook het foutief overschakelen van zijn ni‐ troxduikcom puter resulteert in een mislukking. Na het uitvoeren van de decompressieverplich‐ tingen onder de OSB schakelt de kandidaat terug over op zijn bodemgas en bergt de tweede trap van het decomengsel weer op ordentelijke wijze op.
Tijdens de debriefing toont de kandidaat aan dat hij in staat geweest is om te duiken volgens het vooropgestelde duikplan of motiveert hij duidelijk waarom hij hiervan eventueel is afgeweken. Een ongeldige reden houdt automatisch het niet lukken van deze proef in.
Tijdens de debriefing wordt een reële of fictieve successieve duik op de nitroxduikcomputer uit‐ gewerkt. De kandidaat toont aan dat hij met de eventuele opmerkingen van de eerste duik kan rekening houden.
Bij het loggen van de duik zal de kandidaat in zijn logboek duidelijk aanduiden dat de duik werd uitgevoerd met een nitroxmengsel en een decomengsel. Hiertoe kan eventueel een kleurcode (geel en/of groen) met markeerstift worden gebruikt. De gebruikte gasmengsels worden geno‐ teerd.
2.7.4.3.3
Nazorg
Na de proef zal de NI onmiddellijk beraadslagen en een beslissing nemen.
De Instructeur zal de kaart van de kandidaat aftekenen (in opleiding of geslaagd).
2.8
Nitrox‐Instructeur (NI)
2.8.1
Definitie
Een Nitrox‐Instructeur is actief over de ganse NELOS voor wat betreft de specifieke materie van nitrox. De nitrox‐materie moet beschouwd worden als zijn specialiteit. Een Nitrox‐Instructeur is bijgevolg zowel actief in zijn eigen school als op het vlak van het NELOS‐duikonderricht.
Hij moet beantwoorden aan de vereisten van een 2*Instructeur (een voorwaarde om Nitrox‐ Instructeur te kunnen worden), maar bovendien moet hij in staat zijn om:
Een cursus te organiseren en in te staan voor de opleiding voor het niveau Basis‐Nitrox‐Duiker; zowel praktisch als theoretisch.
Een cursus te organiseren en in te staan voor de opleiding voor het niveau Gevorderd Nitrox‐ Duiker; zowel praktisch als theoretisch.
Examens op te stellen voor Gevorderde Nitrox‐Duiker, hiervoor een examensessie te organiseren en deze examens te verbeteren.
Examens op te stellen voor Nitrox‐Instructeur, hiervoor een examensessie te organiseren en deze examens te verbeteren.
Op te treden als organisator en coördinator van de nitroxoefenduiken en ‐proefduiken BND en GND.
Als jury op te treden voor de proef 'Didactische les GND' (NI‐3).
27
NELOS‐infomap technisch duiken
Op te treden als jury voor de openwaterproeven van NI (NI‐2 en NI‐4).
De volledige organisatie van duiken met meerdere ploegen in al zijn facetten op zich te nemen, ongeacht of het ploegen zijn met nitroxduikers en/of met gemengde ploegen.
Doeltreffend mee te helpen tijdens deze organisaties (bijvoorbeeld bij de analyse van de meng‐ sels, de controle van de nitroxduikcomputers en de afname van specifieke proeven voor nitrox).
Me deverantwoordelijk te zijn voor het in stand houden, verspreiden en ontwikkelen van het NELOS‐Duikonderricht en dit specifiek voor het nitroxduiken,
Andere clubs en duikscholen bij te staan in geval van onvoldoende kader voor de nitrox‐ opleidingen.
Zich voortdurend up‐to‐date te houden van veranderende administratieve verplichtingen, aan‐ passingen van het duikonderricht en duiktechnische nieuwigheden voor wat betreft het nitrodui‐ ken.
Indien hij 3*Instructeur is, te zetelen in de Sectie Duiktechnieken.
Alle noodzakelijke veiligheidsm aatregelen te nemen met inbegrip van de specifieke veiligheids‐ maatregelen van het nitroxduiken zodat hij gepast alle duikongevallen kan herkennen en hierop kan reageren.
2.8.2
Voorwaarden (om aan de proeven NI te mogen deelnemen)
Alvorens te mogen deelnemen aan het examen theorie, de didactische les of de OW‐proeven dienen de volgende voorwaarden vervuld te worden:
minimum 2*I zijn;
gedurende minstens 1 jaar Gevorderde Nitrox‐Duiker zijn (gehomologeerd);
medisch geschikt zijn;
reglementair bij zijn club aangesloten zijn en dus ook correct verzekerd zijn;
minstens 25 nitroxduiken uitgevoerd hebben;
minstens 5 nitroxduiken met bijkomend decomengsel uitgevoerd hebben.
De uit te voeren nitroxduiken en duiken met een decomengsel moeten duidelijk gemarkeerd zijn in het logboek van de kandidaat. De volgorde voor het afleggen van de proef NI‐1 (theorie), NI‐2 (proefafname opleidingsduik GND met decompressiefles), NI‐3 (didactische les GND) of NI‐4 (duikorganisatie met minstens 4 ploegen waarin nitroxduikers opgenomen zijn) is vrij. 2.8.3
Theorie – NI‐1
Dit examen bestaat uit een zeer doorgedreven ondervraging over de theoretische begrippen van het ni‐ troxduiken. Buiten de leerdoelen die opgesomd werden voor de BND en voor de GND wordt verwacht dat de kandidaat nog diepere inzichten m.b.t. het nitroxduiken kent en kan toepassen. Vooral aan uitzonderlijke situaties m.b.t. het mengselduiken zal de kandidaat een adequate oplossing moeten kunnen aanreiken. Bovendien dient de kandidaat volledig op de hoogte te zijn van het reglementair kader m.b.t. het nitroxdui‐ ken. Het examen NI wordt jaarlijks georganiseerd door de Sectie Duiktechnieken.
28 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
2.8.4 2.8.4.1
Didactische proef ‐ NI‐3 Voorbereidende werkzaamheden
Jury aanvragen of voorstellen aan de Sectie Duiktechnieken. Deze kan de samenstelling van een voorgestelde jury wijzigen. De jury zal uit tenminste twee Nitrox‐Instructeurs bestaan. Beide Ni‐ trox‐Instructeurs zijn minstens 2*I. De kandidaat zal zorgen voor de nodige evaluatieformulieren (hetzelfde formulier als de didactische examenles in Module 4 van de opleiding tot 1*I kan wor‐ den gebruikt).
In samenspraak met de Sectie Duiktechnieken worden plaats, datum en uur van de examenles vastgelegd.
De kandidaat geeft het onderwerp van de les op. Dit onderwerp moet voldoen aan het vereiste niveau (zie protocol). De SDT beslist uiteindelijk of het onderwerp al dan niet voldoet aan de ge‐ stelde eisen. Indien nodig zal in overleg met de kandidaat gezocht worden naar een definitief en aangepast onderwerp.
De kandidaat zorgt voor een geschikt leslokaal.
De powerpoint presentaties zijn downloadbaar van de downloadpagina op de NELOS‐Wiki. De kandidaat dient zelf te zorgen voor het eventuele bijkomende didactische materiaal.
Er zullen minstens 4 lesvolgers aangesteld worden. Bij voorkeur wordt de kandidaat ingeschakeld als lesgever in een reële cursus GND. Uiteraard is het de cursusverantwoordelijke die al dan niet de toelating hiertoe verleent. In overleg met de cursusverantwoordelijke wordt het onderwerp van de les bepaald en ter goedkeuring aan de SDT voorgelegd. Het is de kandidaat die verantwoordelijk is voor de communicatie die hiertoe onver‐ mijdelijk dient gevoerd te worden.
In het geval dat inschakeling in een reële cursus niet mogelijk is of in het geval de Sectie Duik‐ technieken dit beslist (het voorgestelde onderwerp voldoet bijvoorbeeld niet aan de gestelde ei‐ sen en een ander lesonderwerp past niet in het cursusverloop) zal de SDT 4 lesvolgers aanduiden. Deze lesvolgers zijn dan Nitrox‐Instructeurs die de rol van kandidaat GND zullen opnemen. Bij voorkeur zullen de juryleden echter niet fungeren als lesvolgers tenzij de SDT dit anders beslist.
Het is evident dat de NI‐lesvolgers zich gedurende het verloop van de les zullen gedragen als les‐ volgers op het niveau waarvoor de les bedoeld is.
De kandidaat voorziet in twee exemplaren van de lesvoorbereiding bestemd voor de jury.
De kandidaat overhandigt de beide exemplaren van de lesvoorbereiding, alsook de evaluatiefor‐ mulieren en het opleidingsformulier Nitrox‐Instructeur aan de jury vóór de aanvang van de exa‐ menles.
2.8.4.2
Protocol Het accent komt te liggen op de wijze waarop de kandidaat‐Instructeur zijn didactische les aan‐ pakt. Hierbij ligt het accent niet in de eerste plaats op de theoretische kennis en evenmin op de puur didactische kwaliteiten van de lesgever. Er zal daarentegen wel bijzonder veel belang gehecht worden aan de wijze waarop de kandidaat‐Instructeur zijn groep begeleidt (coacht) en op de wij‐ ze waarop de kandidaat‐Instructeur de problemen aanpakt die zich tijdens het verloop van de les stellen. Naar alle waarschijnlijkheid zal de problematiek die zich zal stellen, handelen over een onderwerp uit de cursus Gevorderde Nitrox‐Duiker omdat het gekozen onderwerp uit deze leer‐ stof dient gekozen te worden. De kandidaat‐Instructeur moet in staat zijn om op een correcte manier (o.a. op het juiste niveau) de juiste verbanden te leggen tussen de verschillende deelas‐ pecten van het nitroxgebeuren. Op die manier wordt het gestelde probleem op een zo efficiënt
29
NELOS‐infomap technisch duiken
mogelijke manier behandeld. Het is evident dat de lesgever zijn stof volledig moet beheersen om dit doel te kunnen bereiken. Het evaluatieformulier kan een goede basis zijn om na te gaan wat er van de kandidaatinstructeur verwacht wordt.
De lesduur wordt gesteld op 45 minuten. Een kleine variatie op deze lesduur is aanvaardbaar maar de les moet minstens 35 minuten duren en mag nooit meer dan 55 minuten in beslag ne‐ men.
Binnen de gestelde tijdsduur zal de kandidaat het gekozen onderwerp op een didactisch verant‐ woorde wijze aanbrengen. Dit betekent o.a. dat het onderwerp in overeenstemming met het ni‐ veau moet gekozen worden en dat het op dit niveau moet gebracht worden.
2.8.4.3
Nazorg Na de les zal de jury onmiddellijk beraadslagen en een beslissing nemen.
De jury zal het opleidingsformulier van de kandidaat aftekenen (in opleiding of geslaagd).
De jury zal de evaluatieformulieren en een exemplaar van de lesvoorbereiding bezorgen aan de Sectie Duiktechnieken.
2.9
Openwater proeven
2.9.1 2.9.1.1
Afname van een nitroxproefduik GND‐3 of GND‐4 met decompressiefles – NI‐2 Voorbereidende werkzaamheden
De controle gebeurt door een Nitrox‐Instructeur.
De kandidaat NI staat in voor de coördinatie met de kandidaat GND en de controlerende NI (plaats, datum en uur van de proef). Ieder dient tijdig op de duikplaats aanwezig te zijn zodat de duikplanning ordentelijk kan uitgevoerd en gecontroleerd worden.
De duikplaats dient minstens duiken toe te laten in de zone(30).
De kandidaat NI moet zelf met nitrox duiken.
In principe zorgt de kandidaat GND voor een zuurstofanalyser, doch de kandidaat NI brengt even‐ eens een analyser en de nodige documenten (cursus) mee als reserve.
De kandidaat NI dient perfect op de hoogte te zijn van het protocol van de proeven GND‐3 en GND‐4.
2.9.1.1.1
Protocol
De kandidaat NI geeft een briefing aan de kandidaat GND waarin het protocol van de nitrox‐ proefduik met decompressiefles grondig wordt doorgenomen. De kandidaat GND moet perfect op de hoogte zijn van wat van hem wordt verwacht vóór, tijdens en na de duik, zodat misver‐ standen of verrassingen worden vermeden.
De kandidaat NI controleert de gasanalyse door de kandidaat GND en analyseert zelf eveneens zijn mengsel(s). Hij deelt het resultaat van zijn analyse mee aan de kandidaat GND zodat deze hiermee kan rekening houden bij de duikplanning.
De kandidaat NI controleert en begeleidt de duikplanning van de kandidaat GND; indien nodig brengt hij correcties en suggesties aan. Fouten in de duikplanning door de kandidaat GND moe‐ ten worden weggewerkt door de kandidaat GND hiervan in kennis te stellen, (of onder begelei‐ ding door de kandidaat GND te laten wegwerken) en het belang van de correcties te laten inzien.
De kandidaat NI aanhoort de briefing van de kandidaat GND die de rol van duikleider zal opne‐ men. Bij fouten of ontbrekende elementen in de briefing zal de kandidaat NI door een gerichte vraag‐
30 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
stelling de kandidaat GND de foutieve of ontbrekende elementen laten verbeteren/aanvullen. Bij‐ zondere aandacht dient uit te gaan naar het respecteren van het Veiligheidsreglement voor ni‐ troxduiken, de specifieke elementen die in de briefing voor een nitroxduik aan bod moeten ko‐ men, en een gedetailleerde beschrijving van het verloop van de duik (uit dit laatste moet opnieuw blijken dat de kandidaat GND perfect begrepen heeft wat van hem wordt verwacht).
De kandidaat NI controleert of de decompressiefles op een veilige en ordentelijke manier is be‐ vestigd aan de uitrusting van de kandidaat GND. De decompressiefles dient op zodanige wijze te worden bevestigd dat deze onmogelijk kan loskomen, gemakkelijk kan bediend worden en het gebruik van al het andere duikmateriaal niet kan storen.
De kandidaat NI controleert of alle markeringen correct zijn aangebracht.
Indien de kraan van het deco‐mengsel binnen handbereik is staat deze kraan dicht, maar wel on‐ der druk. In het andere geval staat de fles open.
De kandidaat NI controleert tevens of de tweede trap van de decompressiefles op een ordentelij‐ ke wijze is weggeborgen.
Tijdens de duik worden geen incidenten gesimuleerd. De kandidaat GND dient alle kansen te krij‐ gen om de duik te leiden en uit te voeren zoals gepland.
De kandidaat NI moet bijzonder alert zijn tijdens de stijgfase van de duik. Deze dient tijdens een nitroxproefduik GND met decompressiefles in het blauw te gebeuren.
De kandidaat GND dient over te schakelen op zijn decompressiemengsel en dient zijn OSB op te laten (volgorde naar keuze van de kandidaat GND, doch deze keuze dient reeds tijdens de vooraf‐ gaande briefing duidelijk te zijn!). De kandidaat NI kijkt er nauwgezet op toe dat na de overscha‐ keling op het decompressiemengsel de kandidaat GND niet wegzakt onder de maximaal toegela‐ ten diepte voor dit mengsel; desnoods grijpt hij in!
Na de duik aanhoort de kandidaat NI de debriefing van de kandidaat GND; hieruit moet blijken of de kandidaat GND in staat is geweest om te duiken volgens het vooropgestelde plan. Bij afwijking van het vooropgestelde plan dient de kandidaat GND hiervoor een gegronde reden op te geven. Bij gebrek hieraan peilt de kandidaat NI naar de reden van de eventuele afwijking.
De controlerende NI volgt voor, tijdens en na de duik nauwgezet de activiteiten van de kandidaat NI. De controlerende NI checkt of de kandidaat NI het protocol van de proef GND‐3 of GND‐4 doet respecteren en of de kandidaat NI bijstuurt of ingrijpt waar nodig. In het bijzonder waakt de controlerende NI over de veiligheid en grijpt zelf in indien de kandidaat NI eventuele fouten van de kandidaat GND niet verbetert.
2.9.1.1.2
Nazorg
Na de proef zal de kandidaat NI onmiddellijk beraadslagen en zijn oordeel over de proef GND voorleggen aan de controlerende NI. Het oordeel van de kandidaat NI zal indien nodig onmiddel‐ lijk worden bijgestuurd door de NI.
De kandidaat NI zal het opleidingsformulier GND van de kandidaat GND aftekenen indien deze ge‐ slaagd is.
De controlerende NI zal het opleidingsformulier NI van de kandidaat NI aftekenen 'geslaagd' of 'in opleiding' naargelang de beoordeling over de proef (NI‐2).
2.9.1.2 2.9.1.2.1
Duikorganisatie voor minimum 4 duikploegen – NI‐4 Voorbereidende werkzaamheden. Jury aanvragen door rechtstreeks Nitrox‐Instructeurs te contacteren.
31
NELOS‐infomap technisch duiken
De controle gebeurt door minstens twee Nitrox‐Instructeurs.
Plaats, datum en uur van de proef moeten op voorhand vastgelegd worden in samenspraak met de gecontacteerde juryleden.
De kandidaat zorgt voor tenminste 4 duikploegen.
In elke ploeg moet minstens één nitroxduiker opgenomen worden. De kandidaat moet zelf deel uitmaken van één van de groepen en moet zelf met nitrox duiken.
De kandidaat, de jury en de duikploegen zijn tijdig op de duikplaats aanwezig zodat de duikplan‐ ning ordentelijk kan verlopen en opgevolgd kan worden.
Een zuurstofanalyser zal door de kandidaat meegebracht worden. Alle nitroxduikers, inclusief de kandidaat NI, dienen ter plaatse een analyse van hun mengsel(s) uit te voeren.
2.9.1.2.2
Protocol – procedure
De kandidaat staat in voor de inschrijvingen van de ploegen en vraagt de benodigde gegevens op bij de duikers. Hij doet eveneens de vereiste controles.
De kandidaat zal de analyse van de mengsels opvolgen en indien nodig correcties en suggesties aanbrengen. Hij analyseert zelfstandig zijn eigen mengsel. Deze resultaten worden op het duikor‐ ganisatieformulier ingevuld en worden aangewend om met behulp van de nitroxduikcomputers een geschikte duikplanning op te maken. De kandidaat toont aan dat hij effectief zijn eigen ni‐ troxduikcomputer volledig beheerst en in staat is om de nitroxduikcomputers van de leden van de ploeg correct te interpreteren.
De kandidaat controleert en corrigeert indien nodig de duikplanningen van de mengselduikers. Deze worden uitgewerkt met behulp van de nitroxduikcomputers of een ander adequaat decom‐ pressiemiddel. Indien er fouten tegen de duikplanning gemaakt worden of de planning met be‐ hulp van de nitroxduikcomputer lukt niet, zal de kandidaat de duiker begeleiden. De kandidaat NI moet zijn mededuikers het belang van het nauwkeurig werken kunnen laten inzien.
De kandidaat zal een zo optimaal mogelijke indeling van de ploegen opmaken, rekening houdend met de richtlijnen van de Sectie Duiktechnieken inzake mengselduiken. Bijzondere aandacht zal besteed worden aan de regels 'wie met wie' en aan de regels inzake de bevoegdheden van de in‐ gedeelde duikers.
Bijzondere aandacht zal besteed worden aan de verplichte bestanddelen die toegevoegd moeten worden aan een 'gewone' briefing.
Eveneens zullen de algemene regels inzake duikplanning en de specifieke regels m.b.t. het Veilig‐ heidsreglement voor mengselduiken uitdrukkelijk aan bod moeten komen. De kandidaat staat ui‐ teraard eveneens in voor de Algemene Veiligheid.
Een aangepaste debriefing dient omstandig gegeven te worden.
Eventuele incidenten of bijzonderheden m.b.t. het mengselduiken dienen door de kandidaat op een correcte manier afgehandeld te worden.
2.9.1.2.3
Nazorg
Na de proef zal de jury onmiddellijk beraadslagen en een beslissing nemen.
De jury zal het opleidingsformulier van de kandidaat aftekenen (in opleiding of geslaagd).
2.10
Het Veiligheidsreglement nitrox
2.10.1
Algemene regels Voor het nitroxduiken bedraagt de maximaal toegelaten partiële zuurstofdruk 1,4 bar. Deze
32 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
waarde bepaalt meteen de maximum toegelaten diepte.
De stijgsnelheid bedraagt 10 meter per minuut (zeker nooit overschrijden!).
Het principe van de veiligheidstrap (5 minuten op 5 meter) blijft behouden. Deze veiligheidstrap mag door een GND of hoger met een ander mengsel dan het bodemgas uitgevoerd worden op voorwaarde dat de partiële zuurstofdruk niet hoger oploopt dan 1,4 bar. De veiligheidstrap op 5 meter mag bijgevolg niet uitgevoerd worden met zuivere zuurstof. De Sectie Duiktechnieken promoot om deze en andere redenen zuivere zuurstof niet als decompressiegas.
De duikplanning en de decompressie worden op voorhand uitgewerkt met behulp van de nitrox‐ duikcomputer of een ander adequaat planningsmiddel. Elk planningsmiddel waarmee op de duik‐ plaats zelf in samenspraak met de leden van de duikploeg een volwaardige planning kan worden gemaakt, is toegelaten. Dit is bij voorkeur de persoonlijke duikcomputer die tijdens de duik zal gebruikt worden, maar in het geval deze duikcomputer geen decoduiken kan plannen en/of in‐ dien op de duikcomputer geen decompressiegas kan worden ingeschakeld, dan mag eveneens een decompressiesoftware worden gebruikt. In dit laatste geval maakt de decompressiesoftware bij voorkeur gebruik van hetzelfde decompressiemodel als de duikcomputer. Indien de maximaal toegelaten diepte overschreden wordt, moet de duik onmiddellijk beëindigd worden; het opstij‐ gen dient te gebeuren volgens de aanwijzingen van de duikcomputer. Het is aangeraden om extra veiligheid in te bouwen door ofwel uit te duiken, het toepassen van de 12‐meter procedure of, indien het een duik binnen de nultijd betreft een veiligheidstrap uit te voeren.
De principes van het successief duiken worden op dezelfde manier benaderd als bij het pers‐ luchtduiken. Dit betekent dat meerdere successieve duiken per dag zijn toegelaten. De decom‐ pressiemiddelen (allicht nitroxduikcomputers) moeten steeds adequaat en compatibel blijven. De reglementering inzake decompressietechnieken luchtduiken is hier dus onverminderd van toe‐ passing.
Indien de Gevorderd Nitrox‐Duiker naast zijn bodemmengsel een decompressiemengsel gebruikt, dan moet hij voor elk mengsel een volledig apart circuit (1ste en 2de trap van de ontspanner en manometer) voorzien. Hierbij is het belangrijk dat elk onderdeel van een bepaald circuit ook als dusdanig herkend wordt (kleurmarkering – of op tast).
Een Basis‐Nitrox‐Duiker mag eveneens decompressieduiken met een nitroxmengsel uitvoeren (geen versnelde decompressie!) mits correcte instelling van zijn nitroxduikcomputer of mits het gebruik van een luchtcomputer. Decompressieduiken blijven echter verboden voor (kandidaat‐) 1*D en 2*D die autonoom met een andere 2*D duiken (duikploeg bestaande uit twee 2*D).
Een Basis‐Nitrox‐Duiker mag nooit duiken met een mengsel dat meer dan 40% zuurstof bevat.
Tijdens elke nitroxduik dient de Basis‐Nitrox‐Duiker zich ten laatste na 1 uur duiktijd op een diep‐ te van 12 m of minder te bevinden.
Een Basis‐Nitrox‐Duiker dient tussen twee duiken minstens 1,5 uur aan de oppervlakte te verblij‐ ven.
Elk mengsel moet voor de duik geanalyseerd worden.
Elke fles wordt duidelijk gemarkeerd (zuurstofpercentage en maximum diepte).
Een Basis‐Nitrox‐Duiker dient behalve de beperkingen van zijn ademmengsel qua diepte, ook de dieptebeperkingen vanwege zijn luchtbrevet te respecteren.
Een Gevorderd Nitrox‐Duiker mag beperkt versneld decompresseren. Hij mag, buiten zijn bo‐ demmengsel, maximaal 1 decompressiemengsel gebruiken om versneld te decompresseren. Hij moet met behulp van zijn nitroxduikcomputer, ingesteld op zijn bodemgas, op voorhand de (on‐ verkorte) decompressieverplichtingen bepalen en deze mogen niet boven de 20 minuten totale
33
NELOS‐infomap technisch duiken
decompressietijd stijgen, wil hij het versneld decompresseren hierop toepassen. Deze werkwijze zal hij demonstreren in bijzijn van de andere leden van zijn duikploeg zodat iedereen er zich van bewust is hoe de duik zal verlopen.
Een Gevorderd Nitrox‐Duiker mag als back up een bail out planing gebruiken waarbij de totale decompressietijd de 20 minuten overschrijdt. Deze bail out planning is echter enkel te gebruiken als noodplanning en mag niet gebruikt worden als een dynamisch duikplan. De volgende volgorde voor de planning van een GND duik is aanbevolen: o planning volledig op bodemgas; o planning met bodem‐ en decompressiegas. o een Bail‐out planning (noodplanning).
2.10.2
‘Algemeen reglement duikdiepte’ bij nitroxduiken
Onverminderd blijft het 'Reglement Diep Duiken', zoals gestipuleerd voor het luchtduiken, gelden maar voor nitroxduiken moet eveneens met het volgende rekening gehouden worden:
Bij het duiken met mengsels mag de partiële zuurstofdruk nooit de waarde van 1,4 bar over‐ schrijden. Bij nitroxduiken zal de verhoogde partiële zuurstofdruk bijgevolg de maximum toegela‐ ten duikdiepte beperken.
Voor het bepalen van de duikdiepte dient het gemeten zuurstofpercentage steeds naar boven af‐ gerond te worden.
In de briefing zal steeds, voor wat betreft de duikdiepte, per duikploeg het zuurstofpercentage, de maximum duikdiepte en de geplande duikdiepte vermeld worden.
2.10.3
Organisatie van nitroxduiken
De algemene duikverantwoordelijke organiseert de duik met alle mogelijke veiligheidsm aatregelen maar met bijzondere aandacht voor de specifieke eisen van het mengselduiken. 2.10.4
Bijzondere aandachtspunten m.b.t. duikdiepte en veiligheid
De volgende bijzondere aandachtspunten m.b.t. de duikdiepte en de veiligheid bij duiken met nitroxmeng‐ sels gelden:
Uitgebreide briefing (zie verder).
Plan your dive and dive your plan. Voor de planning dienen nitroxduikcomputers bij voorkeur aangewend te worden (zie ook alternatieve primaire decompressiemiddelen).
Grondige analyse van het mengsel voor de duik.
Voor het bepalen van de decompressie moet het O2‐percentage naar beneden afgerond worden.
Een afwijking van 1 % is toegelaten. Dus als er 31 % gemeten werd, mag de nitroxduikcomputer op 30% of lager ingesteld worden (indien mogelijk uiteraard ook op 31%).
Voor het bepalen van de duikdiepte en de CZS‐belasting moet het O2‐percentage naar boven af‐ gerond worden.
Tijdslimieten van NOAA respecteren.
Rekening houden met de toename van de CZS‐zuurstofbelasting.
Luchtpauze van minimum 2 uur bij het bereiken van 80 % van de CZS‐zuurstofbelasting. Bij een luchtpauze van 90 minuten halveert de CZS‐zuurstofbelasting.
Een GND‐duiker mag een Bail‐out plan opstellen (grotere diepte en tijd), waarbij als absolute
34 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
grens gelden ppO2 = 1,6 bar en CZS‐zuurstofbelasting = 100%. De GND‐duiker zal eveneens con‐ troleren of het meegenomen gasvolume toereikend is voor het Bail‐out plan. De duiker zal zich echter nooit vrijwillig in de omstandigheden van het Bail‐out plan begeven.
Bij successieve duiken het rijkste mengsel als laatste gebruiken (aanbeveling).
Bij duiken met nitroxmengsels de markering van het duikmaterieel controleren.
2.10.5
Wie mag met nitrox duiken en met welke mengsels?
Om met nitrox te mogen duiken moet men tenminste Basis‐Nitrox‐Duiker in opleiding zijn (hij moet dus o.a. de les voor theorie BND gevolgd hebben en de permanente evaluatie over dit onderdeel gevolgd hebben). Een Basis‐Nitrox‐Duiker mag met alle nitroxmengsels tussen 21% en 40% O2 duiken. Hij mag uiteraard ook met lucht duiken. Hij mag nooit duiken met een mengsel met meer dan 40% O2. Het is hem toegestaan om een heterogeen samengestelde duikploeg te leiden, indien de duikers van de ploeg duiken met een ni‐ troxmengsel tussen 21% en maximum 40% O2 of met lucht, indien geen van de duikers een apart decom‐ pressiegas zal aanwenden en indien hij voldoet aan de standaardregels van NELOS om een duikleiding te mogen doen. Een Gevorderde Nitrox‐Duiker mag met gelijk welk nitroxmengsel duiken. Hij mag buiten zijn bodemmeng‐ sel maximaal één decompressiemengsel gebruiken om versnelt te decompresseren. Hij mag eveneens decompresseren met zuivere zuurstof op 4 m diepte. Het is hem toegestaan om een heterogeen samenge‐ stelde duikploeg te leiden. Hij mag op een beperkte wijze versneld decompresseren. 2.10.6
De briefing bij een organisatie met nitroxduikers Voor de duik controleert de algemene duikverantwoordelijke via het formulier "nitrox‐ duikplanning" de volgende elementen: o O2‐percentage van alle mengsels van alle duikers. o Maximaal toegelaten diepte voor elk mengsel. o Geplande maximumdiepte tijdens de duik. o Maximaal toegelaten duikduur. o Decompressiewijze: volgens strengste decompressiewijze en in functie van het laagste O2‐ per‐ centage. o Controle van de markering van het materieel.
De duikleider geeft voor de duik een volledige briefing. Naast de bestanddelen van een briefing voor een 'gewone' duik, dient deze echter ook volgende elementen te bevatten: o Maximum toegelaten duikdiepte en geplande duikdiepte van de duikploeg. o Maximum toegelaten duikduur. o Correct instellen van de nitroxduikcomputers. o Duikplanning met de nitroxduikcomputer: iedere duiker gebruikt de planningsfunctie van zijn computer om zijn decom pressieverplichtingen te bepalen voor de voorgestelde duik. o De voorgestelde duik wordt indien nodig aangepast zodat deze haalbaar is voor alle ploegleden, rekening houdend met de bevoegdheden van de duikers en de beschikbare gasvolumes. o De decompressiewijze moet in iedere fase van de opstijging gepland worden volgens de streng‐ ste decompressie in functie van het laagste O2‐percentage. o Bespreking van alle bijzondere aspecten van de duikplanning zoals eventuele deep stops, maxi‐ mum decompressietijd, veiligheidsprocedures (extra veiligheid).
35
NELOS‐infomap technisch duiken
o Procedure in geval van wisselademhaling tussen 2 duikers met verschillende nitroxmengsels. o Hoe reageren op stuiptrekkingen.
Elke duiker dient tijdens de briefing zelf zijn mededuikers op de hoogte te brengen van de beperkingen van zijn mengsel(s). 2.10.7
Wie met wie?
De reglementering die geldt voor de NELOS‐luchtduiker (wie met wie) blijft onverminderd gelden maar voor nitroxduikers of een gemengde groep bestaande uit nitroxduikers en luchtduikers gelden eveneens de volgende principes. Het is aanbevolen om duikploegen samen te stellen waarin alle duikers eenzelfde mengsel of mengsels gebruiken. De voordelen hiervan zijn:
mogelijkheid tot maximale benutting van het mengsel voor elke duiker;
de planning van de duik is veel eenvoudiger;
een veiliger verloop van de duik;
eenvoudiger in het geval van wisselademhaling.
Heeft men binnen één duikploeg toch verschillende mengsels, dan zal men volgende regels toepassen:
Bij voorkeur nitroxduikers onderling (verschillende mengsels): in dit geval hebben alle ploegleden een opleiding nitroxduiken genoten waardoor de veiligheid wordt verhoogd.
Luchtduiker(s) met nitroxduiker(s) onderling (verschillende mengsels): De ploeg moet samengesteld worden volgens de regels hernomen in het Veiligheidsreglement voor gewone persluchtduiken, maar de duikleider moet een nitroxbrevet hebben. Hij mag zelf wel met lucht duiken.
Een Nitrox‐Instructeur, ter plaatse aanwezig, mag een duiker zonder nitroxbrevet, toelaten om de duikleiding uit te voeren. De Nitrox‐Instructeur dient echter zelf het zuurstofpercentage van de nitroxmengsels te controleren (zuurstofanalyse) en de maximaal toegelaten diepte aan de duik‐ leider op te leggen. In het kader van BND‐duiken mag deze bevoegdheid van de Nitrox‐Instructeur eveneens worden uitgeoefend door een instructeur of AI die zelf een nitroxbrevet heeft.
2.10.8
Bevoegdheden voor het afnemen van proeven
De theorie BND kan door elke AI of I gegeven worden.
De nitroxoefenduiken BND kunnen door elke AI of I afgenomen worden op voorwaarde dat deze een nitroxbrevet bezit.
De theorie GND wordt gegeven door NI’s. Evenwel kan een kandidaat‐NI les geven aan kandida‐ ten‐ GND in het kader van de didactische proefles NI‐3. Examens GND worden afgenomen door NI’s.
Oefenduik GND‐2 dient te worden afgenomen door een NI of door een instructeur met GND‐ brevet.
Proefduiken GND‐3 en GND‐4 dienen afgenomen te worden door een NI en kunnen niet gedele‐ geerd worden.
Alle proeven voor het behalen van de titel NI dienen afgenomen te worden door een NI en kun‐ nen evenmin gedelegeerd worden.
36 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
2.10.9
Waar proeven afnemen
De proeven voor het behalen van het brevet BND of GND en voor de titel NI mogen overal ter wereld gebeuren, met uitzondering van de Noordzee (zie Noordzeereglement). 2.10.10
Cumulatie van proeven BND en GND
De oefenduiken voor BND en de oefenduik GND‐2 kunnen zonder meer gecumuleerd worden met gelijk welke proef van de standaardbrevetten van de NELOS met in achtname van de volgende beperkingen:
De veiligheidsregels van het NELOS‐Duikonderricht moeten gerespecteerd worden.
De specifieke veiligheidsregels van het nitroxduiken moeten gerespecteerd worden.
We denken hierbij onder andere aan het verbod om te duiken op een grotere diepte dan toege‐ staan door het mengsel.
Proef "GND‐3 – duik met een decomengsel" of “GND‐4 – duik met versnelde decompressie” mo‐ gen niet gecombineerd worden met een proef van de standaardbrevetten.
Proefduiken GND‐2, GND‐3 en GND‐4 zijn niet onderling cumuleerbaar.
De regel van maximaal 2 proeven per dag blijft hier van toepassing.
2.10.11 2.10.11.1
Decompressie Luchtcomputer
De decompressie gebeurt in dit geval extra veilig maar de duiker moet op voorhand zijn CZS‐ zuurstofbe‐ lasting bepalen. 2.10.11.2
Nitroxcomputer
Het ingestelde zuurstofpercentage mag nooit hoger zijn dan het zuurstofpercentage in het mengsel. Als de duiker dat eerbiedigt, zal de nitroxcomputer correct de decom pressieverplichtingen weergeven. Indien hij echter een lager zuurstofpercentage dan het werkelijke instelt, dan dient hij zijn CZS‐zuurstofbelasting op voorhand te bepalen en te controleren of deze binnen de maximaal toegestane waarde van 80% valt. 2.10.12
Analyses en afrondingen
Hoe moet concreet afgerond worden indien we duiken met de nitroxduikcomputer? (decompressieproble‐ matiek).
We stellen de nitroxduikcomputer steeds in op een zuurstofpercentage gelijk aan of lager dan de geanalyseerde waarde. We ronden bijgevolg steeds naar beneden af. Daardoor wordt automa‐ tisch het stikstofpercentage waarop de duikcomputer de decompressie berekend hoger en dit is uiteraard veiliger.
De duiker controleert voor alle zekerheid dat de duik binnen de grenzen van de zuurstofbelasting blijft (maximum 80%).
Indien de analyse een waarde aangeeft van meer dan 40% mag de BND hier niet mee duiken.
Als de nitroxcomputer ingesteld werd op een lagere waarde dan de geanalyseerde waarde, moet de nitroxduiker bijzonder alert zijn om de maximumdiepte niet te overschrijden.
In elk geval is men gehouden aan de dieptebeperking inherent aan het mengsel, rekening hou‐ dend met een maximum ppO2 van 1,4 bar. Voor de bepaling van de maximum diepte wordt het zuurstofpercentage dat geanalyseerd werd naar boven afgerond.
Indien we zouden duiken met nitroxtabellen als decompressiemiddel verwijzen we naar de regels voor het analyseren en het afronden van de afgelezen waarden welke opgenomen werden in de laatste versie van de NELOS‐cursus waar het duiken met nitroxtabellen centraal stond en waar er gedoken wordt aan de hand
37
NELOS‐infomap technisch duiken
van een hiervoor speciaal opgesteld planningsformulier. Als we dus voor nitroxtabellen (of gelijk welk ander decompressiemiddel dan de nitroxduikcomputer) kiezen als decompressiemiddel, blijven de regels die hieraan gekoppeld zijn onverminderd en in volledigheid gelden. Dit geldt zowel voor gebruik als primair decompressiemiddel als voor het back‐updecompressiemiddel. 2.10.13 2.10.13.1
Materiaaleisen voor nitroxduiken Zuurstofgeschikt
Bepaald materieel (zie verder) moet zuurstofgeschikt gemaakt worden. Zuurstofgeschikt materieel is én zuurstofbestendig én zuurstofzuiver. Sommige onderdelen van het duikmaterieel zijn normaal niet zuurstofbestendig. Ze moeten vervangen worden door zuurstofbestendige onderdelen. Zo dienen bijvoorbeeld o.a. zittingen en membranen vervan‐ gen te worden. Het materieel moet zuurstofzuiver gemaakt worden: alle vetten, smeerstoffen, vijlsel, roest, enz. dient verwijderd te zijn. 2.10.13.2
De duikfles
Deze dient zuurstofgeschikt te zijn ; de duikfles dient jaarlijks opnieuw zuurstofgeschikt gemaakt te worden. De zuurstofgeschikt gemaakte fles mag uitsluitend gebruikt worden voor nitrox. De duikfles moet duidelijk gemarkeerd zijn (geelgroene band). De aard van het gevulde mengsel moet duidelijk leesbaar aangebracht worden. 2.10.13.3
De ontspanner
Indien het zuurstofpercentage kleiner is dan 40%, dan mag een gewone ontspanner gebruikt worden. Indien het zuurstofpercentage groter is dan 40% moet de ontspanner zuurstofgeschikt zijn. De ontspanner dient dan ook als dusdanig gemarkeerd te worden. 2.11
NELOS‐IDEAL en nitrox
Overzicht van inlogbare activiteiten:
BND‐proeven: BND‐2 en BND‐3 (inlogbaar door elke Instructeur en AI met een nitroxbrevet).
GND‐proeven : GND‐2 (inlogbaar door elke Instructeur met GND‐brevet).
GND‐3 en GND‐4 (inlogbaar door Nitrox‐Instructeurs).
Een kandidaat NI kan eveneens de nitroxproefduik GND‐3 of GND‐4 inloggen (proef GND afge‐ nomen tijdens zijn eigen proefduik NI‐2).
NI‐proeven
NI‐2 en NI‐4 (inlogbaar door NI).
Bij het nitroxduiken zijn eveneens maximaal 2 proeven per dag inlogbaar met een maximum van 1 per duik.
3
Technisch duiken: Extended Range (ER) en Trimix
3.1
De Extended Range en Trimix‐brevetten
Extended Range Duiker (ERD)
Normoxic Trimix Duiker (NTD)
Advanced Trimix Duiker (ATD)
Extended Range Instructeur (ERI)
Normoxic Trimix Instructeur (NTI)
Advanced Trimix Instructeur (ATI)
38 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
3.2
Inschalingsprocedure
3.2.1 3.2.1.1
Inschaling van de brevetten Extended Range of Trimix (NT of AT) Lid afkomstig uit een CMAS federatie, TDI, IANTD of ANDI
Wordt of is lid van een NELOS‐club.
Bekomt het overeenstemmend NELOS/CMAS ER brevet of het overeenstemmend NELOS/CMAS Trimix brevet indien deze, in aanwezigheid van een ER‐Instructeur of Trimix‐Instructeur, aan‐ toont deze duiken veilig te kunnen uitvoeren. De kandidaat zal daartoe, onder begeleiding van de ER‐instructeur of Trimix‐Instructeur een open water duik uitvoeren waar alle relevante aspec‐ ten aan bod komen. Volgende aspecten komen daarbij minimaal aan bod:
Een volledig door de kandidaat opgestelde duikplanning met behulp van decompressiesoftware welke door NELOS erkend wordt. Voor ER zal de duikdiepte tijdens de opleiding ten minste 30 meter bedragen en maximaal 55 meter Voort NT zal de duikdiepte tijdens de opleiding minimaal 45 meter bedragen en maximaal 55 meter Voor AT zal de duikdiepte tijdens de opleiding minimaal 60 meter bedragen en maximaal 100 meter
Een volledig door de kandidaat geleide duik uitvoeren volgens de hoger vermelde duikplanning. Voor ER bestaat het bodemmengsel uit lucht of een gepast nitroxmengsel en is er minstens 1 de‐ co‐mengsel rijker dan 50% voorzien. Voor trimix bestaat het bodemmengsel uit trimix en is er minstens 1 deco‐mengsel rijker dan 50% voorzien.
Antwoorden op alle vragen van de begeleidende Instructeur welke daardoor de parate kennis af‐ toetst.
Het betreft hier een standaard inschaling. De begeleidende Instructeur verzorgt verder de certifi‐ catie van deze kandidaat a.d.h.v. het voorziene opleidingsformulier.
3.2.1.2
Lid afkomstig van een andere federatie dan de hoger vermelde
Wordt lid van een NELOS‐club.
Deze inschaling is een Standaard Examen. Dit betekent dat de kandidaat de volledige opleiding onder de bevoegdheid van de NELOS ERI of NELOS TI moet volgen en alle examens met succes moet afleggen.
3.2.2 3.2.2.1
Inschaling van de ER instructeurs of Trimix Instructeurs Verantwoording
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de verantwoording opgenomen in het hoofdstuk 'In‐ schalingsprocedure – Inschaling van instructeurs ‐ Verantwoording' dat geldt voor de algemene inscha‐ lingsprocedure van de NELOS‐brevetten en NELOS‐titels. 3.2.2.2 3.2.2.2.1
Inschalen van ER‐Instructeurs en Trimix‐Instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/ FEBRAS Uitgangspunten
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de uitgangspunten opgenomen in het hoofdstuk 'Inscha‐ lingsprocedure – Inschaling van instructeurs' – 'procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS. – Uitgangspunten' dat actueel geldt maar de volgende specifieke opmer‐ kingen zijn eveneens van toepassing:
39
NELOS‐infomap technisch duiken
Een ER‐Instructeur of een Trimix‐Instructeur die ingeschaald wil worden maakt dit kenbaar aan de Sectie Duiktechnieken.
Een ER‐Instructeur of een Trimix‐Instructeur die ingeschaald wil worden als ER‐Instructeur NELOS of Trimix‐Instructeur NELOS moet eveneens o.a. kennis hebben van: o De organisatie van het NELOS‐Duikonderricht met een specifieke oriëntatie naar ER of Trimix, o De wijze waarop duikonderricht gegeven wordt m.b.t. het ER‐duiken of Trimix‐duiken, o De wijze waarop proeven en examens worden afgenomen voor ER‐brevetten of Trimix‐ brevetten en ER‐titels of Trimix‐titels, o De bevoegdheden en de plichten van de NELOS ER‐Instructeur of de NELOS Trimix‐Instructeur.
Voor de inschaling van ER‐Instructeurs of Trimix‐Instructeurs zullen de inschalende instructeurs de kandi‐ daat helpen bij het zich eigen maken van de specifieke NELOS‐kennis m.b.t. het ER‐duiken of trimixduiken. De Sectie Duiktechnieken coördineert deze inschaling. De inhoud zal gebaseerd zijn op de aanvullende richtlijnen van SDT NELOS. 3.2.2.2.2
Procedure
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de uitgangspunten opgenomen in het hoofdstuk "In‐ schalingsprocedure – Inschaling van Instructeurs ‐ NELOS‐procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS. – Procedure." Maar de volgende specifieke opmerkingen zijn eveneens van kracht:
Deze 3*I moeten eveneens ER‐Instructeurs of Trimix‐Instructeurs zijn in het geval de aanvrager zich wenst in te schalen als ER‐Instructeur of Trimix‐Instructeur.
Het aanstellen van deze instructeurs is de bevoegdheid van de Sectie Duiktechnieken.
3.2.2.3
Leidraad bij de inschaling van ER‐Instructeurs of Trimix‐Instructeurs.
Het is de taak van de inschalende instructeurs om na te gaan of de kandidaat kan functioneren op het niveau van een ER‐Instructeur NELOS (ERI) of Trimix‐Instructeur NELOS (NTI of ATI). Hiertoe toetsen zij de ervaring van de kandidaat aan de hand van het CV en controleren of de kandidaat voldoet aan de algeme‐ ne verwachtingen ten aanzien van de NELOS ERI, NTI of ATI. Controle vindt plaats aan de hand van het opleidingsformulier ERI, NTI of ATI. Punten die afgewerkt zijn worden met naam, plaats en datum door een van de inschalende instructeurs afgetekend. De kandidaat zal minimaal:
Een les theorie ER of Trimix geven op het overeenstemmende niveau ERD, NTD of ATD tijdens een cursus georganiseerd door het NELOS‐Duikonderricht.
Functioneren als begeleidende Instructeur bij de afname van een zwembadsessie of een Shallow Water Dive in het kader van het overeenstemmende niveau ERD, NTD of ATD.
Functioneren als begeleidende Instructeur bij de afname van een Deep Dive in het kader van het overeenstemmende niveau ERD, NTD of ATD.
De inschalende Instructeurs kunnen in geval van een gemotiveerde twijfel over de kennis of het kunnen m.b.t. gelijk welk onderwerp uit het ER‐gebeuren of trimix‐gebeuren vanwege de kandidaat die wenst ingeschaald te worden, besluiten bijkomende opdrachten op te leggen. Deze bijkomende opdrachten kunnen zijn: deelname aan de volledige theoretische cursus van het overeenstemmende (en eventueel onderliggende) niveau ERI, NTI of ATI, een bijkomende begeleidingsopdracht bij een Shallow Water Dive, een bijkomende begeleidingsopdracht bij een Deep Dive of een demonstratie van een duikleiding bij een Deep Dive. De kandidaat zal steeds op de hoogte worden gebracht van de redenen voor de bijkomende opdracht(en)
40 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
en zal eveneens steeds een grondige debriefing ontvangen. 3.3
Opleiding tot Extended Range Duiker (ERD)
3.3.1
Definitie Extended Range Duiker
Een Extended Range Duiker (ERD) is een duiker met de bevoegdheid om tot een diepte van 60 m duiken uit te voeren en hierbij gebruik te maken van specifiek materiaal, gassen en procedures binnen het kader opgelegd door het Veiligheidsreglement Extended Range en Trimix. Hij blijft − behalve aan de specifieke nitrox‐ en Extended Range‐regels − verder ook onderworpen aan alle regels van het NELOS‐Duikonderricht, in het bijzonder wat betreft dieptekwalificatie en kwalificatie van de duikbuddy. Daar kan enkel van afgeweken worden indien dit expliciet toegelaten is. De Extended Range duiker zal als bodemmengsel lucht of een gepast nitroxmengsel gebruiken. Het NELOS‐ Duikonderricht laat weliswaar onder voorwaarden diepere duiken met lucht toe maar promoot dergelijke extreme duiken met perslucht niet en wijst op de sterk toegenomen risico’s op vergiftigingen (zuurstoftoxi‐ citeit, narcose, …). Gesuggereerd wordt dan ook om, indien er dieper gedoken wordt dan 57 meter (1,4 bar partiële zuurstofdruk), een aangepast trimix‐mengsel te gebruiken (zie verder). De 3*Duiker met dieptebeperking van 40 m in het klassieke persluchtduiken mag in het kader van de opleiding Extended Range duiken tot 55 m. De gebrevetteerde Extended Range duiker mag duiken tot 60 m onder de strikte voorwaarden en mits het respecteren van de procedures opgelegd door dit soort duiken. De Extended Range Duiker kan na zijn duik op relatief grote diepte en relatief lange bodemtijd, decompres‐ seren met een aangepast nitroxmengsel en/of met zuivere zuurstof. Hij zal deze decompressiewijze ge‐ bruiken om ofwel een kortere tijd te decompresseren of om de veiligheidsmarge tijdens de decompressie‐ fase te vergroten. 3.3.2
Deelnamevoorwaarden
Om aan de cursus te mogen deelnemen, dienen de volgende voorwaarden vervuld te worden:
minimum 18 jaar oud zijn;
minimum 3*D zijn met 150 duiken;
minimum Gevorderd Nitrox‐Duiker zijn met 25 nitroxduiken;
minimum 50 duiken gelogd hebben op 30m of dieper en minimum 20 duiken in de zone(40) (of dieper);
medisch geschikt zijn;
reglementair bij zijn club aangesloten zijn;
het cursusgeld betaald hebben.
3.3.3 3.3.3.1
Module ERD1 – Theorie Doelstellingen
Een ER‐Duiker moet:
Een inzicht hebben in de CMAS‐ en de NELOS‐structuur van ER en Trimix‐brevetten.
Hij moet de gedragscode van de CMAS‐mengselduiker kennen en kunnen toepassen.
Hij moet de mogelijkheden en de beperkingen (zie o.a. definitie) van een ER‐duiker kennen en er ook naar handelen.
Hij moet de voor‐ en nadelen van ER‐duiken kunnen aanduiden en de lange termijneffecten be‐ grijpen.
41
NELOS‐infomap technisch duiken
Hij moet de wetten van de fysica die aan de basis liggen van correcte en veilige ER‐duiken, de mogelijkheden en de onmogelijkheden van dit soort duiken kennen en ze kunnen toepassen in de praktijk indien nodig.
Hij moet de fysiologische en fysische aspecten van ER‐duiken begrijpen en kunnen verklaren.
Hij moet de specifieke gevaren van ER‐duiken begrijpen (in het bijzonder wat de partiële gas‐ drukken, de reserves van de ademgassen, de decompressieverplichtingen, de lange verblijftijden onder water en de diverse procedures betreft), er adequaat op kunnen reageren en de regels kennen om ze te voorkomen of in het slechtste geval ze te verhelpen.
Hij moet de specifieke gevaren van blootstelling aan gassen, waarmee een ER‐duiker in aanra‐ king komt, kennen en hij moet weten hoe hij adequaat moet reageren om deze te voorkomen of hoe hij erop moet anticiperen indien ze zich voordoen.
Hij moet het specifieke materiaal voor ER‐duiken kunnen gebruiken.
Hij moet de analyse van de mengsels kunnen uitvoeren in de praktijk.
Hij moet weten hoe het ER‐materiaal moet gemarkeerd zijn.
Hij moet enkele vulmethodes voor nitrox kennen.
Hij moet voor de geplande duik de verhoging van de CZS‐belasting en van het aantal OTU’s kun‐ nen bepalen.
Hij moet een ER‐duik volledig zelfstandig kunnen plannen en duiken volgens dit opgesteld plan.
Hij moet op een correcte manier de planningssoftware kunnen gebruiken die noodzakelijk is om een ER‐duik te plannen.
Hij moet de specifieke veiligheidsmaatregelen voor ER‐duiken kennen en kunnen toepassen en dit voor elke fase van de duik.
Hij moet de bijzondere regels voor ER‐duiken kennen en kunnen toepassen zoals bijvoorbeeld het duiken in een "gemengde groep", de reserves, de ‘wat indien’‐procedures, enz…
Hij moet een beeld hebben van de mogelijke noodsituaties die zich kunnen voordoen en hij moet weten hoe hij hier alert moet op reageren.
Hij moet beschikken over geschikte planningssoftware (tijdens de cursus wordt gewerkt met V‐ planner).
Hij moet de planningssoftware kunnen gebruiken.
Hij moet alle mogelijke parameters van de planningssoftware kunnen instellen op niveau ER‐ duiken.
Hij moet het effect van alle hoger genoemde parameters begrijpen.
Hij moet de mogelijkheden en de limieten van de planningssoftware kennen en begrijpen en in functie van deze mogelijkheden en beperkingen de duikplanning met de planningssoftware cor‐ rect kunnen aanpassen.
Hij moet de opbouw van de uitrusting van een technische duiker kennen en begrijpen.
Hij moet weten waarom bepaald materiaal strikt noodzakelijk is.
Hij moet weten welk materiaal redundant moet uitgevoerd worden en welk materiaal niet re‐ dundant hoeft uitgevoerd te worden.
Hij moet dit materiaal goed onderhouden en er voor zorgen dat de betrouwbaarheid ervan gega‐ randeerd is.
42 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
3.3.3.2
Organisatie
De theorie beslaat 4 lesavonden (Reglementen, Planning, Materiaal en Decompressiesoftware) gevolgd door een theorie‐examen. De cursusdata zullen worden kenbaar gemaakt via de webpagina van de SDT op de NELOS‐Wiki, NELOS‐ Info en Hippocampus. Inschrijvingen dienen per email te worden gericht aan de
[email protected]. De kandidaten zullen de nodige cursusdocumentatie ontvangen bij aanvang van de cursus. De kandidaten zullen zelf zorgen voor een laptop waarop geschikte decompressiesoftware is geïnstalleerd. De keuze van decompressiesoftware is vrij, doch tijdens de cursus zal V‐planner worden gebruikt. De kandidaat dient eveneens bereid te zijn om het nodige duikmateriaal aan te schaffen om ER‐duiken uit te voeren, voorzover hij dit materiaal nog niet bezit. De kandidaat dient te slagen in het theorie‐examen alvorens de Module ERD2 aan te vatten. Een geslaagd theorie‐examen ERD laat eveneens toe dat de kandidaat het theoretisch deel van de oplei‐ ding tot Normoxic Trimix Duiker (Module NTD1) aanvat. 3.3.4 3.3.4.1
Module ERD2 – Shallow Water oefeningen Doelstellingen
Een ER‐Duiker moet:
Hij moet al het materiaal kunnen monteren volgens de regels der kunst.
Het materiaal moet zodanig aangebracht zijn dat hij in elke situatie de duik en zichzelf onder controle heeft. Hij moet elk uitrustingsstuk vlot kunnen bereiken.
In staat zijn al zijn duikmateriaal (en in het bijzonder het specifieke technische duikmateriaal) op veilige, correcte en vlotte wijze te gebruiken.
Tijdens de oefeningen de duik en zichzelf onder controle hebben.
De oefeningen die gedemonstreerd worden door de ERI correct kunnen nadoen.
In staat zijn de oefeningen die hem opgedragen worden nauwkeurig uit te voeren. De oefeningen richten zich op de het gebruik en de manipulatie van de decompressieflessen (af‐ leggen, aangorden, gasswitch), materiaalpannes (valve shut down, overgaan op tweede ont‐ spanner), het gebruik van en de manipulatie van de OSB en reel en opstijging volgens runtimes.
In staat zijn om zijn Gemiddeld OppervlakteVerbruik (GOV) te bepalen.
3.3.4.2
Organisatie en protocol
Deze module omvat (minimum) 1 sessie oefeningen in zwembad en (minimum) 1 ondiepe duik in open water.
De kandidaat zal de duik voor zichzelf grondig voorbereiden (configuratie materiaal, mentaal, veiligheidsmaatregelen enz…).
De instructeur geeft een briefing waarin hij duidelijk maakt wat hij exact verwacht. Hierin wor‐ den duidelijk de verschillende oefeningen uitgelegd en de volgorde waarin ze moeten geschie‐ den. Er wordt ook duidelijk gemaakt welke acties er moeten ondernomen worden indien bepaal‐ de problemen zich voordoen. Zelfs voor ondiepe duiken gelden doorgedreven veiligheidsmaat‐ regelen zoals reserve der ademgassen, verlies buddy, problemen met het materiaal of met de bediening van het materiaal, enz…
De kandidaat zal, indien dit gevraagd wordt, een analyse uitvoeren.
De kandidaat zal, indien dit gevraagd wordt, zelf een geschikte briefing geven.
43
NELOS‐infomap technisch duiken
Hij moet aantonen dat hij in staat is nauwkeurig te werken en dat hij weet welke veiligheids‐ maatregelen hij dient te nemen. Bijzonder veel aandacht zal gaan naar de duiktekens, het uit‐ trimmen, gasvoorraden, duikplanning, beheersing van de uitrusting en van zichzelf.
Tijdens de debriefing toont de kandidaat aan dat hij in staat geweest is om te duiken volgens het vooropgestelde duikplan of motiveert hij duidelijk waarom hij hiervan eventueel is afgeweken.
De kandidaat voert elke oefening uit in de opgelegde volgorde. De instructeur geeft aan wanneer de kandidaat een nieuwe oefening mag uitvoeren.
Tijdens de debriefing wordt elke oefening uitgebreid besproken en een verbetertraject uitge‐ werkt. De kandidaat toont aan dat hij met de eventuele opmerkingen van een vorige SWD kan rekening houden.
De controlerende ERI zal de zwembadsessie op het opleidingsformulier van de kandidaat pas af‐ tekenen indien de ERI oordeelt dat de kandidaat in staat is de oefeningen veilig af te werken in ondiep open water. Bij twijfel vanwege de ERI of op vraag van de kandidaat zal een bijkomende oefensessie in het zwembad worden georganiseerd.
De controlerende ERI zal de ondiepe duik in open water op het opleidingsformulier van de kan‐ didaat pas aftekenen indien de ERI oordeelt dat de kandidaat in staat is veilig alle ingeoefende procedures toe te passen op diepe duiken. Bij twijfel vanwege de ERI of op vraag van de kandi‐ daat zal een bijkomende ondiepe oefenduik in open water worden georganiseerd.
De kandidaat dient de beide onderdelen van Module ER2 te lukken alvorens Module ERD3 aan te vatten.
3.3.5 3.3.5.1
Module ERD3 – Diepe duiken Doelstellingen
Een ER‐Duiker moet:
Zijn gassen correct kunnen analyseren.
De mogelijkheden en de beperkingen van zijn gassen kennen en begrijpen.
Een volledige duikplanning kunnen opmaken met geschikte planningssoftware.
Deze planning kunnen aanpassen in functie van de mogelijkheden en beperkingen van de mede‐ duiker.
In staat zijn om de ‘runtables’ op te maken en op een bordje te plaatsen.
In staat zijn om de haalbaarheid van de duik in te schatten in functie van de lokale omstandighe‐ den en hij moet, indien nodig, de duikplanning aanpassen als blijkt dat er een verhoogd risico is voor het uitvoeren van de oorspronkelijk geplande duik.
Een aangepaste briefing kunnen geven die alle relevante technische aspecten van de duik weer‐ spiegelt.
De volledige duikleiding op zich kunnen nemen.
Alle oefeningen en procedures die werden ingeoefend tijdens de Shallow Water duiken, uit te voeren in de reële omstandigheden van een ER‐duik.
In staat zijn om de runtables strikt na te leven.
In staat zijn om op de geschikte diepte op een correcte manier gaswissels door te voeren.
In staat zijn om op een correcte manier zijn OSB te ontplooien op gelijk welk moment van de duik.
44 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
Steeds in staat zijn om correct uitgetrimd te zijn.
In staat zijn om een correcte opstijging uit te voeren met inbegrip van alle decompressieverplich‐ tingen.
In staat zijn om op een correcte manier ‘deep stops’ in te lassen en ze uit te voeren.
In staat zijn om op problemen correct te reageren en in staat zijn om handelingen uit te voeren om uit eventuele problemen te komen of ze zo optimaal mogelijk aan te pakken.
In staat zijn om de nodige veiligheidsmaatregelen te nemen en indien er zich problemen voor‐ doen er adequaat op te reageren.
3.3.5.2
Organisatie en Protocol
Deze module omvat (minstens) 4 diepe duiken (deze mogen overal ter wereld gebeuren) :
1 duik in Zone 30m (1 decofles)
2 duiken in Zone 40m (1 duik met 1 decofles en 1 duik met 2 decoflessen)
1 duik in Zone 50m (2 decoflessen)
Verspreid over deze duiken zullen eveneens een aantal vaardigheden worden afgetoetst (zie onder). De kandidaat zal het initiatief nemen voor de organisatie van deze duiken. De kandidaat contacteert een ERI en maakt een afspraak minimum een week voor de duik. Dit laat zowel de kandidaat als de ERI toe om de nodige gassen te voorzien en een persoonlijke duikplanning op te maken op basis van een voorstel van de kandidaat (duikdiepte en bodemtijd). Indien de gassen van kandidaat en ERI verschillen vertonen, zal de kandidaat een decompressieplanning uitwerken die voldoet aan de decompressieverplichtingen van het volledige duikteam. Hij zal tevens bailout scenario’s plannen voor overschrijding van de maximale duikdiepte, bodemtijd en verlies van decogas. Deze planningen dienen in overeenstemming te zijn met de NELOS normen betreffende gasauto‐ nomie (gasreserves) en zuurstofbelasting. Voor de duik zal de kandidaat ter controle zijn gassen analyseren en samen met de ERI het duikplan over‐ lopen en noteren op een decoleitje. De kandidaat zal eveneens en inschatting maken van alle risico’s in de gegeven omstandigheden en acties voorstellen om de risico’s te beheersen. De kandidaat zorgt voor een ordentelijke en veilige methode om de decompressieflessen aan zijn uitrus‐ ting te bevestigen. Indien de kranen van de deco‐mengsels binnen handbereik zijn staan deze kranen dicht, maar wel onder druk. In het andere geval staat de fles open. De markeringen moeten correct aangebracht zijn. De kandidaat zal, indien dit gevraagd wordt, zelf een geschikte briefing geven. De kandidaat zal tijdens de duik fungeren als duikleider. Hij dient aan te tonen dat hij in staat is het team de vooropgestelde duikplanning te laten uitvoeren. De nadruk zal hierbij liggen op het correct volgen van de runtimes, het correct uitvoeren van de gaswissels en het gebruik van de OSB. Indien nodig zal de kandi‐ daat spontaan overschakelen op een bailout scenario, doch hij zal zich nooit ongewild in dergelijke situatie begeven. Bij een duik waar de duikcomputer wordt gebruikt als primair decompressiemiddel, zal de kandidaat er‐ over waken dat op ieder moment van de duik kan worden overgestapt op het decoleitje met runtimes als backup decompressiemiddel. De controlerende ERI zal enkel ingrijpen of de duikleiding overnemen indien de veiligheid van de duikers in het gedrang komt. Deze module is opgevat als een leerproces, perfectie wordt van de kandidaat niet verwacht vanaf de eerste duik. Bij fundamentele fouten of fouten tegen de veiligheid zal de ERI de duik nochtans niet aftekenen op
45
NELOS‐infomap technisch duiken
het opleidingsformulier. De kandidaat zal uitgebreid feedback ontvangen over alle aspecten die voor verbetering vatbaar zijn. De ERI zal de laatste opleidingsduik slechts aftekenen indien hij ervan overtuigd is dat de kandidaat alle procedures en vaardigheden voldoende beheerst om veilig Extended Range duiken uit te voeren met andere gebrevetteerde ERD. Verspreid over deze duiken zullen eveneens een aantal vaardigheden worden afgetoetst:
Valve shut down, overgaan op tweede ontspanner
Afleggen en herplaatsen van decoflessen (op de bodem)
Afgeven en herplaatsen van decoflessen (los van de bodem)
Blind afgeven en herplaatsen van decoflessen (op de bodem)
Uitleggen van een lijn met reel
Overgaan op reserve masker
Opstijging met runtables
Opstijging met duikcomputer
De ERI zal met de kandidaat tijdens de briefing voor de duik afspreken welke vaardigheid zal worden afge‐ toetst. De ERI zal de vaardigheid aftekenen op het opleidingsformulier indien de kandidaat de vaardigheid met succes heeft gedemonstreerd. Indien na 4 duiken nog niet alle vaardigheden met succes werden gedemonstreerd, zal een extra duik worden toegevoegd. Zoals bij de klassieke duikbrevetten beschikt de kandidaat over een periode van 3 jaar om de vereiste diepe duiken en alle vaardigheden af te leggen. Na het succesvol afleggen van alle vereiste duiken en vaardigheden zal de ERI het opleidingsformulier aftekenen “4 geslaagde Extended Range duiken uitgevoerd en alle vaardigheden afgewerkt”. De kandidaat stuurt het volledig ingevulde opleidingsformulier via zijn clubsecretariaat ter homologatie naar het NELOS Secretariaat. Het homologatiegeld wordt door het NELOS‐Secretariaat gefactureerd aan het clubsecretari‐ aat van de kandidaat. 3.4
Opleiding tot Normoxic Trimix Duiker (NTD)
3.4.1
Definitie Normoxic Trimix Duiker
Een Normoxic Trimix‐Duiker (NTD) is een duiker met de bevoegdheid om tot een diepte van 60m duiken uit te voeren en hierbij gebruik te maken van specifiek materiaal, gassen en procedures binnen het kader opgelegd door het Veiligheidsreglement Extended Range en Trimix. Hij blijft – behalve aan de specifieke nitrox‐ en trimix‐regels – verder ook onderworpen aan alle regels van het NELOS‐Duikonderricht, in het bijzonder wat betreft dieptekwalificatie en kwalificatie van de duikbuddy. Daar kan enkel van afgeweken worden indien dit expliciet toegelaten is. De Normoxic Trimix‐duiker zal als bodemmengsel normomix trimix gebruiken (een mengsel van zuurstof – helium – stikstof waarbij het zuurstofpercentage een waarde aanneemt tussen de 18 en de 21 %); de toevoeging van helium in het gasmengsel laat toe de narcotische effecten van stikstof bij een relatief lange bodemtijd te beperken. Hij mag als bodemmengsel eveneens een gepast ‘trioxmengsel’ gebruiken (een trimixmengsel met een zuurstofpercentage hoger dan 21% dat naar analogie met nitrox toelaat de decom‐ pressieverplichtingen te beperken). De Normoxic Trimix‐duiker wordt eveneens in de mogelijkheid gesteld om na zijn duik op relatief grote diepte en met relatief lange bodemtijd, te decompresseren met een aangepast nitroxmengsel en/of met zuivere zuurstof. Hij zal deze decompressiewijze gebruiken om zich op
46 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
een correcte en voldoende wijze te ontdoen van de in zijn lichaam opgestapelde inerte gassen. De 3*Duiker met dieptebeperking van 40 m in het klassieke persluchtduiken mag in het kader van de opleiding Normoxic Trimix duiken tot 55 m. De gebrevetteerde Normoxic Trimix Duiker mag duiken tot 60m onder de strikte voorwaarden en mits het respecteren van de procedures opgelegd door dit soort duiken. De Normoxic Trimix Duiker mag ook Extended Range duiken uitvoeren. 3.4.2
Deelnamevoorwaarden
Om aan de theorie te mogen deelnemen:
Geslaagd zijn in het examen theorie Extended Range,
Reglementair bij zijn club aangesloten zijn,
Het cursusgeld betaald hebben.
Om de opleidingsduiken te mogen starten:
Gebrevetteerd Extended Range Duiker zijn,
Medisch geschikt zijn.
3.4.3 3.4.3.1
Module NTD1 – Theorie Doelstellingen
Een Normoxic Trimix Duiker moet:
Een inzicht hebben in de CMAS‐ en de NELOS‐structuur van ER en Trimix‐brevetten.
Hij moet de gedragscode van de CMAS‐mengselduiker kennen en kunnen toepassen.
Hij moet de mogelijkheden en de beperkingen (zie o.a. definitie) van een NTD kennen en er ook naar handelen.
Hij moet de voor‐ en nadelen van Normoxic Trimix‐duiken kunnen aanduiden en de lange ter‐ mijneffecten begrijpen.
Hij moet de wetten van de fysica die aan de basis liggen van correcte en veilige NT‐duiken, de mogelijkheden en de onmogelijkheden van dit soort duiken kennen en ze kunnen toepassen in de praktijk indien nodig.
Hij moet de fysiologische en fysische aspecten van Normoxic Trimix‐duiken begrijpen en kunnen verklaren.
Hij moet de effecten van het duiken met helium begrijpen.
Hij moet de specifieke gevaren van Normoxic Trimix‐duiken begrijpen (in het bijzonder wat de partiële gasdrukken, de reserves van de ademgassen, de decompressieverplichtingen, de lange verblijftijden onder water en de diverse procedures betreft), er adequaat op kunnen reageren en de regels kennen om ze te voorkomen of in het slechtste geval ze te verhelpen.
Hij moet de specifieke gevaren van blootstelling aan gassen, waarmee een Normoxic Trimix Dui‐ ker in aanraking komt, kennen en hij moet weten hoe hij adequaat moet reageren om deze te voorkomen of hoe hij erop moet anticiperen indien ze zich voordoen.
Hij moet het specifieke materiaal voor ER‐duiken kunnen gebruiken.
Hij moet de analyse van de mengsels (inclusief trimixmengsels) kunnen uitvoeren in de praktijk.
Hij moet weten hoe het trimixmateriaal moet gemarkeerd zijn.
Hij moet enkele vulmethodes voor nitrox of trimix kennen.
47
NELOS‐infomap technisch duiken
Hij moet in staat zijn om het beste mengsel voor een opgegeven duik te bepalen.
Hij moet voor de geplande duik de verhoging van de CZS‐belasting en van het aantal OTU’s kun‐ nen bepalen.
Hij moet een Normoxic Trimix‐duik volledig zelfstandig kunnen plannen en duiken volgens dit opgesteld plan.
Hij moet op een correcte manier kunnen omgaan met de planningssoftware die noodzakelijk is om een Normoxic Trimix‐duik correct te plannen.
Hij moet de specifieke veiligheidsmaatregelen van het Normoxic Trimix‐duiken kennen en kun‐ nen toepassen en dit voor elke fase van de duik.
Hij moet de bijzondere regels van het Normoxic Trimix‐duiken kennen en kunnen toepassen zo‐ als bijvoorbeeld het duiken in een "gemengde groep", de reserves, de ‘wat indien’‐procedures, enz…
Hij moet een beeld hebben van de mogelijke noodsituaties die zich kunnen voordoen en hij moet weten hoe hij hier alert moet op reageren.
Hij moet beschikken over geschikte planningssoftware (tijdens de cursus wordt gewerkt met V‐ planner).
Hij moet de planningssoftware kunnen gebruiken.
Hij moet alle mogelijke parameters van de planningssoftware kunnen instellen op niveau NT‐ duiken.
Hij moet het effect van alle hoger genoemde parameters begrijpen.
Hij moet de mogelijkheden en de limieten van de planningssoftware kennen en begrijpen en in functie van deze mogelijkheden en beperkingen de duikplanning met de planningssoftware cor‐ rect kunnen aanpassen.
Hij moet de opbouw van de uitrusting van een technische duiker kennen en begrijpen.
Hij moet weten waarom bepaald materiaal strikt noodzakelijk is.
Hij moet weten welk materiaal redundant moet uitgevoerd worden en welk materiaal niet re‐ dundant hoeft uitgevoerd te worden.
Hij moet dit materiaal goed onderhouden en er voor zorgen dat de betrouwbaarheid ervan gega‐ randeerd is.
3.4.3.2
Organisatie
De theorie beslaat 2 lesavonden (Trimix, Planning, en Decompressiesoftware) gevolgd door een theorie‐ examen. De cursusdata zullen worden kenbaar gemaakt via de webpagina van de SDT op de NELOS‐Wiki, NELOS‐ Info en Hippocampus. Inschrijvingen dienen per email te worden gericht aan de
[email protected]. De kandidaten zullen de nodige cursusdocumentatie ontvangen bij aanvang van de cursus. De kandidaten zullen zelf zorgen voor een laptop waarop geschikte decompressiesoftware is geïnstalleerd. De keuze van decompressiesoftware is vrij, doch tijdens de cursus zal V‐planner worden gebruikt. De kandidaat dient eveneens bereid te zijn om het nodige duikmateriaal aan te schaffen om NT‐duiken uit te voeren, voorzover hij dit materiaal nog niet bezit. De kandidaat dient te slagen in het theorie‐examen alvorens de Module NTD2 aan te vatten. Hij dient eveneens gehomologeerd ERD te zijn om de module NTD2 aan te vatten.
48 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
3.4.4 3.4.4.1
Module NTD2 – Duiken Shallow Water duik: Doelstellingen
Een NT‐Duiker moet:
Hij moet al het materiaal kunnen monteren volgens de regels der kunst.
Deze Shallow Water duik zal worden uitgevoerd met twee decompressieflessen.
Het materiaal moet zodanig aangebracht zijn dat hij in elke situatie de duik en zichzelf onder controle heeft. Hij moet elk uitrustingsstuk vlot kunnen bereiken.
In staat zijn al zijn duikmateriaal (en in het bijzonder het specifieke technische duikmateriaal) op veilige, correcte en vlotte wijze te gebruiken.
Tijdens de oefeningen de duik en zichzelf onder controle hebben.
De oefeningen die gedemonstreerd worden door de NTI correct kunnen nadoen.
In staat zijn de oefeningen die hem opgedragen worden nauwkeurig uit te voeren. De oefeningen richten zich op de het gebruik en de manipulatie van de decompressieflessen (af‐ leggen, aangorden, gasswitch), materiaalpannes (valve shut down, overgaan op tweede ont‐ spanner), het gebruik van en de manipulatie van de OSB en reel en opstijging volgens runtimes.
3.4.4.2
Organisatie
Deze ondiepe duik zal worden uitgevoerd in open water. Het protocol is analoog aan de ondiepe duik in het kader van de opleiding ERD (zie Module ERD2). De controlerende NTI zal de ondiepe duik op het opleidingsformulier van de kandidaat pas aftekenen indien de NTI oordeelt dat de kandidaat in staat is veilig alle ingeoefende procedures toe te passen op diepe duiken. Bij twijfel vanwege de NTI of op vraag van de kandidaat zal een bijkomende ondiepe oefen‐ duik in open water worden georganiseerd. De kandidaat dient de ondiepe duik te lukken alvorens de diepe duiken aan te vatten. 3.4.4.3
Diepe duiken: Doelstellingen
Een NT‐Duiker moet:
Zijn gassen correct kunnen analyseren.
De mogelijkheden en de beperkingen van zijn gassen kennen en begrijpen.
Een volledige duikplanning kunnen opmaken met geschikte planningssoftware.
Deze planning kunnen aanpassen in functie van de mogelijkheden en beperkingen van de mede‐ duiker.
In staat zijn om de ‘runtables’ op te maken en op een bordje te plaatsen.
In staat zijn om de haalbaarheid van de duik in te schatten in functie van de lokale omstandighe‐ den en hij moet, indien nodig, de duikplanning aanpassen als blijkt dat er een verhoogd risico is voor het uitvoeren van de oorspronkelijk geplande duik.
Een aangepaste briefing kunnen geven die alle relevante technische aspecten van de duik weer‐ spiegelt.
De volledige duikleiding op zich kunnen nemen.
Alle oefeningen en procedures die werden ingeoefend tijdens de Shallow Water duik, uit te voe‐ ren in de reële omstandigheden van een NT‐duik.
In staat zijn om de runtables strikt na te leven.
49
NELOS‐infomap technisch duiken
In staat zijn om op de geschikte diepte op een correcte manier gaswissels door te voeren.
In staat zijn om op een correcte manier zijn OSB te ontplooien op gelijk welk moment van de duik.
Steeds in staat zijn om correct uitgetrimd te zijn.
In staat zijn om een correcte opstijging uit te voeren met inbegrip van alle decompressieverplich‐ tingen.
In staat zijn om op een correcte manier ‘deep stops’ in te lassen en ze uit te voeren.
In staat zijn om op problemen correct te reageren en in staat zijn om handelingen uit te voeren om uit eventuele problemen te komen of ze zo optimaal mogelijk aan te pakken.
In staat zijn om de nodige veiligheidsmaatregelen te nemen en indien er zich problemen voor‐ doen er adequaat op te reageren.
3.4.4.4
Organisatie en Protocol
De kandidaat NTD dient (minstens) 2 diepe duiken uit te voeren, beide in de Zone 50m met 2 decoflessen. Deze opleidingsduiken mogen overal ter wereld gebeuren. Verspreid over deze duiken zullen eveneens een aantal vaardigheden worden afgetoetst (zie onder). De kandidaat zal het initiatief nemen voor de organisatie van deze duiken. De kandidaat contacteert een NTI en maakt een afspraak minimum een week voor de duik. Dit laat zowel de kandidaat als de NTI toe om de nodige gassen te voorzien en een persoonlijke duikplanning op te maken op basis van een voorstel van de kandidaat (duikdiepte en bodemtijd). Indien de gassen van kandidaat en NTI verschillen vertonen, zal de kandidaat een decompressieplanning uitwerken die voldoet aan de decompressieverplichtingen van het volledige duikteam. Hij zal tevens bailout scenario’s plannen voor overschrijding van de maximale duikdiepte, bodemtijd en verlies van decogas. Deze planningen dienen in overeenstemming te zijn met de NELOS normen betreffende gasauto‐ nomie (gasreserves) en zuurstofbelasting. Voor de duik zal de kandidaat ter controle zijn gassen analyseren en samen met de NTI het duikplan over‐ lopen en noteren op een decoleitje. De kandidaat zal eveneens en inschatting maken van alle risico’s in de gegeven omstandigheden en acties voorstellen om de risico’s te beheersen. De kandidaat zorgt voor een ordentelijke en veilige methode om de decompressieflessen aan zijn uitrus‐ ting te bevestigen. Indien de kranen van de deco‐mengsels binnen handbereik zijn staan deze kranen dicht, maar wel onder druk. In het andere geval staat de fles open. De markeringen moeten correct aangebracht zijn. De kandidaat zal, indien dit gevraagd wordt, zelf een geschikte briefing geven. De kandidaat zal tijdens de duik fungeren als duikleider. Hij dient aan te tonen dat hij in staat is het team de vooropgestelde duikplanning te laten uitvoeren. De nadruk zal hierbij liggen op het correct volgen van de runtimes, het correct uitvoeren van de gaswissels en het gebruik van de OSB. Indien nodig zal de kandi‐ daat spontaan overschakelen op een bailout scenario, doch hij zal zich nooit ongewild in dergelijke situatie begeven. Bij een duik waar de duikcomputer wordt gebruikt als primair decompressiemiddel, zal de kandidaat er‐ over waken dat op ieder moment van de duik kan worden overgestapt op het decoleitje met runtimes als backup decompressiemiddel. De controlerende NTI zal enkel ingrijpen of de duikleiding overnemen indien de veiligheid van de duikers in het gedrang komt. Bij fundamentele fouten of fouten tegen de veiligheid zal de NTI de duik niet aftekenen op het opleidings‐
50 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
formulier. De kandidaat zal uitgebreid feedback ontvangen over alle aspecten die voor verbetering vatbaar zijn. De NTI zal de laatste opleidingsduik slechts aftekenen indien hij ervan overtuigd is dat de kandidaat alle procedures en vaardigheden voldoende beheerst om veilig Normoxic Trimix duiken uit te voeren met andere gebrevetteerde NTD. Verspreid over deze duiken zullen eveneens een aantal vaardigheden worden afgetoetst:
Valve shut down, overgaan op tweede ontspanner
Afleggen en herplaatsen van decoflessen (op de bodem)
Opstijging met runtimes
De NTI zal met de kandidaat tijdens de briefing voor de duik afspreken welke vaardigheid zal worden afgetoetst. De NTI zal de vaardigheid aftekenen op het opleidingsformulier indien de kandidaat de vaardig‐ heid met succes heeft gedemonstreerd. Indien na 2 diepe duiken nog niet alle vaardigheden met succes werden gedemonstreerd, zal een extra duik worden toegevoegd. Zoals bij de klassieke duikbrevetten beschikt de kandidaat over een periode van 3 jaar om de vereiste duiken en alle vaardigheden af te leggen. Na het succesvol afleggen van alle vereiste duiken en vaardigheden zal de NTI het opleidingsformulier aftekenen “2 geslaagde Normoxic Trimix duiken uitgevoerd en alle vaardigheden afgewerkt”. De kandidaat stuurt het volledig ingevulde opleidingsformulier via zijn clubsecretariaat ter homologatie naar het NELOS Secretariaat. Het homologatiegeld wordt door het NELOS‐Secretariaat gefactureerd aan het clubsecretari‐ aat van de kandidaat. 3.4.5
Homologatie van onderliggend brevet Wanneer een kandidaat een Normoxic (of Advanced) Trimix‐brevet bezit van een andere federa‐ tie/organisatie en door inschaling het NELOS Normoxic (of Advanced) Trimix‐brevet bekomt, dan kan hij eveneens de homologatie vragen van het onderliggende brevet Extended Range Duiker.
De homologatie van een onderliggend brevet vereist geen opleidingsactiviteiten en is dus van louter admi‐ nistratieve aard. Het homologatiegeld is daarom gelijk aan het homologatiegeld van een administratieve inschaling. Het is duidelijk dat dit principe enkel van toepassing is indien het werkelijk gaat om een onderliggend NELOS‐brevet, m.a.w. indien de aanvrager eerst een bovenliggend NELOS‐trimixbrevet laat homologeren. 3.5 3.5.1
Opleiding tot Advanced Trimix Duiker (ATD) Definitie Advanced Trimix Duiker
Een Advanced Trimix Duiker (ATD) is een duiker met de bevoegdheid om duiken uit te voeren dieper dan 60 m en hierbij gebruik te maken van specifiek materiaal, gassen en procedures binnen het kader opgelegd door het Veiligheidsreglement Extended Range en Trimix. Hij blijft − behalve aan de specifieke nitrox‐ en trimixregels − verder ook onderworpen aan alle regels van het NELOS‐Duikonderricht, in het bijzonder wat betreft dieptekwalificatie en kwalificatie van de duikbuddy. Daar kan enkel van afgeweken worden indien dit expliciet toegelaten is. De Advanced Trimix Duiker zal als bodemmengsel een hypoxisch trimixmengsel gebruiken; de toevoeging van helium in het gasmengsel laat toe de toxische effecten van zuurstof en de narcotische effecten van stikstof op grote diepte en bij een relatief lange bodemtijd te beperken. De Advanced Trimix Duiker wordt eveneens in de mogelijkheid gesteld om na zijn duik op grote diepte en met relatief lange bodemtijd, te
51
NELOS‐infomap technisch duiken
decompresseren met een aangepast nitroxmengsel en/of met zuivere zuurstof. Hij zal deze decompressie‐ wijze gebruiken om zich op een correcte en voldoende wijze te ontdoen van de in zijn lichaam opgestapel‐ de inerte gassen. De 3*Duiker met dieptebeperking van 40 m of 60 m in het klassieke persluchtduiken mag in het kader van de opleiding Advanced Trimix duiken tot 100 m. De gebrevetteerde Advanced Trimix Duiker mag duiken dieper dan 60 m zonder dieptebeperking onder de strikte voorwaarden en mits het respecteren van de procedures opgelegd door dit soort duiken. De Advanced Trimix Duiker mag ook Extended Range duiken of Normoxic Trimix duiken uitvoeren. 3.5.2
Deelnamevoorwaarden
Gebrevetteerd Normoxic Trimix duiker met 10 ER of NTx duiken
200 duiken
80 duiken in Zone 30m
3.5.3 3.5.3.1
Module ATD1 – Theorie Doelstellingen
Alle doelstellingen zoals vermeld in “1.4.3.1. Doelstellingen Module NTD1” zijn eveneens geldig voor een kandidaat ATD, doch het is duidelijk dat deze doelstellingen zich situeren op het diepgaander niveau ATD. Naast enkele nieuwe begrippen die typisch zijn voor extreme diepten zal de kandidaat de theoretische materie en de decompressiesoftware moeten beheersen op het niveau ATD. 3.5.3.2
Organisatie
De theorie beslaat 1 lesavond (Organisatie, Planning, Decompressiesoftware en Uitvoering) gevolgd door een theorie‐examen. De cursusdata zullen worden kenbaar gemaakt via de webpagina van de SDT op de NELOS‐Wiki, NELOS‐ Info en Hippocampus. Inschrijvingen dienen per email te worden gericht aan de
[email protected]. De kandidaten zullen de nodige cursusdocumentatie ontvangen bij aanvang van de cursus. De kandidaten zullen zelf zorgen voor een laptop waarop geschikte decompressiesoftware is geïnstalleerd. De keuze van decompressiesoftware is vrij, doch tijdens de cursus zal V‐planner worden gebruikt. De kandidaat dient eveneens bereid te zijn om het nodige duikmateriaal aan te schaffen om AT‐duiken uit te voeren, voorzover hij dit materiaal nog niet bezit. De kandidaat dient te slagen in het theorie‐examen alvorens de Module ATD2 aan te vatten. 3.5.4 3.5.4.1
Module ATD2 ‐ Duiken Doelstellingen
Een AT‐Duiker moet beantwoorden aan alle doelstellingen van “1.4.4. Module NTD2”, maar dan op het niveau van de ATD. Bovendien zal de ATD de typische team‐aspecten van diepe trimixduiken dienen te beheersen en spontaan toepassen : organisatie, planning, risicomanagement, collectief materiaal, veiligheidsmaatregelen. 3.5.4.2
Organisatie en Protocol
De kandidaat ATD dient (minstens) 1 Shallow Water duik en 5 diepe duiken uit te voeren met volledige uitrusting op het niveau ATD (ondermeer 2 decoflessen). Deze mogen overal ter wereld gebeuren. De Shallow Water duik dient om een aantal vaardigheden en procedures in te oefenen op een beperkte diepte. Deze ondiepe duik kan op afspraak in onze gewone wateren worden georganiseerd of kan de
52 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
eerste duik zijn van een trimixstage die in het buitenland wordt georganiseerd. Indien de ondiepe duik in onze gewone wateren wordt georganiseerd, is de organisatie en het protocol analoog aan deze van een ondiepe duik in het kader van de opleiding ERD of NTD. Indien de ondiepe duik geïntegreerd is in een trimixstage, dan zullen de organisatorische aspecten worden ingepast in het organisatorisch kader van de stage. De 5 diepe duiken zullen vanwege de grote diepte noodzakelijkerwijs in het buitenland worden georgani‐ seerd onder de vorm van een stage. Op deze manier kunnen alle voorbereidende werkzaamheden in team worden georganiseerd. De eerste 3 diepe duiken zullen naar een diepte in zone 60m of dieper zijn ; de 2 volgende diepe duiken zullen naar een diepte in zone 70m of dieper zijn. De precieze diepte zal het resultaat zijn van het plan‐ ningsproces dat in team wordt afgewerkt. Verspreid over deze duiken zullen eveneens een aantal vaardigheden worden afgetoetst (zie onder). De kandidaat zorgt voor een ordentelijke en veilige methode om de decompressieflessen aan zijn uitrus‐ ting te bevestigen. Indien de kranen van de deco‐mengsels binnen handbereik zijn staan deze kranen dicht, maar wel onder druk. In het andere geval staat de fles open. De markeringen moeten correct aangebracht zijn. De kandida(a)t(en) zal (zullen) tijdens de duik (eventueel beurtelings) fungeren als duikleider. Hij dient aan te tonen dat hij in staat is het team een geschikte briefing te geven en de vooropgestelde duikplanning te laten uitvoeren. De nadruk zal hierbij liggen op het correct volgen van de runtimes, het correct uitvoeren van de gaswissels en het gebruik van de OSB. Indien nodig zal de kandidaat spontaan overschakelen op een bailout scenario, doch hij zal zich nooit ongewild in dergelijke situatie begeven. Bij een duik waar de duikcomputer wordt gebruikt als primair decompressiemiddel, zal de kandidaat er‐ over waken dat op ieder moment van de duik kan worden overgestapt op het decoleitje met runtimes als backup decompressiemiddel. De controlerende ATI zal enkel ingrijpen of de duikleiding overnemen indien de veiligheid van de duikers in het gedrang komt. De stage wordt opgevat als een leerproces. De beoordeling van de kandidaat zal het resultaat zijn van een globale evaluatie van alle relevante aspecten van Advanced Trimix duiken. Behalve de uitvoering van de duik zal eveneens bijzondere aandacht gaan naar de houding en de bijdrage van de kandidaat in het voor‐ bereidende teamwerk. De kandidaat zal tijdens de stage uitgebreid feedback ontvangen over alle aspecten die voor verbetering vatbaar zijn. De ATI zal de laatste opleidingsduik slechts aftekenen indien hij ervan overtuigd is dat de kandidaat alle procedures en vaardigheden voldoende beheerst om veilig Advanced Trimix duiken uit te voeren met andere gebrevetteerde ATD. Verspreid over deze duiken zullen eveneens een aantal vaardigheden worden afgetoetst:
Valve shut down, overgaan op tweede ontspanner
Afleggen en herplaatsen van decoflessen (op de bodem)
Overgaan op reservemasker
Opstijging met runtimes
De ATI zal met de kandidaat tijdens de briefing voor de duik afspreken welke vaardigheid zal worden afgetoetst. De ATI zal de vaardigheid aftekenen op het opleidingsformulier indien de kandidaat de vaardig‐ heid met succes heeft gedemonstreerd. Na het succesvol afleggen van alle vereiste duiken en vaardigheden zal de ATI het opleidingsformulier aftekenen “5 geslaagde Advanced Trimix duiken uitgevoerd en alle vaardigheden afgewerkt”. De kandidaat
53
NELOS‐infomap technisch duiken
stuurt het volledig ingevulde opleidingsformulier via zijn clubsecretariaat ter homologatie naar het NELOS‐ secretariaat. Het homologatiegeld wordt door het NELOS‐secretariaat gefactureerd aan het clubsecretari‐ aat van de kandidaat. 3.6
Opleiding tot Extended Range Instructeur (ERI)
3.6.1
Deelnemingsvoorwaarden
Alvorens de opleiding tot ERI aan te vatten dient de kandidaat te voldoen aan volgende voorwaarden:
Minstens 2*I zijn,
Nitrox‐Instructeur zijn,
Extended Range Duiker zijn,
Minstens 25 Extended Range duiken gelogd hebben (Trimixduiken komen hiervoor eveneens in aanmerking),
Medisch geschikt zijn,
Reglementair bij een NELOS‐club aangesloten zijn.
3.6.2
Protocol van de opleiding tot ERI
De opleiding tot ERI bestaat in essentie uit het actief deelnemen aan de opleiding van Extended Range Duikers in het kader van een NELOS‐cursus ERD. De kandidaat ERI dient zelf over een volwaardige uitrusting voor Extended Range duiken te beschikken en zal deze gebruiken bij alle opleidingsonderdelen. Afgewerkte onderdelen zullen op het Opleidingsformulier ERI worden afgetekend door een controlerende ERI, NTI of ATI indien de onderdelen naar voldoening werden afgewerkt: respect voor de veiligheid en de didactische principes zijn noodzakelijke voorwaarden voor een geslaagd onderdeel. 3.6.2.1
Assistentie bij een volledige theoriecursus ERD
De kandidaat ERI zal deelnemen aan alle theorielessen van een cursus ERD. Op deze manier zal de theoretische kennis van de kandidaat worden opgefrist en aangevuld met de laatste evoluties binnen de cursus ERD. De kandidaat zal tevens aandacht hebben voor de wijze waarop deze materie binnen NELOS wordt onderwezen omdat hij niet alleen de theorie moet beheersen maar deze ook zelf op een didactische wijze moet kunnen overbrengen. Van de kandidaat wordt een actieve houding verwacht. Hij zal zich verzekeren van een perfect inzicht in de materie en bij de minste twijfel eventueel zelf bijkomende vragen stellen. 3.6.2.2
Didactische theorieles Extended Range
De kandidaat ERI zal zelf één van de theorielessen ERD op zich nemen. Datum, de voorziene tijd en de lesinhoud zal worden afgesproken met de cursusverantwoordelijke. De nadruk dient te worden gelegd op het didactische karakter van de les: de kandidaat ERI dient te streven naar een maximaal begrip van de materie bij de lesvolgers ERD. Dit doel wordt bereikt door op een interac‐ tieve manier les te geven waarbij door gerichte vraagstelling de kandidaten ERD maximaal worden betrok‐ ken bij de les. Deze didactische les laat de kandidaat ERI tevens toe om de diepgang van zijn theoretische kennis te demonstreren. Indien de controlerende instructeur oordeelt dat de theorie onvoldoende duidelijk werd overgebracht door de kandidaat ERI op de lesvolgers, dan zal dit onderdeel niet worden afgetekend. Zware fouten bij de uiteenzetting van de theorie of bij het beantwoorden van vragen van de lesvolgers zullen automatisch een
54 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
mislukking inhouden voor de kandidaat ERI. In ieder geval zal de controlerende instructeur eventuele fouten van de kandidaat ERI bijsturen. 3.6.2.3
Afname examen theorie Extended Range
De kandidaat ERI zal deelnemen aan de jurering van een theorie‐examen van een theoriecursus ERD. Hierdoor krijgt hij een inzicht in de wijze van vraagstelling en de manier van jurering bij het theorie‐examen ERD. De score van de cursisten ERD blijft onder de verantwoordelijkheid van de controlerende instructeur(s). De controlerende instructeur zal dit onderdeel slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat ERI de normen van het examen begrepen heeft en daadwerkelijk toepast. 3.6.3
Afname oefensessie zwembad
De kandidaat ERI zal deelnemen aan de instructie en de begeleiding van kandidaten ERD tijdens een oefen‐ sessie in zwembad. Tijdens deze sessie oefenen de kandidaten ERD in beschermde omgeving de vaardig‐ heden en oefeningen die van hen nadien in open water worden gevraagd op het niveau Extended Range. De kandidaat ERI zal door demonstraties van de oefeningen, feedback aan de kandidaten ERD en zonodig ingrijpen indien een probleemsituatie ontstaat, aantonen dat hij volwaardig kan functioneren als instruc‐ teur op het niveau Extended Range. De controlerende instructeur zal dit onderdeel slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat ERI in staat is duidelijke demonstraties te geven, nuttige en correcte feed‐ back te geven en de veiligheid tijdens de oefeningen te waarborgen. 3.6.4
Afname Shallow Water Dive
De kandidaat ERI zal onder supervisie van een controlerende instructeur een Shallow Water Dive leiden in alle aspecten. Het doel van deze duik is de kandidaten ERD de vaardigheden en drills laten oefenen in volledige uitrusting in open water op beperkte diepte. De duikploeg bestaat uit de kandidaat ERI, één of twee kandidaten ERD en de controlerende instructeur. De kandidaat ERI zal aan zijn ploeg een duidelijke briefing geven met beschrijving van de opgelegde oefe‐ ningen, hun volgorde en afspraken over de communicatie onder water. Uitvoerige aandacht zal eveneens worden besteed aan controle van de uitrusting van alle ploegleden en de gebruikte gassen. De kandidaat ERI zal de duik leiden, de oefeningen aangeven en zo nodig laten herhalen of zelf demonstre‐ ren, en de veiligheid van de ploegleden bewaken. Na de duik zal de kandidaat ERI feedback geven aan de kandidaten ERD. De controlerende instructeur zal telkens waar nodig bijsturen zowel tijdens de briefing, tijdens de duik als tijdens de debriefing. In het bijzonder zal hij ingrijpen indien de veiligheid in het gedrang komt. De contro‐ lerende instructeur zal de duik slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat ERI in staat is een duidelijke briefing te geven, de duik te leiden en de kandidaten te begeleiden op een didactische en veilige manier, en nuttige en correcte feedback te geven. 3.6.5
Afname Deep Dive 1
De kandidaat ERI zal onder supervisie van een controlerende instructeur een Deep Dive van een kandidaat ERD afnemen waarbij alle aspecten van een Extended Range duik aan bod komen. De duikploeg bestaat uit de kandidaat ERI, één kandidaat ERD en de controlerende instructeur. De kandidaat ERI zal de kandidaat ERD begeleiden tijdens het ganse proces van voorbereiding en uitvoering van de diepe duik: analyse van de gassen, planning van de duik (met bijzondere aandacht voor de decom‐ pressiefaze), materiaalcontrole, briefing, controle van de uitvoering van de opgelegde vaardigheden onder water en van de opstijging met gaswissels, en debriefing.
55
NELOS‐infomap technisch duiken
De kandidaat ERI zal er bij de begeleiding van de kandidaat ERD rekening mee houden dat deze laatste zich in een leerfaze bevindt: enerzijds moet de kandidaat ERD de ruimte krijgen om van zijn fouten te kunnen leren, anderzijds dient de kandidaat ERI erover te waken dat deze fouten niet mogen leiden tot het ont‐ staan van gevaarlijke situaties. De controlerende instructeur zal bijsturen of overnemen indien de kandidaat ERI onvoldoende reageert op ernstige fouten van de kandidaat ERD. De controlerende instructeur zal de feedback aan de kandidaat ERD eveneens aanvullen waar nodig. De controlerende instructeur zal de kandidaat ERI feedback geven over de wijze waarop deze de kandidaat ERD heeft begeleid. Hij zal de duik op het opleidingsformulier van de kandidaat ERI slechts aftekenen indien deze geen ernstige fouten heeft laten begaan door de kandidaat ERD en indien de kandidaat ERI de veiligheid voldoende heeft gewaarborgd. 3.6.6
Afname Deep Dive 2
De afname Deep Dive 2 gebeurt op analoge wijze als Deep Dive 1. Terwijl bij Deep Dive 1 nog kleine foutjes of vergetelheden van de kandidaat ERI kunnen worden vergeven, zal de controlerende instructeur bij Deep Dive 2 de duik slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat ERI in staat is de kandidaat ERD volledig op veilige wijze te begelei‐ den en correcte feedback te geven over alle aspecten van de voorbereiding en uitvoering van de duik. 3.6.7
Bevoegdheden
De ERI is bevoegd om alle onderdelen uit de opleiding tot ERD te organiseren en te evalueren. De ERI is dus bevoegd om theorielessen ERD te geven, examen theorie ERD af te nemen, een zwembadses‐ sie op niveau ERD te leiden, Shallow Water duiken ERD af te nemen, diepe opleidingsduiken ERD af te nemen en het opleidingsformulier ERD af te tekenen “klaar voor homologatie”. 3.7
Opleiding tot Normoxic Trimix Instructeur (NTI)
3.7.1
Deelnemingsvoorwaarden
Alvorens de opleiding tot NTI aan te vatten dient de kandidaat te voldoen aan volgende voorwaarden:
Minstens 2*I zijn,
Extended Range Instructeur zijn of in opleiding ERI zijn (*),
Advanced Trimix Duiker zijn,
Minstens 25 Extended Range en/of Trimixduiken gelogd hebben,
Medisch geschikt zijn,
Reglementair bij een NELOS‐club aangesloten zijn.
(*) Een kandidaat ERI die tevens aan alle andere bovenstaande voorwaarden voldoet, kan inderdaad even‐ eens de opleiding tot NTI reeds aanvatten voordat hij gehomologeerd ERI is. De opleidingen tot ERI en NTI zijn immers nauw verweven met de respectievelijke cursussen ERD en NTD, die nauw op elkaar aansluiten. De theoretische onderdelen van de opleiding tot NTI kunnen dus zonder bezwaar reeds worden afgelegd door de kandidaat voordat hij gehomologeerd ERI is. Gehomologeerd ERI zijn is evenwel een voorwaarde om te kunnen overgaan tot homologatie tot NTI. Het is dus duidelijk dat een deel van de opleidingen tot ERI en NTI elkaar wel kan overlappen, doch de homologa‐ tie van de titel van ERI zal steeds geschieden voor de homologatie van de titel van NTI. 3.7.2
Protocol van de opleiding tot NTI
De opleiding tot NTI bestaat in essentie uit het actief deelnemen aan de opleiding van Normoxic Trimix
56 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
Duikers in het kader van een NELOS‐cursus NTD. De kandidaat NTI dient zelf over een volwaardige uitrusting voor Normoxic Trimix duiken te beschikken en zal deze gebruiken bij alle opleidingsonderdelen. Afgewerkte onderdelen zullen op het Opleidingsformulier NTI worden afgetekend door een controlerende NTI of ATI indien de onderdelen naar voldoening werden afgewerkt: respect voor de veiligheid en de didactische principes zijn noodzakelijke voorwaarden voor een geslaagd onderdeel. 3.7.2.1
Assistentie bij een volledige theoriecursus NTD
De kandidaat NTI zal deelnemen aan alle theorielessen van een cursus NTD. Op deze manier zal de theoretische kennis van de kandidaat worden opgefrist en aangevuld met de laatste evoluties binnen de cursus NTD. De kandidaat zal tevens aandacht hebben voor de wijze waarop deze materie binnen NELOS wordt onderwezen omdat hij niet alleen de theorie moet beheersen maar deze ook zelf op een didactische wijze moet kunnen overbrengen. Van de kandidaat wordt een actieve houding verwacht. Hij zal zich verzekeren van een perfect inzicht in de materie en bij de minste twijfel eventueel zelf bijkomende vragen stellen. 3.7.2.2
Didactische theorieles Normoxic Trimix
De kandidaat NTI zal zelf één van de theorielessen NTD op zich nemen. Datum, de voorziene tijd en de lesinhoud zal worden afgesproken met de cursusverantwoordelijke. De nadruk dient te worden gelegd op het didactische karakter van de les: de kandidaat NTI dient te streven naar een maximaal begrip van de materie bij de lesvolgers NTD. Dit doel wordt bereikt door op een inter‐ actieve manier les te geven waarbij door gerichte vraagstelling de kandidaten NTD maximaal worden betrokken bij de les. Deze didactische les laat de kandidaat NTI tevens toe om de diepgang van zijn theoretische kennis te demonstreren. Indien de controlerende instructeur oordeelt dat de theorie onvoldoende duidelijk werd overgebracht door de kandidaat NTI op de lesvolgers, dan zal dit onderdeel niet worden afgetekend. Zware fouten bij de uiteenzetting van de theorie of bij het beantwoorden van vragen van de lesvolgers zullen automatisch een mislukking inhouden voor de kandidaat NTI. In ieder geval zal de controlerende instructeur eventuele fouten van de kandidaat NTI bijsturen. 3.7.2.3
Afname oefensessie zwembad
De kandidaat NTI zal deelnemen aan de instructie en de begeleiding van kandidaten NTD tijdens een oefensessie in zwembad. Tijdens deze sessie oefenen de kandidaten NTD in beschermde omgeving de vaardigheden en oefeningen die van hen nadien in open water worden gevraagd op het niveau Normoxic Trimix. De kandidaat NTI zal door demonstraties van de oefeningen, feedback aan de kandidaten NTD en zonodig ingrijpen indien een probleemsituatie ontstaat, aantonen dat hij volwaardig kan functioneren als instruc‐ teur op het niveau Normoxic Trimix. De controlerende instructeur zal dit onderdeel slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat NTI in staat is duidelijke demonstraties te geven, nuttige en correcte feed‐ back te geven en de veiligheid tijdens de oefeningen te waarborgen. Dit onderdeel kan op het opleidingsformulier NTI in cumul worden afgetekend indien de kandidaat in het kader van een opleiding ERI met succes dit onderdeel heeft afgewerkt. 3.7.2.4
Afname Shallow Water Dive
De kandidaat NTI zal onder supervisie van een controlerende instructeur een Shallow Water Dive leiden in
57
NELOS‐infomap technisch duiken
alle aspecten. Het doel van deze duik is de kandidaten NTD de vaardigheden en drills laten oefenen in volledige uitrusting in open water op beperkte diepte. De duikploeg bestaat uit de kandidaat NTI, één of twee kandidaten NTD en de controlerende instructeur. De kandidaat NTI zal aan zijn ploeg een duidelijke briefing geven met beschrijving van de opgelegde oefe‐ ningen, hun volgorde en afspraken over de communicatie onder water. Uitvoerige aandacht zal eveneens worden besteed aan controle van de uitrusting van alle ploegleden en de gebruikte gassen. De kandidaat NTI zal de duik leiden, de oefeningen aangeven en zo nodig laten herhalen of zelf demonstre‐ ren, en de veiligheid van de ploegleden bewaken. Na de duik zal de kandidaat NTI feedback geven aan de kandidaten NTD. De controlerende instructeur zal telkens waar nodig bijsturen zowel tijdens de briefing, tijdens de duik als tijdens de debriefing. In het bijzonder zal hij ingrijpen indien de veiligheid in het gedrang komt. De contro‐ lerende instructeur zal de duik slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat NTI in staat is een duidelijke briefing te geven, de duik te leiden en de kandidaten te begeleiden op een didactische en veilige manier, en nuttige en correcte feedback te geven. Dit onderdeel kan op het opleidingsformulier NTI in cumul worden afgetekend indien de kandidaat in het kader van een opleiding ERI met succes dit onderdeel heeft afgewerkt. 3.7.2.5
Afname Deep Dive
De kandidaat NTI zal onder supervisie van een controlerende instructeur een Deep Dive in de zone 50m van een kandidaat NTD afnemen waarbij alle aspecten van een Normoxic Trimix duik aan bod komen. De duikploeg bestaat uit de kandidaat NTI, één kandidaat NTD en de controlerende instructeur. Een kandidaat NTI die in parallel eveneens nog met de opleiding tot ERI bezig is, zal deze Deep Dive NTI uitvoeren na het succesvol afleggen van de twee Deep Dives ERI. Op deze wijze wordt een logische op‐ bouw verzekerd. De kandidaat NTI zal de kandidaat NTD begeleiden tijdens het ganse proces van voorbereiding en uitvoe‐ ring van de diepe duik: analyse van de gassen, planning van de duik (met bijzondere aandacht voor de decompressiefaze), materiaalcontrole, briefing, controle van de uitvoering van de opgelegde vaardigheden onder water en van de opstijging met gaswissels, en debriefing. De kandidaat NTI zal er bij de begeleiding van de kandidaat NTD rekening mee houden dat deze laatste zich in een leerfaze bevindt: enerzijds moet de kandidaat NTD de ruimte krijgen om van zijn fouten te kunnen leren, anderzijds dient de kandidaat NTI erover te waken dat deze fouten niet mogen leiden tot het ont‐ staan van gevaarlijke situaties. Met name tijdens de opstijging en de decompressiefaze is de foutentoleran‐ tie bij trimixduiken beduidend kleiner. De controlerende instructeur zal bijsturen of overnemen indien de kandidaat NTI onvoldoende reageert op fouten van de kandidaat NTD. De controlerende instructeur zal de feedback aan de kandidaat NTD even‐ eens aanvullen waar nodig. De controlerende instructeur zal de kandidaat NTI feedback geven over de wijze waarop deze de kandidaat NTD heeft begeleid. Hij zal de duik op het opleidingsformulier van de kandidaat NTI slechts aftekenen indien hij overtuigd is dat de kandidaat NTI in staat is de kandidaat NTD volledig op veilige wijze te begelei‐ den en correcte feedback te geven over alle aspecten van de voorbereiding en uitvoering van de duik. 3.7.3
Homologatie tot NTI
Om over te kunnen gaan tot homologatie van de titel NTI dient de kandidaat eerst gehomologeerd ERI te zijn.
58 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
3.8
Opleiding tot Advanced Trimix Instructeur (ATI)
3.8.1
Deelnemingsvoorwaarden
Alvorens de opleiding tot ERI aan te vatten dient de kandidaat te voldoen aan volgende voorwaarden:
Minstens 2*I zijn,
Extended Range Instructeur of Normoxic Trimix Instructeur zijn,
Advanced Trimix Duiker zijn,
Minstens 25 Advanced Trimix‐duiken gelogd hebben,
Medisch geschikt zijn,
Reglementair bij een NELOS‐club aangesloten zijn.
3.8.2
Protocol van de opleiding tot ATI
De opleiding tot ATI bestaat in essentie uit het actief deelnemen aan de opleiding van Advanced Trimix Duikers in het kader van een NELOS‐cursus ATD. De kandidaat ATI dient zelf over een volwaardige uitrusting voor Advanced Trimix‐duiken te beschikken en zal deze gebruiken bij alle opleidingsonderdelen. Afgewerkte onderdelen zullen op het Opleidingsformulier ATI worden afgetekend door een controlerende ATI indien de onderdelen naar voldoening werden afgewerkt: respect voor de veiligheid en de didactische principes zijn noodzakelijke voorwaarden voor een geslaagd onderdeel. 3.8.2.1
Assistentie bij een volledige theoriecursus ATD
De kandidaat ATI zal deelnemen aan alle theorielessen van een cursus ATD. Op deze manier zal de theoretische kennis van de kandidaat worden opgefrist en aangevuld met de laatste evoluties binnen de cursus ATD. De kandidaat zal tevens aandacht hebben voor de wijze waarop deze materie binnen NELOS wordt onderwezen omdat hij niet alleen de theorie moet beheersen maar deze ook zelf op een didactische wijze moet kunnen overbrengen. Van de kandidaat wordt een actieve houding verwacht. Hij zal zich verzekeren van een perfect inzicht in de materie en bij de minste twijfel eventueel zelf bijkomende vragen stellen. 3.8.2.2
Didactische theorieles Advanced Trimix
De kandidaat ATI zal zelf één van de theorielessen ATD op zich nemen. Datum, de voorziene tijd en de lesinhoud zal worden afgesproken met de cursusverantwoordelijke. De nadruk dient te worden gelegd op het didactische karakter van de les: de kandidaat ATI dient te streven naar een maximaal begrip van de materie bij de lesvolgers ATD. Dit doel wordt bereikt door op een interac‐ tieve manier les te geven waarbij door gerichte vraagstelling de kandidaten ATD maximaal worden betrok‐ ken bij de les. Deze didactische les laat de kandidaat ATI tevens toe om de diepgang van zijn theoretische kennis te demonstreren. Indien de controlerende instructeur oordeelt dat de theorie onvoldoende duidelijk werd overgebracht door de kandidaat ATI op de lesvolgers, dan zal dit onderdeel niet worden afgetekend. Zware fouten bij de uiteenzetting van de theorie of bij het beantwoorden van vragen van de lesvolgers zullen automatisch een mislukking inhouden voor de kandidaat ATI. In ieder geval zal de controlerende instructeur eventuele fouten van de kandidaat ATI bijsturen. 3.8.2.3
Afname examen theorie Advanced Trimix
De kandidaat ATI zal deelnemen aan de jurering van een theorie‐examen van een theoriecursus ATD.
59
NELOS‐infomap technisch duiken
Hierdoor krijgt hij een inzicht in de wijze van vraagstelling en de manier van jurering bij het theorie‐examen ATD. De score van de cursisten ATD blijft onder de verantwoordelijkheid van de controlerende instructeur(s). De controlerende instructeur zal dit onderdeel slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat ATI de normen van het examen begrepen heeft en daadwerkelijk toepast. 3.8.2.4
Afname oefensessie zwembad
De kandidaat ATI zal deelnemen aan de instructie en de begeleiding van kandidaten ATD tijdens een oefen‐ sessie in zwembad. Tijdens deze sessie oefenen de kandidaten ATD in beschermde omgeving de vaardig‐ heden en oefeningen die van hen nadien in open water worden gevraagd op het niveau Advanced Trimix. De kandidaat ATI zal door demonstraties van de oefeningen, feedback aan de kandidaten ATD en zonodig ingrijpen indien een probleemsituatie ontstaat, aantonen dat hij volwaardig kan functioneren als instruc‐ teur op het niveau Advanced Trimix. De controlerende instructeur zal dit onderdeel slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat ATI in staat is duidelijke demonstraties te geven, nuttige en correcte feed‐ back te geven en de veiligheid tijdens de oefeningen te waarborgen. 3.8.2.5
Afname Shallow Water Dive
De kandidaat ATI zal onder supervisie van een controlerende instructeur een Shallow Water Dive leiden in alle aspecten. Het doel van deze duik is de kandidaten ATD de vaardigheden en drills laten oefenen in volledige uitrusting in open water op beperkte diepte. De duikploeg bestaat uit de kandidaat ATI, één of twee kandidaten ATD en de controlerende instructeur. De kandidaat ATI zal aan zijn ploeg een duidelijke briefing geven met beschrijving van de opgelegde oefe‐ ningen, hun volgorde en afspraken over de communicatie onder water. Uitvoerige aandacht zal eveneens worden besteed aan controle van de uitrusting van alle ploegleden en de gebruikte gassen. De kandidaat ATI zal de duik leiden, de oefeningen aangeven en zo nodig laten herhalen of zelf demonstre‐ ren, en de veiligheid van de ploegleden bewaken. Na de duik zal de kandidaat ATI feedback geven aan de kandidaten ATD. De controlerende instructeur zal telkens waar nodig bijsturen zowel tijdens de briefing, tijdens de duik als tijdens de debriefing. In het bijzonder zal hij ingrijpen indien de veiligheid in het gedrang komt. De contro‐ lerende instructeur zal de duik slechts aftekenen op het opleidingsformulier indien hij overtuigd is dat de kandidaat ATI in staat is een duidelijke briefing te geven, de duik te leiden en de kandidaten te begeleiden op een didactische en veilige manier, en nuttige en correcte feedback te geven. 3.8.2.6
Assistentie bij een volledige Stage Deep Dives Advanced Trimix
De kandidaat ATI zal deelnemen aan een opleidingsstage Deep Dives voor kandidaten ATD. Hij zal tijdens de volledige stage fungeren in de rol van ATI onder de supervisie van één of meerdere controlerende Advanced Trimix Instructeurs. Deze stage laat toe om het volledige spectrum van didactische en organisa‐ torische vaardigheden van de kandidaat ATI af te toetsen. Volgende aspecten zullen tijdens de stage aan bod komen:
Algemene voorbereiding en organisatie van de stage
Contact en afspraken met duikcentrum, schipper en lokale gidsen
Algemene planning, ploegindeling, algemene veiligheidsmaatregelen en algemene richtlijnen aan de duikploegen
Specifieke richtlijnen aan zijn duikploeg en in het bijzonder aan de kandidaat of kandidaten ATD
Begeleiding van de kandidaten ATD tijdens de planning (met bijzondere aandacht voor de de‐
60 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
compressiefaze), analyse van de gassen en voorbereiding van de duik
Aanhoren, beoordelen en desnoods bijsturen van de briefing door de kandidaat ATD voor de duik
Materiaalcontrole en laatste checks
Controle van de uitvoering van de duikplanning tijdens de duik met bijzondere aandacht voor de stijgfaze en de gaswissels (inclusief travelgas tijdens de daalfaze). Het spreekt vanzelf dat de kandidaat ATI alert moet zijn en onmiddellijk moet ingrijpen bij een situatie waar de veiligheid (mogelijk) in gevaar komt.
Aanhoren van de debriefing gegeven door de kandidaat ATD ; feedback geven aan de kandidaat ATD over alle aspecten van de duik met bijzondere aandacht voor alle situaties of handelingen die de veiligheid in gevaar hebben gebracht of hadden kunnen brengen.
De kandidaat ATI zal er bij de begeleiding van kandidaten ATD rekening mee houden dat deze laatste zich in een leerfaze bevinden: enerzijds moet een kandidaat ATD de ruimte krijgen om van zijn fouten te kun‐ nen leren, anderzijds dient de kandidaat ATI erover te waken dat deze fouten niet mogen leiden tot het ontstaan van gevaarlijke situaties. De controlerende instructeur zal bijsturen of overnemen indien de kandidaat ATI onvoldoende reageert op ernstige fouten van een kandidaat ATD. De controlerende instructeur zal de feedback aan de kandidaten ATD eveneens aanvullen waar nodig. De controlerende instructeur zal de kandidaat ATI tussentijds feedback geven over de wijze waarop deze de verschillende aspecten van zijn functie tijdens de stage invult. Tijdens de eerste duiken zal de controle‐ rende instructeur deel uitmaken van de duikploeg totdat de controlerende instructeur oordeelt dat de kandidaat ATI zelfstandig kan instaan voor de begeleiding van kandidaten ATD tijdens de duik. De controlerende instructeur zal de stage op het opleidingsformulier van de kandidaat ATI slechts afteke‐ nen indien de kandidaat ATI globale voldoening heeft gegeven, geen ernstige fouten heeft laten begaan door de kandidaten ATD en de veiligheid voldoende heeft gewaarborgd. 3.9
“Reglement Diep Duiken” bij ER‐duiken en Trimix‐duiken.
Onverminderd blijft het "Reglement Diep Duiken", zoals gestipuleerd voor het luchtduiken, gelden maar voor ER‐duiken en Trimix‐duiken moet eveneens met het volgende rekening gehouden worden:
Bij het ER‐duiken of het Trimix‐duiken mag de partiële zuurstofdruk van het bodemmengsel nooit de waarde van 1,4 bar overschrijden (De ER‐duiker mag nochtans met lucht tot maximaal 60m duiken). De partiële zuurstofdrukken van de decompressiemengsels mogen kortstondig op‐ lopen tot 1,6 bar.
Bij het ER‐duiken en vooral bij het Trimix‐duiken dient de partiële stikstofdruk van het bodem‐ mengsel beperkt te worden. Het is aan te raden om bij Trimix‐duiken de equivalente luchtdiepte te beperken tot 40 meter. De ELD mag alleszins nooit een diepte van 60 m overschrijden.
Tijdens de opleidingsduiken ER mag de maximum duikdiepte van 55 meter niet overschreden worden.
Tijdens de opleidingsduiken Normoxic Trimix mag de maximum diepte van 55 meter niet over‐ schreden worden.
Tijdens de opleidingsduiken Advanced Trimix mag de maximum diepte van 100 meter niet over‐ schreden worden.
Na de opleidingsduiken mag de ER‐duiker niet dieper duiken dan 60 meter, de NT‐duiker niet dieper duiken dan 60 meter en mag de AT‐duiker een diepte kiezen die hij geschikt vindt maar
61
NELOS‐infomap technisch duiken
waarbij de partiële zuurstofdruk van het bodemmengsel niet hoger oploopt dan 1,4 baren waar‐ bij de ELD doordacht werd gekozen.
3.10
In de briefing zullen steeds per duikploeg de zuurstofpercentages van de ademgassen, de maxi‐ mum partiële zuurstofdrukken en de ELD gemeld worden. Ook de maximum diepte voor elk gas wordt aangegeven met de hieraan gekoppelde partiële zuurstofdruk. Het Veiligheidsreglement ER en Trimix.
3.10.1
Algemene regels
De ER‐duiker gebruikt als bodemmengsel lucht of een gepast nitroxmengsel. De NT‐duiker gebruikt als bodemmengsel Normoxic trimix of een gepast Triox‐mengsel. Hij mag ook ER‐duiken uitvoeren. DE AT‐duiker gebruikt als bodemmengsel een gepast hypoxisch trimixmengsel. Hij mag eveneens ER‐duiken of NT‐duiken uitvoeren.
De maximaal toegelaten partiële zuurstofdruk voor het bodemmengsel bedraagt 1,4 bar (De ER‐ duiker mag nochtans met lucht tot maximaal 60m duiken).
De maximaal toegelaten partiële zuurstofdruk voor de decompressiegassen mag kortstondig (maximum 5 minuten) oplopen tot 1,6 bar.
Indien het bodemmengsel hypoxisch is (minder dan 18 % zuurstof bevat) dan moet de afdaling ingezet worden met een reisgas.
De stijgsnelheid bedraagt 10 meter per minuut (zeker nooit overschrijden!).
Als planningssoftware wordt V‐Planner aanbevolen. Andere planners zijn eveneens toegestaan maar ze moeten eveneens gestoeld zijn op moderne decompressiemodellen op basis van bellen‐ theorie.
Het principe van ‘deep stops’ wordt sterk aangeraden.
Het conservatiever instellen van de planningssoftware wordt sterk aangeraden.
Het principe van een verlenging van de laatste trap met 5 minuten wordt aanbevolen.
De maximum geplande diepte mag nooit vrijwillig overschreden worden.
De maximum geplande bodemtijd mag nooit vrijwillig overschreden worden.
Een bail‐out plan dient steeds meegenomen te worden.
Indien de geplande diepte of duiktijd toch overschreden wordt moet de duik onmiddellijk beëin‐ digd worden en het opstijgen dient te gebeuren volgens het bail‐out plan.
Het bail‐out plan moet eveneens binnen de mogelijkheden van de meegenomen ademgassen vallen.
De grenzen van de bail‐out planning qua diepte en tijd mogen nooit overschreden worden.
Elke duiker voorziet in zijn eigen ademgassen en voorziet principieel voor elk gas de nodige re‐ serves.
De reserves in een duikploeg zijn altijd van die aard dat op gelijk welk ogenblik een duiker, die door omstandigheden zijn gassen niet meer beschikbaar heeft, kan voorzien worden van vol‐ doende adembaar gas om de oppervlakte te bereiken met inbegrip van het uitvoeren van alle noodzakelijke trappen.
Principieel voorziet elke duiker voor het bodemgas een reserve van 33 % en voor de decompres‐ siegassen een reserve van 55 %.
62 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
Decompressieflessen mogen afgelegd worden maar ze moeten steeds door de duiker terug ge‐ vonden kunnen worden (dit door het fysiek contact niet te verliezen of door ze te verbinden met de haspel).
Het rijke decompressiegas wordt steeds rechts gedragen, het arme decompressiegas wordt steeds links gedragen.
De kranen van de decompressiegassen worden steeds op druk gezet maar daarna terug gesloten indien ze niet gebruikt worden.
De duikuitrusting moet aangepast zijn aan de soort duik (de techniciteit van de duik) en er moet voorzien worden in een aangepaste, correcte redundantie.
De OSB moet van op grote diepte opgelaten kunnen worden. Een haspellijn van minimum 80m wordt aangeraden.
De duiker moet voor elk mengsel een volledig apart circuit (1ste en 2de trap van de ontspanner en manometer) voorzien. Hierbij is het belangrijk dat elk onderdeel van een bepaald circuit ook als dusdanig herkenbaar is (kleurmarkering – of op tast).
Elk mengsel moet voor de duik geanalyseerd worden.
3.10.2
Samenstelling duikploegen Het is aanbevolen om duikploegen samen te stellen waarin alle duikers eenzelfde mengsel ge‐ bruiken. De voordelen hiervan zijn: o mogelijkheid tot maximale benutting van het mengsel voor elke duiker, o de planning van de duik is veel eenvoudiger, o een veiliger verloop van de duik, o eenvoudiger in het geval van wisselademhaling.
Heeft men binnen één duikploeg toch verschillende mengsels, dan zal men volgende regels toe‐ passen: o De rijkste gassen bepalen de diepte der gaswissels. o De armste gassen bepalen de decompressieverplichtingen. o Meestal zullen decompressiecomputers gebruikt worden om de decompressieverplichtingen te kunnen vervullen en daarom is bijzondere waakzaamheid voor de maximum diepte geboden.
3.10.3
Briefing Voor de duik controleert de algemene duikverantwoordelijke de volgende elementen: o O2‐percentage van alle mengsels van alle duikers. o Maximaal toegelaten diepte voor elk mengsel. o Geplande maximumdiepte tijdens de duik. o Maximaal toegelaten duiktijd. o Decompressiewijze: volgens strengste decompressiewijze en in functie van het laagste O2‐ percentage. o Bij duiken met meerdere mengsels ook controle van de markering van het materiaal.
De duikleider geeft voor de duik een volledige briefing. Naast de bestanddelen van een briefing voor een "gewone" duik, dient deze echter ook volgende elementen te bevatten: o Maximum toegelaten duikdiepte en geplande duikdiepte van de duikploeg.
63
NELOS‐infomap technisch duiken
o Maximum toegelaten duiktijd van de duikploeg. o Decompressiewijze: moet gepland worden volgens de strengste decompressiewijze in functie van het laagste O2‐percentage. o Procedure in geval van wisselademhaling tussen 2 duikers met verschillende mengsels. o Bijzondere signalen voor opstijgen, gaswissels, oplaten van OSB, enz... o Bijzondere afspraken met de oppervlakteveiligheid (bijvoorbeeld wanneer er extra ademgas moet aangevoerd worden).
Elke duiker herhaalt tijdens de briefing de beperkingen van zijn mengsel(s).
De decompressie dient gepland volgens de strengste methode in functie van het laagste zuur‐ stofpercentage!
3.10.4 3.10.4.1
Decompressie Trimix‐computer (computer welke met meerdere gassen kan werken)
Het ingestelde zuurstofpercentage mag nooit hoger zijn dan het zuurstofpercentage in het mengsel. Als de duiker dat eerbiedigt, zal de decompressie correct verlopen. Indien hij echter een lager zuurstofpercentage dan het werkelijke instelt, dan dient hij zijn CZS‐zuurstofbelasting op voorhand te berekenen. Uiteraard dient hij zich te richten naar de CZS‐zuurstofbelasting op zijn computer indien die strenger blijkt. De computer moet in staat zijn om meerdere gassen te kunnen verwerken en onder water moet er kunnen overgeschakeld worden naar een ander gas. Indien we naar een zuurstofarmer gas overgaan zullen we altijd eerst de computer overschakelen naar dit gas en dan pas de gaswissel doorvoeren (binnen de minuut) en indien we naar een zuurstofrijker gas overgaan zullen we eerst de gaswissel doorvoeren en dan pas de computer naar dit rijker gas overschake‐ len. Als de trimixcomputer gebruikt wordt als primair decompressiemiddel, dan moeten de uitlezingen van het apparaat strikt gevolgd worden. We kunnen een geschikt bail‐out plan of een andere duikcomputer mee‐ nemen als back‐up decompressiemiddel. 3.10.4.2
Run tables
Run tables worden opgemaakt met planningssoftware. Als run tables gebruikt worden als primair decompressiemiddel dan moeten deze run tables gebruikt worden in combinatie met een geschikte dieptemeter en een geschikte tijdsmeter. Als run tables gebruikt worden als primair decompressiemiddel dan dienen deze run times strikt nageleefd te worden. Het meenemen van een bail‐out plan is strikt noodzakelijk. Op de run tables wordt duidelijk aangegeven wanneer de gaswissels zullen plaats vinden. Als we bijkomend een duikcomputer meenemen als back‐up decompressiemiddel, dan moeten we ook de gaswissels hierin doorvoeren. We moeten ook weten dat we de duikcomputer mogelijk buiten zijn plan‐ ning duwen doordat we strikt de run tables volgen. In dat geval moeten we goed weten wat de betrouw‐ baarheid van de uitlezing van de duikcomputer nog is. We lezen hiertoe aandachtig de handleiding van de duikcomputer. 3.11
Wie met wie?
De reglementering die geldt voor de NELOS‐luchtduiker blijft onverminderd gelden maar voor ER‐duikers / trimixduikers geldt bovendien:
Verplicht: steeds volgens de NELOS‐regels "Wie met wie”.
64 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
Aanbevolen: duikers met eenzelfde mengsel samen.
Indien dit niet mogelijk is: ER‐duiker(s) onder elkaar of trimixduiker(s) onder elkaar met zo weinig mogelijk afwijkende mengsels. De decompressie in elke fase van de duik wordt gebaseerd op het armste mengsel van de ploeg. De diepte van gaswissels wordt gebaseerd op het rijkste mengsel. De duikleider moet een ER‐brevet of een trimixbrevet hebben. Er mag ook met luchtduikers gedoken worden maar uiteraard verliezen we dan de mogelijkhe‐ den van de versnelde decompressie (lucht wordt dan de leidraad om de decompressieverplich‐ tingen te bepalen).
Een ER‐duik of een trimixduik moet geleid worden door respectievelijk een ER‐duiker of een tri‐ mixduiker.
De opleidingsduiken voor ER of trimix waar geen specifieke oefeningen door de kandidaat moe‐ ten uitgevoerd worden, mogen in aanwezigheid van een ER‐Instructeur of Trimix‐Instructeur ge‐ delegeerd worden aan respectievelijk een ER‐Duiker (minstens 1*I) of een trimixduiker (minstens 1*I) met minstens 25 ER‐duiken of 25 trimixduiken. Hierbij dient de ER‐Instructeur of Trimix‐ Instructeur de duikplanning te controleren en de briefing te aanhoren.
3.12 3.12.1
Materiaal. Zuurstofgeschikt
Bepaald materiaal (zie verder) moet zuurstofgeschikt gemaakt worden. Zuurstofgeschikt materiaal is én zuurstofbestendig én zuurstofzuiver. Sommige onderdelen van klassiek duikmateriaal zijn niet zuurstofbestendig. Ze moeten vervangen worden door zuurstofbestendige onderdelen. Zo dienen bijvoorbeeld o.a. zittingen en membranen vervangen te worden. Het materiaal moet zuurstofzuiver gemaakt worden zodat alle vetten, smeerstoffen, vijlsel, roest, enz… verwijderd zijn. 3.12.2
De duikflessen
De duikflessen moeten zuurstofgeschikt zijn; zij dienen jaarlijks opnieuw zuurstofgeschikt gemaakt te worden. De zuurstofgeschikt gemaakte fles mag uitsluitend gebruikt worden voor nitrox/trimix. De duikfles moet duidelijk leesbaar gemarkeerd zijn met de aard van het mengsel en maximum diepte voor dat mengsel. 3.12.3
De ontspanners
Indien het zuurstofpercentage kleiner is dan 40%, dan mag een gewone ontspanner gebruikt worden. Indien het zuurstofpercentage groter is dan 40% moet de ontspanner zuurstofgeschikt zijn. De ontspanner dient dan ook als dusdanig gemarkeerd te worden. 3.12.4
Technische eisen
Het materiaal moet voldoen aan de algemeen geldende eisen om er technische duiken mee uit te voeren. Zo zal het trimvest bijvoorbeeld van een type zijn (bijv. wing) dat voldoende hefvermogen heeft en techni‐ sche opties biedt (zie details cursus ER/trimix). o Het materiaal moet voldoende redundant uitgevoerd worden (zie details cursus ER/Trimix).
65
NELOS‐infomap technisch duiken
4
Technisch duiken: Closed Circuit Rebreather
4.1
De Closed Circuit Rebreather‐brevetten (CCR‐brevetten)
Closed Circuit Rebreather duiker – diluent Air (CCR‐D‐A)
Closed Circuit Rebreather duiker – diluent Trimix (all mixes) (CCR‐D‐Tx)
Closed Circuit Rebreather Instructor – diluent Trimix (all mixes) (CCR‐I‐Tx)
4.2
Inschalingsprocedure
4.2.1
Inschaling van de brevetten Closed Circuit Rebreather (CCR‐D‐A of CCR‐D‐Tx)
4.2.1.1
Lid afkomstig uit de Federatie CMAS, TDI, IANTD of ANDI
Wordt of is lid van een NELOS‐club.
Bekomt het overeenstemmend NELOS/CMAS CCR brevet indien deze, in aanwezigheid van een CCR‐Instructeur, aantoont deze duiken veilig te kunnen uitvoeren. De kandidaat zal daartoe, on‐ der begeleiding van de CCR‐instructeur een openwater duik uitvoeren waar alle relevante aspec‐ ten aan bod komen. Volgende aspecten komen daarbij minimaal aan bod: o Een volledig door de kandidaat opgestelde duikplanning met behulp van decompressiesoftware welke door NELOS erkend wordt. Voor CCR‐D‐A zal de duikdiepte tijdens de opleiding ten minste 35 meter bedragen en maximaal 40 meter Voor CCR‐D‐Tx zal de duikdiepte tijdens de opleiding minimaal 60 meter bedragen en maximaal 100 meter o Een volledig door de kandidaat geleide duik uitvoeren volgens de hoger vermelde duikplanning. Voor CCR‐D‐A bestaat het diluentmengsel uit lucht (of een nitroxmengsel) en is er een gepaste bailout voorzien (goed te keuren door de CCR‐I‐Tx) Voor CCR‐D‐Tx bestaat het diluentmengsel uit een gepaste trimix en is er een gepaste bailout voorzien. o Antwoorden op alle vragen van de begeleidende instructeur welke daardoor de parate kennis aftoetst.
4.2.1.2
Het betreft hier een standaard inschaling. De begeleidende instructeur verzorgt verder de certifi‐ catie van deze kandidaat a.d.h.v. het voorziene opleidingsformulier. Lid afkomstig van een andere Federatie dan de hoger vermelde.
Wordt lid van een NELOS‐club
Deze inschaling is een standaard examen. Dit betekent dat de kandidaat de volledige opleiding onder de bevoegdheid van de NELOS CCR‐I moet volgen en alle examens met succes moet afleg‐ gen.
4.2.2 4.2.2.1
Inschaling van de CCR instructeurs. Verantwoording
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de verantwoording opgenomen in het hoofdstuk "In‐ schalingsprocedure – Inschaling van instructeurs ‐ Verantwoording:" dat geldt voor de algemene inscha‐ lingsprocedure van de NELOS‐brevetten en NELOS‐titels. 4.2.2.2 4.2.2.2.1
Inschalen van CCR‐Instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS Uitgangspunten
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de uitgangspunten opgenomen in het hoofdstuk "In‐
66 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
schalingsprocedure – Inschaling van instructeurs” – “procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS. – Uitgangspunten." dat actueel geldt maar de volgende specifieke opmerkingen zijn eveneens van toepassing: Een CCR‐Instructeur die ingeschaald wil worden maakt dit kenbaar aan de Sectie Duiktechnieken. Een CCR‐Instructeur die ingeschaald wil worden als CCR‐Instructeur NELOS moet eveneens o.a. kennis hebben van: o De organisatie van het NELOS‐Duikonderricht met een specifieke oriëntatie naar CCR (diluent Air en diluent Trimix vermits NELOS enkel en alleen het niveau CCR‐I‐Tx hanteert), o De wijze waarop duikonderricht gegeven wordt m.b.t. het CCR‐duiken, o De wijze waarop proeven en examens worden afgenomen voor CCR‐brevetten en CCR‐titels, o De bevoegdheden en de plichten van de NELOS CCR‐Instructeur. Voor de inschaling van CCR‐Instructeurs zullen de inschalende instructeurs de kandidaat helpen bij het zich eigen maken van de specifieke NELOS‐kennis m.b.t. het CCR‐duiken bij NELOS. De Sectie Duiktechnieken coördineert deze inschaling. De inhoud zal gebaseerd zijn op de aanvullende richtlijnen van SDT NELOS. 4.2.2.2.2
Procedure
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de uitgangspunten opgenomen in het hoofdstuk "In‐ schalingsprocedure – Inschaling van instructeurs ‐ NELOS‐procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS. – Procedure." Maar de volgende specifieke opmerking is eveneens van kracht: ‘De NELOS‐instructeurs die deze inschaling verzorgen zijn 3*I en deze moeten eveneens CCR‐Instructeurs zijn in het geval de aanvrager zich wenst in te schalen als CCR‐Instructeur. Het aanstellen van deze instructeurs gebeurt door de Sectie Duiktechnieken na goedkeuring door het Bureau Duikonderricht’. 4.2.2.3
Leidraad bij de inschaling van CCR‐Instructeurs.
Het is de taak van de inschalingscommissie om na te gaan of de kandidaat functioneert op het niveau van een CCR‐Instructeur NELOS. Hiertoe controleert zij of de kandidaat voldoet aan de algemene verwachtin‐ gen ten aanzien van de NELOS CCR‐Instructeurs. Controle vindt plaats aan de hand van onderstaand proto‐ col en een vorderingsstaat wordt bijgehouden door de voorzitter van de inschalingscommissie. Punten die afgewerkt zijn worden met naam, plaats en datum door de leden van de inschalingscommissie afgetekend op de vorderingsstaat. Een CCR‐Instructeur is actief op het vlak van het NELOS‐Duikonderricht. Hij moet in staat zijn om:
Lessen theorie CCR diluent air of CCR diluent Trimix te geven in het kader van de opleidingen CCR diluent air of CCR diluent Trimix georganiseerd t.b.v. het NELOS‐Duikonderricht.
Als jurylid te kunnen deelnemen aan het examen theorie voor NELOS CCR‐duiker / instructeur.
Deel uit te maken van de begeleiding van Shallow Water Drills in het kader van de opleiding van CCR‐duikers.
Deel uit te maken van de begeleiding van Open Water Duiken in het kader van de opleiding van CCR‐duikers.
Ervaring te toetsen aan de hand van het CV.
Actief deel te nemen aan vergaderingen die de Sectie Duiktechnieken zou organiseren rond de materie CCR.
De inschalingscommissie kan in geval van een gemotiveerde twijfel over de kennis of het kunnen
67
NELOS‐infomap technisch duiken
m.b.t. gelijk welk onderwerp uit het CCR‐gebeuren vanwege de kandidaat die wenst ingeschaald te worden, besluiten om één of twee extra proefduiken op te leggen. De motivatie van deze twijfels in de kandidaat, waardoor het verzoek ontstaat om over te stap‐ pen tot het opleggen van extra proefduiken, dient schriftelijk gericht te worden aan de Sectie Duiktechnieken en aan de kandidaat zelf. Deze proefduiken krijgen dan uiteraard de allures van een examen. De opgelegde oefeningen tij‐ dens deze proefduiken mogen enkel oefeningen zijn die door de Sectie Duiktechnieken voor haar eigen kandidaat CCR‐I worden opgelegd en het daarbij behorende protocol dient strikt gerespec‐ teerd te worden.
4.3
De opleidingsstructuur voor Closed Circuit Rebreather
4.3.1 4.3.1.1
Volgorde opleidingsactiviteiten en deelnemingsvoorwaarden voor CCR‐diluent Air Toelatingsvoorwaarden om aan de cursus te mogen deelnemen
Minimum NELOS 3*D zijn.
Minimum NELOS GND zijn.
Minimum 18 jaar zijn.
Aangesloten zijn bij een NELOS‐club.
Reglementair verzekerd zijn.
Het cursusgeld betaald hebben.
4.3.1.2
Modules Module 1: Theorie.
Module 2: Planning met software (SW) en duikcomputer (DC).
Module 3: Materiaal (nadruk op persoonlijk materiaal).
Module 4: Shallow Water Drills.
Module 5: Deep Dives CCR‐D‐A (minimum 5 duiken met een maximum diepte van 40 m).
4.3.1.3
Voorwaarden om aan module 2 te mogen deelnemen
Dezelfde als voor Module 1. 4.3.1.4
Voorwaarden om aan module 3 te mogen deelnemen
Module 2 afgewerkt hebben.
De kandidaat moet geslaagd zijn in het examen theorie/planning (Mod 1 en Mod 2). Er wordt een herexamen voorzien voor de theorie/planning.
De kandidaat beschikt over een volwaardige rebreather (CCR).
De kandidaat beschikt over een duikcomputer die de gebruikte technische gassen aankan in CCR en OC modus.
4.3.1.5
Voorwaarden om aan module 4 te mogen deelnemen
Module 3 beëindigd hebben. 4.3.1.6
Voorwaarden om aan module 5 te mogen deelnemen Module 4 succesvol beëindigd hebben.
Minimum 100 luchtduiken uitgevoerd hebben.
Minimum 30 duiken dieper dan 30 m uitgevoerd hebben.
68 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
Minimum 20 duiken dieper dan 40 m uitgevoerd hebben.
Minimum 20 nitroxduiken uitgevoerd hebben.
Minimum 10 nitroxduiken na de brevettering GND uitgevoerd hebben.
Het geld voor de deep dives betaald hebben (voor 5 duiken).
4.3.1.7
Voorwaarden tijdens de opleiding
Maximum diepte: 40 meter.
Minimum diepte: niet van toepassing.
Maximum ppO2 in de loop: 1,4 bar.
Maximum ppO2 met het bail‐outgas: 1,6 bar.
Aangeraden maximum ppO2 met het bailoutbodemgas: 1,4 bar.
Maximum END/EAD: 40 m.
4.3.1.8
Beperkingen na de opleiding Aangeraden maximum diepte: 40 m.
Maximum toegelaten diepte: 50 m.
Maximum diepte steeds minder dan deze opgelegd door de fabrikant.
4.3.2 4.3.2.1
Volgorde opleidingsactiviteiten en deelnemingsvoorwaarden voor CCR‐diluent Trimix Toelatingscvoorwaarden om aan de cursus te mogen deelnemen
Minimum NELOS 3*D zijn.
Minimum NELOS CCR‐D‐A zijn.
Minimum 18 jaar zijn.
Aangesloten zijn bij een NELOS‐club.
Reglementair verzekerd zijn.
Het cursusgeld betaald hebben.
4.3.2.2
Modules
Module 1: Theorie.
Module 2: Planning met software (SW) en duikcomputer (DC).
Module 3: Materiaal (nadruk op groepsmateriaal).
Module 4: Shallow Water Drills.
Module 5: Deep Dives CCR‐D‐Tx (minimum 5 duiken met een maximum diepte van 100 m).
4.3.2.3
Voorwaarden om aan module 2 te mogen deelnemen
Dezelfde als voor Module 1 4.3.2.4
Voorwaarden om aan module 3 te mogen deelnemen
Module 2 afgewerkt hebben.
De kandidaat moet geslaagd zijn in het examen theorie/planning (Mod 1 en Mod 2). Er wordt een herexamen voorzien voor de theorie/planning.
De kandidaat beschikt over een volwaardige rebreather (CCR).
De kandidaat beschikt over een duikcomputer die de gebruikte technische gassen aankan in CCR
69
NELOS‐infomap technisch duiken
en OC modus.
4.3.2.5
Voorwaarden om aan module 4 te mogen deelnemen
Module 3 beëindigd hebben. 4.3.2.6
Voorwaarden om aan module 5 te mogen deelnemen
Module 4 succesvol beëindigd hebben.
Minimum 200 luchtduiken uitgevoerd hebben.
Minimum 50 duiken dieper dan 30 m uitgevoerd hebben.
Minimum 40 duiken dieper dan 40 m uitgevoerd hebben.
Minimum 20 nitroxduiken uitgevoerd hebben.
Minimum 50 CCR‐D‐A‐duiken na de brevettering CCR‐D‐A uitgevoerd hebben.
Het geld voor de diepe duiken betaald hebben (voor 5 duiken).
4.3.2.7
Voorwaarden tijdens de opleiding Maximum diepte: 100 meter.
Minimum diepte: 60 m.
Maximum ppO2 in de loop: 1,4 bar.
Maximum ppO2 met het bailoutgas: 1,6 bar.
Aangeraden maximum ppO2 met het bailoutbodemgas: 1,4 bar.
Maximum END/EAD: 40 m.
4.3.2.8
Beperkingen na de opleiding
Aangeraden maximum diepte: 120 m.
Maximum diepte steeds minder dan deze opgelegd door de fabrikant.
4.3.2.9
Homologatie van de onderliggende brevetten
Wanneer een kandidaat CCR‐D‐Tx zijn brevet homologeert dan kan hij eveneens de homologatie vragen van het onderliggende NELOS‐brevet CCR‐D‐A. Dit geval kan zich voordoen indien de kandidaat een CCR‐D‐A brevet bezit van een andere federa‐ tie/organisatie en dit trimix‐brevet bij NELOS inschaalt. Door deze inschaling heeft de duiker een NELOS CCR‐D‐A brevet bekomen. De homologatie van een onderliggend brevet vereist geen opleidingsactiviteiten en is dus van louter admi‐ nistratieve aard. Het homologatiegeld is daarom gelijk aan het homologatiegeld van een administratieve inschaling. Het is duidelijk dat dit principe enkel van toepassing is indien het werkelijk gaat om een onderliggend NELOS‐brevet, m.a.w. indien de aanvrager eerst een bovenliggend NELOS‐CCR‐D‐Tx laat homologeren of dit reeds bezit. 4.4
Protocol van de brevetten CCR‐D‐A en CCR‐D‐Tx
4.4.1 4.4.1.1
Definities CCR‐DD‐A duiker en CCR‐D‐Tx duiker Definitie CCR‐D‐A Duiker
Een CCR‐D‐A Duiker is een duiker met de bevoegdheid om tot een diepte van 40 m te duiken tijdens zijn opleiding en tot een diepte van 50 m na zijn homologatie met zijn rebreather waarbij als diluent lucht of nitrox wordt gebruikt. Hij maakt daarbij gebruik van specifiek materiaal (o.a. rebreather), gassen (o.a.
70 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
zuurstof) en procedures binnen het kader opgelegd door het Veiligheidsreglement CCR‐D‐A. Hij blijft − behalve aan de specifieke nitroxregels − verder ook onderworpen aan alle regels van het NELOS‐ Duikonderricht, in het bijzonder wat betreft dieptekwalificatie en kwalificatie van de duikbuddy. Daar kan enkel van afgeweken worden indien dit expliciet toegelaten is. De CCR‐D‐A Duiker kan door de inherente mogelijkheden van zijn rebreather de decompressietijd (TTS) beperken of de veiligheidsmarge tijdens de decompressiefase vergroten. De CCR‐D‐A duiker moet wel voldoende bailoutgas meenemen om, indien hij van zijn rebreather moet overschakelen naar open circuit, na het uitvoeren van alle eventuele decompressieverplichtingen, de oppervlakte veilig te bereiken. Hij moet geschikte decompressiemiddelen bij zich hebben om de eventuele overschakeling naar open circuit te kunnen uitvoeren op een correcte, verantwoorde, technische wijze. 4.4.1.2
Definitie CCR‐D‐Tx Duiker
Een CCR‐D‐Tx Duiker is een duiker met de bevoegdheid om tot een diepte van 100 m te duiken tijdens zijn opleiding. Na zijn opleiding als trimix rebreather duiker wordt aangeraden om de diepte te beperken tot 120 m en wordt verboden de maximumdiepte, opgelegd door de fabrikant, te overschrijden. Hij maakt daarbij gebruik van specifiek materiaal (o.a. een rebreather), gassen (o.a. zuurstof) en procedures binnen het kader opgelegd door het Veiligheidsreglement CCR‐D‐Tx. Hij blijft − behalve aan de specifieke nitrox‐ en trimixregels − verder ook onderworpen aan alle regels van het NELOS‐Duikonderricht, in het bijzonder wat betreft dieptekwalificatie en kwalificatie van de duikbuddy. Daar kan enkel van afgeweken worden indien dit expliciet toegelaten is. De CCR‐D‐Tx Duiker kan door de inherente mogelijkheden van zijn rebreather de decompressietijd (TTS) beperken of de veiligheidsmarge tijdens de decompressiefase vergroten. De CCR‐D‐Tx duiker moet wel voldoende bailout gas meenemen om, indien hij van zijn rebreather moet overschakelen naar open circuit, na het uitvoeren van alle eventuele decompressieverplichtingen, de oppervlakte veilig te bereiken. Hij moet geschikte decompressiemiddelen bij zich hebben om de eventuele overschakeling naar open circuit te kunnen uitvoeren op een correcte, verantwoorde, technische wijze. De CCR‐D‐Tx duiker zal als diluent een geschikte combinatie nemen uit de gassen zuurstof, nitrox en helium (lucht, nitrox, trimix, triox (hyperoxische trimix), heliox (mengsel zuurstof/helium), heliair (mengsel heli‐ um/lucht), …). We spreken in de verdere context van deze regelgeving over trimix maar zoals hierboven werd aangegeven kan dit een andere geschikte keuze zijn uit één of meerdere van de 3 genoemde basis‐ gassen. Voor het trimixmengsel mag het zuurstofpercentage een willekeurige waarde aannemen. De toevoeging van helium in het gasmengsel laat toe de narcotische effecten van stikstof bij een relatief lange bodemtijd te beperken. De 3*Duiker met dieptebeperking tot 40 m of de gekwalificeerde 3*D met een dieptebeperking tot 60 m (luchtbrevet) mag in het kader van de cursus CCR‐D‐Tx duiken tot 100 m tijdens de opleiding. Het wordt hem aangeraden om na de opleiding zijn diepte als trimix rebreather duiker te beperken tot 120 m en het is hem verboden dieper te duiken dan de maximumdiepte opgelegd door de constructeur. De gebrevet‐ teerde CCR‐D‐Tx duiker mag blijven duiken tot 100 m of dieper indien de constructeur dit niet verbiedt maar dit onder de strikte voorwaarden en mits het respecteren van de procedures opgelegd door dit soort duiken. 4.4.2 4.4.2.1
Doelstellingen van de opleiding CCR‐D‐A en CCR‐D‐Tx Theorie
Een CCR‐D‐A Duiker of een CCR‐D‐Tx Duiker moet:
71
NELOS‐infomap technisch duiken
Een inzicht hebben in de CMAS‐ en de NELOS‐structuur van CCR‐brevetten.
Hij moet de gedragscode van de CMAS‐mengselduiker kennen en kunnen toepassen.
Hij moet de mogelijkheden en de beperkingen (zie o.a. definitie) van een CCR‐D‐A duiker of een CCR‐D‐Tx duiker kennen en er ook naar handelen.
Hij moet de voor‐ en nadelen van CCR‐duiken kunnen aanduiden en de lange termijneffecten be‐ grijpen van dit soort technisch duiken.
Hij moet de wetten van de fysica, die aan de basis liggen om correct en veilig CCR duiken uit te voeren, alsook de mogelijkheden en de onmogelijkheden van dit soort duiken, kennen en ze kunnen toepassen in de praktijk indien nodig.
Hij moet de fysiologische en fysische aspecten van het CCR‐duiken begrijpen en kunnen verkla‐ ren.
De CCR‐D‐Tx moet de effecten van het duiken met helium begrijpen.
Hij moet de specifieke gevaren van het CCR‐duiken begrijpen (in het bijzonder wat de partiële gasdrukken, de reserves van de ademgassen, de autonomie van de bailoutgassen, de decom‐ pressieverplichtingen, de lange verblijftijden onder water en de diverse procedures betreft), er adequaat op kunnen reageren en de regels kennen om ze te voorkomen of in het slechtste geval ze te verhelpen.
Hij moet de specifieke gevaren van blootstelling aan gassen, waarmee een CCR‐duiker in aanra‐ king komt, kennen en hij moet weten hoe hij adequaat moet reageren om deze te voorkomen of hoe hij erop moet anticiperen indien ze zich voordoen.
Hij moet het specifieke materiaal voor het CCR‐duiken kunnen gebruiken ‐ in het bijzonder zijn rebreather.
Hij moet de analyse van de mengsels kunnen uitvoeren in de praktijk.
Hij moet weten hoe het CCR‐materiaal moet gemarkeerd zijn.
De CCR‐D‐A moet enkele vulmethodes voor nitrox kennen.
De CCR‐D‐Tx moet enkele vulmethodes voor nitrox en trimix kennen.
Hij moet in staat zijn om de beste mengsels voor een opgegeven duik te bepalen, inclusief de bailoutgassen. Hij moet steeds de keuze van zijn diluent kunnen verantwoorden.
Hij moet voor de geplande duik de verhoging van de CZS‐belasting en van het aantal OTU’s kun‐ nen bepalen.
Hij moet een CCR‐duik volledig zelfstandig kunnen plannen en duiken volgens dit opgesteld plan.
Hij moet op een correcte manier kunnen omgaan met de planningssoftware die noodzakelijk is om een CCR‐duik correct te plannen.
Hij moet de specifieke veiligheidsmaatregelen van het CCR‐duiken kennen en kunnen toepassen en dit voor elke fase van de duik.
Hij moet de bijzondere regels van het CCR‐duiken kennen en kunnen toepassen zoals bijvoor‐ beeld het duiken in een "gemengde groep", de reserves, de bailoutprocedures, de ‘wat indien’‐ procedures, enz.
Hij moet een beeld hebben van de mogelijke noodsituaties die zich kunnen voordoen en hij moet weten hoe hij hier alert moet op reageren.
Hij moet een geschikte bailout planning kunnen opstellen.
72 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
4.4.2.2
PlanningsSoftware
Een CCR‐Duiker moet:
Beschikken over geschikte planningssoftware. Wat geschikt is wordt in de cursus beschreven.
Hij moet de planningssoftware kunnen gebruiken.
Hij moet alle mogelijke parameters van de planningssoftware kunnen instellen.
Hij moet het effect van alle hoger genoemde parameters begrijpen.
Hij moet de mogelijkheden en de limieten van de planningssoftware kennen en begrijpen en in functie van deze mogelijkheden en beperkingen de duikplanning met de planningssoftware cor‐ rect kunnen aanpassen.
4.4.2.3
Materiaal
Een CCR‐Duiker:
Moet de opbouw van de uitrusting van een technische duiker kennen en begrijpen, in bijzonder zijn rebreather.
Moet de beperkingen van zijn CCR, opgelegd door de fabrikant, kennen en begrijpen en er ge‐ past rekening mee houden.
Mag nooit de limieten van de cannister overschrijden,
Mag nooit waarschuwingen van zijn toestel negeren zoals ‘ppO2 te hoog’ of ‘ppO2 te laag’ of ‘bat‐ tery low’, enz.
Mag nooit duiken met zijn toestel zonder de vereiste, voorafgaande procedures door te nemen zoals onder andere: o analyse van zijn gassen, o controle van de standtijd van zijn cannister, o negatieve test, positieve test, o stand van zijn overdrukventiel van zijn longen in dive‐modus plaatsen, o instellen van zijn CCR‐duikcomputer, o gepast reageren op meldingen van zijn toestel, o pre‐breathing, o mogelijkheden en beperkingen van zijn bailoutgassen, o mogelijkheden en onmogelijkheden van zijn team, o veiligheidsprocedures met OSB’s, o veiligheidsprocedures met schippers indien gedoken wordt van een boot, o enz.
Hij moet al het technisch materiaal correct kunnen gebruiken.
Hij moet weten waarom bepaald materiaal strikt noodzakelijk is.
Hij moet weten welk materiaal redundant moet uitgevoerd worden en welk materiaal niet re‐ dundant hoeft uitgevoerd te worden.
Hij moet al het materiaal kunnen monteren volgens de regels der kunst.
Hij moet met al het technisch materiaal vlot kunnen werken.
Hij moet dit materiaal goed onderhouden en er voor zorgen dat de betrouwbaarheid ervan gega‐
73
NELOS‐infomap technisch duiken
randeerd is.
Het materiaal moet zodanig aangebracht zijn dat hij in elke situatie de duik en zichzelf onder controle heeft. Hij moet elk uitrustingsstuk vlot kunnen bereiken.
Hij moet vooral snel en overzichtelijk kunnen bepalen welk mengsel hij ademt (hij ademt conti‐ nue een ander nitrox of trimix mengsel, terwijl de partiële druk van zuurstof op een bepaalde constante, instelbare waarde wordt gehouden. Het monitoren van het geademde gas kan gebeu‐ ren via de duikcomputer, een HUD, handsets,… en de CCR‐duiker moet deze waarde continue bewaken en indien deze reële waarde afwijkt van de gewenste / ingestelde waarde, dan moet de CCR‐duiker hier adequaat op kunnen reageren.
4.4.2.4
Shallow water drills
Een CCR‐Duiker moet:
In staat zijn de oefeningen die hem opgedragen worden nauwkeurig uit te voeren.
De oefeningen die gedemonstreerd worden door de CCR‐Instructor correct kunnen nadoen.
Tijdens de oefening de duik en zichzelf onder controle hebben.
In staat zijn om zijn Gemiddeld OppervlakteVerbruik (GOV) te bepalen (dit is vooral van groot be‐ lang voor de bailoutprocedure).
4.4.2.5
Opleidingsduiken
Een CCR‐Duiker moet:
Zijn gassen correct kunnen analyseren.
De mogelijkheden en de beperkingen van zijn gassen kennen en begrijpen.
Zijn rebreather volledig kennen en begrijpen en correct in werking kunnen stellen, correct kun‐ nen gebruiken en de nodige bailoutprocedures kennen en kunnen toepassen.
Een volledige duikplanning kunnen opmaken met geschikte planningssoftware.
Deze planning kunnen aanpassen in functie van de mogelijkheden en beperkingen van de mede‐ duiker.
In staat zijn om de ‘runtables’ op te maken en op een bordje te plaatsen (runtables voor bailout zijn zeer gebruikelijk bij dit soort duiken).
In staat zijn om zijn configuratie correct op te tuigen.
In staat zijn om de haalbaarheid van de duik in te schatten in functie van de lokale omstandighe‐ den en hij moet, indien nodig, de duikplanning aanpassen als blijkt dat er een verhoogd risico is voor het uitvoeren van de oorspronkelijk geplande duik.
De volledige duikleiding op zich kunnen nemen.
In staat zijn om de run tables strikt na te leven (indien op run tables gedoken wordt).
In staat zijn om een degelijke en aangepaste briefing te geven en onder water de afgesproken duiktekens te gebruiken.
In staat zijn om op de geschikte diepte op een correcte manier setpoint aanpassingen door te voeren, indien nodig in bailout te gaan en in dat laatste geval gaswissels door te voeren op de gepaste diepte.
In staat zijn om op een correcte manier zijn OSB te ontplooien op gelijk welk moment van de duik.
Steeds in staat zijn om correct uitgetrimd te zijn.
74 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
In staat zijn om een correcte opstijging uit te voeren met inbegrip van alle decompressieverplich‐ tingen.
In staat zijn om op een correcte manier ‘deep stops’ in te lassen en ze uit te voeren.
In staat zijn om op problemen correct te reageren en in staat zijn om handelingen uit te voeren om uit eventuele problemen te komen of ze zo optimaal mogelijk aan te pakken.
In staat zijn om de nodige veiligheidsmaatregelen te nemen en indien er zich problemen voor‐ doen er adequaat op te reageren.
4.5
“Reglement Diep Duiken” bij CCR‐duiken
Onverminderd blijft het "Reglement Diep Duiken", zoals gestipuleerd voor het luchtduiken, gelden maar voor CCR‐duiken moet eveneens met het volgende rekening gehouden worden:
Bij het CCR‐duiken is het aan te raden dat de partiële zuurstofdruk niet hoger komt te liggen dan 1,6 bar en is het verboden dat de partiële zuurstofdruk hoger wordt dan 2 bar. Als de partiële zuurstofdruk te hoog oploopt, moet de CCR‐duiker spoelen (verdunnen) met diluent totdat de partiële zuurstofdruk terug onder controle is. Het mag duidelijk zijn dat dit een geschikte keuze van het diluent vereist (ppO2 max in het diluent kleiner of gelijk aan 1 bar). Bij het CCR‐duiken is het aan te raden dat de partiële zuurstofdruk niet lager komt te liggen dan 0,18 bar en is het ver‐ boden dat de partiële zuurstofdruk lager wordt dan 0,16 bar. De partiële zuurstofdruk van het bodem bailout mengsel mag nooit de waarde van 1,4 bar over‐ schrijden. De partiële zuurstofdrukken van de bailout decompressiemengsels mogen kortstondig oplopen tot 1,6 bar.
Het is aan te raden om bij CCR duiken de equivalente luchtdiepte te beperken tot 40 meter.
Tijdens de opleidingsduiken CCR‐D‐A mag de maximum duikdiepte van 40 meter niet overschre‐ den worden.
Tijdens de opleidingsduiken CCR‐D‐Tx mag de maximum diepte van 100 meter niet overschreden worden.
Na de opleidingsduiken mag de CCR‐D‐A duiker niet dieper duiken dan 50 meter en de CCR‐D‐Tx duiker niet dieper duiken dan de door de fabrikant opgelegde maximumdiepte. Het wordt de CRR‐D‐Tx duiker aangeraden zijn maximumdiepte te beperken tot 120 meter.
De maximum diepte voor CCR‐D‐Tx duiken wordt eveneens bepaald door de equivalente lucht‐ diepte. Aangeraden wordt om de ELD te beperken tot 40 meter voor CCR‐duiken. De ELD mag al‐ leszins nooit een diepte van 60 m overschrijden.
In de briefing zullen steeds per duikploeg de zuurstofpercentages van de ademgassen, de maximum partië‐ le zuurstofdrukken, de setpoints en de ELD gemeld worden. Ook de maximum diepte voor elk gas wordt aangegeven met de hieraan gekoppelde partiële zuurstofdruk. 4.6
Het Veiligheidsreglement CCR.
4.6.1
Algemene regels
De CCR‐D‐A duiker gebruikt als diluent lucht of nitrox. De CCR‐D‐Tx duiker gebruikt als diluent een geschikt mengsel van de basisgassen zuurstof, stik‐ stof, helium.
De maximaal toegelaten partiële zuurstofdruk (setpoint) bedraagt 2 bar (zeer kortstondig) en aangeraden wordt om deze waarde niet hoger te laten oplopen dan 1,6 bar. Als de partiële zuur‐ stofdruk te hoog oploopt moet de CCR‐duiker spoelen (verdunnen) met diluent. Dit vereist een geschikte diluent. PpO2 van het diluent is kleiner of gelijk aan 1 bar op maximum diepte. Aange‐
75
NELOS‐infomap technisch duiken
raden wordt om het hoog setpoint in te stellen op 1,3 bar zodat de partiële zuurstofdruk tijdens een snelle daling niet al te hoog oploopt (minder dan 1,6 bar). Om die reden is het aan te raden om de overschakeling van laag naar hoog setpoint uit te stellen totdat de snelle afdaling afge‐ rond is. Het is aanbevolen om het lage setpoint in te stellen op 0,7 bar.
De maximaal toegelaten partiële zuurstofdruk voor de bailoutdecompressiegassen mag kort‐ stondig (maximum 5 minuten) oplopen tot 1,6 bar.
De CCR‐duiker moet van elk bailoutgas de minimum en maximum dieptegrens kennen. Hij zal dus nooit in geval van bailout met een hypoxisch mengsel (minder dan 0,18 bar partiële zuur‐ stofdruk) opstijgen tot aan de oppervlakte. Hij moet dus weten tot op welke diepte dit gas wel bruikbaar is en in welke zone niet.
De stijgsnelheid bedraagt 10 meter per minuut (zeker nooit overschrijden!).
Als planningssoftware wordt een moderne planningssoftware aanbevolen (o.a. de V‐planner, GAP, …). Deze planners zijn steeds gestoeld op moderne decompressiemodellen (liefst op basis van bellentheorie).
Het principe van ‘deep stops’ wordt sterk aangeraden.
Het conservatiever instellen van de planningssoftware wordt sterk aangeraden.
Het principe van een verlenging van de laatste trap met 5 minuten wordt aanbevolen.
De maximum geplande diepte mag nooit vrijwillig overschreden worden.
De maximum geplande bodemtijd mag nooit vrijwillig overschreden worden.
Een bailoutplan dient steeds meegenomen te worden.
De grenzen van de bailoutplanning qua diepte en tijd mogen nooit overschreden worden.
Indien de geplande diepte of duiktijd toch overschreden wordt moet de duik onmiddellijk beëin‐ digd worden.
Het bail‐out plan moet eveneens binnen de mogelijkheden van de meegenomen ademgassen vallen.
Elke duikteam voorziet in haar eigen ademgassen en voorziet principieel voor elk gas de nodige reserves.
De reserves in een duikploeg zijn altijd van die aard dat op gelijk welk ogenblik een CCR‐duiker, die overstapt op bailout en door omstandigheden zijn gassen niet meer beschikbaar heeft, kan voorzien worden van voldoende adembaar gas om de oppervlakte te bereiken met inbegrip van het uitvoeren van alle noodzakelijke trappen.
Principieel voorziet elke CCR‐duiker voor elk bailoutgas een reserve van 55 %. Er kan overwogen worden om van dit principe af te wijken en over te stappen op een ‘team’‐reserve benadering. In dat geval moet de ploeg wel als een echt ‘team’ duiken.
Bailoutflessen mogen afgelegd worden maar ze moeten steeds door de duiker terug gevonden kunnen worden (dit door het fysiek contact niet te verliezen of door ze te verbinden met de has‐ pel).
Het rijke bailoutgas wordt steeds rechts gedragen, het arme bailoutgas wordt steeds links gedra‐ gen.
De kranen van de bailoutgassen worden steeds op druk gezet maar daarna terug gesloten indien ze niet gebruikt worden tijdens de duik (droogpak, jacket, BOV, …).
De duikuitrusting moet aangepast zijn aan het soort duik (de techniciteit van de duik) en er moet
76 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
voorzien worden in een aangepaste, correcte redundantie.
De OSB moet van op grote diepte opgelaten kunnen worden. Een haspellijn van minimum 80 m wordt aangeraden.
De CCR‐duiker moet voor elk bailoutgas een volledig apart circuit (1ste en 2de trap van de ont‐ spanner en manometer) voorzien. Hierbij is het belangrijk dat elk onderdeel van een bepaald cir‐ cuit ook als dusdanig herkenbaar is (kleurmarkering – of op tast).
Elk mengsel moet voor de duik geanalyseerd worden.
4.6.2
Samenstelling duikploegen Het is aanbevolen om duikploegen samen te stellen waarin alle duikers eenzelfde diluentmeng‐ sel gebruiken en dezelfde bailoutgassen. De voordelen hiervan zijn: o mogelijkheid tot maximale benutting van het mengsel voor elke duiker, o de planning van de duik is veel eenvoudiger, o een veiliger verloop van de duik, o eenvoudiger in het geval van wisselademhaling of overdragen van een bailoutmengsel van de ene duiker naar de andere.
Heeft men binnen één duikploeg toch verschillende mengsels, dan zal men volgende regels toe‐ passen: o Als het diluent verschillend is zal men daar de buddies van op de hoogte brengen maar evident duikt men volgens de eigen mogelijkheden van het eigen diluent. Men is er zich uiteraard van bewust dat dit invloed heeft op de groepsdecompressie. o Als de bailout‐gassen verschillend zijn, dan zal een goede markering van de flessen er voor zor‐ gen dat er enkel van de bailout‐gassen geademd wordt op een veilige diepte. o Meestal zullen decompressiecomputers gebruikt worden om de decompressieverplichtingen te kunnen vervullen en daarom is bijzondere waakzaamheid voor de maximum diepte geboden.
4.6.3
Briefing Voor de duik controleert de algemene duikverantwoordelijke de volgende elementen: o O2‐percentage van alle mengsels van alle duikers. o He‐percentage van alle trimix‐, triox‐ of helioxmengsels. o Maximaal toegelaten diepte voor elk mengsel. o Geplande maximumdiepte tijdens de duik. o Maximaal toegelaten duiktijd. o Decompressiewijze: o Niet in bailout: volgens de runtables of volgens de duikcomputer o Wel in bailout: volgens strengste decompressiewijze en in functie van het laagste O2‐ percentage. o Bij duiken met meerdere mengsels ook controle van de markering van het materiaal.
De duikleider geeft voor de duik een volledige briefing. Naast de bestanddelen van een briefing voor een "gewone" duik, dient deze echter ook volgende elementen te bevatten: o Maximum toegelaten duikdiepte en geplande duikdiepte van de duikploeg. o Maximum toegelaten duiktijd van de duikploeg.
77
NELOS‐infomap technisch duiken
o Decompressiewijze: o Niet in bailout: volgens de runtables of volgens de duikcomputer o Wel in bailout: volgens strengste decompressiewijze en in functie van het laagste O2‐ percentage. o Procedure in geval van wisselademhaling tussen 2 duikers met verschillende mengsels (in bailout). Deze procedure is echter in de praktijk weinig realistisch omdat de kans dat er 2 CCR‐ duikers in bailout komen en dan nog eens moeten een wisselademhaling doen zich niet snel zal voordoen en dus om praktische redenen niet haalbaar is! o Bijzondere signalen voor opstijgen, gaswissels, oplaten van OSB, enz... o Bijzondere afspraken met de oppervlakteveiligheid (bijvoorbeeld wanneer er extra ademgas moet aangevoerd worden).
4.6.4
Elke duiker herhaalt tijdens de briefing de beperkingen van zijn mengsel(s). Decompressie
4.6.4.1
Trimix‐computer (computer welke met meerdere gassen kan werken)
a)
In CCR‐modus zal de CCR‐duiker er voor zorgen dat de DC de instellingen van de setpoints mee volgt. Dit kan automatisch zijn of manueel. In het manuele geval zal elke verandering van set‐ point een actie vereisen qua instelling van het setpoint op de duikcomputer.
b)
In OC‐modus (bailout) mag het ingestelde zuurstofpercentage nooit hoger zijn dan het zuur‐ stofpercentage in het mengsel. Als de duiker dat eerbiedigt, zal de decompressie correct verlo‐ pen. Indien hij echter een lager zuurstofpercentage dan het werkelijke instelt, dan dient hij zijn CZS‐zuurstofbelasting op voorhand te berekenen. Uiteraard dient hij zich te richten naar de CZS‐ zuurstofbelasting op zijn computer indien die strenger blijkt. De computer moet in staat zijn om meerdere gassen te kunnen verwerken en onder water moet er kunnen overgeschakeld worden naar een ander gas. Indien we naar een zuurstofarmer gas overgaan zullen we altijd eerst de computer overschake‐ len naar dit gas en dan pas de gaswissel doorvoeren (binnen de minuut) en indien we naar een zuurstofrijker gas overgaan zullen we eerst de gaswissel doorvoeren en dan pas de computer naar dit rijker gas overschakelen. Als de trimix‐computer gebruikt wordt als primair decompressiemiddel, dan moeten de uitle‐ zingen van het apparaat strikt gevolgd worden. We kunnen een geschikt bail‐out plan of een andere duikcomputer meenemen als back‐up decompressiemiddel.
4.6.4.2
Runtables
Runtables worden opgemaakt met planningssoftware. Als runtables gebruikt worden als primair decompressiemiddel dan moeten deze runtables gebruikt wor‐ den in combinatie met een geschikte dieptemeter en een geschikte tijdsmeter. c)
Als runtables gebruikt worden als primair decompressiemiddel (dit zal zeer uitzonderlijk het ge‐ val zijn) dan dienen deze runtimes strikt nageleefd te worden. Het meenemen van een bailout‐ plan is dan strikt noodzakelijk. Op de runtables wordt duidelijk aangegeven wanneer de gaswissels zullen plaats vinden. Als we bijkomend een duikcomputer meenemen als back‐up decompressiemiddel, dan moeten we ook de gaswissels hierin doorvoeren. We moeten ook weten dat we de duikcomputer moge‐ lijk buiten zijn planning duwen doordat we strikt de run tables volgen. In dat geval moeten we goed weten wat de betrouwbaarheid van de uitlezing van de duikcomputer nog is. We lezen hiertoe aandachtig de handleiding van de duikcomputer.
78 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
d)
4.7
Als de duikcomputer als primair decompressiemiddel wordt aangewend, dan dienen de instruc‐ ties van de DC correct gevolgd te worden. Een geschikt bailoutplan (meestal met runtables) moet uitgewerkt worden. Als we bijkomend een duikcomputer meenemen als back‐up decompressiemiddel, dan moeten we ook de gaswissels hierin doorvoeren. We moeten ook weten dat we de duikcomputer moge‐ lijk buiten zijn planning duwen doordat we strikt de run tables volgen. In dat geval moeten we goed weten wat de betrouwbaarheid van de uitlezing van de duikcomputer nog is. We lezen hiertoe aandachtig de handleiding van de duikcomputer. Wie met wie?
4.7.1
Duiken.
De reglementering die geldt voor de NELOS‐luchtduiker blijft onverminderd gelden maar voor CCR‐duikers geldt bovendien:
Verplicht: steeds volgens de NELOS‐regels "Wie met wie”
Aanbevolen: duikers met eenzelfde mengsel samen.
Indien dit niet mogelijk is: CCR‐duiker(s) onder elkaar onder elkaar met zo weinig mogelijk afwijkende mengsels (zowel di‐ luent als bailout). De decompressie met de bailoutgassen in elke fase van de duik wordt gebaseerd op het armste mengsel van de ploeg. De diepte van gaswissels wordt gebaseerd op het rijkste mengsel. Duikleider moet een geschikt CCR‐brevet hebben (voor de duikleiding met CCR‐D‐A duikers vol‐ staat het dat de duikleider een brevet CCR‐D‐A bezit maar voor de duikleiding waarbij er in de ploeg CCR‐D‐Tx duikers opgenomen zijn, moet de duiker minimaal een CCR‐D‐Tx zijn. Er mag ook met luchtduikers gedoken worden maar uiteraard verliezen we dan de mogelijkhe‐ den van de versnelde decompressie (lucht wordt dan de leidraad om de decompressieverplich‐ tingen te bepalen).
Er mag ook met andere technische duikers in OC gedoken worden maar steeds moet er qua de‐ compressieverplichtingen op voorhand goed afgestemd worden.
Er mag ook met OC luchtduikers of nitroxduikers gedoken worden.
De opleidingsduiken voor CCR waar geen specifieke oefeningen door de kandidaat moeten uit‐ gevoerd worden, mogen in aanwezigheid van een CCR‐Instructeur gedelegeerd worden aan een CCR‐Duiker van eenzelfde niveau (minstens 1*I) met minstens 25 CCR‐duiken van hetzelfde ni‐ veau. Hierbij dient de CCR‐Instructeur de duikplanning te controleren en de briefing te aanhoren.
Bij delegatie is de CCR‐Instructeur steeds ter plaatse (hij duikt niet mee in het betreffende team).
4.7.2
Gemengd duiken en proeven
Duikers die duiken met een rebreatherduiker zijn verzekerd als ze voldoen aan de aan hen opge‐ legde regels.
Dit betekent dat duikers met een rebreather principieel kunnen ingedeeld worden met open cir‐ cuit duikers (lucht of nitrox).
Het is aangewezen om zo veel mogelijk technische duikers met technische duikers in te delen en zo veel mogelijk OC‐duikers met OC‐duikers in te delen, tenzij andere noodwendigheden aan de orde zijn (geschik‐ te ploegindelingen maken). Het is verplicht dat de rebreatherduiker in de briefing van zijn gemengde ploeg de volgende elementen
79
NELOS‐infomap technisch duiken
supplementair bespreekt: e)
Gevaar van hyperoxie en hypoxie
o Dit gevaar is meer reëel bij het rebreatherduiken en als dit zich dreigt voor te doen moet rebre‐ atherduiker maatregelen nemen welke zullen opgemerkt wordt door de OC‐duiker. o Hij zal trachten door manuele injectie van zuurstof of verdunningsgas zijn partiële zuurstofdruk binnen de vereiste grenzen te houden. Dit vergt concentratie en de CCR‐duiker zal wellicht de duik zo spoedig mogelijk willen beëindigen. Tracht als OC‐duiker de CCR‐duiker in dit probleem te ondersteunen door hem te volgen. o Indien hij door manuele injectie de partiële zuurstofdruk niet onder controle krijgt zal hij bijko‐ mende maatregelen nemen tot zelfs ‘open circuit bailout’. o De CCR‐duiker is opgeleid om al deze maatregelen te nemen maar het is noodzakelijk dat de OC‐ duiker weet dat zoiets kan gebeuren. Van de OC‐duiker wordt NIET verwacht dat hij concreet ingrijpt maar dat hij tracht de CCR‐duiker te ondersteunen door niet te hinderen. o Het zou niet mogen gebeuren maar als de CCR‐duiker te laat merkt dat zijn ppO2 te hoog is, zal hij gaan stuipen. Hier wordt op dezelfde manier gehandeld als in OC maar tracht wel het mond‐ stuk in te houden … o Het zou niet mogen gebeuren maar als de CCR‐duiker te laat merkt dat zijn ppO2 te laag is dan zal hij bewusteloos vallen. Breng het slachtoffer naar de oppervlakte en dien de eerste hulp toe. f)
Bailout‐procedure Als de CCR‐duiker naar OC‐bailout gaat heeft hij het druk. Hij moet van gas wisselen en hij moet zijn computer omschakelen. Gun hem de nodige tijd en beëindig de duik zo snel mogelijk in open circuit.
g)
Bijzondere aandacht dat de rebreather‐duiker besteedt aan het display van zijn computer. De rebreather‐duiker moet zich immers continue bewust zijn van hetgeen hij inademt. Bij een geoefende CCR‐duiker zal de OC‐duiker amper merken dat de CCR‐duiker zich regelmatig moet concentreren op zijn display en dat hij soms meer afgeleid kan zijn van andere aspecten van het duiken.
h)
Totaal andere decompressieverplichtingen. Echter; de rebreather‐duiker zal minder decompressieverplichtingen hebben dan de OC‐duiker. Als de CCR‐duiker de duikleiding heeft moet hij heel veel aandacht hebben voor de decompres‐ sieverplichtingen en de ademautonomie van de OC‐duiker. Een doorgedreven duikplanning is verplicht.
Het is verboden om rebreatherduikers in te schakelen tijdens het afleggen van proeven. Dit betekent dat er geen AI’s of I’s mogen duiken met een rebreather als ze van kandidaten OC luchtdui‐ kers proeven afnemen. i)
Dit heeft betrekking op ALLE OW‐proeven.
j)
Dit heeft betrekking op ALLE duikleidingen en opleidingsduiken.
k)
Dit heeft betrekking op ALLE doopduiken.
4.7.3
Openwaterproeven De Opleidingsduiken CCR waar geen specifieke oefeningen door de kandidaat moeten uitgevoerd worden, mogen afgenomen worden door een CCR‐duiker (minstens 1*I met minstens 25 CCR duiken) onder delegatie van een CCR‐Instructeur op voorwaarde dat de CCR‐Instructeur de duik‐ planning controleert en de briefing aanhoort. Het is evident dat proeven voor een CCR‐D‐Tx bre‐
80 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
vet door minstens een CCR‐duiker met een brevet voor diluent trimix moeten afgenomen wor‐ den. 4.7.4
Bij delegatie is de CCR‐Instructeur steeds ter plaatse (hij duikt niet mee in het betreffende team). Waar opleidingsduiken uitvoeren?
De opleidingsduiken voor het behalen van het brevet CCR mogen overal ter wereld gebeuren. 4.7.5
Controle en cumulatie.
Elke shallow water drill of opleidingsduik dient verplicht door een CCR‐Instructeur gecontroleerd te wor‐ den. Cumulatie is niet voorzien. 4.8
Protocol van de Shallow Water Drills CCR (Module 4).
4.8.1
Voorwaarden om Shallow Water Drills (SWD) te mogen uitvoeren.
Geslaagd zijn in het examen theorie voor CCR‐D‐A of CCR‐D‐Tx
Bewijs van het volgen van ‘Module 3 – Materiaal’ kunnen voorleggen.
4.8.2
Voorbereidende activiteiten.
Vraag om Shallow Water Drills te mogen uitvoeren richten aan een CCR‐instructeur.
In samenspraak met de gecontacteerde Instructeur worden plaats, datum en uur van de Shallow Water Drills vastgelegd (dit kan een zwembad zijn of een zoetwaterput of een open water waar de omstandigheden geschikt zijn voor zulke oefeningen).
De kandidaat en de instructeur zijn tijdig op de duikplaats aanwezig zodat de nodige voorberei‐ dingen ordentelijk kunnen uitgevoerd worden.
4.8.3
Protocol ‐ Procedure.
De kandidaat zal de duik voor zichzelf grondig voorbereiden (configuratie materiaal, mentaal, veiligheidsmaatregelen enz…).
De instructeur geeft een briefing waarin hij duidelijk maakt wat hij van de SWD exact verwacht. Hierin worden duidelijk de verschillende oefeningen uitgelegd en de volgorde waarin ze moeten geschieden. Er wordt ook duidelijk gemaakt welke acties er moeten ondernomen worden indien bepaalde problemen zich voordoen. Zelfs voor SWD gelden doorgedreven veiligheidsmaatrege‐ len zoals reserve der ademgassen, verlies buddy, problemen met het materiaal of met de bedie‐ ning van het materiaal, enz…
De kandidaat zal, indien dit gevraagd wordt, een analyse uitvoeren.
De kandidaat zal, indien dit gevraagd wordt, zelf een geschikte briefing geven.
Hij moet aantonen dat hij in staat is nauwkeurig te werken en dat hij weet welke veiligheids‐ maatregelen hij dient te nemen. Bijzonder veel aandacht zal gaan naar de duiktekens, het uit‐ trimmen, gasvoorraden, duikplanning, beheersing van de uitrusting (met nadruk op het toestel) en van zichzelf.
Tijdens de debriefing toont de kandidaat aan dat hij in staat geweest is om te duiken volgens het vooropgestelde duikplan of motiveert hij duidelijk waarom hij hiervan eventueel is afgeweken.
De kandidaat voert elke oefening uit in de opgelegde volgorde. De instructeur geeft aan wanneer de kandidaat een nieuwe oefening mag uitvoeren.
Tijdens de debriefing wordt elke oefening uitgebreid besproken en een verbetertraject uitge‐
81
NELOS‐infomap technisch duiken
werkt. De kandidaat toont aan dat hij met de eventuele opmerkingen van een vorige SWD kan rekening houden.
4.8.4
Nazorg.
De kandidaat zal in een debriefing duidelijk vernemen waar hij moet op letten om de uitgevoer‐ de oefeningen te optimaliseren.
Indien de instructeur oordeelt dat de kandidaat de SWD naar voldoening heeft afgewerkt, zal hij op het opleidingsformulier van de kandidaat de activiteit (zwembad of duik) afstempelen. Hierbij houdt de instructeur rekening met een evolutie van de vaardigheden van de kandidaat in de loop van de SWD‐activiteiten.
De instructeur zal de laatste SWD‐activiteit pas afstempelen indien de kandidaat bewijst dat hij alle opgelegde oefeningen volledig onder de knie heeft (autonome beslissing van de instructeur); pas daarna mag de kandidaat zich aanbieden voor Module 5.
4.9
Protocol van de opleidingsduiken ER / Trimix (Module 5).
4.9.1
Voorwaarden om een opleidingsduik te mogen uitvoeren.
Geslaagd zijn in het examen theorie voor CCR‐D‐A od CCR‐D‐Tx
Bewijs van het volgen van ‘Module 3 – Materiaal’ kunnen voorleggen.
Bewijs van het volgen van ‘Module 4 – Shallow Water Drills’ kunnen voorleggen.
4.9.2
Voorbereidende activiteiten.
Vraag om opleidingsduiken te mogen uitvoeren richten aan een CCR‐Instructeur.
In samenspraak met de gecontacteerde Instructeur worden plaats, datum en uur van de oplei‐ dingsduik vastgelegd (dit dient een open water te zijn waar de omstandigheden geschikt zijn voor zulke duiken).
De kandidaat en de instructeur zijn tijdig op de duikplaats aanwezig zodat de nodige voorberei‐ dingen ordentelijk kunnen uitgevoerd worden en de nodige planningen en duikformulieren (planningsbordje) ordentelijk kunnen ingevuld en nagekeken worden.
Een zuurstofanalyser of trimixanalyser zal door de kandidaat meegebracht worden.
4.9.3
Protocol ‐ Procedure.
De kandidaat zal de duik voor zichzelf grondig voorbereiden (configuratie materiaal, mentaal, veiligheidsmaatregelen enz…).
De kandidaat zal de analyse van zijn mengsels uitvoeren.
De kandidaat maakt zelfstandig een duikplanning met behulp van planningssoftware en verant‐ woordt zijn keuzes.
De kandidaat zal in overleg met de anderen in de duikploeg een definitieve duikplanning opma‐ ken en de runtables of afspraken m.b.t. de decompressie (DC) voor de ploeg opstellen.
De kandidaat zal eveneens één of meerdere bailoutscenario’s uitwerken.
Hij moet aantonen dat hij in staat is nauwkeurig te werken en dat hij weet welke veiligheids‐ maatregelen hij dient te nemen.
De instructeur geeft een briefing waarin hij duidelijk maakt wat hij van de opleidingsduik exact verwacht. Hierin worden zeer duidelijk de verschillende fasen van de duik besproken en alle handelingen grondig uitgelegd. Ook de volgorde waarin deze handelingen moeten geschieden en
82 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
door wie wordt duidelijk omschreven. Er wordt ook duidelijk gemaakt welke acties er moeten ondernomen worden indien bepaalde problemen zich voordoen. Er worden doorgedreven vei‐ ligheidsmaatregelen zoals reserve der ademgassen, verlies buddy, problemen met het materiaal of met de bediening van het materiaal (in het bijzonder met de rebreather), enz… besproken.
De kandidaat zorgt voor een ordentelijke en veilige methode om de BO‐flessen aan zijn uitrusting te bevestigen.
Indien de kranen van de decomengsels binnen handbereik zijn staan deze kranen dicht, maar wel onder druk. In het andere geval staat de fles open (ook afhankelijk van inflatorslangen voor droogpak of jacket of BOV).
De markeringen moeten correct aangebracht zijn.
De tweede trap van de BO‐mengsels wordt op een ordentelijke wijze weggeborgen.
Indien de kandidaat in de oefening voor bailout overgaat op een deco‐mengsel (BO‐mengsel), overgaat, dan geeft hij dit zelf aan en staat hiervoor volledig autonoom in. Fouten in de hande‐ lingen om over te gaan op dit mengsel, alsook in de keuze van het moment of de diepte zal resul‐ teren in een negatieve beoordeling.
De kandidaat zal, indien dit gevraagd wordt, zelf een geschikte briefing geven.
Hij moet aantonen dat hij in staat is nauwkeurig te werken en dat hij weet welke veiligheids‐ maatregelen hij dient te nemen. Bijzonder veel aandacht zal gaan naar de duiktekens, het uit‐ trimmen, gasvoorraden, duikplanning, beheersing van de uitrusting en van zichzelf.
De kandidaat beheerst het gebruik van de OSB (op gelijk welke diepte).
De kandidaat beheerst de opstijging op gelijk welk ogenblik.
De kandidaat voert de decompressieverplichtingen uit zoals gepland en geeft duidelijk en tijdig aan wanneer welke actie moet ondernomen worden (veranderingen van setpoit, eventuele air breaks,…).
Tijdens de debriefing toont de kandidaat aan dat hij in staat geweest is om te duiken volgens het vooropgestelde duikplan of motiveert hij duidelijk waarom hij hiervan eventueel is afgeweken.
Tijdens de debriefing wordt elke oefening uitgebreid besproken en een verbetertraject uitge‐ werkt. De kandidaat toont aan dat hij met de eventuele opmerkingen van een vorige opleidings‐ duik kan rekening houden.
4.9.4
4.10
Nazorg.
De kandidaat zal in een debriefing duidelijk vernemen waar hij moet op letten om zijn oplei‐ dingsduiken te optimaliseren.
Indien de instructeur oordeelt dat de kandidaat de opleidingsduik naar voldoening heeft afge‐ werkt, zal hij op het opleidingsformulier van de kandidaat de duik afstempelen. Hierbij houdt de instructeur rekening met een evolutie van de vaardigheden van de kandidaat in de loop van de opleidingsduiken.
De instructeur zal de laatste opleidingsduik pas afstempelen indien de kandidaat bewijst dat hij alle aspecten van de duik volledig onder de knie heeft (autonome beslissing van de instructeur); vervolgens kan het brevet worden gehomologeerd. Organisatie van CCR‐D‐A‐duiken of CCR‐D‐Tx‐duiken.
De algemene duikverantwoordelijke organiseert de duik met alle mogelijke veiligheidsmaatregelen maar met bijzondere aandacht voor de specifieke eisen van het mengselduiken/rebreatherduiken.
83
NELOS‐infomap technisch duiken
4.10.1
Algemene aandachtspunten m.b.t. duikdiepte en veiligheid
De volgende bijzondere aandachtspunten m.b.t. de duikdiepte en de veiligheid bij duiken met meerdere mengsels gelden:
Uitgebreide briefing (zie verder).
Plan your dive and dive your plan. Voor de planning dient gebruik gemaakt te worden van ge‐ schikte planningssoftware.
Grondige analyse van de mengsels voor de duik.
Voor het bepalen van de bailoutscenario’s moet het O2‐percentage naar beneden afgerond wor‐ den.
Voor het bepalen van de duikdiepte en de CZS‐belasting tijdens de bailout moet het O2‐ percentage naar boven afgerond worden.
Rekening houden met de toename van de CZS‐zuurstofbelasting.
Luchtpauze na de duik van minimum 2 uur bij het bereiken van 80 % van de CZS‐ zuurstofbelasting. Bij een luchtpauze van 90 minuten halveert de CZS‐zuurstofbelasting.
Eventueel inlassen van airbreaks onder water (5 minuten op lucht) en dit indien nodig meerdere malen indien de CZS te hoog oploopt en met deze maatregelen in de verdere duikplanning cor‐ rect rekening houden.
Bij duiken met meerdere mengsels de markering van het duikmateriaal controleren.
4.10.2
De briefing bij een organisatie met CCR‐duikers
We verwijzen hier naar de paragraaf ‘Briefing’ van het Veiligheidsreglement CCR (zie boven). 4.10.3
Wie mag CCR‐duiken uitvoeren en met welke mengsels?
Om CCR‐duiken te mogen uitvoeren moet men ten minste in opleiding zijn voor deze discipline. Hij moet minstens de Shallow Water Drills succesvol beëindigd hebben. Een CCR‐D‐A‐duiker heeft als diluent lucht of een geschikt nitroxmengsel en mag met gelijk welk nitrox‐ mengsel of met zuivere zuurstof een bailout plannen en eventueel uitvoeren. Een CCR‐D‐Tx‐duiker heeft als diluent een geschikte mengeling van zuurstof, stikstof en helium en mag met gelijk welk nitrox‐mengsel of met zuivere zuurstof een bailout plannen en eventueel uitvoeren. Hij mag de duikleiding nemen indien hij voldoet aan de standaardregels van NELOS om een duikleiding te mogen doen en indien hij bewezen heeft in de SWD dit aan te kunnen. 4.10.4 4.10.4.1
Materiaaleisen voor CCR‐duiken Zuurstofgeschikt
Bepaald materiaal (zie verder) moet zuurstofgeschikt gemaakt worden. Zuurstofgeschikt materiaal is én zuurstofbestendig én zuurstofzuiver. Sommige onderdelen van het duikmateriaal zijn niet zuurstofbestendig. Ze moeten vervangen worden door zuurstofbestendige onderdelen. Zo dienen bijvoorbeeld o.a. zittingen en membranen vervangen te worden. Het materiaal moet zuurstofzuiver gemaakt worden zodat alle vetten, smeerstoffen, vijlsel, roest, enz. verwijderd zijn. 4.10.4.2
De duikflessen
De duikflessen moeten zuurstofgeschikt zijn; zij dienen jaarlijks opnieuw zuurstofgeschikt gemaakt te
84 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
worden. De zuurstofgeschikt gemaakte fles mag uitsluitend gebruikt worden voor nitrox/trimix. De duikfles moet duidelijk leesbaar gemarkeerd zijn met de aard van het mengsel en maximum diepte voor dat mengsel. 4.10.4.3
De ontspanners
Indien het zuurstofpercentage kleiner is dan 40%, dan mag een gewone ontspanner gebruikt worden. Indien het zuurstofpercentage groter is dan 40% moet de ontspanner zuurstofgeschikt zijn. De ontspanner dient dan ook als dusdanig gemarkeerd te worden. 4.10.4.4
Technische eisen
Het materiaal moet voldoen aan de algemeen geldende eisen om er technische duiken mee uit te voeren. Zo zal het trimvest bijvoorbeeld een wing moeten zijn (zie details cursus CCR). Het materiaal moet voldoende redundant uitgevoerd worden (zie details cursus CCR).
5
Kwalificaties technisch duiken
5.1
Kwalificatie nitrox blender (KNB)
5.1.1
Definitie
Een nitrox blender:
Kan aan de hand van berekening, tabellen of softwareprogramma’s de juiste mix bepalen.
Moet in staat zijn om zelfstandig een nitroxmengsel aan te maken.
Kent de verschillende vulmethodes en weet hier gepast mee om te gaan.
Kent de gevaren en behandeling van zuivere zuurstof onder hoge druk.
Moet de termen zuurstofzuiver, ‐bestendig en ‐geschikt beheersen en deze kunnen toepassen op het materiaal.
5.2
Kwalificatie trimix blender (KTB)
5.3
Definitie
Een trimix blender:
Kan aan de hand van berekening, tabellen of softwareprogramma’s de juiste of beste mix bepa‐ len.
Moet in staat zijn om zelfstandig een nitrox, trimix en helioxmengsel aan te maken.
Kent de verschillende vulmethodes en weet hier gepast mee om te gaan.
Kent de gevaren en behandeling van zuivere zuurstof onder hoge druk, alsook de gevaren van helium in een ademgas.
Moet de termen zuurstofzuiver, ‐bestendig en ‐geschikt beheersen en deze kunnen toepassen op het materiaal.
Minimum 18 jaar oud zijn.
Minimum 2*D zijn.
Gevorderd Nitrox‐Duiker (GND) zijn.
5.4
Voorwaarden om deel te nemen aan examens (theorie en praktijk)
85
NELOS‐infomap technisch duiken
Aangesloten bij een NELOS club en dus correct verzekerd zijn.
Cursusgeld op voorhand betaald hebben.
5.4.1
De blenderbrevetten
NELOS
CMAS
Nitrox Blender (KNB – Kwalificatie Nitrox Blender)
Nitrox Gasblender
Trimix Blender (KTB – Kwalificatie Trimix Blender)
Trimix Gasblender
Nitrox Gasblender Instructeur
Trimix Blender Instructeur (BI)
Trimix Gasblender Instructeur
5.4.2
Inschalingsprocedure
5.4.2.1
Inschaling van Gasblenderbrevetten
5.4.2.2
Inschaling van Nitrox‐Gasblender
De aanvrager wordt of is lid van een NELOS‐club
Het betreft steeds een administratieve inschaling voor nitrox‐blenders opgeleid in de organisa‐ ties LIFRAS, een andere CMAS‐federatie buiten BEFOS, ANDI, IANTD, TDI. Er is geen bijscholing vereist. Voor nitrox‐blenders, opgeleid in een andere organisatie dan hierboven vermeld wordt een standaard inschaling vereist.
De aanvrager zal zich nochtans grondig informeren over zijn bevoegdheden als KNB en over de normen die NELOS hanteert. Deze zijn beschreven in de infomap en de cursus (downloadbaar van de downloadpagina van de NELOS‐Wiki)
Voor de administratieve inschaling: o Het voorziene opleidingsformulier KNB wordt gebruikt (downloadbaar van de downloadpagina van de NELOS‐Wiki) o Vooraan duidelijk en in het groot markeren: ‘ADMINISTRATIEVE INSCHALING’ o De duikschoolleider vervolledigt het opleidingsformulier, waarbij de vakken voor de theoreti‐ sche opleiding en de praktische opleiding worden doorstreept o Het clubsecretariaat stuurt het ingevulde opleidingsformulier, samen met een kopie van het gasblenderbrevet van de aanvrager naar het NELOS‐secretariaat. o Het inschalingsgeld voor het Kwalificatiebrevet Nitrox Blender wordt door het NELOS‐ secretariaat gefactureerd aan het clubsecretariaat van de kandidaat.
Voor de standaard inschaling: o Het voorziene opleidingsformulier KNB wordt gebruikt (downloadbaar van de downloadpagina van de NELOS‐Wiki) o Vooraan duidelijk en in het groot markeren: ‘STANDAARD INSCHALING’ o De duikschoolleider vervolledigt het opleidingsformulier. o Het verloop van de inschaling: o De kandidaat contacteert een Blender‐Instructeur. Bij gebrek aan een beschikbare BI kan de kandidaat zich wenden tot de
[email protected]. o Daar de bevoegdheden van de NELOS‐KNB soms aanzienlijk verschillen van de bevoegdheden
86 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
van Blenderbrevetten van andere organisaties, is het dus strikt noodzakelijk dat de kandidaat een diepgaande briefing ontvangt van een Blender‐Instructeur over alle typische aspecten van het nitrox‐blenden binnen NELOS. Door de noodzakelijke diepgang krijgt deze briefing meer de allure van een volwaardige bijscholing. De Blender‐Instructeur zal er dan ook over waken dat hiervoor ruim voldoende tijd wordt voorzien. Een volwaardig en aangeraden alternatief bestaat erin dat de kandidaat de lessen volgt in een bestaande cursus KNB. Na deze bijscholing zal de Blender‐Instructeur het opleidingsformulier dateren en aftekenen in het vak ‘theoretisch exa‐ men’ met de vermelding ‘BIJSCHOLING’ (een examen is niet vereist bij een Standaard Inschaling; de BI zal er echter over waken dat de leerstof degelijk werd geassimileerd door de kandidaat). o De Blender‐Instructeur toetst vervolgens de vaardigheden en de kennis op het niveau KNB door middel van het aanmaken van een nitroxmengsel, waarbij veiligheid en kennis van het Veilig‐ heidsreglement inzake blenden uitgebreid aan bod komen. o De duikschoolleider van de kandidaat vervolledigt het opleidingsformulier door het vak af te te‐ kenen ‘voldoet aan de voorwaarden voor homologatie als KNB’. o Het clubsecretariaat van de kandidaat stuurt het vervolledigde opleidingsformulier samen met een kopie van het brevet van de kandidaat (van de externe organisatie) ter homologatie naar het NELOS‐secretariaat. Het inschalingsgeld voor Kwalificatiebrevet Nitrox Gasblender wordt door het NELOS‐secretariaat gefactureerd aan het clubsecretariaat van de kandidaat. 5.4.2.2.1
Inschaling van Trimix‐Gasblender
De aanvrager wordt of is lid van een NELOS‐club.
Een Administratieve Inschaling tot KTB is niet mogelijk.
Een Standaard Inschaling is mogelijk voor de bezitters van een Trimix Gasblender‐brevet van vol‐ gende organisaties: LIFRAS, een andere CMAS‐federatie buiten BEFOS, IANTD, TDI en ANDI. Blender‐Instructeurs van deze organisaties kunnen eveneens een Standaard Inschaling tot KTB aanvragen.
Bezitters van een nitroxblenderbrevet van bovengenoemde organisaties kunnen zich recht‐ streeks aanbieden voor de cursus KTB bij NELOS (geen voorafgaande Administratieve Inschaling vereist tot NELOS‐KNB). Bezitters van een Trimix Blenderbrevet van een andere organisatie dan bovengenoemde, kunnen zich aanbieden voor een Standaard Examen voor KTB. Deze vorm van inschaling vereist het afleggen van alle voorziene examens/proeven KTB. Er is geen enkele vrij‐ stelling voorzien. Het volgen van de theoretische cursus wordt sterk aangeraden.
Bezitters van een nitroxblenderbrevet van een andere organisatie dan bovengenoemde, zullen zich eerst (administratief) laten inschalen tot NELOS‐KNB vooraleer zich aan te bieden voor een cursus KTB.
Het voorziene opleidingsformulier KTB wordt gebruikt (downloadbaar van de downloadpagina van de NELOS‐Wiki)
Voor een Standaard Inschaling wordt op het formulier duidelijk en in het groot ‘STANDAARD IN‐ SCHALING’ vermeld. De Duikschoolleider vervolledigt het vak met de algemene inlichtingen.
Het verloop van de inschaling: o De kandidaat contacteert een Blender‐Instructeur. Bij gebrek aan een beschikbare BI kan de kandidaat zich wenden tot de
[email protected]. o Daar de bevoegdheden van de NELOS‐KTB soms aanzienlijk verschillen van de bevoegdheden van Blenderbrevetten van andere organisaties, is het dus strikt noodzakelijk dat de kandidaat een diepgaande briefing ontvangt van een Blender‐Instructeur over alle typische aspecten van
87
NELOS‐infomap technisch duiken
het Trimixblender duikonderricht binnen NELOS. Door de noodzakelijke diepgang krijgt deze briefing meer de allure van een volwaardige bijscholing. De Blender‐Instructeur zal er dan ook over waken dat hiervoor ruim voldoende tijd wordt voorzien. Een volwaardig en aangeraden al‐ ternatief bestaat erin dat de kandidaat de lessen volgt in een bestaande cursus KTB. Na deze bij‐ scholing zal de Blender‐Instructeur het opleidingsformulier dateren en aftekenen in het vak ‘theoretisch examen’ met de vermelding ‘BIJSCHOLING’ (een examen is niet vereist bij een Standaard Inschaling; de BI zal er echter over waken dat de leerstof degelijk werd geassimileerd door de kandidaat). o De Blender‐Instructeur toetst vervolgens de vaardigheden en de kennis op het niveau KTB door middel van het aanmaken van een trimix‐mengsel, waarbij veiligheid en kennis van het Veilig‐ heidsreglement inzake blenden uitgebreid aan bod komen. o De duikschoolleider van de kandidaat vervolledigt het opleidingsformulier door het vak af te te‐ kenen ‘voldoet aan de voorwaarden voor homologatie als KTB’. o Het clubsecretariaat van de kandidaat stuurt het vervolledigde opleidingsformulier samen met een kopie van het brevet van de kandidaat (van de externe organisatie) ter homologatie naar het NELOS‐secretariaat. Het inschalingsgeld voor Kwalificatiebrevet Trimix Gasblender wordt door het NELOS‐secretariaat gefactureerd aan het clubsecretariaat van de kandidaat.
5.4.2.3
Inschaling van de titel Blender‐Instructeur
5.4.2.3.1
Verantwoording
De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de verantwoording opgenomen in het hoofdstuk "In‐ schalingsprocedure – Inschaling van instructeurs ‐ Verantwoording:" dat geldt voor de algemene inscha‐ lingsprocedure van de NELOS‐brevetten en NELOS‐titels. 5.4.2.3.2
Inschalen van Blender‐Instructeurs van andere organisaties
Uitgangspunten De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de uitgangspunten opgenomen in het hoofdstuk "In‐ schalingsprocedure – Inschaling van instructeurs – procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS – Uitgangspunten" dat actueel geldt maar de volgende specifieke opmerkingen gelden:
Een Blender‐Instructeur die ingeschaald wil worden maakt dit kenbaar aan de Sectie Duiktech‐ nieken.
De kandidaat Blender‐Instructeur wordt door de Sectie Duiktechnieken uitgenodigd en zal speci‐ fieke opdrachten krijgen ter inschaling van zijn/haar titel. Deze opdrachten zullen bepaald wor‐ den door de achtergronden van de kandidaat waarbij zijn federatie van afkomst een belangrijke rol zal spelen. Hierbij zal de kennis van het Veiligheidsreglement betreffende Blenden uitgebreid aan bod komen. Na het vervullen van de opdrachten zal de Sectie Duiktechnieken de administra‐ tie vervullen om het inschalen en homologeren af te ronden. Het inschalingsgeld voor BI wordt via het clubsecretariaat aan NELOS betaald. Een Blender‐Instructeur die ingeschaald wil worden als Blender‐Instructeur NELOS moet eveneens o.a. kennis hebben van: o de organisatie van het NELOS‐Duikonderricht met een specifieke oriëntatie naar blenden, o de wijze waarop duikonderricht gegeven wordt m.b.t. het blenden, o de wijze waarop proeven en examens worden afgenomen voor blenderbrevetten en blenderti‐ tels, o de bevoegdheden en de plichten van de Blender‐Instructeur.
Voor de inschaling van Blender‐Instructeurs zullen de inschalende instructeurs de kandidaat helpen bij het
88 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
zich eigen maken van de specifieke NELOS‐kennis m.b.t. het blenden. De Sectie Duiktechnieken coördineert deze inschaling. Procedure De Sectie Duiktechnieken sluit zich volledig aan bij de uitgangspunten opgenomen in het hoofdstuk "In‐ schalingsprocedure – Inschaling van instructeurs ‐ NELOS‐procedure voor het inschalen van instructeurs van andere organisaties dan BEFOS/FEBRAS – Procedure", maar de volgende specifieke opmerkingen gelden: o De 3*I die de inschaling verzorgen moeten eveneens Blender‐Instructeurs zijn in het geval de aanvrager zich wenst in te schalen als Blender‐Instructeur. o Het aanstellen van deze instructeurs is de bevoegdheid van de Sectie Duiktechnieken. Leidraad bij de inschaling van Blender‐Instructeurs Het is de taak van de inschalingscommissie om na te gaan of de kandidaat functioneert op het niveau van een Blender‐Instructeur NELOS. Hiertoe controleert zij of de kandidaat voldoet aan de algemene verwach‐ tingen ten aanzien van de NELOS Blender‐Instructeurs. Controle vindt plaats aan de hand van onderstaand protocol en een vorderingsstaat wordt bijgehouden door de voorzitter van de inschalingscommissie. Pun‐ ten die afgewerkt zijn worden met naam, plaats en datum door de leden van de inschalingscommissie afgetekend op de vorderingsstaat. Een Blender‐Instructeur is zowel actief in zijn eigen school als op het vlak van het NELOS‐Duikonderricht. Hij moet in staat zijn om:
Deel uit te maken van een jury voor de proef BI‐3: "didactische les door BI aan kandidaten KTB". Deel uit te maken van een jury voor het examen theorie BI. Ervaring toetsen aan de hand van het CV. Demonstraties geven in het afnemen van: o een afname van een proef BI‐3: "didactische les door BI aan kandidaten KTB". o een afname van een examen theorie voor BI Tip: Deze demonstraties moeten bij voorkeur plaatsvinden tijdens normale examens voor BI. o Mee te werken aan de opleiding voor KNB en voor KTB Ervaring toetsen aan de hand van het CV Demonstratie geven van een theorieles KTB o De praktische proeven voor KNB en KTB af te nemen Ervaring toetsen aan de hand van het CV Demonstratie geven van de afname van één van de praktische proeven voor KNB Demonstratie geven van de afname van één van de praktische proeven voor KTB Tip: Deze demonstraties laten uitvoeren bij echte praktische proefafnames.
Actief deel te nemen aan vergaderingen die de Sectie Duiktechnieken zou organiseren rond de materie Blenden.
De inschalingscommissie kan in geval van een gemotiveerde twijfel over de kennis of het kunnen m.b.t. gelijk welk onderwerp uit het blendergebeuren vanwege de kandidaat die wenst ingeschaald te worden, besluiten om één of meerdere proeven op te leggen. De motivatie van deze twijfels t.a.v. de kandidaat, waardoor het verzoek ontstaat om over te stappen tot het opleggen van proeven, dient schriftelijk gericht te worden aan de Sectie Duiktechnieken en aan de kandidaat zelf. Deze proeven krijgen dan uiteraard de allures van een examen. De opgelegde proeven mogen enkel proe‐ ven zijn die door de Sectie Duiktechnieken voor haar eigen kandidaat BI worden opgelegd en het daarbij
89
NELOS‐infomap technisch duiken
behorende protocol dient strikt gerespecteerd te worden. Het is duidelijk dat door de twijfel vanwege de commissie het pad van de ‘zuivere’ inschaling verlaten wordt. Het staat de kandidaat dan vrij om zich voor het eerstvolgende examen voor blender‐instructeur aan te bieden. 5.4.3
Organisatie van cursus KNB en KTB
Deze cursussen worden georganiseerd door de Sectie Duiktechnieken.
De SDT zal deze gegevens publiceren op de SDT‐pagina van de NELOS‐Wiki
Alle lessen worden gegeven door Blender‐Instructeurs.
Het examen wordt afgenomen door een Blender‐Instructeur. Alle proeven worden afgenomen door een Blender‐Instructeur, eventueel geassisteerd door een KTB
5.4.4
Overzicht van de proeven voor Blenderbrevetten en –titel.
KNB (KNB‐1 = THEORIE) KNB‐2 Nitroxmengsel 1 aanmaken KNB‐3 Nitroxmengsel 2 aanmaken KTB (KTB‐1 = THEORIE) KTB‐2 Trimixmengsel 1 aanmaken KTB‐3 Trimixmengsel 2 aanmaken BI (BI‐1 = THEORIE EN BI‐3 = DIDACTISCHE LES VOOR KTB) BI‐2 proefafname van een examen KTB 5.4.5 5.4.5.1
Protocol van Nitrox‐Blender (KNB) Theorie KNB
Kent de termen zuurstofzuiver, ‐bestendig en zuurstof geschikt.
Kan het beste nitroxmengsel bepalen in functie van diepte aan de hand van tabellen, berekening en software.
Kan de gasdrukken van de verschillende vulgassen bepalen die nodig zijn om te komen tot het beste nitroxmengsel.
Heeft kennis van de werking van de compressor.
Kent de benodigde materialen om te vullen, alsook de verschillende vulsystemen en kan deze gepast gebruiken.
Kan een nitroxmengsel analyseren.
Kent de regels om zijn materiaal correct te markeren.
Kent de regels van de verzekering om in orde te zijn.
Het theoretisch examen KNB‐1 bestaat uit een schriftelijk examen. De kandidaat moet hiervoor geslaagd zijn alvorens aan zijn praktische proeven te mogen beginnen.
5.4.5.2
Praktische proeven
De kandidaat zal tijdens al de praktische proeven zijn handelingen mondeling verklaren. 5.4.5.2.1
Nitroxmengsel 1 aanmaken (KNB‐2)
Deze proef bestaat erin om een vooraf bepaald nitroxmengsel aan te maken in een lege duikfles.
90 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
De kandidaat zal zelf een lege duikfles meebrengen. De BI controleert of de fles leeg is, controleert de algemene staat van de fles, keuringsdatum en kijkt of de fles geschikt is voor zuivere zuurstof (zuurstof geschikt). 5.4.5.2.2
Protocol ‐ procedure
De BI kiest een nitroxmengsel en geeft de kandidaat de opdracht dit nitroxmengsel aan te ma‐ ken.
De kandidaat dient d.m.v. berekening of met tabellen of software bepalen hoeveel zuivere zuur‐ stof er in de fles moet geheveld worden alvorens op te toppen met lucht.
De kandidaat zal deze hoeveelheid zuivere zuurstof in de fles hevelen.
Daarna zal hij de fles optoppen met lucht van een compressor of een bufferfles.
De kandidaat zal voor een goede menging van de gassen in de duikfles zorgen.
De kandidaat zal het mengsel in de duikfles analyseren.
Hij markeert zijn duikfles op correcte wijze en noteert dit mengsel tevens op zijn homologatie‐ formulier.
5.4.5.2.3
Normering
Zwak
De kandidaat controleert de duikfles maar checkt niet alle parameters (algemene staat, keu‐ ringsdatum en zuurstof geschiktheid).
De kandidaat kan de opdracht berekenen maar maakt een berekeningsfout.
De kandidaat controleert de vulinstallatie niet op veiligheid en werking maar kan deze wel zelf‐ standig bedienen.
Het aangemaakt mengsel wijkt meer dan + of ‐ 1% af van de vooraf bepaalde opdracht.
De kandidaat maakt afrondingsfouten.
De kandidaat markeert zijn duikfles maar niet op correcte wijze.
Onvoldoende
De kandidaat controleert de duikfles niet.
De kandidaat maakt een redeneringsfout bij de berekeningen of slaagt er niet in de nodige bere‐ keningen te maken.
De kandidaat controleert de vulinstallatie niet op veiligheid en werking en kan deze niet zelf‐ standig bedienen.
Het aangemaakt mengsel wijkt meer dan 2 % af van de vooraf bepaalde opdracht.
De kandidaat maakt een foute analyse van de gassen.
De kandidaat markeert zijn duikfles niet.
De kandidaat creëert een gevaarlijke toestand met zuivere zuurstof onder hoge druk door zijn handelingen.
5.4.5.2.4
Nitroxmengsel 2 aanmaken (KNB‐3)
Deze proef bestaat erin om een vooraf bepaald nitroxmengsel aan te maken in een gedeeltelijk gevulde duikfles. De kandidaat zal zelf een gedeeltelijk gevulde duikfles meebrengen. De BI controleert of de fles gedeeltelijk gevuld is, controleert de algemene staat van de fles, keurings‐
91
NELOS‐infomap technisch duiken
datum en kijkt of de fles geschikt is voor zuivere zuurstof (zuurstof geschikt). 5.4.5.2.5
Protocol ‐ procedure
De BI kiest een nitroxmengsel en geeft de kandidaat de opdracht dit nitroxmengsel aan te ma‐ ken.
De kandidaat checkt de druk op de duikfles en analyseert het mengsel.
De kandidaat dient d.m.v. berekening of met tabellen of software bepalen hoeveel zuivere zuur‐ stof er in de fles moet geheveld worden alvorens op te toppen met lucht.
De kandidaat zal deze hoeveelheid zuivere zuurstof in de fles hevelen.
Daarna zal hij de fles optoppen met lucht van een compressor of een bufferfles.
De kandidaat zal voor een goede menging van de gassen in de duikfles zorgen.
De kandidaat zal het mengsel in de duikfles analyseren.
Hij markeert zijn duikfles op correcte wijze en noteert dit mengsel tevens op zijn homologatie‐ formulier.
5.4.5.2.6
Normering
Zwak
De kandidaat controleert de duikfles maar checkt niet alle parameters (algemene staat, keu‐ ringsdatum en zuurstof geschiktheid).
De kandidaat maakt een fout bij de drukmeting of de analyse van het mengsel.
De kandidaat kan de opdracht berekenen maar maakt een berekeningsfout.
De kandidaat controleert de vulinstallatie niet op veiligheid en werking maar kan deze wel zelf‐ standig bedienen.
Het aangemaakt mengsel wijkt meer dan + of ‐ 1 % af van de vooraf bepaalde opdracht.
De kandidaat markeert zijn duikfles maar niet op correcte wijze.
De kandidaat maakt afrondingsfouten.
Onvoldoende
De kandidaat controleert de duikfles niet.
De kandidaat meet de druk niet na en analyseert het mengsel niet op voorhand.
De kandidaat maakt een redeneringsfout bij de berekeningen of slaagt er niet in de nodige bere‐ keningen te maken De kandidaat controleert de vulinstallatie niet op veiligheid en werking en kan deze niet zelfstandig bedienen.
Het aangemaakt mengsel wijkt meer dan + of ‐ 2 % af van de vooraf bepaalde opdracht.
De kandidaat maakt een foute analyse van de gassen.
De kandidaat markeert zijn duikfles niet.
De kandidaat creëert een gevaarlijke toestand met zuivere zuurstof onder hoge druk door zijn handelingen.
5.4.6 5.4.6.1
Protocol van Trimix‐Blender (KTB) Theorie KTB
Kent de termen zuurstof‐zuiver, ‐bestendig en geschikt.
Kan het beste trimixmengsel bepalen in functie van de diepte en dit aan de hand van tabellen,
92 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
berekening en software.
Kan de gasdrukken van de verschillende vulgassen bepalen die nodig zijn om te komen tot het beste trimixmengsel.
Heeft kennis van triox, heliair en heliox .
Heeft kennis van de werking van de compressor.
Kent de benodigde materialen om te vullen, alsook de verschillende vulsystemen en kan deze gepast gebruiken.
Kan elk mengsel analyseren.
Kent de regels om zijn materiaal correct te markeren.
Kent de regels van de verzekering om in orde te zijn.
Het theoretisch examen KTB‐1 bestaat uit een schriftelijk examen. De kandidaat moet hiervoor geslaagd zijn alvorens aan zijn praktische proeven te mogen beginnen. 5.4.6.2
Praktische proeven
De kandidaat zal tijdens al de praktische proeven zijn handelingen mondeling verklaren. 5.4.6.2.1
Trimixmengsel 1 aanmaken (KTB‐2)
Deze proef bestaat erin om een vooraf bepaald trimixmengsel aan te maken in een lege duikfles. De kandidaat zal zelf een lege duikfles meebrengen. De BI controleert of de fles leeg is, controleert de algemene staat van de fles, keuringsdatum en kijkt of de fles geschikt is voor zuivere zuurstof (zuurstof geschikt). 5.4.6.2.2
Protocol ‐ procedure
De BI kiest een trimixmengsel en geeft de kandidaat de opdracht dit trimixmengsel aan te ma‐ ken.
De kandidaat dient d.m.v. berekening of met tabellen of software bepalen hoeveel zuivere zuur‐ stof en zuivere helium er in de fles moet geheveld worden alvorens op te toppen met lucht.
De kandidaat zal eerst een hoeveelheid zuivere helium (of zuivere zuurstof) in de fles hevelen.
Vervolgens zal hij een hoeveelheid zuivere zuurstof (of zuivere helium) in de fles hevelen.
Daarna zal hij de fles optoppen met lucht van een compressor of een bufferfles.
De kandidaat zal voor een goede menging van de gassen in de duikfles zorgen.
De kandidaat zal het mengsel in de duikfles analyseren.
Hij markeert zijn duikfles op correcte wijze en noteert dit mengsel tevens op zijn homologatie‐ formulier.
5.4.6.2.3
Normering
Zwak
De kandidaat controleert de duikfles maar checkt niet alle parameters (algemene staat, keu‐ ringsdatum en zuurstof geschiktheid).
De kandidaat kan de opdracht berekenen maar maakt een berekeningsfout.
De kandidaat controleert de vulinstallatie niet op veiligheid en werking maar kan deze wel zelf‐ standig bedienen.
Het aangemaakt mengsel wijkt meer dan + of min 2 % af van de vooraf bepaalde opdracht op het vlak van helium en meer dan + of ‐ 1 % op het vlak van de zuurstof.
93
NELOS‐infomap technisch duiken
De kandidaat maakt een foute analyse van de gassen of maakt afrondingsfouten.
De kandidaat markeert zijn duikfles maar niet op correcte wijze.
Onvoldoende
De kandidaat controleert de duikfles niet.
De kandidaat kan de opdracht niet berekenen.
De kandidaat controleert de vulinstallatie niet op veiligheid en werking en kan deze niet zelf‐ standig bedienen.
Het aangemaakt mengsel wijkt meer dan + of ‐ 4 % af van de vooraf bepaalde opdracht op het vlak van de helium en meer dan + of ‐ 2 % op het vlak van zuurstof.
De kandidaat maakt een foute analyse van de gassen of maakt afrondingsfouten.
De kandidaat markeert zijn duikfles niet .
De kandidaat creëert een gevaarlijke toestand met zuivere zuurstof onder hoge druk door zijn handelingen.
5.4.6.2.4
Trimixmengsel 2 aanmaken (KTB‐3)
Deze proef bestaat erin om een vooraf bepaald trimixmengsel aan te maken in een gedeeltelijk gevulde duikfles. De kandidaat zal zelf een gedeeltelijk gevulde duikfles meebrengen. De BI controleert of de fles gedeeltelijk gevuld is, controleert de algemene staat van de fles, keuringsda‐ tum en kijkt of de fles geschikt is voor zuivere zuurstof (zuurstof geschikt). 5.4.6.2.5
Protocol ‐ procedure
De BI kiest een trimixmengsel en geeft de kandidaat de opdracht dit trimixmengsel aan te ma‐ ken.
De kandidaat checkt de druk op de duikfles en analyseert het mengsel.
De kandidaat moet nu aan de hand van berekening, tabellen of software bepalen hoeveel zuive‐ re zuurstof en zuivere helium erin de fles moet geheveldedrukt worden alvorens op te toppen met lucht.
De kandidaat zal eerst een hoeveelheid zuivere helium (of zuivere zuurstof) in de fles hevelen.
Vervolgens zal hij een hoeveelheid zuivere zuurstof (of zuivere helium) in de fles hevelen.
Daarna zal hij de fles verder optoppen met lucht van een compressor of een bufferfles.
De kandidaat zal voor een goede menging van de gassen in de duikfles zorgen.
De kandidaat zal het mengsel in de duikfles analyseren.
Hij markeert zijn duikfles op correcte wijze en noteert dit mengsel tevens op zijn homologatie‐ formulier.
5.4.6.2.6
Normering
Zwak
De kandidaat controleert de duikfles maar checkt niet alle parameters (algemene staat, keu‐ ringsdatum en zuurstof geschiktheid).
De kandidaat maakt een fout tegen drukmeting of analyse van het mengsel.
De kandidaat kan de opdracht berekenen maar maakt een berekeningsfout.
De kandidaat controleert de vulinstallatie niet op veiligheid en werking maar kan deze wel zelf‐
94 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
standig bedienen.
Het aangemaakt mengsel wijkt meer dan + of ‐ 2 % af van de vooraf bepaalde opdracht op het vlak van helium en meer dan + of ‐ 1 % op het vlak van zuurstof.
De kandidaat maakt een foute analyse van de gassen of maakt afrondingsfouten.
De kandidaat markeert zijn duikfles maar niet op correcte wijze.
Onvoldoende
De kandidaat controleert de duikfles niet.
De kandidaat meet de druk niet na en analyseert het mengsel niet op voorhand.
De kandidaat kan de opdracht niet berekenen.
De kandidaat controleert de vulinstallatie niet op veiligheid en werking en kan deze niet zelf‐ standig bedienen.
Het aangemaakt mengsel wijkt meer dan + of ‐ 4 % af van de vooraf bepaalde opdracht op het vlak van helium of meer dan + of ‐ 2 % op het vlak van zuurstof.
De kandidaat markeert zijn duikfles niet.
De kandidaat creëert een gevaarlijke toestand met zuivere zuurstof onder hoge druk door zijn handelingen.
5.4.7 5.4.7.1
Blender‐Instructeur (BI) Voorwaarden
Alvorens te mogen deelnemen aan het examen theorie, de didactische les of de praktische proefafname dienen de volgende voorwaarden vervuld te zijn:
Minimum 2*I zijn.
NI zijn.
KTB zijn.
Aangesloten bij een NELOS‐club en dus ook correct verzekerd zijn.
Cursusgeld op voorhand betaald hebben.
5.4.7.2
Theorie BI (BI‐1)
Het theoretisch examen BI‐1 bestaat uit een schriftelijk examen. De kandidaat moet hiervoor geslaagd zijn alvorens aan zijn didactische proeven te mogen beginnen. Het examen wordt jaarlijks georganiseerd door de Sectie Duiktechnieken. Dit examen bestaat uit een zeer doorgedreven ondervraging over de theoretische begrippen van het blenden. Bovendien dient de kandidaat volledig op de hoogte te zijn van het reglementair kader met betrekking tot het blenden. De BI:
Kent het doel en de fysische eigenschappen van alle gassen die aanbod komen in de cursus en kan deze verklaren.
Kent de medische gevaren (narcose en vergiftiging) van zuurstof, helium, stikstof en koolstofdi‐ oxide.
Kent de gevaren (brand en explosie) van zuurstof onder hoge druk.
Kent de termen zuurstof zuiver, ‐bestendig en geschikt.
95
NELOS‐infomap technisch duiken
Kan het beste trimixmengsel bepalen in functie van de diepte en dit aan de hand van tabellen, berekening en software.
Kan berekenen en verklaren welke de gasdrukken van de verschillende vulgassen zijn om te ko‐ men tot het beste trimixmengsel.
Kent het doel en het gebruik van triox, heliair en heliox.
Kan de werking van de compressor en de filtersystemen verklaren.
Kent de benodigde materialen om te vullen, alsook de verschillende vulsystemen en kan deze gepast gebruiken en verklaren.
Kan elk mengsel analyseren, alsook de werking van een analysetoestel uitleggen.
Kent de regels om het materiaal correct te markeren.
Kent de regels van de verzekering om in orde te zijn.
5.4.7.3 5.4.7.3.1
Didactische proeven Proefafname KTB (BI‐2)
Voorbereidende werkzaamheden De controle gebeurt minstens door een Blender‐Instructeur / 2*I. De kandidaat BI staat in voor de coördinatie met de kandidaat KTB en de controlerende BI/2*I. Ieder dient tijdig aanwezig te zijn. Bij gebrek aan een kandidaat KTB kan de controlerende BI/2*I zelf de rol van kandidaat KTB vervullen. De voorkeur wordt echter gegeven aan een reële situatie met een echte kandidaat KTB. De kandidaat BI zal zelf een analyser en de nodige documenten meebrengen. Protocol
De kandidaat BI geeft een briefing aan de kandidaat KTB waarin het protocol van de praktische proeven KTB‐2 en KTB‐3 grondig wordt doorgenomen. De kandidaat KTB moet perfect op de hoogte zijn wat van hem verwacht wordt.
Deze proef bestaat erin om tijdens het praktisch examen KTB, een kandidaat te aanhoren en te observeren op zijn handelingen tijdens het blenden. Dit wil zeggen de voorbereiding, de analyses en de berekening, het eigenlijke blenden alsook de markering van de fles.
De kandidaat BI zal er nauwlettend op toekijken dat de kandidaat KTB geen gevaarlijke situaties creëert bij de manipulatie van de gassen en het materiaal. Indien nodig zal de kandidaat BI bijsturen. Indien de kandidaat BI niet bijstuurt, zal de controle‐ rende BI/2*I dit doen ; dit betekent automatisch het mislukken van de kandidaat BI.
Nazorg
Na de praktische proef zal de kandidaat BI onmiddellijk beraadslagen en zijn oordeel geven op basis van de normering van de KTB en voorleggen aan de controlerende BI/2*I. Het oordeel van de kandidaat BI zal indien nodig onmiddellijk worden bijgestuurd door de BI/2*I.
De kandidaat BI zal het opleidingsformulier KTB van de kandidaat KTB aftekenen “geslaagd” of “in opleiding” naargelang de beoordeling.
De controlerende BI/2*I zal het opleidingsformulier BI van de kandidaat BI aftekenen “geslaagd” of “in opleiding” naargelang de beoordeling.
96 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012
5.4.7.3.2
Didactische les voor KTB (BI‐3)
Voorbereidende werkzaamheden
De jury bestaat uit tenminste twee Blender‐Instructeurs.
In samenspraak met de SDT worden plaats, datum, uur en inhoud van de examenles vastgelegd.
Bij voorkeur wordt de les gegeven in het kader van een echte cursus KTB.
De kandidaat zorgt voor een geschikt lokaal en de nodige didactische hulpmiddelen om de les te geven.
De powerpoint presentaties zijn downloadbaar van de downloadpagina op de NELOS‐Wiki. De kandidaat dient zelf te zorgen voor het eventuele bijkomende didactisch materiaal.
De kandidaat voorziet in twee exemplaren van de lesvoorbereiding bestemd voor jury, alsook de evaluatieformulieren en het opleidingsformulier Blender‐Instructeur.
Protocol
Het accent ligt vooral op de wijze waarop de kandidaat BI de didactische les aanpakt.
Hierbij ligt het accent niet in de eerste plaats op de theoretische kennis en evenmin op de puur didactische kwaliteiten van de lesgever. Er zal echter wel bijzonder veel belang gehecht worden aan de wijze waarop de kandidaat‐instructeur zijn groep begeleidt (coacht) en op de wijze waar‐ op hij de problemen aanpakt die zich tijdens het verloop van de les stellen (interactie met de leerlingen). De kandidaat‐instructeur moet in staat zijn om op een correcte manier de juiste ver‐ banden te leggen tussen de verschillende deelaspecten van het blenden.
De lesduur wordt voorgesteld op 1 uur. Een kleine variatie op deze lesduur is aanvaardbaar maar de les moet minstens 45 minuten duren en mag nooit langer dan 1 uur en 15 minuten in beslag nemen.
Binnen de gestelde tijdsduur zal de kandidaat zijn les op een didactisch verantwoorde wijze aan‐ brengen.
Nazorg
Na de les zal de jury onmiddellijk beraadslagen en een beslissing nemen.
De jury zal het opleidingsformulier van de kandidaat aftekenen (in opleiding of geslaagd)
De jury zal de evaluatieformulieren en een exemplaar van de lesvoorbereiding bezorgen aan de SDT.
5.4.8
Bijzondere aandachtpunten met betrekking tot de veiligheid
De volgende bijzondere aandachtspunten voor de blender m.b.t. de veiligheid van de duikers zijn van toepassing:
Grondige berekening aangaande het beste mengsel voor de diepte en de decompressie aan de hand van tabellen, berekening of software.
Grondige analyse van het mengsel na het blenden
Voor het bepalen van de decompressie moet het O2‐percentage naar beneden afgerond worden.
Alle flessen moeten steeds goed gemarkeerd worden, d.w.z. het percentage van het mengsel, de MOD (maximale operationele diepte) en de naam van de duiker.
Tevens moet een logboek worden bijgehouden van de aangemaakte mengsels door de blender.
97
NELOS‐infomap technisch duiken
5.4.9
Bevoegdheden voor het afnemen van proeven De theorie kan door elke BI worden gegeven of door een kandidaat BI en twee controlerende BI’s.
De praktische en didactische proeven kunnen afgenomen worden door elke BI of door een kandidaat BI en een controlerende BI 5.4.10
Waar examens of proeven afnemen
De proeven voor het behalen van het brevet Technician Gasblender mogen overal ter wereld gebeuren mits goedkeuring van SDT.
98 Editie: 2012.1.3 van 21/02/2012