IFRS16 Leases: geen goed plan! In januari 2016 publiceert de IASB een nieuwe boekhoudstandaard voor leasecontracten onder de naam IFRS16. Deze standaard is met veel pijn en moeite tot stand gekomen. De nieuwe regels zullen straks een hoop bedrijven een nare verrassing bezorgen, terwijl de beoogde transparantie en leesbaarheid van balansen er niet op vooruit gaat. Hieronder zetten we de belangrijkste pijnpunten op een rijtje. Alle huurcontracten op de balans Het verhaal gaat dat de toenmalige voorzitter van de IASB Sir David Tweedie ooit uitriep dat hij eindelijk eens een keer in een vliegtuig zou willen zitten dat daadwerkelijk op de balans staat van de luchtvaartmaatschappij zelf, en dus niet van een of andere 'aviation lease company'. De IFRS standaard 'leases' stelt verplicht dat alle leasecontracten on balance moeten verantwoord worden bij de gebruiker (lessee). Op zichzelf een goede gedachte: een leasecontract is een verplichting die een bedrijf aangaat voor de lange termijn en beoordelaars van balansen willen graag een compleet beeld hebben van die verplichtingen. Voor de beeldvorming helpt het enorm als we het woord lease vervangen door het woord huur. Vanaf 2019 moeten dus alle huurcontracten op de balans verschijnen: alle bedrijven die boekhouden onder het IFRS stelsel moeten alle panden die zij huren op de balans zetten. Ook al is het nooit de bedoeling geweest het pand te verwerven, toch creëert de IASB de boekhoudkundige fictie dat de huurder economisch eigenaar is van het bedrijfsgebouw. Probleem 1: Een fictie met ernstige gevolgen voor balansratio's Het gevolg van het on balance plaatsen van leasecontracten voor allerlei objecten, en dus ook huurpanden, betekent dat de balans van bedrijven een stuk langer wordt. Veelgebruikte balansratio's als solvabiliteit zullen op slag een stuk lager worden, zeker bij bedrijven die veel panden huren, denk aan retailers, supermarkten en ook banken. Veel kredietverlening is - behalve op harde zekerheden - gebaseerd op een set aan covenants (op het vlak van solvabiliteit, liquiditeit, winstgevendheid) die met de bank zijn vastgelegd. Overschrijd je die ratio's, dan bestaat de kans dat de bank de kredietverlening intrekt, de voorwaarden aanpast of zelfs de klant buiten de deur zet. Dat de ratio's wijzigen als gevolg van één of andere boekhoudregel betekent niet automatisch dat ook de covenants aangepast worden. Bedrijven zullen dus opnieuw moeten gaan onderhandelen met de bank, en die zal niet geneigd zijn om de covenants zomaar te versoepelen. Dat betekent immers een optische verslechtering van hun risico. Dat dit allerminst een fictie is blijkt uit een onderzoek van EFRAG (Europan Financial Reporting Advisory Group), die recent een onderzoek deed naar de vraag of bedrijven zich realiseren dat IFRS16 een impact heeft op de covenants. Hieruit is gebleken dat ruim een kwart van de respondenten de impact op de covenants ziet én bovendien vrezen deze niet zomaar met de bank te kunnen heronderhandelen. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de continuïteit van deze bedrijven. Het is bovendien de vraag of je in deze tijden de financierbaarheid van bedrijven moet beknotten als gevolg van een boekhoudkundige fictie. Probleem 2: Een lease, wat is dat eigenlijk? In oktober 2014 werd voor het eerst een definitie van 'lease' gepubliceerd. De IASB is dan ruim 8 jaar aan het bedenken wat de boekhoudregels voor leases moeten worden, en is al twee Exposure Drafts verder, maar heeft al die tijd nog niet precies gedefinieerd wat een lease nu eigenlijk is. Je zou verwachten dat de regelgever als allereerste stap voor zichzelf de definitie van lease zou vastleggen, maar hier is dit een van de laatste stappen in het proces.
Het blijkt dat de definitie van een lease behoorlijk wat ruimte laat voor interpretatie. 'Een lease is een contract dat een gebruiksrecht geeft van een object voor enige tijd, en waarbij de gebruiker alle substantiële economische voordelen uit het object haalt en zelf het gebruik ervan bepaalt.' Het is duidelijk dat de IASB denkt aan (harde) objecten, zoals vliegtuigen, machines of auto's: de luchtvaartmaatschappij bepaalt zelf waar het toestel heen vliegt, hoeveel vlieguren het maakt, welke leuke kleuren op de romp geschilderd worden enzovoort, net zoals de lessee van een auto zelf mag uitkiezen met welke auto hij wil rijden, de kleur, de motor, de optiepakketten enzovoort. Is het een lease, of is het een service? De definitie van 'lease' is nuttig om een onderscheid te maken met 'services'. Denk aan de deelauto's die mensen in grote steden gebruiken. Zij willen mobiliteit, niet per sé een auto in de kleur rood. Dat is dus een dienst, een service, geen lease. Of neem een bedrijf dat zijn data beveiligd wil opslaan in de cloud. De data zijn wel degelijk opgeslagen op een dataserver, maar door (technische) virtualisatie is het lastig toe te wijzen op welke server de data precies staan. Deze dienst heet 'beveiligde data opslag en archivering', het object - de dataserver - is eigenlijk slechts bijzaak. Wat als het bedrijf in dit voorbeeld wel degelijk de dataserver waar de data op staan wil kunnen aanwijzen, of een hek om 'haar' dataservers wil bouwen tot meerdere veiligheid. Wordt diezelfde dienst dan een lease? Hieruit blijkt dat tussen een lease en een service een breed grijs gebied ligt en de definitie van een lease dus na 10 jaar dubben niet helder is, niet eenduidig en leidt tot subjectieve interpretaties. Probleem 3: Conceptueel is een lease altijd financiering, volgens IASB Dat de definitie van lease rijkelijk laat kwam, nemen we op de koop toe, zij staat echter haaks op wat de de IASB gedurende al die tijd als 'leidende gedachte' hanteerde, namelijk dat alle leases financieringen zijn. Deze conceptuele aanname staat op gespannen voet met de werkelijkheid. De leidende gedachte van de IASB gedurende het totstandkoming van IFRS16 was al die tijd: een operational lease is een financiering met vreemd vermogen, net zoals de financial lease. Bijgevolg worden operational leasecontracten behandeld als alle andere (langetermijn) kredieten. Op de passiefzijde van de balans verschijnt een lening, berekend als de contante waarde van de toekomstige leasetermijnen. Op de actiefzijde verschijnt het gebruiksrecht van het object. Op de resultaatrekening verschijnen rentekosten, berekend tegen een rekenrente. De fundamentele vraag is of alle (operational) leases, huren dus, financieringscontracten zijn. Als ik een auto lease, wil ik vooral 'vervoer' en verder geen zorgen. Als ik een copieermachine huur, wil ik kunnen printen/copiëren/scannen. Als ik een pand huur, wil ik gebruik kunnen maken van de vierkante meters kantoor, opslag of productieruimte, ik wil géén eigenaar zijn en om die reden sluit ik geen financiering af, maar een 'simpele' huur. De eigenaar van het pand heeft niet de intentie om mij - als onderneming - te financieren, hij heeft het pand al op de één of andere wijze gefinancierd, en hij zoekt een bepaald rendement in de vorm van huurinkomsten. En als ik het pand verlaat, gaat hij op zoek naar een andere huurder. De leidende gedachte bij de IASB dat alle leases per definitie als financieringsvormen te beschouwen zijn, staat dus los van elke economische en juridische realiteit. Bovendien sluit die niet aan bij de door de IASB uiteindelijk gekozen definitie van een lease. Probleem 4: Nieuwe complexiteit leidt tot minder transparantie Het kunstmatig omkatten van een operational leasecontract in een lening met rentekosten gaat bovendien voorbij aan de realiteit van het contract zelf. Daarin is bepaald dat de lessee
gedurende de looptijd van het contract elke maand hetzelfde bedrag betaalt, waarin de componenten 'kapitaal' en 'rente', naast andere services, elke maand wijzigen, vergelijkbaar met een annuïtaire lening. Dit is in het 'oude' systeem goed zichtbaar op de resultaatrekening onder het kopje 'leasekosten'. Deze post loopt gelijk met de effectieve cash outflow van de onderneming: wat je opschrijft aan leasekosten is gelijk aan de daadwerkelijke (kas)uitgaven. Door nu de operational lease of huur als een lening te gaan beschouwen, is de berekende rente in het begin van het contract veel hoger dan naar het einde toe, immers het kapitaal bij het begin is hoger en neemt af naarmate er 'terugbetaald' wordt. Dit fenomeen wordt in het jargon 'frontloading' genoemd. De boekhoudkundige verwerking heeft dus geen aansluiting meer met de cash flow statements, wat voor een beoordelaar onduidelijkheid creëert. Gelukkig heeft de IASB besloten dat zogenaamde 'small ticket leases' niet onder de regeling vallen, evenmin als korte termijn leases korter dan 12 maanden. Hierdoor hoeven kleine leasecontracten niet volgens voornoemd systeem berekend te worden. Helaas ligt de lat wel erg laag, het gaat om leasecontracten met een waarde van minder dan $5.000,-. Probleem 5: Vergelijkbaarheid van balansen in het gedrang Bedrijven die het IFRS stelsel hanteren zijn verplicht de nieuwe standaard te accepteren. Leasemaatschappijen verwachten feitelijk weinig impact op het aantal leasecontracten. Bedrijven die al operational leasing gebruiken, zullen dat in de toekomst ook blijven doen, is de verwachting. De voordelen van operational leasing, met name op het vlak van gemak en risicoverlegging (naar de leasemaatschappij), worden geacht ruimschoots op te wegen tegen het 'nadeel' van balansverlenging. Vervelend, maar er valt mee te leven. Dat ligt anders bij bedrijven die heel veel vastgoed huren. Die zullen geneigd zijn zo kort mogelijke huurtermijnen te onderhandelen, ook al hebben zij er feitelijk belang bij de huur zo lang mogelijk te laten duren (denk aan het vasthouden van een A-locatie in een winkelstraat). De waarde waartegen de huren op de balans moeten verantwoord worden, wordt berekend aan de hand van de contante waarde van de resterende huurtermijnen. Dus de huur van een pand met een looptijd van 10 jaar, zal veel zwaarder wegen dan een resterende huur van 2 jaar. Bijgevolg wordt de vergelijkbaarheid van balansen tussen bedrijven problematisch. Vandaag vergelijkbare bedrijven (qua activiteiten, grootte, enz.) worden straks volstrekt onvergelijkbaar door een geheel verschillend huurbeleid van panden. Probleem 6: Geen wereldwijde standaard De IASB heeft van bij de start een wereldwijde standaard beoogd, en om die reden de Amerikaanse regelgever FASB in het proces betrokken. De Amerikanen zijn nogal gehecht aan de tweedeling financial/operational lease en hanteren relatief makkelijke - voor iedereen begrijpelijke - criteria om het onderscheid tussen beide te maken, zoals in de 'oude' standaard IAS17 ook het geval is. De Amerikaanse invloed leidde tot het 'dual model' in 2013, maar toen er uiteindelijk geen compromis kon gevonden worden, besloten de Amerikanen hun eigen weg te gaan. Exit FASB, exit dual model. Ook de FASB publiceert in januari 2016 haar eigen - nieuwe - standaard voor leases, dat wordt dus een andere dan de IASB standaard. Kortom, van een wereldwijde standaard is geen sprake meer. Het is nog steeds USGAAP tegenover 'de rest'. Een lange lijdensweg De IASB heeft er nochtans vele jaren over gedaan om een standaard vast te stellen. Wat een lijdensweg voor de hooggespecialiseerde accountants in London, en wat een gezichtsverlies zou het zijn als deze standaard alsnog wordt ingetrokken, niet in het minst voor IASB's huidige voorzitter Hans Hoogervorst! Na de formele start van het project zo'n 10 jaar geleden, slaagde de IASB er in om in 2010 een zogenaamde Exposure Draft te publiceren, een document waarin
de contouren van de nieuwe standaard uitvoerig worden uiteengezet. 'Het werkveld', hiertoe uitgenodigd, stuurde liefst 800 reacties in, waarvan een klein aantal supportive was voor de voorstellen, maar de overgrote meerderheid snoeiharde kritiek leverde op de voorstellen. De IASB ging terug naar de tekentafel en kwam in 2013 met een nieuwe Exposure Draft. Die oogstte met ruim 600 reacties bijna evenveel kritiek. Om hieraan tegemoet te komen ging de IASB opnieuw sleutelen aan de standaard, maar het werd voor iedereen duidelijk dat de IASB aan het zigzaggen was. Waar in de ED2010 nog een heel stelsel was uitgewerkt voor lessor accounting, werd dit luik in de ED2013 volledig geschrapt. De leasemaatschappijen zelf kunnen blijven boekhouden op de 'oude' manier, daar is kennelijk geen behoefte aan nieuwe regels, ook al lopen die volledig uit de pas met de lessee accounting. Ook werd in de ED2013 het zogenaamde 'dual model' ingevoerd, een systeem waarbij er twee soorten leases zouden zijn. Dat deed denken aan de huidige tweedeling financial/operational, maar het dual model is inmiddels volledig afgevoerd. De huidige standaard wijkt op essentiële onderdelen af van de in 2013 gepubliceerde Exposure Draft, in die mate dat men zou kunnen beargumenteren dat een derde ED noodzakelijk is. Maar dat staat gelijk aan een nederlaag voor de IASB. In het belang van Europa? De EFRAG is de instantie die de Europese Commissie adviseert over het al dan niet endorsen (van toepassing verklaren binnen de EU) van de IFRS standaarden. De EFRAG heeft als opdracht te bekijken of het in het belang is van Europa om deze regels over zich af te roepen. Nu kan de EFRAG allerlei overwegingen hebben, onder meer dit: is het in het belang van Europa om niet te endorsen? Dan ontstaat namelijk de situatie dat in de Verenigde Staten de US-GAAP van toepassing is, in de rest van de wereld de nieuwe IFRS16 en in Europa de 'oude' IAS17, drie standaarden dus. Een minder kwaad zou in dat opzicht kunnen zijn om IFRS16 van toepassing te verklaren op Europa, dan zijn er maar twee standaarden wereldwijd. De EFRAG heeft gedurende het proces haar zorgen geuit over de complexiteit van de nieuwe standaard, de kosten voor overgang naar het nieuwe systeem (IT-kosten maar ook adviesuren van accountants), en ook de impact van leases op de covenants die bedrijven met hun huisbank hebben afgesloten. Zal de EFRAG haar strenge houding gedurende het proces ook bij de eindbeoordeling handhaven, of geeft zij IFRS16 alsnog een voldoende? Na het advies van EFRAG heeft de EU een aantal maanden om te endorsen en dan is het zover. De nieuwe standaard is van kracht met ingang van 1 januari 2019. Dat betekent dat bedrijven en accountants met bekwame spoed aan de slag moeten al is het maar om (IT-)systemen aan te passen, allerlei extra informatie te gaan ophalen bij de leasemaatschappij of - misschien eerste prioriteit - de impact van huurpanden te berekenen en alvast de bank te bellen voor het voorbereiden van de geesten op het aanpassen van de covenants. Ook de European Banking Authority (toezichthouder voor banken) heeft zijn zorgen al geuit, onder meer over de kwalificatie: 'een lease is een gebruiksrecht'. Immers wat is een gebruiksrecht in boekhoudingstermen? Is dat een materieel vast actief (tangible)? Of is het een immaterieel vast actief (intangible)? Een gebruiksrecht kun je niet vastpakken. Voor banken luistert het nauw: zij moeten tier-1 ratio's respecteren en dan helpt het niet als de balans verlengd wordt én het eigen vermogen wordt gecorrigeerd voor intangible assets, zoals goodwill. De EBA wil dus zeker stellen dat lease-gebruiksrechten wel degelijk tangible assets zijn. Dat de EBA zich zorgen maakt en zich genoodzaakt voelt dit aan de orde te stellen, zegt veel over de gebrekkige kwaliteit van IFRS16.
Voorlopig niet voor het MKB Er wordt wel eens gezegd: 'dit is toch enkel voor IFRS bedrijven, het hele MKB heeft hier toch geen last van?' Dat is nog verre van zeker. Op enig moment dalen de internationale IFRS standaarden toch in op het nationale niveau, en nemen nationele regelgevers de principes over in hun richtlijnen. Zo kan in Nederland de Raad voor de Jaarverslaggeving op enig moment besluiten de boekhoudregels voor leasing op internationele leest te schoeien. Voorlopig zijn de regels niet van toepassing op het MKB. Was het eigenlijk wel nodig? De stelling van belangenbehartigers uit de leasing branche, zoals Leaseurope, is altijd geweest: 'IAS17 is not broken' waarom dan andere regels verzinnen? Balansbeoordelaars konden immers prima uit de voeten met de bestaande regels voor leases. Het is goed om vast te stellen dat de klassieke financial lease contracten altijd al op de balans verantwoord werden, de gebruiker heeft immers de bedoeling het geleaste object echt zelf definitief te verwerven, de lease is slechts een (tijdelijk) financieringsmiddel. Bij een operational leasecontract ligt dat anders: de lessee wil het object gebruiken gedurende een bepaalde tijd, hij beoogt geen eigenaarschap en alle risico's inherent aan het object zijn per definitie afgewenteld op de leasemaatschappij. Meest courant voorbeeld is de 'auto van de zaak'. Die wordt gebruikt voor een jaar of vier-vijf en vervolgens gaat de auto terug naar de leasemaatschappij, en daarmee is de kous af. Daarnaast moet er op gewezen worden dat alle leases - dus ook die van het type 'operational' - ook nu al volledig verantwoord worden in de resultaatrekening van een bedrijf. Er is sprake van rentekosten (financial lease) of van leasekosten (operational lease). Bovendien dient een bedrijf opgave te doen van 'verplichtingen die niet uit de balans blijken' in de zogenaamde Toelichting bij de Jaarrekening. Hierin staat te lezen dat een bedrijf verplichtingen heeft aangegaan inzake operational leasecontracten, zoals bijvoorbeeld de lease van het autopark of andere leaseverplichtingen. Een goed lezer van de jaarrekening heeft dus alle informatie bij de hand om zich een compleet beeld te vormen van de verplichtingen van een bedrijf. Dit is dus de huidige situatie, die geregeerd wordt door het stelsel IAS17. IFRS16 gaat veel verder door alle leases op de balans te zetten. IFRS16: geen goed plan IFRS16 wordt geacht te leiden tot meer transparantie en tot een beter beeld van de verplichtingen van bedrijven. In werkelijkheid leidt de complexiteit van de regels en de inherente subjectiviteit juist tot minder transparantie. Het resultaat wat op tafel ligt is teleurstellend op het inhoudelijk vlak en zal bedrijven en ook leasemaatschappijen op kosten jagen. De financierbaarheid van bedrijven wordt niet vergemakkelijkt. Er is teveel conceptueel gedacht en te weinig gekeken naar de werkelijkheid en de verwachtingen van balansbeoordelaars. Wie had hier eigenlijk om gevraagd? Peter-Jan Bentein secretaris Nederlandse Vereniging van Leasemaatschappijen - NVL contact:
[email protected] mobiel nr. 0654 793 488