de PAROLIEBOL Jaargang 2 nummer 4, april 2014
digitaal orgaan voor hen die bij Het Parool hebben gewerkt
Het Parool zat in haar hart 6 mei 1945. Die dag verscheen de eerste bovengrondse editie van Het Parool. En die dag kwam Betty Smit ter wereld. Ze zei dat haar moeder had gewacht tot het vrede was. Betty groeide op in West, op de Postjesweg. Een geboren en getogen Amsterdamse, die sinds haar huwelijk in 1969 met Marcel door het leven ging als Betty Zwaaneveldt. Ze woonde enige tijd in Amstelveen, maar dat vond ze niks. In Amsterdam, daar werd je geboren. In Amsterdam, daar woonde je. En in Amsterdam is Betty ZwaaneveldtSmit op 17 april overleden. In haar slaap; op 68-jarige leeftijd. Betty werkte 36 jaar bij Het Parool. Van ergens in 1966 tot 6 november 2002, de dag dat ze 57,5 jaar werd. Ze hoorde tot de lichting die op deze leeftijd met pensioen mocht.
IN DIT NUMMER: David Oranje in Aldus Jacqueline Wesselius en Haar Parijs
Iedereen die haar kent, reageert geschokt op het nieuws over haar overlijden. Paroolverslaggever Albert de Lange: “Ik was onder de indruk van haar schoonheid en allure, toen ik in 1985 als jochie bij de krant kwam. Ik durfde pas met haar te praten, nadat
ten slotte Betty Zwaaneveldt 1945-2014
ze me – vanuit een ver buitenland – schitterend stenografisch had binnengeloodst. Toen ontdekte ik wat een hartelijke en geestige vrouw ze was.” Lees verder op pagina 2
Marjon Bolwijn van de Overkant Karel van het Reve brengt meer herinneringen naar boven bij Robbert Keegel en Gerrit Overdijkink
OPROEP
STUUR ONS VOETBALFOTO’S EN -VERHALEN Het meinummer van de Paroliebol zal onze eigen voetbalspecial bevatten. Stuur uw foto’s, glorieuze verhalen en anekdotes over Paroolvoetbalwedstijden naar
[email protected] Iedereen is weer welkom op de Parolieborrel, donderdag 5 juni, 16.00 uur, café Leentje. Kerstengel Frits Schaefer en achter hem engel Betty Zwaaneveldt.
april 2014 / 2
‘Buffelen, op een no-nonsensemanier’ Vervolg van pagina 1
Betty kwam bij de krant als stenotypiste. Met Ina Leidsman, Jo Waasdorp, Jenny Hofman, Ineke Wong, Hannie van Zweden en de laatste jaren Gepke Broersma. Oudadjuncthoofdredacteur Toon Schmeink kende haar uit de begintijd: “We belden samen vanaf de beurs de berichten door. Betty was buitengewoon toegewijd. Nooit te beroerd iets extra’s te doen. En ze had een fris soort humor. Een vrolijke meid, met wie je kon lachen.” Chefsport Harry ten Asbroek: “Betty was een spontane, charmante verschijning. Betrokken bij de krant, maar vooral bij de mensen. Ik heb vanuit Frankrijk vaak nieuws over de Tour de France aan haar gedicteerd. Als ik in de stress zat, bleef zij kalm. Een onuitwisbare indruk.” Iedereen begint over haar charme en élégance. Voormalig hoofdredactiesecretaresse Elly Koekenbier: “Iedereen was wég van Betty. Ze deed alle mannen struikelen. Al had ze een juten zak aan, dan had ze nóg klasse. Ze was een fantastisch mens met een
groot gevoel voor humor. En een slimme vrouw. Een werkende moeder met twee kinderen, die later haar makelaarspapieren haalde.” Elly herinnert zich nog goed ‘het gele monster’: de Fiat 500 van Betty. “Na een borrel reed ze ons naar huis. We zaten met ze vieren (!) in het gele monster. Toen ze geparkeerd had, konden de deuren niet open. Betty stond te dicht op andere auto’s. Moesten we door het dak naar buiten klimmen. Met Frank Zijp erbij!”
Voormalig kopijloper Jaap Klein mijmert: “Als Betty ergens binnenkwam, strooide ze natuurlijke warmte in het rond. Gelijk een straalkachel. En als het warm was, wuifde ze je met haar prachtige wimpers koelte toe. Als waren het waaiers.” Muziekredacteur Erik Voermans: “Alle mannen waren verliefd op Betty.” Hij voegt er aan toe: “Nou ja, alle échte mannen.” Oud-verslaggever Frans Bosman: “Haar glamour ontsteeg Het Parool.” En kunstredacteur Jos Bloemkolk: “Ze was een knappe, rijzige, prachtig gebouwde Italiaanse die geen Italiaanse was.” Hij memoreert de kerstbomencompetitie op de krant tussen de binnen-
Tineke Vos, Ludo Smissaert, Gepke Broersma, Betty Zwaaneveldt en Anne-Rose Bantzinger.
landredactie en de media- en agendaredactie, met Betty in het koor: “Achter het koor liep een baardige engel, met vleugels en in zijn pijp een brandende kaars. Die engel heette Frits Schaefer. Betty was de andere engel, hoewel zij geen vleugels droeg.”
Met Frits stond Betty vaak achter de bar in het Parooltheater, dat – tot haar trots – een uithangbord had met haar geboortedag: de dag van het eerste bovengrondse Parool. Verslaggeefster Corrie Verkerk, medeverantwoordelijk voor het Parooltheater, zegt dat Betty enorm punctueel was: “Je kon altijd op haar rekenen.” Een harde werker, dat was ze. Dat merkte Tineke Vos, toen toenmalig hoofdredacteur Matthijs van Nieuwkerk haar en Betty vroeg om in 1999 samen de agenda voor de PS van de Week op te zetten. Tineke: “In die tijd merkte ik dat Betty niet alleen de chicste vrouw van de redactie was, maar dat ze ook geweldig kon aanpakken. Buffelen, op een no-nonsensemanier.”
Veel (oud-)collega’s zagen Betty 9 januari voor het laatst. In café Leentje bij de Paroliebolborrel, die zij die dag voor het eerst bezocht. Albert de Lange: “Daar zagen en hoorden we dat ze nooit is veranderd. Een verschijning, een personality, zeer bijzonder.” Haar dochter Myra: “We hebben haar echt moeten overhalen naar die borrel te gaan. Ze was bescheiden, altijd bang dat ze te veel was. Ze ging na haar pensioen nooit naar Paroolfeesten, hoewel ze de mensen van de krant bleef zien als familie. Maar ze vond: als je met pensioen bent, moet je de nieuwe generatie niet voor de voeten lopen. Mama vergeleek het reilen en zeilen op de krant met hoe ze zelf in het leven stond. ‘Kan niet’ bestond bij haar niet. Alles was altijd mogelijk; tot de deadline. Ze praatte vol liefde over oud-collega’s. Het Parool zat in haar hart.” Myra vraagt nadrukkelijk of hier ook vermeld kan worden dat de begrafenis vrijdag 25 april is, om 14.00 uur op Zorgvlied. Myra: “Alle Paroliebol-abonnees zijn welkom.” ANNE-ROSE BANTZINGER
aldus
april 2014 / 3
Niks is niks David Oranje met pa op de achtergrond.
David Oranje (23) loopt sinds anderhalve maand stage bij Het Parool. De verhouding met zijn vader Roderik Oranje is er alleen maar op vooruitgegaan. Waar sta je in het gezin Oranje? “Ik ben de jongste. Ik heb nog een halfbroer van midden dertig. Ik zit op de School voor de Journalistiek in Utrecht en dit is mijn eerste stage.” Leuk? “Ja ik heb het erg naar mijn zin. Het is leuk dat mijn stukken ook echt worden gepubliceerd. Mijn werk voor de Staatskrant, het huis aan huis blad in Amsterdam-West, heb ik even on hold gezet om me volledig op Het Parool te concentreren.” Waarom koos je voor Het Parool? “We konden in Amsterdam maar uit twee kranten kiezen. De Echo en Het Parool. Dan is de keuze snel gemaakt.” Ondanks of dankzij je vader? “Ik heb van tevoren met hem afgesproken dat hij met zijn tengels van mijn stukken af zou blijven. Hij heeft zich ook buiten de sollicitatieprocedure gehouden.” Er is niemand onder druk gezet? “Nee en dat valt me echt mee. Hij is blij omdat hij nu zelf ziet dat ik nuttig bezig ben. Daarvoor heb ik tussen eerdere studies in toch vooral twee jaar uit mijn neus zitten eten.” Bij welke deelredactie zit je? “Half bij de Amsterdamredactie en half bij PS De Wereld. Ik heb mijn minor Arabisch en heb een maand in Marokko gezeten. Ik wil ook Arabische taal en cultuur als vervolgstudie gaan doen.Voor de krant mocht ik naar Oman. Binnenkort kun je mijn spread daarover op de reispagina’s lezen.”
Houdt je vader zich aan jullie afspraken? “Tot nu toe is hij er grotendeels in geslaagd zich niet met mij te bemoeien. Hij heeft maar één keer een stuk van me doorgegeven. Dat was tijdens de vrijdagavonddienst toen er een gat was gevallen. Hij stuurde me om half twee in de nacht een sms dat mijn stuk een dag eerder mee moest dan gepland.” Roderik valt dus best mee? “Ik heb nog geen woedeaanvallen van hem meegemaakt. Hij kan wel flink tekeer gaan. Bijvoorbeeld dat het woordje ‘niks’ niks is en ‘niets’ moet zijn. Dan zit hij daar in zijn eentje drie minuten over door te kwetteren terwijl de anderen gewoon rustig doorgaan met hun werk. Ja, hij is wel duidelijk aanwezig op de redactie.” Aard je naar je vader? “Ik ben geen eindredacteur, heb niet zo’n drang anderen te corrigeren. Ik kan wel heel driftig worden. Dat is op de redactie gelukkig nog niet gebeurd. Hier zitten mensen met veel ervaring. Ik maak dankbaar gebruik van hun feedback. Zo zijn mijn intro’s vaak wat saai. Die maken we dan wat puntiger.” Ga je je vader achterna in de journalistiek? “Ik vind mooie stukken schrijven erg fijn. En dat dan liefst vanuit het Midden-Oosten.” Waaruit bestaat het dagelijkse ritueel tussen jullie beiden? “Pa is elke ochtend net iets eerder op de redactie dan ik. Als ik dan koffie ga halen, loop ik even bij hem langs. Op zijn beurt komt hij soms even over mijn schouder meekijken. Zonder commentaar. Hij doet het echt heel goed. We hebben op de krant een prima vaderzoonrelatie.” FRANS BOSMAN
Een bourdaloue onder de rok In Tussen kunst & kitsch kwam een bourdaloue ter sprake. Een wat? Blijkt een po voor kerkgangers te zijn.Vernoemd naar de Franse geestelijke Bourdaloue, in de zeventiende eeuw berucht om zijn lange preken. Gegoede dames lieten in vroeger eeuwen een bourdaloue meenemen door de dienster, en bij een lange preek en hoge nood werd deze kleine langwerpige po onder de rokken vol geplast. Daarna werd de bourdaloue buiten geloosd door de dienstmeid. De bourdaloue is niet opgenomen in het woordenboekspel. Uit dit in de vorige eeuw door Aldert Walrecht bedachte taalspel een vijftal duistere woorden uit de schrijfwereld.
De bourdaloue
lijstjes – entrefilet ingevoegd kort bericht in de krant tussen het redactionele gedeelte – journalees clichéachtig taalgebruik van sensatiebladen – maggelen slecht schrijven (Bargoens) – minuteren schriftelijk vastleggen – verbigeratie zinloze herhaling van woorden HANS HOEKSTRA
april 2014 / 4
Bij Het Parool ben ik ontgroend
A
ls jongste bediende kwam ik binnen bij Het Parool, oktober 1988. De arbeidsmarkt voor vers afgestudeerden was net zo beroerd als tegenwoordig, dus ik was al lang blij met het zeswekencontract op de binnenlandredactie. Met dank aan Toon Schmeink, zonder wie ik absoluut in de goot was beland. Want zelfs de Provinciale Zeeuwse Courant zag niets in mij. Dan kun je het overal wel vergeten. Meteen bij binnenkomst op sollicitatiegesprek gaf de hoofdredacteur van de PZC mij te verstaan dat ik een carrière bij zijn prachtkrant op mijn buik kon schrijven, want ik was tien minuten te laat. In mijn handgeschreven nieuwsbericht over de arrestatie van een joyrider, waarvan ik onderweg getuige was geweest en die mijn oponthoud verklaarde, toonde hij geen interesse. Ik kom overigens nog steeds overal te laat. En in mijn stukjes tegenwoordig voor de Volkskrant dwaal ik hopelijk nooit zo af als ik nu ongegeneerd doe. Die ontgroening. Zes weken had ik als onrijpe vrucht om mij te bewijzen als eindredacteur binnenland van Het Parool. Daar begreep ik al helemaal niets van; waarom laat je iemand die net van school komt teksten van ervaren verslaggevers redigeren? De frisse blik misschien.
de overkant Marjon Bolwijn
De tweede week had ik vrijdagavonddienst. Ik kreeg een groot stuk toegeschoven over misdaad in Amsterdam. Van ene Bart Middelburg, nooit van gehoord. (Ik was een provinciaal, opgegroeid met Trouw en NRC Handelsblad). Een deel moest op de voorpagina, en de overige 180 regels moesten binnenin. De auteur had zelf al een scheidslijn aangegeven. Maar als fris jong ding vond ik die niet logisch, dus ik schoof wat met alinea’s en zo kwam het zaterdag in de krant. En zo werd ik de maandag er op ontboden bij de hoofdredacteur, Sytze van der Zee. Bart Middelburg vond dat ik zijn tekst had ‘verkracht’. De hoofdredacteur vroeg of ik wel wist
Hanneloes Pen en Marjon Bolwijn achter het Atexscherm.
wie Bart Middelburg was. Nee, eh hoezo? Ik heb mijn werk zo goed mogelijk gedaan, meer niet, meneer. De hoofdredacteur vond het best oké wat ik had gedaan, maar onnodig. Of ik de volgende keer alleen maar een kop wilde maken boven de teksten van deze auteur. Zo zit de wereld dus in elkaar. Mijn zeswekencontract werd toch verlengd met een tweemaandencontract en zo werd de spanning steeds verder opgebouwd tot uiteindelijk een vaste aanstelling. Zoals iedere geboren verslaggever wilde ik natuurlijk niet alleen maar de stukken van anderen in de krant zetten. Daarom draaide ik al gauw dubbele diensten door mij na de deadline om 13.00 uur te melden bij chef verslaggeverij Irwin Kraal. Werkdagen van 7.00 tot 12.00 uur ’s nachts – eindeloos pielen aan een stuk – waren normaal. Jonge verslaggevers mogen uitgebuit worden, daar zijn ze voor. Maar na vier jaar sloven – dat is heel erg lang voor een twintiger – vond ik het tijd worden mijn begeerde doel te bereiken. Allerlei verzoeken en smeekbedes om overplaatsing naar de verslaggeverij bleven zonder resultaat. Dus restte uiteindelijk de overmoedige chantagetruc. Ik meldde Sytze dat ik ging omkijken naar een andere baan waar ik wel fulltime verslaggever zou kunnen zijn. Dezelfde dag nog zette Van der Zee mij het land uit. Ik kreeg een ticket naar Dublin, waar iedereen zich druk maakte om een
vijftienjarig meisje dat zwanger was geraakt na de verkrachting door de vader van haar vriendin, maar geen abortus mocht ondergaan. Echt een onderwerp voor mij. Vrouwenleed beschrijven, ik kan er nog steeds geen genoeg van krijgen. Vier dagen leefde ik op water alleen en schreef ik mijn handen blauw. Bij terugkeer mocht ik een blok verhuizen.
H
et zijn altijd mannen geweest die mij de kans gaven mij te ontwikkelen. Toon, Sytze, Remco de Jong en tot slot Arie Elshout, die mij na tien jaar de gelegenheid gaf mij los te weken uit de vrolijke kleffe Paroolbedoening, zodat ik mijn vleugels verder kon uitslaan aan De Vermaledijde Overkant. Het thema ‘ontgroening’ waarmee ik de lezer hoopte te verleiden dit epistel te gaan lezen, heb ik inderdaad teleurstellend slecht uitgewerkt. Ik had nog van alles uit de doeken willen doen over getrouwde collega’s die allerlei ingewikkelde toeren uithalen om jonge bediendes te schaken, over overrijpe verslaggeefsters die jonge strakke meiden hardop uitlachen als ze zeggen niet te weten wie Vera Lynn is en hoger geplaatste heren die denken je te kunnen onderbetalen als chef – omdat ze eerst willen zien ‘of je het wel kan’. Die avonturen bewaar ik voor de volgende Paroliebolrubriek ‘Achter de Schermen’.
april 2014 / 5 Anekdotes bij Het Parool door Gerrit Overdijkink – deel 12
De KGB op bezoek
N
a de vorige aflevering over de correspondenten van Het Parool in Moskou schoten me nog een paar zaken te binnen die over dit onderwerp het vertellen waard zijn. Voordat Karel van het Reve naar Moskou ging, had de krant daar drie correspondenten. Antonie Dake, Jan Bezemer en Martin van den Heuvel. Van Dake, telg van een Amsterdamse witgoedhandelaar, weet ik bijzonder weinig. Bezemer was een beminnelijke, beetje saaie hoogleraar in de Russische taal en Ruslandkunde. De flamboyante Martin van den Heuvel, jarenlang verbonden aan het Oost-Europa Instituut, was in mijn ogen van deze drie het nuttigst als correspondent. Hij was een beetje een jongen van de gestampte pot, met een goede neus voor nieuws. Martin kwam uit Haarlem, waar hij voor de bekende voetbalclub van die naam speelde, sprak niet het gepolijste Nederlands dat aan Haarlemmers wordt toegeschreven en hield van grappen. Toen Kees van Kooten de tv-figuur dr. Clavan schiep, dachten aanvankelijk velen dat dit een parodie was op Martin van den Heuvel, die in die tijd nogal eens op de buis verscheen om kwesties achter het IJzeren Gordijn te verklaren. Hij kon daar onbedaarlijk om lachen. Van de avonturen die Martin in de Sovjet-Unie beleefde, herinner ik me er één haarscherp. Hij vertelde eens dat hij zeker wist dat hij in Moskou ongevraagd bezoek kreeg van de KGB, de Russische geheime dienst, die natuurlijk ook zijn telefoon afluisterde. Hij had een ijzersterke controlemethode, vertelde hij. Zijn boeken had hij allemaal genummerd in kasten opgesteld. Die nummers waren in potlood geschreven op een vaste pagina in elk boek, de boeken stonden in volgorde van de nummers in de kasten. Als Martin thuiskwam na een wat langer uitstapje ontdekte hij steevast dat de volgorde niet meer klopte. De KGB’ers snuffelden in zijn boeken, maar hadden niet in de gaten dat ze waren genummerd.
ven, maar nog nooit iemand geïnterviewd en nog nooit een bericht gemaakt. Een dag of wat voor mijn vertrek naar Moskou meldde ik mij ter redactie om het vak te leren. Ik praatte met de chef der redactie, Bob Steinmetz, en terwijl wij spraken kwam Peter van Straaten binnen met een tekening. Het was in de zomer van 1967 en het was heel warm. Die tekening van Peter bestond uit twee plaatjes. Op het ene zag je een dames- en een herenfiets tegen een boom staan, met daarachter dicht struikgewas. Op het andere zag je diezelfde fietsen tegen diezelfde boom staat, met datzelfde struikgewas erachter. Onder het ene plaatje stond: ‘Nee Jan…’ en onder het andere ‘…daar is het te warm voor…’ Bob SteinAntonie Dake, Jan Bezemer en Martin van den Heuvel metz bekeek die plaatjes en zei: ‘Drieduizend En vaak was er nog een andere duiabonnees. Die plaats ik niet!’ Hij bedelijke aanwijzing, lachte Martin. doelde dat als hij ze plaatste, drie“Als ik in één keer doorliep naar de duizend lezers, verontwaardigd bovenste etage, zat daar meestal over zoveel onzedelijkheid, hun mijn kat, helemaal gestrest. Nieabonnement zouden opzeggen. mand van de KGB’ers dacht blijkPeter vertrok naar huis om een baar aan een kat in huis. En omdat nieuwe tekening te maken. ze dan kennelijk achter het dier ‘Ook maakte ik die dag kennis met aanjoegen raakte hij helemaal van de chef buitenland, Leo Pam. Hij streek en kregen ze hem niet te maakte diepe indruk op mij. Hij zat pakken.” aan een tafel met een grote stapel papier voor zich, allemaal telexberichten die op het buitenland beVoorbereiding trekking hadden. Pam pakte ze één voor één op, bekeek ze gedurende og aan aanvulling op het enkele seconden en gooide ze dan Van het Reveverhaal van voin een prullenmand. Af en toe berige keer. Ik vond bij toeval waarde hij er één. Dat was dan een in Het Parool van 23 december bericht waarvan hij publicatie over1989 een artikel van de man die Van den Heuvel opvolgde en waarin woog.’ hij schrijft hoe mager voorbereid ‘Het vak leerde ik die dag niet (…) hij aan zijn correspondentschap Een week of wat later begon ik als begon. ‘Ik was geen journalist. Ik correspondent in Moskou – eigenhad wel stukjes in kranten geschrelijk zonder journalistieke ervaring.’
N
april 2014 / 6
‘Wat is er nou weer?’
T
oen ik Gerrit Overdijkinks anekdote over Karel van het Reve las, realiseerde ik me dat ik een van de weinige (zo niet de enige) Paroolmensen ben die ook bij Karel thuis in Moskou is geweest. Dat kwam zo: het communistische reisbureau Vernu (Vereniging Nederland-USSR) stelde in 1968 voor het eerst reizen naar het arbeidersparadijs open voor anderen dan de gestaalde kaders. Het ging om een rondreis van, ik meen, dertien dagen naar Moskou, Kiev en Leningrad, voor een werkelijke spotprijs. Hoeveel precies weet ik niet meer, maar ik kon het van m’n leerlingensalaris, getrouwd en al, betalen. Met Karel, die toen dus onze correspondent ginds was, had ik afgesproken dat ik hem zou bellen zodra ik in ons hotel was. Dat werd een uur of elf ’s avonds, want onze ‘delega-
tie’ (een zeer gemêleerd gezelschap, veel mensen met familieleden in de Sovjet-Unie die ze voor het eerst konden bezoeken, maar ook de dirigent van de Bayerische Staatsoper) was op de luchthaven uitermate plechtig ontvangen, met veel spijzen, kaviaar en een grenzeloze hoeveelheid wodka. Ik dus bellen en Karel neemt op met: ‘Wat is er nou weer?’ Lachen geblazen en dat plezier is gebleven, wanneer we de Van het Reves opzochten en later ook met ze de stad zijn ingegaan. In de Paroolflat aan de Kutuzovsky Prospekt (collega Jan de Graaf tegen een of andere secretaresse aan de telefoon: Kutuzovsky, zal ik dat even spellen? K-U-T, heeft u dat?), nadat we de wachtposten van de Militie (of KGB) ongedeerd waren gepasseerd, erg hartelijk ontvangen. Meteen wees Karel op de afluistermicrofoons die overal in de flat hingen. Hij haalde
ze niet weg, ‘want dan kwamen er alleen maar modernere en dus betere’, iets wat zijn voorganger Martin van den Heuvel me ook al had verteld. Karel had toen al veel contacten met dissidenten en de conversatie daarover verliep in cryptische termen, met zoveel mogelijk Bargoens er door, om de afluisteraars in de war te brengen. Essentiële namen en gegevens werden op zo’n kinderleitje geschreven dat je met een uittrekfunctie kon wissen. Heel spannend.
V
an Karel kregen we heerlijk tegengif tegen de propagandataal die we dagelijks van de Intouristgids voorgeschoteld kregen. “Graanopbrengst een record,” hoonde Karel dan. “Ze moesten dit jaar importeren!” Van die dingen – en dan op z’n Reviaans. Op een avond op straat, waar we met ons vieren liepen, werd ik opeens beetgegrepen door een Rus, die me uitfoeterde. Karel kwam tussenbeide en suste het geheel. Hij legde uit dat de man had gevraagd ‘of ik hem bedoelde met dat ruwe woord’. Waarschijnlijk, zo reconstrueerden we, had ik goeienavond of zo gezegd en choej is ‘lul’ in het Russisch. Leuk gehad, met ze. Onze vakantie werd afgesloten met een treinreis met de Krasnaja Strela (Rode Ster), de nachttrein naar Leningrad, en geheel toevallig stond Karel bij aankomst in Rusland op het perron om iemand anders af te halen. Hij vertelde me dat de Russen net Tsjecho-Slowakije waren binnengevallen, Ik was waarschijnlijk de enige buitenlandredacteur ter wereld die dat niet wist, want de laatste dagen was er geen buitenlandse krant meer binnen ons bereik geweest.
N
Vernu Reizen op de hoek van de Utrechtsestraat en de Keizersgracht.
adat Karel binnen een jaar daarna hals over kop was teruggekeerd (anders was ie er uit gezet), belde hij me met enige regelmaat en zeker wanneer hij aan een nieuwe auto toe was. Ik legde hem dan precies uit wat het beste voor hem was – en dan kocht ie tóch weer een Peugeot. ROBBERT KEEGEL
april 2014 / 7
mijn Parijs 1
2
3
4
5
6
Jacqueline Wesselius (1943) werkte bijna een kwart eeuw in Parijs, als correspondent voor De Groene, de Vara, de Wereldomroep en de Volkskrant. Na terugkeer in Amsterdam (1985) begon zij als freelancer voor Het Parool. Ze versloeg o.a. het proces (1987) in Lyon tegen oorlogsmisdadiger Klaus Barbie.Van 2001 tot haar pensioen maakte ze deel uit van de redactie van De Journalist (nu Villamedia). Restaurant Voor een soupe chinoise (bij voorkeur de pho bo of soupe au boeuf): een van die vele Chinees-Vietnamezen in het 13e of in Belleville, zoals Le Pacifique (35, rue de Belleville, 20e). En voor een echte maaltijd Le Terminus (tegenover Gare du Nord). Café Café des Phares op de Place de la Bastille (4e). Op zondagmorgen is het ‘Café des Philosophes’ – ja, er wordt echt gefilosofeerd. Lekker op het terras naar het drukke plein kijken. Salon de Thé Mariage Frères (30, rue du Bourg Tibourg, 4e). Waar word je nog bediend door frêle jongemannen met witte handschoentjes aan? In een koloniaal kader compleet met palmbomen? Waar krijg je op je donder als je de thee niet volgens de regels drinkt? En waar kom je figuren tegen zoals die negentiende-eeuwse dandy aan het tafeltje naast ons, met een air van: ‘Heb ik wat van je an?’ Dagelijkse boodschappen 1 Op de markt, natuurlijk. Boulevard Richard Lenoir bijvoorbeeld (tiens, daar woonde Maigret, ook toevallig). Bij de groenteman die je bijna zou doen geloven dat hij zijn citroenen zelf uit Sicilië heeft gehaald en het eiervrouwtje wier oeufs – naar ze zegt – warm onder de kip vandaan komen. Museum 2 Carnavalet (16, rue des Francs-Bourgeois, 3e, en rue Saint-Antoine, 4e), een historisch gebouw over de historie van Parijs, met een mooie tuin, waar je gratis en voor niks in het zonnetje kunt zitten en waar een kolonie mussen een hele muur bevolkt. Plein 3 Place des Vosges (3e en 4e ), gebouwd ten tijde van Henri IV als Place Royale, maar na de Franse Revolutie herdoopt als beloning voor de Vogezen, het eerste departement dat zijn belastingen betaalde. Mooiste gevel 4 Behalve de bakstenen gevels van de Place des Vosges, die van het kerkje Saint-Etienne-du-Mont (Place SainteGeneviève, achter het Panthéon), met ernaast de toren van het Lycée Henri IV. En (misschien) de mooiste moderne gevel: de Opéra Bastille, vooral in het lentezonnetje. Mooiste lied over Parijs Sous le ciel de Paris, liefst gezongen door Julliette Gréco. http://youtu.be/
D8pkrpJExbE Of gespeeld op de piano in de Harry’s Bar (5, rue Daunou).
Markt Nog eentje dan: Rue Daguerre. Begraafplaats Montparnasse, al was het maar vanwege Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre. En het lieve kerkhofje SaintVincent op Montmartre (luister naar La complainte de la Butte, door Mouloudji, http://youtu.be/kR_qmwA3cxQ) Mijn buurt Ik was nooit zo standvastig, qua buurt. Tegenwoordig is mijn quartier dat rondom La Bastille. Maak van daaruit, sentimental journeys, naar het 9e (rue de la Victoire!), het Quartier Latin, het 10e rond het Canal Saint-Martin… Favoriete winkel(s) Voor thee Mariage Frères, Damman of Palais des Thés, voor chocola of ander zoet spul A la Mère de Famille (Faubourg Montmartre), voor hebbedingetjes de overdekte Passages bij de Grands Boulevards (Passage Jouffroy, Passage des Panoramas). Warenhuis en luxe supermarkt: Au Bon Marché. Een avondje stappen in Parijs met Het spook van de Opera. Grootse gemis in de stad Frisse lucht. Dieren in Parijs 5 Onze Klaasje, trouw achter het raam aan de binnenplaats om te kijken of we er al aan kwamen. Of haar voorganger, Grote Klaas, de blouson noir van de Porte de Saint-Ouen, waarschijnlijk geëindigd in een couscous. Verliefd in Parijs Herhaaldelijk en hartstochtelijk. En ook langdurig. Maar vooral: verliefd óp Parijs. Al meer dan een halve eeuw. Wil nog altijd Weer eens zwemmen in het Piscine Molitor, volgens de oom van Pi (de film Life of Pi) het mooiste van Parijs. In mijn herinnering een plek met klierige jongemannen op de versiertoer. Mooiste herinnering Een nachtelijke wandeling van Belleville naar de Place de la Sorbonne, op een zwoele zomeravond. Beste plek om te sporten 6 Het parkje langs de linker Seine-oever tussen Pont de Sully (Institut du Monde Arabe) en Pont d’Austerlitz, en de Jardin des Plantes daar tegenover. Beste krant van Frankrijk Le Monde. Beste hoofdredacteur Het Parool Erik van Gruijthuijsen. Hij durfde het aan om uit PCM te stappen.
april 2014 / 8