M us A vierde concert MusA-serie 51e seizoen • 2 juni 2012, 13.00-16.00 uur
I Barocchisti Diego Fasolis dirigent Farnace Tamiri Gilade Pompeo Berenice Selinda Aquilo
Max Emanuel Cencic countertenor Sara Mingardo alt Vivica Genaux sopraan Daniel Behle tenor Mary-Ellen Nesi mezzosopraan Carol Garcia mezzosopraan Emiliano Gonzalez Toro tenor
Antonio Vivaldi Farnace RV 711 1678-1741 Dramma per musica op een libretto van Antonio Maria Lucchini Eerste en tweede bedrijf in de onvoltooide versie gepland voor Ferrara, Teatro Bonacossi, carnaval 1739 Derde bedrijf gebaseerd op de versie voor Pavia, Teatro Omodeo, mei 1731 Aanpassing van het derde bedrijf door Frédéric Delaméa en Diego Fasolis wereldpremière: 10 februari 1727, Teatro di Sant’Angelo, Venetië Nederlandse première pauze na de eersteakte
Evianne de Kup vertaling libretto Jurjen Stekelenburg boventiteling
M us A vierde concert MusA-serie 51e seizoen • 2 juni 2012
Een opera-hit uit Vivaldi’s late periode
Uitzending Radio 4 Deze NTR ZaterdagMatinee wordt rechtstreeks uitgezonen terugluisteren via den op Radio 4. Via de ZaterdagMatinee-website kunt u internet de opname terugluisteren. www.ntr.nl/zaterdagmatinee
Dit is het laatste concert in de MusA-serie van dit seizoen. Hebt u nog geen abonnement voor volgend seizoen? Op www.zaterdagmatinee.nl vindt u de nieuwe brochure. Of bestel meteen uw abonnement op www.concertgebouw.nl/series. Zie ook blz. 24
NTR Podium zondag 3 juni 13.00 uur documentaires en Steven Fry on Wagner - De Engelse acteur onderzoekt concertregistraties op zijn passie voor Richard Wagner - o.a. gesprekken met nederland 2 schrijvers, een Wagner-nazaat, dirigent Valery Gergiev, en bezoeken aan huize Wahnfried, Neurenberg en het huis van Mathilde Wesendonck in Zürich. zondag 3 juni 19.55 uur Holland Festival 2012: Shakespeare - Wat maakt Shakespeare na bijna vijfhonderd jaar nog zo intrigerend en actueel? Drie voorstellingen op het Holland Festival spiegelen zich aan de grote meester. Zo regisseert Johan Simons een eigentijdse Macbeth, met Fedja van Huêt in de hoofdrol. (ntr / vpro) www.ntrpodium.nl Volg het laatste nieuws rond de NTR ZaterdagMatinee op onze eigen Facebook-pagina en word fan!
2
Laat debuut als operacomponist
enkele jaren geleden een ontdekking gedaan die een heel nieuw licht op Antonio Vivaldi maakte zijn officiële Vivaldi’s carrière als operacomponist debuut als operacomponist in Vicenza werpt. Toen kwamen namelijk enkele in mei 1713. In een klein theater, het processtukken aan het licht, die aantoTeatro di Piazza, kwam toen Ottone in nen dat Vivaldi al bijna acht jaar vóór villa op de planken. Waarom in het Ottone als ghostwriter aan een opera provinciale Vicenza en waarom niet in Vivaldi’s geboortestad Venetië met haar had gewerkt. Volgens Vivaldi had hij op vele beroemde theaters? Waarschijnlijk verzoek van collega-componist Giroomdat hij het zekere voor het onzekere lamo Polani en met toestemming van de theaterdirectie alle 40 aria’s en de wilde nemen en zijn eersteling niet instrumentale gedeelten gecompodirect wilde onderwerpen aan de kritische ogen en oren van het verwen- neerd voor de opera Creso tolto a le fiamme, die in de herfst van 1705 in het de Venetiaanse publiek. Vivaldi was immers geen ‘geboren’ operacomponist: Venetiaanse Teatro di Sant’Angelo in toen Ottone in villa in première ging was première was gegaan. Polani had Vivaldi hier echter nooit voor betaald de componist al 35 jaar oud en was hij en Vivaldi eist bij de rechtbank dat dit als componist van instrumentale alsnog gebeurt. Maar dan komt Polani werken al een Europese beroemdheid met een tegenzet: hij zou op zijn beurt dankzij de publicatie van twaalf strijvoor Vivaldi ingesprongen zijn en de kersconcerten onder de titel L’estro muziek voor een serenata hebben armonico, verschenen in het najaar van geschreven, waarvoor Vivaldi hém nog 1711 in Amsterdam. Maar Ottone in villa was bepaald niet Vivaldi’s eerste stap op geld schuldig zou zijn. De uitkomst van de rechtszaak is niet bekend, maar het gebied van de vocale muziek. Een duidelijk is, dat Vivaldi niet later dan jaar eerder had hij zijn tegenwoordig in 1705 hardhandig in aanraking kwam alom geliefde Stabat mater gecompomet de even fascinerende als intrigeneerd en al in 1708 had hij de serenata rijke wereld van de Venetiaanse opera. Le Gare del dovere geschreven, een feestWaarom het daarna nog bijna acht jaar cantate waarvan de partituur helaas verloren is gegaan. Bovendien is slechts duurde, voordat hij voor het eerst
3
onder zijn eigen naam een opera aan de wereld kon presenteren, blijft vooralsnog een onbeantwoorde vraag.
Vivaldi op het toppunt van zijn roem Midden jaren ’20 – de periode waarin ook Farnace werd gecomponeerd – bereikte Vivaldi’s carrière haar hoogtepunt. De ‘rode priester’ is als vioolleraar en componist verbonden aan het Ospedale della Pietà, een tehuis voor vondelingen, dat kan bogen op een wereldberoemd koor en orkest, die beide volledig zijn samengesteld uit de meest getalenteerde meisjes en vrouwen die in het tehuis verblijven. De twaalf concerten opus 8 – met De vier jaargetijden als de eerste vier werken – verschijnen in 1725 in Amsterdam en maken in heel Europa de tongen los. In de jaren 1723-24 schrijft hij twee opera’s voor Rome die zo succesvol zijn, dat het Romeinse publiek volgens de Duitse fluitist en componist Johann Joachim Quantz niets wilde horen dat niet in dezelfde stijl was geschreven. Maar het zijn ook de jaren waarin zich op muzikaal gebied een ongekende verandering aankondigt. Met de aloude muzikale hegemonie van Venetië in het Italiaanse muziekleven is het in enkele jaren tijd gedaan, wanneer enkele jonge, in Napels opgeleide, componisten het veld betreden. Hun namen: Leonardo Leo, Nicola Porpora en Leonardo Vinci. Laten wij eens iets meer gedetailleerd volgen welke invloed laatstgenoemde op de muziek van Vivaldi heeft gehad – en omgekeerd.
4
Vivaldi en Vinci De Venetiaan en zijn aanzienlijk jongere rivaal kruisen voor het eerst de artistieke degens in Rome, in de carnavalstijd van het jaar 1724. Toen het Teatro Capranica Vivaldi’s Giustino op de planken bracht, had het Teatro d’Alibert kort daarvoor Vinci’s Farnace geproduceerd. Vanwege het feit dat de tweede carnavalsopera die in het Teatro d’Alibert te zien was – Scipione van Luca Antonio Predieri – door het publiek werd uitgefloten, werd Vinci’s Farnace snel weer van stal gehaald. Gevolg hiervan was dat het Romeinse publiek kon kiezen tussen Vivaldi’s Giustino en Vinci’s Farnace (of beide opera’s ging zien uiteraard). Vinci’s opera moet wel een groot succes zijn geweest, anders was zij niet opnieuw op het programma gezet toen Predieri’s opera zo’n teleurstelling had veroorzaakt. Zeker is, dat beide componisten intensief kennis hebben genomen van elkaars werk. Vinci is sterk onder de indruk van de enorme energie van zijn oudere collega en diens virtuoze schrijfwijze voor orkest. In de opera’s die Vinci na Farnace componeert, is Vivaldi’s invloed duidelijk zichtbaar. Zo gaat Vinci meer zorg besteden aan de orkestbegeleidingen in zijn aria’s. Maar het omgekeerde geldt ook. Vivaldi toont zich vanaf Giustino steeds gevoeliger voor de vernieuwingen die zijn Napolitaanse collega met zoveel succes heeft gepopulariseerd: de soepele en verzorgde tekstbehandeling; de nadruk op lieflijke en zangerige melodieën; de
grote ritmische variatie en de delicate, rococo-achtige versieringen (vloeiende triolen, overvloedig gebruik van korte trillers en doorgangsnoten etc.). In Vivaldi’s Orlando uit 1727 komen enkele aria’s voor die direct op voorbeelden van Vinci zijn gebaseerd. Toch blijft Vivaldi ook na deze kennismaking met – en gedeeltelijke aanpassing aan – de nieuwe Napolitaanse stijl zichzelf. Zijn spreekwoordelijke energie zal nooit volledig wijken voor de wat weke lieflijkheid van de Napolitanen; het orkest blijft van grote betekenis en Vivaldi houdt zijn voorkeur voor de onvoorspelbaarheid waarmee hij zijn muzikale frases opbouwt. De Britse musicoloog Michael Talbot heeft erop gewezen, dat Vivaldi op dit punt al zijn tijdgenoten inclusief Bach en Händel wat vindingrijkheid betreft achter zich laat: zelden bestaat een melodie bij Vivaldi uit blokjes van gelijke lengte, bijna altijd is er sprake van een asymmetrische en onvoorspelbare aaneenvoeging van motieven van ongelijke lengte. Het klinkt wat technisch, maar de onvoorspelbare frasestructuur in Vivaldi’s muziek is een van de geheimen achter de eeuwige frisheid ervan.
Vivaldi’s eigen Farnace Na zijn Romeinse avontuur keert Vivaldi terug naar Venetië en componeert hij de ene opera na de andere. Niet alleen voor Venetië, maar ook voor Mantua, Florence en Praag. De meeste opera’s schrijft hij echter voor het Venetiaanse Teatro di Sant’Angelo, het theater waaraan hijzelf in deze periode als impresario (‘direttore delle opere in musica’) verbonden is. In de praktijk betekent dit, dat Vivaldi niet alleen de muziek componeert, maar ook de zangers kiest, alle andere medewerkers – van decormaker tot de orkestmusici – aanstelt, bepaalt welke andere componisten een opdracht tot het componeren van een nieuwe opera krijgen, etc. Ongetwijfeld investeert hij ook eigen geld in de onderneming, uiteraard in de hoop op grote winsten. In een brief van 23 februari 1727 van de Venetiaanse edelman, litterator en geleerde Antonio Schinella Conti (1677-1749) is de volgende passage te lezen: “Vivaldi heeft in minder dan drie maanden tijd drie opera’s geschreven, twee voor Venetië en de derde voor Florence. De laatste opera heeft het theater van die stad weer in ere hersteld en heeft hem
5
Libretto van de eerste versie van Farnace, op 10 februari 1727 in première gegaan in het Teatro di Sant’Angelo te Venetië. Het jaartal 1726 is ‘more veneto’ (‘in Venetiaanse stijl’): in de Venetiaanse kalender begon het nieuwe jaar niet op 1 januari, maar op 1 maart.
veel geld opgeleverd.” Farnace is een van de twee door Conti niet nader gespecificeerde nieuwe opera’s voor Venetië. Vivaldi gebruikt voor zijn versie hetzelfde libretto van Antonio Maria Lucchini dat door Leonardo Vinci in 1724 voor het eerst op muziek was gezet. Zoals wij gezien hebben, heeft Vivaldi in Rome kennis genomen van Vinci’s Farnace – en dus ook van Lucchini’s libretto. Het was niet ongebruikelijk bestaande libretti (in aangepaste vorm) opnieuw op muziek te zetten. Integendeel: tijdens Vivaldi’s carrière wordt dit steeds gangbaarder, met name als gevolg van de enorme populariteit van de libretti van Pietro Metastasio, wiens drammi per musica in de loop van de achttiende eeuw soms door tientallen verschillende componisten ‘met noten worden aangekleed’. Op 10 februari 1727 is het dan zover.
6
Op die datum is de wereldpremière van Vivaldi’s Farnace te zien en te horen in het Teatro di Sant’Angelo. De bovengenoemde Conti is erbij en beschrijft zijn indrukken: “De nieuwe opera in het Teatro di San Grisostomo [Aldiso van Giovanni Porta] heeft meer succes gehad dan de eerdere opera [Meride e Selinunte van Nicola Porpora] vanwege de pracht van de decors, maar de poëzie is zo weerzinwekkend en de muziek zo armzalig, dat ik een heel bedrijf heb geslapen. Mijn opera is de nieuwe opera in het Teatro di Sant’Angelo [Vivaldi’s Farnace]. Het libretto kan ermee door, mits men de fouten accepteert van een episode die haaks staat op iedere waarschijnlijkheid. De muziek is van Vivaldi. Zij is zeer gevarieerd in zowel het sublieme als het tedere. Zijn leerlinge verricht er wonderen in, hoewel haar stem niet tot de fraaiste behoort...”. Laten wij de woorden van Conti eens nader bekijken. Eerst serveert hij de operavoorstellingen in het GrisostomoTheater af ten gunste van de nieuwe voorstelling in het Sant’Angelo-Theater. Dat is opmerkelijk, omdat het eerstgenoemde theater het voornaamste en belangrijkste in Venetië was. Het Sant’Angelo was kleiner en goedkoper, en kon zich niet zulke dure decoraties en zangers veroorloven als het Grisostomo. Een geval van David verslaat Goliath dus. Over het libretto van Farnace schrijft Conti, dat er een episode in voorkomt die buitengewoon onwaarschijnlijk is. Conti zegt er niet bij welke episode hij bedoelt. Mogelijk
denkt hij daarbij aan de scène waarin de wraaklustige Berenice haar gehate dochter Tamiri niet zelf gevangen houdt, maar haar onder de hoede van de ruimhartige Romeinse proconsul Pompeo plaatst. Waarom zou Berenice dat doen, nu zij eindelijk de mogelijkheid heeft zich op haar dochter te wreken? Of verwijst Conti naar het onwaarschijnlijke slot van de opera, waarin allen als bij toverslag vergevingsgezind jegens elkaar zijn – inclusief de van haat vervulde Berenice, die zelfs haar eigen kleinzoon wilde doden om haar schoonzoon en dochter te laten boeten voor het haar aangedane leed? Natuurlijk, een goede afloop (‘lieto fine’) was ook in een politiekheroïsch drama als Farnace de regel, maar misschien kwam deze wending ten goede zelfs in die tijd wel erg geforceerd over. Over Vivaldi’s muziek merkt Conti op dat zij “zeer gevarieerd” is, in “zowel het sublieme als het tedere”. In zijn magistrale studie The Operas of Antonio Vivaldi (Florence, 2008) gaat Reinhard Strohm dieper op deze woorden in. Hij stelt ‘subliem’ gelijk aan ‘heroïsch’ en ‘teder’ aan ‘galant’ en wijst erop dat de tegenstelling tussen het ‘guerriero’ en het ‘amoroso’ al sinds het begin van de zeventiende eeuw veel Italiaanse poëzie en muziek had gekleurd. Het compromisloze streven naar roem dat het gedrag van Farnace (Pharnaces II, Koning van de Bosporus, 64-47 v.Chr.) kenmerkt, valt onder het ‘politiek sublieme’. Naast alle politieke verwikkelingen is er een aparte galante
verhaallijn, vertegenwoordigd door Selinda en haar twee rivaliserende minnaars Aquilio (prefect van de Romeinse legioenen) en Gilade (legeraanvoerder van Berenice). Officieel heeft ook haar geflirt met beide heren een politieke reden – Selinda wil deze twee prominente bezetters tegen elkaar uitspelen – maar tekst en muziek voor deze drie personages zijn vaak op het frivole af. Ongetwijfeld het ontroerendste personage is Tamiri, die verscheurd wordt door de loyaliteit jegens haar echtgenoot Farnace enerzijds, en haar moederlijke gevoelens voor hun beider zoon anderzijds. Het wekt dan ook geen verbazing dat enkele van de meest aangrijpende momenten in Farnace door Tamiri worden gezongen. De rol van Tamiri werd in 1727 vertolkt door de toen ongeveer 17 lentes jonge mezzosopraan Anna Girò, die enkele maanden eerder al in Vivaldi’s Dorilla in Tempe had gezongen. Conti noemt haar een leerlinge van Vivaldi en dat is inderdaad waarschijnlijk het geval. La Girò zou al snel Vivaldi’s favoriete prima donna worden. Conti heeft veel bewondering voor haar, maar voegt eraan toe, dat haar stem niet tot de fraaiste behoort. Ook andere tijdgenoten hebben soms kritiek op haar tamelijk kleine stemgeluid, maar prijzen haar acteervermogen en aantrekkelijke verschijning.
Farnace: de zeven versies Farnace was een groot succes. Zo groot, dat de opera nog datzelfde jaar (1727) opnieuw op de planken werd gebracht,
7
nadat Vivaldi’s nieuwe opera Orlando een teleurstellende ontvangst had gekregen. Ook in de jaren daarna werd Farnace telkens opnieuw van stal gehaald. Op dit moment zijn de volgende producties van Farnace bekend: - Venetië, Teatro di Sant’Angelo, carnaval 1727, première 10 februari 1727 (RV 711-A in de Vivaldi-catalogus van Peter Ryom) - Venetië, Teatro di Sant’Angelo, herfst 1727 (RV 711-B) - Praag, Theater van Franz Anton Graf von Sporck, lente 1730 (RV 711-C) - Pavia, Teatro Omodeo, mei 1731 (RV 711-D) - Mantua, Teatro Arciducale, carnaval 1732 (RV 711-E) - Treviso, Teatro Delfino, carnaval 1737 (RV 711-F) - Ferrara, Teatro Bonacossi, in 1738 voorbereid voor de carnavalstijd in 1739, productie niet tot stand gekomen (RV 711-G) Bij iedere nieuwe productie bestond de cast (vrijwel) volledig uit andere zangers/zangeressen, hetgeen voortdurend muzikale aanpassingen noodzakelijk maakte. Zo werd de rol van Farnace ten tijde van de Venetiaanse première gezongen door een vrouw, de alt Maria Maddalena Pieri, terwijl bijvoorbeeld in Pavia de tenor Antonio Barbieri de gekwelde koning gestalte gaf. De trouwe Anna Girò tekende voor de vertolking van Tamiri in RV 711-A, RV 711-B, RV 711-D, RV 711-E, en was ook aangetrokken voor de geschrapte uitvoering in Ferrara. Slechts twee partituren van Farnace zijn
8
bewaard gebleven: een vrijwel complete partituur die voor de uitvoering in Pavia werd uitgeschreven (RV 711-D) en de partituur voor Ferrara, die slechts het eerste en tweede bedrijf bevat en waarvan het derde bedrijf verloren is gegaan of misschien zelfs nooit is gecomponeerd. Het is deze laatste versie die vanmiddag wordt uitgevoerd. Een uitgebreide vergelijking met de libretti van de andere producties van Farnace leert ons, dat Vivaldi alleen al in het eerste en tweede bedrijf van de Ferrarese Farnace zes aria’s invoegde die hij niet eerder in Farnace had gebruikt. Maar in slechts twee gevallen was de muziek ook werkelijk nieuw; de andere vier aria’s werden aan andere opera’s van Vivaldi ontleend. Daarnaast bewerkte Vivaldi een aantal aria’s uit de Pavia-productie van Farnace en herschreef hij één aria volledig. Uw toelichter heeft overigens op grond van stilistische kenmerken de overtuiging dat de nieuwe aria ‘Non temer senza stella’ aan het einde van het eerste bedrijf niet van Vivaldi zelf is, maar van een jongere componist. Nader onderzoek zal in de toekomst moeten uitwijzen of dit inderdaad het geval is. Voor de uitvoering van vanmiddag moest de derde acte worden gereconstrueerd. De twee bewerkers, Frédéric Delaméa en Diego Fasolis, konden voor de recitatieven terugvallen op de partituur voor Pavia. In het geval van de aria’s lag de zaak iets ingewikkelder, omdat Vivaldi ongetwijfeld enkele aria’s uit de versie voor Pavia zou hebben vervangen, al was het maar
Vivaldi mocht Ferrara niet in om de opvoering van Farnace voor te bereiden. De reden: hij zou een nalatige priester zijn, die de mis niet celebreert en die een verhouding zou hebben met Anna Girò...
omdat de versie voor Pavia in 1738 al weer meer dan zeven jaar oud was en Vivaldi er altijd naar streefde up to date te blijven. De twee bewerkers hebben er echter voor gekozen niet eigenwillig te werk te gaan, maar uitsluitend aria’s uit de versie voor Pavia op te nemen en die waar nodig aan te passen aan de stemtypen die voor Ferrara waren voorzien. Slechts in één geval zijn Delaméa en Fasolis van dit uitgangspunt afgeweken: de aria ‘Quel candido fiore’, die Berenice in de Pavia-versie aan het begin van het derde bedrijf zingt, maakt plaats voor ‘Non trova mai riposo’, de aria die Berenice al in de eerste versie van Farnace op deze plaats had gezongen.
Een triest einde De versie van Farnace waaraan Vivaldi voor Ferrara werkte, zou nooit op de planken komen. Op 16 november 1737 schrijf Vivaldi aan een beschermheer, dat kardinaal Ruffo hem verboden heeft naar Ferrara af te reizen om daar
verscheidene opera-uitvoeringen voor te bereiden. De reden: Vivaldi zou een nalatige priester zijn, die de mis niet celebreert en die een verhouding zou hebben met Anna Girò. Vivaldi wijst erop, dat hij vanwege zijn ziekte (‘strettezza di petto’, bronchiaal astma?) al 25 jaar geen missen meer celebreert en dat zijn vriendschap met Girò de grenzen van de betamelijkheid nooit heeft overschreden. Maar Ruffo is onvermurwbaar, misschien mede omdat een neef van Vivaldi kort daarvoor een schandaal heeft veroorzaakt door een zangeresje zwanger te maken en in dezelfde periode een relatie met de moeder van het meisje te onderhouden. Eind 1738 gaat Vivaldi’s Siroe, Re di Persia in afwezigheid van de componist in Ferrara in première. Het wordt een fiasco. De geplande uitvoering van Farnace wordt geschrapt en een slepende rechtzaak is het gevolg. Na al deze ellende schrijft Vivaldi, die meer en meer terrein moet afstaan aan zijn jongere tijdgenoten, nog slechts één opera voor Venetië, Feraspe, waarvan alleen de tekst bewaard is gebleven. In mei 1740 verlaat Antonio Vivaldi zijn geboortestad Venetië om er nooit meer terug te keren. Zijn reisdoel: Wenen. Hier hoopt de 62-jarige componist een nieuw begin te maken, maar in de nacht van 27 op 28 juli 1741 komt hij te overlijden. Zes koorknapen laten zich tijdens de lijkmis horen. Onder hen bevindt zich hoogstwaarschijnlijk de dan negenjarige Joseph Haydn… Kees Vlaardingerbroek
9
M us A vierde concert MusA-serie 51e seizoen • 2 juni 2012
Synopsis
Eerste bedrijf (I, 1) Farnace, koning van Pontus, is vrijwel verslagen door de Romeinen, maar wil zijn strijd tegen Rome tot het bittere einde voortzetten. Tamiri vraagt haar echtgenoot tevergeefs naar haar te luisteren. Farnace wil terug naar het strijdtoneel, maar voordat hij gaat, duwt hij Tamiri een dolk in handen. Zij moet zweren zowel zichzelf als hun zoontje te doden, mochten de Romeinen de eindoverwinning behalen (recitatief ‘Benché vinto e sconfitto’ en aria van Farnace ‘Ricordati che sei’). (I, 2) Tamiri blijft alleen achter. Zij had al besloten zichzelf van het leven te beroven om aan de vernedering door de Romeinen te ontkomen. Maar hoe zou zij haar geliefde kind kunnen doden? (recitatief en aria van Tamiri ‘Ch’io mi tolga col ferro’ – ‘Combattono quest’alma’). (I, 3) Berenice, koningin van Cappadocië, de moeder van Tamiri en de gezworen vijand van haar schoonzoon Farnace, komt per schip met haar soldaten aan (koor ‘Dell’Eusino con aura feconda’). Haar legeraanvoerder Gilade wijst haar op Eraclea (Heraclea), de hoofdstad van haar aartsvijand. (I, 4) Pompeo, de Romeinse procon-
10
sul en bondgenoot van Berenice, komt haar begroeten. Beiden willen de dood van Farnace. Berenice stelt haar leger onder de hoogste leiding van Pompeo (recitatief ‘Amazzone regal dell’oriente’). (I, 5) Pompeo roept de gecombineerde legers op Farnace’s hoofdstad te bestormen (recitatief ‘Guerrieri, eccovi a fronte’). De soldaten vuren elkaar aan (koor ‘Su campioni, su guerrieri’). (I, 6) Aquilio, de prefect van de Romeinse legioenen, heeft Selinda, de zuster van Farnace, gevangen genomen. Hij is op slag verliefd. Ook Gilade is getroffen door haar schoonheid. Pompeo vertrouwt Selinda toe aan de zorg van Gilade (recitatief ‘Signor, s’anche fra l’armi’). (I, 7) Gilade heeft spijt van zijn trouw aan Berenice, nu hij Selinda heeft ontmoet. Diep ontroerd bezingt hij zijn liefde (aria van Gilade ‘Nell’intimo del petto’). (I, 8) Aquilio gaat voortvarender te werk dan zijn rivaal Gilade en bekent Selinda zijn liefde. Zij werpt tegen, dat de omstandigheden haaks staan op amoureuze gevoelens, maar geeft hem toch ook hoop. In zijn aria bekent Aquilio alleen nog aan haar te kunnen denken (recitatief ‘A sorprendermi il cor,
bella Selinda’ en aria van Aquilio ‘Penso che que’ begl’occhi’). (I, 9) Selinda erkent voor zichzelf niet ongevoelig te zijn voor Gilade. Zij roept zichzelf tot de orde en bedenkt dat zij haar politieke tegenstanders wellicht tegen elkaar kan uitspelen. Zij mag zich het hart niet laten verwonden door de liefde (recitatief ‘Qual sembianza improvvisa’ en aria van Selinda ‘Al vezzeggiar d’un volto’). (I, 10) Tamiri komt met haar zoontje bij de piramide waar de koningen van Pontus begraven liggen. Zij wordt innerlijk verscheurd door enerzijds de wil Farnace te gehoorzamen, maar anderzijds haar zoontje te redden. Tamiri vraagt een dienaar het graf te openen om daar haar kind te verbergen. Met aansporingen, een intense kus en de belofte snel terug te komen neemt zij afscheid van haar zoon, waarna de dienaar het graf sluit. Met de dolk die Farnace haar heeft gegeven wil zij zichzelf doden, maar precies op dat moment wordt zij ontdekt door haar moeder Berenice (recitatief ‘Figlio, non v’è più scampo’). [(I, 11) Deze scène is in deze uitvoering geschrapt. Korte inhoud: Berenice beveelt haar dochter de dolk neer te leggen. Tamiri vraagt of haar moeder haar vriend of vijand is. Berenice kan haar dochter niet vergeven dat zij voor haar vijand Farnace heeft gekozen en wil weten waar het gehate kind is. Tamiri zegt hem uit het oog te zijn verloren (recitatief ‘Fermati ingrata’).] (I, 12) Berenice vraagt Pompeo Tamiri gevangen te nemen. Niet als haar dochter en als koningin, maar als
ellendige slaaf die in haar hart alleen Farnace trouw is (recitatief ‘Signor, costei ch’audace empie le vene’). Tamiri werpt tegen dat haar moeder haar haat, omdat haar trouwe hart een erfenis is van haar vader. Pompeo erkent haar edele ziel, maar zegt dat zij de gevangene van Berenice is. Berenice wil echter dat haar dochter Pompeo’s verantwoordelijkheid blijft. In haar aria ‘Da quel ferro ch’ha svenato’ legt Berenice uit, dat zij door de aanblik van haar afgeslachte echtgenoot en zoon heeft geleerd wreed te zijn. (I, 13) Pompeo adviseert Tamiri nederigheid en zegt bevreesd te zijn dat Tamiri’s zoon in de toekomst een gevaar voor Rome kan worden. Tamiri lacht dat weg. Waarom zou Rome een stel overwonnenen vrezen? En bang zijn voor een kind? (recitatief ‘L’Asia non è ancor doma’ en aria van Tamiri ‘Or di Roma forti eroi’). (I, 14) Pompeo blijft alleen achter en merkt bewonderend op, dat grote zielen niet door welk lot dan ook worden geknecht, zoals de moedige stuurman zich in weer en wind standvastig betoont (recitatief ‘Come ben fa veder la donna eccelsa’ en aria van Pompeo ‘Non trema senza stella’).
Tweede bedrijf (II, 1) Gilade en Aquilio willen dat Selinda duidelijk maakt, wie zij verkiest. Zij vraagt de heren, hoe degene die afgewezen wordt zal reageren. ‘Kalm en waardig’, zeggen de rivalen. Is dat liefdesvuur? Gilade en Aquilio worden uitgemaakt voor leugenaars en
11
bedriegers. Laat al dat zuchten en steunen maar zitten! (recitatief ‘Principessa gentil, ciascun di noi’ en aria van Selinda ‘Lascia di sospirar’). (II, 2) De minnaars druipen af. Gilade stelt dat het moment niet goed was gekozen. Aquilio gelooft, dat zij ‘hard to get’ speelt. Een minnaar moet net als een jager zijn, onverschrokken, geduldig en opmerkzaam. De buit is zeker (recitatief ‘Tempo miglior si scelga, onde la bella’ en aria van Aquilio ‘Alle minacce di fiera belva’). (II, 3) Berenice beveelt Gilade de zoektocht naar Farnace en diens zoon onverminderd voort te zetten. Gilade gehoorzaamt, maar vindt dat haar gestrengheid alle grenzen te buiten gaat. Berenice herinnert hem eraan, dat Mitridate, de vader van Farnace, haar echtgenoot en zoon heeft gedood. Zij geeft toe dat Farnace niet schuldig is aan zijn vaders wandaden, maar zij kan hem niet vergeven dat hij Tamiri bij haar heeft weggehaald. Berenice wil zich nu eerst wreken op Selinda, de zuster van Farnace. Gilade wil Selinda redden door haar als beloning te vragen. Berenice verwijt hem dit een krijger onwaardige gedrag (recitatief ‘Gilade, già m’avvedo’ en aria van Berenice ‘Al tribunal d’amore’). (II, 4) Gilade blijft alleen achter. Hij zal Selinda niet ten prooi laten vallen aan de wreedheid van Berenice. De kracht van de liefde is hem welbekend. De verliefde nachtegaal is doodongelukkig, totdat hij hoort dat zijn zang wordt beantwoord (recitatief ‘No, ch’amor non è fallo in cor guerriero’ en aria van
12
Gilade ‘Quell’usignolo che innamorato’). [(II, 5) Deze scène is in deze uitvoering geschrapt. Korte inhoud: voor de grafpiramide van zijn voorouders geeft Farnace opnieuw lucht aan zijn vastbeslotenheid nog minstens twee tirannen in de dood mee te sleuren (recitatief ‘No, che ceder non voglio. Ancor mi resta’).] (II, 6) Bij toeval stuiten Tamiri en Farnace op elkaar. Tamiri is intens ontroerd, maar Farnace overstelpt haar met verwijten, omdat zij nog leeft. Farnace vraagt haar, of zij soms ook het bevel hun kind te doden naast zich heeft neergelegd. Uit liefde vertelt Tamiri een halve waarheid, door te zeggen dat hun zoon in de piramide achter hen is begraven. Farnace breekt en voelt zich diep schuldig (recitatief ‘Pupille, o voi sognate, o questi è certo’ en aria van Farnace ‘Gelido in ogni vena’). (II, 7) In haar grenzeloze haat wil Berenice de overblijfselen van de voorvaderen van Farnace vernietigen. Ook de piramide moet eraan geloven. Tamiri grijpt naar het uiterste middel om dit te voorkomen: zij verraadt de verblijfplaats van haar kind en laat de jongen naar buiten komen. Zij smeekt haar moeder het kind goed te behandelen, maar Berenice zegt Tamiri haar niet meer als haar dochter te zien (recitatief ‘Oh dei! Che sento?’). (II, 8) Farnace wil na het ‘verraad’ van Tamiri niets meer van haar weten. Hij erkent haar niet langer als zijn vrouw en zweert wraak in het hiernamaals (recitatief ‘Quest’è la fé spergiura’). (II, 9) Tamiri blijft ontredderd achter. Zij bidt tot de goden dat Bere-
nice en Farnace haar met meer medelijden zullen gaan bejegenen (recitatief en aria van Tamiri ‘Dite che v’ho fatt’io, ditelo, o Cieli!’ – ‘Dividete, o giusti dei’). (II, 10) Selinda doet een beroep op Gilade het kind uit de klauwen van Berenice te redden. Hij is daartoe bereid, maar wil wel weten of hij daardoor zijn rivaal aftroeft. Selinda verzekert hem van haar gevoelens voor hem (recitatief ‘Ah, s’egli è ver che m’ami’ en aria van Gilade ‘Quel tuo ciglio languidetto’). (II, 11) Selinda stuit op Farnace, die zegt te zoeken naar Berenice en Pompeo ten einde hen te doden. Selinda raadt Farnace aan, die klus aan haar over te laten en naar zijn bondgenoot Emireno te vluchten. Maar Farnace zegt te vol te zijn van woede en wraakgevoelens om op dat aanbod in te gaan (recitatief ‘Ai miei fidi è noto’ en aria van Farnace ‘Gemo in un punto e fremo’). (II, 12) Berenice eist dat haar kleinzoon – het kind van Farnace en Tamiri – ter dood wordt gebracht. Pompeo weigert dit; de Romeinse autoriteiten en de senaat zullen moeten besluiten wat er met de jongen moet gebeuren (recitatief ‘Dell’iniquo Farnace eccoti il figlio’ en aria van Pompeo ‘Roma invitta, ma clemente’). (II, 13) Berenice zegt pas weer tederheid te kunnen uitstralen, wanneer zij wraak heeft kunnen nemen (aria van Berenice ‘Amorosa e ben irata’). (II, 14) Selinda vraagt of Aquilio bereid is iets uitzonderlijks voor haar te doen. Zonder te weten waar het om gaat antwoordt Aquilio bevestigend
(recitatief ‘Aquilio, e ben, pensasti?’). Een liefdesduet (‘Io sento nel petto / Io sento nell’alma’) besluit het tweede bedrijf.
Derde bedrijf (III, 1) Temidden van hun legers bespreken Berenice, Gilade, Aquilio en Pompeo de situatie. Nu Farnace onvindbaar blijkt, eist Berenice opnieuw de huid van diens zoon en roept zij Pompeo op streng te zijn (aria van Berenice ‘Non trova mai riposo’). [(III, 2) Deze scène is in deze uitvoering geschrapt. Korte inhoud: Tamiri vraagt Pompeo haar haar kind terug te geven. Pompeo zegt dat clementie in Rome hoog staat aangeschreven en beveelt Aquilio het kind naar Tamiri te brengen (recitatief ‘Signor, se la clemenza’).] (III, 3) Farnace keurt de handelswijze van Tamiri af. Zij werpt tegen dat zij op deze wijze haar zoon heeft gered, de zoon, in wie zij de vader bemint. Die woorden brengen Farnace ertoe te erkennen dat zijn hart te wreed is. Tamiri durft weer een beetje te hopen (recitatief ‘Quanto mai fu crudele’ en aria van Tamiri ‘Forse, o cara, in questi accenti’). (III, 4) Ook Farnace gelooft, dat er reden is voor enige hoop. Aan iedere woeste stroom komt tenslotte een einde (recitatief en aria van Farnace ‘Sì, qualche nume o qualche stella al fine’ – ‘Quel torrente che s’innalza’). (III, 5) Aquilio krijgt van Selinda te horen, wat zij van hem verwacht: hij moet het opperbevel van Pompeo overnemen en Farnace opnieuw op de troon plaatsen. Doet hij het niet, dan is hij een lafbek en een leugenaar (recita-
13
M us A tief ‘Aquilio, il braccio forte’ en aria van Selinda ‘Ti vantasti mio guerriero’). [(III, 6) Deze scène is in deze uitvoering geschrapt. Korte inhoud: Farnace en Aquilio zijn er allebei op uit Pompeo te doden. Wanneer zij met getrokken zwaarden op Pompeo afstappen, ontstaat er een patstelling. Pompeo vraagt Farnace wie hij is. Farnace geeft zich uit voor een officier uit de koninklijke garde van Berenice. Aquilio beweert Pompeo te hebben willen verdedigen. Pompeo vertrouwt het verhaal van Farnace niet en wil bevestiging van Berenice (recitatief ‘Oh stelle! Qual impresa’).] (III, 7) Berenice herkent Farnace onmiddellijk en beveelt hem ter dood te brengen. Terwijl de soldaten Farnace belagen, baant Tamiri zich een weg door de menigte (recitatief ‘Regina, in costui riconosci un tuo custode?’). (III, 8) Tamiri roept op tot het staken van de strijd. Zij vraagt Farnace het zwaard neer te leggen. Hij gooit Berenice zijn zwaard voor de voeten en noemt haar een wild dier (recitatief ‘Oh dio! Fermate’). Berenice en Pompeo staan tegenover Farnace, terwijl Tamiri om genade voor haar man smeekt (kwartet ‘Io crudel? Giusto rigore’). [(III, 9) Deze scène is in deze uitvoering geschrapt. Korte inhoud: Berenice triomfeert en veroordeelt Farnace ter dood (recitatief ‘Farnace, i numi alfine’).] [(III, 10) Deze scène is in deze uitvoering
geschrapt. Korte inhoud: Tamiri doet een laatste wanhopige poging Berenice tot medemenselijkheid te bewegen, maar zonder resultaat (recitatief ‘Possibile, o regina’).] [(III, 11) Deze scène is in deze uitvoering geschrapt. Korte inhoud: Pompeo verlangt de opsluiting van Farnace, maar Berenice blijft diens terechtstelling eisen (recitatief Regina, il Ciel talora’)] (III, 12) Gilade en Selinda verschijnen met een groot aantal gewapende volgelingen ten tonele. De rollen worden omgedraaid. Berenice en Pompeo zijn nu in de macht van Farnace. Die wil Berenice doden, maar dan treedt Tamiri hem met hun zoon tegemoet en vraagt hem het leven van Berenice te sparen. Plotseling grijpt Berenice haar dochter Tamiri vast en zet haar een mes op de keel. Pompeo doet hetzelfde bij de zoon van Farnace en Tamiri. In de algehele verwarring roept Tamiri iedereen op de liefde eindelijk weer een kans te geven. Als bij toverslag zien allen in, dat haat alleen tot ellende leidt. Farnace krijgt zijn troon terug, iedereen vergeeft iedereen en in het slotkoor wordt de hoop uitgesproken, dat de liefde de haat definitief zal verdrijven (recitatief ‘Berenice morrà, morrà Pompeo’ en slotkoor ‘Coronata di gigli, e di rose’).
vierde concert MusA-serie 51e seizoen • 2 juni 2012
Uitvoerenden Diego Fasolis De uit Zwitserland afkomstige dirigent en organist Diego Fasolis speelde het complete orgelwerk van Bach, Mendelssohn, Liszt, Buxtehude, Mozart en Franck. Sinds 1986 werkt hij bij de Zwitserse Radio, waar hij in 1993 werd aangesteld als vaste dirigent van de ensembles van de Zwitserse Omroep, waaronder het Coro della Radio Svizzeria. In 1995 richtte hij het ensemble
Vanitas op, dat inmiddels I Barocchisti heet. Daarnaast wordt hij dikwijls uitgenodigd als gastdirigent in de Arena di Verona, het Teatro alla Scala in Milaan, het Teatro dell’Opera in Rome, het Teatro Carlo Felice in Genua, het Teatro Comunale in Treviso, het Théâtre des Champs-Élysées en de Opéra de Lausanne. Zijn opname van Händels Faramondo (2009, na een tournee langs Caen, Lausanne, Champs-
Kees Vlaardingerbroek
Diego Fasolis
14
15
Max Emanuel Cencic richtte zich in 2001 op het vak countertenor, na een carrière als sopraan en solist bij het Wiener Sängerknaben. Hij stond op het toneel in de Wiener Staatsoper, de Bayerische Staatsoper (München), Teatro Carlo Felice (Genua), de Semperoper (Dresden), het Teatro Real (Madrid), het Théâtre des Champs-Élysées (Parijs), de Muntschouwburg (Brussel), het Liceu (Barcelona), Oper Frankfurt... Hij gaf bovendien concerten in het Barbican Center in Londen, het Concertgebouw in Amsterdam, in de Wiener Musikverein, het Palais Garnier in Parijs en Carnegie Hall in New York. Als Nerone in L’incoronazione di Poppea
16
Sara Mingardo tamiri Het operarepertoire van de alt Sara Mingardo omvat werken van Gluck, Monteverdi, Handel, Vivaldi, Rossini, Verdi, Cavalli, Mozart, Donizetti, Schumann en Berlioz. In concertzalen vertolkt zij ook werk van Bach, Beethoven, Brahms, Dvorˇák, Mahler, Pergolesi en Respighi. Recentelijk zong zij Speranza (L’Orfeo) in La Scala in Milaan, de titelrol in Vivaldi’s Armida al campo d’Egitto met Concerto Italiano en Rinaldo Alessandrini in Parijs en
Wenen, Andronico in Händels Tamerlano in Londen, diens Messiah met Alessandrini in Parijs en Spanje, Mahlers Derde symfonie in Rome en Madrid en Penelope in Il ritorno d’Ulisse in patria in Beaune en La Scala. Zij zong Pergolesi’s Stabat Mater met Claudio Abbado en Sir John Eliot Gardiner en Mahlers Achtste symfonie met Antonio Pappano. Sara Mingardo studeerde in haar geboortestad Venetië en in Siena. De winnares van diverse concoursen werd in 2009 onderscheiden met Premio Abbiati van de Associatie van Italiaanse Muziekcritici. Eerder in de Matinee: Haydn Arianna a Naxos & Vivaldi Cessate, omai cessate (2005), Pergolesi Stabat Mater & Steffani Stabat Mater (2010)
Vivica Genaux gilade Naast Farnace in de tournee met I Barocchistizong de in Alaska geboren mezzosopraan Vivica Genaux dit seizoen Tamasse in de onlangs herontdekte opera Zanaïda van Johann Chris-
Daniel Behle
Marco Borggreve
Max Emanuel Cencic farnace
werd hij in 2003 door het tijdschrift Opernwelt uitgeroepen tot beste nieuwe zanger. Hoogtepunten uit zijn carrière: de rol van Perseo in Vivaldi’s Serenata Andromeda liberata (Carnegie Hall), de hoofdrol in Händels opera Faramondo en de rol van Herold in de wereldpremière van Medea van Aribert Reimann in de Wiener Staatsoper (2010). Eerder in de Matinee: Händel Susanna (2009)
Vivica Genaux
Christian Steiner
Élysées) werd bekroond met prijzen als Diapason d’Or, Preis der deutschen Schallplattenkritik en Editor’s Choice in Gramophone. Op zijn repertoirelijst staan nog meer Händelopera’s (Giulio Cesara in Teatro Carlo Felice), en Die Zauberflöte en Così fan tutte van Mozart.
Sara Mingardo
Roberto Serra
Max Emanuel Cencic
tian Bach in de Cité de la Musique in Parijs en Epitude in Vivaldi’s L’oracolo in Messenia met Europa Galante onder Fabio Biondi (in Caen en Konzerthaus Wenen). Met Europa Galante bracht zij eerder dit jaar een aria-programma in Los Angeles, Carnegie (Zankel) Hall in New York en vier andere steden in de Verenigde Staten. Vorig seizoen stond Händels Aci, Galatea e Polifemo op het programma (met René Jacobs in de Deutsche Staatsoper Berlin en in Salzburg), L’italiana in Algeri (Opéra National de Paris en Wiener Staats oper), Rossini’s Stabat Mater (met Myung-Whun Chung) en Meyerbeers Emma di Resburgo en Händels Il trionfo del Tempo e del Disinganno (Konzerthaus Wenen). Eerder in de Matinee: Händel Arminio (2000), Rossini Giovanna d’Arco & Mura felici uit La donna del lago (2001)
Daniel Behle pompeo Als Tamino in Die Zauberflöte onder René Jacobs (cd, 2010) genereerde tenor 17
Mary-Ellen Nesi berenice De mezzosopraan Mary-Ellen Nesi, in Montreal geboren uit Griekse ouders, trad op in de grote zalen van de wereld, van Carnegie Hall en Avery Fischer Hall in New York tot de Bayerische Staats oper en het Théâtre des Champs-Élysées, in de Opera van Frankfurt en het Concertgebouw, het Theater an der Wien en de Places des Arts (Montreal). Zij trad bovendien op tijdens festivals als het Spoleto Festival en het Festival de Beaune, de Göttinger Festspiele en de Händel Festspiele in Halle. MaryEllen Nesi vertolkte hoofd- en titelrollen in opera’s van Monteverdi, Händel, Vivaldi, Alessandro Scarlatti, Pergolesi,
18
Mary-Ellen Nesi
Kostas Mitropoulos
Daniel Behle internationale aandacht. Recentelijk zong hij Fenton in Die lustigen Weiber von Windsor (Volksoper Wien), Don Ottavio in Don Giovanni (Opéra National de Lyon, Oper Köln en Oper Frankfurt), Belmonte in Die Entführung aus dem Serail (Grand Théâtre de Genève) en Rosillon in Die lustige Witwe (Opéra National de Paris). Dit seizoen treedt hij verder op in de Bayerische Staatsoper in München en de Deutsche Oper am Rhein, en maakt hij een Japan-tournee met de Volksoper Wien. Na een studie trombone en compositie voltooide Daniel Behle een zangstudie in zijn geboortestad Hamburg en won eerste prijzen bij de Robert Stolz Competition en Queen Sonja International Music Competition in Oslo. Eerder in de Matinee: Liszt Eine FaustSymphonie (2010)
Gluck, Paisiello, Mozart, Rossini, Bizet, Donizetti, Bellini, Richard Strauss, Verdi, Humperdinck, Mascagni en eigentijdse componisten. Zij werkte samen met onder andere het Montreal Symphony Orchestra onder Charles Dutoit, Complesso Barocco onder Alan Curtis, het Orkest van de Achttiende Eeuw onder Frans Brüggen en het Venice Baroque Orchestra onder Andrea Marcon. Eerder in de Matinee: Vivaldi Juditha triumphans (2009), Telemann Ino (2011)
Carol Garcia selinda De mezzosopraan Carol Garcia begon met pianolessen en koorzang, maar studeert inmiddels in haar geboortestad Barcelona zang bij Francesca Roig. Zij volgde masterclasses bij onder anderen Montserrat Caballé en Ann Murray. Carol Garcia maakte haar debuut als Rosina in Il barbiere di Siviglia in het Teatro Real (Madrid) – een rol die zijn sindsdien meermalen vertolkte, onder andere in Massy en als
Carol Garcia
cover in de Opéra Bastille (Parijs). In Barcelona zong zij El amor brujo, in Parijs (Bastille) onder Evelino Pidò zong zij Javotte in Manon.
Emiliano Gonzalez Toro aquilo Na een hobostudie in zijn geboortestad Genève en Lausanne koos Emiliano Gonzalez Toro, van Chileense afkomst, voor het tenorvak. Hij studeerde bij Marga Liskutin in Genève, Anthony Rolfe-Johnson in Londen en Christiane Stutzmann in Nancy. Na een samenwerking met het Ensemble Vocal de Lausanne onder Michel Corboz werd hij uitgenodigd door muziekfestivals als Utrecht, Beaune en Ambronay. Op cd verschenen werken van Monteverdi, Martín y Soler en Lully met ensembles als Les Talens Lyriques (Christophe Rousset), Le Concert Spirituel (Hervé Niquet) en Pygmalion (Raphael Pichon). Hij trad op met dirigenten als William Christie, Marc Minkowski, Jean-Claude Malgoire, Jérémie Rhorer, René Jacobs, Jan Willem de Vriend, Daniele Calle-
Emiliano Gonzalez Toro
gari, Philippe Herreweghe, Gabriel Garrido, Alessandro de Marchi en Pinchas Steinberg. Dit seizoen zingt hij onder andere L’incoronazione di Poppea onder Emmanuelle Haim en de Vespers van Monteverdi onder Christina Pluhar.
I Barocchisti Het ensemble I Barocchisti staat onder leiding van Diego Fasolis en bouwt voort op de Società Cameristica di Lugano, waarmee Edwin Löhrer zich in vanaf begin jaren ’50 toelegde op de instrumentale en vocale muziek uit de barok. Het huidige I Barocchisti treedt in wisselende samenstelling op, met een bezetting van vier tot veertig musici uit voornamelijk Zwitserland en Italië die ook als solisten internationaal actief zijn of werken in de belangrijkste Europese barokensembles. Het ensemble werkt veel samen met het Coro della Radio Svizzeria en maakte met diverse prijzen bekroonde cd-opnamen.
19
I Barocchisti concertmeester
Fiorenza De Donatis viool
Alicia Amo Prieto Daniela Beltraminelli Marco Bianchi Mauro Massa Andoni Mercero Claudio Mondini Giulia Panzeri altviool
Luca Giardini Diego Mecca cello
Sebastiano Severi Mauro Valli Violone
Vanni Moretto hobo
Andrea Mion Elisabeth Passot
I Barocchisti
Radio 4 Concerthuis Opera’s van Antonio Vivaldi Met het Radio 4 Concerthuis van radio4.nlverandert uw huiskamer in een concertzaal wanneer u dat wilt.
de bijzondere highlights die geprogrammeerd voor u klaarstaan, voorzien van extra informatie.
Natuurlijk zijn de eigen Radio 4 concertseries – de Vrijdag van Vredenburg en de NTR ZaterdagMatinee – volop aanwezig in het Radio 4 Concerthuis. De recente hoogtepunten, maar ook de prachtige historische opnames uit het rijke omroeparchief.
In de afgelopen seizoenen heeft de NTR ZaterdagMatinee geregeld aandacht gevraagd voor Antonio Vivaldi als componist van grootschalige vocale werken. Vandaag in de NTR ZaterdagMatinee kunt u genieten van zijn Farnace. Meer prachtige opera’s van Vivaldi hebben wij voor u verzameld in een thema in de vocale zaal van het Concerthuis.
hoorn
Hylke Rozema Pierre-Antoine Tremblay luit
Michele Pasotti toetsen
Andrea Marchiol
En ook alle concerten van het nieuwe seizoen NTR ZaterdagMatinee kunt u terugluisteren in het Radio 4 Concerthuis. U kunt op elk gewenst moment kiezen uit het wisselende en altijd actuele aanbod van ruim 100 concerten en zelf uw concertprogramma samenstellen. Of laat u verleiden door
20
In het Radio 4 Concerthuis bepaalt ú wat u wilt horen, in het door u gewenste genre, wanneer u maar wilt. ga naar radio4.nl/concerthuis
21
2012|2013
komende concerten in
zaterdag 9 juni, 14.15 - ca. 16.00 uur Concertgebouw Amsterdam serie E
Het Verre Oosten komt nabij Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepvrouwenkoor Emilio Pomárico dirigent Gijs Leenaars koordirigent Tomoko Mukaiyama piano (Van de Putte) Gerard Bouwhuis piano (Messiaen) Debussy Jeux Van de Putte Kagami-jishi (opdrachtwerk NTR ZaterdagMatinee wereldpremière; mede mogelijk gemaakt door het Fonds Podiumkunsten) Messiaen Trois petites liturgies
zaterdag 8 september, 13.30 uur Concertgebouw Amsterdam serie O
Met Les pêcheurs de perles vestigde de dan 25-jarige Georges Bizet in 1863 zijn naam als operacomponist. Het verhaal van de Parelvissers speelt aan de kust van Ceylon, het huidige Sri Lanka. De vriendschap tussen twee mannen wordt bedreigd door de liefde voor dezelfde vrouw, de mooie Leïla. Zij is op haar beurt emotioneel verscheurd tussen haar plichten als priesteres en haar liefdesgevoelens. ‘Oui, c’est elle, c’est la déesse’ is het beroemde duet uit de opera. Het toont Bizets gave om lyrische melodieën te schrijven in een verfijnde orkestratie. Daarmee kon hij de in die tijd zo geliefde exotische wereld volop kleur geven. Doordat het originele manuscript verloren is gegaan, konden er in de loop der tijd allerlei varianten van de opera ontstaan. In de Matinee wordt de oerversie van 1863 zo precies mogelijk benaderd, maar dan wel met de recitatieven in plaats van de oorspronkelijke gesproken dialogen. (wb)
De exotische Bizet Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepkoor Michel Plasson dirigent Thomas Eitler koordirigent Annick Massis sopraan Charles Castronovo tenor Jean-François Lapointe bariton Nicholas Testé bas Bizet Les pêcheurs de perles
Annick Massis
Gianni Ugolini
22
Philip Mechanicus
Tomoko Mukaiyama
Oosterse inspiratie sijpelt tussen de noten door, in dit laatste concert van het seizoen. Jan van de Putte stoelt zijn nieuwe werk voor piano en orkest op de structuur van het traditionele Japanse kabuki-theater, meer specifiek Kagami-jishi. Van de danser wordt hier een zeer gevorderde techniek geëist: eerst danst hij als een jong meisje, vervolgens als een krachtige leeuw. Die tweedeling tussen kleine en juist krachtige gebaren zal in Van de Puttes nieuwe werk eveneens te horen zijn. Ook Olivier Messiaen liet zijn blik varen over het Verre Oosten. In de zinderende Trois petites liturgies de la Présence divine uit 1944 klinkt exotische ritmiek, en de klank van onder meer piano, celesta en vibrafoon roept associaties op met de Balinese gamalan. Het vrouwenkoor zingt religieuze teksten van Messiaens eigen hand, die handelen over de ‘goddelijke Tegenwoordigheid’. (fd)
23
2012|2013 volgend seizoen in de MusA-serie
musA-2 17 nov, 13.00 uur Mozarts Verlichtings idealen René Jacobs dirigeert Mozarts laatste opera, met Topi Lehtripuu als Tamino en Burcu Uyar als Königin der Nacht Mozart Die Zauberflöte
musA-3 9 feb, 14.15 uur Het verdriet van Maria Barokke weeklachten, met Les Talens Lyriques onder
24
leiding van Christophe Rousset Pergolesi Salve Regina Leo Iudica me Deus Ferrandini Il pianto di Maria Traetta Stabat Mater
Musa-4 2 mrt, 14.15 uur Betoverende 'lovestory' Dirigent Leonardo García Alarcón, tenor John McVeigh en sopraan Yulia Van Doren Händel Acis and Galatea
René jacobs, Giuliano Carmignola, Christophe Rousset en Yulia Van Doren foto's marco borggreve, Kasskara, Eric Larrayadieu en nn
MusA-1 13 okt, 14.15 uur Internationaal com poneren in de barok Frans Brüggen, Orkest van de Achttiende Eeuw en barokviolist Giuliano Carmignola Bach Eerste suite voor orkest BWV 1066 - Vioolconcert in a BWV 1041 Vioolconcert in E BWV 1042 Rameau Orkestsuite uit Dardanus