Toelichting
HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot bestemmingsplanwijziging Door Thebe, Stichting Holding Oranjehaeve & De IJpelaar & Aeneas is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van het hoofdgebouw van het woonzorgcomplex 'De IJpelaar' op het adres Overakkerstraat 111. Dit plan is onderdeel van de herontwikkeling van het gehele zorgcomplex, waarbij reeds diverse gebouwen zijn gesloopt en vervangen worden door nieuwbouw. Het woonzorgcomplex is gelegen aan de rand van de wijk IJpelaar in Breda tussen de Overakkerstraat, Zwijnsbergenstraat, Croystraat, Mathenessestraat en de Vrederuststraat. Het plan voor vervanging van het hoofdgebouw past niet binnen het vigerende bestemmingsplan omdat de gebouwen niet binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak passen. Een van de gebouwen komt iets dichter bij het park aan de Croystraat te liggen. Omdat deze ontwikkeling werd voorzien, is in het bestemmingsplan "IJpelaar" een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Het college wenst aan het bouwplan medewerking te verlenen en hiertoe de bevoegdheid toe te passen. Hoewel de verandering van het bouwvlak alleen van toepassing is op het hoofdgebouw, is het gehele woonzorgcomplex opgenomen in dit wijzigingsplan. Zo ontstaat er een duidelijke nieuw vlak met de bestemming 'Maatschappelijk'.
HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse 2.1 Bestaande situatie Het hoofdgebouw maakt onderdeel uit van het woonzorgcomplex IJpelaar, heeft een grondoppervlak van circa 2.500 m² en is een getrapt gebouw met in het midden 5 bouwlagen. Naar de randen toe is het gebouw lager. Het gebouw ligt in een groene omgeving en grenst aan de westzijde aan het overige deel van het woonzorgcentrum, aan de noordzijde aan een openbaar park aan de Croystraat, aan de oostzijde aan het tankstation Trumpi en aan de zuidzijde aan de achterzijde van woonpercelen die op de Overakkerstraat georiënteerd zijn.
Figuur 1 : In het rood het plangebied van woonzorgcomplex 'De IJpelaar'. In het groen het hoofdgebouw
Figuur 2: het hoofdgebouw
2.2 Toekomstige situatie Door de voorgestelde aanpassing aan het oorspronkelijke plan worden de volgende aspecten versterkt. 1. Parkverbinding Overakkerstraat - Croystraat De fysieke en visuele koppeling van de centrale entree naar de parkzone aan de Croystaat wordt door de nieuwe configuratie van de bouwmassa’s versterkt (figuur 3 en 5). 2. Verlengen en beëindiging binnenstraat Tussen de bouwdelen B en C loopt als centrale ontsluitingszone de ‘binnenstraat’. Deze ruggengraat van het complex kan doorgetrokken worden richting het bouwdeel D. Hierdoor wordt de nieuwe bouwmassa meer betrokken bij de overige bouwdelen en wordt de doorwaadbaarheid van het totale plan vergroot. De nieuwe bebouwing E dient tevens de binnenstraat te beëindigen aan de zijde van het tankstation (figuur 4 en 6). 3. ‘Groene Vingers’ De configuratie van de bouwdelen A en B leidt ertoe dat de parkzone met ingrijpende ‘groene vingers’ een essentieel onderdeel vormt in de beleving van het totale plan. Dit principe is nu ook leidend voor de positionering van de bouwmassa’s D en E ter plaatse van het huidige hoofdgebouw (figuur 5). 4. Oriëntatie en positie 6-laagse bouwmassa De afstand tussen de bebouwing aan de Overakkerstraat en de beoogde 6-laagse bouwmassa met een halfverdiepte kelder van gebouw D dient zoveel mogelijk te worden vergroot. Uit massastudies is gebleken dat een hoge bouwmassa met een NO-ZW oriëntatie zich qua wandwerking beter voegt in de situatie dan een ZO-NW orientatie. In dit geval worden namelijk met name de koppen van de massa vanaf de Croystraat en de Overakkerstraat beleefd (figuur 6). Gebouw E zal aan de westzijde drie bouwlagen hoog zijn en aan de oostzijde 4 bouwlagen. 5. Parkeren onder hoogbouw Onder het nieuwe hoogbouwvolume D wordt een half verdiepte parkeerkelder aangelegd. Het aantal parkeerplaatsen op maaiveld wordt daardoor gereduceerd. In onderstaande figuren worden de ruimtelijke uitgangspunten voor het totale plan verbeeld.
3: Ontsluitingen, plein en verbinding parkzone
4: Zonering programma, oriëntatie en ontsluitingsas
5: Groene vingers en maximaal behoud groen
6: Bouwhoogten en beëindiging binnenstraat
In totaal worden in de gebouwen D en E maximaal 104 aanleunwoningen (extramuraal) gerealiseerd, in gebouw D 69 stuks en in gebouw E 35 stuks. Eventuele benodigde zorg wordt via zorgcentrum IJpelaar geleverd.
7: nieuwbouwplan. A, B en C zijn reeds in aanbouw. Onderhavig wijzigingsplan gaat over gebouw D en E.
Het doel van de aanpassing van het bouwvlak ter plaatse van het huidige hoofdgebouw is tweeledig. Enerzijds ontstaat de mogelijkheid om een efficiënter gebouw te maken. Anderzijds is gezocht naar een optimale ruimtelijke inpassing van de hoogbouw binnen de context van het totale plan van het woonzorgcentrum. De wijzigingsbevoegdheid voor het bouwvlak ter plaatse van het huidige hoofdgebouw biedt kansen om de oorspronkelijke stedenbouwkundige uitgangspunten te versterken en deze ruimtelijke kwaliteiten ook op de positie van het huidige hoofdgebouw te continueren. De planregels en verbeelding van het overige deel van het woonzorgcentrum worden onverkort opgenomen in dit wijzigingsplan.
8: Gezien vanaf de Overakkerstraat. Rechts de nieuwbouw van gebouw D en E, links de gebouwen B en C, die reeds in aanbouw zijn.
9: Gezien vanaf de Croystraat. Links de nieuwbouw van gebouw D en E. Rechts is nog net de in aanbouw zijnde gebouwen B en C te zien.
2.3 De Alliantie In de Woonvisie Breda 2007-2010 en het nieuwe Woonbeleid heeft de gemeente haar ambities en doelen vastgelegd op het gebied van het wonen, mede in relatie tot doelen van andere beleidsvelden. Door de corporaties is deze visie onderschreven, waarmee de woonvisie richtinggevend is voor de gezamenlijke ambities en de te realiseren doelen. Als illustratie en uitwerking van het partnerschap tussen gemeente en corporaties is in december 2008 De Alliantie 2008–2012 getekend. In de Alliantie zijn op zeven thema’s prestatieafspraken gemaakt die een invulling geven aan de geformuleerde doelstellingen in de woonvisie. Het gaat om de volgende thema’s: Verruiming van de woningvoorraad Kwaliteit van de bestaande woningvoorraad Slaagkansen Leefbaarheid Maatschappelijke ontwikkeling Wijkontwikkeling Maatschappelijke innovatie. Bijstelling perspectief Vanaf januari 2009 is de uitvoering van de Alliantie opgepakt. Geconstateerd kan worden dat na anderhalf jaar uitvoering al veel afspraken een uitwerking hebben gekregen. Ten gevolge van de stedelijke (her)programmering in het kader van de uitvoering van het Coalitieakkoord@Breda, 2010-2014, ontstond op enig moment de behoefte om de prestatieafspraken te herzien. De aanleiding voor deze tussentijdse bijstelling is gelegen in de stedelijke (her)programmering. De woningbouwafspraken, welke in het kader van de huidige Alliantie 2008-2012 zijn afgesproken, bleken niet langer realistisch tegen de achtergrond van de bijgestelde demografische verwachtingen. Deze noodzaak tot bijstelling werd ook door de corporaties onderkend. Daartoe is in de tweede helft van 2010 tezamen met de corporaties een proces van herprogrammering doorlopen wat heeft geresulteerd in de gezamenlijke notitie Van Koers Gezet naar Gedeelde Koers, vastgesteld door de gemeenteraad op 16 december 2010. Daarmee werd de basis gelegd om de resultaten van Gedeelde Koers een vertaling te geven via een herijking van de vigerende Alliantie. De Herijkte Alliantie 2011-2014, getekend op 12 juli 2011, is het resultaat van deze bijstelling van de prestatieafspraken.De Herijkte Alliantie 2011-2014 is het resultaat van deze bijstelling van de prestatieafspraken en vervangt de Alliantie 2008-2012.
Met de Herijkte Alliantie 2011-2014 worden enerzijds de woningbouwafspraken met de corporaties voor de periode tot 2020 fors naar beneden bijgesteld alsmede in kwalitatieve zin tegen het licht gehouden, terwijl anderzijds een zogenaamde Plus op de Alliantie is gezet. De maatschappelijke inzet van de corporaties is verbreed ten opzichte van de huidige Alliantie. Locatie Zorgcentrum IJpelaar Voor de locatie Zorgcentrum IJpelaar zijn in totaal 129 nieuwe woningen opgenomen in de bijgestelde Alliantie afspraken. Het huidige hoofdgebouw dient gesloopt te worden. De nieuwe woningen die met dit plan gebouwd kunnen worden passen hierbinnen.
HOOFDSTUK 3 Vigerend bestemmingsplan 3.1 Geldend bestemmingsplan Het bestemmingsplan 'IJpelaar' is vastgesteld door de gemeenteraad op 29 april 2010 en onherroepelijk per 15 juni 2011. Op onderstaande figuur is een uitsnede van de plankaart opgenomen.
Figuur 10: Uitsnede bestemmingsplan “IJpelaar”
De locatie is in het bestemmingsplan bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij behorende parkeer-, nuts- en speelvoorzieningen. Tevens zijn groen en water binnen deze bestemming toegestaan. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwblok worden gebouwd. De maximale bouwhoogte binnen het bouwblok voor het hoofdgebouw is 20 meter. Voor het bouwvlak ter plaatse van het huidige hoofdgebouw is geen bebouwingspercentage opgenomen. Dit betekent dat het bouwvlak volledig bebouwd mag worden. In de planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouwvlakken in de bestemming Maatschappelijk. In paragraaf 3.2. wordt nader op deze voorwaarden ingegaan. Een deel van de locatie heeft de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie”. Hier geldt een onderzoeksplicht indien werkzaamheden gaan plaatsvinden waarbij de grond over een oppervlak van meer dan 100 m² en dieper dan 0,30 m wordt geroerd.
3.2 Toetsing voorwaarden Het verzoek tot planwijziging dient te worden getoetst aan het vigerende bestemmingsplan 'IJpelaar'. Op grond van artikel 10, lid 3 zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd overeenkomstig artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor het wijzigen van het bouwvlak onder een aantal
voorwaarden. In het hierna opgenomen overzicht is de voorliggende ontwikkeling annex planwijziging getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden. nr a
Criterium er mogen geen nieuwe bouwvlakken tot stand worden gebracht, maar uitsluitend wijzigingen van aangegeven bouwvlakken.
b
het bebouwingspercentage mag met maximaal 10% worden verhoogd;
c
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 5 meter te bedragen
d
de stedenbouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast.
e
de nut en noodzaak van de uitbreiding van het bouwvlak en/of bebouwingspercentage is aangetoond.
Toetsing De nieuwe gebouwen vallen grotendeels binnen het bestaande bouwvlak. Kleine delen vallen er buiten (de bruine vlakken in figuur 8, volgende bladzijde). Het bebouwingpercentage voor dit bouwvlak bedraagt in het bestemmingsplan 100%. Het bebouwingspercentage van het bouwplan is in werkelijkheid aanzienlijk minder. Het plan voldoet in de huidige situatie aan de parkzijde aan deze eis. Aan de achterzijde is er geen 5 meter tussen de bouwperceelgens en het achterliggende park, maar het betreft hier niet een zijdelingse perceelsgrens maar een achtergrens, waar geen eisen aan gesteld zijn. Het totale bouwvolume en de bouwhoogte zijn minder dan in het vigerende bestemmingsplan mogelijk is. De bouwhoogte van het gebouw dat het dichtst bij de bestaande woningen langs de Overakkerstraat staat is lager (9-12 meter) dan volgens het vigerende bestemmingsplan mogelijk is (20 m). Door het hoofdgebouw een NO-NW oriëntatie te geven wordt de wandwerking minder groot. Het park wordt enigszins vergroot. Bij de plaatsing van de gebouwen is rekening gehouden met de hindercirkels van het aangrenzende bedrijf (met name risicocontouren externe veiligheid). De stedenbouwkundige en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden derhalve niet aangetast. Het nieuwe bouwplan leidt tot een beter stedenbouwkundig plan en daarmee tot een beter woonklimaat. Het totale bouwoppervlak en het bebouwingspercentage nemen overigens af.
De geplande nieuwe appartementen passen binnen de bestemming “Maatschappelijk”. Voor het overige deel van het woonzorgcentrum wordt onverkort hetgeen van de planregels en verbeelding van bestemmingsplan 'IJpelaar' overgenomen. Conclusie Op basis van de uitgevoerde toetsing wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de voor de gronden geldende wijzigingsregeling zoals opgenomen in artikel 10 van het bestemmingsplan IJpelaar.
HOOFDSTUK 4 Doelstellingen van het wijzigingsplan Middels het wijzigingsplan 'IJpelaar, wijzigingsplan Overakkerstraat 111' wordt de planologische basis gecreëerd voor het wijzigen van het bouwvlak rondom het hoofdgebouw van het woon-zorgcentrum IJpelaar aan de Overakkerstraat 111. Het gehele vlak Maatschappelijk in het bestemmingsplan 'IJpelaar' wordt in dit wijzigingsplan opgenomen.
HOOFDSTUK 5 Milieu Breda wil een stad zijn waarin mensen graag wonen, werken en recreëren. Leefbaarheid en duurzaamheid zijn hierbij sleutelbegrippen. Daarom dient bij de ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten van het plangebied en haar directe omgeving. Dit wijzigingsplan betekent een beperkte aanpassing van het bouwvlak. Het feitelijk gebruik zal niet veranderen. De impact van het plan op de diverse milieuaspecten zal derhalve beperkt zijn. Hieronder worden de verschillende milieuaspecten kort toegelicht.
5.1 Cultureel Erfgoed De archeologische beleidsadvieskaart geeft voor het gehele gebied duidelijk aan wat de archeologische verwachtingen zijn, waarbij is uitgegaan van archeologische vindplaatsen in het gebied en de nabije omgeving. Het verwachtingsmodel is vooral gebaseerd op het economisch handelen van de mens en de daarbij vastgestelde locatiebepalende factoren ten aanzien van nederzettingen, prehistorische jachtkampen en akkerarealen. Een groot deel van het plangebied IJpelaar is te beschouwen als een terrein met een lage archeologische verwachtingwaarde. Enerzijds komt dit door de natuurlijke eigenschappen van het gebied (lage dekzandruggen en tussenliggende vlakten en depressies), en anderzijds door de aard van de te verwachten vindplaatsen. Met name langs de noord- en westkant zijn gebieden aanwezig met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het gaat hier om de randen van laat middeleeuwse akkercomplexen die zijn afgedekt met een plaggen- of esdek. Dit esdek zorgt er voor dat archeologische sporen die anders door landbouwpraktijken worden verstoord, nu buiten het bereik van de ploeg zijn gekomen. Hierdoor mag worden verondersteld dat eventueel aanwezige archeologische waarden nog intact zijn. Ter plaatse van concrete archeologische vindplaatsen en waarden en de (mogelijk) voorkomende archeologische waarden in de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, dient voorafgaand aan ontwikkelingen een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd Om de archeologische waarden in het gebied te beschermen is in het bestemmingsplan IJpelaar de dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ opgenomen voor de gebieden die conform de archeologische beleidsadvieskaart zijn gekenmerkt als gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Een deel van het huidige plangebied valt binnen deze dubbelbestemming (zie paragraaf 3.1). Bodemingrepen zijn op deze gronden in principe niet toegestaan. Indien een ingreep dieper gaat dan 0,30 meter minus het maaiveld en een planoppervlak behelst van 100 m² of meer is een aanlegvergunning verplicht. Ter plaatse van gronden met een dubbelbestemming dient voorafgaand aan ontwikkelingen een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De resultaten van het archeologisch onderzoek wordt door het bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, middels een selectiebesluit vastgesteld. Indien uit het onderzoek blijkt dat geen sprake (meer) is van archeologische waarden of voldoende maatregelen zijn genomen om de archeologische waarden te beschermen, dan is geen aanlegvergunning noodzakelijk. Monumenten In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Dit betekent dat er geen bebouwing aanwezig is die in het kader van de Monumentenwet beschermd is.
5.2 Milieueffectrapport Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Deze heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Voor alle Natura 2000-gebieden zijn instandhoudingsdoelen geformuleerd. Als er ontwikkelingen plaatsvinden die mogelijk effecten kunnen
hebben op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden, dan dient dit te worden beoordeeld. De afgelopen jaren is steeds strikter naar de bescherming van Natura 2000-gebieden gekeken. In eerste instantie worden de effecten op de Natura 2000-gebieden globaal beoordeeld. Hierbij wordt middels een effectbepaling ingeschat of effecten van het plan op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten. Indien dat niet het geval is moet een 'Passende Beoordeling' worden uitgevoerd. Op ruim 1,3 kilometer ten zuidoosten van het plangebied is het Natura 2000-gebied ‘Ulvenhoutse Bos’ gelegen. Het Ulvenhoutse bos behoort tot het Natura 2000-landschap ‘beekdalen’. Om inzicht te krijgen in de effecten van de ontwikkeling van de nieuwbouw aan de Overakkerstraat is gekeken welk deel van de ontwikkeling van belang kan zijn. Alleen de verandering in verkeersintensiteit kan van belang zijn. Er zat een zorgcentrum (intramuraal) en er komt een complex met appartementen met evt. zorg aan huis (extramuraal). Er zal enige toename van autoverkeer zijn omdat de bewoners van de nieuwbouw zelfstandiger en daardoor mobieler zijn dan de vorige bewoners. Wel zal minder personeel/verzorgers aanwezig zijn. Gezien de geringe toename van verkeer is een significant negatief effect uit te sluiten. De ligging van het plangebied nabij dit Natura 2000-gebied vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
5.3 Geluid Inleiding Algemeen Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevel van nieuwe geluidsgevoelige gebouwen (onder meer woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen) en/of op de grens van geluidsgevoelige terreinen (standplaats en ligplaats in het water) worden getoetst aan de geluidsnormen. De volgende bronnen van geluid zijn relevant: 1. wegverkeerslawaai 2. spoorlawaai 3. industrielawaai 4. vliegtuiglawaai Voor elke bron zijn zogenaamde geluidzones vastgesteld. Indien nieuwe ontwikkelingen buiten deze zones plaats vinden, kan er in principe vanuit gegaan worden dat de geluidssituatie voldoende is. Indien nieuwe ontwikkelingen binnen een geluidzone zijn gepland, dient met akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat er een goede geluidssituatie gerealiseerd wordt. Wet- en regelgeving omtrent geluid Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. Daarnaast is door de gemeente Breda het Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder vastgesteld. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Geluidbronnen van inrichtingen in het kader van de Wet milieubeheer worden op basis van de methodiek van de VNG in kaart gebracht. Deze geluidbronnen worden nader besproken in het kopje ‘bedrijven’. Tenslotte wordt middels het Bouwbesluit 2012 eisen gesteld aan de geluidwering van de gevel van nieuwbouw, op deze wijze wordt de toelaatbaarheid van de binnenniveaus gewaarborgd. Onder de noemer ‘Swung’ (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) is in 2012 een aanzet gegeven tot het aanpassen van de geluidwetgeving. Swung 1 richt zich op de geluidruimte die rijksinfrastructurele bronnen krijgen (rijkswegen en spoorwegen). Aan deze bronnen wordt een plafond gekoppeld, een zogenaamd geluidproductieplafond (gpp). De geluidsbelasting vanwege de bron mag het vastgestelde plafond niet overschrijden, als dit wel dreigt te gebeuren moet de bronbeheerder maatregelen treffen om de geluidsbelasting te verminderen. De invoering van de van gpp voor de rijksinfrastructuur is per 1 juli 2012 geregeld via een nieuw Hoofdstuk 11 Geluid in de Wet milieubeheer. In aanvulling op Swung-1 wordt gewerkt aan Swung-2, dit wetsvoorstel ziet op gpp voor de provinciale en gemeentelijke wegen en gezoneerde industrieterreinen. Daarnaast zal ook het normenstelsel worden aangepast.
Vooralsnog hebben de aanpassingen uit Swung-1 geen directe gevolgen voor de ontwikkelingen binnen de gemeente Breda. Plangebied Ten behoeve van de nieuwbouw is door RBOI een akoestisch onderzoek verricht (rapportnummer 120187.008928.00, datum 9 januari 2012). Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Zwijnsbergenstraat minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke normen uit de Wet geluidhinder. Ten gevolge van de overige wegen bedraagt de geluidbelasting minder dan de richtwaarde van 48 dB. Hiermee is sprake van een acceptabel akoestisch klimaat.
5.4 Water Ten gevolge van de voorgenomen wijziging zal het bouwvlak worden aangepast. Het totale verharde oppervlak zal echter niet toenemen, naar verwachting zelfs afnemen. Ook het gebruik op locatie verandert niet. Al met al zal de ontwikkeling geen invloed hebben op de waterhuishouding en/of de waterkwaliteit. In de wijk IJpelaar staat het grondwater hoog. Hierbij dient bij de bouw rekening gehouden te worden. Volgens het nieuw hemelwaterbeleid van de gemeente Breda dient bij herontwikkeling van bestaand verhard oppervlak minimaal een beperkte hoeveelheid hemelwater op eigen terrein verwerkt te worden. De werknorm die hiervoor wordt gehanteerd is een retentievoorziening die een bui van 7mm kan verwerken. Door de aanleg van een groen dak op gebouw E wordt aan deze eis voldaan.
5.5 Bodem Algemeen Door het industriële verleden van Breda, is er plaatselijk bodemverontreiniging aanwezig. De gemeente Breda inventariseert (mogelijk) verontreinigde locaties en combineert deze informatie met de vele bodemonderzoeken die worden uitgevoerd bij bouw, aan/verkoop en grondverzet. Al deze informatie is beschikbaar in bodeminformatiesystemen en wordt gebruikt bij beoordeling en advisering. Nadere informatie is te verkrijgen bij de afdeling Mobiliteit en Milieu. Naast de bodemkwaliteit speelt er meer in de ondergrond. Denk aan installaties voor Warmte- Koude Opslag (WKO), kabels en leidingen, archeologie, etc. Het meenemen van de ondergrond in de planvorming geeft ruimtelijke, milieukundige en financiële voordelen. Door de ondergrond efficiënt in te richten kan een gemeente functies als waterberging en Warmte- Koude Opslag zo goed mogelijk realiseren. Alleen door slim gebruik van de ondergrond blijft deze schatkamer voor biodiversiteit, milieukwaliteit, schoon water, cultuurhistorie en geologie beschermd. De gemeente Breda vraagt dan ook in het bijzonder aandacht voor: a. Grondwateronttrekkingen. Bij onttrekking en lozing van grondwater zullen voor zover relevant ingevolge de Grondwaterwet, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren en de Lozingsregeling riolering meldingen c.q. aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend. b. Plaatsing WKO-installaties. Deze kunnen niet overal geïnstalleerd worden: er kan ongewenste beïnvloeding van een andere WKO-installatie zijn of van een grootschalige grondwaterverontreiniging. De gemeente wil alle installaties registreren, dus zowel open als gesloten systemen. Voor een open systeem is bovendien vergunning van de provincie nodig. c. Archeologische waarden, bij een bestemmingswijziging is afstemming met de afdeling archeologie nodig. Regelgeving De tijd dat bodemverontreiniging geheel moet worden weggenomen is voorbij. Begin 2009 heeft de gemeente Breda haar eigen bodembeleid vastgesteld middels de nota ‘De Bredase grondslag’. Hierin wordt de landelijke beleidslijn van saneren naar functie verder ingevuld. Tegenwoordig hoeven alleen de zogeheten ‘ernstige’ verontreinigingen aangepakt te worden. De aanpak wordt afgestemd op de functie. De belangrijkste criteria voor de keuze van maatregelen zijn de risico’s voor gezondheid of milieu die de verontreiniging kan vormen. In de praktijk blijken er gelukkig niet vaak risico’s te zijn voor
de gezondheid van mensen. Milieurisico’s komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat de ontwikkeling afgestemd wordt op eventueel aanwezige verontreiniging. Onderzoek Om kansen te benutten en problemen te voorkomen is het van belang dat er bij bouw en ontwikkeling tijdig kennis is van de bodemkwaliteit. Deels bewaakt de gemeente dit door in voorkomende gevallen een bodemtoets te verlangen. De gemeente toetst de uitkomsten hiervan aan de Wet bodembescherming, landelijke circulaires en het Bredase bodembeleid. Zo wordt bepaald waaraan de kwaliteit van de bodem moet voldoen en of er maatregelen als beheer of sanering nodig zijn. De uiteindelijke bodemkwaliteit moet steeds voldoen aan de functie. De bodem is een bepalende factor om tot een duurzame inrichting van een gebied te komen. De bodem moet daarvoor voldoen aan diverse wettelijke regelingen, maar meestal ook aan technische voorwaarden die gesteld worden vanuit de ontwikkeling. De natuurlijke kwaliteit van de bodem kan per gebied variëren. De gemeente Breda heeft een Bodemkwaliteit- en functiekaart vastgesteld, overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart is vastgesteld op basis van lokale achtergrondgehalten. Op de functiekaart is de gemeente ingedeeld in de functies “wonen, industrie en niet ingedeeld”. De kwaliteit van de grond die op een locatie gebruikt wordt moet voldoende zijn voor de functie van het gebied. Het gaat hierbij om de natuurlijke achtergrondkwaliteit, verontreinigde locaties zijn van deze kaart uitgesloten. Voor locaties die (door menselijk handelen) zijn verontreinigd geldt het gebruikelijke onderzoeks- en saneringstraject. In verband met de huidige bebouwing of het huidige gebruik van enkele gebieden, zal na de sloop van gebouwen of bij beëindiging van het huidige gebruik mogelijk aanvullend onderzoek nodig zijn. Gemeente Breda beschikt over informatie omtrent de bodem kwaliteit. Deze informatie is te raadplegen via de website van Breda, www.Breda.nl. Binnen het plangebied zijn de onderzoeksgegevens nagenoeg geheel bekend. Onderzoekgegevens Op de ontwikkellocatie zelf is in november 2010 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat: 1. In de bovengrond van zowel de locatie Overakkerstraat 99- 109, en de locatie Overakkerstraat 111 komen van alle onderzochte parameters alleen lood en kwik slechts licht verhoogd voor. 2. In de ondergrond op de locatie Overakkerstraat 99- 109 komen geen van de onderzochte parameters verhoogd voor. Op de onderzoekslocatie Overakkerstraat 111 komt lood, kwik en Pak licht verhoogd voor. 3. In het grondwater komt op beide locaties alleen barium licht verhoogd voor. Er is een gesaneerde locatie die direct grenst aan het plan gebied en een aantal onderzochte locaties, waarvan enkele locaties licht verontreinigd zijn. Op hoofdlijnen is inzicht verkregen in de bodemkwaliteit en er kan worden beoordeeld dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de functies die in het gebied gaan plaats vinden. Grondverplaatsing Bij het verplaatsen van grond is het goed rekening te houden met het bodemkwaliteitskaart voor hergebruik, van bij ontwikkeling vrijkomende grond, binnen Breda. Hergebruik van vrijkomende grond binnen het plangebied is hier toegestaan. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden waarbij overtollige grond afgevoerd moet worden naar een erkende verwerker (o.a. grondbank) brengt meerkosten met zich mee. In dit geval moet de vrijkomende grond middels partijkeuringen worden onderzocht. Daarom verdient het aanbeveling om te werken met een gesloten grondbalans. Dit is te realiseren door onder andere: maaiveldniveau zodanig kiezen dat er geen sprake is van overtollige grond; aangepaste bouwmethoden; ondergrondse voorzieningen beperken; aanleg van waterpartijen combineren met ophogingen (wallen). De regels voor toepassen van hergebruikgrond in Breda zijn aangepast en worden binnenkort aan de Raad ter besluitvorming (2012) voorgelegd in de vorm van de nota “Hergebruik van grond en
baggerspecie in Breda”. Deze notitie gaat al uit van de nieuwe, nog vast te stellen, bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctiekaart. Plangebied Volgens de bodemfunctie heeft de bodem in de woonwijk de functie wonen. Wanneer er activiteiten in de bodem plaatsvinden dient men de informatie omtrent de bodemkwaliteit te raadplegen via de website van Breda, www.Breda.nl.
5.6 Flora en fauna De locatie ligt niet binnen een ecologisch waardevol gebied. In september 2012 is voor het hele terrein van het woonzorgcentrum een Quick-scan Flora- Fauna uitgevoerd. Bij dit onderzoek zijn geen bedreigde en/of beschermde soorten waargenomen. Deze worden gezien de aard van het gebied (park met cultuurgroen) ook niet verwacht. Uitzondering hierop zijn vleermuizen. De oude bomen en de bestaande bebouwing kunnen dienen als vaste rust- en verblijfsplaats voor vleermuizen. Voorafgaand aan de (sloop) werkzaamheden dient dan ook een vleermuisonderzoek plaats te vinden. om te onderzoek of er daadwerkelijk vleermuizen worden verstoord. Daarnaast zijn de bomen en struiken geschikte broedplaatsen voor vogels. De meeste bomen blijven echter behouden. De bomen die wel gekapt worden dienen buiten het broedseizoen te worden gekapt om verstoring te voorkomen.
5.7 Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Het externe risico wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans dat iemand die zich op een bepaalde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht om geen kwetsbare bestemmingen (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en grote kantoren) te hebben in de plaatsgebonden risicocontour (PR) van 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen (zoals sportcomplexen en kantoren) geldt deze waarde als richtwaarde. Hiervan mag gemotiveerd worden afgeweken. Het groepsrisico wordt behalve door de incidentfrequentie en het aantal transporten van gevaarlijke stoffen, tevens bepaald door de hoeveelheid aanwezige mensen in de nabijheid van een mogelijk ongeval. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de hoeveelheid aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. Bij het bepalen van het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Ten zuidoosten van het hoofdgebouw ligt langs de Zwijnsbergenstraat een LPG-tankstation. Plaatsgebonden risico. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn voor LPG tankstations vaste afstanden genoemd voor de PR 10-6 per jaar risicocontouren waarbinnen geen kwetsbare bestemmingen aanwezig mogen zijn. Voor het onderhavige tankstation is de doorzet van LPG begrensd tot ten hoogste 1.000 m3 per jaar. De volgende PR 10-6 per jaar afstanden gelden: vanaf het LPG vulpunt, 35 meter (geldend voor bestaande situaties), vanaf het LPG vulpunt, 45 meter (geldend voor een nieuwe situaties);
vanaf het ondergronds LPG reservoir, 25 meter; vanaf de LPG afleverzuil, 15 meter. De risicocontouren vanaf het LPG vulpunt (zowel voor nieuwe als bestaande situaties) en de afleverzuil vallen buiten geheel buiten het terrein van het woonzorgcompelx. De PR contour van het LPG reservoir overlapt voor een klein deel het onbebouwde deel van het terrein van het woon-zorgcomplex. De PR contouren vormen derhalve geen belemmering voor de herontwikkeling van het complex. Groepsrisico Zoals hierboven al is vermeld is nabij het plangebied het LPG tankstation ESSO Trumpi gelegen waarvan het invloedsgebied over het plangebied reikt. Dit bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Bevi. Plaatsgebonden risico. Voor de vulpunt en de tank geldt een invloedsgebied van 150 m. Deze zijn over de nieuwbouw geprojecteerd. Bij ontwikkelingen binnen het invloedsgebied dient de invloed van deze ontwikkelingen op het groepsrisico te worden beoordeeld en verantwoord.
Figuur 11: veiligheidscontour rondom vulpunt en tank (reservoir)
In maart 2013 is door bureau AVIV een onderzoek gedaan naar het groepsrisico van het LPG-station. Uit dit onderzoek blijkt dat het groepsrisico in de toekomstige situatie groter is dan de oriëntatiewaarde. De overschrijding wordt voornamelijk veroorzaakt door de tank. Door de geplande ontwikkeling neemt het groepsrisico toe. Verantwoording van het groepsrisico. a. de aanwezige en de te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied. In de dagperiode is er sprake van een toename van 100 personen (was 400, nu 500). In de avondperiode zal dit aantal gelijkblijven (600 personen). Zie hiervoor de bijgevoegde groepsrisico berekening.
b. de hoogte van het groepsrisico op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van het woonzorg complex. Door de ontwikkeling zal het groepsrisico toenemen. Uitgaande van een orientatiewaarde van 1 zal het groepsrisico van 0,81 toenemen tot 1,36. c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door het woon-zorgcomplex. Op grond van het Besluit Omgevingsrecht valt het woon-zorgcomplex onder de gebruiksvergunningplicht. In dit verband zullen er eisen worden gesteld aan de vluchtmogelijkheden, ontruimingsplannen, BHV-organisatie, informatie/communicatie etc. d. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit besluit. De kwetsbare intramurale personen zullen worden gehuisvest in het gebouw dat voor het grootste deel is gelegen buiten het invloedsgebied van het LPG vulpunt en aan de rand van het invloedsgebied van de tank. Ten opzichte van de huidige situatie is er binnen het gehele woon-zorgcomplez weliswaar sprake van een toename van het aantal personen maar is er sprake van een verschuiving van intramurale (zorgbehoevende) zorg naar extramurale zorg (zelfstandige huisvesting). Dit leidt tot een toename van het groepsrisico(-getal) maar vanwege de toename van de zelfredzaamheid van de (zelfstandige) personen is er geen sprake van een onveiligere situatie. Door de maatregelen die zijn afgesproken in het LPG convenant (tankauto’s met hittewerende coating en het gebruiken van een verbeterde vulslang) neemt de ontvluchtingstijd toe bij een incident. e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de milieuvergunning. Niet van toepassing.Het woon-zorgcomplex valt onder algemene regels. f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico. Een andere verdeling van de personen binnen het woon-zorgcomplex leidt mogelijk tot een lager groepsrisico(-getal). Er is echter voor gekozen om de meest kwetsbare groep (intramurale zorg) zover als mogelijk van het LPG tankstation te huisvesten. Aangezien dit een relatief kleine groep personen betreft en hierdoor er een relatief grotere groep minder kwetsbare personen wordt gehuisvest dichter bij het tankstation is er sprake van een hoger groepsrisico(-getal). Door de maatregelen die zijn afgesproken in het LPG convenant (tankauto’s met hittewerende coating en het gebruiken van een verbeterde vulslang) neemt de ontvluchtingstijd toe hetgeen vooral onder de meer zelfredzame personen (extramurale zorg) kan leiden tot minder slachtoffers. g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst. In de toekomst kan mogelijk de jaarlijkse LPG doorzet van het tankstation worden verkleind. Bovendien kunnen er venstertijden worden overwogen. Het ’s nacht afleveren van LPG kan leiden tot een lager groepsrisico-getal maar leidt niet per sé tot een veiligere situatie. h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting; De gemeente Breda en de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant zijn ingericht om tijdig de benodigde technische hulpverleningscapaciteit te leveren. i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp voordoet. Het woon-zorgcomplex is goed bereikbaar voor hulpverlenende instanties en er zijn voldoende mogelijkheden om het gebied te ontvluchten. Bij de omgevingsvergunning-bouw zal er rekening worden gehouden met de gebruikers van het complex en de ontvluchtingsmogelijkheden. De brandweer zal daarbij adviseren. Conclusie groepsrisico verantwoording: Op basis van bovenstaande wordt de herontwikkeling van het complex en de toename van het groepsrisico aanvaardbaar geacht.
5.8 Bedrijven De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur-, stof-, geluidhinder veroorzaken en gevaar voor de omgeving ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering. In de milieuvisie is de volgende doelstelling opgenomen: Milieu, economie en ruimtelijke ordening worden in samenhang beschouwd. Hierbij wordt gestreefd naar het maximaal haalbare milieurendement. Economische groei gaat hand in hand met een vermindering van de milieubelasting. De gemeente, bedrijven en instellingen zijn in dialoog over het te voeren milieubeleid en wisselen kennis uit. De mate en de ernst van de invloed van een bedrijf is mede afhankelijk van het type en de omvang van het bedrijf. In de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009), is voor een lijst met bedrijfsactiviteiten per milieuaspect een richtafstand opgenomen. Op basis van het milieuaspect met de grootste richtafstand (geur, stof, geluid of gevaar) zijn de bedrijven in de categorieën 1 t/m 6 ingedeeld. De richtafstanden zijn van toepassing op het gebiedstype ‘rustige woonwijk’ of ‘rustig buitengebied’. De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. Indien sprake is van een gebied waar functiemenging aanwezig is of juist gewenst is, zoals in centrumgebieden of langs drukke wegen, wordt binnen dat gebied niet gewerkt met richtafstanden omdat de bedrijfsactiviteiten in dergelijke gebieden qua omvang en invloed sterk kunnen verschillen van activiteiten op een bedrijventerrein. In gebieden met functiemenging wordt gewerkt met een categorie indeling waarmee wordt aangegeven in welke mate een bedrijfsactiviteit direct naast woningen toelaatbaar is (zie bijlage 4 bij de VNG-publicatie). De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer. Invloed van bedrijven op woningen Trumpi gelegen aan de Zwijsbergenstraat 7 heeft invloed op de beoogde ontwikkeling. Zie hiervoor de paragraaf externe veiligheid.
5.9 Luchtkwaliteit Algemeen Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. In de Bredase milieuvisie is de volgende doelstelling voor 2015 opgenomen: ‘De luchtkwaliteit is inzichtelijk, bekend en aanvaardbaar’. Regelgeving Op 15 november 2007 is in de Wet milieubeheer onder titel 5.2 ‘Luchtkwaliteiteisen’ opgenomen. Dit onderdeel is een implementatie van de Europese regelgeving uit 1996, en bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden en stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof (PM10)), lood, koolmonoxide en benzeen. Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de grenswaarden. Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in stand gehouden. Behalve voor
zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide voldoet de luchtkwaliteit overal in Breda aan de gestelde grenswaarden. Mede door de relatief hoge achtergrondconcentraties overschrijden de concentraties zwevende deeltjes en stikstofdioxide plaatselijk de grenswaarden. De overschrijdingen hangen in de meeste gevallen samen met het drukke verkeer. Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking. Het NSL regelt dat het besluit niet in betekenende mate volledig in werking is. Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is voor een ontwikkeling dat ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdraagt aan de luchtkwaliteit, geen uitgebreid luchtkwaliteitonderzoek nodig en kan de ontwikkeling zonder toetsing aan de luchtkwaliteitseisen doorgang vinden. VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Dit criterium is een 'of-benadering'. Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld: 1. woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen; 2. kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen Besluit gevoelige bestemmingen Op 15 januari 2009 is het Besluit ‘gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)’ in Staatsblad nr. 14 gepubliceerd, waarna het besluit op 16 januari in werking getreden is. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo’n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een ‘gevoelige bestemming’ niet toenemen. Met dit besluit is de bouw van zogenaamde ‘gevoelige bestemmingen’, zoals een school, in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Nieuwe ontwikkelingen mogen er niet toe leiden dat de grenswaarden worden overschreden. Indien blijkt dat dit toch het geval is, kan onderzocht worden of het mogelijk is om met maatregelen toch te voldoen aan de normen. Hierbij hebben bronmaatregelen de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is kunnen overdrachtsmaatregelen of in het uiterste geval maatregelen bij de ontvanger worden genomen. Onderzoek Het gebruik van de locatie wordt niet gewijzigd. De ontwikkeling zal niet leiden tot een toename van het verkeer. De invloed op de luchtkwaliteit zal dan ook verwaarloosbaar zijn.
5.10 Duurzaamheid Breda kiest voor een duurzame ontwikkeling tot het niveau van een CO2 neutrale stad in 2044. In het uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid 2009-2012 zijn de volgende doelstellingen opgenomen: In 2015 is in Breda voor 25% van dit doel gerealiseerd De energie komt uit energiebronnen die niet opraken, zoals zon, wind, water, biomassa en aardwarmte. De maatregelen die hiervoor worden genomen zorgen voor een duurzame energiehuishouding. De voorkeurvolgorde voor maatregelen is volgens de “trias energetica”: beperken energieverbruik; toepassen duurzame energiebronnen; efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen. Een duurzame ontwikkeling stelt eisen aan het energiegebruik en de energiebronnen van de locatie. In de milieuvisie is de volgende doelstelling opgenomen: In 2015 is Breda een eind op weg een energieneutrale stad te worden. Dit is een stad waarin de energievraag drastisch is afgenomen. De energie die nog nodig is, komt uit energiebronnen die niet opraken, zoals zon, wind, water, biomassa en aardwarmte.
Tevens moet duurzaamheid worden geborgd door gebouwen geschikt te maken voor toekomstige energievoorzieningen. Het borgen van duurzaamheid kan door: - Compacte bouwvorm en goede isolatie, oriëntatie op de zon etc. - Ruimte in een gebouw reserveren voor installaties en nieuwe technieken zoals warmtepomp en zonnecellen. - Ruimte in een gebied reserveren voor collectieve installaties om duurzame energie op te wekken. - Flexibele energie-infrastructuur aanleggen die eenvoudig is aan te passen aan nieuwe eneregiebronnen etc. (al in ontwerpfase). Duurzaam utiliteitsbouw Het bestaande wettelijke kader (Bouwbesluit en bestemmingsplan) dient volledig te worden benut. Bij een duurzaam gebouw gaat het erom dat het aantal nadelige milieueffecten in alle bouwfasen zoveel mogelijk beperkt worden door: verantwoord materiaalgebruik, energiezuinigheid, gezond binnenmilieu, maar ook afvalpreventie. Dit is het best te realiseren volgens de "drie-stappen-strategie": 1. Voorkom onnodig gebruik van energie, water, materialen en het produceren van afval. 1. Gebruik duurzame/hernieuwbare bronnen zoals zon, wind, regen en hergebruik afval. 3. Gebruik de niet duurzame bronnen verstandig en verwerk afval verstandig. Een voldoende duurzaam gebouw voldoet aan de vaste maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Utiliteitsbouw, en gestreefd wordt naar een gebouw met een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van tenminste 10% onder de norm van het Bouwbesluit.Dit bevat onder meer een aantal 'vaste' maatregelen. Deze hebben een onbetwist milieuvoordeel, zijn algemeen toepasbaar in alle bouwwerken en hebben geen of zeer beperkte meerkosten tot gevolg. Daarnaast zijn er variabele maatregelen; deze hebben een onbetwist milieuvoordeel, maar kunnen niet altijd worden toegepast als gevolg van hogere kosten of de specifieke situatie van een project. Marktpartijen in Breda worden uitgedaagd en gestimuleerd om vooral zelf het initiatief te nemen om projecten te ontwikkelen die als een voorbeeld kunnen dienen. Dit kan gerealiseerd worden door aanvullende maatregelen uit het Nationaal Pakket Utiliteitsbouw te kiezen. Voorbeelden zijn te vinden op het DUBO Register Utiliteitsbouw: www.duboregister.nl. Kansrijke energieopties zijn o.a. warmtepompsystemen . Ook kan een gebouw worden doorgerekend met GPR en GreenCalc, zie ook www.greencalc.com. De milieubelasting van een gebouw kan worden uitgedrukt in een getal, waardoor deze meetbaar wordt en projecten onderling vergelijkbaar worden. Een energielabel is verplicht voor onder andere niet industriële gebouwen en voor gebouwen waar geen EPC geldt: De europese richtlijn Energieprestatie voor Gebouwen EPDB 2002/91/eg stelt dat voor elk gebouw bij verandering van huurder of eigenaar transparantie over de energietische kwaliteit gegeven moet worden (Energiecertificaat, energie index en energielabel). Bij nieuwe gebouwen van meer dan 1000 m2 moet er een studie gemaakt worden van de haalbaarheid van energiezuinige en duurzame energiesystemen (technische en economische haalbaarheid van systemen als warmtekrachtkoppeling , warmtepompen, biomassa, zonne-energie etc.). Het besluit aanleg energie-infrastructuur geeft aan dat voor gebieden waarin projecten voor de bouw of vernieuwing van ten minste 500 woningen of woningequivalenten worden ontwikkeld men een energiescan kan vragen. Om de duurzaamheid te borgen voor de toekomst is monitoring en parkmanagement een goede optie. Hiermee blijven behaalde resultaten geborgd en kan men periodiek nagaan van nieuwe mogelijkheden om de duurzaamheid te behouden of verder uit te bouwen. Het instrument "Milieubarometer" biedt voor monitoring goede mogelijkheden en wordt binnen Breda frequent toegepast, ondersteund door de gemeente.
HOOFDSTUK 6 Juridische planbeschrijving 6.1 Planbeschrijving Voorliggend wijzigingsplan bestaat, afgezien van deze toelichting, uit een verbeelding en planregels. De verbeelding geeft de bestemming Maatschappelijk met het bouwvlak weer waarbinnen de nieuwbouw kan plaatsvinden. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Het bouwvlak is zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening, maar deze is niet juridisch bindend.
6.2 Bestemming De gronden binnen de bestemming "Maatschappelijk" zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en de daarbij behorende parkeer-, nuts- en speelvoorzieningen. Tevens zijn groen en water binnen deze bestemming toegestaan. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale bouwhoogte binnen het bouwvlak van het huidige hoofdgebouw is 20 meter. Er is hier geen bebouwingspercentage opgenomen. Dit betekent dat het bouwvlak volledig bebouwd mag worden. Voor het overige deel van het woon-zorgcentrum zijn onverkort de regels van het bestemmingsplan 'IJpelaar' overgenomen. Een deel van de locatie heeft de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie”. Hier geldt een onderzoeksplicht indien werkzaamheden gaan plaats vinden waarbij de grond over een oppervlak van meer dan 100 m² en dieper dan 0,30 m wordt geroerd.
HOOFDSTUK 7 Uitvoerbaarheid 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie en de koppeling met het exploitatieplan.
7.2 Toepassing afdeling 6.4 Wro In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijk regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
de bouw van een of meer woningen; de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m2 of met een of meer woningen; de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bedraagt; de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Indien de kosten minder dan € 10.000,- bedragen, kan ervoor gekozen worden deze middels andere wijze dan een exploitatieplan te verhalen.
7.3 Economische haalbaarheid De kosten bedragen minder dan € 10.000,- en de kosten worden anderzins (via leges) verhaald. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve in dit geval niet noodzakelijk.
HOOFDSTUK 8 Communicatie 8.1 Inleiding In het planproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. De voor dit voorliggende wijzigingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht.
8.2 Procedure In artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening is het wijzigingsplan als bepaling opgenomen. In dit artikel wordt verwezen naar de procedure zoals vastgesteld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
8.2.1 Vooroverleg Het plan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan: Gedeputeerde Staten van provincie Noord-Brabant, 's Hertogenbosch; Waterschap Brabantse Delta, Breda.
8.2.2 Zienswijzen Na een publicatie zal het ontwerpwijzigingsplan voor een periode van zes weken ter inzage worden gelegd. Tijdens deze terinzagelegging kunnen zienswijzen worden ingediend. Bij een wijzigingsplan kan een zienswijze zich nog enkel richten tegen de toelichting of tegen de uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid. De overige regels komen rechtstreekts uit het bestemmingsplan 'IJpelaar', welk plan onherroepelijk is geworden bij besluit van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State op 15 juni 2011.
8.2.3 beroep Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk.
Breda wozoco Ypelaar
akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Breda wozoco Ypelaar
akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
identificatie
plansta tus
pro jectnummer:
datum:
120187.008928.00
09-01- 2012
pro jectleider:
o pdrachtgever:
ing. J.C.C.M. van Jole
Laurentius
auteur(s):
M.008/05
ing. B. van Vliet
gecertificeerd door Lioyd’s conform ISO 9001: 2008
rboi aangesloten bij: adviseurs ruimtelijke ordening
RBOI - Middelburg bv Nieuwstraat 27 Postbus 430 4330 AK Middelburg Telefoon (0118) 689 010 E-mail:
[email protected]
© RBOI-Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Middelburg bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoud 1. Inleiding 2. Wettelijk kader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Geluidszones langs wegen Normstelling 30 km/uur-wegen Rekenmethode
3. Uitgangspunten akoestisch onderzoek 4. Resultaten en conclusies 4.1. 4.2.
Resultaten Conclusies
blz. 3 5 5 5 6 7 9 11 11 12
Bijlagen: 1. 2. 3.
Verkeersgegevens Modeloverzicht Resultaten
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120187.008928.00
2
Inhoud
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
1. Inleiding
3
Aanleiding Het aangepaste bouwplan fase 3 van de herontwikkeling van het woonzorgcomplex (wozoco) Ypelaar past niet binnen de bestemmingsregeling in het vigerende bestemmingsplan IJpelaar. Het aangepaste plan overschrijdt de grenzen van het bestemmingsvlak en bouwvlak in het vigerende bestemmingsplan. Omdat deze nieuwe ontwikkeling (woonzorgcomplex) op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) wordt aangeduid als een geluidsgevoelige functie en omdat de functie binnen de wettelijke geluidszone van de Zwijnsbergenstraat is gelegen moet akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai uitgevoerd worden. Met behulp van het rekenprogramma Geomilieu zijn berekeningen uitgevoerd naar de geluidsbelasting aan de gevels. In voorliggende rapportage is dit akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai opgenomen. In figuur 1.1 is beoogde aanpassing aan de bouwvlakken weergegeven.
Bouwvlak Bouwdeel D
Bouwvlak Bouwdeel E
Figuur 1.1. Locatie aangepast bouwplan Leeswijzer De rapportage van het akoestisch onderzoek is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn het wettelijk kader en het gemeentelijk beleid weergegeven. In hoofdstuk 3 is aandacht besteed aan de invoergegevens voor het akoestisch onderzoek. Hoofdstuk 4 bevat de resultaten en conclusies van het akoestisch onderzoek. In de bijlagen zijn de verkeerscijfers weergegeven en de rekenbladen van de resultaten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120187.008928.00
4
Inleiding
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2. Wettelijk kader
5
2.1. Geluidszones langs wegen Volgens de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) zijn wooneenheden geluidsgevoelige functies. Voor het realiseren van een woonzorgcomplex is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai volgens de Wgh verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Langs alle wegen bevinden zich geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Voor dit akoestisch onderzoek is alleen de geluidszone van de Zwijnsbergenstraat van belang. Deze bedraagt 200 meter.
2.2. Normstelling In deze paragraaf is de normstelling van de Wgh behandeld. De gemeente Breda heeft daarnaast een gedetailleerdere uitwerking van de normen in een eigen ontheffingenbeleid. Ook deze wordt in deze paragraaf behandeld. Wet geluidhinder Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige functies geldt een voorkeursgrenswaarde: 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in drie soorten maatregelen: maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt); maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger); maatregelen bij de ontvanger (gevelmaatregelen). Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend of ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kunnen hogere waarden door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente worden vastgesteld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120187.008928.00
6
Wettelijk kader
De hogere waarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai van gezoneerde wegen bedraagt voor verzorgingstehuizen op grond van artikel 3.1 en 3.2 Besluit geluidhinder (Bgh) 53 dB. Ontheffingenbeleid gemeente Breda Het gemeentelijk beleid ten aanzien van het verlenen van ontheffingen is vastgelegd in de beleidsnotitie ‘Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder: Wegverkeerslawaai, spoorweg lawaai en industrielawaai’ (augustus 2007). Dit ontheffingenbeleid biedt duidelijkheid wanneer, waar gewenst en waar nodig, kan worden afgeweken van de voorkeursgrenswaarden tot op zijn hoogst de maximale ontheffingswaarde, zonder dat bij elke ontheffing een zeer uitgebreide motivering moet worden toegevoegd. Het provinciale ontheffingenbeleid (‘Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder; Wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai’ (februari 1998)) is hiervoor als richtsnoer genomen. Centraal daarin staat het standpunt dat het aanvragen van een geluidontheffing als noodmaatregel gezien moet worden. Is een ontheffingsaanvraag aan de orde, dan kan een beroep worden gedaan op ten minste één van de vijf ontheffingsgronden: de wettelijke ontheffingscriteria (hoofdcriteria). Deze criteria zijn: 1. stedenbouwkundige overwegingen 2. verkeerskundige overwegingen, 3. vervoerskundige overwegingen, 4. landschappelijke overwegingen, 5. financiële overwegingen. Vervolgens moet aannemelijk worden gemaakt dat de beoogde nieuwbouw (of wijziging van bestemming) op de betreffende locatie gewenst is. Hiervoor moet worden aangetoond dat aan ten minste één van de vastgestelde subcriteria wordt voldaan. Ten aanzien van het aspect wegverkeerslawaai zijn deze subcriteria: a. doelmatige akoestische afscherming, b. grond- en /of bedrijfsgebondenheid, c. opvullen open plaats, d. vervanging bestaande bebouwing. Het is mogelijk dat aanvullende maatregelen moeten worden getroffen om de geluidbelasting tot deze vastgestelde hogere waarde te beperken. Binnenwaarde De wettelijke binnenwaarde van 33 dB dient altijd te worden gegarandeerd (artikel 111 lid 2 Wgh). Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidsisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen deze maatregelen echter niet aanbod. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag. Voor het bereken van de gevelisolatie wordt als uitgangspunt de gecumuleerde geluidsbelasting ten gevolge van alle relevante wegen genomen. In de bijlagen is daarom ook de gecumuleerde geluidsbelasting weergegeven aan de gevels, exclusief aftrek 110 g van de Wgh.
2.3. 30 km/uur-wegen De 30 km/uur-wegen hebben op basis van de Wgh geen geluidszone. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai zou in nieuwe situaties op grond van de Wgh dan ook niet verplicht zijn. Op basis van jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter ook aannemelijk gemaakt te worden dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan een wettelijk kader
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Wettelijk kader
7
aangesloten bij de benaderingswijze, die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde als richtwaarde beschouwd en geldt de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde. In dit akoestisch onderzoek zijn de volgende 30 km/uur-wegen meegenomen: Croystraat; Overakkerstraat; Vrederustlaan; Mathenessestraat.
2.4. Rekenmethode Met behulp van de Standaard Rekenmethode 2 (SRM-2) uit het Reken- en Meetvoorschrift 2006 is de specifieke geluidsbelasting aan de buitengevels van de geprojecteerde en bestaande geluidsgevoelige bestemmingen berekend voor het prognosejaar 2022. Hiervoor is het softwarepakket Geomilieu, versie 1.91, gebruikt. Aftrek ex artikel 110g Wgh Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Conform artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006 geldt voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/uur een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/uur of hoger is een aftrek van 2 dB toegestaan. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld. Voor alle wegen in dit akoestisch onderzoek is een aftrek van 5 dB toegepast. Dosismaat De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat L den (L day-evening-night). Deze dosismaat is weergegeven in decibel (dB). Deze waarde staat voor het gemiddelde geluidsniveau als gevolg van het wegverkeer over een heel etmaal.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120187.008928.00r
8
Wettelijk kader
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3. Uitgangspunten akoestisch onderzoek
9
Verkeersintensiteit, voertuigverdeling, maximumsnelheid Deze gegevens zijn door de gemeente Breda aangeleverd en weergegeven in bijlage 1. Verhardingssoort De verhardingssoort op de relevante wegen zijn weergegeven in tabel 3.1. Tabel 3.1. Verhardingsoort weg
verhardingssoort
Zwijnsbergenstraat
W0 – referentiewegdek
Croystraat;
W0 – referentiewegdek
Overakkerstraat;
W49a – elementenverharding in keperverband (30 km/h)
Vrederustlaan;
W49a – elementenverharding in keperverband (30 km/h)
Mathenessestraat
W0 – referentiewegdek
Hoogtelijnen, gebouwhoogtes en waarneemhoogtes De hoogtelijnen en gebouwhoogtes van bestaande bebouwing in en rondom het plangebied zijn aangeleverd door iDelft b.v. De hoogtes van de beoogde uitbreiding zijn aangeleverd door de architect en zijn weergegeven in tabel 3.2. De hoogtes van de waarneempunten zijn in het akoestisch model gesitueerd op 1,50 meter boven de peilhoogtes van de verdiepingsvloeren. De peilhoogtes zijn aangeleverd door de architect. De waarneemhoogtes zijn per bouwdeel weergegeven in tabel 3.2. Tabel 3.2. Hoogte waarneempunten (wnp) en gebouwen in meters bouwdeel D
bouwdeel E
wnp begane grond
3,18
1,50
wnp 1e verdieping
6,14
4,46
wnp 2 verdieping
9,10
7,42
wnp 3e verdieping
12,06
10,27
wnp 4e verdieping
15,02
--
wnp 5e verdieping
17,98
--
gebouw
19,44
11,73
e
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120187.008928.00
10
Uitgangspunten akoestisch onderzoek
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
4. Resultaten en conclusies
11
4.1. Resultaten Bouwdeel D In tabel 4.1 zijn de hoogst berekende geluidsbelastingen aan de beoogde gevels weergegeven van het vergroot bouwvlak van bouwdeel D. Tabel 4.1. Hoogst berekende geluidsbelastingen Bouwdeel D maximale geluidsbelastingen (in dB) Zwijnsbergenstraat
30 km/uur-wegen
wnp begane grond
42
45
wnp 1e verdieping
43
45
wnp 2 verdieping
44
46
wnp 3e verdieping
44
45
wnp 4 verdieping
45
45
wnp 5e verdieping
44
45
e
e
Bouwdeel E In tabel 4.2 zijn de hoogst berekende geluidsbelastingen aan de beoogde gevels weergegeven van het vergroot bouwvlak van bouwdeel E. Tabel 4.2. Hoogst berekende geluidsbelastingen Bouwdeel E maximale geluidsbelastingen (in dB) Zwijnsbergenstraat
30 km/uur-wegen
wnp begane grond
40
38
wnp 1e verdieping
41
39
wnp 2 verdieping
42
41
wnp 3e verdieping
45
41
e
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
120187.008928.00
12
Resultaten en conclusies
4.2. Conclusies De hoogst berekende geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde bouwvlakken van bouwdelen D en E ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Zwijnsbergenstraat bedraagt minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke normen uit de Wgh en het geluidbeleid van de gemeente Breda. Ten gevolge van de overige wegen (30km/uur) bedraagt de geluidsbelasting minder dan de richtwaarde van 48 dB. Hiermee is sprake van een acceptabel akoestisch klimaat. Het aspect wegverkeerslawaai staat het planologisch regelen van de gewijzigde bouwvlakken niet in de weg.
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Verkeersgegevens
1
120187.008928.00
2
Bijlage 1
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
120187.008928.00r
4
Bijlage 1
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Modeloverzicht
1
120187.008928.00
2
Bijlage 2
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Resultaten
1
120187.008928.00
2
Bijlage 3
120187.008928.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Lden t.g.v. Zwijnsbergenstraat Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Zwijnbergenstraat Ja
Naam Toetspunt wnp 01_A wnp 01_B wnp 01_C wnp 01_D wnp 01_E
Omschrijving wnp 01 wnp 01 wnp 01 wnp 01 wnp 01
wnp wnp wnp wnp wnp
01_F 02_A 02_B 02_C 02_D
wnp wnp wnp wnp wnp
wnp wnp wnp wnp wnp
02_E 02_F 03_A 03_B 03_C
wnp wnp wnp wnp wnp
Hoogte 3.18 6.14 9.10 12.06 15.02
Lden 23 24 24 19 18
01 02 02 02 02
17.98 3.18 6.14 9.10 12.06
1 39 39 40 40
wnp wnp wnp wnp wnp
02 02 03 03 03
15.02 17.98 3.18 6.14 9.10
41 41 40 41 41
03_D 03_E 03_F 04_A 04_B
wnp wnp wnp wnp wnp
03 03 03 04 04
12.06 15.02 17.98 3.18 6.14
42 42 42 42 43
wnp wnp wnp wnp wnp
04_C 04_D 04_E 04_F 05_A
wnp wnp wnp wnp wnp
04 04 04 04 05
9.10 12.06 15.02 17.98 3.18
44 44 45 44 39
wnp wnp wnp wnp wnp
05_B 05_C 05_D 05_E 05_F
wnp wnp wnp wnp wnp
05 05 05 05 05
6.14 9.10 12.06 15.02 17.98
40 41 42 43 44
wnp wnp wnp wnp wnp
06_A 06_B 06_C 06_D 06_E
wnp wnp wnp wnp wnp
06 06 06 06 06
3.18 6.14 9.10 12.06 15.02
34 35 38 40 42
wnp wnp wnp wnp wnp
06_F 07_A 07_B 07_C 07_D
wnp wnp wnp wnp wnp
06 07 07 07 07
17.98 3.18 6.14 9.10 12.06
44 26 29 35 38
wnp wnp wnp wnp wnp
07_E 07_F 08_A 08_B 08_C
wnp wnp wnp wnp wnp
07 07 08 08 08
15.02 17.98 3.18 6.14 9.10
40 41 26 30 35
wnp wnp wnp wnp wnp
08_D 08_E 08_F 09_A 09_B
wnp wnp wnp wnp wnp
08 08 08 09 09
12.06 15.02 17.98 3.18 6.14
38 39 39 23 24
wnp wnp wnp wnp wnp
09_C 09_D 09_E 09_F 10_A
wnp wnp wnp wnp wnp
09 09 09 09 10
9.10 12.06 15.02 17.98 3.18
27 26 15 9 23
wnp 10 wnp 10
6.14 9.10
25 28
wnp 10_B wnp 10_C
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:19:31 PM
Lden t.g.v. Zwijnsbergenstraat Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Zwijnbergenstraat Ja
Naam Toetspunt wnp 10_D wnp 10_E wnp 10_F wnp 11_A wnp 11_B
Omschrijving wnp 10 wnp 10 wnp 10 wnp 11 wnp 11
wnp wnp wnp wnp wnp
11_C 11_D 12_A 12_B 12_C
wnp wnp wnp wnp wnp
wnp wnp wnp wnp wnp
12_D 13_A 13_B 13_C 13_D
wnp wnp wnp wnp wnp
Hoogte 12.06 15.02 17.98 1.50 4.46
Lden 25 19 15 34 35
11 11 12 12 12
7.42 10.27 1.50 4.46 7.42
36 37 40 41 42
wnp wnp wnp wnp wnp
12 13 13 13 13
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
44 39 40 42 45
14_A 14_B 14_C 14_D 15_A
wnp wnp wnp wnp wnp
14 14 14 14 15
1.50 4.46 7.42 10.27 1.50
36 38 42 45 32
wnp wnp wnp wnp wnp
15_B 15_C 15_D 16_A 16_B
wnp wnp wnp wnp wnp
15 15 15 16 16
4.46 7.42 10.27 1.50 4.46
35 40 44 38 41
wnp wnp wnp wnp wnp
16_C 16_D 17_A 17_B 17_C
wnp wnp wnp wnp wnp
16 16 17 17 17
7.42 10.27 1.50 4.46 7.42
43 45 38 40 43
wnp wnp wnp wnp wnp
17_D 18_A 18_B 18_C 18_D
wnp wnp wnp wnp wnp
17 18 18 18 18
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
44 38 40 42 43
wnp wnp wnp wnp wnp
19_D 20_A 20_B 20_C 20_D
wnp wnp wnp wnp wnp
19 20 20 20 20
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
31 32 33 34 35
wnp wnp wnp wnp wnp
21_A 21_B 21_C 22_A 22_B
wnp wnp wnp wnp wnp
21 21 21 22 22
1.50 4.46 7.42 1.50 4.46
37 38 41 33 35
wnp wnp wnp wnp wnp
22_C 23_A 23_B 23_C 24_A
wnp wnp wnp wnp wnp
22 23 23 23 24
7.42 1.50 4.46 7.42 1.50
38 22 23 27 21
wnp wnp wnp wnp wnp
24_B 24_C 25_A 25_B 25_C
wnp wnp wnp wnp wnp
24 24 25 25 25
4.46 7.42 1.50 4.46 7.42
23 26 22 24 27
wnp 26 wnp 26
1.50 4.46
30 31
wnp 26_A wnp 26_B
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:19:31 PM
Lden t.g.v. Zwijnsbergenstraat Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt wnp 26_C
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten Zwijnbergenstraat Ja
Omschrijving wnp 26
Hoogte 7.42
Lden 32
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:19:31 PM
Lden t.g.v. 30 km/uur-wegen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten 30 kmu wegen Ja
Naam Toetspunt wnp 01_A wnp 01_B wnp 01_C wnp 01_D wnp 01_E
Omschrijving wnp 01 wnp 01 wnp 01 wnp 01 wnp 01
wnp wnp wnp wnp wnp
01_F 02_A 02_B 02_C 02_D
wnp wnp wnp wnp wnp
wnp wnp wnp wnp wnp
02_E 02_F 03_A 03_B 03_C
wnp wnp wnp wnp wnp
Hoogte 3.18 6.14 9.10 12.06 15.02
Lden 42 42 43 43 42
01 02 02 02 02
17.98 3.18 6.14 9.10 12.06
42 45 45 46 45
wnp wnp wnp wnp wnp
02 02 03 03 03
15.02 17.98 3.18 6.14 9.10
45 45 45 45 46
03_D 03_E 03_F 04_A 04_B
wnp wnp wnp wnp wnp
03 03 03 04 04
12.06 15.02 17.98 3.18 6.14
45 45 45 41 42
wnp wnp wnp wnp wnp
04_C 04_D 04_E 04_F 05_A
wnp wnp wnp wnp wnp
04 04 04 04 05
9.10 12.06 15.02 17.98 3.18
42 42 42 41 37
wnp wnp wnp wnp wnp
05_B 05_C 05_D 05_E 05_F
wnp wnp wnp wnp wnp
05 05 05 05 05
6.14 9.10 12.06 15.02 17.98
38 39 38 38 38
wnp wnp wnp wnp wnp
06_A 06_B 06_C 06_D 06_E
wnp wnp wnp wnp wnp
06 06 06 06 06
3.18 6.14 9.10 12.06 15.02
34 35 36 37 37
wnp wnp wnp wnp wnp
06_F 07_A 07_B 07_C 07_D
wnp wnp wnp wnp wnp
06 07 07 07 07
17.98 3.18 6.14 9.10 12.06
37 29 31 33 35
wnp wnp wnp wnp wnp
07_E 07_F 08_A 08_B 08_C
wnp wnp wnp wnp wnp
07 07 08 08 08
15.02 17.98 3.18 6.14 9.10
36 37 33 34 35
wnp wnp wnp wnp wnp
08_D 08_E 08_F 09_A 09_B
wnp wnp wnp wnp wnp
08 08 08 09 09
12.06 15.02 17.98 3.18 6.14
36 37 37 35 36
wnp wnp wnp wnp wnp
09_C 09_D 09_E 09_F 10_A
wnp wnp wnp wnp wnp
09 09 09 09 10
9.10 12.06 15.02 17.98 3.18
38 39 39 40 38
wnp 10 wnp 10
6.14 9.10
39 40
wnp 10_B wnp 10_C
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:19:46 PM
Lden t.g.v. 30 km/uur-wegen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten 30 kmu wegen Ja
Naam Toetspunt wnp 10_D wnp 10_E wnp 10_F wnp 11_A wnp 11_B
Omschrijving wnp 10 wnp 10 wnp 10 wnp 11 wnp 11
wnp wnp wnp wnp wnp
11_C 11_D 12_A 12_B 12_C
wnp wnp wnp wnp wnp
wnp wnp wnp wnp wnp
12_D 13_A 13_B 13_C 13_D
wnp wnp wnp wnp wnp
Hoogte 12.06 15.02 17.98 1.50 4.46
Lden 40 40 41 35 36
11 11 12 12 12
7.42 10.27 1.50 4.46 7.42
37 38 38 39 40
wnp wnp wnp wnp wnp
12 13 13 13 13
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
41 38 39 41 41
14_A 14_B 14_C 14_D 15_A
wnp wnp wnp wnp wnp
14 14 14 14 15
1.50 4.46 7.42 10.27 1.50
35 36 37 37 33
wnp wnp wnp wnp wnp
15_B 15_C 15_D 16_A 16_B
wnp wnp wnp wnp wnp
15 15 15 16 16
4.46 7.42 10.27 1.50 4.46
34 35 36 32 34
wnp wnp wnp wnp wnp
16_C 16_D 17_A 17_B 17_C
wnp wnp wnp wnp wnp
16 16 17 17 17
7.42 10.27 1.50 4.46 7.42
35 36 33 35 36
wnp wnp wnp wnp wnp
17_D 18_A 18_B 18_C 18_D
wnp wnp wnp wnp wnp
17 18 18 18 18
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
37 34 35 36 37
wnp wnp wnp wnp wnp
19_D 20_A 20_B 20_C 20_D
wnp wnp wnp wnp wnp
19 20 20 20 20
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
37 33 34 35 36
wnp wnp wnp wnp wnp
21_A 21_B 21_C 22_A 22_B
wnp wnp wnp wnp wnp
21 21 21 22 22
1.50 4.46 7.42 1.50 4.46
34 35 36 34 36
wnp wnp wnp wnp wnp
22_C 23_A 23_B 23_C 24_A
wnp wnp wnp wnp wnp
22 23 23 23 24
7.42 1.50 4.46 7.42 1.50
38 35 36 37 34
wnp wnp wnp wnp wnp
24_B 24_C 25_A 25_B 25_C
wnp wnp wnp wnp wnp
24 24 25 25 25
4.46 7.42 1.50 4.46 7.42
36 37 26 27 29
wnp 26 wnp 26
1.50 4.46
33 34
wnp 26_A wnp 26_B
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:19:46 PM
Lden t.g.v. 30 km/uur-wegen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt wnp 26_C
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten 30 kmu wegen Ja
Omschrijving wnp 26
Hoogte 7.42
Lden 34
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:19:46 PM
Gecumuleerde geluidsbelastingen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Nee
Naam Toetspunt wnp 01_A wnp 01_B wnp 01_C wnp 01_D wnp 01_E
Omschrijving wnp 01 wnp 01 wnp 01 wnp 01 wnp 01
wnp wnp wnp wnp wnp
01_F 02_A 02_B 02_C 02_D
wnp wnp wnp wnp wnp
wnp wnp wnp wnp wnp
02_E 02_F 03_A 03_B 03_C
wnp wnp wnp wnp wnp
Hoogte 3.18 6.14 9.10 12.06 15.02
Lden 46.71 47.43 47.66 47.72 47.48
01 02 02 02 02
17.98 3.18 6.14 9.10 12.06
47.39 50.74 51.39 51.67 51.65
wnp wnp wnp wnp wnp
02 02 03 03 03
15.02 17.98 3.18 6.14 9.10
51.59 51.52 50.98 51.65 51.97
03_D 03_E 03_F 04_A 04_B
wnp wnp wnp wnp wnp
03 03 03 04 04
12.06 15.02 17.98 3.18 6.14
52.01 51.91 51.89 49.33 50.14
wnp wnp wnp wnp wnp
04_C 04_D 04_E 04_F 05_A
wnp wnp wnp wnp wnp
04 04 04 04 05
9.10 12.06 15.02 17.98 3.18
50.81 51.12 51.31 51.19 46.07
wnp wnp wnp wnp wnp
05_B 05_C 05_D 05_E 05_F
wnp wnp wnp wnp wnp
05 05 05 05 05
6.14 9.10 12.06 15.02 17.98
47.16 48.13 48.76 49.48 50.10
wnp wnp wnp wnp wnp
06_A 06_B 06_C 06_D 06_E
wnp wnp wnp wnp wnp
06 06 06 06 06
3.18 6.14 9.10 12.06 15.02
42.32 43.32 45.18 46.69 48.37
wnp wnp wnp wnp wnp
06_F 07_A 07_B 07_C 07_D
wnp wnp wnp wnp wnp
06 07 07 07 07
17.98 3.18 6.14 9.10 12.06
49.47 35.59 37.97 42.36 45.09
wnp wnp wnp wnp wnp
07_E 07_F 08_A 08_B 08_C
wnp wnp wnp wnp wnp
07 07 08 08 08
15.02 17.98 3.18 6.14 9.10
46.34 47.35 38.59 40.46 43.16
wnp wnp wnp wnp wnp
08_D 08_E 08_F 09_A 09_B
wnp wnp wnp wnp wnp
08 08 08 09 09
12.06 15.02 17.98 3.18 6.14
45.08 45.76 46.46 40.56 41.71
wnp wnp wnp wnp wnp
09_C 09_D 09_E 09_F 10_A
wnp wnp wnp wnp wnp
09 09 09 09 10
9.10 12.06 15.02 17.98 3.18
43.05 44.14 44.42 44.53 43.17
wnp 10 wnp 10
6.14 9.10
44.27 45.13
wnp 10_B wnp 10_C
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:20:18 PM
Gecumuleerde geluidsbelastingen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Nee
Naam Toetspunt wnp 10_D wnp 10_E wnp 10_F wnp 11_A wnp 11_B
Omschrijving wnp 10 wnp 10 wnp 10 wnp 11 wnp 11
wnp wnp wnp wnp wnp
11_C 11_D 12_A 12_B 12_C
wnp wnp wnp wnp wnp
wnp wnp wnp wnp wnp
12_D 13_A 13_B 13_C 13_D
wnp wnp wnp wnp wnp
Hoogte 12.06 15.02 17.98 1.50 4.46
Lden 45.35 45.44 45.53 42.58 43.75
11 11 12 12 12
7.42 10.27 1.50 4.46 7.42
44.71 45.32 46.92 48.14 49.38
wnp wnp wnp wnp wnp
12 13 13 13 13
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
50.59 46.77 48.01 49.61 51.11
14_A 14_B 14_C 14_D 15_A
wnp wnp wnp wnp wnp
14 14 14 14 15
1.50 4.46 7.42 10.27 1.50
43.70 45.31 48.10 50.67 40.50
wnp wnp wnp wnp wnp
15_B 15_C 15_D 16_A 16_B
wnp wnp wnp wnp wnp
15 15 15 16 16
4.46 7.42 10.27 1.50 4.46
42.78 46.52 49.45 44.33 46.57
wnp wnp wnp wnp wnp
16_C 16_D 17_A 17_B 17_C
wnp wnp wnp wnp wnp
16 16 17 17 17
7.42 10.27 1.50 4.46 7.42
48.91 50.45 44.40 46.43 48.44
wnp wnp wnp wnp wnp
17_D 18_A 18_B 18_C 18_D
wnp wnp wnp wnp wnp
17 18 18 18 18
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
49.42 44.17 46.04 47.78 48.90
wnp wnp wnp wnp wnp
19_D 20_A 20_B 20_C 20_D
wnp wnp wnp wnp wnp
19 20 20 20 20
10.27 1.50 4.46 7.42 10.27
42.62 40.71 41.75 42.71 43.47
wnp wnp wnp wnp wnp
21_A 21_B 21_C 22_A 22_B
wnp wnp wnp wnp wnp
21 21 21 22 22
1.50 4.46 7.42 1.50 4.46
43.41 45.15 47.04 41.71 43.79
wnp wnp wnp wnp wnp
22_C 23_A 23_B 23_C 24_A
wnp wnp wnp wnp wnp
22 23 23 23 24
7.42 1.50 4.46 7.42 1.50
45.93 39.99 41.51 42.73 39.48
wnp wnp wnp wnp wnp
24_B 24_C 25_A 25_B 25_C
wnp wnp wnp wnp wnp
24 24 25 25 25
4.46 7.42 1.50 4.46 7.42
40.80 41.99 32.35 33.88 36.14
wnp 26 wnp 26
1.50 4.46
39.32 40.38
wnp 26_A wnp 26_B
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:20:18 PM
Gecumuleerde geluidsbelastingen Rapport: Model: Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt wnp 26_C
Resultatentabel model 2022 LAeq totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Nee
Omschrijving wnp 26
Hoogte 7.42
Lden 41.24
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.91
1/5/2012 12:20:18 PM
Flora- en faunawet Quick Scan Locatie Verzoek Beschrijving terrein
Overakkerstraat 99-111 (Zorgcentrum IJpelaar) Nieuwbouw Het projectgebied is gelegen aan de zuidkant van de stad, ingesloten door Croystraat, Mathenessestraat, Vrederuststraat, Overakkerstraat en de Zwijnsbergenstraat. Het bestaat uit diverse gebouwen van het zorgcentrum Ijpelaar in een parklandschap. Het is globaal voor 50 procent bebouwd.
Ecologische gegevens, ~ opmerkingen Flora
Zoogdieren
Het groen binnen het projectgebied bestaat vrijwel uitsluitend uit cultuurgroen op enkele kruiden na. Op het terrein staan diverse oude bomen, waaronder platanen en wilgen. Er zijn echter geen bedreigde en/of beschermde soorten waargenomen. Deze worden gezien het biotoop en hun verspreiding ook niet verwacht. Het terrein is door zijn parkachtige inrichting uitermate geschikt voor algemeen beschermde grondgebonden zoogdiersoorten. In het kader van de AMvB art. 75 geldt voor deze soorten een algemene vrijstelling voor dit soort maatregelen. De enige streng beschermde soorten die verwacht worden zijn vleermuizen. Er staan namelijk diverse oude bomen op het terrein en ook de bestaande bebouwing die kunnen dienen als vaste rust- en verblijfplaats. Naderonderzoek is noodzakelijk om de effecten te kunnen inschatten.
Avifauna Herpetofauna Flora- en faunawet Nadere inventarisatie gewenst? Extern ecologisch adviesbureau? Ontheffingsaanvraag?
Het groen biedt volop broedgelegenheid voor diverse vogels. Nvt*
Ja, vleermuizen Ja, tenzij Jeroen Stoutjesdijk tijd kan vinden. Is afhankelijk van de mogelijke effecten op vleermuizen. Hiervoor is eerst naderonderzoek noodzakelijk.
Compensatie mogelijkheden Andere ecologische en milieuaspecten
Verwijdering van bomen en struiken op het terrein dient buiten het broedseizoen (medio maart – medio juli) te gebeuren!
Onderzoeker Datum onderzoek
W. Schuitema, gemeente Breda 17 september 2012
*:
‘ Niet van toepassing’ moet uitgelegd worden als ‘flora en fauna beperkt tot algemeen voorkomende soorten, stringenter beschermde soorten verondersteld afwezig; populaties van voorkomende soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd a.g.v. de geplande ingreep’.
OntwikkelingsDienst Breda Vakdirectie Milieu
Pagina 1 van 2
25-4-2013
Flora- en faunawet Quick Scan
Parklandschap binnen het onderzoeksgebied
Zorgcentrum IJpelaar
OntwikkelingsDienst Breda Vakdirectie Milieu
Pagina 2 van 2
25-4-2013
Adviesgroep AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
Project : 132466 Datum : 22 maart 2013 Auteur : ing. A.M. op den Dries ir. G.A.M. Golbach
Opdrachtgever: Gemeente Breda t.a.v. R.M. van Nispen Postbus 90156 4800 RH Breda
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding .......................................................................................................................... 2 2. Gegevens risicoberekening .......................................................................................... 3 2.1. Inleiding ..................................................................................................................... 3 2.2. Ongevalscenario’s tank ............................................................................................. 3 2.3. Ongevalscenario’s tankauto ...................................................................................... 4 2.4. BLEVE-frequentie tankauto ....................................................................................... 4 2.5. Parameters ................................................................................................................ 7 2.6. Aanwezigen rond het tankstation .............................................................................. 7 3. Groepsrisico .................................................................................................................12 4. Conclusie ......................................................................................................................17 Referenties .......................................................................................................................18
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
2
1. Inleiding De gemeente Breda is voornemens het bestemmingsplan IJpelaar aan te passen middels een wijzigingsplan zodat het hier aanwezige woonzorgcentrum uitgebreid kan worden. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het Esso LPG-tankstation aan de Zwijnsbergenstraat 5-7. Inzicht in de externe veiligheid van het LPG-tankstation is noodzakelijk. In deze studie wordt het groepsrisico berekend dat wordt veroorzaakt door het LPG-tankstation. De berekening wordt gebruikt bij de verantwoording van het groepsrisico. Voor de berekening wordt uitgegaan van de maximaal vergunde doorzet 3 van 1000 m /jr. Dit rapport is een aanpassing van het rapport uit 2007 [7]. De gegevens voor de risicoberekening worden samengevat in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt inzicht gegeven in het groepsrisico veroorzaakt door het LPG-tankstation. Hoofdstuk 4 bevat de conclusie.
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
3
2. Gegevens risicoberekening 2.1. Inleiding Informatie betreffende de ligging van het LPG-tankstation is verkregen van de gemeente. 3 De inrichting heeft een ondergronds opgestelde tank van 20 m . De berekening van het groepsrisico wordt uitgevoerd voor een maximale doorzet tot 1000 m3/jr. Voor een LPG-tankstation wordt het extern veiligheidsrisico bepaald door ongevalscenario’s van de tank en de tankauto aanwezig tijdens de bevoorrading. Andere ongevalscenario’s, bijvoorbeeld het falen van de vloeistofleiding tussen het vulpunt en de tank of tussen de tank en de afleverzuil, leveren een te verwaarlozen bijdrage aan het risico. De berekening van het risico wordt uitgevoerd volgens de voorschriften opgenomen in de Handleiding risicoberekeningen Bevi [3], het stappenplan groepsrisico [4] en een specifiek berekeningsvoorschrift [5]. Het stappenplan en het specifieke berekeningsvoorschrift houden rekening met de invloed van de omgeving op de BLEVEfrequentie van de lossende tankauto.
2.2. Ongevalscenario’s tank De tank heeft een volume van 20 m3 met een maximale inhoud van 9.2 ton (de maximale vullingsgraad). Tabel 1 toont de frequentie en bronsterkte voor de ongevalscenario’s.
Scenario O.1 O.2 O.3
Instantaan Continu 10 min Continu 10 mm
O.4 O.5 O.6 O.7
Vloeistofleiding – breuk Vloeistofleiding – lekkage Afleverleiding – breuk Afleverleiding – lekkage
Tabel 1.
Ongevalscenario’s tank
Frequentie [/jr] 5.0 10-7 5.0 10-7 1.0 10-5
Bron sterkte 9.2 ton 15.5 kg/s 1.1 kg/s
5.0 10-6 1.5 10-5 3.8 10-5 1.1 10-4
2.9 kg/s 0.11 kg/s 2.9 kg/s 0.11 kg/s
Toelichting Maximale inhoud Maximale inhoud in 600 s Vloeistofuitstroming met uitstroomcoëfficiënt Cd=0.60 Lengte 10 m, diameter 1.25” Lengte 10 m Lengte 75 m, diameter 1.25“ Lengte 75 m
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
4
2.3. Ongevalscenario’s tankauto Voor een doorzet tot 1000 m3/jr zijn er standaard 70 lossingen nodig van elk 30 min. De lostijd per jaar is dan 35 uur (0.4% van de tijd). Bevoorrading vindt plaats met een tankauto van 60 m 3 en een maximale inhoud van 26.7 ton. De tankauto kan bij aankomst op de inrichting voor 100%, 67% of 33% gevuld zijn. Deze gegevens worden gebruikt om met een initiële ongevalfrequentie de frequentie van de ongevalscenario’s voor de inrichting af te leiden. Voor de ongevalscenario’s instantaan falen en uitstroming uit de grootste aansluiting wordt de initiële ongevalfrequentie vermenigvuldigd met de fractie gedurende het jaar dat de betreffende tankauto aanwezig is binnen de inrichting. Voor volledige breuk van de pomp is rekening gehouden met de beperking van de uitstroomtijd door een doorstroombegrenzer. De kans dat de doorstroombegrenzer niet sluit is 0.06. Voor volledige breuk van de losslang is rekening gehouden met de beperking van de uitstroomtijd door een andere doorstroombegrenzer. De kans dat deze doorstroombegrenzer niet sluit is 0.12. 3
Tabel 2 toont de ongevalscenario’s voor een doorzet tot 1000 m /jr.
Scenario T.1 T.2 P.1
P.2
P.3 L.1
L.2
L.3
Tabel 2.
Instantaan vulgraad 100% Continu grootste aansluiting Breuk pomp doorstroombegrenzer sluit Breuk pomp doorstroombegrenzer sluit niet Lekkage pomp Breuk losslang doorstroombegrenzer sluit Breuk losslang doorstroombegrenzer sluit niet Lekkage losslang
Frequentie [/jr] 2.0 10-9
Bron sterkte 26.7 ton
Toelichting
2.0 10-9
65.8 kg/s
3.8 10-7
20.8 kg/s
2.4 10-8
20.8 kg/s
Vloeistof 3 inch gat, uitstroomcoëfficiënt Cd=0.60 Leiding 5 m, diameter 3”, duur 5 s en leidinginhoud 102 kg Leiding 5 m, diameter 3”, duur 1800 s
1.8 10-5
0.7 kg/s
1.2 10-5
8.3 kg/s
1.7 10-6
8.3 kg/s
1.4 10-3
0.3 kg/s
Maximale inhoud
Vloeistof 7.6 mm gat, uitstroomcoëfficiënt Cd=0.60 Leiding 5 m, diameter 2”, duur 5 s en leidinginhoud 65 kg Leiding 5 m, diameter 2”, duur 1800 s Vloeistof 5 mm gat, uitstroomcoëfficiënt Cd=0.60
Ongevalscenario’s overslag tankauto doorzet tot 1000 m3/jr
2.4. BLEVE-frequentie tankauto Voor de frequentie van een BLEVE van een tankauto tijdens bevoorrading wordt de specifieke modellering voor een LPG-tankstation gevolgd [4 en 5]. Drie oorzaken worden onderscheiden, te weten brand van het LPG-systeem, omgevingsbrand en mechanische inslag. De belangrijkste oorzaak van een BLEVE is een omgevingsbrand. De afspraak in
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
5
het LPG-convenant om een hittewerende coating aan te brengen op de tankauto is mede ingegeven door de mogelijkheid om de gevolgen van een omgevingsbrand beter te kunnen beheersen. In het modelleringsvoorschrift is ook aangegeven dat, mits bepaalde afstanden tot objecten worden aangehouden, de frequentie op een BLEVE door een omgevingsbrand wel een factor tien kleiner kan zijn. Deze afstanden zijn voorgeschreven in het Besluit LPG-tankstations Hinderwet uit 1988 (maar zijn aangepast in het stappenplan van het RIVM). Een andere belangrijke oorzaak is de mechanische inslag veroorzaakt door een voertuig dat botst met de lossende tankauto. Voor een BLEVE veroorzaakt door een brand van het LPG-systeem wordt uitgegaan van -10 een frequentie van 5.8 10 /uur voor een onbeschermde tankauto. Door de hittewerende coating wordt de BLEVE-frequentie verlaagd met een factor twintig [5]. Voor een doorzet 3 -10 -9 tot 1000 m /jr volgt dan een frequentie van 0.05 x 35 x 5.8 10 = 1.0 10 /jr op dit scenario B.1. Aangenomen wordt dat de tankauto maximaal is gevuld. Voor een omgevingsbrand geldt dat de afstand tussen de opstelplaats van de LPGtankauto en een aantal met name genoemde objecten groter moet zijn dan de minimaal benodigde afstand. Toetsing wordt uitgevoerd voor de benzine en LPG-afleverzuil, gebouwen en voor de opstelplaats van de benzinetankauto. In het Besluit LPGtankstations (en daarmee in de milieuvergunning) is opgenomen dat de benzinetankauto niet tegelijkertijd met de LPG-tankauto op de inrichting aanwezig mag zijn. Deze oorzaak is daarmee uit te sluiten. Tabel 3 vat de beoordeling samen. De frequentie op een -7 omgevingsbrand voor 100 verladingen is dan afgerond 2 10 /jr (zie tabel 2b in [4] of tabel 5 in [5]).
Object omgevingsbrand
LPG-afleverzuil personenauto’s Benzine afleverzuil personenauto’s Opstelplaats benzinetankauto Gebouwen zonder brandbescherming (hoogte < 5 m)
Tabel 3.
Toetsings afstand [m] 17.5 5 25 10
Vulpunt binnen deze afstand? Nee Nee n.v.t. Nee
Toetsing bijdrage omgevingsbrand aan de BLEVE-frequentie (toetsingsafstand conform stappenplan RIVM)
Tabel 4 toont de specifieke BLEVE frequentie voor de huidige situatie veroorzaakt door een externe brand afhankelijk van de vulgraad. De kans op een BLEVE gegeven een brand is afhankelijk van de vulgraad. Deze kans is 0.19, 0.46 of 0.73 voor een vulgraad van respectievelijk 100%, 67% en 33%. Verder wordt ervan uitgegaan dat de tankauto is voorzien van een hittewerende coating. Er wordt aangenomen dat de BLEVE-frequentie hierdoor wordt verlaagd met een factor twintig. Deze aanname is opgenomen in de notitie QRA berekening LPG-tankstations van het RIVM [5].
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
Scenario
B.2 B.3 B.4
BLEVE vulgraad 100% BLEVE vulgraad 67% BLEVE vulgraad 33%
Basis frequentie [per 100 verladingen] 2 10-7 2 10-7 2 10-7
6
Factor
Frequentie [/jr]
70/100 x 0.333 x 0.19 x 0.05 70/100 x 0.333 x 0.46 x 0.05 70/100 x 0.333 x 0.73 x 0.05
4.4 10-10 1.1 10-9 1.7 10-9
Specifieke BLEVE frequentie tankauto doorzet tot 1000 m3/jr door externe brand
Tabel 4.
Tabel 5 toont de ongevalsscenario’s. De BLEVE wordt gemodelleerd met de barstdruk gelijk aan 24.5 bara.
Scenario B.2 B.3 B.4
BLEVE vulgraad 100% BLEVE vulgraad 67% BLEVE vulgraad 33%
Frequentie [/jr] 4.4 10-10 1.1 10-9 1.7 10-9
Bron sterkte 26.7 ton 17.8 ton 8.9 ton
Toelichting Maximale inhoud 100% Maximale inhoud 67% Maximale inhoud 33%
Ongevalsscenario’s BLEVE tankauto doorzet tot 1000 m3/jr door externe brand
Tabel 5.
Een BLEVE van de tankauto kan ook plaatsvinden door externe impact (aanrijdingen). De frequentie is afhankelijk van het type opstelplaats. Voor dit tankstation wordt uitgegaan van de waarde voor een opstelplaats langs een weg met maximumsnelheid < 70 km/uur. Tabel 6 toont de specifieke BLEVE frequentie. Tabel 7 toont de ongevalsscenario’s. De BLEVE wordt gemodelleerd met de barstdruk gelijk aan de evenwichtsdruk bij omgevingstemperatuur.
Scenario
B.5 B.6 B.7
BLEVE vulgraad 100% BLEVE vulgraad 67% BLEVE vulgraad 33%
Frequentie [/jr]
5.4 10-8 5.4 10-8 5.4 10-8
70/100 x 0.333 70/100 x 0.333 70/100 x 0.333
Specifieke BLEVE frequentie tankauto doorzet tot 1000 m /jr door mechanische inslag (aanrijdingen)
Scenario
Tabel 7.
Factor
3
Tabel 6.
B.5 B.6 B.7
Basis frequentie [per 100 verladingen] 2.3 10-7 2.3 10-7 2.3 10-7
BLEVE vulgraad 100% BLEVE vulgraad 67% BLEVE vulgraad 33%
Frequentie [/jr] 5.4 10-8 5.4 10-8 5.4 10-8
Bron sterkte 26.7 ton 17.8 ton 8.9 ton
Toelichting Maximale inhoud 100% Maximale inhoud 67% Maximale inhoud 33% 3
Ongevalsscenario’s BLEVE tankauto doorzet 1000 tot m /jr door mechanische inslag (aanrijdingen)
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
7
2.5. Parameters De standaard parameters van Safeti-NL versie 6.54 zijn gebruikt voor de berekening. De gegevens voor het weerstation Gilze-Rijen worden gebruikt voor de kans op het voorkomen van een bepaalde weersklasse. De ruwheidslengte is 0.3 m.
2.6. Aanwezigen rond het tankstation Voor een schatting van het aantal dodelijke slachtoffers van een BLEVE geldt dat binnen de (cirkelvormige) 35 kW/m 2 contour iedereen zal overlijden, ongeacht beschermende factoren zoals kleding of het verblijf in een gebouw. Buiten deze contour geldt dat alleen personen gedood kunnen worden die zich buitenshuis bevinden, waarbij tevens conform PGS 3 het beschermende effect van de kleding (een reductiefactor voor de kans op overlijden van 0.14) nog mee dient te worden genomen. De bijdrage aan het totaal aantal dodelijke slachtoffers buiten de 35 kW/m2 contour is te verwaarlozen. In het Revi wordt daarom ook als invloedsgebied voor het groepsrisico een cirkelvormig gebied met een straal van 150 m voorgeschreven. Voor deze berekening is de aanwezigheid van personen geïnventariseerd tot een afstand van circa 150 m rond het vulpunt en de tank. De maximale effectafstand voor 1% letaliteit bij onbeschermde blootstelling is weliswaar circa 300 m, maar personen aanwezig op grotere afstand dan 150 m hebben een te verwaarlozen bijdrage aan het groepsrisico. Figuur 1 toont de omgeving van het LPG-tankstation. De figuur toont tevens de ligging van de gebieden die voor de berekening van het groepsrisico zijn gemodelleerd. Deze gebieden zijn roze gemarkeerd. De gegevens voor de aanwezigheid van personen in de huidige situatie zijn samengevat in tabel 8 en 9. Er is onderscheid gemaakt tussen dag (8:00 tot 18:30 uur), avond (18:30 tot 23:30 uur) en nacht (23:30 tot 8:00 uur). Voor het aantal personen in de woningen is verondersteld dat er per woning gemiddeld 2.4 personen zijn gehuisvest, die op werkdagen overdag voor 50% aanwezig zijn en de rest van de tijd voor 100%. Dit is de standaard aanname voor het uitvoeren van een risicoanalyse [6]. Voor de twee bijzondere objecten is uitgegaan van: Het woonzorgcentrum De IJpelaar is gevestigd aan de Overakkerstraat 111. Voor overdag en ’s nachts is uitgegaan van de volledige bezetting door 130 personen van 18 verzorgingsbedden en 112 verzorgingshuisplaatsen (waarvan 50 vervangende ziekenhuiszorg). Tevens zijn overdag 30 en ’s nachts 5 personeelsleden aanwezig. Totaal overdag 160 en ’s nachts 135 personen. Stichting Valkenhorst, een opvang- en begeleidingscentrum voor vrouwen en kinderen, is gevestigd aan de Assumburgstraat 1. Er worden gemiddeld 95 vrouwen en kinderen opgevangen. Verondersteld is dat deze zowel overdag als ’s nachts aanwezig zijn. De organisatie heeft 66 fte’s. Verondersteld is dat er overdag 61 en ’s nachts 5 personen aanwezig zijn. Totaal overdag 156 en ’s nachts 100 personen. Er bevinden zich geen personen in de gebouwen die niet zijn gemarkeerd.
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
Label De IJpelaar Valkhorst Woningen 1 Woningen 2 Woningen 3 Woningen 4 Woningen 5 Woningen 6 Woningen 7 Woningen 8 Woningen 9
Tabel 8.
Avond 135 100 43.2 52.8 108 28.8 50.4 24 19.2 2.4 204
Nacht 135 100 43.2 52.8 108 28.8 50.4 24 19.2 2.4 204
Opmerking
18 woningen 22 woningen 45 woningen 12 woningen 21 woningen 10 woningen 8 woningen 1 woning 85 woningen
Schatting personen voor berekening van het groepsrisico op werkdagen, huidige situatie
Label De IJpelaar Valkhorst Woningen 1 Woningen 2 Woningen 3 Woningen 4 Woningen 5 Woningen 6 Woningen 7 Woningen 8 Woningen 9
Tabel 9.
Dag 160 156 21.6 26.4 54 14.4 25.2 12 9.6 1.2 102
8
Dag 160 156 43.2 52.8 108 28.8 50.4 24 19.2 2.4 204
Avond 135 100 43.2 52.8 108 28.8 50.4 24 19.2 2.4 204
Nacht 135 100 43.2 52.8 108 28.8 50.4 24 19.2 2.4 204
Opmerking
18 woningen 22 woningen 45 woningen 12 woningen 21 woningen 10 woningen 8 woningen 1 woning 85 woningen
Schatting personen voor berekening van het groepsrisico in het weekend, huidige situatie
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
Figuur 1.
Omgeving LPG-tankstation, huidige situatie
9
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
10
De panden in figuur 1 aangeduid met label De IJpelaar en Woningen 9 zullen worden vervangen door meerdere nieuwe panden. Figuur 2 toont de toekomstige situatie. In het gebied met label De IJpelaar B komt een woonkamer voor de dagopvang, een spreekkamer voor de huisarts, een behandelkamer voor een fysiotherapeut, een winkel, een kapsalon, enkele kantoren voor medewerkers en 16 appartementen (extramuraal). In het gebied met label De IJpelaar C komen twee algemene ruimtes voor bewoners, enkele kantoren voor medewerkers en 20 appartementen (intramuraal). In het gebied met label De IJpelaar D komen 35 appartementen (extramuraal). In het gebied met label De IJpelaar E komen 69 appartementen (extramuraal). In overleg met de opdrachtgever zijn aannames gemaakt voor het aantal aanwezigen per gebouw. Deze aannames zijn vermeld in tabel 10 en 11.
Label De IJpelaar B
Dag 54
Avond 26
Nacht 26
De IJpelaar C
54
24
24
De IJpelaar D
138
138
138
De IJpelaar E
70
70
70
Opmerking Woonkamer dagopvang: 10 overdag Huisarts: 2 overdag Fysiotherapeut: 2 overdag Winkel: 2 overdag Kapsalon: 2 overdag Kantoren: 10 overdag 10 grote appartementen: 20 personen 6 kleine appartementen: 6 personen 2x algemene ruimte: 20 overdag Kantoren: 10 overdag 20 appartementen, intramuraal, 1.2 personen per appartement (inclusief verzorgend personeel) 69 appartementen, extramuraal, 2 personen per appartement 35 appartementen, extramuraal, 2 personen per appartement
Tabel 10. Schatting personen voor berekening van het groepsrisico op werkdagen, toekomstige situatie
Label De IJpelaar B
Dag 36
Avond 26
Nacht 26
De IJpelaar C
44
24
24
De IJpelaar D De IJpelaar E
138 70
138 70
138 70
Opmerking Woonkamer dagopvang: 10 overdag 10 grote appartementen: 20 personen 6 kleine appartementen: 6 personen 2x algemene ruimte: 20 overdag 20 appartementen, intramuraal, 1.2 personen per appartement (inclusief verzorgend personeel) 69 appartementen, extramuraal 35 appartementen, extramuraal
Tabel 11. Schatting personen voor berekening van het groepsrisico in het weekend, toekomstige situatie
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
Figuur 2.
Omgeving LPG-tankstation, toekomstige situatie
11
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
12
3. Groepsrisico Er is onderscheid gemaakt in bevoorrading ’s avonds en bevoorrading overdag. Figuur 3 toont het groepsrisico voor bevoorrading overdag voor de huidige en toekomstige situatie. Het groepsrisico is in de huidige situatie kleiner dan de oriëntatiewaarde en in de toekomstige situatie groter dan de oriëntatiewaarde. De overschrijding van de oriëntatiewaarde wordt voornamelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van het ondergrondse LPG-reservoir. Het maximaal aantal slachtoffers wordt voornamelijk bepaald door het lossen van de LPG-tankauto. Door de ruimtelijke ontwikkeling stijgt het groepsrisico. Het maximum aantal slachtoffers bij bevoorrading overdag is circa 400 voor de huidige situatie en circa 500 voor de toekomstige situatie.
Vergelijking groepsrisico bij bevoorrading overdag 1.0E-05 Huidig Toekomstig
Oriëntatiewaarde
Frequentie
1.0E-06
1.0E-07
1.0E-08
1.0E-09 1
10
100
Slachtoffers
Figuur 3.
Groepsrisico bij bevoorrading overdag met doorzet tot 1000 m3/jr
1000
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
13
Figuur 4 toont het groepsrisico voor bevoorrading ‘s avonds voor de huidige en toekomstige situatie. Het groepsrisico is in de huidige situatie kleiner dan de oriëntatiewaarde en in de toekomstige situatie groter dan de oriëntatiewaarde. De overschrijding van de oriëntatiewaarde wordt voornamelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van het ondergrondse LPG-reservoir. Het maximaal aantal slachtoffers wordt voornamelijk bepaald door het lossen van de LPG-tankauto. Door de ontwikkeling stijgt het groepsrisico. Het maximum aantal slachtoffers bij bevoorrading ‘s avonds is circa 600 voor de huidige situatie en circa 600 voor de toekomstige situatie.
Vergelijking groepsrisico bij bevoorrading 's avonds 1.0E-05 Huidig Toekomstig
Oriëntatiewaarde
Frequentie
1.0E-06
1.0E-07
1.0E-08
1.0E-09 1
10
100
Slachtoffers
Figuur 4.
Groepsrisico bij bevoorrading ‘s avonds met doorzet tot 1000 m3/jr
1000
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
14
Tabel 12 toont het groepsrisico als factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde. In de tabel is aangegeven hoeveel de berekende frequentie op een bepaald aantal slachtoffers maximaal afwijkt van de oriëntatiewaarde. Een factor van 0.25 betekent dat het groepsrisico vier keer kleiner is dan de oriëntatiewaarde. Een factor hoger dan 1 betekent dat het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt.
Situatie Huidige situatie, bevoorrading overdag Huidige situatie, bevoorrading ’s avonds Toekomstige situatie, bevoorrading overdag Toekomstige situatie, bevoorrading ’s avonds
Factor t.o.v. OW 0.81 0.81 1.36 1.36
Tabel 12. Factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde van het hoogste groepsrisico
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
15
De ligging van de groepsrisicocurven uit figuren 3 en 4 zijn verkregen uit de Safeti-NL resultaten. In figuren 5 en 6 worden de groepsrisicocurven getoond die door Safeti-NL in een grafiek zijn gezet. Figuur 5 toont het groepsrisico voor de huidige situatie. Er is onderscheid gemaakt in bevoorrading overdag en bevoorrading ’s avonds. Het groepsrisico is kleiner bij bevoorrading overdag dan bij bevoorrading ‘s avonds.
Figuur 5.
Groepsrisico huidige situatie met doorzet tot 1000 m3/jr
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
16
Figuur 6 toont het groepsrisico voor de toekomstige situatie. Er is onderscheid gemaakt in bevoorrading overdag en bevoorrading ’s avonds. Het groepsrisico is ongeveer gelijk bij bevoorrading overdag en bij bevoorrading ‘s avonds.
Figuur 6.
Groepsrisico toekomstige situatie met doorzet tot 1000 m3/jr
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
17
4. Conclusie De gemeente Breda is voornemens het bestemmingsplan IJpelaar aan te passen middels een wijzigingsplan zodat het hier aanwezige woonzorgcentrum uitgebreid kan worden. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van LPG-tankstation Esso Trumpi. Het groepsrisico van het LPG-tankstation is berekend voor de huidige en toekomstige situatie voor zowel bevoorrading overdag als ‘s avonds. Het groepsrisico ligt in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde en in de toekomstige situatie boven de oriëntatiewaarde. Door de geplande ontwikkeling neemt het groepsrisico toe.
Groepsrisico LPG-tankstation Esso Trumpi in Breda
Referenties 1.
VROM
2004
Besluit externe veiligheid inrichtingen Staatsblad 2004, 250
2.
VROM
2004
Regeling externe veiligheid inrichtingen Staatscourant 23 september 2004, nr. 183
3.
RIVM
2009
Handleiding risicoberekeningen Bevi (versie 3.2 gedateerd 1 juli 2009)
4.
RIVM
2008
Stappenplan groepsrisicoberekening LPGtankstations (versie gedateerd 12 augustus 2008)
5.
RIVM
2008
QRA berekening LPG-tankstations (versie 1.1 gedateerd 29 mei 2008)
6.
VROM
2007
Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico Versie 1.0 november 2007
7.
AVIV
2007
Groepsrisico LPG-tankstation Trumpi in Breda Projectnummer 071140 Versie 23 augustus 2007
18
Planregels
23
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 Plan het bestemmingsplan ‘IJpelaar, wijzigingsplan Overakkerstraat 111’ van de gemeente Breda; 1.2 Bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2011027003-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen; 1.3 Aan- en uitbouwen een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt; 1.4 Aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5 Aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6 Archeologische waarden waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen; 1.7 Bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.8 Belwinkel elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons; 1.9 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik) 1. legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning; 2. het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.10 Bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 1.11 Bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.12 Bevoegd gezag bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
24
1.13 Bijgebouw een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.14 Bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.15 Bouwgrens de grens van een bouwvlak; 1.16 Bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, en zolder; 1.17 Bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.18 Bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel; 1.19 Bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.20 Bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.21 Dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.22 Dakopbouw een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw; 1.23 Dienstverlening bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, reisbureau en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen; 1.24 Dove gevel een geluidwerende gevel zonder te openen delen, met uitzondering van openingen die toegang bieden naar niet-geluidgevoelige ruimten. De gevel is zodanig opgebouwd, dat de ruimte aan de buitenzijde van een dergelijke gevel niet als 'buitenruimte' (tuin, terras, balkon) kan worden aangemerkt; 1.25 Gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.26 Geluidsgevoelig object een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder;
25
1.27 Geluidsgevoelige ruimte een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van minimaal 11 m 2; 1.28 Geluidsluwe gevel een gevel die in beperkte mate door geluid wordt belast en waaraan tenminste één verblijfsruimte met te openen delen - grenst. De gevelbelasting dient voor alle geluidsoorten aan de voorkeursgrenswaarden te voldoen; 1.29 Groepsrisico het groepsrisico geeft de cumulatieve kansen aan per jaar, dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval plaatsvindt binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke (afval)stof of bestrijdingsmiddel betrokken is; 1.30 Growshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze kweekbenodigdheden; 1.31 Headshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden; 1.32 Maatschappelijke voorzieningen voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch en/of zorgwonen), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen; 1.33 Nok het snijpunt van twee hellende vlakken; 1.34 Nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie; 1.35 Onderbouw een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen; 1.36 Ondergeschikte functie een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt; 1.37 Prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.38 Ruimtelijke kwaliteit kwaliteit van een gebied dat bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;
26
1.39 Seksinrichting een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.40 Voorgevel de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt; 1.41 (Voor)gevelrooilijn a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg; 1.42 Zolder een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt;
27
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel; 2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen; 2.3 Bebouwingspercentage het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden; 2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 Dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.6 Diepte van een gebouw de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd; 2.7 Goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.8 Hoogte van een dakopbouw vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw; 2.9 Hoogte van een kap vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap; 2.10 Hoogte van een windturbine vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine; 2.11 Inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.12 Lessenaarsdak in afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte; 2.13 Ondergeschikte bouwdelen bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt; 2.14 Oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
28
2.15 Peil 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 2. indien het perceel niet direct grenst aan de hoofdtoegang: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld; 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (NAP); 4. indien op of langs een spoorlijn wordt gebouwd de bovenkant van de spoorstaaf.
29
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; met daarbij behorend(e): b. groen; c. nutsvoorzieningen; d. speelvoorzieningen; e. parkeren; f. verhardingen; g. water. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag worden gebouwd; b. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen uitsluitend gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 20 m2 per bouwperceel en een bouwhoogte van maximum 3 meter; c. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven; d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouw of het verlengde maximaal 1 meter mag bedragen; b. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen; c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.
30
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. 4.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde Archeologie’, met uitzondering van: a. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld; b. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²; c. met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen; Deze bouwbeperking geldt niet voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit. 4.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 indien: a. op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn; b. dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen. 4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren mits deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²: 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; 2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd; 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen mits dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven; 4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; 6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; 7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. b. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. c. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
31
HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: 1. het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting; 2. het gebruik van bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte; 3. het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit; 4. het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast; 5. het gebruik van een woning voor kamerverhuur; b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van: a. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bestemming wijzigen in de bestemming 'bedrijf' met de aanduiding 'nutsvoorziening" voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, mits de hoogte maximaal 50 meter bedraagt.
32
Artikel 10 Algemene procedureregels Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4. Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Artikel 11 Overige regels 11.1 Parkeren a. Bij het bouwen op grond van deze planregels dient te allen tijde te worden voldaan aan hetgeen ten aanzien van de normering inzake parkeren is vastgelegd in de Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda zoals vastgesteld op 10 september 2004. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om indien er met betrekking tot parkeren door de gemeenteraad gewijzigd beleid wordt vastgesteld, dit overeenkomstig van toepassing te verklaren op onderhavig bestemmingsplan. 11.2 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. een goede woonsituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de sociale veiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 12 Overgangsrecht 12.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan IJpelaar, wijzigingsplan Overakkerstraat 111'.
34
21 23 25 27 31
29
24
35
33
26
37
28
41 39 43
9
30 32
7
47
3
2 10
13 R TE
0 10 98
T AA TR ES G O HO
8
57 59 61
8
11
63
9
15
m t/ 30
4
4 10
55
56 6
17
6 10
53
17
19
8 10
51
6 10
21
0 11
49
W EL DA MS TR AA T
5 23
2 11
19
67
7
9
m t/ 2
28
[gs]
10
3
7 5
HO RN ST RA AT
10
5
BI LJ OE NS TR AA T
51
17
27 25
4 11
53
15
20
22
15
8 11 6 11
55
HO RN ST RA AT
13
13 0
13 2
11
4
29
0 12
25
9
AT RA ST RN HO
22
31
2 12 57
26
24
6 12
63
25
8
59
7
65
49
3
21
8
10 80
6
1
AAT STR SSE ENE H T MA
9
4
12
Plangebied 5
7
23
Plangebiedgrens
3
CR OY ST RA AT
[gs]
25 10
WR-A
3 3
3 5
Bestemmingen
50
1 12 80
37 A
t/ m
Maatschappelijk
M
71 B
Dubbelbestemmingen M WR-A
Waarde - Archeologie
71 73
Bouwvlak 11 1
81 83
bouwvlak
91
20
OV ER AK KE RS TR AA T
Bouwaanduidingen
92
95
gestapeld
7
[gs]
Maatvoeringaanduidingen 113
2t /m 28 MA DA ME CU RI EP LEI N
115
maatvoeringsvlak
117
1 36
5
119 13 8
B
5 12
5
3
9 12
7
9
48
50
52
60
64
1 1 1 3
2
66
Getekend
05-12-2011
hdam
bestemmingsplan IJpelaar
Gewijzigd
25-04-2013
hdam
Ontwerp wijzigingsplan, Overakkerstraat 111
Directeur Ontwikkeling
71
File: RO-BES-IJP-0026
45 47
Directie Ontwikkeling
16 7
70
49
2
5
74
4
7 9
69
1
6 8 1 0
Verbeelding
1:1000
Vervangt
16 5
41
72
1 2
A1
Schaal
16 3
68
3
4
1 9 21
Ruimte
NL.IMRO.0758.BW2011027003-0301 62
2
58
43
23 25
56
maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)
8
1 7
1 3 1 7
1 5
54
4
60 1
LOR ENT ZST RAA T
1 5
46
58 t /m 86
7 5 3 1
44
AS SU MB UR Afdeling GS TR AA T
T AA TR RS KE AK ER OV
42
6 15
40
D
6 4 15
1 19
13 7 2 15
8
13 5
ZW I JN SB ER GE NS TR AA T
B
14 6
0 15
MA DA ME CU RI EP LE I N
3
14 4
7 12
AAT
maximale bouwhoogte (m)
3 12
14 2 30 t /m 56
3 1
VREDERUST LAAN
9
18
5
67
4 13 AN LA RS E I EN LK VA
2
69
AT RA ST OY CR
71
51 76
7 5
78
3 5
5 5
9 5
16 9
17 1
Aanmaken
Teknr. 282561