Een onbekend risico Het schadelijke effect van reproductietoxische stoffen is afhankelijk van de timing en de dosis.
Met name piekblootstellingen zijn riskant. Vinden die plaats op een cruciaal moment in de ontwikkeling van zaadcellen, eicellen of foetus, dan kan dat funest zijn. Gevolgen kunnen varieren van ‘slecht’ zaad, minder ovulaties of beschadigde eitjes tot een spontane abortus of aangeboren afwijkingen. Roeleveld: ‘Ernstige aangeboren afwijkingen komen bij een tot twee procent van de geboorten voor. Daarvan heeft maar een heel klein deel te maken met blootstelling op de werkplek. Ik wil geen dramatisch verhaal ophangen, maar aangeboren afwijkingen zijn voor de ouders en het kind natuurlijk heel ingrijpend. Kun je dat voorkomen, dan moet je dat natuurlijk nooit laten.’
Het ministerie van SZW kent een niet-limitatieve lijst met reproductietoxische stoffen. ‘Nietlimitatief’
betekent dat ook stoffen die niet op de lijst staan, reproductietoxisch kunnen zijn.
Die kanttekening wekt geen verbazing, want op de lijst staan maar 120 stoffen. Alleen daarvan is min of meer aangetoond dat ze een effect hebben op de voortplanting.
Van tienduizenden andere stoffen die in arbeidssituaties worden gebruikt, is dat niet bekend. Het Arbo-informatieblad Zwangerschap en arbeid (Den Haag, 2000) stelt dat werkgevers zich moeten houden aan de grenswaarde die de overheid voor een stof heeft vastgesteld:
de MAC-waarde. Maar, zo wordt benadrukt, ‘dat betekent nog niet dat daarmee in alle gevallen een
‘veilige’ blootstelling is bereikt’.
‘MAC-waarden zijn niet gebaseerd op reproductietoxiteit’, aldus Roeleveld. ‘Bovendien wordt van niet-onderzochte stoffen vaak aangenomen dat ze geen effect hebben op de voortplanting.
Voor de meeste stoffen klopt dat ook wel. Als elke stof schadelijk zou zijn, zouden er veel meer problemen aan het licht komen.
Bijvoorbeeld groepen werknemers met vruchtbaarheidsproblemen of kinderen met aangeboren afwijkingen.’
Ioniserende straling Ioniserende straling kan zich ontwikkelende cellen (zoals ei- en zaadcellen en de foetus) beschadigen. Circa 35.000 werknemers in Nederland werken in een omgeving waarbij blootstelling aan ioniserende straling kan optreden, zoals op rontgen- en radiologieafdelingen in onderzoekslaboratoria en in kerncentrales. Zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven, dienen ioniserende straling (bijvoorbeeld het werken in een rontgenkamer) te mijden. Anesthesiegassen Anesthesiegassen worden zowel in ziekenhuizen als door dierenartsen en tandartsen gebruikt. Afhankelijk van de dosis kunnen anesthesiegassen het risico van spontane abortus of aangeboren afwijkingen verhogen. Van nieuwe anesthesiegassen als isofluraan, enfluraan en sevofluraan is nog weinig bekend. Mogelijk zijn deze stoffen ook schadelijk voor de voortplanting. De blootstelling aan anesthesiegassen is verminderd door het gebruik van gesloten systemen. Toch blijken er nog geregeld lekkages voor te komen. Lachgas wordt steeds minder en in beter gecontroleerde omstandigheden gebruikt. Bij het knippen van amandelen bij kinderen wordt het gas echter over het kind heen ‘gewapperd’. Deze vorm van blootstelling dienen zwangere vrouwen te vermijden. Cytostatica Cytostatica is een verzamelnaam voor allerlei stoffen die worden gebruikt bij de behandeling van kankerpatienten. Onderzoek wijst uit dat cytostatica, afhankelijk van de dosis, de kans op spontane abortus, een laag geboortegewicht en aangeboren afwijkingen verhogen. In ziekenhuizen en apotheken worden cytostatica bereid. Dit gebeurt veelal onder gecontroleerde omstandigheden in een zuurkast. Bij de verzorging van kankerpatienten die behandeld worden met cytostatica, kan blootstelling optreden via de excreta (braaksel, urine, ontlasting, zweet). Met de vergrijzing neemt het aantal kankerpatienten in de ziekenhuis-, verpleeg- en thuiszorg toe. Dit kan het risico van blootstelling aan cytostatica verhogen. Naast het verplegend personeel vormen schoonmakers in de zorgsector een bijzondere risicogroep. Tijdens hun werk kunnen zij in contact komen met objecten verontreinigd met cytostatica. Pesticiden Blootstelling aan pesticiden kan, afhankelijk van de dosis, de vruchtbaarheid verminderen, de geslachtsratio (het aantal jongetjes dat geboren wordt ten opzichte van het aantal meisjes) verlagen en het risico van spontane abortus en aangeboren afwijkingen verhogen. Insecticiden lijken de meeste effecten te hebben. Dit is voorstelbaar omdat deze stoffen inwerken op het centraal zenuwstelsel van insecten. Een vergelijkbaar effect bij de mens is niet uit te sluiten. In de landbouw (buiten en in kassen) worden nog vaak pesticiden gebruikt. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die in de agrarische sector werken, een vijf maal zo hoog risico hebben van kinderen met een open ruggetje als andere vrouwen. Ook als ze zelf niet met pesticiden werken, maar wel op een landbouwbedrijf wonen waar pesticiden worden gebruikt, lopen ze een verhoogd risico. Lasrook
In lasrook kan, vooral bij het lassen aan roestvast staal, chroom-VI voorkomen. Chroom-VI heeft waarschijnlijk effect op de vruchtbaarheid en lijkt een verhoogde kans te geven op aangeboren afwijkingen, ook als alleen de man eraan is blootgesteld. Mogelijk treedt blootstelling van het kind op tijdens de zwangerschap doordat chroomVI via de zaadvloeistof bij het kind terechtkomt, dan wel door take homeexposure (bijvoorbeeld doordat de echtgenote de werkkleding wast). Deze blootstellingsroute kan ook bij andere stoffen een rol spelen. Organische oplosmiddelen De toepassing van producten die organische oplosmiddelen bevatten, vindt in veel beroepsgroepen plaats, onder meer bij schilders, tapijtleggers en autospuiters, maar ook in laboratoria, in de metaalindustrie, bij houtverduurzaming, in drukkerijen en in garagebedrijven. De risico’s van organische oplosmiddelen voor de voortplanting zijn nog zeer onduidelijk. Bij een verhoogde blootstelling lijkt een verhoogd risico van spontane abortus en aangeboren afwijkingen te bestaan. Effecten op de vruchtbaarheid zijn te verwachten omdat veel organische oplosmiddelen de werking van het centraal zenuwstelsel en de hormoonhuishouding kunnen beinvloeden.
De Commissie Reproductietoxische Stoffen van de Gezondheidsraad classificeert stoffen naar hun effect op vruchtbaarheid, zwangerschap of borstvoeding.
Roeleveld, lid van de commissie: ‘Van een groot aantal stoffen die niet op de lijst van SZW voorkomen, bestaat wel de verdenking dat ze effecten hebben op de voortplanting.
Dat geldt bijvoorbeeld voor veel organische oplosmiddelen en bestrijdingsmiddelen.’ Probleem is dat die stoffen nooit individueel onderzocht zijn. Waarschijnlijk zijn ze ook niet te onderzoeken omdat ze bijna altijd in combinaties voorkomen, waarbij de ene stof de invloed van een andere kan versterken of afzwakken.
Gevolg is dat er geen harde gegevens bestaan over wat ze precies in het lichaam doen.
‘Die stoffen zijn niet te classificeren, maar daarmee nog niet per definitie onschadelijk’, zegt Roeleveld. ‘Ook het ontbreken van waarschuwingszinnen (R-zinnen) op producten betekent niet dat die producten geen effect kunnen hebben op de voortplanting.’
De afgelopen jaren is een aantal reproductietoxische stoffen verboden.
De reden daarvoor lag veelal niet direct in risico’s voor de voortplanting, maar in andere gezondheidsrisico’s. Zo is in kapsalons het gebruik van schadelijke middelen sterk afgenomen.
Ook een reproductietoxische stof als lood wordt steeds minder gebruikt. En in de landbouw is een flink aantal bestrijdingsmiddelen in de ban gedaan. ‘Dat is tegelijkertijd gunstig voor het voorkomen van voortplantingsstoornissen’, aldus Roeleveld, ‘Maar een verbod op een stof wil nog niet zeggen dat die niet meer wordt gebruikt. Bedrijven hebben vaak grote voorraden. Wat in 2003 wordt verboden, is, pak ‘m beet, pas in 2008 echt verdwenen.’
Werknemers (vrouwen en mannen) die met reproductietoxische stoffen werken, moeten al bij hun indiensttreding door de werkgever worden voorgelicht, bijvoorbeeld tijdens een aanstellingskeuring of intredeonderzoek.
En meldt een vrouw dat zij zwanger is, dan moet de werkgever haar binnen twee weken en nadat zij gemeld heeft borstvoeding te willen geven, voorlichten.
‘Dat is een mooi principe, maar vaak zijn de risico’s helemaal niet duidelijk’, aldus Monique van Beukering, bedrijfsarts bij KEMA Arbo BV (Arnhem). ‘Daarvoor moet er in de RI&E ook aan vruchtbaarheid en zwangerschap zijn gedacht. KEMA heeft dat goed geregeld, maar in het algemeen is daar nauwelijks aandacht voor.’
De risico’s van chemische stoffen moeten al duidelijk zijn als mensen kinderen willen. Maar vaak melden vrouwen hun zwangerschap pas in de dertiende of veertiende week. Dat hangt deels samen met zaken als arbeidsonzekerheid en tijdelijke contracten. Ook willen veel vrouwen pas na drie maanden bekendmaken dat ze zwanger zijn, omdat dan de grootste kans op een miskraam voorbij is.
Daar komt nog bij dat de meeste vrouwen niet precies weten sinds wanneer ze zwanger zijn.
‘Zelfs als je het vroeg ontdekt, zijn de eerste paar weken al voorbij’, zegt Roeleveld. ‘Op de 28ste dag na de conceptie moet bijvoorbeeld de neurale buis gesloten zijn. Gaat dat mis, dan bestaat de kans dat je kind een open ruggetje heeft of anencefalie, het ontbreken van de grote hersenen. Dat kan dus al gebeurd zijn zonder dat je wist dat je zwanger was.’
Een van de manieren om deze problemen te ondervangen, is het afstemmen van MAC-waarden op reproductietoxiteit. ‘Maar dat is een utopie, want van veel stoffen is nauwelijks iets bekend over de gevaren voor de voortplanting’, aldus Van Beukering.
‘Bovendien zou het bedrijven heel veel geld kosten om met strengere normen te werken.
Dat is dus niet realistisch.’ De belangrijkste vorm van preventie is dan ook het
mijden of vervangen van reproductietoxische stoffen. ‘Want ook als werknemers de risico’s wel kennen, zie je nog vaak een nonchalante houding: ‘het zal mijn tijd wel duren’. Zelfs bij artsen’, zegt Roeleveld. ‘Want wanneer gaan mensen zich zorgen maken?
Als ze een kind willen? Of als ze zwanger zijn? Voor preventie is het dan soms al te laat.’
In Denemarken is het bij de wet geregeld dat als werknemers aangeven kinderen te willen, de werkgever verplicht is hen taken te geven die niet schadelijk zijn voor de voortplanting. ‘Alleen zouden mannen dan al vanaf drie maanden voor de bevruchting niet meer blootgesteld mogen zijn.
Dat is allemaal leuk en aardig, als het dan ook bij de eerste keer
‘lukt’. Maar gaan daar een of twee jaar overheen, dan wordt het wel erg lastig’, zegt Roeleveld.
‘Het vervangen van reproductietoxische stoffen blijft toch de beste oplossing. Dan hoeven mensen ook niet meer aan te geven dat ze kinderen willen, want juist daar gaat het vaak mis.
Voor een vrouw is dat al niet eenvoudig, laat staan voor een man.
De baas ziet je aankomen.’