Het ontstaan van korfbal In 1872 richtte August Abrahamsom in Naäs (Zweden) een school op, waar onder andere ook vakantiecursussen werden gegeven. Hoofdvak was eigenlijk de houtsnijkunst, maar daarnaast kon men zich ook bekwamen als animator van openluchtspelen. De deelnemers konden ook zelf nieuwe spelen voorstellen, die na goedkeuring van de jury het volgende jaar op het programma konden geplaatst worden. Als voorwaarde gold dat het nieuwe spel enerzijds de fysische en psychische ontwikkeling van de beoefenaars bevorderde en anderzijds geen hoge kosten meebracht voor organisatie en beoefening. Zo werd in Naäs het spel “ringboll” geprogrammeerd. Het spel werd gespeeld op een rechthoekig veld dat in 3 vakken verdeeld werd. In de 2 buitenvakken werd een paal met een cirkelvormige ijzeren band opgesteld. Het aantal spelers was onbeperkt. Daarom werd de grootte van het terrein steeds aangepast naargelang het aantal spelers. De spelers werden in 2 groepen opgesplitst en de spelers van elke groep verdeelden zich evenredig over de 3 vakken. Volgende spelregels werden onder andere gebruikt: niet lopen met de bal in de handen, wanneer men “doel” riep mocht men ongehinderd die kans waarnemen, vak wisseling gebeurde naar het oordeel van de scheidsrechter, … Anno 1901 maakte de Amsterdamse leraar Nico Broekhuysen een reis door Zweden en in Naäs maakte hij kennis met “ring Boll”. Terug in Nederland trof hij enkele maatregelen om dit spel met zijn leerlingen te kunnen spelen. Daarom bracht hij enkele wijzigingen aan. Zo werd onder andere de ijzeren ring vervangen door een bodemloze mand, werd het terrein afgezet met witte linten en hoekvlaggen en bestond een team uit 12 personen, namelijk 6 jongens en 6 meisjes. Door het enorme succes van de schoolinitiaties en aangezien de korfbalsport zich vanuit Amsterdam vrij vlug over heel Nederland verspreidde, werd op 2 juni 1903 de Nederlandse Korfbalbond opgericht, die meteen 250 leden telde. Al spoedig bleek dat, om verwildering van het spel te voorkomen, het voor de jeugdige spelers nodig was om allerlei regels te maken. Zo ontstonden de eerste ongeschreven regels van het nieuwe spel dat “korfbal” werd genaamd. Nadat het spel meer en meer bekendheid kreeg, begon de behoefte te groeien aan een uniforme beoefening en dus aan gedrukte spelregels. Daarom kreeg Broekhuysen het verzoek de spelregels samen te stellen. Op 10 januari 1904 werden dan ook de eerste officiële spelregels gedrukt en uitgegeven. Maar er werd niet alleen in Nederland gekorfbald, ook in België vond korfbal zijn doorgang. Tijdens de eerste wereldoorlog werd te Antwerpen de eerste Belgische korfbalclub opgericht, namelijk Scaldis. De oorlogsperiode werd door sommige landgenoten in Nederland doorgebracht. Daar maakten ze kennis met korfbal. Bij hun terugkeer naar België wilden enkelen deze nieuwe sport in België promoten en vestigen. Op initiatief van Scaldis werden de afgevaardigden van de vijf reeds bestaande clubs (Scaldis, Blauw-Wit, Maccabi, Brabo en AKC) op 28 april 1921 opgeroepen voor een bijzondere vergadering om over te gaan tot de stichting van de Belgische Korfbalbond. Deze oprichting had plaats amper één jaar na de oprichting van Scaldis. In 1925 werd het “Internationaal Korfbalbureau” opgericht. Nederland en België zouden voortaan samen ijveren voor een verdere internationalisering van de korfbalsport. Later werd de naam veranderd in Fédération Internationale De Korfbal. Tussen de beide wereldoorlogen consolideerde de korfbalsport zich in de lage landen op een zeer hechte basis, maar kende geen uitbreiding naar andere landen, waarschijnlijk in hoofdzaak wegens de tegenstand die de aanwezigheid van dames op het sportveld toen nog opriep.
Na de tweede wereldoorlog droegen Nederlandse en Belgische naar het buitenland uitwijkende korfballiefhebbers hun sport verder uit naar Engeland, Duitsland, Spanje, Suriname en de Nederlandse Antillen. Sterk gevoerde buitenlandse propaganda heeft later geleid tot het ontstaan van korfbal in Luxemburg, Amerika, Australië, zodat een verdere internationale uitbreiding voor de hand lag. In 1978 vond dan ook het eerste Wereldkampioenschap plaats. Het eerste WK werd gewonnen door de Nederlandse nationale ploeg. In 1952 bracht Prof. Dr. Mazure de vraag van een indoorspel naar voor. Hij ontwierp een zaalkorfbalspel, waarvan in 1953 de eerste spelregels verschenen. Na veelvuldige aanpassingen werden deze spelregels in 1959 officieel aanvaard door de Fédération Internationale De Korfbal. Belangrijk voor de uiteindelijke doorbraak van zaalkorfbal was de beslissing om de veldcompetitie tijdens de wintermaanden te onderbreken. Daardoor kreeg zaalkorfbal vanaf 1966 zijn eigen officiële competitie tijdens de wintermaanden, namelijk van december tot eind februari. Het grootste verschil met vroeger in het spel zelf, is het aantal vakken. Tot 1991 werd namelijk met 3 vakken gespeeld (12 personen per team), waarbij het middelste vak als ‘doorgeefvak’ fungeerde. Dit vak zorgde er alleen maar voor dat de bal van het verdedigingsvak naar het aanvalsvak werd verplaatst, en vormde zo een extra moeilijkheid. Vanaf de afschaffing van het middenvak, werd ook het spelen op kunstgras mogelijk. Verder is het spel met zijn tijd meegegaan; in plaats van de eerdere mannelijke hoofdaanvallers, kregen vrouwen steeds meer een gelijkwaardige rol in het spel. Pas in 1965 werd een totaalverbod op verdedigd schieten ingevoerd, in tegenstelling tot wat veel mensen denken. In het topkorfbal wordt deze spelregel zelden vertaald in het daadwerkelijk affluiten bij verdedigd schieten. De verdedigers moeten hier wel héél dicht op de aanvaller staan, wil er gefloten worden. Tactische en technische snufjes deden steeds meer hun intrede in de sport. Vanaf de jaren ‘70 kwamen er meer oplossingen voor verschillende situaties, zodat teams op allerlei tactieken konden inspelen. Vanaf die tijd kwam bijvoorbeeld het voor verdedigen op. In de jaren ‘80 het gebruik van rebounds, uitblokken en achter verdedigen. De jaren ‘90 bestaan vervolgens weer uit het bedenken van allerlei oplossingen voor de nieuw gebruikte snufjes en technieken. Op de Korfbal Challenge wordt jaarlijks geëxperimenteerd met verschillende spelregels, zoals de toekenning van vrije ballen en het gebruik van een schotklok. Dit laatste experiment heeft geleid tot invoering van de schotklok in de Korfbal League. Competitie Vanaf de invoering van zaalkorfbal in 1953 worden er in korfbal twee op zichzelf staande competities afgewerkt (zaal en veld). De seizoenindeling is altijd hetzelfde gebleven. Het veld werd tot 1987 belangrijker gezien als de zaal, aangezien bijna geen enkele club over een eigen sporthal beschikte. Inmiddels is de zaalcompetitie het meest prestigieus geworden, en zijn er op het veld, buiten wat kleine competitieaanpassingen, geen extreem noemenswaardige ontwikkelingen te melden.
Kunststofkorf In 2004 maakte de traditionele rieten mand plaats voor de kunststof korf. Belangrijkste voordeel aan de invoering van deze kunststof korf, was dat het meewerkte aan de modernisatie en professionalisering van de sport. De nieuwe korfvariant is veel minder ‘flexibel’ dan de oude manden. De KBKB verwacht met de nieuwe korf de uitslag van een wedstrijd minder afhankelijk te maken van de kwaliteit van het materiaal van de clubs. De kunststof korf maakt met zijn harde eigenschap een einde aan de verschillende korven en manden bij de korfbalverenigingen, zodat elke club overal evenveel kans heeft te scoren en evenveel profijt heeft van de korven. Invoering van de kunststof korf was één van de basisvoorwaarden om een topcompetitie als de Korfbal League te kunnen starten. Wat is korfbal en hoe wordt het gespeeld? Korfbal is een sport voor iedereen en voor elke leeftijd! Een korfbalploeg bestaat uit acht spelers, waarvan vier jongens en vier meisjes. Korfbal is dus de enige gemengde balsport in de wereld! Deze niet-agressieve sport is uitermate geschikt als schoolsport aangezien jongens en meisjes kunnen samenspelen in dezelfde ploeg. Jongens en meisjes bouwen samen een spel op en spelen samen in een team. De jongens dienen dus rekening te houden met de meisjes en omgekeerd. Niet alleen organisatorisch maar ook pedagogisch is het gemengde karakter zeer belangrijk. Het gemengd samenspel is perfect mogelijk, aangezien meisjes nooit hun krachten meten met jongens of omgekeerd. Iedereen heeft immers een persoonlijke tegenstander van dezelfde sekse. De dames en de heren spelen dus niet tegen, maar naast elkaar, in een opstelling van twee dames en twee heren per vak en per ploeg. De beide seksen moeten elkaar aanvullen tijdens het korfbalspel. Het spelen tegen een persoonlijke tegenstander is een quasi noodzakelijke tactische eis, maar is echter niet verplicht. Je mag immers ook de tegenstander van je medespeler (zelfde sekse!) hinderen. Door het voortdurend hinderen van de tegenstander kan het maken van doelpunten en het vlot doorspelen van de bal verhinderd worden. Naast de strijd tussen de twee ploegen komt er ook een persoonlijke krachtmeting tot uiting tussen de tegenstanders, wat het korfbalspel bijzonder aantrekkelijk maakt. Het korfbalveld wordt in twee vakken verdeeld, namelijk een aanvalsvak en een verdedigend vak. Iedereen moet tijdens het spel in het eigen vak blijven. Na twee doelpunten (of na een bepaalde tijd) wordt er van vak en van functie gewisseld, de aanvallers worden verdedigers en de verdedigers worden aanvallers. Na de rust wordt er van doel gewisseld. De grootte van een korfbalveld is minimum 20 meter x 40 meter, de hoogte van de paal is afhankelijk van de leeftijd van de spelers met een maximum van 3,5m. Korfbal wordt ook gespeeld met een echte korfbal (dus niet met een voetbal!). In de wintermaanden wordt korfbal indoor (zaalkorfbal) gespeeld, de overige maanden staan de korfballers op het grasveld (veldkorfbal). De bewegingsvrijheid met de bal is erg beperkt bij korfbal. Lopen en dribbelen met de bal zijn verboden, waardoor de spelers en de speelsters verplicht worden tot sociaal-collectief samenspel. Samenspelen is dan ook de enige mogelijkheid om een aanval op te bouwen en om doelkansen te creëren. De bal bij je houden is kinderen eigen. Verbetering op dit punt is erg belangrijk, maar dit is geen gemakkelijke opdracht voor de leerkracht/trainer.
Korfbal is echter een combinatiespel, soloacties worden op alle mogelijke manieren aan banden gelegd of verboden. Dit blijkt duidelijk uit een aantal spelregels zoals de loopregel, ‘met opzet’ samenspel vermijden, verdedigd doelen, … Het doel van het korfbalspel is zo vaak mogelijk scoren in de korf van de tegenpartij. Het maken van een doelpunt gebeurt door de bal van boven naar beneden door de verheven korf te spelen. Het doel staat hoog en is dus in wezen niet te verdedigen. Bovendien bevindt de korf zich niet aan de grens van het speelveld maar meer naar het centrum, waardoor de aanval van alle kanten kan worden opgezet. Het doel is dus “omspeelbaar”. Korfbal gaat spelverruwing op doelmatige wijze tegen. Een goede spelleiding door de scheidsrechter is reeds een belangrijke remedie tegen spelverruwing. Ook doelmatige spelregels, die het lichamelijke contact zoveel mogelijk beperken of uitsluiten, zijn van grote betekenis. Bij korfbal gelden die spelregels uiteraard. Korfbal kent beschermd balbezit, de bal mag dus niet uit de handen van de tegenspeler getrokken of geslagen worden. Het enige wat niet verboden is, is de bal die "in de lucht" te onderscheppen. Elk lichamelijk contact is verboden bij korfbal. Hierdoor wordt ruw spel tegengegaan. Deze spelregels bieden een buitengewone vorm aan van fairplay, wat korfbal een extra opvoedende waarde geeft, die zeker in schoolverband nagestreefd kan worden. Alle elementen van een algemene en veelzijdige lichaamsontwikkeling komen aan bod bij korfbal. Een korfbalspeler moet snel starten, lopen, plotseling stoppen, wenden, springen, bukken. Hierin zitten alle basiseigenschappen vervat, namelijk uithoudingsvermogen, kracht, snelheid, coördinatie en lenigheid. Bij korfbalspelers zal vooral de algemene uithouding geoefend moeten worden. Snelheid wordt geoefend om de basissnelheid te verhogen. Om bewegingen als de bal oprapen of de bal binnenhouden uit te voeren, moet voortdurend aandacht geschonken worden aan lenigheidsoefeningen. Het oefenen van de coördinatie zoals de elementaire techniek, moet ook regelmatig aan bod komen. De veelzijdigheid aan bewegingsvaardigheden en specifieke balvaardigheid maakt dat korfbal het kind harmonisch ontwikkelt in zijn spierkracht, coördinatievermogen en uithoudingsvermogen. Korfbal vraagt tactische veelzijdigheid. Door de vak wissel (in officiële wedstrijden na twee doelpunten, maar op school na verloop van een bepaalde speeltijd) wordt van de spelers tactische veelzijdigheid gevraagd. Zij kunnen zich niet specialiseren op het aanvallen of het verdedigen, maar moeten in elk vak kunnen spelen, en de tactische onderdelen van het korfbalspel zowel aanvallend (opbrengen en aanvallen) als verdedigend (onderscheppen en verdedigen) beheersen. Korfbal voorkomt het opeenhopen van een groot aantal spelers op een klein gedeelte van het speelveld. Kinderen inzicht geven in het gebruik van de ruimte is één van de moeilijkste taken van een leerkracht LO / trainer. Korfbal reikt hierbij een helpende hand: door de verdeling van het speelveld in bewust van elkaar gescheiden vakken, is samenklitten van alle spelers onmogelijk geworden. Vragen, meer informatie omtrent reglementen, materiaal, oefenstof, ...? Ga eens een kijkje nemen op de website van de Koninklijke Belgische Korfbalbond! http://www.korfbal.be Of contacteer de Koninklijke Belgische Korfbalbond! KBKB Gabriël Vervoortstraat 4 – 2100 Deurne telefoon: 03/366.26.85 fax: 03/3227457