H e t N e d e r l a nd se D e l ta te c h n ol og i e - c l us te r
economische waarde, internationale, concurrentiekracht en arbeidsmarktperspectieven
Auteurs: Deel 1: Economische waarde en internationale concurrentiekracht drs. A. P. Muizer (Panteia - Consult) Ir. T.T. Morselt (Blueconomy) Deel 2: Arbeidsmarktperspectieven drs. W.H.J. Verhoeven (Panteia – EIM) drs. M. Folkeringa (Panteia – EIM)
Zoetermeer, september 2010
Deze studie is uitgevoerd in opdracht van het NWP (Netherlands Water Partnership) en met financiering vanuit het Maatschappelijk Innovatieprogramma Water. De inhoud en adviezen in dit rapport zijn voor rekening en verantwoording van Panteia bv en weerspiegelen niet noodzakelijk de positie van NWP.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia bv. Panteia bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia bv. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia bv. Panteia bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
Management Samenvatting
5
Deel 1: Economische waarde en internationale concurrentiekracht 1
Inleiding
15
1.1
Aanleiding en doel
15
1.2
Definitie en afbakeningen Deltatechnologie-cluster
16
1.3
Aanpak
16
1.4
Leeswijzer
17
2
Inventarisatie markt en spelers
19
2.1
Inleiding
19
2.2
Inventarisatie internationale markt
19
2.3
Inventarisatie Nederlandse markt
28
2.4
Inventarisatie actoren en economische waarde
29
2.5
Inventarisatie concurrentiepositie
38
3
SWOT-analyse
41
3.1
Portermodel
41
3.2
Kansen en bedreigingen
42
3.3
Sterkten en zwakten
47
3.4
Samenvatting SWOT-analyse en conclusies
59
4
Strategie voor versterking van de internationale concurrentiekracht
63
4.1
Inleiding
63
4.2
Het toekomstbeeld
63
4.3
Aanbevelingen
66
Deel 2: Arbeidsmarktperspectieven 5
Ambities en arbeidsmarktperspectieven deltatechnologie
75
5.1
Inleiding
75
5.2
Aansluiting bij bestaande initiatieven
75
5.3
Aanleiding onderzoek
76
5.4
Mogelijke belemmeringen vanuit onderwijs en arbeidsmarkt
77
6
Vraag naar arbeidskrachten tot en met 2020
79
6.1
Landelijke ontwikkelingen
79
6.2
Ontwikkeling werkgelegenheid deltatechnologie
82
6.3
Werkgelegenheid naar niveau en richting
84
6.4
Conclusies
89
3
7
Beschikbaar human capital: instroom vanuit onderwijs
91
7.1
Algemene ontwikkelingen in het onderwijs
91
7.2
Huidige deelname onderwijs
92
7.3
Toekomstige instroom vanuit onderwijs
7.4
Conclusies
8
Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt: knelpuntenanalyse
96 100
103
8.1
Kwantitatieve discrepanties
104
8.2
Kwalitatieve discrepanties
109
8.3
Ondoorzichtigheid arbeidsmarkt
111
8.4
Conclusies
112
9
Oplossingsrichtingen
9.1
Oplossingen gericht op onderwijs
116
9.2
Oplossingen gericht op arbeidsreserves
121
9.3
Oplossingen gericht op werkenden
124
9.4
Oplossingen gericht op bedrijfsvoering
126
9.5
Conclusies
127
10
Arbeidsmarktstrategie: naar een human capital roadmap
115
131
10.1
Knelpunten arbeidsmarkt bedreiging voor ambities cluster
131
10.2
Aanbevelingen
132
10.3
Mogelijke actielijnen landelijke strategie
135
10.4
Een hoog ambitieniveau stelt hogere eisen aan de maatregelen
138
10.5
Tenslotte
138
Bijlagen 1
Onderzoeksverantwoording
141
2
Definitie en afbakening Deltatechnologie-cluster
165
3
Definitie IADC
169
4
Nieuwe vormen van aanbesteden
171
5
Internationale groeiverwachtingen en -kansen
173
6
Analyse actoren waterbouwers, ingenieurs en waterschappen
175
7
Binnenlandse investeringen
181
8
Innovatiekenmerken Nederlands Deltatechnologie-cluster
187
9
Benodigde aspecten voor groei en versterking internationale
10
4
concurrentiekracht
189
Scenario’s Vier gezichten op Nederland
193
Management Samenvatting
In opdracht van het Netherlands Water Partnership (NWP) en met financiering vanuit de Maatschappelijke Innovatieagenda Water is door Panteia en Blueconomy een studie uitgevoerd naar de economische waarde, internationale concurrentiekracht en arbeidsmarktperspectieven van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster.
E r i s ve e l b er e ik t , ma a r e r i s ru im t e v oo r m ee r Het Deltatechnologie-cluster, bestaande uit de deelmarkten ‘waterbouw’, ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’, heeft de laatste jaren hard aan de weg getimmerd, zowel in Nederland als daarbuiten. Meer dan in het verleden is nu, met hulp van onder andere het NWP, handelsmissies en exportbevordering, promotie van het cluster aan de orde. Ook uitdagingen op het gebied van de arbeidsmarktproblematiek en onderwijs worden geagendeerd en gezamenlijk opgepakt door bedrijven en overheid. Er is dus al het nodige bereikt. Het Nederlandse Deltatechnologie-cluster heeft de potentie om in de toekomst wereldwijd nog sterker een toonaangevende rol te spelen bij het oplossen van maatschappelijke problemen rond de veiligheid en leefbaarheid van deltagebieden. Daarvoor moet nog meer gebeuren dan nu het geval is. Redenen om nog harder in te zetten zijn er volop. Het huidige economische belang van de sector, de groeipotentie ervan en de werkgelegenheid zijn belangrijk voor de Nederlandse economie en het aanzien van de sector in het buitenland is hoog. Dat moeten we behouden. Tegelijkertijd worden we geconfronteerd met toenemende internationale concurrentie, uitdagingen op de arbeidsmarkt, waar het moeilijk is om passend, gekwalificeerd personeel te vinden en een thuisbasis, waar kennis en expertise verdeeld is over een groot aantal partijen. De ambitie is om met het Deltatechnologie-cluster voorop te blijven lopen en te groeien, zowel kwantitatief (in termen van omzet en marktaandeel) als kwalitatief (in termen van hoogwaardige kennis en spannende projecten). Dit rapport helpt om dit te bewerkstelligen.
E co nom i sc he wa a r de e n a ct or e n De uitgangssituatie voor een verdere groei van het Deltatechnologie-cluster lijkt goed: met een omzet van € 7,5 miljard (op basis van bedrijfsgegevens 2008) voor de deelmarkten ‘waterbouw’, ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’ tezamen en met een marktaandeel (op de open markt) van circa 6%. De deelmarkt ‘waterbouw’ (circa 40%) is voor Nederland de belangrijkste deelmarkt, gevolgd door achtereenvolgens de deelmarkten ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’. Zie Tabel S.1. De cijfers in deze tabel zijn exclusief intermediaire leveringen en omzet van toeleveranciers van kapitaalgoederen en overige diensten.
5
Tabel S.1 Binnenlandse en buitenlandse omzet van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster excl. intermediaire leveringen (in € miljard/jaar), bedrijfsgegevens 2008
Binnenlandse omzet
Buitenlandse omzet
Totale omzet
Waterbouw
1,2
3,8
5,0
Waterbeheer
1,6
0,1
1,7
Water en groen
0,7
0,1
0,8
Deltatechnologie totaal
3,5
4,0
7,5
Bron: Best guess op basis van Panteia-enquête 2009 (bedrijfsgegevens 2008), gegevens website Vereniging van Waterbouwers, EIB (Bedrijfseconomische kerncijfers van GWW-bedrijven in 2007), CBS Productiestatistieken, Nederland Maritiem Land (De Nederlandse Maritieme Cluster, Economische Monitor 2006).
Het Nederlandse Deltatechnologie-cluster kent naar schatting 450 organisaties die in één of meerdere van de drie deelmarkten actief zijn. Aangenomen is dat van deze groep circa 180 organisaties (75 waterbouwbedrijven, 70 ingenieursbureaus en 27 waterschappen) goed zijn voor 90% van de nationale omzet en productiewaarde. Van deze spelers is 39% in het buitenland actief. Naast de waterschappen, die zowel waarde toevoegen, als vragende partij zijn, vormen het Rijk, provincies en gemeenten belangrijke actoren aan de vraagzijde. De Nederlandse kennis- en onderwijsinfrastructuur op het gebied van deltatechnologie is van oudsher sterk ontwikkeld. Opleidingen op dit gebied worden onder andere aangeboden bij de TU Delft, Wageningen Universiteit, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente en bij diverse hogescholen en MBO-instellingen. De regionale waterbeheerders hebben met STOWA hun kenniscentrum. De belangrijke kennisinstellingen voor toegepast onderzoek zijn Deltares en Alterra.
I nt er na t i ona l e ont w ik k el i n ge n Mondiale groeikansen zijn aanwezig als gevolg van klimaatverandering en een groei van de bevolking en de economieën in deltagebieden. De stijging van het zeewaterniveau en de benodigde adaptatiekosten zorgen waarschijnlijk voor een extra vraagimpuls vanaf 2030. De kansen liggen vooral rond de thema’s ‘veiligheid’ en ‘leefbaarheid’ en in het bijzonder op het snijvlak van die twee. Deze thema’s volgen uit een analyse van de ontwikkelingen in de internationale markt en uit de kansen die de spelers voor het cluster zien.
D e k ra ch t en g ro e i po ten t ie va n h et D e l ta t ech no l og i e -c lu st e r Met behulp van een denkmodel gebaseerd op het werk van Michael Porter, is de concurrentiekracht van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster blootgelegd. Het gaat om factorvoordelen 1, het belang van clusters en aanverwante clusters, de rol van de thuismarkt en de aanwezigheid van binnenlandse concurrentie en innovatie. Met behulp van dit denkmodel zijn de sterkten en zwakten van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster in relatie tot de ontwikkelingen in de wereldmarkt duidelijk gemaakt.
1
Factorvoordelen zijn voordelen die een land of sector heeft op grond van historische kenmerken zoals, klimaat, grondstoffen, locatie en scholing van arbeidskrachten.
6
Door de internationale ontwikkelingen zoals klimaatverandering en de toenemende zoetwaterschaarste zullen de Nederlandse waarden ‘leefbaarheid’ en ‘veiligheid’ wereldwijd steeds belangrijker worden. Dit betekent dat Nederland zeer kansrijk kan zijn wanneer deze thema’s inderdaad de drivers van de internationale markt zullen gaan vormen; Nederlandse sterkten sluiten goed aan bij deze ontwikkelingen, zoals blijkt uit Tabel S.2. Tabel S.2
Samenvattend beeld SWOT-analyse
Kansen
Bedreigingen
deltatechnologie is een groeimarkt
internationale concurrentie neemt toe
groeiperspectief voor Nederland
wet van de remmende voorsprong
veiligheid en leefbaarheid zijn kansrijke
groei in deze markt op andere continenten
thema’s
(m.n. Azië) is hoger dan in Europa en het be-
ontwikkelingen raken maatschappij en eco-
drijfsleven aldaar ontwikkelt zich vermoedelijk
nomie (koopkrachtige vraag)
eveneens snel
complexiteit van de vraag en roep om inte-
de ruimte voor innovatieve oplossingen in
grale oplossingen nemen toe
aanbestedingen neemt toe Sterkten
Zwakten
sterke afhankelijkheid van enkele grote spelers
sterke afhankelijkheid van contracting en reali-
ervaringen van eeuwenlang leven in een laaggelegen delta met veiligheid en leefbaarheid als belangrijke, traditionele waar-
(smalle basis)
den
satie
contracting en realisatie
ontwerp, engineering en advisering
kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt
veel specialistische kennis in huis (w.o. ICT
samenwerking tussen kennisinstellingen, bedrij-
en landschapsarchitectuur)
specialistische kennis is gefragmenteerd
ven en overheid niet optimaal
goede onderwijs- en kennisinfrastructuur
alliantie- en clustervorming blijven achter
in Nederland is echt sprake van een cluster
van een gezamenlijke expansie met andere suc-
als het gaat om deltatechnologie
cesvolle Nederlandse clusters is nog geen spra-
het Nederlandse Deltatechnologie-cluster kent Nationale Kampioenen die het prestige
ke
van het cluster versterken
het Nederlandse Deltatechnologie-cluster
het Nederlandse Deltatechnologie-cluster is nog onvoldoende zichtbaar (wel een opgaande lijn)
problemen bij het uitvoeren van innovatierege-
maakt onderdeel uit van een sterke keten
lingen en tot stand brengen grootschalige expe-
goed organisatievermogen en governance
rimenten in de thuismarkt
Bron: Panteia/Blueconomy, 2010.
We concluderen op basis van ons onderzoek dat het doorzetten van de ingeslagen weg niet voldoende is om deze kansen te kunnen benutten. “Business as usual” leidt mogelijk zelfs tot een achteruitgang van het wereldwijde marktaandeel. Voor het behalen van concurrentievoordeel en versterken van de concurrentiekracht moeten sterkten en kansen beter worden benut en daarnaast moeten zwakten worden weggenomen en bedreigingen worden afgewenteld. De basis voor het Deltatechnologie-cluster is vrij smal met slechts enkele grote bedrijven die een belangrijk deel van de buitenlandse omzet voor hun rekening nemen. Voor het oplossen van complexe vraagstukken en bieden van integrale, innovatieve
7
oplossingen zal vooral moet worden ingezet op versterking van de innovatiekracht van Nederland en alle aspecten die daarvoor nodig zijn, op meer samenwerking en alliantievorming, op continue investeringen in kennis en onderwijs, op een betere marketing van Nederland en een beter gebruik van internationale relaties en netwerken. De toenemende internationale concurrentie kan vooral het hoofd worden geboden door de innovatiekracht te versterken. De wet van de remmende voorsprong vormt in dit licht een bedreiging. Het is belangrijk dat spelers over de grenzen van de eigen sector heen kijken, meer ‘out-of-the-box’ denken en openstaan voor alliantievorming en open innovatie. Daarnaast zullen de aspiraties van bedrijven fors moeten worden bijgesteld. Zij moeten worden uitgedaagd om innovaties te ontwikkelen op de thuismarkt en om dit ook te doen op een tweede of eventueel derde thuismarkt.
S t ra te g ie v oo r ve rs t erk i n g va n d e in te r na t io na l e c on cu rr en t i ek ra ch t In dit rapport is een toekomstbeeld geschetst van de situatie in 2020, zoals we het Deltatechnologie-cluster wereldwijd gepositioneerd willen zien en zoals dit met de sector besproken is. De kracht van Nederland ligt dan bij producten en diensten gelieerd aan leefbaarheid, aan veiligheid en aan de combinatie van beide thema’s. Om dit beeld te realiseren is een offensieve strategie ontwikkeld die zich richt op (het snijvlak van) de beide thema’s, waarbij innovatie, kennis, integrale oplossingen, alliantievorming, ambitie en meer ‘out-of-the-box’ denken sleutelbegrippen vormen. Het is primair aan bedrijven zelf om te kiezen op welke deelsegmenten zij inzetten, onder andere omdat de dynamiek op deze markten zodanig groot is dat het kiezen voor bepaalde deelmarkten teveel beperkend is. Het cluster, vertegenwoordigd door de Stuurgroep Deltatechnologie, doet er goed aan om vanuit deze richtinggevende strategie haar innovatie-agenda blijvend te ontwikkelen. Uitgaande van de twee thema’s leefbaarheid en veiligheid kunnen de activiteiten meer worden gefocust en versneld via een degelijke, breed gedragen innovatieagenda. Deze agenda zou de volgende aandachtpunten kunnen omvatten: Verder vormgeven van innovatie met medebetaling door het bedrijfsleven en het in allianties van overheid en bedrijfsleven ontwikkelen van oplossingen voor het Deltaprogramma; Wegnemen van knelpunten in de uitvoering van innovaties; het oplijnen van (universitair) onderwijs in Nederland met als doel om Nederland tot een kennisrotonde in de wereld te maken; Gestructureerd uitbouwen van het imago of prestige van het cluster (imagebuilding); en Aangeven in welke technologie, kennis, competenties en opleiding moet worden geïnvesteerd om het vastgestelde toekomstbeeld 2020 waar te kunnen maken.
A r b e id sma rk tp e rs pe ct i ev en In human capital schuilt veel kracht van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster. Tegelijkertijd bestaan er zwaktes op dit vlak. Zo is de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt groot (onderwijs sluit in onvoldoende mate aan op de arbeidsmarkt), is er een hoge uitstroom als gevolg van de vergrijzing en is de instroom vanuit het onderwijs onvoldoende (met name vanuit de technische opleidingen).
8
Om de internationale concurrentiekracht van het cluster te versterken en groei te kunnen realiseren moet volgens circa 70% van de bedrijven ook de kloof tussen arbeidsmarkt en onderwijs worden weggenomen. Er zijn reeds verscheidene initiatieven om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren en er is enkele jaren geleden het initiatief genomen om een Human Capital Roadmap voor de watersector te ontwikkelen. Met de Roadmap is de problematiek nadrukkelijk geagendeerd, maar afstemming tussen diverse initiatieven kan nog beter. De huidige werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster is naar schatting 32.300 FTE’s. Dit omvat naast de werkgelegenheid bij deltatechnologiebedrijven ook de werkgelegenheid bij Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies en gemeenten die gerelateerd is aan deltatechnologie (opdrachtgevers, projectleiders en –begeleiders etc.). Bijna tweederde van de werkgelegenheid bevindt zich in de waterbouw (66%), gevolgd door waterbeheer (20%) en water en groen (14%). Veruit de meeste functies in het Deltatechnologie-cluster zijn terug te vinden op middelbaar niveau (40%), gevolgd door de hogere functies (26%), de lagere functies (18%) en de wetenschappelijke functies (16%). Het cluster leunt sterk op technisch en economisch geschoold personeel. Uitgaande van een basisprognose met een werkgelegenheidsgroei van in totaal 5,5% en een productiegroei van bijna 30% in de periode 2009-2020 is de totale vraag naar werknemers gedurende die periode 10.300 FTE’s. De komende jaren is nog sprake van een negatieve uitbreidingsvraag. In de periode 2009-2013 is sprake van een uitbreidingsvraag van -580 FTE’s en een vervangingsvraag van 3.820. In de jaren erna (periode 2013-2020) wordt een uitbreidingsvraag van 2.330 FTE’s en een vervangingsvraag van 4.770 FTE’s verwacht. De gewenste groei van het Deltatechnologie-cluster wordt potentieel belemmerd door een aantal knelpunten op de arbeidsmarkt. Het belangrijkste probleem is dat er in belangrijke segmenten van de arbeidsmarkt personeelstekorten ontstaan. De grootste problemen ontstaan bij het technisch geschoold personeel, waarop het cluster juist sterk leunt. Het tekort aan technisch personeel op HBO- en WO-niveau is in 2020 naar verwachting 16% respectievelijk 17% van de benodigde totale werkgelegenheid in de betreffende richtingen, indien we uitgaan van 5,5% werkgelegenheidsgroei voor de periode 2009 - 2020. De ontwikkeling van arbeidsaanbod wordt vooral bepaald door de instroom vanuit het onderwijs. Leerlingenaantallen in het technisch onderwijs vertonen met uitzondering van de wetenschappelijke opleidingen een dalende trend. De instroom vanuit het onderwijs zal in de basisprognose al niet voldoende zijn om aan de uitbreidings- en vervangingsvraag te kunnen voldoen. In de economische richting groeien de leerlingenaantallen op HBO- en WO-niveau. Het aantal studenten in de richting groen op HBOen WO-niveau tenslotte, zal naar verwachting min of meer constant blijven over de tijd. De knelpunten verergeren indien in de berekeningen wordt uitgegaan van een prognose die past bij de door de onderzoekers beschreven offensieve strategie en een
9
hoog ambitieniveau van de sector (een verdubbeling van de groei tussen 2013 en 2020 vergeleken met de basisprognose), In dit scenario zou de uitbreidingsvraag dan uitkomen op 4.660 FTE’s in de periode 2013-2020, in plaats van de 2.330 FTE’s uit het basisscenario; Het tekort aan HBO-technici zou dan oplopen tot 740 FTE’s, ofwel 32% van de beschikbare banen voor technici op HBO-niveau. De instroom van HBO-technici zou dan 190% hoger moeten zijn dan deze vermoedelijk zal zijn; Op WO-niveau ontstaat er bij de technici een tekort van 260 FTE’s, ofwel bijna 34% van de beschikbare banen op dat niveau. De instroom zou hier feitelijk 186% hoger moeten zijn dan deze vermoedelijk zal zijn; De totale kloof zou voor de periode 2013-2020 uitkomen op 2.400 FTE’s, wat neerkomt op 36% van de instroom. Naast de genoemde tekorten komt ook een aantal andere, meer kwalitatieve knelpunten naar voren. 1. Er is onder werkgevers in het Deltatechnologie-cluster een toenemende behoefte aan personeel met een combinatie van bèta- en gammakennis (technici met commerciële kennis en projectleidervaardigheden); 2. Het imago van het cluster is negatief of onduidelijk, waardoor het cluster weinig aantrekkingskracht heeft voor leerlingen, studenten en werkenden in andere sectoren die zich oriënteren op een baan; 3. Er is een gebrek aan interne doorstroom, zowel binnen als tussen bedrijven in het cluster. Gebrek aan carrièremogelijkheden kan leiden tot meer sectorale zijuitstroom; 4. Ten slotte blijven arbeidsvoorwaarden als loon en flexibiliteit van het werk (met goede balans tussen werk en privé) vaak achter bij concurrerende sectoren. Dit verhoogt de kans op zijuitstroom naar die sectoren. Bestrijding van de knelpunten moet vanuit vijf strategische niveaus geschieden: Door de interesse in technische beroepen en de combinatie van bèta-gamma te stimuleren; Door bij leerlingen en studenten de interesse voor deltatechnologie aan te wakkeren; Door te zorgen dat de leerlingen en studenten in het technisch onderwijs voldoen aan de behoeften bij de vragers en daarnaast door te zorgen voor voldoende zijinstroom en voor het beperken van de zij-uitstroom; Door ervoor te zorgen dat de juiste gekwalificeerde mensen op de openstaande vacatures terechtkomen. Het gaat hierbij vooral om het wervingsgedrag, primair een verantwoordelijkheid van individuele organisaties en bedrijven; Door te zorgen voor goede arbeidsvoorwaarden, permanente scholingsmogelijkheden en goede carrièreperspectieven binnen organisaties én binnen het cluster als geheel (tegengaan van zij-uitstroom). De strategische niveaus vormen de spil voor bestrijding van de knelpunten en zouden dan ook onderdeel moeten vormen van een op te stellen Human Capital Roadmap voor het Deltatechnologie-cluster. Er zijn vanuit de knelpuntenanalyse zes actielijnen opgesteld die elk op meerdere strategische niveaus van toepassing kunnen zijn: Verbeteren bekendheid en imago van het cluster;
10
HBO-lijn: vergroten van de instroom technici; WO-lijn: versterken concurrentiekracht, gezien de internationale markt voor wetenschappelijk geschoolde medewerkers; Sectorale carrièrepaden en doorstroom; Verbeteren arbeidsvoorwaarden, scholing en carrièreperspectieven; Ontwikkeling producten op centraal niveau voor regionale initiatieven. Er moet daarbij sprake zijn van een breed gedragen strategie waarin een goed samenspel tussen de activiteiten op landelijk niveau en op regionaal/lokaal niveau centraal staat. Op centraal niveau moeten producten worden ontwikkeld die bruikbaar zijn voor regionale initiatieven. Gedacht kan worden aan bepaalde formats, websites, tools, documentatie etc. In het onderwijs bijvoorbeeld kunnen standaard lespakketten worden ontwikkeld voor vakken in het voortgezet onderwijs die docenten met relatief weinig tijdsinvestering in hun lessen kunnen inpassen. Voor het beoordelen van de effectiviteit van het arbeidsmarktbeleid is het van belang om de ontwikkelingen nauwgezet te blijven volgen. Monitoring kan inzichtelijk maken of bepaalde knelpunten ernstiger worden of juist afnemen in belang.
11
Deel 1: Economische waarde en internationale concurrentiekracht
13
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel
A a n l e id i ng Het Kabinet heeft water als innovatiethema aangewezen en heeft op 22 mei 2008 een Maatschappelijke Innovatieagenda Water vastgesteld. Het doel van deze agenda is kortweg het verbinden van maatschappelijke ambities met economische ambities op het gebied van water. Het Deltatechnologie-cluster - met disciplines die zich richten op het grensvlak van land en water (‘waterbouw’, ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’) is een dergelijk cluster dat oplossingen voor maatschappelijke opgaven combineert met innovatief denken en kansen biedt waarmee ook het vernieuwingsvermogen en de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven kunnen worden versterkt.
Doel Het Deltatechnologie-cluster wil mondiaal een sterkere positie verwerven. Daarvoor is veel nodig, aan inzichten vanuit verschillende invalshoeken in het cluster zelf, de markten die zij bedient en de kansen die er liggen. Teneinde deze inzichten te verwerven heeft het Netherlands Water Partnership (NWP) – met financiering vanuit het Maatschappelijk Innovatieagenda Water – aan Panteia opdracht gegeven een studie uit te voeren naar de economische betekenis, internationale concurrentiekracht en arbeidsmarktperspectieven van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster. Voor de uitvoering heeft Panteia de samenwerking met Blueconomy gezocht. Deze studie zal in de volgende inzichten moeten resulteren: Economische betekenis en internationale positie
Inzicht in de huidige economische betekenis van de verschillende deelmarkten en acto-
Inzicht in de huidige internationale positie van het cluster (Inzicht 2);
Inzicht in de potentie van het cluster voor de toekomst, in binnen- en buitenland waar-
ren van het Deltatechnologie-cluster voor Nederland (Inzicht 1);
bij met name aandacht is voor het vaststellen van de meest kansrijke deelgebieden (Inzicht 3); Realisatie marktpotentie en arbeidsmarktperspectieven
Inzicht in de noodzakelijke voorwaarden om die potentie ook daadwerkelijk te realise-
Inzicht in de wijze waarop de Human Capital Roadmap Water voor het Deltatechnologie-
ren, inclusief een beeld van de arbeidsmarkt en arbeidsmarktperspectieven (Inzicht 4); cluster verder moet worden ingevuld, gegeven de inzichten in de arbeidsmarkt en arbeidsmarktperspectieven (Inzicht 5).
15
1.2
Definitie en afbakeningen Deltatechnologie-cluster D e f in it i e Het Deltatechnologie-cluster blijkt lastig definieerbaar. Voor een zo goed mogelijke vergelijkbaarheid en herkenbaarheid is in overleg met de klankbordgroep 2 besloten om de clusterdefinitie te baseren op de indeling in de publicatie ‘Een wereld om water’ 3. Het cluster omvat de deelmarkten ‘waterbouw’, ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’. Deze deelmarkten bestaan uit de hieronder weergegeven segmenten binnen deze deelmarkten, die in bijlage 2 nader zijn omschreven: Waterbouw
Waterbeheer
(Duurzaam) baggeren
Integraal stroomgebiedbeheer
Waterkeringen en hoogwaterbestrijding
Stedelijk waterbeheer
Kustontwikkeling/-beheer/landaanwinning
Bodemdaling en verzilting
Rivierinrichting
Waterbodemvervuiling/-sanering
Havenontwikkeling en -beheer
Civiele techniek in de offshore
water en groen
Waterproductiviteit in relatie tot voedselproductie
Waterverdeling en –kwaliteit (geen drinkwaterbereiding)
1.3
Ecologie in deltagebieden
Alternatieve waterbronnen
Gebiedsinrichting
Aanpak Voor het verkrijgen van de verschillende inzichten zijn de volgende onderzoeksmethoden toegepast: deskresearch; 15 interviews met spelers uit het cluster; telefonische enquête onder 100 bedrijven en waterschappen uit het kernbestand; drie rondetafelsessies, waarvan 2 sessies gericht op de formulering van kansen en 1 sessie gericht op de formulering van oplossingsrichtingen en acties voor Deel 2 van de studie gericht op de arbeidsmarktperspectieven. De voortgang, inhoud en bevindingen zijn tijdens de studie een aantal maal afgestemd met een klankbordgroep waarin de sector middels senior afgevaardigden vertegenwoordigd was. Voor de onderzoeksverantwoording zie Bijlage 1.
2
Voor leden klankbordgroep, zie: Onderzoeksverantwoording, Bijlage 1.
3
De indeling in de publicatie ‘Een wereld om water’ is iets aangepast naar aanleiding van gesprekken met leden van de klankbordgroep.
16
1.4
Leeswijzer Deze rapportage bestaat uit twee delen. In Deel 1 wordt ingegaan op de economische waarde, de internationale concurrentiekracht en kansen van het Deltatechnologie-cluster; In Deel 2 staan vervolgens de arbeidsmarktperspectieven centraal. Deel 1 begint met dit inleidende hoofdstuk direct gevolgd door hoofdstuk 2 waarin allereerst de binnen- en buitenlandse markt worden geïnventariseerd en de kenmerken van de Nederlandse spelers in het Deltatechnologie-cluster op een rij worden gezet. In hoofdstuk 3 staat vervolgens een SWOT-analyse centraal, die inhoud heeft gekregen, onder andere door analyse op basis van een model (de “diamant”) van Michael Porter. Als afsluiting van Deel 1 wordt in hoofdstuk 4 een strategie geformuleerd voor verdere versterking van het cluster. Deel 2 begint met hoofdstuk 5, waarin ingegaan wordt op de ambities van het cluster en de arbeidsmarktperspectieven. In de hoofdstukken 6, 7 en 8 vindt vervolgens een analyse plaats van de vraag naar arbeidskrachten tot en met 2020, het beschikbaar human capital en de instroom vanuit onderwijs en een knelpuntenanalyse. In hoofdstuk 9 wordt uitgebreid op oplossingsrichtingen ingegaan. Deel 2 wordt afgesloten met een strategiehoofdstuk, waarin strategische dimensies en aanbevelingen voor een Human Capital Roadmap, met mogelijke actielijnen voor een landelijke strategie beschreven worden. Aanvullende informatie wordt in de verschillende bijlagen gegeven.
17
2
Inventarisatie markt en spelers
2.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt een inventarisatie van de deltatechnologiemarkt en van de spelers in deze markt gegeven. Allereerst wordt in paragraaf 2.2 ingegaan op de internationale markt met een uitsplitsing naar de verschillende deelmarkten en op de belangrijkste ontwikkelingen wereldwijd. Vervolgens wordt in paragraaf 2.3 de Nederlandse deltatechnologiemarkt in kaart gebracht. In paragraaf 2.4 vindt een inventarisatie plaats van de actoren in het Nederlandse Deltatechnologie-cluster en de economische waarde van dit cluster met een verdere specificering van de economische kenmerken per deelmarkt. In paragraaf 2.5 wordt tot slot van dit hoofdstuk ingegaan op de internationale concurrentiepositie van Nederland.
2.2
Inventarisatie internationale markt
2 . 2 . 1 W a t e rb ouw De International Association of Dredging Companies (IADC) beschikt over statistieken met de wereldwijde vraag naar baggerwerkzaamheden, voor zover het de open markt betreft. In bijlage 3 is de marktindeling opgenomen die de IADC daarbij hanteert, die overigens afwijkt van de in deze studie gehanteerde segmentatie. In een studie van de UNFCCC 4 zijn voor een aantal scenario’s de kosten van adaptatie aan een stijgend zeewaterniveau berekend. Voor wat betreft deltatechnologie gaat het om de kosten van kustverdediging. Als gevolg van klimaatverandering stijgt het zeeniveau, neemt het aantal tropische stormen toe en worden veel kustzones en natuurgebieden verwoest. De combinatie van deze effecten met de doorgaande verstedelijking in kustgebieden leidt er toe dat er wereldwijd een grotere behoefte ontstaat aan kustbescherming 5. Het scenario dat we voor deze analyse gebruiken gaat uit van 15 cm zeespiegelstijging tot 2030 (t.o.v. 1990). De kosten als gevolg van de zeespiegelstijging zijn extra ten opzichte van de normale kosten. In de navolgende tabel zijn de gegevens uit de UNFCCC-studie gerelateerd aan gegevens van de IADC. Door de beide bronnen te combineren is de marktomvang voor suppletie en het bouwen van zeeweringen becijferd op ruim € 2,2 miljard per jaar (natte én droge waterbouw). De totale wereldwijde markt voor baggeren, inclusief het bouwen van zeeweringen bedroeg daarmee ruim € 12 miljard in 2008. In de studie van de UNFCCC bedragen de jaarlijkse kosten voor suppletie (beach replenishment) en het bouwen van zeeweringen (total sea dyke costs (building costs)) in 2030 ca. € 5 miljard, zonder rekening te houden met extra adaptatiekosten in verband met de stijging van het zeewaterniveau. Uitgaande van een stijging van dit niveau met 15 cm nemen de kosten voor deze beide posten echter fors toe; naast de reguliere € 5 mil-
4
United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), Investment and financial flows to address climate change, 2007.
5
In de UNFCCC-studie is gebruik gemaakt van het zogenaamde DIVA-instrument dat staat voor Dynamic Interactive Vulnerability Analysis. DIVA is een zeer gedetailleerd model dat ’s werelds kusten in meer dan 12.000 segmenten verdeeld. De studie heeft alleen de investeringen in beeld gebracht voor zandsuppleties en dijkverhogingen/stormvloedkeringen.
19
jard is dan jaarlijks € 8,5 miljard extra nodig voor adaptatie. Zie Tabel 1. Uitgaande van groeivoet van 3,6% per jaar (bron: UNFCCC) zal de totale wereldwijde marktomvang in 2030 bijna € 27 miljard per jaar bedragen. De adaptatiekosten van € 8,5 miljard zorgen voor een extra vraagimpuls van 30%, waardoor de totale wereldwijde marktomvang jaarlijks op ruim € 35 miljard zou uitkomen. Tabel 1
Jaarlijkse marktomvang ‘waterbouw’ en kustversterking en extra kosten als gevolg van zeespiegelstijging (in € miljarden)
(1) bron
trade capital and maintenance
IADC
2008
(2)
(3)
2030
2030
(4=3-2)
zonder
met 15
zeespie-
cm zee-
a.g.v. zee-
gelstijging
spiegel-
spiegel-
stijging
stijging
extra kosten
5,1
nb.
nb.
nb.
2,8
nb.
nb.
nb.
0,2
0,5
2,5
2,0
UNFCCC
2,1
4,5
11,0
6,5
IADC
0,5
nb.
nb.
nb.
urban development
IADC
1,8
nb.
nb.
nb.
energy
IADC
2,0
nb.
nb.
nb.
tourism
IADC
0,6
nb.
nb.
nb.
12,3
- -
- -
- -
coastal defence - beach replenishment
IADC/ UNFCCC
- sea dyke costs (building costs) - sea dykes (wet) and other protection costs
Totaal
Bron: bewerking gegevens IADC en UNFCCC-studie ‘Investment and Financial Flows To Address Climate Change’. Bij de extra kosten wordt uitgegaan van een zeespiegelstijging van 15 cm. Bij de berekeningen is uitgegaan van een koers 1 US$ = 0,8 € (bron: UNFCCC-studie). Bedragen uit 2030 zijn contant gemaakt met een percentage van 3,6% (bron: UNFCCC-studie).
De extra kosten voor kustverdediging zijn vooral nodig in de OECD-landen (ca. 50% totaal), gevolgd door ontwikkelingslanden in Azië (ca. 20%), Latijns-Amerika (15%) en Afrika (13%). Zie Figuur 1.
20
Figuur 1
Percentuele verdeling van adaptatiekosten over regio's
Transitie economieën 4%
OECD Pacific 10%
Afrika 13%
OECD Noord-Amerika 19%
OECD Europa 17%
Midden-Oosten 2%
Developing Asia 20%
Latijns-Amerika 15%
Bron: UNFCCC-studie ‘Investment and Financial Flows To Address Climate Change’.
W e r e ld w i jd e ma rk t omva n g va n d e se gm en te n e n ve r wa ch t e gr oe i De door de IADC gehanteerde indeling is niet 1-op-1 vergelijkbaar met de indeling in segmenten die in deze studie wordt gehanteerd 6. Baggerwerkzaamheden zijn verspreid over alle door de IADC onderscheiden deelmarkten, terwijl ‘baggeren/duurzaam baggeren’ in de onderhavige studie een apart segment vormt. Het is derhalve niet mogelijk om een betrouwbare schatting te geven van de wereldwijde marktomvang van de segmenten die in deze studie worden onderscheiden. Op grond van de enquête en interviews is wel een rangorde gemaakt van deze omvang per segment. Zie Tabel 2. Tabel 2
Rangorde van de segmenten naar wereldwijde marktomvang (N=30)
Rangorde 1. havenontwikkeling en –beheer 2. baggeren/duurzaam baggeren 3. civiele techniek in de offshore 4. kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning 5. waterkeringen en
)
6. rivierinrichting 1)
alleen natte waterbouw.
Bron: Panteia (enquête), interviews.
6
Zie Bijlage 3 voor de definitie van de IADC en Paragraaf 1.2 en Bijlage 2 voor een beschrijving van de deelmarkten en segmenten zoals die in deze studie worden gehanteerd.
21
Op grond van de enquête en interviews is verder een inschatting gemaakt van de verwachte groei van de wereldwijde marktomvang van de onderscheiden segmenten. Zie Tabel 3. De rangorde qua groeiverwachting is gebaseerd op het percentage bedrijven 7 dat groei en sterke groei verwacht in de verschillende segmenten. Als gevolg van de hoge olieprijzen - die olie- en gaswinning op zee rendabel maken – en toenemende investeringen in offshore windturbineparken zien alle bedrijven een groei (85%) tot sterke groei (15%) van de wereldwijde marktomvang van het segment ‘civiele techniek in de offshore’. Daarmee komt dit segment qua groeipotentie op de eerste plaats. Klimaatverandering en de toenemende schaarste aan ruimte in deltagebieden vormen vermoedelijk de drijfveren van de relatief hoge scores qua groeiverwachting van de segmenten ‘waterkeringen en hoogwaterbestrijding’ en ‘kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning’. Tabel 3
Rangorde segmenten op basis van groeiverwachtingen, percentage bedrijven dat (sterke) groei van de wereldwijde marktomvang verwacht per segment (N=30)
Percentage bedrijven Verwacht
Verwacht
Verwacht
sterke
groei
geen
groei
Totaal;
groei/
Rangorde
weet niet
1. civiele techniek in de offshore
15
85
0
100
2. waterkeringen en hoogwaterbestrijding
12
88
0
100
3. kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwin-
23
35
32
100
4. baggeren/duurzaam baggeren
0
75
25
100
5. havenontwikkeling en –beheer
0
62
38
100
6. rivierinrichting
0
35
65
100
ning
1)
alleen natte waterbouw
Bron: Panteia (enquête), interviews.
De gunstige marktverwachtingen zijn ook zichtbaar in de groeikansen die men voor het eigen bedrijf in de waterbouw ziet. Een kleine twee derde van de respondenten ziet één of meerdere groeikansen in de eigen deelmarkt. Een kleine 20% van deze bedrijven noemt integrale oplossingen als groeikans en 15% noemt kansen die liggen binnen de deelmarkt ‘water en groen’. Ruim een derde ziet de groeikansen dus op het snijvlak met andere sectoren, clusters en/of competentiegebieden. De vraag naar integrale oplossingen in de waterbouw neemt daarmee toe. Zie Bijlage 5. De groeikansen voor het eigen bedrijf ziet men vooral in West-Europa/Noord-Amerika (80%), waar ook een belangrijk deel van de adaptatiekosten terecht zullen komen (zie Figuur 1). Azië vormt in de ogen van veel bedrijven daarnaast een kansrijke regio; ruim 40% ziet groeikansen in Zuidoost Azië en ook andere delen van Azië zijn kansrijk. Dit komt volgens de onderzoekers overeen met een verwachte verschuiving van het economisch zwaartepunt naar deze regio. Vraag en koopkracht in dit gebied 7
Bedrijven die de deelmarkt ‘waterbouw’ als primaire markt hebben binnen deltatechnologie.
22
zullen toenemen. Daarnaast zal ook een belangrijk deel van de adaptatiekosten (bijna een kwart) in deze regio terecht komen (zie Figuur 1), hetgeen voor een extra vraagimpuls zorgt in deze regio.
2 . 2 . 2 W a t e rb eh e er In de publicatie ‘Strategic Watercards, International Opportunities for the Dutch Water Sector’ 8 is de totale markt voor ‘waterbeheer’ becijferd op € 67 miljard met het jaar 2000 als peildatum. Voor 2008 wordt deze omzet op circa € 90 miljard geschat 9. Naast kustverdediging zullen met name deltagebieden te maken krijgen met een flinke toename van de vraag naar (zoet)water (door een toename van de bevolking en groei van de economie) en tegelijkertijd met een afname van het aanbod (effecten van klimaatverandering). (Schoon) zoetwater wordt schaars. De beschikbaarheid van schoon zoetwater is deels te realiseren met watertechnologische oplossingen (waaronder hergebruik en ontzilting) en deels door deltatechnologische oplossingen rond ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’, zoals de aanleg van zoetwaterreservoirs, additionele oppervlaktewaterberging, winning van grondwater en beheren daarvan zodat in stedelijke gebieden bodemdaling en verzilting worden voorkomen. In de eerder genoemde UNFCCC-studie 10 is een berekening gemaakt van de investeringen (investment en financial flows) in additionele infrastructuur die nodig zijn om te kunnen voorzien in de toename van de vraag naar zoet water als gevolg van de groei van bevolking, economie en als gevolg van de verwachte klimaatverandering in 2030. Daarbij is alleen gekeken naar de veranderingen in de vraag en het aanbod van water. In 2005 bedroegen de investeringen in reservoirs naar schatting ruim € 5 miljard 11. Uitgaande van de in de UNFCCC-studie gehanteerde groeivoet van 3,6% per jaar bedragen deze investeringen circa € 13 miljard in 2030. Bij een stijging van het zeewaterniveau met 15 cm tot 2030 komen daar aanzienlijke extra investeringen bij, tot jaarlijks € 6 miljard in 2030. Daarvan kan ongeveer € 1,5 miljard worden toegerekend aan de kosten van adaptatie als gevolg van klimaatverandering. De overige extra kosten zijn nodig om te voorzien in de groeiende vraag naar water als gevolg van bevolkingsgroei en economische ontwikkeling. Het merendeel van de adaptatiekosten in ontwikkelingslanden moet worden gepleegd in Afrika en Azië. Zie Figuur 2.
8
Arnoud Muizer (EIM) en Marcel van den Bergh (DHV), Strategic watercards, International opportunities for the Dutch water sector, 2002.
9
Uitgaande van een groeivoet van 3,6% per jaar (bron: UNFCCC)
10
United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), Investment and financial flows to address climate change, 2007.
11
Best guess op basis van de UNFCCC-studie (2007) ‘Investment and Financial Flows To Address Climate Change’. In de studie zijn naast investeringen in reservoirs ook investeringen meegenomen in grondwaterwinning, ontziltingsinstallaties en hergebruikfaciliteiten. Deze investeringen maken echter geen onderdeel uit van deltatechnologie. In totaal gaat het voor 2005 om € 31 miljard aan investeringen en om € 83 miljard in 2030 en circa € 30 miljard aan additionele investeringen in het kader van adaptatie.
23
Figuur 2
Percentuele verdeling van adaptatiekosten over regio's
OECD Pacific 0% OECD Noord-Amerika 3%
Transitie economieën 7%
Afrika 29%
OECD Europa 7% Midden-Oosten 19%
Latijns-Amerika 3% Developing Asia 32%
Bron: UNFCC-studie ‘Investment and Financial Flows To Address Climate Change’.
W e r e ld w i jd e ma rk t omva n g va n d e se gm en te n e n ve r wa ch t e gr oe i Van de omvang van verschillende segmenten binnen ‘waterbeheer’ zijn geen harde gegevens beschikbaar. Op basis van de enquête-uitkomsten is wel een prioritering gemaakt van de wereldwijde marktomvang van de segmenten binnen de deelmarkt ‘waterbeheer’. Zie Tabel 4. Qua marktomvang ontlopen de eerste drie segmenten elkaar niet veel; zij zijn op basis van een inschatting van de onderzoekers gezamenlijk goed ca. € 80 miljard per jaar. Het segment ‘bodemdaling en verzilting’ is het kleinste van de vier. Tabel 4
Rangorde naar wereldwijde marktomvang (N=23)
Rangorde 1. stedelijk waterbeheer 2. waterbodemvervuiling/-sanering 3. integraal stroomgebiedbeheer 4. bodemdaling en verzilting Bron: Panteia (enquête), interviews.
Op grond van de enquête en interviews is voor de deelmarkt ‘waterbeheer’ ook een rangorde aangebracht in de verwachte groei per segment. De rangorde qua groeiverwachting is gebaseerd op het percentage bedrijven 12 dat groei, respectievelijk sterke groei verwacht in de segmenten van de deelmarkt ‘waterbeheer’. De wereldwijde marktomvang van het segment ‘stedelijk beheer’ zal volgens bijna alle bedrijven sterk groeien. Voor het segment ‘bodemdaling en verzilting’ verwacht ruim de helft van de bedrijven een sterke groei en een derde verwacht een gemiddelde groei. Voor het segment ‘rivierinrichting’ verwachten alle bedrijven een groei van de wereldwijde
12
Bedrijven die de deelmarkt ‘waterbeheer’ als primaire markt hebben binnen deltatechnologie.
24
marktomvang. 26% verwacht een sterke groei. De relatief hoge groeiverwachting van deze segmenten is vooral gebaseerd op de klimaatveranderingen en de effecten daarvan op het waterbeheer en op de zoetwatervoorziening. Zie Tabel 5. Tabel 5
Rangorde segmenten op basis van groeiverwachtingen bedrijven, percentage bedrijven dat (sterke) groei van de wereldwijde marktomvang verwacht per segment (N=23)
Percentage bedrijven Verwacht
Verwacht
Verwacht
sterke groei
groei
geen
Totaal
groei/ weet Rangorde
niet
1. stedelijk waterbeheer
94
6
0
100
2. bodemdaling en verzilting
52
35
13
100
3. integraal stroomgebiedbeheer
26
74
0
100
4
33
63
100
4. waterbodemvervuiling/-sanering Bron: Panteia (enquête), interviews.
De positieve groeiverwachtingen van de wereldwijde marktomvang zijn ook zichtbaar in de groeikansen die men voor het eigen bedrijf in de deelmarkt ‘waterbeheer’ ziet. Bedrijven in deze deelmarkt zien nog meer dan bedrijven in de deelmarkt waterbouw groeikansen die ontstaan via integrale oplossingen, door samenwerking en door kennisdeling. Ongeveer 70% van de bedrijven zoekt de kansen op deze terreinen. Zie Bijlage 5. Evenals bij waterbouw vormen West-Europa/Noord-Amerika voor bijna alle bedrijven (85%) kansrijke regio’s voor de eigen groeikansen met Azië als goede tweede. Dit komt overeen met een verwachte verschuiving van het economisch zwaartepunt naar deze regio en met de concentratie van een belangrijk deel van de adaptatiekosten in dit werelddeel (zie Figuur 2).
2 . 2 . 3 W a t e r en g ro en De deelmarkt ‘water en groen’ bestaat uit de volgende segmenten: Waterproductiviteit en voedselproductie; Waterverdeling en kwaliteit; Ecologie in deltagebieden; Alternatieve waterbronnen; Gebiedsinrichting. Van deze deelmarkt bestaan geen goede cijfers. In de publicatie ‘Strategic Watercards, International Opportunities for the Dutch Water Sector’ 13. wordt deze deelmarkt op € 55 miljard geschat. Dit getal is echter samengesteld uit investeringsni13
Arnoud Muizer (EIM) en Marcel van den Bergh (DHV), Strategic watercards, International opportunities for the Dutch water sector, 2002. Alle genoemde cijfers in de publicatie ‘Een wereld om water’ zijn gebaseerd op deze publicatie.
25
veaus voor ‘irrigatie en drainage’ en ‘hydropower’ en resulteert voor de deelmarkt ‘water en groen’ conform de gehanteerde definitie niet in een realistisch getal. Derhalve hanteren we voor de kwantificering van de wereldwijde marktomvang van deze deelmarkt een schatting op basis van inzichten die in de huidige studie zijn verworven. Uit de enquête en interviews blijkt dat bedrijven die in deze deelmarkt actief zijn – met uitzondering van landschapsarchitecten - vaak ook in de deelmarkten ‘waterbouw’ en/of ‘waterbeheer’ actief zijn. Deze beide laatste deelmarkten vormen meestal de primaire markten, de deelmarkt ‘water en groen’ is voor deze bedrijven vaak een afgeleide markt. Op basis van geaggregeerde omzetgegevens van geënquêteerde bedrijven stellen we vast dat de omzet in deze deelmarkt 10-20% uitmaakt van de omzet van ‘waterbouw’ en ‘waterbeheer’ tezamen, hetgeen leidt tot een geschatte marktomvang van € 10-20 miljard 14. Voor de deelmarkt ‘water en groen’ zijn vanwege een te geringe respons geen verdere uitsplitsingen te maken. Op grond van de interviews vormt ‘gebiedsinrichting’ (planvorming, advisering, realisatie en management en onderhoud) in combinatie met ‘waterbouw’ en ‘waterbeheer’ een belangrijke groeimarkt. Zo zien we de combinatie van kustontwikkeling in combinatie met natuur bijvoorbeeld in de Zandmotor. In Ruimte voor de Rivier gaat het om de combinatie van integraal stroomgebiedbeheer en de kwaliteit van de inrichting van het (groene) rivierenlandschap. Deze voorbeelden zijn in lijn met de geconstateerde trend richting meer complexe vraagstukken en een toenemende behoefte aan integrale oplossingen. 2 . 2 . 4 B e la n gr i jk st e ont w ik k e li n ge n Op basis van deskresearch, interviews en enquête zijn hierna de belangrijkste ontwikkelingen op een rij gezet.
H e t D e lta t e chn o lo g ie -c lu st e r v o rmt ee n in te rna t i ona l e g ro e ima rk t De totale internationale deltatechnologiemarkt wordt gebaseerd op berekeningen in de voorgaande paragrafen becijferd op ongeveer € 120 miljard in 2008. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: waterbouw:
€ 12,3 miljard;
waterbeheer:
€ 90 miljard;
water en groen:
€ 10-20 miljard.
Deze markt zal in de toekomst een flinke impuls krijgen wanneer inderdaad sprake zal zijn van een stijging van het zeewaterniveau en van een verdere bevolkingsgroei in deltagebieden 15. De totale deltachnologiemarkt zal daardoor een extra vraagimpuls krijgen van een kleine € 15 miljard per jaar, waarvan € 8,5 miljard voor kustversterking en € 6 miljard voor investeringen in zoetwaterreservoirs. Deze extra vraagimpuls versterkt de autonome groei van de vraag in het cluster waardoor sprake is van een groeimarkt.
14
Hierbij zijn de onderzoekers uitgegaan van een marktaandeel van voor water en groen gelijk is aan het gemiddelde van waterbeheer en waterbouw, bij gebrek aan een zuiverder methode.
15
De kans dat beide ontwikkelingen zich voordoen is zeer groot. De groei van de bevolking in deltagebieden gaat zeker door. Verder voorspelt de overgrote meerderheid van wetenschappers een stijging van het zeewaterniveau.
26
T oe na m e va n d e omva ng en co mp l ex i te i t va n de v ra a g De problematiek in veel delen van de wereld en met name in deltagebieden neemt toe: Er is in toenemende mate gebrek aan ruimte, zoetwater en grond- en hulpstoffen, doordat: x
de bevolking in deltagebieden snel groeit (o.a. als gevolg van een trek naar de stad);
x
economische activiteit hierdoor toeneemt; en
x
door deze effecten de druk op de ruimte en op natuurlijke bronnen (waaronder de beschikbare waterbronnen) toeneemt.
Door de klimaatsveranderingen neemt de hoogwaterproblematiek (overstromingen, wateroverlast, verzilting van grondwater, bedreiging van drinkwatervoorraden, etc.) toe evenals weersextremiteiten in de vorm van hevige regenval maar ook van lange droogteperiodes.
T oe ne m end e b eh oe ft e a a n int e gra l e o p los s in gen , in nova t i e en du ur za a m heid De ontwikkelingen hebben diverse effecten en zorgen daarmee voor een toenemende complexiteit van de vraag. Daarmee neemt de roep om integrale en innovatieve oplossingen toe. Als onderdeel van de borging en verbetering van de leefbaarheid van deltagebieden worden ecologie en duurzame oplossingen steeds belangrijker.
M e er r u im te v oo r in no va t i ev e e n duu r za m e op lo ss i ng en Op dit moment vormt de prijs nog steeds het belangrijkste beoordelingscriterium in aanbestedingsprocedures, maar met name in de Angelsaksische landen worden nieuwe aanbestedingsvormen steeds vaker toegepast. Hierdoor kan in aanbestedingen meer ruimte ontstaan voor innovatieve en duurzame en integrale oplossingen. Zie Bijlage 4.
S t e ed s ho ge r e e is en a a n p r oj e ctma na g e me nt en g ov e rna n ce De toenemende complexiteit stelt hoge eisen aan projectmanagement, de interactie met stakeholders, het verkrijgen van draagvlak. Ook na afronding van investeringsprojecten worden hoge eisen gesteld: aan beheer, institutionalisering en management en onderhoud. Naar verwachting biedt dit kansen voor Nederlandse spelers.
I nv es te r in ge n do o r o pk o m en de la n de n n e me n t o e Gesloten markten als China en India investeren fors in waterbouwkundige werkzaamheden en projecten. De huidige baggervloot van het Chinese staatsbedrijf is op dit moment al de grootste ter wereld. Het is niet ondenkbaar dat China op termijn ook in andere landen in de regio materieel in gaat zetten. Landen als China en India lijken als geen ander in staat om ambities te formuleren en deze ook snel te realiseren. Thema’s als innovatie en duurzaamheid spelen in de beleving van de onderzoekers op dit moment nog een ondergeschikte rol in het Deltatechnologie-cluster van deze landen. Naar verwachting van de onderzoekers zal de concurrentiekracht van deze landen toenemen als zij zich richten op vragen vanuit de internationale markt.
27
V e r sch u iv in g va n ec on om i sc h zwa a rt e pun t Opkomende markten zorgen ook voor een verschuiving van het economisch zwaartepunt naar deze gebieden, hetgeen voor de Nederlandse sector betekent dat de aanwezigheid in deze gebieden van groot belang is. De groeikansen voor Nederlandse bedrijven liggen voor een belangrijk deel in een opkomende regio als Azië.
2.3
Inventarisatie Nederlandse markt In Tabel 6 zijn de verwachte investeringen en uitgaven voor beheer en onderhoud van het Rijk, de provincies, waterschappen en gemeenten weergegeven. Dit zijn deels investeringen en deels uitgaven voor beheer, onderhoud en management 16. Zij vormen een goede benadering van de omvang van de Nederlandse deltatechnologiemarkt en van de ontwikkeling daarvan. De werkwijze voor het opstellen van dit overzicht is als volgt geweest: Inventarisatie van de belangrijkste opdrachtgevers in het Deltatechnologie-cluster; Inschatting van de markt, op basis van uitgavenposten begrotingen, niet op basis van kosten. Dit geeft een realistischer beeld van daadwerkelijke bestedingen in de markt; Onderscheid naar de belangrijkste opdrachtgevende partijen; Bedragen zijn bijna altijd inclusief BTW en inclusief uitgaven voor de uitvoeringsorganisatie en (indien relevant) grondverwerving. De totale investeringen en uitgaven aan deltatechnologie bedragen circa € 3,5 tot € 4 miljard per jaar. Wat opvalt is dat veel van de grote uitgaven worden gedaan door het Rijk in het kader van enkele grote investeringsprogramma’s zoals Ruimte voor de Rivier, het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het Project Mainport Rotterdam. Binnen waterbeheer zijn de uitgaven van gemeenten het hoogst, het betreft vooral uitgaven ten behoeve van de riolering ter grootte van ca. € 1 miljard per jaar. Daarnaast geven de waterschappen jaarlijks circa € 500 miljoen uit aan waterbeheer. Uitgaande van totale investeringen van € 3,5 tot € 4 miljard per jaar komt in een wereldmarkt van € 120 miljard neer op een investeringsaandeel van circa 3% 17. De uitgaven lijken vanaf 2013 af te nemen, maar dit wordt veroorzaakt door het feit dat sommige begrotingen, met name die van de waterschappen, maar tot 2012 liepen ten tijde van de inventarisatie. De cijfers in de tabel zijn nader gedetailleerd weergegeven in bijlage 7. Nadere analyse leert dat circa € 600 miljoen van de jaarlijkse uitgaven van het Rijk, provincies en gemeenten wordt besteed aan beheer, onderhoud en management.
16
Het gaat om investeringen en uitgaven op kasbasis en dus niet om jaarlijkse kapitaallasten (i.c. rente en afschrijvingen).
17
Het internationale marktaandeel van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster komt hoger uit (6%) omdat relatief veel omzet in het buitenland wordt behaald. Zie paragraaf 2.4.2.
28
Tabel 6
Investeringen Nederland in waterkeren/beheren/vaarwegen (in € miljoen) BRON
TOTAAL
I. Waterkeren Rijk
[1] en
2.010
2.011
2.012
2.013
>2013
8.903
1.521
1.926
1.785
1.038
2.221
7.202
1.063
1.355
1.205
946
2.221
[2] Provincies
[3]
368
92
92
92
92
n.b.
Waterschappen
[4]
1.333
366
479
488
n.b.
n.b.
7.781
2.068
2.032
1.881
1.337
464
1.641
369
334
295
271
372
II. Waterbeheer Rijk
[1] en [2]
Provincies
[3]
460
92
92
92
92
92
Waterschappen
[4]
1.535
533
532
470
n.b.
n.b.
Gemeenten
[5]
4.145
1.074
1.074
1.024
974
n.b.
III. Vaarwegen Rijk: realisatie hoofdvaarwe-
721
108
130
111
51
321
[1]
711
102
127
110
51
321
[4]
10
6
3
1
n.b.
n.b.
gen Waterschappen: realisatie vaarwegen TOTAAL 17.404 3.697 4.088 3.777 2.426 3.006 [1] MIRT 2008 [2] Rijksbegroting 2009, Infrastructuurfonds (begroting A) [3] Water in beeld 2009 [4] Achtergrondmateriaal bij "Waterschapspeil 2009" [a] exclusief coalitieakkoord gelden die nog niet aan de begroting zijn toegevoegd in de ordegrootte van 700 mln. euro tot 2020. [b] exclusief de gemeentelijke investeringen in KRW-maatregelen n.b = niet bekend Bron: Teamanalyse Blueconomy/Panteia, 2009.
Vanaf 2020 zal er een belangrijke extra investeringsimpuls vanuit de overheid voor het Deltatechnologie-cluster komen, in de vorm van de uitvoering van het Deltaprogramma. Het Deltaprogramma heeft tot doel om Nederland voor de volgende generaties veilig en leefbaar te houden. Het Deltaprogramma zal daarvoor concrete projecten bevatten.
2.4
Inventarisatie actoren en economische waarde
2 . 4 . 1 A c to r en Het Nederlandse Deltatechnologie-cluster kent naar schatting 450 organisaties die in een of meerdere van de drie deelmarkten actief zijn. Deze vormen gezamenlijk het “kernbestand” voor dit onderzoek. Aangenomen is dat de 180 organisaties binnen het kernbestand goed zijn voor 90% van de nationale omzet en productiewaarde. Zie ook Paragraaf 1.2. Van de 180 organisaties in het kernbestand is 39% in het buitenland actief. In de studie worden drie hoofdgroepen actoren onderscheiden: waterbouwbedrijven, ingenieursbureaus en waterschappen. Waterbouwbedrijven zijn vanzelfsprekend actief op het gebied van ‘waterbouw’ en lid van de Vereniging van Waterbouwers en/of
29
Bouwend Nederland of opgenomen in de CBS-statistieken onder de sector ‘natte waterbouw’ 18. In het kernbestand van 180 bedrijven zijn er 75 een waterbouwbedrijf. Ingenieursbureaus in dit bestand zijn in het Deltatechnologie-cluster actief en lid van de NLingenieurs of opgenomen in de CBS-statistieken onder het kopje ‘Technisch ontwerp en advies voor GWW, stedenbouw-, verkeers-, tuin en landschapskunde, ruimtelijke ordening en planologie’ 19. In het kernbestand zijn 70 ingenieursbureaus opgenomen. Verder zijn er 27 waterschappen in Nederland die allen opgenomen zijn in het kernbestand. De waterschappen zijn niet alleen een vragende partij: zij realiseren met 4.700 FTE’s een omzet in deltatechnologie excl. intermediaire leveringen van ca. € 700 miljoen. Daarnaast zijn de activiteiten van Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten op het gebied van onderhoud, beheer en management meegenomen, voor zover deze tot het Deltatechnologie-cluster kunnen worden gerekend. Werkzaamheden die door deze partijen worden uitbesteed zijn buiten beschouwing gelaten om zo dubbeltellingen te voorkomen. Toeleveranciers van machines, apparaten en producten aan waterbouwbedrijven, ingenieurs, waterschappen, Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten zijn niet meegenomen in de studie. Als onderdeel van deze studie is onderzoek gedaan naar diverse kenmerken van de organisaties in het kernbestand, zoals innovatiekracht, activiteiten en omzet. In Bijlage 6 wordt een uitgebreide beschrijving gegeven van de economische kenmerken van de verschillende actoren.
K e nn is - en o nd e rw i js i nst e l l in ge n De Nederlandse kennis- en onderwijsinfrastructuur op het gebied van deltatechnologie is van oudsher sterk ontwikkeld. Opleidingen op dit gebied worden onder andere aangeboden bij de TU Delft, Wageningen University, Universiteit Utrecht, Universiteit Twente en bij diverse hogescholen. De regionale waterbeheerders hebben met STOWA hun kenniscentrum. Deltares en Alterra zijn voor het Deltatechnologie-cluster de belangrijke kennisinstellingen voor toegepast onderzoek. 2 . 4 . 2 E co nom i sc he wa a r de Het Rijk, provincies en gemeenten zijn gezamenlijk goed voor circa € 2,5 tot 3 miljard aan uitgaven, waarvan € 600 miljoen aan uitgaven voor beheer, management en onderhoud 20. De rest van deze uitgaven hebben betrekking op investeringsuitgaven, waar spelers in het kernbestand voor worden ingehuurd (intermediaire leveringen). Om dubbeltellingen te voorkomen zijn deze laatste overheidsuitgaven niet meegenomen. Waterschappen maken deel uit van het kernbestand. Zij zijn jaarlijks goed voor
18
Alleen de bedrijven met minimaal 5 werkzame personen.
19
Alleen de bedrijven met minimaal 10 werkzame personen.
20
Toegerekend aan de deelmarkt ‘waterbeheer’. Zie verder voor definitie en afbakeningen Paragraaf 1.2.
30
ca. € 1 miljard aan uitgaven op het gebied van deltatechnologie. Gecorrigeerd voor intermediaire leveringen gaat het om € 700 miljoen. De totale omzet van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster exclusief intermediaire leveringen (ook wel productiewaarde genoemd) komt uit op € 7,5 miljard, waarvan € 4 miljard in het buitenland wordt behaald 21. De deelmarkt ‘waterbouw’ is voor Nederland de belangrijkste deelmarkt, gevolgd door achtereenvolgens de deelmarkten ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’. Zie Tabel 7. De cijfers in deze tabel zijn exclusief intermediaire leveringen en omzet van toeleveranciers van kapitaalgoederen en overige diensten. Tabel 7
Binnenlandse en buitenlandse omzet van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster excl. intermediaire leveringen (in € miljard/jaar), bedrijfsgegevens 2008
Binnenlandse omzet
Buitenlandse omzet
Totale omzet
Waterbouw
1,2
3,8
5,0
Waterbeheer
1,6
0,1
1,7
Water en groen
0,7
0,1
0,8
Deltatechnologie totaal
3,5
4,0
7,5
Bron: Best guess op basis van Panteia-enquête 2009 (bedrijfsgegevens 2008), gegevens website Vereniging van Waterbouwers, EIB (Bedrijfseconomische kerncijfers van GWW-bedrijven in 2007), CBS Productiestatistieken, Nederland Maritiem Land (De Nederlandse Maritieme Cluster, Economische Monitor 2006).
De directe toegevoegde waarde komt uit op € 4,2 miljard. De indirecte toegevoegde waarde (bij toeleveranciers in de keten) wordt geschat op € 2,3 miljard 22. De totale werkgelegenheid wordt geschat op 32.300 FTE’s. Zie verder Deel 2 van dit rapport (‘Arbeidsmarktperspectieven’) voor een nadere analyse van dit getal.
2 . 4 . 3 E co nom i sc he k e nm e rk en wa te r bo uw
A a n ta l be d r i jv en en ma r k ta a nd e e l w e r e ld w ij d Van alle spelers in het kernbestand is 50% alleen nationaal actief in de deelmarkt ‘waterbouw’, 29% is internationaal actief en 21% is niet actief in deze deelmarkt. Met een wereldwijd marktaandeel van ca. 40% 23 in deze deelmarkt is het Nederlandse cluster internationaal een sterke speler.
21
Omzet-, productie- en werkgelegenheidsgegevens in het navolgende zijn gebaseerd op de omzetfracties die in de enquête door de bedrijven zelf zijn toegerekend aan de deelmarkten van het deltatechnologiesector waarop zij actief zijn.
22
Best guess op basis van enquête, gegevens website Vereniging van Waterbouwers, EIB (Bedrijfseconomische kerncijfers van GWW-bedrijven in 2007), CBS Productiestatistieken, Nederland Maritiem Land (De Nederlandse Maritieme Cluster, Economische Monitor 2006).
23
De Nederlandse omzet in deze deelmarkt bedraagt € 5 miljard, de internationale omzet in de open markt bedraagt € 12,3 miljard.
31
O mz e tv er d e l ing o ve r s eg m ent en In het navolgende zijn schattingen weergegeven voor de omzetverdeling binnen de deelmarkt ‘waterbouw’ over de verschillende segmenten 24. ‘Baggeren/duurzaam baggeren’ vormt het belangrijkste segment binnen de ‘waterbouw’, goed voor 40% van de binnenlandse en 80% van de buitenlandse omzet. ‘Waterkeringen en hoogwaterbestrijding’ is een segment dat nationaal relatief belangrijk is, maar internationaal nog relatief weinig omzet genereert. Zie Figuur 3. De verwachting is echter dat de vraag in dit segment wel zal toenemen. Zie Paragraaf 2.2.1. Figuur 3
Geschatte omzetverdeling ‘waterbouw’ over segmenten (N=50) 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Baggeren/duurzaam baggeren
Waterkeringen en hoogwaterbestrijding
Kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning
Rivierinrichting
Havenontwikkeling en -beheer
Civiele techniek in de offshore
binnenland
buitenland
Bron: Panteia (enquête), 2009.
O mz e tv er d e l ing o ve r fun ct i on e le g e bi e de n ‘Contracting en realisatie’ vormt de belangrijkste activiteit in de deelmarkt ‘waterbouw’. Bijna 85% van de omzet in deze deelmarkt wordt hiermee gegenereerd 25. Zie Figuur 4.
24
De omzetverdeling is gebaseerd op de omzetgegevens die door de respondenten in de enquête zijn aangeleverd. Er is niet gecorrigeerd voor intermediaire leveringen binnen het cluster.
25
Ook hiervoor geldt dat de omzetverdeling is gebaseerd op de omzetgegevens die door de respondenten in de enquête zijn aangeleverd. Er is niet gecorrigeerd voor intermediaire leveringen binnen de sector.
32
Figuur 4
Omzetverdeling over functionele gebieden in de deelmarkt ‘waterbouw’ (N=50)
training en/of institutionele ontwikkeling 3% management en onderhoud 2%
research & development 2% advisering 3%
contracting en realisatie 85%
engineering 4% financiering 1%
Bron: Panteia (enquête), 2009.
V e r wa c ht e gr o ei In de enquête is gevraagd in welke functionele gebieden bedrijven zelf de komende jaren groei zien. Van de bedrijven die de deelmarkt ‘waterbouw’ als primaire markt hebben, verwacht 60% een groei tot sterke groei in de kernactiviteit ‘contracting en realisatie’. Spelers in deze deelmarkt verwachten daarom hun sterke positie in contracting en realisatie verder uit te bouwen. Zie Figuur 5. Tegelijkertijd zien we dat bedrijven in deze deelmarkt ook (sterke) groei voorzien in advisering, engineering en management en onderhoud, hoewel de omzetbijdrage uit deze activiteiten relatief gering is. Door ook in te zetten op deze functionele gebieden zijn de bedrijven in staat om de kennisbasis en innovatiekracht beter te benutten en meer toegevoegde waarde te bieden bij het oplossen van complexe vraagstukken. Bovendien ziet men ook kansen na afronding van de realisatiefase. Door ook in te zetten op management en onderhoud nemen de kansen op vervolgklussen toe.
33
Figuur 5
Percentage bedrijven met ‘waterbouw’ als primaire markt dat groei respectievelijk sterke groei verwacht van de bedrijfsomzet in de komende 10 jaar naar functioneel gebied (N=50) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
research & development
advisering
engineering
financiering
contracting en realisatie
levering apparatuur en systemen
management en onderhoud
training en/of institutionele ontwikkeling sterke groei
groei
Bron: Panteia (enquête), 2009.
2 . 4 . 4 E co nom i sc he k e nm e rk en wa te r be he e r
A a n ta l be d r i jv en Van alle spelers in het kernbestand is 53% in de deelmarkt ‘waterbeheer’ actief, waarvan 34% alleen nationaal. Van alle bedrijven in het kernbestand geeft 36% aan in deze deelmarkt het sterkst te zijn. Dit zijn vooral waterschappen en ingenieursbureaus. Met een omzet van € 1,7 miljard is Nederland in deze deelmarkt internationaal geen grote speler. Het marktaandeel ligt op circa 2%. Hier is dus nog veel groei mogelijk, of is het juist lastiger te concurreren op deze markt.
O mz e tv er d e l ing o ve r d e s egm e nt en ‘Integraal stroomgebiedbeheer’ en ‘stedelijk waterbeheer’ vormen de belangrijkste segmenten binnen de deelmarkt ‘waterbeheer’ van de spelers in het kernbestand 26. Van de binnenlandse omzet wordt 40% behaald met ‘stedelijk waterbeheer’ en ruim 30% met ‘integraal stroomgebiedbeheer’. Het aandeel van dit laatste segment in de buitenlandse omzet (50%) is relatief groot. In absolute termen komt dit echter slechts neer op een omzet van naar schatting € 50 miljoen. Zie Figuur 6.
26
Het gaat om de omzetverdeling van spelers in het kernbestand (dus van waterbouwbedrijven, ingenieursbureaus en waterschappen). De uitgaven van beheer en onderhoud van Rijk, gemeenten en provincies zijn hier buiten beschouwing gelaten.
34
Figuur 6
Geschatte omzetverdeling ‘waterbeheer’ over segmenten (N=34) 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Integraal stroomgebiedsbeheer
Stedelijk waterbeheer
Bodemdaling en verzilting
Waterbodemvervuiling/-sanering
binnenland
buitenland
Bron: Panteia (enquête), 2009.
O mz e tv er d e l ing o ve r fun ct i on e le g e bi e de n Bedrijven in de deelmarkt ‘waterbeheer’, behalen 21% van hun omzet in deze deelmarkt met contracting en realisatie en 19% met advisering 27. Daarnaast is R&D (19%) een belangrijk functioneel gebied. Zie Figuur 7 . Figuur 7
Omzetverdeling over functionele gebieden in de deelmarkt ‘waterbeheer’ (N=34)
management en onderhoud 10%
training en/of institutionele ontwikkeling 14%
research & development 19%
advisering 19% levering apparatuur en systemen 6%
contracting en realisatie 21%
financiering 1%
engineering 10%
Bron: Panteia (enquête), 2009.
27
Ook hier gaat het om de omzetverdeling van spelers in het kernbestand (dus van waterbouwbedrijven, ingenieursbureaus en waterschappen). De uitgaven voor beheer en onderhoud van Rijk, gemeenten en provincies zijn hier buiten beschouwing gelaten.
35
V e r wa c ht e gr o ei Van de bedrijven die de deelmarkt ‘waterbeheer’ als primaire markt hebben, verwacht 60% een groei tot sterke groei in advisering. Opvallend zijn verder de hoge percentages voor R&D en training en/of institutionele ontwikkeling (incl. bestuur). Verder wordt in engineering en in management & onderhoud door 14% een sterke groei verwacht. De behoefte aan specialistische kennis(opbouw) in projecten neemt kennelijk toe en daardoor ook de behoefte aan advisering en training. Dit past in de geconstateerde trend richting meer complexe vraagstukken en een toename van de behoefte aan integrale oplossingen. De ontwikkeling van contracting en realisatie blijft daarbij wat achter, hetgeen tot de conclusie leidt dat de kenniscomponent naar verwachting in belang toeneemt ten koste van de uitvoeringscomponent in deze deelmarkt. Zie Figuur 8. Figuur 8
Percentage bedrijven met ‘waterbeheer’ als primaire markt dat groei respectievelijk sterke groei verwacht van de bedrijfsomzet in de komende 10 jaar naar functioneel gebied (N=34) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
research & development
advisering
engineering
financiering
contracting en realisatie
levering apparatuur en systemen
management en onderhoud
training en/of institutionele ontwikkeling sterke groei
groei
Bron: Panteia (enquête), 2009.
2 . 4 . 5 E co nom i sc he k e nm e rk en Wa t er e n gr o en
A l g em en e k e ng eta l l en Van alle spelers in het kernbestand is 57% in de deelmarkt ‘water en groen’ actief, hetgeen een hoger aandeel is dan dat van ‘waterbeheer’. Slechts 17% van alle bedrijven is echter internationaal actief in deze deelmarkt. Verder geeft van alle bedrijven in het kernbestand slechts 15% aan in deze deelmarkt het sterkst te zijn 28. Dit leidt tot de conclusie dat deze deelmarkt voor veel partijen een afgeleide markt vormt van de andere deelmarkten. Het geringe aantal of ontbreken van waarnemingen leidt er-
28
Dit zijn bedrijven die alleen nationaal in deze deelmarkt actief zijn.
36
toe dat voor een aantal vragen geen gegevens voor deze deelmarkt beschikbaar zijn en dat de wel gepresenteerde uitkomsten slechts indicatief zijn.
O mz e tv er d e l ing o ve r d e s egm e nt en ( in d ic a t ie f) Voor de deelmarkt ‘water en groen’ kunnen slechts indicatieve uitspraken worden gedaan over de omzetverdeling over de segmenten. De belangrijkste segmenten binnen deze deelmarkt zijn ‘gebiedsinrichting’ op afstand gevolgd door de segmenten ‘waterverdeling en kwaliteit’ en ‘ecologie in deltagebieden’. ‘Gebiedsinrichting’ vormt met ruim 40% omzetaandeel het belangrijkste segment op de nationale markt. Internationaal is ‘waterverdeling en kwaliteit’ het belangrijkste segment. Zie Figuur 9. Bij water en groen spelen bedrijven, adviesbureaus in het agrocluster wellicht een belangrijker rol. Figuur 9
Schatting omzetverdeling ‘water en groen’ over segmenten (N=14, INDICATIEF) 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Waterproductiviteit en voedselproductie
Waterverdeling en kwaliteit
Ecologie in deltagebieden
Alternatieve waterbronnen
Gebiedsinrichting
binnenland
buitenland
Bron: Panteia (enquête), 2009.
O mz e tv er d e l ing o ve r fun ct i on e le g e bi e de n ( in di ca t ie f ) Bedrijven die in ‘water en groen’ actief zijn behalen het merendeel van hun omzet (ongeveer 64%) met advisering, op afstand gevolgd door de activiteiten management en onderhoud (13%) en R&D (12%). Zie Figuur 10.
37
Figuur 10 Omzetverdeling over functionele gebieden in de deelmarkt ‘water en groen’ (N=14, INDICATIEF) contracting en realisatie 7% financiering 3%
management en onderhoud 13%
research & development 12%
engineering 1%
advisering 64%
Bron: Panteia (enquête), 2009.
2.5
Inventarisatie concurrentiepositie Nederland heeft als ‘manmade country below the sea’ een grote traditie en reputatie op het gebied van deltatechnologie. Daardoor beschikt Nederland van oudsher over een uitstekende kennisbasis, veel kennis en ervaring bij de overheid op dit gebied en een sterke keten. Met een geschat marktaandeel van 6%, een marktaandeel in de waterbouw van ca. 40% en betrokkenheid bij grote prestigieuze projecten is Nederland duidelijk aanwezig in de internationale markt 29. De wereldwijde waterbouwmarkt wordt beheerst door een viertal bedrijven waarvan er twee (Boskalis en Van Oord) uit Nederland komen. Uit een internationale studie van de Swedish Federation of Consulting Engineers and Architects 30 blijkt dat de Arcadis Groep en Fugro NV beide deel uitmaken van top-10 van internationale ingenieurs- en architectenbureaus. De top-10 bestaat verder uit vier Amerikaanse, twee Engelse een Canadees en een Frans bureau. Na Altran Technologies (F) en WS Atkins plc. (UK) is Arcadis het derde ingenieursbureau van Europa, Fugro neemt de vijfde plek in. In de enquête is gevraagd naar nationaal en/of internationaal opererende bedrijven en instellingen die men als koploper in het Deltatechnologie-cluster beschouwt als het gaat om R&D, kennis en technologiegebruik. Van de top-15 genoemde organisaties bestaat het merendeel uit Nederlandse bedrijven met het eigen bedrijf op de positie; 10% van de bedrijven beschouwt zichzelf als koploper. Jan de Nul uit België is het
29
De teller van deze aandelen is gebaseerd op gegevens uit de enquête van 2009 (€ 7,5 miljard totaal en € 5 waterbouw), de noemer voor berekening van deze aandelen is gebaseerd op een actualisering van de best available data voor de wereldmarkt (bron: Strategic Watercards, International Opportunities for the Dutch Water Sector) (€ 120 miljard, gebaseerd op de berekeningen voor 2008 in paragrafen 2.2.1 (ruim € 12 miljard waterbouw), 2.2.2 (ca. € 90 miljard voor waterbeheer) en 2.2.3 (€10-20 miljard water en groen)).
30
STD, Sector Review 2008, The Consulting Engineering and Architectural Groups. De ranglijst omvat de ingenieurs- en architectenbranche in brede zin en is dus niet beperkt tot deltatechnologie.
38
buitenlandse bedrijf met de hoogste klassering. 15% van de bedrijven heeft ook nog andere bedrijven genoemd, deels in het buitenland gevestigd. Zie Figuur 11. Figuur 11 Rangorde van nationaal en/of internationaal opererende bedrijven die men als koploper in deltatechnologie beschouwt als het gaat om R&D, kennis en technologiegebruik (N=66) 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
ARCADIS in Nederland Van Oord in Nederland Boskalis in Nederland DHV in Nederland Fugro in Nederland Het eigen bedrijf Jan de Nul in België Deltares Royal Haskoning in Nederland Witteveen + Bos in Nederland BAM International in Nederland Ballast Nedam in Nederland GMB in Nederland Grontmij in Nederland Dredging International in België
Bron: Panteia (enquête), 2009.
39
3
SWOT-analyse
3.1
Portermodel Waarom zijn bepaalde sectoren in bepaalde landen in staat tot verbetering en bereiken zij een sterkere positie op de wereldmarkt? Michael Porter beantwoordt deze vraag door het in beeld brengen van vier belangrijke elementen van de concurrentiekracht (bewerkt door Blueconomy): 1) factorvoordelen; 2) clusters en aanverwante clusters; 3) thuismarkt en exporteerbare waarden en 4) binnenlandse concurrentie en innovatie. Dit wordt weergegeven in Figuur 12. Figuur 12 De ruit van de concurrentiekracht
Bron: vrij naar het werk van Porter, bewerking Blueconomy.
Het Portermodel is van belang voor de verdere analyse. De sterkten en zwakten van de Nederlandse spelers kunnen worden gestructureerd rond de 4 elementen van de concurrentiekracht. Daarnaast wordt middels het model duidelijk, waar het competitieve voordeel van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster ligt, gezien vanuit de sterkten van Nederlandse spelers en gegeven de internationale ontwikkelingen Bovendien wordt inzichtelijk, hoe dit voordeel kan worden gebruikt om de kansen te verzilveren die zich internationaal aandienen. Tegelijkertijd geeft het model ook weer waar de zwakke punten liggen, die moeten worden omgebogen. In de volgende paragraaf wordt allereerst op deze kansen en de bedreigingen ingegaan die zich internationaal aandienen. Vervolgens worden aan de hand van de vier elementen van het Portermodel de sterkten en zwakten van de Nederlandse spelers in het cluster op een rij gezet.
41
3.2
Kansen en bedreigingen
3 . 2 . 1 K a ns en e n b ed r e ig in g en K a ns : D e lta te chn o lo g i e v o rmt ee n in te rna t io na le gr o ei ma rk t Op basis van paragraaf 2.2 kan worden geconcludeerd dat deltatechnologie een internationale groeimarkt vormt. De totale internationale deltatechnologiemarkt wordt becijferd op ongeveer € 120 miljard 31. Deze markt zal in de toekomst een flinke impuls krijgen wanneer inderdaad sprake zal zijn van een stijging van het zeewaterniveau en van een verdere bevolkingsgroei in deltagebieden 32. De totale deltachnologiemarkt zal daardoor een extra vraagimpuls krijgen van een kleine € 15 miljard per jaar, waarvan € 8,5 miljard voor kustversterking en € 6 miljard voor investeringen in zoetwaterreservoirs of zoetwatervoorziening. Deze extra vraagimpuls versterkt de autonome groei van de vraag in het cluster waardoor sprake is van een groeimarkt.
K a ns : G ro e ip e rs p ect i ef v oo r N ed e r la n d De mogelijkheden voor het Nederlandse Deltatechnologie-cluster lijken aanwezig om internationaal verder te groeien. Internationaal ontwikkelt de markt zich gunstig en Nederland is met een geschat algeheel marktaandeel van 6% 33 en betrokkenheid bij enkele grote prestigieuze projecten duidelijk aanwezig in de internationale markt. Daarnaast zien vrijwel alle Nederlandse bedrijven groeikansen voor het eigen bedrijf. Zie ook Bijlage 5.
K a ns : V e i l ig he i d en le e fb a a r he i d wo r de n b el a ng r i jk e r De onderzoekers hebben rode draden uit de geconstateerde ontwikkelingen zoals geschetst in paragraaf 2.2.4 gedestilleerd. Uit Tabel 8 blijkt, dat op grond van deze analyse de thema’s ‘veiligheid’ en ‘leefbaarheid’ belangrijker worden. De veiligheid van deltagebieden inclusief zoetwaterhuishouding komt vooral in gevaar door de klimaateffecten en de toenemende schaarste aan zoetwater, die onstaat als gevolg van de groei van de bevolking en economische ontwikkeling in deltagebieden. De relatief hoge groeiverwachtingen voor de segmenten ‘waterkeringen en hoogwaterbestrijding’ en ‘kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning’ onderschrijven deze conclusie. De leefbaarheid in deltagebieden komt deels in gevaar door effecten van de klimaatsverandering, maar vooral door de toenemende schaarste aan ruimte en aan andere aspecten. Ook daar liggen dus groeimogelijkheden. De verwachte groei voor de segmenten ‘stedelijk waterbeheer’ (o.a. beperking wateroverlast), ‘bodemdaling en verzilting’ (o.a. zoetwatervoorziening) en ‘integraal stroomgebiedbeheer’ (o.a. beperking
31
Gebaseerd op de berekeningen voor 2008 in paragrafen 2.2.1 (ruim € 12 miljard waterbouw), 2.2.2 (ca. € 90 miljard voor waterbeheer) en 2.2.3 (€10-20 miljard water en groen).
32
De kans dat beide ontwikkelingen zich voordoen is zeer groot. De groei van de bevolking in deltagebieden gaat zeker door. Verder voorspelt de overgrote meerderheid van wetenschappers een stijging van het zeewaterniveau.
33
De teller van dit aandeel is gebaseerd op gegevens uit de enquête van 2009, de noemer voor berekening van deze aandelen is gebaseerd op een actualisering van de best available data voor de wereldmarkt (bron: Strategic Watercards, International Opportunities for the Dutch Water Sector).
42
wateroverlast, waterberging, meervoudig ruimtegebruik) past binnen deze conclusie. Overigens is de toenemende schaarste aan fossiele brandstoffen en de belangrijkste drijfveer van de verwachte groei van het segment ‘civiele techniek in de offshore’ in de deelmarkt ‘waterbouw’ 34. Tabel 8
Effecten van ontwikkelingen op thema’s veiligheid, economie en leefbaarheid
Ontwikkelingen
Effecten op: Veiligheid
Economie
Leef-
w.o.
baarheid
schoon en
w.o. mi-
veilig
lieu
zoetwater Groei bevolking en delta-economie: toenemende schaarste aan ruimte toenemende schaarste aan drink- en industriewater toenemende schaarste aan agrarisch water
x x
toenemende schaarste aan grond- en hulpstoffen
x x x x
bedreiging ecologie
x
schaarste aan ruimte voor wonen en recreëren
x x
x x
Klimaateffect: extreme regenval overstromingen rivieren stijging zeewaterniveau droogtes bodemdaling en verzilting Toelichting:
x x x x x
x x x x x
x x x
een ‘X’ wil zeggen dat er sprake is van een verwachte relatie tussen ontwikkeling en effect. Het zegt echter niets over het belang of over de intensiteit van deze relatie.
Bron: Teamanalyse Panteia/Blueconomy.
K a ns : O nt w ik k e l ing en ra k en ma a t sc ha p p i j én ec on om i e Uit Tabel 8 wordt verder duidelijk dat de ontwikkelingen niet alleen op de maatschappelijke issues ‘veiligheid’ en ‘leefbaarheid’ impact hebben, maar ook op de economie. Zo leidt een toenemende schaarste tot prijsverhoging en mogelijk tot productieverlies. Ruimtecreatie en meervoudig ruimtegebruik kunnen als oplossingen een extra impuls geven aan de economie. Verder kunnen overstromingen tot grote economische schade leiden en het voorkomen daarvan tot forse besparingen Dit betekent dat voor het treffen van maatregelen tegen de geschetste ontwikkelingen economie en maatschappij hand in hand kunnen gaan. Kansen die hieruit voortvloeien hebben derhalve een economische en maatschappelijke component. In paragraaf 3.2.2 wordt nader ingegaan op kansrijke thema’s voor het Nederlandse Deltatechnologie-cluster.
34
Deze schaarste resulteert ook in extra investeringen in alternatieve energieopwekking, waaronder investeringen in windmolenparken op zee. Deze laatste investeringen hebben een extra positief effect op het segment ‘civiele techniek in de offshore’.
43
K a ns : C om p l ex it e it va n d e v ra a g en r o ep o m in te g ra le o p lo ss in g en nem en toe De complexiteit van de vraag lijkt toe te nemen. Integrale oplossingen zijn in toenemende mate nodig om complexe vraagstukken in deltagebieden aan te kunnen pakken. Dit wordt onderbouwd door uitkomsten van de interviews, rondetafels en enquêteresultaten; veel bedrijven zien groeikansen voor het eigen bedrijf vooral op het snijvlak met andere sectoren, clusters en/of competentiegebieden (zie Paragraaf 2.2 en Bijlage 5). Voor de aanpak van complexe vraagstukken zijn innovatieve (en duurzame) oplossingen nodig, maar daar moet dan wel ruimte voor zijn in aanbestedingen. Nieuwe vormen van aanbesteden bieden in potentie meer ruimte voor dergelijke oplossingen en worden steeds vaker toegepast (zie Paragraaf 2.2.4 en Bijlage 4).
B ed r e ig i ng : I nt e rna t i ona l e c on cu r re nt i e n e em t t o e De internationale markt zal naar verwachting groeien, maar dit zal ook de interesse hebben van opkomende landen als China en India, die op dit moment al fors investeren in waterbouwkundige werkzaamheden en projecten. Een internationale inzet van hun baggervloten is op termijn niet ondenkbaar, zeker wanneer deze landen vanuit een sterke visie investeren in innovatie en duurzaamheid. De ontwikkeling van de internationale deltatechnologiemarkt lijkt veel kansen te bieden voor Nederland, maar de verwachting is dat de internationale concurrentie met name vanuit de opkomende landen zal toenemen. Een verschuiving van het economisch zwaartepunt naar de opkomende regio’s draagt hier verder aan bij.
B ed r e ig i ng : W et va n d e r em me nd e vo o rs pr on g De voorsprong van Nederland ten opzichte van deze opkomende landen kan als een nadeel werken. Grote investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur die een lange afschrijvingsperiode kennen en al lang geleden zijn gedaan kunnen belemmerend werken voor het doorvoeren van nieuwe toepassingen en innovaties. Opkomende landen hebben deze ‘last’ veel minder en zijn daardoor beter in staat om problemen integraal aan te pakken. Overigens kunnen Nederlandse bedrijven daar natuurlijk wel bij betrokken zijn.
B ed r e ig i ng : S te rk e a fha nk e l i jk h e i d va n enk e l e g r ot e sp e l er s De afhankelijkheid van enkele grote spelers met name in de ‘waterbouw’ herbergt het gevaar dat, indien zij besluiten om het hoofdkantoor en/of de kennisbasis te verplaatsen naar het buitenland, dit een grote impact kan hebben op de Nederlandse positie. Zeker wanneer het economisch zwaartepunt verder verschuift richting Azië. Dit is ook zichtbaar hoger in de baggerketen. IHC bouwt in Nederland specialistische schepen voor deze markt, maar heeft een groeiend aantal werven in het buitenland. 3 . 2 . 2 K a ns r i jk e th ema ’s In twee rondetafelsessies met spelers uit het Nederlandse Deltatechnologie-cluster (zie Bijlage 1 voor de deelnemerslijst) zijn de groeikansen voor Nederlandse bedrijven nader geconcretiseerd. In de beide sessies zijn de volgende kansrijke thema’s naar voren gekomen: Klimaatbestendig bouwen: hier ligt een kans, maar de markt en de praktijk zijn er nog niet. Voor bouwen in het buitenland is alliantievorming met lokale bouwers nodig, maar die zijn er nog niet. Daarom moet eerst de focus op Nederland liggen (proeftuin). De pijlen in het buitenland moeten vooral gericht worden op ken-
44
nistoepassingen, ontwerp en bouwmanagement, de realisatie en het risico liggen bij de lokale aannemers. Building with nature, building with society (aandacht voor de omgeving/kwaliteit van leven): voorheen hadden baggeraars vooral oog voor productiviteit, maar dat is niet langer onderscheidend. Nu is de aandacht vooral gericht op de omgeving. Wonen in lage landen en de realisatie en behoud van een leefbare omgeving zijn belangrijke aandachtspunten, maar ook leven met water en een grotere kans op overstromingen. Moet het risico worden beperkt tot 1 op 10.000 of is een grotere kans op overstromingen ook acceptabel en wat zijn daarvan de consequenties? Bescherming tegen overstromingen: veiligheid wordt steeds belangrijker. Bescherming is kosteneffectiever dan het alternatief ‘niets doen en de bijbehorende schade bij overstromingen’. Waterbeheer (stedelijk waterbeheer, integraal stroomgebiedbeheer) en waterkeringen: er liggen er grote kansen voor de toepassing van intelligente forecasting, sensoring en monitoringsystemen (in situ). Een belangrijk aspect is risicomanagement en de hieraan gekoppelde vragen zoals: Welke risico’s op overstromingen wil je lopen? Wat zijn de risico’s en hoe kun je deze beperken? Welke maatregelen zijn nodig in geval van verhoogde risico’s? Kansen liggen er vooral als risicomanagement wordt gekoppeld aan besluitvorming en governance. Ontwerpen, planologie en landschapsarchitectuur: Deze onderwerpen zijn kansrijk wanneer integrale oplossingen voor gebiedsinrichting en meervoudig ruimtegebruik worden gevraagd. De strengere eisen m.b.t. ruimtelijke inrichting in Nederland stimuleren Nederlandse spelers tot creatieve, innovatieve en vaak duurzame oplossingen. Kleinschalig baggeren: Met name in de stedelijke omgeving (vb. Jakarta) vormt dit een kans gericht op beperking van overstromingsgevaar. Integrale oplossingen: Er liggen kansen bij integrale oplossingen zoals de combinatie van natte en droge waterbouw en bouwen op water. Het is noodzakelijk om oplossingen voor het veiligheidvraagstuk te koppelen aan commerciële functies en daarbij tot goede verdienmodellen te komen. Dat kan o.a. door de combinatie van landaanwinning/kustontwikkeling te zoeken met het zogenaamde “fun-segment”. Nederland kan zich onderscheiden met onze architecten en ontwerpexpertise. Zoetwaterberging: met zoetwaterberging kunnen de risico’s op overstromingen worden beperkt, en er liggen ook kansen bij het toekennen/plannen van andere functies aan zoetwaterberging, zoals watervoorziening en bijvoorbeeld recreatie en natuur. Technologie: kansen liggen er verder voor technologisch hoogwaardige oplossingen. Nederlandse expertise kan vertaald worden naar concrete producten die voor nog niet manifeste behoeften in het buitenland kunnen worden ingezet. Kansrijke producten liggen bijvoorbeeld in de combinatie van waterbeheer, forecasting en sensoring. Ketenbenadering bij baggerwerkzaamheden: de focus bij baggerwerkzaamheden moet ook gericht zijn op onderhoud en ontwerp, niet alleen op realisatie. Dit vergroot de kans op vervolgprojecten. Het hanteren van een ketenbenadering kan er verder toe leiden dat in de ontwerpfase kosten van realisatie en onderhoud integraal worden benaderd. Op een innovatieve wijze ontwerpen en realiseren kan dan leiden tot besparingen op onderhoud op de lange termijn. Offshore industrie: specifiek voor de baggeraars liggen er kansen bij aanleg van havens (LNG) en voor werkzaamheden ten behoeve van de offshore inclusief de aanleg van windparken op zee.
45
In Tabel 9 zijn de genoemde kansen gegroepeerd rond de thema’s ‘veiligheid’ en ‘leefbaarheid’ (zie ook Paragraaf 3.2.1). Een belangrijke constatering is dat de genoemde kansen allemaal een gunstige economische impact hebben. Daarmee zal de commerciële vraag naar de geboden oplossingen voor maatschappelijke problemen naar verwachting toenemen. Tabel 9
Effecten van genoemde kansen/kansrijke thema’s op thema’s veiligheid, economie en leefbaarheid
Kansen/kansrijke thema’s
Effecten op: Veiligheid
Economie
Leef-
w.o.
baarheid
schoon en
w.o. mi-
veilig
lieu
zoetwater klimaatbestendig bouwen
x
building with nature building with society bescherming tegen overstromingen intelligente forecasting, sensoring en monitoring-
x x
x x x x x
x x x x x
x
x
systemen (in situ) (t.b.v. waterkering en – beheer) ontwerpen, planologie en architectuur (gebiedsinrichting en meervoudig ruimtegebruik)) zoetwaterberging in combinatie met andere func-
x
x
x
x x
ties kleinschalig baggeren m.n. in stedelijke omgeving integrale oplossingen Toelichting:
x x
een ‘X’ wil zeggen dat er sprake is van een verwachte relatie tussen ontwikkeling en effect. Het zegt echter niets over het belang of over de intensiteit van deze relatie.
Bron: Teamanalyse Panteia/Blueconomy
46
3.3
Sterkten en zwakten In het navolgende wordt per element van het Portermodel een overzicht gegeven van sterkten en zwakten van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster.
3 . 3 . 1 F a ct or vo or d e le n Factorvoordelen Factorvoordelen zijn voordelen die een land of sector heeft op grond van historische kenmerken zoals klimaat, grondstoffen, locatie en scholing van de arbeidskrachten (productiefactoren). Nederland heeft bijvoorbeeld een sterk transportcluster op grond van een centrale ligging binnen Europa, een netwerk van waterwegen, de efficiëntie van de Rotterdamse haven en de vaardigheden van de Nederlanders, opgedaan in de loop van onze lange maritieme geschiedenis.
S t e rk t e : er va r ing en va n e eu w en la n g l ev en in e e n la a gg e l eg en d e lta Nederland heeft als ‘manmade country below the sea’ een grote traditie en reputatie op het gebied van deltatechnologie. Met deze zogenaamde ‘basic factor’ beschikt Nederland van oudsher over een uitstekende kennisbasis, veel kennis en ervaring bij de overheid op dit gebied en een sterke keten. De kracht van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster ligt in de eerste plaats bij baggeren, landaanwinning, kustversterking en zandsuppletie. Nederland is sterk in “contracting” en realisatie wereldwijd van grote projecten op dit gebied en heeft hier ook een relatief groot marktaandeel van ca. 40% in de open markt. De basis is echter smal. Slechts enkele bedrijven zorgen voor het merendeel van deze omzet. De kracht van Nederland ligt verder bij ontwerp/engineering/advisering rond deltatechnologieprojecten wereldwijd. Nederland beschikt over enkele grote ingenieursbureaus die tot de internationale top behoren. Nederland is daarnaast sterk in architectuur (stedenbouw en landschapsarchitectuur) en planologie. Ook hiervoor geldt echter, dat slechts enkele Nederlandse bedrijven internationaal een belangrijke positie innemen. Nederland is voorts van oudsher in staat om grote projecten goed te managen, bestuurlijke besluitvorming, organisatie en draagvlakcreatie goed te organiseren en het waterbeheer goed te institutionaliseren.
S t e rk t e : v e e l sp ec ia l i st is ch e k en n is i n h u is Naast deze grote traditie en reputatie op het gebied van deltatechnologie zijn ook ‘advanced factors’ van belang zoals moderne ICT-infrastructuur, hooggeschoolde arbeidskrachten en universitaire onderzoeksinstituten in gespecialiseerde disciplines. Typisch aan geavanceerde en gespecialiseerde factoren is dat ze nauwelijks worden ‘geërfd’, maar voortdurend moeten worden gecreëerd. In Nederland zijn de volgende advanced factors aanwezig: er is een grote arbeidsvoorraad van kundige en goed opgeleide mensen actief; er is kapitaal beschikbaar; en er is een goed aanbod van opleidingen in het Deltatechnologie-cluster van lager tot hoger niveau.
47
Nederland beschikt over zeer specialistische kennis, die zich onder andere manifesteert bij tal van nichespelers. Dat varieert van (landschaps)architecten tot bedrijven die gespecialiseerd zijn in intelligente ICT-oplossingen bijvoorbeeld voor nauwkeurige forecasting van regenval en de impact op het riool- en waterbeheer. In de rondetafels zijn de volgende specifieke sterke kennisposities naar voren gebracht: specialistische kennis en speciale (innovatieve) equipment; sensoring/modelbouw/monitoring; planning/ontwerp/gebiedsinrichting; toepassing van satellietgegevens; de goede naam en kennis van Nederlandse architecten; het bieden van integrale oplossingen; good governance m.b.t. waterkwantiteit en –kwaliteit; risicomanagement in combinatie met besluitvorming/governance.
S t e rk t e : go ed e on d er w ij s - en k enn i s inf ra s t ruc tu u r Daarnaast beschikt Nederland met bijvoorbeeld de Wageningen Universiteit, Alterra, TU Delft, Universiteit Twente en Deltares over uitstekende en internationaal gerenommeerde kennis- en onderwijsinstellingen.
S t e rk t e : ov er he i d en t oo na a n ge v end e b e dr i jv e n inv es t er en sa me n in g ea va nc e er d e fa ct or vo o rd el e n In bijna elk succesvol concurrerend cluster nemen toonaangevende bedrijven expliciete stappen om gespecialiseerde factoren als personeel, wetenschappelijke kennis of infrastructuur te creëren. In het Deltatechnologie-cluster is dit ook gebeurd door de initiatieven om gezamenlijk de arbeidsmarkt te stimuleren en bijvoorbeeld met de oprichting van het NWP. De taak van de overheid is om diepte-investeringen in talent en innovatie te doen. Met name investeringen in onderwijs zijn hierbij cruciaal.
Z w a k t e: s p ec ia l is t isc he k e nn is is g ef ra g me nt ee r d Een gevolg van de traditionele factorvoordelen is dat veel omzet wordt gerealiseerd met uitvoerende werkzaamheden. Voor het bieden van integrale oplossingen is echter meer nodig. De specialistische kennis, innovatiekracht en competenties zijn daarvoor zeker aanwezig in Nederland, zij het gefragmenteerd. De uitdaging is derhalve om deze activa te combineren. Het cluster ziet deze uitdaging ook en realiseert zich dat men zelf moet doorontwikkelen en meer moet samenwerken. Via alliantievorming is men in staat om optimaal gebruik te maken van specialistische kennis en op dit punt blijft het cluster – zoals blijkt uit de gesprekken, enquête en rondetafels – achter. Zie ook Bijlage 9.
Z w a k t e: sa me nw e rk ing t us se n k enn i s ins t el l i nge n n ie t op t ima a l Uit de interviews en rondetafels is naar voren gekomen dat de samenwerking tussen de kennisinstellingen in Nederland beter zou kunnen, zeker gezien het feit dat voor het oplossen van complexe vraagstukken integrale oplossingen nodig zijn die alleen door een combinatie van de expertisegebieden van beide instellingen geboden kunnen worden.
48
Resumé factorvoordelen Nederland heeft een voorsprong in deltatechnologie als gevolg van de natuurlijke omstandigheden waarin wij al eeuwenlang leven. Daarnaast is een sterke positie van het Deltatechnologie-cluster te danken aan goede advanced factors, waar met name het opleidingsniveau van de bevolking een rol in speelt. Aan deze advanced factors moet voortdurend gewerkt worden in de vorm van diepte-investeringen om de voorsprong op termijn te behouden. Daarnaast moeten deze advanced factors ook zo effectief mogelijk worden benut en daarvoor is meer alliantievorming noodzakelijk.
3 . 3 . 2 C lu st er s en a a nv e rwa nte cl us te rs Clusters en aanverwante clusters Clusters zijn geografische concentraties van onderling verbonden bedrijven, gespecialiseerde toeleveranciers, service verlenende bedrijven en firma’s in verwante bedrijfstakken en daarmee samenhangende instellingen (bijv. universiteiten, onderzoeksinstellingen), die met elkaar concurreren, maar ook met elkaar samenwerken. Clusters zijn vaak de motor achter elke grootstedelijke of regionale economie. In Nederland is het tuinbouwcluster bijvoorbeeld bekend, evenals bijvoorbeeld de activiteiten in en om de haven (maritieme cluster).
S t e rk t e : in N e de r la n d is s p ra k e va n ee n De l ta te ch no l og i e -c lu st er Succesvolle clusters kennen een dicht netwerk van voortdurende veranderende relaties en bindingen, binnen en tussen publieke en private partijen. Deltatechnologie voldoet aan bovenstaande clusterdefinitie 35.
S t e rk t e : h et N e de r la n ds e D e lta te ch no lo g i e- c lus t er k e nt Na ti ona l e Ka m p i o e ne n d ie h et p r est i g e va n h e t c l ust e r ve rs t erk en Een belangrijke bijdrage aan het prestige van een cluster is de aanwezigheid van Nationale Kampioenen. Nationale kampioenen zijn boegbeelden voor een sector. Zo staan de farmaceutische bedrijven Hoffmann-La Roche, Ciba Geigy en Sandoz symbool voor de koploperspositie van Zwitserland in de wereld op dit gebied. In de Nederlandse deltatechnologie hebben we ook enkele van deze kampioenen, te denken valt aan Boskalis, van Oord, Arcadis en Fugro. De rol van deze boegbeelden in de beeldvorming en uitstraling van een sector is dus niet te onderschatten. Als deze bedrijven zouden wegvallen, samengaan of overgenomen zouden worden, zou de voorbeeldfunctie ook kunnen verdwijnen.
S t e rk t e : h et N e de r la n ds e D e lta te ch no lo g i e - c lus t er ma a k t on de r de e l ui t va n e e n st erk e k e te n Clusters worden nog sterker als er in een land andere, aanverwante internationaal concurrerende clusters aanwezig zijn. De Italiaanse schoenenindustrie is bijvoorbeeld afhankelijk van een sterk cluster van leerproducenten in hetzelfde land. De clusters
35
De afbakening van clusters is meestal lastig, zo ook bij het Deltatechnologie-cluster. Vaak is niet helemaal duidelijk wanneer er nog sprake is van een sterke verbinding tussen bedrijven en het cluster en waar de grenzen van clusters liggen. Bovendien ontwikkelen grenzen zich voortdurend. Een ander manco is dat het begrip cluster dwars gaat door de gebruikelijke indelingen in bedrijfstakken en sectoren. Om die reden is het moeilijk om betrouwbare cijfers van een cluster paraat te krijgen.
49
die van dezelfde keten deel uitmaken versterken elkaar: de schoenproducenten horen van de leerindustrie over nieuwe leerstructuren en kleurmogelijkheden in de productie terwijl de leerproducten vroegtijdig inzicht krijgen in de modetrends van de schoenproducenten. De samenwerking tussen scheepsbouwers (IHC) en de baggeraars is een goed voorbeeld van de sterke keten in het Deltatechnologie-cluster.
Z w a k t e: N e de r la n d k e nt m e er s ucc es vo l l e c lust e rs ma a r va n e en g e za m e n l i j k e ex pa ns i e m et he t D e l ta t ec hno l og i e -c lu st er is n og g e en sp ra k e De ontwikkeling van clusters is doorgaans bijzonder levendig op de grens tussen clusters. Daar versmelten inzichten, vaardigheden en technologie van verschillende werkterreinen tot nieuwe ondernemingen. Nederland heeft enkele aan het Deltatechnologie-cluster gerelateerde clusters waarin ons land eveneens sterk is. Dit geldt bijvoorbeeld voor: landbouw en de voedselketen, energie, het maritieme cluster, gezondheid, watertechnologie, ICT, geo-informatica, sensortechnologie, procestechnologie, enzovoort. Het vizier wordt echter nog onvoldoende gericht op de grenzen van deltatechnologie en deze clusters, waardoor gezamenlijke expansie en het realiseren van concurrentievoordeel nog achterwege blijft.
Z w a k t e: h et N ed e r la n dse D el ta t ec hn o lo g ie -c l ust e r i s in b i nn en - en bu it en l a n d no g onv o ld o en de zi c ht ba a r Een cluster met prestige oefent aantrekkingskracht uit op arbeid en kapitaal. Instituties, personen en waardesystemen verlenen prestige aan clusters. In Nederland heeft ‘water’ voor de meeste mensen een positieve bijklank. Sinds de Prins van Oranje zich met watermanagement bezig houdt is de herkenbaarheid en het aanzien van het cluster zichtbaar toegenomen. Dit enthousiasmeert mensen en bedrijven om te kiezen voor dit cluster, want een sterk Deltatechnologie-cluster betekent voor velen grote kansen. Landen zijn meestal concurrerend in activiteiten die door mensen bewonderd worden of waarvan zij afhankelijk zijn – de activiteiten waaruit de helden van het land voortkomen. Denk aan Bill Gates als de personificatie van de ICT-technologie en het ondernemerschap als icoon voor de Amerikanen. Getuige de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt in Nederland blijkt het nog steeds lastig om voldoende aantrekkingskracht uit te oefenen op gekwalificeerd personeel en studenten. Zie ook Deel 2 van dit rapport. De uitdaging is dus om het prestige van het Deltatechnologie-cluster zowel nationaal als internationaal te vergroten, hiermee mensen en investeringen aan te trekken waardoor het cluster nog meer prestige krijgt, een soort opwaartse spiraal dus. Resumé clusters Clusters zijn motoren achter een economie, het Deltatechnologie-cluster ook. De prestige van het Deltatechnologie-cluster neemt toe waardoor steeds meer aantrekkingskracht wordt uitgeoefend op mensen en financiële stromen, maar kan nog verder worden verbeterd. Het cluster kent nationale kampioenen die bijdragen aan dit prestige. Het is belangrijk deze te behouden. Clusters groeien bij de gratie van de aanwezigheid van andere sterke clusters in een economie, zoals in Nederland ICT, maritiem, energie en watertechnologie. Juist op de grens van deltatechnologie en deze clusters kan concurrentievoordeel behaald worden.
50
3 . 3 . 3 B in ne n la n ds e con cu r re nt i e en inn ova t ie Binnenlandse concurrentie en innovatie Een hoge mate van binnenlandse concurrentie en innovatie vormen de belangrijkste factoren bij het verkrijgen van internationaal concurrentievoordeel. Via innovatie kan een voorsprong op de concurrentie worden bewerkstelligd. Binnenlandse concurrentie zet bedrijven onder druk om te innoveren en te verbeteren. Binnenlandse bedrijven concurreren onderling niet alleen om marktaandeel, maar ook om mensen, technische voorsprong en misschien wel belangrijker: het recht je de beste te mogen noemen. Dus, hoe intenser de concurrentie, hoe beter 36.
Z w a k t e: o nda nk s v e le in spa nn in g en en p os i t iev e s ig na le n z i jn e r no g s t ee ds g ro t e pr ob l e me n m et d e u i tv oe r in g va n i n nova t i es Zo op het oog gaat het prima met de innovatieactiviteiten binnen het cluster. Zoals blijkt uit de enquête onder bedrijven scoort het cluster relatief goed op enkele innovatievariabelen en zijn bedrijven daarnaast positief tot zeer positief over het kennisniveau in Nederland 37. Zie Bijlage 8. Dat Nederlandse bedrijven innovatief zijn en in staat zijn om complexe oplossingen te bieden wordt ook bewezen in de innovatieve proeftuinen in Nederland. De komst van het Netwerk Deltatechnologie draagt verder bij aan een versterking van de innovatiekracht van het cluster. Zie Box 1. Een nadere verdieping in interviews en rondetafels leert echter dat er nog steeds problemen zijn met de uitvoering van innovaties. We kennen sinds enige tijd het Maatschappelijke Innovatieprogramma Water, waarbinnen een deel van de innovatieactiviteiten op het gebied van deltatechnologie valt. Het beleid in het innovatieprogramma is sterk gericht op de logica van backing winners 38: toekomstig succes bouwt vaak voort op huidig succes, zodat huidige succes voorspellende waarde heeft voor toekomstig succes. Andere activiteiten die uit het programma voortkomen zijn onder andere het in beeld brengen van inspirerende ideeën 39. Maar al deze goede bedoelingen ten spijt, komt uit de rondetafels duidelijk naar voren dat we in Nederland nog steeds grote problemen hebben bij de uitvoering van innovaties op het gebied van deltatechnologie. Zo geven bedrijven te kennen moeite te hebben met de soms stringente subsidievoorwaarden, constateren zij dat innovatieve oplossingen nog te weinig ruimte krijgen in aanbestedingsprocedures en vinden zij dat zij te weinig worden uitgedaagd
36
Conventionele opvattingen zeggen dat binnenlandse concurrentie zou leiden tot duplicatie van de inspanning en bedrijven hindert bij het verwerven van schaalvoordelen. De ‘juiste’ oplossing zou zijn om een of twee koplopers te omarmen, bedrijven met de schaal en de kracht om buitenlandse concurrenten aan te kunnen en die met steun van de overheid de noodzakelijke middelen garanderen. De meeste nationale zwaargewichten zijn echter, hoe ze ook door hun overheid worden gesubsidieerd en beschermd, niet concurrerend. In Japan bijvoorbeeld blijkt dat die sectoren die internationaal sterk concurrerend zijn juist een hoge mate van binnenlandse rivaliteit kennen. Meestal zijn er minstens tien bedrijven of meer grootschalig actief in een sector zoals de halfgeleiders, audioapparatuur of camera’s.
37
De vraag is in hoeverre het beeld dat spelers zelf hebben ook internationaal wordt herkend. In het kader van deze studie is daar verder niet naar gekeken. Dat betekent dat de resultaten een bias kunnen hebben. De indruk is echter ontstaan dat de respondenten van de enquête, geïnterviewden en deelnemers aan de rondetafelsessies wel degelijk kritisch zijn geweest bij de beoordeling van de huidige concurrentiekracht, de groeikansen, wat daarvoor nodig is, etc.
38
Voortgekomen uit het advies van de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) in 2003.
39
NWP, Rijkswaterstaat, Deltares; :’Leren, presteren en inspireren, innoveren in de delta’, 2009.
51
om tot publiek-private samenwerking te komen (waar zij veel mogelijkheden zien). Verder constateren bedrijven dat kennis van de kennis- en onderwijsinstellingen te weinig en te langzaam doorsijpelt richting markttoepassing. Box 1
Het Netwerk Deltatechnologie
Private en publieke partijen werken binnen het netwerk Deltatechnologie samen om Nederland Waterland sterker op de kaart te zetten. Het netwerk draagt bij aan het realiseren van een maatschappelijk verantwoord en duurzaam deltasysteem binnen Nederland. Daarnaast werkt het netwerk Deltatechnologie aan een sterke positie van het Nederlandse bedrijfsleven op de internationale watermarkt. Het netwerk Deltatechnologie is ambitieus. En met reden. De huidige en toekomstige watervraagstukken roepen om snelle en daadkrachtige stappen. Bovendien blijft de groei van de Nederlandse export op het gebied van deltatechnologie achter op die van de wereldmarkt. Ook dat vraagt om actie. Innovatie kan de internationale concurrentiekracht en de economische activiteit van ons land verhogen. Het netwerk werkt daarom aan een innovatieagenda die zich permanent ontwikkeld. De concrete activiteiten en projecten van deze agenda worden vervolgens buiten het netwerk concreet opgepakt. Het netwerk versterkt de samenwerking, versnelt het innovatieproces en draagt bij aan een slagvaardige uitvoering van innovaties. Het netwerk Deltatechnologie bestaat uit vertegenwoordigers van overheden, kennisinstellingen en private partijen en wordt gefaciliteerd door het (NWP).
Z w a k t e: inn ova t ie is t ev e e l ge r ic ht o p be st a a nd e b e la n g en en pa r t ij en en l a a t t e w ei n ig r u im te vo o r n i eu wk o m er s Door met het beleid van ‘backing winners’ in te zetten op gevestigde successen bestaat ook het risico dat de overheid alleen inzet op gevestigde belangen 40. Ze heeft de kennis en steun van bedrijven nodig bij het opzetten van goed gerichte innovatieprogramma’s. Het risico bestaat dat het beleid ingekleurd raakt door het perspectief en wellicht ook het belang van die gesprekspartners. Dit beleid draagt het gevaar in zich van de bevestiging van bestaande structuren, instituties en belangen, met uitsluiting van vaak kleinere en juist sterk innovatieve buitenstaanders en van innovaties die creatief destructief 41 zijn. Dat risico bestaat bijvoorbeeld bij het benoemen van de onderwerpen via de Raad voor Deltaonderzoek, waarin afgevaardigden uit het cluster en de overheid gezamenlijk de onderzoeksagenda sturen.
Z w a k t e: b e sta a n d e in sti t ut i es, w e rk w i j ze n en re g e lg ev i ng b e pe rk en d e s p ee l ru i mt e vo or inn ova t i e De bestaande instituties en werkwijzen zorgen voor rigiditeit. Wij hebben in dit land gevestigde instituten (Waterschappen, Rijkswaterstaat meer dan 200 jaar oud), gewoonten en regels die het in de praktijk brengen van innovatieve ideeën in de weg staan. Dit wordt bevestigd door diverse mensen uit het cluster in een recent artikel in
40
Bij innovatieprogramma’s schuiven typisch die bedrijven aan die goed in staat zijn hun belangen te articuleren, die reeds de benodigde partners hebben, die de tijd hebben zich in te zetten voor het langdurige proces van het opzetten van innovatieprogramma’s en die over de nodige middelen beschikken. Dit zijn veelal de grotere bedrijven en niet de vernieuwende kleine bedrijven die hiervoor de tijd en middelen ontbreken.
41
De beroemdste van de innovatie-economen, Joseph A. Schumpeter, kenmerkte innovatie als ‘creatieve destructie’, waarbij oude producten, (productie)methoden en productiemiddelen worden vervangen door ‘nieuwe combinaties’. Naarmate een innovatie meer bestaande competenties dreigt te vernietigen, zullen de bestaande bedrijven en instellingen niet onmiddellijk geneigd zijn de innovatie en diffusie ter hand te nemen.
52
de H2O 42. Neem als voorbeeld de Afsluitdijk, waarbij Rijkswaterstaat een onorthodoxe en vernieuwende manier van marktbenadering heeft toegepast. Toch dreigt dit innovatieproces vast te lopen, volgens de onderzoekers door de veelheid aan regels en eisen die hieraan gesteld worden. Om te beginnen moet er een transparant aanbestedingsproces zijn met gelijke kansen voor alle partijen, overeenkomstig Europese regelgeving. Daarnaast moet er verantwoording worden afgelegd over het keuzeproces, moet de uitkomst zo goed mogelijk voorspelbaar zijn en moet voldaan worden aan een heel scala van wet- en regelgeving (o.a. MER, Natura 2000 enz.). Bovendien kennen we een bepaalde besluitvormingsystematiek (MIRT) en werken we allemaal volgens bepaalde werkwijzen en patronen. De onderzoekers vinden het dan ook niet verwonderlijk dat de uitkomst van dit innovatieproces niet baanbrekend is, gegeven de context waarin het tot stand is gebracht.
Z w a k t e: d e u it vo er i ng va n in no va t i e l oo pt va st in su bs i d ie r eg e ls en ve r a n tw oo r d ing Uit de rondetafels en gesprekken met bedrijven en instellingen uit het cluster komt naar voren dat de manier waarop innovatiegelden momenteel verdeeld worden en vooral de eisen die hieraan gesteld worden, vernieuwing in de kiem smoren. De uitvoering van subsidieregelingen loopt niet goed en dat heeft te maken met het spanningsveld van verantwoorden versus het meest fundamentele aspect van innovatie: onzekerheid 43. Onzekerheid en innovatie vergen een open mind voor wat er uit mag komen. Dat vereist vervolgens weer dat men niet succes en beloning afstemt op wat vooraf verwacht wordt. De open mind wordt bedreigd door inhoudelijke specificatie vooraf van producten en prestatie (deliverables) die moet worden geleverd als conditie voor uitkering van een subsidie.
Z w a k t e: d e a s p ira t ie s bi j on de rn e me rs in h et De l ta te chn o lo g ie -c l us te r z i j n n i et e r g h oo g Innovatie is duidelijk verbonden aan ondernemerschap. Uiteindelijk moet een belangrijk deel van het creatief vernuft van ondernemers en ondernemingen komen. De WRR 44 stelt echter vast dat het met het ondernemerschap in Nederland niet best gesteld is, met name op het punt van de ambitie. Dit wordt volgens de onderzoekers bevestigd na een rondgang bij bedrijven in het kader van deze studie, waarin zij zelden of nooit zijn bedrijven of instellingen zijn tegengekomen met hoge aspiraties. Dit gebrek aan aspiratie is moeilijk op korte termijn op te lossen, ook omdat het zo sterk verbonden is aan onze waarden (zie Paragraaf 3.3.4).
Z w a k t e: n i eu we in z ich te n en t ec hn i ek e n wo r den o nvo l do en d e op a n der e t hu is ma rk t en, b u it en Ne d e r la n d, g ez oc ht Waar grote bedrijven vroeger internationaliseerden voor groei van omzet en voor een uitweg uit verzadigde markten, gebruiken zij nu in toenemende mate internationalise-
42
H2O 24 2009; ‘Bestuurlijke ontpoldering’ moet waterbeheer Nederland vlot trekken.
43
Onzekerheid gaat verder dan risico waarbij men weet welke gebeurtenissen zich mogelijk kunnen voordoen en met aan die mogelijkheden kansen kan toekennen. Dit geldt onder andere voor de verspreiding van redelijk uitgekristalliseerde innovaties waarmee ervaring bestaat in de zin van succes – onder duidelijk herkenbare condities – en falen elders. In die gevallen kan men afwegen en optimaliseren.
44
Wetenschappelijke Raad voor de Regering (WRR), ‘Innovatie vernieuwd, opening in viervoud’, Amsterdam University Press, 2008.
53
ring als een proces van ontdekking en innovatie. Dat is een van de redenen waarom grote bedrijven hun R&D voor een deel in andere landen plaatsen, om van het innovatiepotentieel aldaar te profiteren. Zo heeft Arcadis een duidelijke landenstrategie met naast in Nederland bijvoorbeeld een sterke positie in de Verenigde Staten als het gaat om Deltatechnologie en waterbeheer. Behalve het feit dat er toegang is tot een grote thuismarkt, is de aldaar aanwezig kennis en het innovatiepotentieel een belangrijke strategische overweging geweest. Nog te weinig Nederlandse bedrijven denken op een soortgelijke strategische manier na over innovatie en internationalisering.
Z w a k t e: d e ov e rh e id o rg a n is e er t no g t e w e in ig co ncu r r ent i e op inn ova t i e k ra c ht Binnenlandse concurrentie zet bedrijven onder druk om te innoveren en te verbeteren. Dus, hoe intenser de concurrentie, hoe beter. De concurrentie moet dan wel op de juiste zaken worden gericht: daar waar het mogelijk is om output te specificeren in aanbestedingen moet concurrentie op een combinatie van kwaliteit en prijs worden gericht (bijvoorbeeld via Design-Build-Finance-Maintain (DBFM) contracten en variaties op dit thema). Daar waar vernieuwing gewenst is, kan beter nagedacht worden over het opzetten van partnerships of allianties en het opzetten van concurrentie hieromtrent. De Nederlandse overheid organiseert nog te weinig concurrentie op innovatie, die in toenemende mate is vereist voor het oplossen van complexe vraagstukken.
Z w a k t e: inn ova t ie b i nne n d e ov er he i d, R i jk swa t e rs ta a t e n de wa te r scha p p e n, i s n og la n g n i et a lt i j d p ro fe ss io n ee l De overheid moet partner zijn, mogelijk zelfs de leiding nemen, in innovatie in het Deltatechnologie-cluster. Ten aanzien van de rijksoverheid kan volgens de onderzoekers gesteld worden dat zij in ieder geval inziet dat zij een belangrijke rol heeft ten aanzien van innovatie, die onder andere wordt uitgevoerd via het Netwerk Deltatechnologie. Wel vinden de onderzoekers, dat er nog veel verbetering mogelijk is. De belangrijkste van de opdrachtgevers, de waterschappen die goed zijn voor het grootste deel van het werk, blijven op dit punt achter. Er zijn pogingen om met een innovatiefonds aan de slag te gaan en er wordt gezamenlijk onderzoek verricht (STOWA), maar de breedte van het bestuurlijk leiderschap en bijbehorende gedragen visie en resources ontbreken. Naar de toekomst kijkend ligt er natuurlijk wel een geweldige kans voor partnerschap tussen de overheid en het Nederlandse bedrijfsleven bij het uitvoeren van het Deltaprogramma.
Z w a k t e: d e ov e rh e id we r pt z ich t e we i n ig a l s p a r tn e r o p b i j i nno va t i e De overheid moet in geval van marktfalen ook partner zijn bij innovatie. De markt kan namelijk tekort schieten bij innovatie, zodat bedrijven niet het voortouw nemen. Een bekende vorm van marktfalen treedt op bij activiteiten van publiek belang waarbij externe effecten optreden, zoals in de gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur, mobiliteit, energie, natuur en deltatechnologie (water). Volgens het in 2008 uitgebracht rapport van de WRR over innovatie moet de overheid in die gevallen de leiding nemen in innovatie 45. De grote vraag is echter: “Hoe doen we dat, gezamenlijk innoveren?”
45
Wetenschappelijke Raad voor de Regering (WRR), ‘Innovatie vernieuwd, opening in viervoud’, Amsterdam University Press, 2008.
54
Z w a k t e: d e hu i d ig e ma n i e r va n pa rtn e rs hi p i s n og v e el t e l i nea i r Om tot nieuwe inzichten te komen is samenwerking nodig tussen mensen met verschillende kennis, competenties en middelen; tussen overheid, kennisinstellingen en marktpartijen. In de afgelopen jaren heeft het idee van open innovatie terrein gewonnen. Daar wordt mee bedoeld dat bedrijven niet in isolement moeten proberen te innoveren, maar in samenwerking met anderen. Dat geeft schaal- en scopevoordelen en – vooral van belang bij innovatie – een grotere diversiteit en flexibiliteit voor de nieuwe combinaties. Het is mode om ‘open innovatie’ mooi te vinden, maar in werkelijkheid is men er slecht toe in staat, zowel bij overheid als bedrijfsleven. Het Deltatechnologie-cluster vormt hierop geen uitzondering. Nog teveel wordt gewerkt vanuit een beleidswens, die richting de Waterdienst gaat, die deze vraag doorzet naar Deltares en waarvan onderdeeltjes richting marktpartijen (ingenieursbureaus) worden doorgegeven. Dat heeft dus meer het karakter van het oude lineaire innoveren.
Z w a k t e: b e d ri j ve n wo rde n n ie t op d e g oe d e ma n i e r be t rok k en b i j i nn ova t ie Bedrijven moeten van meet af aan betrokken worden bij innovatie. Echter, in de praktijk blijken bedrijven volgens Porter vaak deel te nemen aan gezamenlijke innovatieprojecten, om de goede relatie met het ministerie in stand te houden, hun bedrijfsintensiteit te behouden en zich in te dekken tegen het risico dat concurrenten van het onderzoek zouden kunnen profiteren. Overwegend defensieve redenen dus. Bedrijven leveren zelden hun beste wetenschappers en ingenieurs aan samenwerkingsprojecten en geven vaak veel meer geld aan eigen onderzoek op hetzelfde gebied uit. De waarde van gezamenlijk onderzoek is wél dat dit het belang van bepaalde technische ontwikkelingen aangeeft en eigen bedrijfsonderzoek in die richting stimuleert. In sommige gevallen kan samenwerkend onderzoek wel gunstig zijn. De projecten moeten dan gericht zijn op zaken die nauw verbonden zijn aan de eigen bronnen van het concurrentievoordeel van een bedrijf. In Box 2 zijn enkele voorbeelden opgenomen van projecten waar bedrijven en instellingen volgens henzelf op de juiste manier bij betrokken en gecommitteerd zijn. De bereidheid bij hen om mee te betalen blijkt hierbij een cruciale factor te zijn. Box 2
Best practices: Building with Nature, Flood Control 2015 en de IJkdijk
Uit de rondetafels en en gesprekken met vertegenwoordigers uit de sector komt naar voren dat bedrijven en instellingen met name enthousiast zijn over Building with Nature, Flood Control 2015 en de IJkdijk. De bedrijven en instellingen die participeren hebben zelf het initiatief genomen om op deze thema’s te innoveren, juist omdat ze verwachten hiermee concurrentievoordeel te kunnen behalen. Het feit dat ze bereid zijn substantieel mee te betalen, onderschrijft dat ze hier niet alleen uit defensieve redenen bij betrokken zijn.
Z w a k t e: inn ova t ie is va a k g er i ch t o p k e nn is a l lé é n en t e we i ni g o p pr od u c t en en d i ens te n d ie h i er u it v o lg en Kennisprogramma’s of door de overheid geïnitieerde innovatieprojecten leveren weliswaar kennis, maar deze kennis is volgens de onderzoekers dikwijls te academisch, abstract of te exploratief en wordt niet vaak genoeg doorontwikkeld tot producten of diensten. De export van Nederlandse deltatechnologie kennis blijft dan beperkt tot het uitzenden van kenniswerkers en consultants. Het zou meerwaarde hebben als de kennis ook wordt omgezet in producten of diensten die geëxporteerd kunnen worden.
55
Resumé innovatie Vernieuwing is een van de belangrijkste factoren bij het verkrijgen van concurrentievoordeel. Eerder is duidelijk geworden dat vernieuwing bij voorkeur gericht zou moeten zijn op leefbaarheid en veiligheid. Vernieuwing vindt vermoedelijk vooral plaats op het grensvlak van leefbaarheid/veiligheid en ICT, landbouw en natuur, inpassing (architectuur en stedenbouw) en meet-, regel- en sensortechnologie. In deze paragraaf is duidelijk geworden dat Nederland op het punt van innoveren nog een wereld te veroveren heeft. We hebben dermate last van bestaande instituties, werkwijzen, gedachtegoed en regels dat innovatie en experimenten in ons land bijna niet van de grond komen. Als we daarom niet radicaal anders te werk gaan met proberen en experimenten, komt er niet veel van terecht. Innoveren in een grote mate van onzekerheid wordt het doel op zich van gelegenheidsallianties tussen overheden, instellingen en bedrijven. Het Deltaprogramma vormt een uitgelezen kans om dit op te pakken. Het Deltatechnologie-cluster is inmiddels in overleg met DG Water, Rijkswaterstaat, de waterschappen, het netwerk Deltatechnologie en ondernemingen over de wijze waarop dit ingericht zou kunnen worden.
3 . 3 . 4 T h u is ma rk t en e xp o rt eer ba r e wa a rd en Thuismarkt en exporteerbare waarden Clusters blijken een concurrentievoordeel te kunnen verwerven als de thuismarkt een goede voorspeller blijkt te zijn van de ontwikkeling van de wereldmarkt. De omvang van de thuismarkt is daarbij veel minder belangrijk dan het karakter van de vraag in eigen land. Bedrijven verwerven een gunstige concurrentiepositie als de binnenlandse klanten tot de meest ontwikkelde en veeleisende kopers van het product of de dienst behoren. Zij dwingen bedrijven om aan hoge normen te voldoen, zetten ze aan tot verbetering, innovatie en versterking van meer geavanceerde segmenten. Dit geldt dus wel in die situaties waarin deze hoge eisen nagevolgd worden door andere landen. Het Deense milieubewustzijn heeft bijvoorbeeld geleid tot een concurrentievoordeel op het gebied van onder meer windmolens. Meer algemeen geldt, dat andere landen volgen met het kopen van producten of diensten uit een bepaalde sector als de onderliggende waarden zich verspreiden (in geval Denemarken: milieu) 46.
Waarden van een land laten zich lastig vatten in sterkten en zwakten. Deze waarden kunnen echter van groot belang zijn voor de versterking van de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster, wanneer blijkt dat de Nederlandse waarden inderdaad een goede voorspeller zijn van de ontwikkeling van de wereldwijde markt. In het navolgende wordt daarom ingegaan op de volgende vragen: Welke ‘waarden’ hebben we in Nederland, waardoor we sterk zijn geworden in het Deltatechnologie-cluster?
46
Een ander voorbeeld hiervan komt uit Japan. Japanse consumenten wonen bijvoorbeeld vaak in kleine dichtbevolkte huizen en hebben te maken met hete, vochtige zomer en dure elektriciteit. In antwoord op deze omstandigheden hebben Japanse bedrijven baanbrekend werk geleverd op het gebied van stille airconditioning. Ook in andere delen van de wereld zijn veel plaatsen waar mensen dicht op elkaar wonen en het klimaat broeierig warm is. Japanse ondernemingen kunnen deze markt goed bedienen op basis van een behaald voordeel in de thuismarkt.
56
Welke van deze waarden worden – mede gezien alle ontwikkelingen - naar verwachting in de wereld nagevolgd en creëren dientengevolge een afzetmarkt voor Nederlandse producten en diensten.
1 . D e be ho ef te a a n v e i li g he i d Nederlanders willen veilig zijn tegen overstromingen. Omdat de gevolgen in Nederland na een overstroming extreem hoog zijn (omdat een groot deel van het land onder zeeniveau ligt) is de behoefte aan kansverkleining navenant hoog. Nederlanders zijn als gevolg van onze eeuwenlange strijd tegen het water redelijk bewust van de risico’s, al blijft het voor de meeste mensen lastig om een zeer lage kans met grote gevolgen op waarde te schatten. De behoefte aan veiligheid tegen hoogwater zal wereldwijd zeker toenemen als gevolg van de klimaatontwikkelingen (zeespiegelstijging en verhoogde rivierafvoer). Echter, wij Nederlanders hebben snel de neiging onze behoefte aan veiligheid te projecteren op andere delta’s en hiermee de behoefte in andere landen te overschatten. Want, ten eerste is de veiligheid in de meeste andere delta’s niet in gelijke mate in het geding als in Nederland en ten tweede is de risicoacceptatie in andere landen dikwijls veel groter. De Verenigde Staten accepteert veel lagere risiconormen dan Nederland, onder meer omdat de uitwijkmogelijkheden veel groter zijn. In Praag accepteert men een overstromingskans van de binnenstad van eens in de honderd jaar, eenvoudigweg omdat de mensen dit goed genoeg vinden. De conclusie is derhalve, dat de vraag naar bijvoorbeeld kennis over hoogwaterbescherming en waterkeringen internationaal zal toenemen al zal de aard van de vraagstelling en oplossingsrichtingen geheel anders zijn dan in Nederland. Dit komt overeen met de inschattingen van de respondenten uit de enquête (zie o.a. Tabel 3 en Bijlage 5).
2 . D e be ho ef te a a n le efb a a r he i d en ru im te l i jk e k wa l it e it Nederlanders willen kwaliteit van leven, ook in het ruimtelijke domein. Er is daarom veel aandacht bij het nemen van watermaatregelen voor vormgeving/architectuur, landschappelijke inpassing en stedelijke inpassing. De Rijksbouwmeester, welstandscommissies en dergelijke zijn een typisch Nederlands verschijnsel waarvan men niet snel een evenknie in het buitenland zal vinden. Dit is mede ingegeven door onze hoge bevolkingsdichtheid en de manier waarop wij omgaan met ruimtelijke ordening (geordend, de naam zegt het al). Er is in Nederland een hoog bewustzijn met betrekking tot milieu. Nederland loopt zelfs voorop met het bieden van oplossingen die gestoeld zijn op kennis van ecologie. Zo is ‘building with nature’ een uniek project wereldwijd. Naast duurzaam baggeren is Nederland ook sterk in het op een duurzame wijze inrichten van kust- en riviergebieden. De behoefte aan leefbaarheid is een waarde die in de wereld sterk navolging zal krijgen. Door de toenemende bevolking, de toenemende verstedelijking en toenemende druk op milieu en de stijgende welvaart zal wereldwijd een enorme behoefte ontstaan aan steden met een hoge leefbaarheid. Waterbeheer speelt een belangrijke rol bij leefbaarheid. De vraag naar inzichten en oplossingen op het gebied van stedelijk waterbeheer (o.a. riolering, waterberging in de stad, waterkwaliteit en inpassing) zal wereldwijd sterk toenemen. Door de druk op de ruimte zal ook de vraag naar landaanwinning aanwezig blijven. Tot slot zal de vraag naar het toepassen van deltatechnieken waarbij de hinder voor de omgeving beperkt blijft, ofwel tijdens de aanleg ofwel bij het uiteindelijke product, toenemen. Te denken valt dan aan duurzaam bagge-
57
ren, landschappelijke inpassing van rivieren en dergelijke. Dit komt overeen met wat respondenten inschatten in de enquête (zie Tabel 3, Tabel 5 en Bijlage 5).
3 . Na a r bu it en ge r i cht hei d Nederlanders zijn traditiegetrouw naar buiten gericht, internationaal georiënteerd. Dit komt mede door het gegeven dat Nederland maar een klein landje is enzijn oorsprong vindt in een lange geschiedenis van handelscontacten met het buitenland. Deze oriëntatie zorgt er eveneens voor dat Nederland doorgaans snel op de hoogte is van nieuwe ontwikkelingen en technologieën en bij de ‘early adopters’ hoort. Dit geldt bijvoorbeeld voor het internetgebruik thuis of het gebruik van ICT-technologie in het bedrijfsleven. Dit leidt ertoe dat Nederland in bijna alle sectoren een snelle volger is. Nederland is bijna altijd aangehaakt op sectoren waar primair andere landen concurrentievoordeel hebben, zoals de automobielindustrie, vliegtuigbouw of ICT. Ons land is vanwege de open economie op veel sectoren en ontwikkelingen aangesloten en daardoor verzekerd van snelle overname van kerncapaciteiten uit andere landen (spill-overs genoemd). Met het oog op deltatechnologie is het interessant om na te gaan welke andere sectoren goed ontwikkeld zijn en het Deltatechnologie-cluster kunnen versterken (en vice versa). Dit zijn voor de vuist weg: ICT; meet-, regel- en sensortechnologie; scheepsbouw; land- en tuinbouw en gaming (niet-uitputtend). Onze ervaring met ICT en gaming leidt er bijvoorbeeld toe dat we goede 3-D visualisaties kunnen maken die ook in andere landen stakeholders kunnen informeren en betrekken.
4 . D e be ho ef te a a n g eor d en dh e i d en ne th e i d Nederlanders harken hun tuintje en zorgen dat hun huis netjes geschilderd is. Onze waterwerken en systemen worden naar internationale maatstaven goed onderhouden en liggen er ‘netjes’ bij. Bij het ontwikkelen en fabriceren van producten leggen we een bijna Duitse gründlichkeit aan de dag. Ook institutioneel is Nederland goed geordend. Waterschappen zijn taakgerichte democratieën met duidelijke verantwoordelijkheden en een robuust bekostigingsstelsel (via belastingen). De behoefte aan geordendheid en netheid zal in de meeste delen van de wereld niet in gelijke mate gevoeld worden als in Nederland, maar vertaald naar een behoefte aan kwaliteit is deze er wel. Een selling point is dat de technologieën en systemen die uit Nederland afkomstig zijn over het algemeen van hoge kwaliteit zijn, een lange levensduur kennen, betrouwbaar zijn en vaak ook duurzaam zijn. (Hoogwaardige) technologie zal in het buitenland dus op waarde worden geschat. Nederland is ook sterk in de koppeling van bestuurskundige inzichten aan de rol van techniek (alfa- en gammakennis). In andere opkomende economieën zal men ook aanlopen tegen de grenzen van mogelijkheden om problemen alleen met techniek op te lossen en ontdekken dat de inzet van alfa- en gammakennis nodig is om nog vooruitgang te boeken. De huidige ontwikkelingen richten zich sterk op het propageren van het Nederlandse model (waterschapsmodel) voor good governance, terwijl nog maar de vraag is of dat in een andere culturele context de beste manier is. De uitdaging is dus om onze expertise in te zetten, maar de lenigheid van geest te behouden, om zodoende verschillende oplossingsmodellen te kunnen aanbieden.
58
5 . Do e ma a r ge wo on Nederland is geen land van excelleren, maar eerder van nivelleren. Diep in onze culturele genen zitten opvattingen over gelijkheid en niet te veel onderscheiden. Niet het hoofd boven het maaiveld uitsteken. Zesjescultuur. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Deze waarde heeft ons niet zoveel gebracht uit oogpunt van exporteerbaarheid. Het zorgt op zijn best voor dat de verschillen binnen een groep niet al te groot zijn en de harmonie bewaakt wordt (poldermodel). Het is niet waarschijnlijk dat deze waarden overgenomen worden door andere landen. Het zorgt er wel voor dat een strategie van ‘excelleren’ lastig tot uitvoering te brengen is in relatie tot deze waarde.
6 . D e be ho ef te a a n g e l ij k h e i d, r ech tva a r d igh e id en so l i da r it e i t Iedereen mag in Nederland meepraten over oplossingen voor (delta)problemen en dit is bij wet geregeld. Ook in het openbaar bestuur bestaat een langjarige cultuur waarin belanghebbenden in het proces worden betrokken, ofwel langs de weg van de democratie (bij onder andere waterschappen), ofwel bij het tot stand brengen van projecten ofwel allebei. Dit leidt in de praktijk echter wel tot lange doorlooptijden en “stroperige” besluitvorming, waardoor projecten soms moeilijk van de grond komen. Het gevaar bestaat namelijk, dat als men aan de vooravond van een besluit staat de omstandigheden ondertussen dermate veranderd zijn, dat de grondslag voor het besluit ter discussie komen te staan. Nederlanders zijn ook betrokken bij de ontwikkelingen in de wereld en zijn traditioneel solidair met minder bedeelde landen en mensen. In onze cultuur zit ook ingebakken dat we eerlijk zijn (geen corruptie) en eerlijk moeten concurreren (geen handelsbevoordeling, wel bevordering). In de meeste delen van de wereld zijn deze termen minder nadrukkelijk in het waardesysteem aanwezig dan in Nederland, zelfs in Frankrijk dat als de uitvinder ervan kan worden betiteld. Dat betekent dat onze producten en diensten die op dit waardesysteem gebaseerd zijn niet erg kansrijk zullen zijn in de exportsfeer. Te denken valt aan participatief waterbeheer, openbare planprocessen en ervaringen met inspraak van burgers en bedrijven. De onderzoekers beweren niet dat er totaal geen behoefte aan is in de wereld; er zijn immers genoeg lopende projecten waar Nederlandse bedrijven bij betrokken zijn om aan te tonen dat deze behoefte er wel is, de onderzoekers zeggen echter wél dat het geen grote groeimarkt zal zijn. Resumé thuismarkt en exporteerbare waarden De kansen in het buitenland liggen bij de Nederlandse waarden die vermoedelijk in het buitenland overgenomen gaan worden. Dit geldt het sterkst voor de behoefte aan leefbaarheid en de behoefte aan veiligheid (in volgorde van belangrijkheid). Dat betekent dat concurrentievoordeel in de thuismarkt opgebouwd moet worden op producten en diensten verbonden aan leefbaarheid en veiligheid of op het snijvlak daarvan.
3.4
Samenvatting SWOT-analyse en conclusies Tabel 10 geeft een samenvattend beeld van de SWOT-analyse. De belangrijkste conclusie die kan worden getrokken is dat deltatechnologie een internationale groeimarkt vormt, dat Nederland een Deltatechnologie-cluster herbergt en dat er duidelijk groeiperspectief is voor dit cluster.
59
Met een geschat overall wereldwijd marktaandeel in deltatechnologie van 6% (in de waterbouw 40%) en betrokkenheid bij enkele grote prestigieuze projecten is Nederland duidelijk aanwezig in de internationale markt. Het Nederlandse Deltatechnologiecluster beschikt over een aantal sterke punten en de verwachting bij de bedrijven is dat de huidige kracht van het cluster ook tot een positieve groei zal leiden in de toekomst. Er is duidelijk groeiperspectief voor het Nederlandse Deltatechnologie-cluster. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de basis smal en eenzijdig is en dat het één en ander nodig is – met name op innovatiegebied - om de groeikansen te benutten, zeker gezien de te verwachten concurrentie vanuit Azië en de verschuiving van het economisch zwaartepunt naar dit werelddeel.
V e r st e rk ing va n de c onc ur r en t iek ra cht Voor het versterken van de concurrentiekracht moeten sterkten en kansen worden benut en daarnaast moeten zwakten worden weggenomen en bedreigingen worden afgewenteld. Daarvoor worden in het navolgende de sterkten en zwakten van Tabel 10 geconfronteerd met de kansen en bedreigingen. Daardoor ontstaan de volgende combinaties die met (de vetgedrukte) termen zijn benoemd: De combinatie van belangrijkste kansen en sterkten: deze combinatie levert de elementen waarmee een offensief kan worden gestart om de eigen positie te verbeteren; De combinatie van belangrijkste kansen en zwakten: deze combinatie levert de elementen die moeten worden verbeterd om de huidige positie te kunnen handhaven (defensief); De combinatie van belangrijkste bedreigingen en sterkten: deze combinatie levert de elementen waarmee de huidige sterkten worden aangepast aan de bedreigingen (aanpassen); De combinatie van belangrijkste bedreigingen en zwakten: deze combinatie levert de randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan om te kunnen overleven. Deze combinaties leren, dat er voor het Nederlandse Deltatechnologie-cluster bij uitstek een kans ligt voor een succesvol internationaal offensief, resulterend in een vergroting van het wereldwijde marktaandeel. Zowel vanuit de kansen als vanuit de sterkten en waardenanalyse van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster komen de twee thema’s ‘leefbaarheid’ en ‘veiligheid’ in deltagebieden namelijk boven drijven. Door de klimaatveranderingen, de toenemende schaarste aan ruimte, zoetwater, etc. zullen de Nederlandse waarden ‘leefbaarheid’ en ‘veiligheid’ wereldwijd steeds belangrijker worden. Dit betekent dat Nederland zeer kansrijk kan zijn wanneer deze thema’s inderdaad de drijfveren van de internationale markt gaan vormen. De sterkten om daarvan te profiteren heeft Nederland voor een belangrijk deel in huis.
60
Tabel 10
Samenvattend beeld SWOT-analyse
Kansen
Bedreigingen
deltatechnologie is een groeimarkt
internationale concurrentie neemt toe
groeiperspectief voor Nederland
wet van de remmende voorsprong
veiligheid en leefbaarheid zijn kansrijke
groei in deze markt op andere continenten
thema’s
(m.n. Azië) is hoger dan in Europa en het
ontwikkelingen raken maatschappij en eco-
bedrijfsleven aldaar ontwikkelt zich vermoe-
nomie (koopkrachtige vraag)
delijk eveneens snel
complexiteit van de vraag en roep om integrale oplossingen nemen toe
de ruimte voor innovatieve oplossingen in aanbestedingen neemt toe
Sterkten
Zwakten
ervaringen van eeuwenlang leven in een
baarheid als belangrijke, traditionele waar-
sterke afhankelijkheid van contracting en
specialistische kennis is gefragmenteerd
realisatie
den
contracting en realisatie
sterke afhankelijkheid van enkele grote spelers (smalle basis)
laaggelegen delta met veiligheid en leef-
ontwerp, engineering en advisering
kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt
veel specialistische kennis in huis (w.o. ICT
samenwerking tussen kennisinstellingen, bedrijven en overheid niet optimaal
en landschapsarchitectuur)
goede onderwijs- en kennisinfrastructuur
alliantie- en clustervorming blijven achter
in Nederland is echt sprake van een cluster
van een gezamenlijke expansie met andere succesvolle Nederlandse clusters is nog geen
als het gaat om deltatechnologie
sprake
het Nederlandse Deltatechnologie-cluster kent Nationale Kampioenen die het prestige
het Nederlandse Deltatechnologie-cluster is
van het cluster versterken
nog onvoldoende zichtbaar (wel een opgaan-
het Nederlandse Deltatechnologie-cluster
de lijn)
goed organisatievermogen en governance
maakt onderdeel uit van een sterke keten
problemen bij het uitvoeren van innovatieregelingen en tot stand brengen grootschalige experimenten in de thuismarkt
Bron: Panteia/Blueconomy, 2010.
Vanuit defensief oogpunt is het zaak om alle zwakten om te buigen, maar dit laatste is ook nodig om te kunnen profiteren van de groeikansen. Voor het oplossen van complexe vraagstukken en bieden van integrale, innovatieve oplossingen zal vooral moeten worden ingezet op versterking van de innovatiekracht van Nederland en alle aspecten die daarvoor nodig zijn: op meer samenwerking en alliantievorming, op continue investeringen in kennis en onderwijs en op een betere marketing van Nederland. Zie ook Bijlage 9 voor de uitkomsten van de enquête op dit punt. De toenemende internationale concurrentie kan slechts het hoofd worden geboden door de innovatiekracht te versterken. De wet van de remmende voorsprong vormt in dit licht een belangrijke bedreiging. Het is belangrijk, dat spelers over de grenzen van de eigen sector heen kijken, meer ‘out-of-the-box’ denken en openstaan voor allian-
61
tievorming en open innovatie. Daarnaast zullen de aspiraties van bedrijven fors moeten worden bijgesteld.
C o nc lu s i e Voor het versterken van de concurrentiekracht leggen we de nadruk in ons betoog bij een offensieve strategie die zich richt op (het snijvlak van) de twee thema’s ‘leefbaarheid’ en ‘veiligheid’ en waarbij innovatie, kennis, integrale oplossingen, alliantievorming en ambitie sleutelbegrippen vormen. In het volgende hoofdstuk wordt deze strategie uitgewerkt door een beeld te schetsen van de situatie in 2020 en vervolgens aanbevelingen te formuleren hoe dit beeld te realiseren.
62
4
Strategie voor versterking van de internationale concurrentiekracht
4.1
Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is duidelijk geworden, dat de mogelijkheden zich aandienen voor een offensieve strategie, maar dat er ook bedreigingen zijn waaronder de concurrentie van de opkomende landen en de wet van de remmende voorsprong. Daarnaast kent Nederland ook zwakten, met name op innovatiegebied. Spelers geven zelf aan dat het een en ander moet gebeuren om groeikansen te benutten. Met andere woorden niets doen betekent terrein verliezen.
D o e l : de on tw ik k e l in g va n e e n s tr a t eg i e te r ver s te rk in g va n d e in t er na t i o na l e co ncu r r ent i ek ra c ht Het doel van dit hoofdstuk is om een offensieve strategie voor de versterking van de concurrentiekracht van het Deltatechnologie-cluster te ontwerpen. Gebleken is namelijk dat alle succesvolle bedrijven en/of sectoren een duidelijke strategie hebben die voortdurend richting geeft aan beslissingen op alle niveaus in de onderneming of sector. Een goede strategie gaat in op tenminste drie dingen: het doel; de reikwijdte (scope) en het concurrentievoordeel 47. In dit rapport zullen we proberen een goede strategie te ontwerpen.
E en s tra te g i e v oo r h et D e l ta t ec hno l og i e -c lu st er Een terugkerende vraag bij het ontwerpen van een strategie is: voor wie is deze strategie bedoeld? De strategie is bedoeld voor het gehele Deltatechnologie-cluster en daarmee wordt gelijk duidelijk hoe lastig dit is, aangezien een cluster geen entiteit is. Daarom wordt een toekomstbeeld geschapen voor het cluster met in paragraaf 4.3 aanbevelingen voor de verschillende clusteractoren.
4.2
Het toekomstbeeld
4 . 2 . 1 I n le i d in g D o e l = h e l de r to ek om stb e e l d In het begin van dit hoofdstuk is al gezegd dat een goede strategie in gaat op drie dingen: het doel, de reikwijdte (scope) en het concurrentievoordeel. In hoofdstuk 3 is aan de hand van het Portermodel een SWOT-analyse uitgevoerd en is ingegaan op de vraag hoe vanuit deze analyse de concurrentiekracht kan worden verbeterd. Hieronder wordt ingegaan op het doel en de reikwijdte, waarbij het doel gelijk wordt gesteld aan een helder toekomstbeeld. Het heldere doel of toekomstbeeld geeft richting aan de individuele strategieën 48.
47
Zie D. Collis, M. Rukstad: ‘Can you say what your strategy is?’; Harvard Business Review, april 2008.
48
Zie onder meer: G. Berkhout en W. De Ridder, ‘Vooruitzien is regeren, leiderschap in innovatie’, Prentice Hall 2008.
63
T we e to ek oms tb e e ld en We schetsen twee mogelijke toekomstbeelden. De eerste is die van de autonome ontwikkeling, laten we zeggen het pad waar we uitkomen als we doorgaan zoals we nu doen. Het tweede toekomstbeeld is bedoeld als wenkend perspectief, dat correspondeert met een offensieve strategie die we kunnen realiseren als we dingen anders gaan doen.
4 . 2 . 2 T oek om st b ee l d: a u ton om e on tw ik k e l in g, g ema t i g de a m b it i e In deze paragraaf wordt kort een toekomstbeeld geschetst van waar we vermoedelijk in 2020 staan met deltatechnologie als we de huidige werkwijze doorzetten. Belangrijke uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het schetsten van dit toekomstbeeld zijn: Een gematigd ambitieniveau bij het bedrijfsleven en bij kennisinstellingen; Innovatie die moeilijk tot stand komt door bestaande instituties, werkwijzen en regelgeving en omdat deze (te) lineair wordt ingezet. Bij realisatie van dit toekomstbeeld neemt de positie van Nederland op de wereldmarkt relatief af, zowel gemeten in omzet als toegevoegde waarde. Nederland blijft een rol van betekenis spelen vanwege de (basic) factorvoordelen (ervaringen met door mensen gemaakt land, onder zeeniveau), maar verliest terrein, onder meer als gevolg van beperkingen in het aantal studenten dat voor deltatechnologie kiest en de mate waarin studies aansluiten op de vraag in de markt. Dit terwijl juist de goede onderwijs- en kennisinfrastructuur een traditionele sterkte is. De Nederlandse export is vooral gericht op het betrekken van kennis en kunde vanuit ingenieursbureaus en kennisinstellingen. Het baggercluster behoudt een belangrijke positie in de markt, maar schuift op van volume naar projecten die onder moeilijke omstandigheden gemaakt moeten worden. Een gevolg is dat waterbouwkundige kennis en producten, die nu nog vaak in het kielzog van de baggerprojecten worden geleverd, in aantal en omvang afnemen.
4 . 2 . 3 T oek om st b ee l d: De l ta t ec hn ol o gi e 2 02 0 (o ff en sie v e st ra t eg i e ) In deze paragraaf wordt een toekomstbeeld geschetst van waar we in 2020 staan met deltatechnologie als we een hoog ambitiepad kiezen. Dit beeld correspondeert met een offensieve strategie.
F ocu s : in z et o p l ee fba a r h e id e n ve i l i gh e id Nederland is sterk in producten en diensten gelieerd aan leefbaarheid, aan veiligheid en aan de combinatie van deze twee (zie Tabel 9 voor voorbeelden van kansen binnen deze thema’s). Nederland vernieuwt voortdurend binnen deze thema’s en hun onderlinge raakvlak en zet zijn marketingstrategie hier duidelijk op in.
M a rk et in g : we r e ld me rk i n d e lta t ech no l og i e Nederland is op het gebied van deltatechnologie een wereldmerk. Het merk is geladen met kwaliteit zoals auto’s en machinebouw uit Duitsland of horloges uit Zwitserland. Dutch Delta Technology is synoniem voor: duurzame oplossingen voor complexe opgaven; goed ontwerp en design; intelligente technologie (ICT); integraal benaderd. Het Deltatechnologie-cluster draagt, onder andere via het NWP, op consistente wijze deze boodschap uit.
64
K e nn is r oto nd e ( de l ta -un i ve rs i ty /d e l ta -a l l ia n c e) Nederland is een kennisrotonde in de wereld als het gaat om deltatechnologie. Nederlandse universiteiten, onderzoeksinstellingen en hogescholen werken onder één label samen om kennis internationaal te halen en te brengen (WUR/TUD/UT/IHE). Aan Nederlandse opleidingsinstituten studeren veel buitenlandse studenten. Ze studeren niet aan één van de universiteiten, maar volgen vakken in Wageningen, Delft, Twente, en/of bijvoorbeeld Rotterdam. Het grootste deel van het onderwijs wordt in het thuisland gevolgd. De afgestudeerden zijn ambassadeurs voor het Nederlandse Deltatechnologie-cluster in het buitenland. Essentie is om kennis te laten vloeien, dus halen en brengen. Proeffaciliteiten van onderzoeksinstellingen en universiteiten zijn onderdeel van de rotonde. De Delta-university heeft niet alleen samenwerkingsverbanden in het buitenland maar biedt daar ook onderwijs aan (vergelijk beroemde universiteiten met opleidingen in Azië).
S a m en w erk i ng e n a l l ia nt i ev o rm in g Nederlandse bedrijven zijn zich terdege bewust van de meerwaarde van samenwerking en alliantievorming, om complexe vraagstukken het hoofd te bieden. Door vroeg in het proces aan te schuiven bij opdrachtgevers, ‘out-of-the-box’ te denken, samen te werken wanneer nodig, op een open wijze te innoveren en elkaar de bal toe te spelen, is het Nederlandse Deltatechnologie-cluster in staat een leidende positie te verwerven op de thema’s veiligheid en leefbaarheid.
E xp e r im en te e rr u im te In Nederland zijn diverse experimenten en showcases tot stand gebracht, die bewonderaars uit de hele wereld trekken (Dutch Delta Design, Afsluitdijk, Zuidwestelijke delta enz.). Nederland is daadwerkelijk een proeftuin geworden waar iets gebeurt.
T ec hno l og i e en k enn i s Nederland is de integrator van kennisvelden. Deltatechnologie wordt moeiteloos gekoppeld aan andere kennisdomeinen zoals ICT- en sensortechnologie. Kennis materialiseert zich tot producten met een hoge toegevoegde waarde die in het buitenland verkocht kunnen worden.
I nt er na t i ona a l Nederland heeft in het buitenland diverse footholds, Holland Water Houses, met name in het Verre Oosten. Deze vestigingen zijn het verzamelpunt en het uitvalspunt voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen die wereldwijd werken.
O nd e rn em in g en en k a mp i o en en Nederland heeft een groot aantal bedrijven die expliciet nastreven de beste in de wereld te willen zijn in hun vakgebied en een strategie van snelle groei van toegevoegde waarde volgen. Nederland heeft (nog steeds) enkele boegbeelden in het bedrijfsleven die de vlag fier doen wapperen. Naast de baggeraars zijn dat ook enkele ingenieursbureaus, kennisinstelling(en) en andere bedrijven (ICT).
65
O ve rh e i d In de ambitieuze visie van de onderzoekers, past bij de geschetste offensieve strategie, dat Nederland nog circa zes (deel)stroomgebiedbeheerders heeft die verantwoordelijk zijn voor het gehele watersysteem, inclusief de uitvoering van het Deltaprogramma. De waterbeheerders hebben een gezamenlijk innovatieprogramma dat in allianties met kennisinstellingen en marktpartijen aan oplossingen werkt op het gebied van veiligheid en leefbaarheid, samengebracht met het Deltaprogramma. De overheid is katalysator en uitdager voor marktpartijen, door op de thuismarkt veeleisend te zijn op de thema’s veiligheid en leefbaarheid. Daarnaast investeert de overheid in onderwijs en onderzoek in de (bestaande universitaire) opleidingen.
O nd e rw i js e n a r be i ds ma rk t Het Nederlandse Deltatechnologie-cluster heeft zowel nationaal als internationaal een grote aantrekkingskracht op gekwalificeerd personeel en studenten. De vooraanstaande positie van het cluster, van veel ondernemingen daarbinnen en de gunstige primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden en loopbaantrajecten zorgen ervoor, dat het voor bedrijven en instellingen geen enkel probleem is om personeel te werven.
I nt er n a t i ona a l /r e g io ’s Het Nederlandse Deltatechnologie-cluster en met name vertegenwoordigende organisaties en de overheid, heeft een positie en naam in grootstedelijke agglomeraties in overstromingsgevoelige gebieden. Dit geldt met name voor Europa, Verenigde Staten en het Verre Oosten. De focus ligt dan ook op deze steden op deze continenten.
4.3
Aanbevelingen In deze paragraaf worden aanbevelingen gedaan voor de diverse partijen in het Deltatechnologie-cluster om de offensieve strategie te kunnen realiseren.
1.
D e o ve rh e i d mo et d i ep te - i nv es te r in ge n in o nd er w i js g e re la t ee r d a a n de l ta t ech no l og i e (b l i j ve n) d o en
De overheid moet blijven investeren in ‘advanced factors’, zoals arbeidsmarkt en onderwijs. Dit vergt diepte-investeringen in onderwijsinstellingen en betrokkenheid bij de arbeidsmarktproblematiek. Dat laatste wordt reeds in samenwerking met het bedrijfsleven opgepakt in de vorm van de Human Capital Roadmap. Echter, de investeringen in het onderwijs, met name ook het universitaire onderwijs, vormen momenteel een aandachtspunt. De onderzoekers benadrukken dat de ministeries van Economische Zaken, Onderwijs, Cultuur & Wetenschap en Verkeer & Waterstaat zich dienen te realiseren dat onderinvesteringen nu op middellange en lange termijn grote negatieve gevolgen kan hebben voor de concurrentiekracht van het Deltatechnologiecluster. 2.
A l s b e dr i jv e n de a s p ira ti e s ( r ea li st i sch ) ve r ho ge n ne e mt d e k a ns o p ee n b e te r e ma r k t po si t i e t o e
Bedrijven dienen zich er van bewust te zijn dat de aspiraties bij velen niet al te hoog zijn. Dit is acceptabel als het een volledig bewuste keuze is, maar dikwijls is dit ook een gevolg van korte termijn denken en een gebrek aan verbeeldingskracht. Want, zouden bedrijven een duidelijk toekomstbeeld voor zichzelf in 2020 neerzetten, dan is de kans groot dat de ambities zullen stijgen. Wie stelt zich immers tevreden met een soort van status quo over een termijn van 10 jaar? Daar gaat volgens de onderzoe-
66
kers te weinig motivatie van uit naar aandeelhouders en werknemers. ‘O ut -o f- th e b o x’ d enk en e n on tk ok er i n g v e rg ro t en d e k a nse n o p g e za m en l i jk su cce s De kansen kunnen alleen worden benut, als wordt afgestapt van het verkokerd denken. Door meer ‘out-of-the-box’ te denken rond de aanpak van complexe vraagstukken, worden partijen gedwongen om zich in een vroegtijdig stadium breder te oriënteren op oplossingsmogelijkheden, functionaliteiten, benodigde technologieën, competenties en dus ook op samenwerkingspartners. Het gevaar van de remmende voorsprong wordt zo omgebogen en de basis wordt gelegd voor een offensieve strategie waarin partnering (bij voorkeur samenwerking tussen Nederlandse partners) al veel eerder in de aanbestedingsketen op de agenda staat.
3.
F ocu s op v e i l ig he i d en le e fba a r he i d
De kansen voor het Deltatechnologie-cluster op de buitenlandse markt liggen op het gebied van veiligheid en leefbaarheid rondom water. Dit zijn thema’s waar Nederland sterk in is en waar de wereldwijde vraag naar zal stijgen. De kansen in het buitenland moeten met name gezocht worden in producten en diensten, die een hoge mate van kennisintensiteit hebben, of een hoge mate van specialisatie. Bijvoorbeeld: bij het ontwerpen, bouwen en begeleiden van een beweegbare stormvloedkering in het buitenland is een mogelijk een rol voor Nederlandse bedrijven weggelegd, bij het grootschalig verplaatsen van zand en beton waarschijnlijk niet.
4.
K i e s n i et b i nn en d e th ema ’s v e i l ig he i d en le ef ba a rh e id
Er bestaat een breed gevoeld verlangen om kansrijke product-markt-combinaties te benoemen, waar het binnen de thema’s veiligheid en leefbaarheid om zou moeten gaan. Het is de vraag of dit mogelijk en verstandig is. De dynamiek is juist dat bedrijven binnen deze thema’s tal van producten en diensten kunnen en zullen ontwikkelen, afhankelijk van hoe de vraag zich per land of regio manifesteert en ontwikkelt. 5.
S t e l vr a a gs c ena r io ’s o p la ng s de t he ma ’ s v e i l igh e i d en l e ef ba a rh e id
Een specialisatie in de thema’s veiligheid en leefbaarheid betekent dat het Nederlandse Deltatechnologie-cluster en de bedrijven en instellingen zo goed mogelijk voorbereid moeten zijn op specifieke marktbehoeften binnen deze thema’s die sterk kunnen verschillen per land. Ieder land of deltagebied stelt andere prioriteiten ten aanzien van bijvoorbeeld overstromingsrisico’s en heeft daarnaast ook unieke kenmerken qua ligging, ruimtelijke kenmerken, klimaat, cultuur, economie, demografie, etc. Om als cluster goed beslagen ten ijs te komen, is het belangrijk om het geschetste toekomstbeeld nader te duiden en verschillen in de behoeften zo goed mogelijk te structureren. Formuleer daarom een aantal mogelijke vraagscenario’s. Te denken valt bijvoorbeeld aan een scenario waarin de lat voor bescherming tegen overstroming heel hoog wordt gelegd, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de superdijken in Japan. Door de lage overstromingsrisico’s bieden deze dijken bij uitstek de mogelijkheid voor een combinatie met wonen en werken. Daartegenover kan een vraagscenario worden geformuleerd waarin de kans op overstroming relatief groot is en waarbij de combinatie met natuur, recreatie en drijvende steden weer veel meer voor de hand ligt. Een ander voorbeeld is een onderscheid tussen een offensief en een defensief scenario in de strijd tegen de stijging van het zeewaterniveau. Het offensieve scenario richt zich op deltagebieden/landen, die de veiligheid willen garanderen door o.a. landaanwinning. Dit biedt de mogelijkheid om aan de gecreëerde nieuwe ruimte andere functies toe te kennen. Het
67
defensieve scenario richt zich vooral op versterking van de bestaande kustverdediging. Verder ligt het voor de hand om ook een of meerdere scenario’s op te stellen voor deltagebieden in ontwikkelingslanden, waar geen koopkrachtige vraag is. Een andere mogelijkheid is om vanuit de ruimtelijke invalshoek scenario’s op te stellen. Werk gezamenlijk met spelers in het cluster de scenario’s vervolgens uit, door de vraag te stellen op welke landen/deltagebieden zij van toepassing zouden kunnen zijn, welke functionaliteiten van belang zijn, welke producten/diensten nodig zijn om deze functionaliteiten te kunnen bieden, wat nodig is aan kennis, competenties en middelen om deze producten/diensten te kunnen leveren. Geef ook per scenario aan wat de belangrijkste onzekerheden en risico’s zijn. Dergelijke scenario’s geven inhoud aan de strategie van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster. Het maakt een keuze mogelijk tussen verschillende scenario’s (welke doen we wel, welke niet? welke kunnen we via ontwikkelingssamenwerking oppakken?). Het geeft ook focus aan de inzet van de beschikbare middelen (subsidieprogramma’s) voor de ontwikkeling van het cluster. Niet op basis van clusters van producten of subclusters, maar op basis van een toekomstbeeld/strategie waarin het Nederlandse Deltatechnologie-cluster leidend is en voor iedere vraagsituatie een panklaar en uitgewerkt scenario paraat heeft en snel het eigen cluster kan mobiliseren. Zo vroeg mogelijk in de aanbestedingscyclus, maar liefst nog eerder. 6.
B ed r i jv en k un ne n k a nse n ve r z i lv e re n op h et gr e ns vla k m e t a n d er e c lu st e rs
Bedrijven dienen zich ervan bewust te zijn dat er juist op het grensvlak van het Deltatechnologie-cluster met andere clusters grote kansen voordoen. Dit geldt vooral voor de thema’s veiligheid en leefbaarheid. Ondernemers en ondernemingen zijn bij uitstek goed in het bijeen brengen van bestaande kennis uit verschillende domeinen, zoals landbouw en ICT. Ook op het grensvlak met watertechnologie (zoetwatervoorziening), bouw (drijvende steden), natuur en recreatie (in combinatie met kustontwikkeling) liggen er kansen. Door ‘out-of-the-box’ te denken, kunnen de verbindingen tussen deze genoemde domeinen en benodigde kennis- en competentiegebieden worden gelegd.
7.
M a a k e en pl a n va n a a np a k ov er d e w i j ze wa a ro p h et p re st i ge va n h et D e l ta t ec hno l og i e -c lu st er v e rg r oo t k a n w o rd en
Het is nuttig om deltatechnologie te zien als een cluster van wisselend concurrerende en samenwerkende bedrijven, instellingen en overheden. Het besef dat een cluster zijn aantrekkingskracht op mensen en investeringen vergroot met het toenemen van het prestige werpt de vraag op hoe het prestige verder vergroot kan worden. Het verdient aanbeveling hier een plan voor te ontwikkelen, dat ingaat op bijvoorbeeld het aantrekken van internationale (water)organisaties die zich in Nederland willen vestigen, het ontwikkelen van (terugkerende) internationale evenementen; het verbinden van ondernemingen aan het cluster (bijv. Philips en IBM) en het verbinden van bekende persoonlijkheden. Dit is een activiteit voor het gehele cluster, bijvoorbeeld uitgevoerd onder leiding van het NWP.
68
8.
V o o rk o m, zo v ee l mo g e l ij k , da t bo eg b e el d en va n h et N ed e r la n ds e D e lt a t e chn o lo g ie -c l ust e r, i n b u it en la nd se ha n d en k om en
Overheid en bedrijfsleven samen dienen zich bewust te zijn van het belang van boegbeelden voor de Nederlandse economie. Overname van beeldbepalende bedrijven door buitenlandse ondernemingen doet volgens de onderzoekers potentieel afbreuk aan het prestige van een cluster en daarmee aan de aantrekkingskracht. In de vorm van moderne industriepolitiek zou nagegaan kunnen worden hoe beschermingsconstructies ontwikkeld kunnen worden, die overname door buitenlandse partijen tegengaan. Dit is mogelijk een nieuw geluid in het domein van Economische Zaken, dat het vrijemarktprincipe huldigt en dus beschermingsconstructies wil vermijden. Dit zal dan ook vermoedelijk op weerstanden stuiten, maar dat is vanzelfsprekend geen reden om hierover niet de discussie aan te gaan. 9.
B ed r i jv en k un ne n co mpe t it i ev e vo o rd e l en b eha l e n do o r e en tw e ed e en d e r de t hu is ma r k t te o ntw ik k e l en
Volg de verschillende vraagscenario’s en ontwikkel een tweede en derde thuismarkt. In deze markten kan, in andere omstandigheden (omgeving, institutioneel, cultureel) en met andere sterkten (competenties van medewerkers, onderzoeksinstituten e.d.) kennis en ervaringen worden opgedaan, die vervolgens weer naar Nederland kan worden gebracht en vice versa. Dit levert competitieve voordelen op ten opzichte van bedrijven die slechts over één thuismarkt beschikken en maakt een snelle mobilisering van het cluster mogelijk wanneer een bepaald vraagscenario zich manifesteert.
1 0 . D e o ve rh e i d mo et o p de thu i sma rk t d e me e st v e e le i se nd e o pd ra c ht gev e r t e r we r e ld w o rd en De overheid moet haar rol als veeleisende en uitdagende opdrachtgever in de thuismarkt beter invullen. Met name waterschappen werken nog te behoudend op het punt van de marktbenadering. Schaalvergroting, professionalisering, cultuurverandering zijn kernbegrippen voor de waterbeheerders. De Nederlandse overheid moet de eisen zodanig hoog opschroeven, dat het Nederlandse bedrijfsleven opgestuwd wordt tot niet te evenaren kwaliteit en producten.
1 1 . R i j k s wa t er sta a t en wa te r sc ha p p en : o r ga n is e e r co ncu r r ent i e op d e j u ist e o nd e r de l en De overheid moet gebruik maken van de zegeningen van concurrentie, omdat dit bedrijven aanzet tot inventiviteit. Daar waar een product in output termen kan worden gespecificeerd, kan concurrentie op een combinatie van kwaliteit en prijs worden georganiseerd. Dit betekent voor Rijkswaterstaat doorgaan met de ingezette beweging richting Design & Construct contracten en varianten hierop zoals DBM en DBFM. Voor waterschappen betekent dit nog een ontwikkelingsstap. Daar waar het niet mogelijk is om op output te specificeren én waar vernieuwing gewenst is, kan in de vorm van allianties worden gewerkt. Ook samenwerkingspartners kunnen worden geselecteerd op basis van concurrentie, alleen gaat dat dan niet op prijs of output maar op bewezen kwaliteit in het verleden of, beter nog, de inbreng van competenties. Opdrachtgever en opdrachtnemer werken vervolgens in een alliantie samen aan een werk en verdelen mee- en tegenvallers.
1 2 . L a a t k enn i s zo ve e l mo ge l i j k re su lt e r en i n in nova t ie s Nederland beschikt over veel kennis, maar we doen er niet zo heel veel mee, is een veelgehoorde klacht van onder meer toenmalig Staatssecretaris van Heemskerk van
69
Economische Zaken na een handelsmissie. Dat geldt ook voor het Deltatechnologiecluster. Het is beter om € 50 toegevoegde waarde te verkrijgen op een fysiek product van € 100, dan om € 5 toegevoegde waarde te verkrijgen op een kennisproduct van € 7. We moeten innovatiegelden daarom meer richten op het verkrijgen van nieuwe (kennisintensieve) producten.
1 3 . G e ef in he t in no va t i ep ro g ra m ma ook r u imt e a a n n i euw e, n i et -g ev e st igd e b e d r i jv en Degenen die zich met het innovatieprogramma water bezig houden zouden, inclusief de agendering via de Raad voor Deltaonderzoek, zouden zich de vraag volgens de onderzoekers moeten stellen hoe in de huidige constellatie van gevestigde bedrijven en belangen, ook ruimte kan worden gegeven aan nieuwe, niet-gevestigde bedrijven.
1 4 . S ta p a f va n d e h u id i g e ma n ie r va n su bs i d i er e ge l i ng en en on tw ik k e l e en n i eu we m et ho d e wa a r b ij i nno va t i e ce nt ra a l sta a t en n ie t de v e ra nt woo r d i ng Innovatie vereist een andere manier van omgaan met subsidieregelingen, verantwoording en afrekening. Het probleem ontstaat doorgaans bij de uitvoeringsregels behorende bij de innovatiesubsidie. De uitvoerende organisatie van de subsidieverstrekking heeft als taak om de regeling ordentelijk uit te voeren. Dit leidt doorgaans tot regelingen, die verlangen dat er een duidelijk meetbare prestatie wordt geleverd op basis waarvan betaald kan worden. Hiermee wordt aan eisen van verantwoording tegemoet gekomen. Hoewel dit uit oogpunt van verantwoording volstrekt begrijpelijk is, blijkt in de praktijk dat deze (en andere) eisen knellend werken als het gaat om innovatie, juist omdat de uitkomst van een innovatie (de te leveren prestatie) veelal moeilijk voorspelbaar is. De uitdaging is dus om het aantal regels en eisen dat aan de uitvoering van een subsidieregeling wordt gehangen tot een minimum te beperken, meer dan thans het geval is. Sommige innovatieve bedrijven geven aan dergelijke regelingen te mijden vanwege deze spelregels. Hun voorkeur gaat uit naar publiekprivate samenwerking, waarin sprake is van partnership op basis van gedeelde outputdoelstellingen, wederzijds vertrouwen en gezamenlijke financiering. Het verdient daarom aanbeveling om na te gaan hoe innovatieregelingen meer op deze wijze kunnen worden vormgegeven.
1 5 . G r i j p de k a n s va n h e t De l ta pr og ra mma o m in nova t ie in a ll ia nt i es m et h et b e d r i jfs l ev en o p te pa k k en De overheid zou er goed aan doen, om samen met de waterschappen en het Nederlandse bedrijfsleven de uitdagingen op te pakken in het kader van het Deltaprogramma. In de vorm van allianties zouden (deel)vraagstukken uitgewerkt moeten worden, waarbij de uitvoeringskennis vroegtijdig wordt ingebracht in de beleidsvoorbereiding en planvorming.
1 6 . B es p re ek d e r esu l ta t en e n z et e en d ia l oo g op Bespreek de resultaten van dit rapport breed in het Deltatechnologie-cluster. Ga na of de conclusies gedeeld worden en organiseer bewustwording op de problematiek en de mogelijkheden, voor ieder individueel en gezamenlijk, om de internationale concurrentiekracht van het cluster te vergroten; Bespreek de resultaten van dit rapport met de betrokkenen bij het innovatieprogramma Water; Bespreek de resultaten met de Stuurgroep Deltatechnologie.
70
1 7 . P a s de inn ova t ie -a ge nda a a n Het cluster, vertegenwoordigd door de Stuurgroep Deltatechnologie, doet er vervolgens goed aan om vanuit de richtinggevende strategie haar innovatie-agenda blijvend te ontwikkelen. Er gebeurt al veel, maar uitgaande van de twee thema’s leefbaarheid en veiligheid kunnen de activiteiten meer worden gefocust en versneld via een degelijke, breed gedragen agenda. Deze agenda zou de volgende aandachtpunten kunnen omvatten: Verder vormgeven van innovatie met medebetaling door het bedrijfsleven en het in allianties van overheid en bedrijfsleven ontwikkelen van oplossingen voor het Deltaprogramma; Wegnemen van knelpunten in de uitvoering van innovaties; het oplijnen van (universitair) onderwijs in Nederland met als doel om Nederland tot een kennisrotonde in de wereld te maken; Gestructureerd uitbouwen van het imago of prestige van het cluster (imagebuilding); en Aangeven in welke technologie, kennis, competenties en opleiding moet worden geïnvesteerd om het vastgestelde toekomstbeeld 2020 waar te kunnen maken.
71
Deel 2: Arbeidsmarktperspectieven Naar een Human Capital Roadmap
73
5
Ambities en arbeidsmarktperspectieven deltatechnologie
5.1
Inleiding Dit deel 2 van deze studie biedt inzicht in de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van het Deltatechnologie-cluster. Het rapport is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 6 wordt een beeld geschetst van de werkgelegenheidsontwikkeling in het Deltatechnologie-cluster tot en met 2020. In hoofdstuk 7 komen ontwikkelingen binnen het onderwijs aan bod. Hoofdstuk 8 gaat in op de knelpunten op de arbeidsmarkt van het Deltatechnologie-cluster. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen kwantitatieve discrepanties, kwalitatieve discrepanties en knelpunten als gevolg van ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt. Hoofdstuk 9 richt zich op de bestrijding van de gesignaleerde knelpunten. Hoofdstuk 10 ten slotte presenteert een eerste aanzet voor een arbeidsmarktstrategie voor deltatechnologie. Doelstelling Het tweede deelrapport over de arbeidsmarktperspectieven voor het cluster heeft twee centrale doelen: 1
Inzicht verschaffen in de ontwikkelingen aan vraag- en aanbodzijde op de arbeidsmarkt van het Deltatechnologie-cluster tot en met 2020. Met dit inzicht kunnen huidige en toekomstige knelpunten worden benoemd die oplossing behoeven.
2
Komen tot aanbevelingen voor een arbeidsmarktstrategie die ervoor moet zorgen dat er in de toekomst voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten zijn om de ambities van het Deltatechnologie-cluster waar te maken. De gesignaleerde knelpunten gelden als uitgangspunt van deze strategie: welke oplossingsrichtingen kunnen het beste worden gehanteerd en zijn kostenefficiënt voor specifieke knelpunten? En welke partijen dienen het voortouw te nemen om activiteiten in gang te zetten?
Vanuit de bovengenoemde doelstellingen zijn oplossingsrichtingen boven komen drijven die voortgekomen zijn uit een enquête onder HRM medewerkers van bedrijven uit het Deltatechnologie-cluster (incl. waterschappen), een rondetafelgesprek met professionals uit de sector deltatechnologie en de expert opinion van de onderzoekers. Het geheel aan oplossingsrichtingen is door de onderzoekers vooral ingeschat op kansrijkheid en theoretische haalbaarheid. In het kader van dit onderzoek is het voor de onderzoekers niet mogelijk gebleken gestaafde uitspraken de doen over de kostenefficiëntie en potentiële kwantitatieve impact van de oplossingsrichtingen.
5.2
Aansluiting bij bestaande initiatieven Bedrijven en organisaties in de water- en deltatechnologie hebben reeds een aantal initiatieven in gang gezet om het aanbod van arbeidskrachten te vergroten. Het Human Capital Water & Delta programma loopt al een aantal jaren. 49 Dit programma richt zich met name op het vergroten van de bekendheid en het versterken van het
49
Zie Werkgroep HCRW (2007), Human Capital Roadmap Water.
75
imago van de watersector, structurele samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs op het gebied van water en human resources management (boeien en binden van huidige medewerkers en het interesseren van nieuwe doelgroepen voor de watersector). Ook bij de Vereniging van Waterbouwers staat de arbeidsmarktproblematiek hoog op de agenda. Onder andere via het O&O-fonds Waterbouw wordt ingezet op promotie van de waterbouwbranche, de ontwikkeling en instandhouding van een waterbouw kennisinfrastructuur en instroombevordering in de waterbouwopleidingen. 50 Voor de uitwerking van een arbeidsmarktstrategie voor deltatechnologie verdient het aanbeveling om aan te sluiten te houden bij de reeds in gang gezette initiatieven.
5.3
Aanleiding onderzoek In human capital schuilt veel kracht van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster (denk aan alle kennis en competenties op het gebied van deltatechnologie), maar tegelijkertijd bestaan er zwaktes op dit vlak. Zo is er de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt (onderwijs sluit in onvoldoende mate aan op de arbeidsmarkt), is er een hoge uitstroom als gevolg van de vergrijzing en is de instroom vanuit het onderwijs onvoldoende (met name vanuit de technische opleidingen). Om de internationale concurrentiekracht van het cluster te versterken en groei te kunnen realiseren moet volgens circa 70% van de bedrijven onder andere de kloof tussen arbeidsmarkt en onderwijs worden weggenomen. Zie ook Bijlage 9. In Deel 2 van dit rapport vindt een uitgebreide arbeidsmarktanalyse plaats voor de periode 2009-2020, waarbij deze kloof centraal staat. In de analyse wordt uitgegaan van een werkgelegenheidsgroei van in totaal 5,5% (basisprognose). Dit komt overeen met een productiegroei van bijna 30% voor de periode 2009 – 2020, waarvan 20% wordt gerealiseerd tussen 2013 en 2020. De productiegroei ligt daarmee duidelijk boven het landelijk gemiddelde die voor deze periode geschat wordt op 24%. Deze werkgelegenheidsontwikkeling is in lijn met de verwachting die ondernemers hebben uitgesproken in de enquête. In Deel 1 van dit rapport is echter aangegeven dat voortzetting van de huidige koers waarschijnlijk tot een achteruitgang van de concurrentiekracht zal leiden. In dit deel is dan ook een offensieve strategie uitgewerkt gericht op een internationale versterking van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster. In paragraaf 8.1 volgt een extrapolatie van de berekeningen in de basisprognose. Deze extrapolatie is gebaseerd op het hoge ambitieniveau dat in deel 1 gepresenteerd wordt. Hierbij wordt uitgegaan van een verdubbeling van de productiegroei in de periode 2013-2020 ten opzichte van de reguliere berekeningen. In het navolgende is in eerste instantie uitgegaan van de basisprognose die gestoeld is op cijfers en voorspellingen van o.a. CPB, ROA en het Ministerie van OCW en conform verwachtingen van de geënquêteerde bedrijven (alle gegevens dateren uit 2009). De analyse van de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt die daarbij reeds ontstaat krijgt veel aandacht evenals de mogelijke oplossingen om deze kloof weg te nemen.
50
Zie de website van de vereniging, www.waterbouwers.nl.
76
5.4
Mogelijke belemmeringen vanuit onderwijs en arbeidsmarkt Een noodzakelijke voorwaarde om de ambities waar te maken is de aanwezigheid van voldoende gekwalificeerd personeel. Immers, de innovatieve kracht, kennis en kunde van deltatechnologie en specifieke issues ligt voor een groot deel bij deze waterprofessionals. Zonder de inzet van deze medewerkers zal de beoogde groei niet gerealiseerd kunnen worden en zullen andere landen Nederland voorbijstreven als vooraanstaand land op het gebied van deltatechnologie, aangezien de internationale concurrentie groot is en ook steeds sterker wordt. Het is nu al duidelijk dat de komende jaren knelpunten ontstaan die de groei van het cluster in de weg kunnen staan, indien er geen actie wordt ondernomen. Weliswaar is door de huidige mondiale economische crisis de krapte op de arbeidsmarkt tijdelijk afgenomen, maar de verwachting is dat voor bepaalde typen personeel de krapte weer zal toenemen in de nabije toekomst. 51 Zo zorgen de bekende structurele trends ontgroening en vergrijzing straks voor grote problemen. In het Deltatechnologie-cluster speelt het tekort aan technisch geschoold personeel een belangrijke rol. Het tekort neemt op korte termijn af door de economische crisis, maar blijft nijpend terwijl er tevens veel concurrentie is vanuit andere sectoren/clusters met vergelijkbare ambities. Er zijn sterke verschillen op verschillende opleidingsniveaus, zoals we in de hiernavolgende hoofdstukken zullen zien. De leerlingeninstroom in de technische opleidingen blijft nog steeds achter, terwijl er ook aansluitingsproblemen zijn tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Zo geven bedrijven aan dat er steeds meer behoefte ontstaat aan personeel dat bèta en gammakennis combineert (en dat de scholen die niet voldoende afgeven). Ook is het imago van het cluster niet goed genoeg om schoolverlaters en andere arbeidskrachten in groten getale naar de deltatechnologiebedrijven te bewegen.
51
Zie bijvoorbeeld ROA (2009), De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014 en SEO (2009), Drivers of participation; facts, figures & policy issues affecting the labor market.
77
6
Vraag naar arbeidskrachten tot en met 2020
In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de werkgelegenheidsontwikkeling in het Deltatechnologie-cluster tot en met 2020. Eerst wordt ingegaan op landelijke ontwikkelingen, waarna de ontwikkelingen rond deltatechnologie worden belicht. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar de drie deelmarkten ‘waterbouw’, ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’.
6.1
Landelijke ontwikkelingen
B l ik o p de k o rt e t er m i jn : vo or z i cht i g h e rs te l in 2 01 0 De gevolgen van de economische crisis zijn, net als in 2009, ook in 2010 goed te merken. In veel sectoren is nog steeds sprake van krimp, maar tegelijkertijd zijn er ook al tekenen van herstel. Eind 2009 verwachtte het CPB voor heel 2010 een groei van 1,5%. Voorspellingen van De Nederlandsche Bank zijn voorzichtiger: voor 2010 en 2011 voorziet de bank een groei van respectievelijk 0,7% en 1,2%. 52 Tabel 11 vat de (verwachte) ontwikkeling van de Nederlandse economie in de periode 2006-2010 samen door middel van een aantal kerngegevens.
O ntw ik k e l in g en o p de a r b e i dsm a rk t Doordat de werkloosheid met enige vertraging reageert op schommelingen in de conjunctuur, deelt de kredietcrisis in 2010 een klap uit aan de arbeidsmarkt. Het aantal banen en vacatures daalt fors, terwijl het aantal ontslagaanvragen en faillissementen sterk begint op te lopen. De werkgelegenheidsontwikkeling is het minst gunstig in de marktsector, terwijl een relatief gunstig beeld naar voren komt voor de overheid en vooral de zorgsector. De werkloosheid zal flink oplopen. De werkloosheid voor 2009 is door CPB geraamd op 5% van de beroepsbevolking en zal naar verwachting in 2010 oplopen tot 5,75% 53.
52
DNB (2009), Economische ontwikkelingen en vooruitzichten voor Nederland, december 2009.
53
CPB Nieuwsbrief 02/2010.
79
Tabel 11
Enkele kerngegevens Nederlandse economie en arbeidsmarkt 2007-2010 (mutaties in % per jaar)
2007
2008
2009
2010
Bruto Binnenlands Product (BBP)
3,6
2,0
-4,0
1,25
Uitvoer van goederen (excl. energie)
8,0
1,0
-9,5
10,75
Invoer van goederen
6,4
3,7
-10,5
8,5
Overheidsbestedingen
3,8
2,5
2,25
0,75
Consumptie huishoudens
1,7
1,3
-2,5
0,25
Werkgelegenheid (arbeidsjaren)
2,7
1,2
-2,75
-2
Beroepsbevolking (personen)
1,6
1,5
0,5
0,0
Werkzame beroepsbevolking
2,6
2,1
-0,5
-0,75
Werkloze beroepsbevolking (niveau in %)
4,5
3,9
5,0
5,75
Werkloze beroepsbevolking (niveau in 1.000 personen)
344
304
380
445
Bron: CPB (2009), CPB Nieuwsbrief 2010/2
( M id d e l) la ng et e rm i jn ont w ik k e l ing en v oo r d e Ne d e r la n ds e ec on om i e en a rb e i ds ma rk t Voor een blik op de middellangetermijn tot en met 2020 gebruiken we de lange termijnstudies die CPB, SCP, RIVM en MNP, gezamenlijk hebben ontwikkeld. De scenario’s richten zich op toekomstige ontwikkelingen op Nederlands en Europees niveau en kennen twee sleutelonzekerheden: 1.
de mate waarin landen bereid en in staat zijn om internationaal samen te werken.
2.
de hervorming van de collectieve sector. 54
Voor meer informatie over de vier scenario’s wordt verwezen naar Bijlage 10 van dit rapport. In dit onderzoek wordt tot 2020 uitgegaan van het middenscenario Strong Europe. Dit scenario wordt het meest realistisch geacht gegeven de recente ontwikkelingen ten aanzien van de sleutelonzekerheden in de scenarioanalyse, namelijk intensieve internationale samenwerking en de ontwikkeling van een sterke publieke sector. Het scenario Strong Europe wordt gekenmerkt door een grote bereidheid tot internationale samenwerking en gaat uit van een sterke overheid met een nadruk op solidariteit en een gelijkmatige inkomensverdeling. Tabel 12 geeft enkele kenmerken weer van de economische ontwikkeling binnen het scenario Strong Europe 55.
54
Zie CPB (2004), Vier vergezichten op Nederland.
55
Deze langjarige scenario’s zijn niet aangepast aan recente economische ontwikkelingen.
80
Tabel 12
(Middel)langetermijnontwikkelingen van de Nederlandse economie in het ‘Strong Europe’-scenario, 1997-2020 (mutaties in % per jaar).
1997-2001
2002-2020
Bevolking
0,7
0,5
Arbeidsaanbod
1,1
0,3
Werkgelegenheid
0,9
0,2
Arbeidsproductiviteit
1,9
1,6
BBP-volume (marktprijzen)
2,6
1,8
Werkloze beroepsbevolking (niveau in %)
5,5
6,4
Bron: CPB Vier vergezichten op Nederland (2004).
O ntw ik k e l in g en na a r s ec to r to t 20 20 De periode 2009-2013 kenmerkt zich door een flinke terugval van de werkgelegenheid in 2009 en 2010 en een voorzichtig herstel in de jaren daarna. Dit is af te leiden uit Tabel 13. Voor de totale periode wordt landelijk gezien een bescheiden groei (0,2% per jaar) van de werkgelegenheid verwacht. Tabel 13
Ontwikkeling banen naar sector, absoluut (x 1.000) en groei per jaar (%), 20102020, Nederland 2009
2009-2013
2013-2020
Niveau
Totale muta-
Groei per
Totale muta-
Groei per
(x 1.000)
tie (x 1.000)
jaar (%)
tie (x 1.000)
jaar (%)
landbouw & visserij
119,6
-4,4
-0,9
-21,4
-2,9
industrie
791,0
-68,3
-2,2
-55,3
-1,1
bouw
351,6
-26,7
-2,0
0,0
0,0
handel, horeca & transport
1.986,6
-58,4
-0,7
25,4
0,2
financiële & zakelijke
1.908,6
93,0
1,2
93,3
0,7
zorg & welzijn
1.185,4
94,6
1,9
140,6
1,5
overheid & onderwijs
1.018,5
25,6
0,6
35,0
0,5
353,3
-3,2
-0,2
2,9
0,1
7.714,6
52,3
0,2
220,5
0,4
Sector
dienstverlening
overige sectoren totaal
Bron: Prognose Panteia mede op basis van CBS en CPB, Vier gezichten op Nederland.
In de periode na 2013 zal de arbeidsmarkt zich grotendeels herstellen van de crisis. De kans bestaat echter dat de productie en de capaciteit blijvend lager zijn dan voorheen. Dit heeft vanzelfsprekend een drukkend effect op de werkgelegenheid. Landelijk gezien wordt voor het tijdvak 2013-2020 een jaarlijkse groei van 0,4% verwacht. Over het totale tijdvak 2008-2020 is de totale banengroei 0,3% per jaar.
81
6.2
Ontwikkeling werkgelegenheid deltatechnologie
O ntw ik k e l in g w erk g e le ge nh e i d 20 09 -2 02 0 De werkgelegenheidsontwikkeling op middellange termijn in deze analyse is gebaseerd op de basisprognose van 5,5% werkgelegenheidsgroei van 2009 tot 2020. Dit komt overeen met een productiegroei van bijna 30% voor de periode 2009 – 2020 (waarvan 20% tussen 2013 en 2020). Hoewel op korte termijn de effecten van de financiële en economische crisis nog merkbaar zijn, zal op de langere termijn (tot en met 2020) sprake zijn van groei (zie Figuur 13). In 2009 is de totale omvang van de werkgelegenheid in het Deltatechnologiecluster naar schatting 32.300 FTE’s. Dit is de werkgelegenheid bij deltatechnologiebedrijven (exclusief kennisinstellingen), Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies en gemeenten die gerelateerd is aan deltatechnologie. Bijna tweederde van de werkgelegenheid bevindt zich in de waterbouw, waarna waterbeheer en water en groen in omvang volgen. Ongeveer 11% van het personeel is werkzaam bij vestigingen in het buitenland, van met name de grotere bedrijven. De impact van de huidige economische crisis (2009 – 2010) is ook voelbaar in het Deltatechnologie-cluster, maar de impact op de werkgelegenheid is geringer dan in andere delen in de bouw. Veel werkzaamheden in infrastructurele werken (grond-, weg en waterbouw) zijn nog in volle gang en worden in het kader van de Crisis en Herstelwet ten dele naar voren gehaald, waardoor het negatieve effect van de crisis wordt afgezwakt. De werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster neemt tussen 2009 en 2013 af met naar schatting 600 FTE’s. Het werkgelegenheidsverlies van gemiddeld 0,6% concentreert zich vooral in de waterbouw en is bescheiden vergeleken met de door het CPB verwachte totale werkgelegenheidsdaling van 2,75% voor de gehele economie. Wanneer het definitieve herstel doorzet is moeilijk te voorspellen, maar aangenomen mag worden dat vanaf 2011 de werkgelegenheid weer iets zal aantrekken. De totale werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster zal tussen 2013 en 2020 groeien met ongeveer 1% per jaar, tot 34.100 FTE’s. Deze groei is sterker dan het landelijk gemiddelde (zie Tabel 13). De waterbouw vertoont de sterkste groei. Deze prognose is in lijn met de uitkomsten van de enquête Arbeidsmarkt deltatechnologie die onder werkgevers is gehouden. Daaruit komt voor de komende 510 jaren een vrij positief beeld van de werkgelegenheidsontwikkeling naar voren, zie Figuur 14. Slechts een klein deel van de respondenten (7%) denkt dat de werkgelegenheid iets af zal nemen. Iets meer dan een kwart van de werkgevers verwacht dat de werkgelegenheid ongeveer gelijk zal blijven. Bijna 40% voorziet een lichte toename.
82
Figuur 13 Verwachte ontwikkeling werkgelegenheid (in duizenden FTE’s) deltatechnologie, 2009-2020
21,2 Waterbouw
20,7 22,5
6,6 Waterbeheer
6,5 6,9
4,5 Water & Groen
4,5 4,7
32,3 Totaal Deltatechnologie
31,7 34,1
0,0
5,0
10,0
15,0 2009
20,0 2013
25,0
30,0
35,0
2020
Bron: Prognose Panteia op basis van. Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie en CBS.
V a ca tu r es Op basis van de Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie wordt het aantal openstaande vacatures in 2009 geschat op ruim 300. Hiermee komt het aantal openstaande vacatures als aandeel van de totale werkgelegenheid uit op iets meer dan 1% 56. Iets meer dan de helft van de vacatures is op wetenschappelijk niveau. Dit is opmerkelijk, aangezien het aandeel van wetenschappelijke functies in de totale werkgelegenheid slechts 11% is (zie Figuur 15 ). Het aantal openstaande vacatures op wetenschappelijk niveau ligt hiermee op ongeveer 6%. Daarnaast is HBO het gevraagde opleidingsniveau bij ruim een derde van de vacatures. Dit komt overeen met het aandeel van hogere functies in de totale werkgelegenheid. De resterende vacatures (11%) hebben een gevraagd opleidingsniveau van mbo of lager. Dit terwijl ongeveer tweederde van de werkgelegenheid uit middelbare en lagere functies bestaan. Vrijwel alle openstaande vacatures zijn technisch van aard. Het aandeel van technische functies in de totale werkgelegenheid is 46% (zie Figuur 16). Voor economische en overige richtingen zijn op dit moment vrijwel geen openstaande vacatures. Samenvattend zijn vooral wetenschappelijke en technische vacatures moeilijk vervulbaar.
56
Ter illustratie: het aantal openstaande vacatures in de bouw en de zakelijke dienstverlening lag in het tweede en derde kwartaal van 2009 eveneens tussen de 1% en 2% (CBS).
83
40,0
Figuur 14 Verwachting van HRM-managers van bedrijven uit het Deltatechnologie-cluster (incl. waterschappen) over de werkgelegenheidsontwikkeling de komende 5-10 jaar binnen hun organisatie op het terrein van deltatechnologie
7% 7% 19% 28%
39%
neemt iets af neemt sterk toe
blijft ongeveer gelijk weet niet/ w.n.z.
neemt iets toe
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie.
6.3
Werkgelegenheid naar niveau en richting
6 . 3 . 1 A na l ys e 20 09 Binnen het Deltatechnologie-cluster zijn technisch en economisch de belangrijkste richtingen in de werkgelegenheid. Verder is op hoger en wetenschappelijk niveau de richting groen vooral binnen de deelmarkt ‘water en groen’ verantwoordelijk voor een deel van de werkgelegenheid. In deze paragraaf komt de verdeling van de werkgelegenheid naar functierichting aan bod. Verder wordt in de analyse een uitsplitsing naar functieniveau gemaakt. In Figuur 15 is de verdeling van de werkgelegenheid naar functieniveau weergegeven voor elk van de drie deelsectoren. Enkele opvallende zaken: Veruit de meeste werkgelegenheid (40%) is terug te vinden in het middelbare niveau. Hogere functies maken ongeveer 25% van het totaal uit; Voor alle drie de deelsectoren en vooral in de waterbouw geldt dat de werkgelegenheid het grootst is onder de middelbare beroepen.
84
Figuur 15 Verdeling werkgelegenheid (in FTE’s) deltatechnologie naar functieniveau, per deelmarkt, 2009
3.700 9.180
waterbouw
5.400 2.910
1.360 2.220
waterbeheer
1.650 1.370
900 1.440
water & groen
1.180 980
0
1.000
2.000
3.000
4.000
wetenschappelijk
5.000 hoger
6.000
7.000
middelbaar
8.000
9.000
10.000
lager
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie en CBS; bewerking Panteia.
In Figuur 16 hierna wordt verder ingezoomd op de verdeling van de werkgelegenheid. Naast het niveau komt hierbij ook de functierichting aan bod. Uit de figuur valt het volgende op te maken: In het totale cluster valt bijna een derde van de beroepen in de richting technisch. Dit zijn voornamelijk weg- en waterbouwkundigen en werktuigbouwkundigen. Bij 37% van de werkgelegenheid gaat het om economisch gerichte functies (zoals commercieel personeel, maar ook personeel met een administratieve of bedrijfskundige achtergrond. Ook automatiseringspersoneel behoort hiertoe). Een klein deel (9%) is in de richting groen (zoals tuin- en landbouwarchitecten en bodemkundig onderzoekers). In de waterbouw zijn de technische beroepen dominant, terwijl in waterbeheer en water en groen de economische beroepen het grootste aandeel hebben. Naar beroepsniveau bezien, zijn de technische en economische beroepen sterk vertegenwoordigd in het middelbare segment. De groene beroepen spelen nauwelijks een rol in de werkgelegenheid op dit niveau. In de waterbouw is bijna de helft van de van de werkgelegenheid in de richting technisch te vinden. Voor waterbeheer en water en groen is dit ongeveer 20 tot 25% en hier valt meer dan twee derde van de werkgelegenheid in de economische richting. Op wetenschappelijk niveau is het aandeel technische, economische en groene functies ongeveer gelijk. Dit geldt voor alle drie de deelsectoren.
85
Figuur 16 Aandeel werkgelegenheid deltatechnologie naar niveau en richting, per deelmarkt,
middelbaar
2009
waterbouw
49%
waterbeheer
24%
water & groen
hoger wetenschappelijk
waterbeheer
14%
water & groen
totaal niveaus
water & groen
28%
47%
15%
45% 7%
33% 45%
30% technisch
40%
25%
13% 37%
20%
22%
11%
45% 32%
10%
44%
13%
24%
18%
0%
28%
13%
26%
20%
totaal delta
28%
26%
38%
waterbeheer
26%
23%
29%
16%
waterbouw
15%
30%
17% 15%
8%
26%
19%
waterbouw
9%
72% 32%
waterbeheer
13%
67%
19%
waterbouw
water & groen
38%
50%
economisch
25% 9%
60%
70%
groen
23%
80%
90%
100%
overig
NB: voor de lagere beroepen is geen uitsplitsing naar beroepsrichting gemaakt Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie en CBS; bewerking Panteia.
6 . 3 . 2 A na l ys e t ot 2 02 0 Als gekeken wordt naar de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt tot 2020 met betrekking tot de kwaliteit van het personeel en de opleidingsrichting, dan valt een aantal zaken op: De vraag naar laag en ongeschoold werk neemt verder af. Deze ontwikkeling is al een aantal jaren aan de gang. De vraag naar technisch personeel neemt over de hele linie toe, van MBO-niveau tot WO-niveau. Het meest echter op HBO-niveau. Ook deze ontwikkeling is nu al gaande. Deze ontwikkeling doet zich ook voor bij hoog opgeleid (HBO en WO) “groen” personeel. Ook de vraag naar economisch opgeleid personeel laat over de gehele linie een groei zien. De toenemende vraag naar personeel met een technische, groene en economische achtergrond gaat enigszins ten koste van personeel met een andere achtergrond, met name op MBO- en HBO-niveau.
86
Figuur 17 Ontwikkeling werkgelegenheid deltatechnologie per deelmarkt, niveau en richting, totale mutatie 2009-2020
lager
-130
-50 -40
middelbaar
technisch
10
economisch
200 30
groen overig
-30
80 -10
hoger
technisch economisch
120
50 60 0
technisch
10 120
20 10
economisch
0
140 30 40 20 30
groen overig -200
80
30 20
groen
370
100
50
overig wetenschappelijk
160
50
10
140
50 40
-100
0 waterbouw
100 waterbeheer
200
300
400
water & groen
NB: middelbaar groen is buiten beschouwing gelaten vanwege kleine aantallen Bron: Prognose Panteia mede op basis van Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie en CBS.
Niet alleen op het niveau van het Deltatechnologie-cluster, maar ook op landelijk niveau is een prognose gemaakt van de ontwikkeling van de werkgelegenheid naar functieniveau en –richting voor 2020. Deze prognose maakt duidelijk hoe groot de totale (extra) vraag naar technisch, economisch en groen personeel zal zijn en in hoeverre het Deltatechnologie-cluster dus bij het aantrekken van personeel concurrentie zal ondervinden vanuit andere sectoren. In Figuur 18 is de totale mutatie naar functieniveau en -richting voor de periode 2009-2020 weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste resultaten besproken. 57 Er zal ook ingegaan worden op de ontwikkelingen per sector. Voor de lagere beroepen wordt een forse krimp van de werkgelegenheid voorzien. Dit is in lijn met de huidige ontwikkeling van het opleidingsniveau van werknemers en de verschuiving van de productie van de primaire en de secundaire sectoren naar de tertiaire sector. In vrijwel alle sectoren zal het aantal lagere beroepen dan ook dalen. In het middelbare segment wordt voor zowel de technische, de economische als de groene beroepen een netto afname van de werkgelegenheid verwacht. Bij de middelbare technische beroepen zal de afname zich vooral concentreren in de metaalindustrie en in de bouw. Bij de middelbaar groene beroepen wordt eigenlijk alleen een sterke daling van de werkgelegenheid in de landbouw verwacht. Hiermee is het
57
Er wordt ingegaan op de mutatie in de werkgelegenheid. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat de werkgelegenheid in bepaalde sectoren sowieso al sterk zal toe- of afnemen (zie Tabel 14). Daardoor zal ook de werkgelegenheid voor de technische, economische en groene beroepen toe- of afnemen. Een absolute toename van bijvoorbeeld het aantal economische beroepen in een groeisector als de gezondheidszorg hoeft echter niet te betekenen dat ook het aandeel van economische beroepen in die sector zal toenemen.
87
beeld anders dan in het Deltatechnologie-cluster waar lichte groei wordt verwacht. Daarmee wordt de concurrentiepositie van het cluster op het gebied van arbeid sterker. Net als voor het Deltatechnologie-cluster wordt ook landelijk in het hogere segment een toename van de werkgelegenheid voor technische, economische en groene beroepen voorspeld. De werkgelegenheid voor de hogere groene beroepen zal licht stijgen. De toename zit vrijwel geheel in de zakelijke dienstverlening. Het Deltatechnologie-cluster krijgt dus voor dit type personeel te maken met sterke concurrentie vanuit andere sectoren. Net als bij de hogere beroepen wordt ook voor de wetenschappelijke beroepen een toename van de werkgelegenheid voorzien. Ook op dit niveau zal de concurrentie voor het Deltatechnologie-cluster groot zijn. Een daling van de economische en technische beroepen op wetenschappelijk niveau wordt met name voorzien in de industrie. Figuur 18 Ontwikkeling werkgelegenheid Nederland, naar niveau en richting, totale mutatie 2009-2020
lager
-188.900
middelbaar
technisch
-66.700
economisch
-8.700
groen
-12.600
overig
138.100
hoger
technisch
17.800
economisch
69.300
groen
900
wetenschappelijk
overig
74.200
technisch
6.000
economisch
46.500
groen
800
overig -250.000
74.300
-200.000
-150.000
-100.000
-50.000
0
50.000
100.000
150.000
Bron: Prognose Panteia mede op basis van CBS en CPB (Vier gezichten op Nederland en CPB Nieuwsbrief 2009/4).
Tot slot wordt hieronder nog de relatieve groei van de verschillende functierichtingen over de niveaus weergegeven, zowel voor het Deltatechnologie-cluster als landelijk. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate de ontwikkeling van de vraag naar personeel in het Deltatechnologie-cluster verschilt van het landelijke beeld. Uit Figuur 19 blijkt dat de groei van de vraag naar technisch personeel in het Deltatechnologie-cluster groter is dan op landelijk niveau. Dit geldt voor alle functieniveaus, maar met name op wetenschappelijk niveau. Ook voor de economische beroepen is dit het geval, zij het dat de verschillen hier iets kleiner zijn. Wat betreft het ‘groene’ personeel, overtreft de groei binnen het Deltatechnologie-cluster de landelijke groei in het middelbare en het hogere segment. In het middelbare segment lijkt de
88
relatieve stijging fors, maar het aantal banen in dit segment is zeer gering. Op wetenschappelijk niveau is de groei voor het Deltatechnologie-cluster juist iets lager. Figuur 19 Ontwikkeling werkgelegenheid Nederland, naar niveau en richting, procentuele mutatie 2009-2020
lager
-7,9%
middelbaar
technisch
4,4%
-10,2%
economisch groen
-3,8%
3,6%
-0,7%
37,4%
-16,3%
3,1%
overig
14,7%
hoger
technisch 5,8%
economisch groen
wetenschappelijk
8,8%
14,9%
8,4% -3,3%
overig
9,3%
technisch
19,3%
9,3%
12,4%
economisch
20,3%
13,0%
groen 9,5%
overig -20%
23,3%
13,0%
-15%
-10%
-5%
0%
5%
10%
totaal delta
17,5%
16,2%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
landelijk
Bron: Prognose Panteia mede op basis van CBS en CPB, Vier gezichten op Nederland.
6.4
Conclusies De werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster zal, mede door de effecten van de economische crisis, licht afnemen tot en met 2013. Tussen 2013 en 2020 vertoont de werkgelegenheid vervolgens weer een duidelijke groei. Met name de vraag naar technisch en economisch geschoold personeel op HBO- en WO-niveau zal sterk toenemen.
H u i d ig e s itua t ie w e rk g el e g en he i d De totale werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster komt in 2009 uit op 32.300 FTE’s. Bijna tweederde van de werkgelegenheid bevindt zich in de waterbouw, waarna waterbeheer en water en groen in omvang volgen. Veruit de meeste werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster (40%) is terug te vinden op middelbaar niveau. Hogere functies maken ongeveer een kwart van het totaal uit. In de waterbouw is het aandeel middelbare beroepen in de totale werkgelegenheid veel groter dan bij waterbeheer en water en groen. In het totale cluster valt bijna een derde van de beroepen in de richting technisch. Bij 37% van de werkgelegenheid gaat het om economisch gerichte functies. In de waterbouw zijn de technische beroepen dominant, terwijl in waterbeheer en water en groen de economische beroepen het grootste aandeel hebben.
89
A na l ys e t ot 2 02 0 Ook het Deltatechnologie-cluster wordt geraakt door de economische crisis. De impact op de werkgelegenheid is echter geringer dan in andere delen van de economie. De werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster neemt tussen 2009 en 2013 af met naar schatting 600 FTE’s (gemiddelde daling 0,6% per jaar). Het werkgelegenheidsverlies concentreert zich vooral in de waterbouw. Op de langere termijn (2013-2020) zal de werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster aantrekken. De werkgelegenheid in het Deltatechnologie-cluster groeit met 1% per jaar in het basisscenario harder dan de landelijke werkgelegenheid. De totale werkgelegenheid van het Deltatechnologie-cluster komt in 2020 uit op 34.100 FTE’s. Alle deelmarkten vertonen groei, waarvan de waterbouw het sterkst. De vraag naar technisch personeel neemt over de hele linie toe. Op MBO- en HBOniveau groeit het aantal FTE’s met respectievelijk 200 en 370 FTE’s tussen 2009 en 2020. Ook de vraag naar economisch opgeleid personeel laat over de gehele linie een groei zien. De groei van de vraag naar technisch personeel is groter in het Deltatechnologiecluster dan op landelijk niveau. Dit geldt voor alle functieniveaus, maar met name voor het wetenschappelijk niveau. Omdat ook in andere sectoren de vraag naar deze technici hoog is, zal de concurrentie om dit type personeel toenemen.
90
7
Beschikbaar human capital: instroom vanuit onderwijs
7.1
Algemene ontwikkelingen in het onderwijs De grootste en belangrijkste component van het arbeidsaanbod bestaat uit de verwachte arbeidsmarktinstroom van schoolverlaters die vanuit het initiële (dag)onderwijs op de arbeidsmarkt instromen. Ook werkenden die via een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) of postinitieel (avond)onderwijs hun kwalificatieprofiel hebben veranderd, worden als nieuw aanbod op de arbeidsmarkt beschouwd (als gevolg van hun gewijzigde opleidingsachtergrond. Daarbij kan worden gedacht aan opleidingen die niveauverhogend of richtingveranderend zijn en tevens vaak gerelateerd zijn aan carrièrepatronen van werkenden.
O ntw ik k e l in g en i n stu d ie k e u ze 58 Er hebben zich gedurende het laatste decennium grote veranderingen voorgedaan in de studiekeuze van schoolverlaters van het voortgezet onderwijs. VMBO’ers zijn steeds vaker gaan kiezen voor een vervolgopleiding op het MBO, ten koste van de doorstroom naar het HAVO en instroom op de arbeidsmarkt. Minder dan één op de vijftig VMBO-gediplomeerden kiest in het vervolgonderwijs nog voor het HAVO. Verder neemt onder VMBO-leerlingen het aandeel BOL (beroepsopleidende leerweg) niveau 1/2 toe ten koste van BOL niveau 3/4. De laatste jaren wordt er bovendien minder voor BOL economie gekozen en meer voor BOL gezondheidszorg. Ook is het aandeel van BBL (beroepsbegeleidende leerweg) gestegen. Gediplomeerden van het HAVO zijn voor een vervolgopleiding sinds eind jaren ‘90 steeds minder gaan kiezen voor MBO en VWO en steeds meer voor een HBOopleiding. Vooral het aandeel van HBO economie is hierdoor sterk gestegen. Ongeveer 90% van de HAVO-gediplomeerden, dat doorleert, stroomt de laatste jaren door naar het HBO. Voor de VWO-gediplomeerden geldt juist dat zij minder vaak doorstromen naar het HBO en vaker naar het WO. In 2006 was het aandeel van de doorstroom van VWO’ers naar het HBO nog maar 16%. Vooral WO medisch en WO sociaal-cultureel hebben hun aandeel sterk zien stijgen onder VWO-gediplomeerden.
T oe ne m end e t re nd la n ge r d oo r l e re n Tabel 14 toont het percentage geslaagden dat uitstroomt naar de arbeidsmarkt voor verschillende opleidingsniveaus. Met name bij het VMBO is de uitstroom de laatste jaren flink afgenomen. Er is een toenemende trend van langer doorleren. Bij HAVO/VWO-leerlingen was dit al veel langer zo. Ook door leerlingen met een MBOBOL diploma wordt steeds vaker de keuze voor doorleren gemaakt. Bij HBO- en WOopleidingen is van een toenemende keuze van een vervolgstudie in de periode 20012008 (nog) geen sprake 59.
58
ROA (2007), De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2012.
59
In de schooljaren 2008-2009 en 2009-2010 zijn er andere geluiden. Door de crisis hebben meer geslaagden besloten door te leren.
91
Tabel 14
Uitstroom geslaagden onderwijs naar arbeidsmarkt, naar opleidingsniveau (%)
Herkomst geslaagden
2001/'02
2002/'03
2003/'04
2004/'05
2005/'06
2006/'07
2007/’08*
VMBO met diploma
24%
23%
13%
12%
8%
7%
5%
HAVO/VWO met diploma
11%
9%
10%
10%
11%
11%
9%
MBO-BOL met diploma
61%
60%
55%
46%
43%
44%
46%
HBO met diploma
86%
85%
85%
85%
86%
86%
88%
WO met diploma
88%
88%
87%
88%
90%
89%
90%
* voorlopige cijfers. Bron: CBS, Statline.
7.2
Huidige deelname onderwijs
A na l ys e ond e rw i j sd e e lna m e Tabel 15 toont het aantal leerlingen en geslaagden voor verschillende opleidingsniveaus en –richtingen in de periode 2001-2009. Over het algemeen blijft het aantal leerlingen in de richting techniek redelijk stabiel op de meeste niveaus. Op HBOniveau neemt het aantal geslaagden duidelijk af. Op basis van de ontwikkelingen in het recente verleden zijn de volgende relevante conclusies te trekken: Het VMBO kende tot en met jaargang 2005/’06 een toenemend aantal leerlingen. In de jaren daarna volgde een lichte daling. Dit zien we nog niet terug bij het aantal geslaagden, aangezien dit aantal vertraagd reageert op het aantal leerlingen. De afname van het aantal technische en economische leerlingen is reeds in 2003/’04 ingezet. In de richting groen is hiervan nog geen sprake. Het aantal leerlingen van het voortgezet onderwijs (HAVO/VWO) neemt nog steeds toe. Het aantal MBO-leerlingen nam tot 2006/’07 toe; daarna is sprake van een lichte daling. Dezelfde ontwikkeling is terug te zien bij het aantal leerlingen MBOtechniek en MBO-groen. In de richting MBO-economie daalt het aantal leerlingen sinds 2004/’05. Ook het aantal geslaagden neemt hier de laatste jaren af. Het aantal studenten op een HBO-opleiding is in de periode 2001-2009 fors toegenomen. Ook het aantal geslaagden nam toe. Het aantal HBO-studenten dat de richting techniek volgt, is weer toegenomen vanaf 2005/’06, terwijl dit daarvoor jarenlang gedaald was. Het aantal geslaagden in deze richting neemt structureel af. Vooral de economische richting heeft de laatste jaren aan populariteit gewonnen. Het aantal geslaagde HBO-studenten in de richting economisch varieert echter over de jaren en volgt niet de trend van het aantal studenten. Het aantal studenten in de groene richting is min of meer constant gebleven. Het aantal WO-studenten is de afgelopen jaren flink toegenomen, evenals het aantal geslaagden. Het aantal studenten in de richting techniek is vooral in recente jaren toegenomen. In de richting groen daarentegen is het aantal vrijwel constant gebleven over de tijd. Hetzelfde geldt voor het aantal geslaagden in de richting techniek en groen. Bij de economische richting is sprake een grote stijging van zowel het aantal studenten als het aantal geslaagden.
92
Tabel 15
Aantal leerlingen en geslaagden, leerjaar 2001/’02 – 2007’/08
richting/niveau
2001/'02
2002/'03
2003/'04
2004/'05
2005/'06
2006/'07
201,4
251,9
252,7
252,8
253,5
250,9
2007/'08*
2008/’09*
aantal leerlingen (x 1.000) VMBO w.v. techniek economisch groen HAVO/VWO MBO w.v. techniek economisch groen HBO
244,6
239,1 36,1
25,5
45,5
43,7
41,7
41,4
40,4
37,4
24,6
43,7
43,7
42,5
41,1
39,4
36,1
34
8
16,6
17,1
17,8
18,3
18,4
18,4
18,3
645
660,7
672,1
682,1
686,4
691,8
696,7
695,9
270,7
279,9
296,2
315,8
331,4
341,5
337,7
331,9
70,6
67,8
68,3
70,5
74,8
76,9
76
75,2
106,4
110,8
118,3
127,8
127,4
126,7
123,2
121,6
15,5
15
15
15,6
16,2
16,9
16,8
16,8
256,3
258,2
268,8
280,8
292,8
304,7
313,5
322
w.v. techniek
28,7
28,2
27,3
27
26,6
26,8
27,4
28,2
soc./econ.
82,8
84
86,4
88,4
90,7
94,1
99
104
4,1
4
4,1
4,1
4
4
3,8
3,7
173,1
180,1
189,5
199,6
205,9
208,6
212,7
220,3
groen WO w.v. techniek
17,7
17,3
17,7
17,8
17,8
17,7
18,6
19,5
soc./econ.
87,6
92,1
97
101,3
103,7
103,2
104,5
108,1
2,5
2,5
2,6
2,6
2,6
2,6
2,5
2,6
VMBO
.
65,9
69,4
68,2
73,3
75,2
75,3
w.v. techniek
.
18,1
17,8
17
16,4
16,5
15,6
.
.
16,9
17,7
17
16,7
15,9
14,8
.
groen
aantal geslaagden (x 1.000)
economisch groen
.
.
6,4
7,8
7,2
7,7
8
8
.
HAVO/VWO
56,1
60,6
63,7
65
67,4
70,1
73,8
.
MBO
69,2
70
75,4
82,4
82
84,6
83,3
.
w.v. techniek economisch groen HBO
15,4
15,5
16
15,2
16
17,4
17,3
.
31,7
29,6
32
36,9
34
33,1
31,8
.
3
3
3
4,1
4,1
4,2
4,3
.
58,7
60,6
62,4
62,3
63
63,7
63,7
.
w.v. techniek
5,9
5,9
5,6
5,3
5,1
4,9
4,7
.
soc./econ.
16,4
17,5
18
18
17,6
17,2
17
.
0,8
0,8
0,9
0,9
0,9
0,9
0,8
. .
groen WO doctoraal + masters
21,3
22,1
23,8
26,2
29,3
30,7
28,3
w.v. techniek
2,1
1,9
2,2
2,3
2,2
2,4
2,2
.
soc./econ.
10,9
11,6
12,4
14
16,3
16,7
15,3
.
0,3
0,3
0,5
0,4
0,5
0,4
0,4
.
groen
* Aantal leerlingen in 2008/’09 betreft voorlopige cijfers. Aantal geslaagden in 2007/’08 betreft voorlopige cijfers. Bron: CBS, Statline.
7 . 2 . 1 A na l ys e ge s la a g d en HB O e n WO T e chn i sch Wanneer dieper wordt ingezoomd op de ontwikkelingen binnen de HBO- en WOopleidingen die relevant zijn voor het Deltatechnologie-cluster blijkt het volgende (zie Tabel 16):
In alle relevante technische opleidingsrichtingen (techniek algemeen, werktuigbouwkunde, elektrotechniek, voertuigtechniek) daalt het aantal ingeschreven studenten op HBO-niveau, met uitzondering van het aantal in de richting bouwkun-
93
de/civiele techniek, waar het aantal ingeschreven studenten licht toeneemt. De daling is het grootst voor de richtingen elektrotechniek en werktuigbouwkunde. Het aantal geslaagden (HBO bachelor) daalt nog sterker dan het aantal ingeschreven studenten, in bijna alle richtingen. De daling is het sterkst voor werktuigbouwkunde, gevolgd door techniek algemeen en elektrotechniek. De arbeidsmarktinstroom vanuit deze richtingen neemt dus sterk af.
Op WO-niveau is het beeld voor de technische richtingen wisselend. Het aantal ingeschreven studenten in de richtingen werktuigbouwkunde, elektrotechniek en bouwkunde/civiele techniek is licht toegenomen. In de overige richtingen daarentegen is het aantal relatief sterk toegenomen. Bij de ontwikkeling van het aantal geslaagden is te zien dat bij werktuigbouwkunde en bouwkunde/civiele techniek het aantal geslaagden is afgenomen. Met name bij werktuigbouwkunde is de gemiddelde daling per jaar fors. In de overige richtingen is een sterke toename van het aantal geslaagden te zien.
Een belangrijke opleidingsrichting voor het Deltatechnologie-cluster in het algemeen en de waterbouw meer specifiek is maritieme techniek (onderdeel van voertuigtechniek). Jaarlijks volgen enkele honderden studenten een opleiding in deze richting op HBO- of WO-niveau. Op HBO-niveau is zowel het aantal studenten als het aantal geslaagden zeer sterk gedaald. In het leerjaar 2008/’09 waren er 28 geslaagden. Op WO-niveau groeide het aantal studenten. Op dat niveau waren er 33 geslaagden in het leerjaar 2008/’09.
Tabel 16 Aantal leerlingen en geslaagden voor deltatechnologie-gerelateerde opleidingen HBO en WO techniek, leerjaar 2001/’02 – 2009’/10* HBO
WO
ingeschrevenen
geslaagd
ingeschrevenen
geslaagd
2009/'1
2001/'0
2008/'0
2001/'0
2009/'1
2001/'0
2008/'0
2001/'02
0* (aan-
2
9* (aan-
2
0* (aan-
2
9* (aan-
2008/'09
tal x
2009/'10
tal x
2008/'09
tal x
2009/'10
tal x
(mutatie
1.000)
(mutatie
1.000)
(mutatie
1.000)
(mutatie
1.000)
% per
% per
% per
% per
jaar)
jaar)
jaar)
jaar)
techniek algemeen
0,7
-0,3%
0,1
-4,0%
2,7
4,9%
0,3
4,9%
werktuigbouwkunde
4,9
-1,8%
0,9
-4,8%
2,7
0,3%
0,0
-36,7%
elektrotechniek
3,3
-4,6%
0,7
-3,8%
1,6
0,7%
0,2
3,6%
voertuigtechniek
1,7
-0,5%
0,3
-3,6%
2,6
4,9%
0,2
7,6%
0,2
-6,8%
0,0
-12,4%
0,4
4,7%
0,0
-0,5%
9,6
0,9%
1,7
-1,1%
2,4
1,6%
0,3
-1,0%
w.v. maritieme techniek bouwkunde, civiele techniek *voorlopige cijfers. Bron: CBS, Statline.
7 . 2 . 2 A na l ys e ge s la a g d en HB O e n WO E c ono m is ch Binnen de richting economie spelen de volgende ontwikkelingen in het aantal leerlingen en geslaagden, die relevant zijn voor de deltatechnologie (zie Tabel 17):
Op HBO-niveau zijn de meeste leerlingen te vinden in de richting bedrijfskunde. Het aantal leerlingen is de afgelopen jaren echter gedaald. In de richtingen economie algemeen en met name marketing/PR is het aantal leerlingen gegroeid. Bij het aantal geslaagden is juist in alle richtingen een daling te zien. Dit geldt met name voor opleidingen binnen de richting bedrijfskunde, waaronder bedrijfseconomie en technische bedrijfskunde.
94
Op WO-niveau is een zeer sterke groei te zien bij het aantal studenten bedrijfskunde, met name bij de richting bedrijfseconomie. Het aantal studenten technische bedrijfskunde is daarentegen licht afgenomen de afgelopen jaren. Ook het aantal studenten in de richting marketing/PR is fors toegenomen. In de richting economie algemeen is het aantal studenten juist sterk gedaald. Onder geslaagden zijn dezelfde trendmatige ontwikkelingen te zien. De omvang van de stijgingen en dalingen zijn soms sterker dan bij het aantal ingeschreven studenten. Zo is het aantal geslaagden in de richting technische bedrijfskunde veel harder gedaald dan het aantal studenten. In de richting bedrijfseconomie is het aantal geslaagden juist harder gestegen ten opzichte van het aantal studenten.
Tabel 17
Aantal leerlingen en geslaagden voor deltatechnologie-gerelateerde opleidingen HBO en WO economie, leerjaar 2001/’02 – 2009’/10* HBO
WO
ingeschrevenen
economie algemeen w.v. bedrijfseconomie w.v. technische bedrijfskunde marketing/PR
ingeschrevenen
geslaagd
2009/'10
2001/'02
2008/'09
2001/'02
2009/'10
2001/'02
2008/'09
2001/'02
* (aantal
2009/'10
* (aantal
2008/'09
* (aantal
2009/'10
* (aantal
2008/'09
x 1.000)
(mutatie
x 1.000)
(mutatie
x 1.000)
(mutatie
x 1.000)
(mutatie
2,2
bedrijfskunde
geslaagd
% per
% per
% per
jaar)
jaar)
jaar)
1,6%
0,4
-2,6%
3,6
-16,8%
% per jaar) 0,6
12,9
-1,2%
1,9
-5,7%
13,9
24,8%
0,9
18,0%
9,3
-0,2%
1,2
-4,1%
11,8
72,9%
0,8
111,9%
3,7
-0,3%
0,7
-3,2%
2,0
-0,8%
0,1
-9,6%
4,2
5,2%
0,5
-1,8%
1,0
14,1%
0,4
18,1%
*voorlopige cijfers. Bron: CBS, Statline.
7 . 2 . 3 A na l ys e ge s la a g d en HB O e n WO G ro en Binnen de richting Groen zijn de ontwikkelingen met betrekking tot studentaantallen en geslaagden als volgt (zie Tabel 18):
Op HBO-niveau is het studentenaantal toegenomen in de richtingen landbouw algemeen en bosbouw. In de richting dierhouderij is het aantal juist afgenomen. Binnen de dierhouderij is met name de richting land- en watermanagement relevant voor de deltatechnologie. Het aantal studenten in deze richting is sterk gedaald de afgelopen jaren. De ontwikkeling van het aantal geslaagden laat dezelfde trendmatige ontwikkelingen zien. Wel is het aantal geslaagden bij landbouw algemeen en bosbouw harder gestegen dan het aantal ingeschreven studenten.
-15,2%
Op WO-niveau zijn ruim 1.200 studenten ingeschreven in de voor deltatechnologie relevante groene opleidingsrichtingen. Het aantal in de richting land- en watermanagement en visserij is te verwaarlozen. In de overige richtingen is sprake van een kleine toename. Het aantal geslaagden in deze richtingen is sterker toegenomen. In het schooljaar 2008/’09 hebben zo’n 300 studenten hun opleiding afgerond.
95
Tabel 18
Aantal leerlingen en geslaagden voor deltatechnologie-gerelateerde opleidingen HBO en WO Groen, leerjaar 2001/’02 – 2009’/10* HBO
WO
ingeschrevenen
geslaagd
ingeschrevenen
geslaagd
2009/'10
2001/'02
2008/'09
2001/'02
2009/'10
2001/'02
2008/'09
2001/'02
* (aantal
2009/'10
* (aantal
2008/'09
* (aantal
2009/'10
* (aantal
2008/'09
x 1.000)
(mutatie
x 1.000)
(mutatie
x 1.000)
(mutatie
x 1.000)
(mutatie
landbouw algemeen dierhouderij w.v. land- en watermanagement bosbouw visserij
0,8
% per
% per
% per
jaar)
jaar)
jaar)
1,3%
0,2
5,0%
0,2
1,9%
5,1%
2,6
-1,5%
0,5
-2,7%
0,7
0,7%
0,1
2,3%
-4,0%
0,0
-0,9%
0,0
-
0,0
-
0,5
2,6%
0,1
4,5%
0,3
0,9%
0,1
12,4%
-
-
-
-
0,0
-
0,0
-
Bron: CBS, Statline.
Toekomstige instroom vanuit onderwijs
7 . 3 . 1 S t ud i ek eu ze – h et e ff ect va n c r is i s c. q . ec on om i sc he n ee r ga n g Onderstaande analyse is grotendeels gebaseerd op het rapport van ROA, Schoolverlaters tussen Onderwijs en Arbeidsmarkt 2008. Hierin wordt op basis van een analyse van eerdere economische crises geconcludeerd dat er een ongewenste verschuiving plaatsvindt in het studiekeuzepatroon; minder instroom in de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL) en minder instroom in conjunctuurgevoelige sectoren als techniek.
M B O- l e er l in g en la t en k e u ze v oo r op l e i d ing m ed e b e pa le n do or s i tua t ie op d e a rb e id sma rk t Bij de doorstroom van het VMBO naar het MBO kunnen leerlingen kiezen tussen de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de (BBL). De instroom in de BBL is sterk conjunctuurgevoelig. In die zin vormen de BOL en de BBL twee communicerende vaten: wanneer het aantal leerarbeidsplaatsen in de BBL afneemt, neemt de instroom in de BOL toe. Daarnaast zien we dat tijdens een economische crisis de instroom in opleidingssectoren als de techniek duidelijk afneemt ten gunste van sectoren als gezondheidszorg en onderwijs. Het risico bestaat dat jongeren zich gaan afkeren van sectoren als techniek en bouw. Een afnemende economische groei die gepaard gaat met relatief zwaardere klappen in bepaalde economische sectoren (bijvoorbeeld industrie en bouw) kan jongeren afschrikken om een opleiding techniek en bouw te kiezen, ook al is de werkloosheid onder schoolverlaters in deze sectoren niet zo conjunctuurgevoelig is als jongeren denken. Het risico is groot dat in deze sectoren over een paar jaar grote tekorten zullen ontstaan. De opleidingen in de sector techniek worden in het algemeen als tamelijk conjunctuurgevoelig gezien. Dit blijkt echter uitsluitend te gelden voor de technische opleidingen op MBO niveau 1 en 2 en niet voor de technische opleidingen van het VMBO of die van BOL niveau 3 en 4. Opleidingen in de sector zorg en welzijn of economie worden daarentegen vaak als minder conjunctuurgevoelig beschouwd. Uit onderzoek komt echter naar voren dat de werkloosheid onder schoolverlaters uit deze sectoren
96
jaar) 0,1
0,2
*voorlopige cijfers.
7.3
% per
de facto vrij sterk met de conjunctuur meebeweegt. Niettemin is het imago van de sectoren heel anders en dat zal de studiekeuze van jongeren in belangrijke mate bepalen. Een afnemende economische groei kan verder ook het aanbod aan opleidingsplaatsen in het MBO-BBL sterk onder druk brengen. Er kan geconcludeerd worden dat jongeren die voor een MBO-opleiding kiezen wel degelijk tot op zekere hoogte bij hun opleidingskeuzes met recente arbeidsmarktontwikkelingen rekening houden. Gezien de huidige economische malaise die veel sectoren hard treft, kan dan ook verwacht worden dat jongeren door economisch slecht nieuws omtrent de technische sectoren in Nederland, minder snel geneigd zullen zijn om een technische opleiding te gaan volgen. Hierdoor is het risico dat de negatieve trend in het aantal jongeren dat een technische opleiding volgt gecontinueerd wordt en de krapte op de arbeidsmarkt voor technisch personeel verder zal toenemen als de economie weer aantrekt.
A r b e id sma rk ts it ua t i e b eï n v lo ed t ook st ud i e k eu ze op HB O - e n WO -n iv ea u Uit de studie van ROA blijkt verder dat de studiekeuze voor economie en techniek in het hoger en wetenschappelijk onderwijs beïnvloed wordt door de economische groei en de daarmee samenhangende arbeidsmarktsituatie voor beide richtingen. Toch is het ook van belang om een aantal kanttekeningen te maken. De eerste kanttekening is dat de keuze voor een technische/niet technische opleiding in het hoger onderwijs (evenals overigens op MBO niveau) al tijdens het volgen van de opleiding in het voortgezet onderwijs begrensd wordt. Immers, de keuze van jongeren in het 4e jaar van het voortgezet voor een van de profielen ‘natuur en techniek’ of ‘natuur en gezondheid’ is een voorwaarde om later in het hoger onderwijs een technische opleiding of een opleiding in de gezondheidszorg te volgen.
I ma g o va n d e se ct or t ec hn i ek p ro b le em De sector techniek van het hoger onderwijs is minder conjunctuurgevoelig dan vaak wordt verondersteld. Toch denken leerlingen dat techniek sterk conjunctuurgevoelig is en reageren daarop door minder vaak voor techniek te kiezen in tijden wanneer het economisch minder gaat. Dit zou te maken kunnen hebben met een onduidelijk of slecht image van de sector techniek op dit terrein. Voor het Deltatechnologie-cluster vormt dit een probleem, zeker gezien het grote aandeel technische beroepen in de werkgelegenheid. Bijkomend probleem is dat het Deltatechnologie-cluster onvoldoende aantrekkingskracht heeft door het negatieve (of soms onduidelijke) imago van het cluster. 7 . 3 . 2 I nst r oo m va nu it h et ond e r wi j s tot 2 0 14 De arbeidsmarktinstroom zal in de periode 2009-2013 naar schatting jaarlijks met ruim 3% stijgen ten opzichte van de werkgelegenheid in 2008. Absoluut gezien is de meeste instroom te verwachten van personen met een diploma MBO-economie en MBO-techniek, zie Tabel 19. Binnen MBO-economie wordt de grootste instroom verwacht voor MBO-handel en MBO-administratie & logistiek. Het grootste deel van de instroom vanuit MBO-techniek komt van de richting MBO-bouw. Binnen HBO-techniek wordt de grootste instroom verwacht voor de richting HBOinformatica. De grootste instroom binnen HBO-economie wordt voorzien voor HBObedrijfskunde en HBO-commerciële economie.
97
Tabel 19
Instroom op de arbeidsmarkt, naar opleidingscategorie, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2008, prognose 2009-2013
Opleidingscategorie
Werkgelegenheid
Instroom ar-
Totaal (%)
Gem. jaar-
2008
beidsmarkt
65.700
13.800
21
4,0
VMBO techniek
426.700
38.400
9
1,7
VMBO economie
179.000
37.600
21
3,8
MBO groen
138.100
22.100
16
3,1
VMBO groen
lijks (%)
MBO techniek
852.000
127.800
15
2,9
MBO economie
798.900
151.800
19
3,5
33.100
4.300
13
2,5 2,5
HBO groen HBO techniek
280.800
36.500
13
HBO economie
394.400
71.000
18
3,3
10.500
2.000
19
3,5
WO techniek
141.300
21.200
15
2,9
WO economie en recht
223.900
51.500
23
4,2
WO groen
Bron: ROA, 2009, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014.
Op WO-niveau blijkt dat WO-economie en recht zowel absoluut als relatief gezien het populairst is. Binnen WO-economie en recht gaat het dan vooral om WO-bedrijfskunde en WO-rechten en bestuurskunde. Voor WO-techniek wordt de grootste instroom verwacht voor de richtingen WO-informatica en WO-bestuurlijke informatiekunde. Relevante opleidingscategorieën waarvoor een relatief hoge arbeidsmarktinstroom wordt verwacht, zijn VMBO-groen en WO-economie. De gemiddelde jaarlijkse instroom vanuit VMBO-techniek is betrekkelijk laag. 60 Ten opzichte van de laatste vijf jaar, neemt vooral de relatieve instroom van het aantal personen met VMBO-economie en VMBO-groen af. Daarnaast is ook sprake van een lichte afname binnen VMBO-techniek, MBO-economie, MBO-groen, HBO-groen en WO-groen. De instroom vanuit HBO-economie, WO-techniek en WO-economie en recht zal wat hoger zijn dan in de afgelopen vijf jaar. Voor de overige opleidingscategorieën zal het instroompercentage naar verwachting ongeveer gelijk blijven. De komende periode zullen over het algemeen meer hoger opgeleiden instromen dan in de voorbije periode, terwijl dit voor de lager opgeleiden juist omgekeerd is. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat steeds minder schoolverlaters zonder startkwalificatie (waaronder voortijdige schoolverlaters) met ten hoogste een opleiding op VMBOniveau op de arbeidsmarkt instromen. 7 . 3 . 3 O ntw ik k e l in g en M B O tot 2 02 0 Figuur 20 schetst de ontwikkelingen van leerlingaantallen in het MBO tussen 1990 en 2020, op basis van de Referentieraming van het ministerie van OCW. Momenteel is het aantal MBO-leerlingen ruim 510.000, bestaande uit bijna 485.000 leerlingen die door OCW bekostigd worden en ruim 25.000 die door LNV worden gefinancierd. Als gevolg van de dalende vmbo-uitstroom daalde het aantal leerlingen tot 1998. Daarna is de deelname weer toegenomen.
60
ROA, 2009, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014.
98
Naar verwachting neemt het totaal aantal mbo-leerlingen in 2009 nog toe als gevolg van de kwalificatieplicht. Met ingang van het schooljaar 2007/’08 geldt een kwalificatieplicht, d.w.z. dat een leerling leerplichtig is zolang er nog geen startkwalificatie is behaald, tot het moment waarop hij/zij 18 jaar wordt. Dit heeft een aanzienlijke verhoging van het aantal mbo-leerlingen tot gevolg. Na 2009 wordt een lichte daling van de mbo-deelname verwacht. De nieuwe raming van het aantal mbo-leerlingen is lager dan de vorige raming, doordat de telling in 2008 lager uitviel dan was verwacht. Figuur 20 Aantal leerlingen MBO, naar niveau, 1990-2020
Bron: OCW, Referentieraming 2009.
Het MBO is vanaf de invoering van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) in 1997 opgedeeld in 4 niveaus. De afbouw van de oude pre-WEB opleidingen heeft zich voltrokken tot het jaar 2000. Het aantal leerlingen in de assistentenopleidingen (niveau 1) is aanvankelijk wel gegroeid, maar vanaf 2002 is een daling ingezet die nu weer tot stilstand lijkt te komen. Sinds 2002 stijgt vooral het aantal leerlingen in de middenkader- en specialistenopleidingen (niveau 4). In het huidige ramingsmodel van OCW wordt nog geen onderscheid gemaakt naar sectoren in het mbo. 7 . 3 . 4 O ntw ik k e l in g en HB O en WO t ot 2 02 0 Onderstaand figuur geeft de ontwikkeling van het aantal studenten naar sector weer voor het hoger en wetenschappelijk onderwijs in de periode 1990-2020. In de periode 2009-2020 zal het aantal studenten HBO en WO toenemen. De leeftijdsgroep 18-25 jaar neemt in de periode 2009-2020 nog met 4% toe 61. De toename heeft echter vooral te maken met de toenemende trend van langer doorleren. Leerlingen vanuit het voortgezet onderwijs kiezen vaker voor een vervolgopleiding. 62 Verder is er sprake van meer doorstroom van MBO naar HBO en van HBO naar WO. De toename van het aantal studenten geldt voor de meeste richtingen. Zo zal het aantal studenten binnen
61
De meest recente CBS-prognose laat in deze leeftijdsgroep tot 2020 nog een toename zien met 56.000 personen.
62
Op basis van de Referentieraming 2009 van het Ministerie van OCW.
99
HBO-techniek en HBO-economie tot 2020 toenemen. Binnen de richting HBO-groen wordt echter een kleine afname verwacht. In het wetenschappelijk onderwijs wordt voor alle drie de relevante opleidingsrichtingen een toename van het aantal studenten verwacht. Hierbij is de stijging binnen WO-techniek en WO-economie aanzienlijk groter dan bij WO-groen. Figuur 21 Aantal studenten HBO en WO, naar sector, 1990-2020
Bron: OCW, Referentieraming 2009.
7.4
Conclusies
O ntw ik k e l in g en i ns tr oom in h et on d er w i js to t o p h ed en In het VMBO is sinds 2003 sprake van een afname van het aantal leerlingen techniek en economie. In de richting groen is hiervan nog geen sprake. Het aantal MBO-leerlingen in de richtingen techniek en groen nam tot 2006/’07 toe; daarna is sprake van een lichte daling. In de richting MBO-economie daalt het aantal leerlingen al sinds 2004/’05. Ook het aantal geslaagden neemt hier de laatste jaren af. Het aantal HBO-studenten dat de richting techniek volgt, is weer toegenomen vanaf 2005/’06, terwijl dit daarvoor jarenlang gedaald was. Het aantal geslaagden in deze richting neemt structureel af. In de specifieke richting maritieme techniek is zowel het aantal studenten als het aantal geslaagden zeer sterk gedaald. Binnen het HBO heeft verder vooral de economische richting de laatste jaren aan populariteit gewonnen. Het aantal geslaagde HBO-studenten in de richting economisch varieert echter over de jaren. Het aantal HBO-studenten en -geslaagden in de groene richting is min of meer constant gebleven. Het aantal WO-studenten in de richting techniek is vooral in recente jaren toegenomen. Binnen de verschillende technische richtingen is het beeld echter wisselend. Bij de ontwikkeling van het aantal geslaagden is te zien dat bij werktuigbouwkunde en bouwkunde/civiele techniek het aantal geslaagden is afgenomen. In de overige richtingen (techniek algemeen, elektrotechniek en voertuigtechniek) is een sterke toename van het aantal geslaagden te zien.
100
Het aantal WO-studenten in de richting groen is vrijwel constant gebleven over de tijd. Hetzelfde geldt voor het aantal geslaagden in die richting. Bij de economische richting is sprake een grote stijging van zowel het aantal studenten als het aantal geslaagden.
A r b e id sma rk t ins tr oo m to t 20 14 Jongeren laten zich in economisch minder goede tijden mogelijk afschrikken om voor een technische opleiding te kiezen. De sector techniek kampt met een imagoprobleem. Jongeren denken dat de sector conjunctuurgevoelig is en er dus straks weinig perspectief is op een baan in deze richting. Zij kiezen dan minder snel voor een technische opleiding in het hoger onderwijs. De sector techniek van het hoger onderwijs is in de realiteit minder conjunctuurgevoelig dan vaak wordt verondersteld. Binnen MBO-economie wordt de grootste instroom verwacht voor MBO-handel en MBO-administratie & logistiek. Het grootste deel van de instroom vanuit MBOtechniek komt van de richting MBO-bouw. Binnen HBO-techniek wordt de grootste instroom verwacht voor de richting HBOinformatica. De grootste instroom binnen HBO-economie wordt voorzien voor HBObedrijfskunde en HBO-commerciële economie. Op WO-niveau blijkt dat WO-economie en recht zowel absoluut als relatief gezien het populairst is. Binnen WO-economie en recht gaat het dan vooral om WObedrijfskunde en WO-rechten en bestuurskunde. Voor WO-techniek wordt de grootste instroom verwacht voor de richtingen WO-informatica en WO-bestuurlijke informatiekunde.
A r b e id sma rk t ins tr oo m to t 20 20 Naar verwachting neemt het totaal aantal MBO-leerlingen in 2009 nog toe als gevolg van de kwalificatieplicht. Na 2009 wordt een lichte daling van de mbodeelname verwacht. Alleen op het niveau van de middenkader- en specialistenopleidingen (niveau 4) zal het aantal leerlingen naar verwachting groeien tot 2020. Het aantal studenten binnen HBO-techniek zal tot 2020 toenemen. Ook voor HBOeconomie wordt een toename van het aantal studenten voorzien. Binnen de richting HBO-groen wordt echter een kleine afname verwacht. In het wetenschappelijk onderwijs wordt voor alle drie de relevante opleidingsrichtingen een toename van het aantal studenten verwacht. Hierbij is de stijging binnen WO-techniek en WO-economie aanzienlijk groter dan bij WO-groen.
101
8
Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt: knelpuntenanalyse
Dit hoofdstuk confronteert de ontwikkelingen aan vraag- en aanbodzijde met elkaar. Dit maakt het mogelijk om een knelpuntenanalyse uit te voeren. De analyse is schematisch weergegeven in Figuur 22. Aan de ene kant wordt onderscheid gemaakt tussen het meer ‘statische’ deel en het meer ‘dynamische’ deel van de arbeidsmarkt, aan de andere kant tussen de vraag- en aanbodzijde van die markten. Confrontatie van vraag en aanbod kan imperfecties (knelpunten of discrepanties) op de arbeidsmarkt aan het licht brengen. In theorie kunnen op de arbeidsmarkt van het Deltatechnologie-cluster drie soorten imperfecties optreden: kwantitatieve discrepanties kwalitatieve discrepanties ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt. Figuur 22 Knelpuntenanalyse: mogelijke imperfecties op de arbeidsmarkt deltatechnologie
Omgevingsvariabelen (PESTLE)
VACATURES
‘DYNAMISCHE’ DEEL ARBEIDSMARKT > KORTE TERMIJN <
WERKZOEKENDEN
KWANTITATIEVE DISCREPANTIES Uitbreidings- en vervangingsvraag
V R A A G Z IJ D E
Demografische en sociaalmaatschappelijke ontwikkeling van het arbeidsaanbod
KWALITATIEVE DISCREPANTIES
Wat vraagt de werkgever?
Wat wil de werkzoekende?
A A N B O D Z IJ D E
ONDOORZICHTIGHEID ARBEIDSMARKT Wijze van werving en selectie door werkgever
WERKGELEGENHEID
Zoekgedrag van werkzoekende Imago van de sector
‘STATISCHE’ DEEL ARBEIDSMARKT > (MIDDEL)LANGE TERMIJN <
BEROEPSBEVOLKING
Omgevingsvariabelen (PESTLE)
Bron: Panteia.
Op de stage- en leerbanenmarkt voor het beroepsonderwijs kunnen zich vergelijkbare imperfecties voordoen. De arbeidsmarkt deltatechnologie en de stroombewegingen daarop staan niet op zichzelf. Van invloed zijn verschillende omgevingsvariabelen: politiek, economie, maatschappij, technologie, wetgeving en milieu (in het Engels wel
103
afgekort met “PESTLE”). Deze variabelen vormen de context van de arbeidsmarkt van deltatechnologie. In de volgende paragrafen worden de kwantitatieve discrepanties, kwalitatieve discrepanties en de ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt achtereenvolgens behandeld.
8.1
Kwantitatieve discrepanties Van kwantitatieve discrepanties is sprake wanneer in het Deltatechnologie-cluster als geheel of voor bepaalde functierichtingen of opleidingsniveaus te weinig werkzoekenden of te weinig vacatures zijn. Confrontatie van de prognoses van de werkgelegenheid en de arbeidsmarktinstroom vanuit het onderwijs naar opleidingsniveau en richting laten zien waar kwantitatieve discrepanties worden verwacht. Bij de presentatie van de cijfers worden de perioden 2009-2013 (economisch herstel na de economische crisis) en 2014-2020 onderscheiden. In figuur 23 wordt een overzicht gegeven van de kwantitatieve discrepanties, nu en in de toekomst, die respondenten binnen dit onderzoek verwachten.
W e rk ge l e ge nh e id son tw ik k e l in g de l ta t ec hno l og ie tot en me t 20 13 De situatie van krapte op de arbeidsmarkt (en goede arbeidsmarktperspectieven voor schoolverlaters) is snel omgeslagen door de economische crisis. De komende jaren zal over het algemeen nauwelijks sprake zijn van krapte op de arbeidsmarkt. Het CPB verwacht dat de werkloze beroepsbevolking zal oplopen tot 445.000 in 2010, ongeveer 5,75% van de totale beroepsbevolking. 63 Toch zullen er op de korte termijn nog segmenten op de arbeidsmarkt zijn waar de schaarste aan gekwalificeerd personeel blijft of na enige tijd (opnieuw) ontstaat. Voor het Deltatechnologie-cluster als geheel is tot 2013 de instroom op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs groter dan het aantal verwachte baanopeningen (som van vervangings- en positieve uitbreidingsvraag). Conform het landelijke beeld vindt ook in het Deltatechnologie-cluster de komende jaren een verhoogde uitstroom van oudere werknemers plaats. De totale vervangingsvraag bedraagt naar schatting circa 3.820 FTE’s voor de gehele periode. (zie Tabel 20).
O nda nk s i mp a ct c r is i s te k o rt en o p M B O - en HB O - n iv ea u i n 20 13 Wanneer de werkgelegenheidsontwikkeling wordt geconfronteerd met de verwachte arbeidsmarktinstroom wordt duidelijk dat er problemen ontstaan in de personeelsvoorziening van een aantal categorieën personeel (zie Tabel 20). Ondanks de negatieve impact van de economische crisis op de werkgelegenheid zullen de komende jaren tekorten ontstaan op MBO- en HBO-niveau in 2013. Met name op HBO-niveau ontstaan tekorten naar de diverse richtingen. 64 De instroom vanuit het onderwijs op de relevante HBO-opleidingen blijft achter bij de ontwikkeling van de vraag naar arbeid.
63
CPB (2009), CPB Nieuwsbrief 2010/2.
64
Op landelijk niveau worden vrijwel geen knelpunten verwacht op HBO-niveau. Zie ROA (2009), De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014. Dit kan worden verklaard door een sterkere groei van het technisch en economisch personeel op HBO-niveau in de deltatechnologie dan landelijk. Tevens is in het Deltatechnologie-cluster de vervangingsvraag in de richting economisch hoger dan gemiddeld.
104
In 2013 ontstaat met name een tekort aan technisch georiënteerde HBO’ers. De vraag naar dit type personeel overtreft ruimschoots het beschikbare aanbod. Bijna één op de tien banen waarvoor een technische HBO’er vereist is kan naar verwachting niet worden vervuld. Als percentage van de arbeidsmarktinstroom komt het tekort uit op 74%. Ook de bedrijven die in de enquête zijn ondervraagd zien onvoldoende beschikbare technische professionals als een van de voornaamste knelpunten. Meer dan de helft van de bedrijven geeft aan dat er zowel nu als in de toekomst te weinig technici instromen vanuit het onderwijs om aan de vraag van de bedrijven te voldoen. Verreweg de meeste vacatures zijn anno 2010 ook in de richting techniek. Nog eens een vijfde van de bedrijven geeft aan dat ze nu nog geen problemen heeft met de werving van technici, maar dat ze dit wel verwachten in de toekomst. Door onder andere Europese regelgeving (Kaderwetrichtlijn Water) zal de behoefte aan hoogopgeleide deskundigen alleen maar toenemen.
O ok tek o rt a a n ec on om is ch e n gr oe n pe r son e e l HB O -n i vea u in 2 01 3 Ook onder economisch en groen geschoold personeel op HBO-niveau is het totaal aantal baanopeningen relatief hoog, terwijl de arbeidsmarktinstroom laag is. Het tekort in deze richtingen is minder nijpend dan in de richting HBO-technisch. Het tekort in de richting technische en groen is naar verwachting 2% respectievelijk 3% van alle banen in de relevante richtingen. Overigens voorzien weinig bedrijven problemen in de personeelsvoorziening met een pure gamma-focus (zie Figuur 23). Wel is er zoals eerder beschreven in toenemende mate behoefte aan personeel dat beta en gammakennis kan combineren. De helft van de werkgevers geeft aan dat zij problemen hebben met werving van dit type personeel, nu en in de toekomst. Verder speelt het imagoprobleem hier ook een rol: het Deltatechnologie-cluster wordt vooral gezien als een technische sector, waardoor economisch geschoolde schoolverlaters en krachten op voorhand niet voor het cluster kiezen. Een probleem aan de kant van het zittende personeelsbestand is dat veel goed opgeleide medewerkers voortijdig uitstromen naar concurrerende sectoren. Ongeveer 45% van de bedrijven geeft aan daar last van te hebben, nu en/of in de toekomst. Zoals eerder aangegeven stroomt jaarlijks gemiddeld 7,3% uit naar andere sectoren. Tegenover deze uitstroom staat momenteel echter een iets grotere instroom van gemiddeld 7,7%.
G en o eg a a n bo d op W O -n i vea u in 2 01 3 Bij de wetenschappelijke opleidingen is het aanbod ruim voldoende om in de vraag te voorzien. Op wetenschappelijk niveau zijn voldoende promovendi beschikbaar voor onderzoekswerk en R&D. De technische universiteiten (met name TU Delft) kampen met internationale concurrentie vanuit buitenlandse WO-instellingen. Bezuinigingen bij de technische universiteiten kunnen de instroom op de arbeidsmarkt in gevaar brengen volgens academici betrokken bij de werksessies voor dit onderzoek. Bij de overige niveaus en richtingen is in 2013 van krapte nog geen sprake.
105
Tabel 20
Vervangings- en uitbreidingsvraag deltatechnologie versus instroom arbeidsmarkt, naar richting en niveau, 2009-2013
Opleidingsniveau
Opleidingsrichting
Gap als
Gap als %
% van
van werk-
marktin-
arbeids-
gelegen-
stroom
beids-
heid
Huidige
Uitbrei-
Vervan-
Arbeids-
werkgele-
dingsvraag
gingsvraag
beids-
genheid
deltatechno-
deltatechno-
logie
logie
Kwantitatieve
marktinstroom Lager Middelbaar
Hoger
Wetenschappelijk
5.970
-240
520
1150
Technisch
5.280
-140
760
720
Economisch
1010
6.000
-180
620
Groen
100
20
20
10
Overig
1.470
-100
210
310
Technisch
2.230
150
320
Economisch
2.270
10
Groen
1.510
50
Overig
2.210
Technisch Economisch
-300%
-30%
270
-200
-74%
-9%
400
360
-50
-14%
-2%
170
180
-40
-22%
-3%
-220
320
320
780
-10
70
110
-320
-6%
-1%
1.390
50
150
280
Groen
720
10
10
120
Overig
2.370
20
250
400
32.300
-580
3.820
5.240
Totaal 1
-30
Voor de afzonderlijke opleidingsrichtingen geldt dat Kwantitatieve gap = arbeidsmarktinstroom - (uitbreidingsvraag + vervangings-
vraag). Bij een positieve uitkomst van deze formule is er geen gap. De totale kwantitatieve gap is de som van alle gaps, onder de veronderstelling dat werkenden in een bepaalde opleidingsrichting op korte termijn niet mobiel zijn (en dus geen aanbod vormt voor andere opleidingsrichtingen). Bron: Prognose Panteia op basis van Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, CBS en ROA.
106
Figuur 23 Kwantitatieve discrepanties op de arbeidsmarkt, nu en in de toekomst, volgens HRM medewerkers van bedrijven uit het Deltatechnologie-cluster (incl. waterschappen)
onvoldoende instroom technici
onvoldoende instroom gammakrachten (bijvoorbeeld heao of bedrijfskunde)
2% 4% 7% 2% 6%
19% 30%
33%
19%
80%
onvoldoende zij-instroom (uit andere sectoren)
4%
9%
te veel (zij)uitstroom bedrijven (goed opgeleide mensen die vertrekken)
2% 7%
4% 2% 7%
6% 4%
54%
28%
74%
onvoldoende promovendi
4% 6% 2% 2%
onvoldoende samenwerking op brancheniveau tussen waterbedrijven bij werving van arbeidskrachten.
op dit moment en ook in de toekomst 4% 2% 4%
op dit moment, maar vooral 15% in de toekomst op dit moment, maar minder in de toekomst 6%
nu niet, maar wel in de toekomst nu niet en ook niet in de toekomst 70%
weet niet / w.n.z.
87%
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, Panteia, 2009.
W e rk ge l e ge nh e id son tw ik k e l in g de l ta t ec hn o l og ie 20 13 -2 0 20 - A l g em een Vanaf 2014 verandert de situatie snel: de uitstroom door de vergrijzing blijft onverminderd hoog, terwijl de instroom vanuit het onderwijs door de ontgroening afneemt. De upgrading van het opleidingsniveau zet naar verwachting door. Bij de prognose van de uitbreidingsvraag in het Deltatechnologie-cluster is verondersteld dat de ambities van het cluster zoals die in de basisprognose is vastgelegd grotendeels worden waargemaakt. Het Deltaprogramma van de Rijksoverheid wordt ten uitvoer gebracht, terwijl de exportpositie wordt uitgebouwd. Onder deze veronderstellingen wordt de totale werkgelegenheidsgroei (uitbreidingsvraag) tussen 2013 en 2020 geschat op circa 2.330 FTE’s, terwijl de vervangingsvraag wordt geschat op 4.770 FTE’s (zie Tabel 21). Vooral de behoefte aan hoger en wetenschappelijk geschoold personeel neemt toe. Op HBO- en WO-niveau ontstaan over de gehele linie tekorten. Deze tekorten vormen een grote bedreiging voor de realisatie van de ambities van het cluster.
107
Tabel 21
Vervangings- en uitbreidingsvraag deltatechnologie versus instroom arbeidsmarkt, naar richting en niveau, 2013-2020
Opleidingsniveau
Opleidings-
Werkgele-
Uitbrei-
Vervan-
Arbeids-
Kwantita-
Gap als %
Gap als %
richting
genheid
dingsvraag
gingsvraag
beids-
tieve
van ar-
van werk-
2013
deltatechno-
deltatechno-
marktin-
beids-
logie
logie
stroom
marktin-
gelegenheid
stroom Lager
5.730
Middelbaar
Hoger
Wetenschappelijk
900
1420
Technisch
5.150
370
780
1000
Economisch
5.810
400
800
1350
-150
-15%
-3%
-30
-300%
-25%
-370
-95%
-16%
-7%
Groen
120
20
20
10
Overig
1.370
140
190
440
Technisch
2.380
370
390
390
Economisch
2.270
130
310
490
Landbouw
1.560
170
180
240
-110
-46%
Overig
2.000
150
330
350
-130
-37%
-7%
770
160
110
140
-130
-93%
-17%
1.440
130
190
360
Technisch Economisch Landbouw Overig
Totaal 1
10
730
80
120
160
-40
-25%
-5%
2.390
200
450
410
-240
-59%
-10%
31.720
2.330
4.770
6.760
-1.200
-18%
-4%
Voor de afzonderlijke opleidingsrichtingen geldt dat Kwantitatieve gap = arbeidsmarktinstroom - (uitbreidingsvraag + vervangings-
vraag). Bij een positieve uitkomst van deze formule is er geen gap. De totale kwantitatieve gap is de som van alle gaps, onder de veronderstelling dat werkenden in een bepaalde opleidingsrichting op korte termijn niet mobiel zijn (en dus geen aanbod vormt voor andere opleidingsrichtingen). Bron: Prognose Panteia op basis van Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, CBS en ROA.
T ek o r te n o p HB O - n iv ea u n em en st e rk p ro b le ma t i sc he vo r me n a a n in 2 0 20 De knelpunten in de personeelsvoorziening worden tussen 2013 en 2020 veel groter. Het tekort aan HBO-personeel in de richting technisch en landbouwkundig neemt zeer snel toe tussen 2013 en 2020. Een op de zes FTE’s in deze richting wordt niet vervuld. De arbeidsmarktinstroom is naar verwachting slechts de helft van het aantal voorspelde baanopeningen. Ook het tekort aan landbouwkundig personeel neemt toe, zowel in absolute als relatieve termen (als percentage van de arbeidsmarktinstroom).
I n 20 20 o ok f o rs e tek o rt en o p WO -n i vea u In 2020 zijn er tevens tekorten op wetenschappelijk niveau. In 2013 was daar nog geen sprake van. Net zoals op HBO-niveau zal met name onder technisch geschoold personeel het tekort aanzienlijk zijn. Ook op WO-niveau zal volgens de prognoses naar schatting een op de zes FTE’s niet worden vervuld. Daarmee wordt het personeelstekort aan hoger en wetenschappelijke geschoolde medewerkers een van de belangrijkste problemen waarmee het Deltatechnologie-cluster de komende jaren te maken krijgt. Deze tekorten vormen een serieuze bedreiging voor de realisering van de ambities van het cluster. Ook in andere onderscheiden richtingen (landbouwkundig, overig) ontstaan in 2020 tekorten op WO-niveau.
T ek o r t a a n t ec hn is ch ge s cho o ld M B O - p er so nee l in 2 02 0 Ook op MBO-niveau (m.n. niveau 4) ontstaan tekorten in de richting technisch, zij het dat de omvang relatief beperkt is ten opzichte van de hogere niveaus. In de overige
108
richtingen op MBO-niveau ontstaan geen knelpunten in 2020, met uitzondering van de richting groen, waar de aantallen echter klein zijn. Scenario van hoge groei In de berekeningen is uitgegaan van een basisprognose met een productiegroei van in totaal 30% in de periode 2009-2020 (waarvan 20% van 2013 – 2020). Het cluster scoort daarmee bovengemiddeld in Nederland. Als de productiegroei uit zou komen op 40% (een verdubbeling van de groei tussen 2013 en 2020, overeenkomstig een hoog veau 65), dan zou de uitbreidingsvraag uitkomen op 4.660 FTE’s (2% per jaar). De problematiek rond het tekort aan hoger opgeleid (technisch) personeel zou dan nog groter worden. Het tekort aan HBO-technici zou dan oplopen tot 740 FTE’s. Dit komt er op neer dat 32% van de beschikbare banen voor technici op HBO-niveau niet vervuld kunnen worden. De instroom zou dan 190% hoger moeten zijn dan deze vermoedelijk zal zijn. Op WOniveau ontstaat er bij de technici een tekort van 260 FTE’s, ofwel bijna 34% van de beschikbare banen op dat niveau. De instroom zou hier feitelijk 186% hoger moeten zijn dan deze vermoedelijk zal zijn. De totale gap zou voor de periode 2013-2020 uitkomen op 2.400 FTE’s, wat neerkomt op 36% van de instroom.
8.2
Kwalitatieve discrepanties Kwalitatieve discrepanties treden op wanneer de eisen van de werkgevers in het Deltatechnologie-cluster hoger zijn dan de kwalificaties van werknemers/werkzoekenden of werknemers/werkzoekenden hogere eisen stellen aan arbeidsvoorwaarden en omstandigheden dan wat werkgevers kunnen en willen bieden.
G e br ek a a n g ed i p lo m eer d e sc ho o lv er la te r s m e t b èta - én ga mma -k enn is Bedrijven en organisaties die actief zijn in de deltatechnologie, hebben in toenemende mate behoefte aan personeel dat bèta- en gamma-kennis kan combineren (zie Figuur 24). De helft van de werkgevers geeft aan dat zij problemen heeft met de werving van dit type personeel, nu en/of in de toekomst. Technische kennis en vaardigheden moeten kunnen worden gekoppeld aan commerciële kennis om producten en diensten in de markt te kunnen zetten. Gediplomeerde schoolverlaters die voor het eerst de arbeidsmarkt betreden hebben vaak niet de beschikking over deze gecombineerde kennis. Hier is wel een nuancering op zijn plaats. Individuele bedrijven en respondenten uit de groepsdiscussie geven aan dat de basis wordt gevormd door bèta-kennis. De beschikking over deze kennis is een noodzakelijke voorwaarde voor de combi. Als de aanvullende gamma-kennis niet via het onderwijs is opgebouwd, zijn individuele bedrijven goed in staat om deze kennis bij medewerkers te vergroten op de werkvloer en via trainingen. Voor opdrachtgevers in de diverse overheidinstanties, zoals Rijkswaterstaat, regionale overheden en de waterschappen is de combinatie bèta-kennis met andere vaardigheden van belang. Uit onderzoek van PRC naar de benodigde capaciteit voor de uitvoering van het Deltaprogramma bijvoorbeeld blijkt dat binnen het huidige ambtelijke bestand er een gebrek aan kwalitatief goed en geschikt personeel is om alle beoogde
65
In deel 1 van dit onderzoek wordt opgeroepen tot een hoger ambitieniveau voor het cluster Deltatechnologie. Dat is niet gekwantificeerd, maar voor een indruk van de impact die een hoog ambitieniveau kan hebben op de arbeidsmarkt, wordt hier gerekend met een verdubbeling van de groeiambitie tussen 2013 en 2020.
109
projecten uit te voeren. 66 Naast specialistische kennis over waterbouw- en waterveiligheid moet het type personeel bij de overheden beschikken over projectleidervaardigheden en in staat zijn om omgeving, politiek, bestuurlijk, juridische, economisch, etc. goed te managen. Figuur 24 Kwalitatieve discrepanties op de arbeidsmarkt, nu en in de toekomst, volgens HRM medewerkers van bedrijven uit het Deltatechnologie-cluster (incl. waterschappen)
stagnatie interne doorstroom (onvoldoende doorscholing, permanente educatie)
6% 4%
onvoldoende mensen die beta en gamma kennis combineren (mensen die technische ervaring met ondernemersvaardigheden combineren)
17%
13% 2%
50%
22%
76% 6%
6%
onvoldoende samenwerking op brancheniveau tussen waterbedrijven bij werving van arbeidskrachten.
op dit moment en ook in de toekomst 4% 2% 4%
op dit moment, maar vooral 15% in de toekomst op dit moment, maar minder in de toekomst 6%
nu niet, maar wel in de toekomst nu niet en ook niet in de toekomst 70%
weet niet / w.n.z.
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, Panteia, 2009.
T e we i n ig int e rn e do or st r oo m pe rs on e e l Verder lijken er tevens problemen te zijn met betrekking tot de interne doorstroom van personeel. Werknemers in het cluster lijken weinig zicht te hebben op voldoende carrière- en doorgroeimogelijkheden binnen de bedrijven en het cluster als geheel. Hierdoor kan in de toekomst een grotere sectorale zijuitstroom ontstaan, een bedreiging gegeven de reeds beschreven kwantitatieve uitdagingen.
L if e - lon g l ea rn in g a l s a a n da c ht sp unt De toenemende complexiteit van het werk in de deltatechnologie, waarin state-of-theart technieken worden toegepast, vereist dat het huidige personeel blijft doorleren, zodat hun inzetbaarheid hoog blijft gedurende hun loopbaanpad. Volgens een kwart van de ondervraagde bedrijven en organisaties gebeurt dit in onvoldoende mate. Doorscholing, permanente educatie en life-long-learning vinden te weinig plaats, waardoor een gat kan ontstaan tussen de behoeften van een onderneming en de eisen
66
Zie PRC (2009), Onderzoek naar de extra benodigde personele capaciteit op ambtelijk niveau voor het Deltaprogramma.
110
die zij stellen aan een bepaalde senioriteit binnen de organisatie en de mate waarin eigen medewerkers daar op termijn aan kunnen voldoen.
O ve r i ge k wa l it a t i ev e k ne l p unt en Naast de stagnatie van interne doorstroom van medewerkers en onvoldoende beschikbaarheid van personeel met een combinatie van bèta- en gammakennis worden door organisaties en/of experts de volgende kwalitatieve knelpunten genoemd: De exportpotentie van het Deltatechnologie-cluster is groot. Er zijn echter relatief weinig arbeidskrachten beschikbaar met de juiste kennis die dat in het buitenland willen toepassen. Er is weinig animo onder dit personeel om voor langere tijd in het buitenland te werken. Deels lossen bedrijven dit zelf op door voor dit type personeel onder werknemers met andere nationaliteiten dan de Nederlandse te werven, al dan niet buiten Nederland. Deze werknemers zijn sneller bereid om in het buitenland aan de slag te gaan door een gebrek aan binding aan Nederland. De beloning van personeel in het Deltatechnologie-cluster blijft in delen van de markt achter bij andere sectoren. Ingenieurs bijvoorbeeld zouden in andere sectoren meer kunnen verdienen dan in de deltatechnologie. Met name het wetenschappelijk opgeleid personeel is gevoelig voor de status en de hoogte van het inkomen van een baan. Bedrijven en organisaties geven aan dat zowel de theoretische kennis als bepaalde vaardigheden als communicatie en samenwerking niet altijd voldoet bij de nieuwe aanwas. Zij moeten daarom zelf veel investeren in de ontwikkeling van het nieuwe personeel.
8.3
Ondoorzichtigheid arbeidsmarkt Het kan zijn dat vraag en aanbod in het Deltatechnologie-cluster - in kwantitatieve én kwalitatieve zin - wel op elkaar aansluiten, maar dat werkgevers en werkzoekenden elkaar niet weten te vinden, oftewel de arbeidsmarkt is onvoldoende doorzichtig. Het gaat dan in feite om verschillen tussen het wervingsgedrag van werkgevers in het Deltatechnologie-cluster en het zoekgedrag van werkzoekenden. Ook het imago van het Deltatechnologie-cluster onder werkzoekenden kan daarbij een probleem vormen. Aan de andere kant kunnen werkgevers in het Deltatechnologie-cluster een negatief beeld hebben van (groepen) werkzoekenden.
I ma g o d e lta t ec hn o lo g ie p ro b l ee m Reeds bekend is dat het imago van het Deltatechnologie-cluster verbetering behoeft. In de enquête onder deltatechnologiebedrijven en –organisaties wordt dit onderstreept: bijna de helft van de organisaties vindt het imago van het Deltatechnologiecluster een belemmering voor het aannemen van personeel (zie Figuur 25). Wel is het zo dat een aantal projecten in de (natte) waterbouw wereldwijd bekend zijn en potentie hebben om ook aansprekend te zijn voor zij-instromers en jongeren, als de sector maar in staat is om dit in passende marketing en communicatie om te zetten, zoals kust- en oeverwerken en baggerwerkzaamheden. Dit heeft bijgedragen aan de vergroting van de bekendheid van de sector.
G e br ek a a n sa m en w erk in g Om meer werkenden naar het Deltatechnologie-cluster te bewegen kan een gezamenlijke aanpak tussen individuele bedrijven een bijdrage leveren. Een kwart van de bedrijven geeft aan dat een gebrek aan samenwerking op brancheniveau een knelpunt
111
is. Samenwerking vindt wel plaats in waterrijke gebieden waar veel deltatechnologiebedrijven gevestigd zijn, zoals het havengebied rondom Rotterdam, maar daarbuiten gebeurt dit weinig. Meer samenwerking is nodig om het aanbod van arbeidskrachten te vergroten. L o ca t i e pr ob l e em Er speelt ook enigszins een locatieprobleem. Veel deltatechnologiebedrijven zitten in het westen van Nederland. Dit trekt weliswaar veel technische arbeidskrachten vanuit elders in het land, maar mogelijk blijven gekwalificeerde werknemers in de landelijke gebieden buiten beeld als potentieel aanbod voor de deltatechnologie. De werving van personeel zou zich op die regio’s kunnen richten. Figuur 25 Ondoorzichtigheid op de arbeidsmarkt, nu en in de toekomst, volgens HRM medewerkers van bedrijven uit het Deltatechnologie-cluster (incl. waterschappen)
geen of negatief imago van de sector
2%
onvoldoende samenwerking op brancheniveau tussen waterbedrijven bij werving van arbeidskrachten.
4% 2% 4%
19%
15% 4% 6%
50% 22% 4%
70%
onvoldoende samenwerking op brancheniveau tussen waterbedrijven bij werving van arbeidskrachten.
op dit moment en ook in de toekomst 4% 2% 4%
op dit moment, maar vooral 15% in de toekomst op dit moment, maar minder in de toekomst 6%
nu niet, maar wel in de toekomst nu niet en ook niet in de toekomst 70%
weet niet / w.n.z.
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, Panteia, 2009.
8.4
Conclusies Het Deltatechnologie-cluster krijgt de komende jaren te maken met flinke tekorten op veel segmenten van de arbeidsmarkt. Deze tekorten vormen een bedreiging voor de realisatie van de ambities van het cluster. Problemen ontstaan vooral bij technisch geschoold personeel op HBO- en WO-niveau. Achtergrond van de problemen is de te lage instroom van technici in het onderwijs.
T ek o r t a a n g ek wa li f ic e er d p e rs on ee l in 2 01 3 Tot en met 2013 ontstaan in het Deltatechnologie-cluster tekorten aan personeel op HBO-niveau, met name bij technisch geschoold personeel. Bijna een op de tien banen in de richting HBO-technisch wordt naar verwachting niet vervuld.
112
Ook onder de hogere economische en groene beroepen ontstaan tekorten in 2013, maar de omvang van het tekort is met 2% à 3% van de werkgelegenheid kleiner dan voor HBO-technisch. Ook in de richting MBO-groen overtreft de vraag het aanbod, maar hier gaat het om een gering aantal banen.
T ek o r t a a n g ek wa li f ic e er d p e rs on ee l in 2 02 0 De knelpunten in de personeelsvoorziening worden tussen 2013 en 2020 veel groter. Op HBO-niveau ontstaan in alle onderscheiden richtingen tekorten aan gekwalificeerd personeel in de deltatechnologie, met uitzondering van de richting economisch. Het tekort aan HBO-personeel in de richting technisch en landbouwkundig neemt sterk toe tussen 2013 en 2020. Onder technisch personeel is de arbeidsmarktinstroom naar verwachting slechts de helft van het aantal voorspelde baanopeningen. Een op de zes FTE’s in deze richting wordt niet vervuld. In een scenario van hoge groei, met een verdubbeling van de productiegroei, zal het tekort richting een op de drie FTE’s gaan. In 2020 ontstaan tevens tekorten op wetenschappelijk niveau. Ook hier zullen forse knelpunten in de personeelsvoorziening ontstaan voor technisch personeel. Vergelijkbaar met het tekort aan HBO-technisch personeel zal volgens de prognoses naar schatting een op de zes FTE’s in deze richting niet worden vervuld. Ook in andere onderscheiden richtingen (landbouwkundig, overig) ontstaan in 2020 tekorten op WO-niveau. Op MBO-niveau zijn in 2020 tekorten aan technisch en groen personeel, maar de tekorten zijn veel kleiner van omvang dan op de hogere niveaus.
A n d er e k ne l pu nt en Uit de enquête onder werkgevers zowel bedrijfsleven als overheden, blijkt dat deze een toenemende behoefte hebben aan personeel met een combinatie van bèta- en gammakennis (technici met commerciële kennis). Zij geven aan dat dit type arbeidskrachten moeilijk te vinden is. Een belangrijke reden voor lage instroom van technici en ander gekwalificeerd personeel is de onbekendheid met en het imago van het cluster. Dit is negatief of onduidelijk, waardoor het cluster weinig aantrekkingskracht heeft voor leerlingen en studenten die zich oriënteren op een baan. Er is een gebrek aan interne doorstroom, zowel binnen individuele bedrijven als tussen bedrijven binnen het cluster. Gebrek aan carrièremogelijkheden kan leiden tot meer sectorale zijuitstroom. Doordat life-long-learning binnen bedrijven onvoldoende gestimuleerd wordt, kan er een discrepantie ontstaan tussen de kwaliteit van de werknemer die al lang bij een werkgever werkt en de eisen die een werkgever aan een senior medewerker stelt. Arbeidsvoorwaarden als loon en flexibiliteit van het werk (goede balans werk-privé) blijven vaak achter bij concurrerende sectoren. Dit verhoogt de kans op zijuitstroom naar die sectoren.
C o nc lu s i es b i j sc ena r io va n h og e g ro e i Indien in de berekeningen wordt uitgegaan van een prognose die past bij een hoog ambitieniveau van de sector, zoals in deel 1 door de onderzoekers wordt voorgestaan, (een productiegroei van 40% in de periode 2013-2020, hetgeen een verdubbeling van de groei in de basisprognose is) dan zouden de knelpunten worden verergerd. De uit-
113
breidingsvraag zou dan uitkomen op 4.660 FTE’s (2% per jaar). De problematiek rond het tekort aan hoger opgeleid (technisch) personeel zou nog groter worden. Het tekort aan HBO-technici zou dan oplopen tot 740 FTE’s. Dit komt er op neer dat 32% van de beschikbare banen voor technici op HBO-niveau niet vervuld kunnen worden. De instroom zou dan 190% hoger moeten zijn dan deze vermoedelijk zal zijn. Op WOniveau ontstaat er bij de technici een tekort van 260 FTE’s, ofwel bijna 34% van de beschikbare banen op dat niveau. De instroom zou hier feitelijk 186% hoger moeten zijn dan deze vermoedelijk zal zijn. De totale gap zou voor de periode 2013-2020 uitkomen op 2.400 FTE’s, wat neerkomt op 36% van de instroom.
114
9
Oplossingsrichtingen O p lo ss in g en v ia A rb e i dsma rk tc i rk el Bij het formuleren van mogelijke oplossingsrichtingen voor de knelpunten die zijn gesignaleerd voor de arbeidsmarkt deltatechnologie is het zinvol de zogenaamde Arbeidsmarktcirkel (ofwel Cirkel van Stimulus) als uitgangspunt te nemen. Dit model geeft een overzicht van mogelijkheden voor sectoraal arbeidsmarktbeleid (opties en instrumenten die voor het aanpakken van de discrepanties op de sectorale arbeidsmarkt ter beschikking staan). De Arbeidsmarktcirkel onderscheidt voor de mogelijkheden voor arbeidsmarktbeleid vier invalshoeken (‘kwadranten’):
Onderwijs
Reserves op de arbeidsmarkt
Werkenden
Bedrijfsvoering.
Figuur 26 Arbeidsmarktcirkel
Oplossingsrichtingen
Oplossingsrichtingen
Probleemeigenaren
Probleemeigenaren
Bron: .ez. , bewerking Panteia.
Om kansrijke oplossingsrichtingen daadwerkelijk in gang te zetten is het belangrijk dat ook probleemeigenaren worden benoemd. Zij moeten (in eerste instantie) initiatief nemen en investeren om de maatregelen tot een succes te maken. Aan het benoemen van oplossingsrichtingen is invulling gegeven langs drie kanalen: Interviews met relevante personen uit het cluster (zie Bijlage 1), waarin hen is gevraagd naar hun visie op de arbeidsmarkt (welke knelpunten en oplossingsstrategieën zien zij). Een telefonische enquête onder HRM-medewerkers van bedrijven en organisaties in de deltatechnologie, waarin hen, net als in de expertinterviews, is gevraagd welke knelpunten zij zien en welke oplossingsrichtingen zij kansrijk achten. Aan hen is een door de onderzoekers opgestelde lijst met mogelijke oplossingen voorgelegd. Een rondetafeldiscussie met experts en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in de deltatechnologie. Belangrijkste doel hiervan was om de longlist met ideeën die uit de voorgaande twee activiteiten naar voren kwamen te vernauwen tot een shortlist met de belangrijkste mogelijke oplossingsrichtingen. In de volgende paragrafen komen de vier kwadranten achtereenvolgens aan bod.
115
9.1
Oplossingen gericht op onderwijs Binnen het kwadrant onderwijs gaat het om het bevorderen en op de juiste manier inrichten van instroom in en uitstroom uit het onderwijs en het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Op het gebied van onderwijs komen uit de rondetafeldiscussie de volgende algemene oplossingsrichtingen naar voren: Leerlingen interesseren voor deltatechnologie Meer leerlingen die kiezen voor een bètarichting Verbeteren aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt Samenwerking tussen scholen en bedrijven.
L ee r l in ge n in t er es s er en vo or de l ta t ech no l og i e Het imagoprobleem van het Deltatechnologie-cluster manifesteert zich in een te lage instroom in de relevante technische opleidingen, op verschillende niveaus. Leerlingen en studenten kiezen relatief weinig voor techniek en als ze dat al doen denken ze niet in eerste instantie aan deltatechnologie. Met name de deelname aan technische opleidingen op HBO-instellingen is de komende jaren onvoldoende om aan de vraag van bedrijven en organisaties in het Deltatechnologie-cluster te voldoen. Vooral deze onderwijsinstellingen moeten in samenwerking met het bedrijfsleven proberen om meer leerlingen naar de relevante opleidingen te trekken. Er moet wel een duidelijk onderscheid worden gemaakt in de strategie tussen promotie- en wervingsactiviteiten (bijvoorbeeld via flyers of vluchtige contacten op beurzen en career events) om interesse bij potentiële leerlingen en studenten te kweken en de voorlichtingsactiviteiten van scholen en universiteiten (bijvoorbeeld voorlichtingsbijeenkomsten) waarbij geïnteresseerden een meer inhoudelijke toelichting wordt geboden. Hierbij gaat het om het vroegtijdig interesseren van jongeren en om een technische opleiding die relevant is voor het Deltatechnologie-cluster op de radar te krijgen. Zodra dat lukt kan toegewerkt worden naar het daadwerkelijk verleiden van de leerlingen en studenten tot een technische studiekeuze. Bij de opleiding civiele techniek van de TU Delft is het percentage jongeren dat voorlichtingsbijeenkomsten voor de studie bijwoont en uiteindelijk kiest voor de studie redelijk constant over de tijd. Als door een vroege “voorbewerking” van potentiële studenten meer geïnteresseerde kandidaten naar deze bijeenkomsten getrokken kunnen worden, kan de instroom van studenten in deze opleiding worden vergroot. Juist de eerste stap vergt een enorme inspanning; als het eenvoudig was, zou de sector het al doen. Doorontwikkeling van een strategie om veel beter in te kunnen zetten op de eerste stap (“op de radar krijgen”) is cruciaal. Verder is voor de instroom van studenten in technische universiteiten van belang dat wis- en natuurkunde in het voortgezet onderwijs meer aandacht krijgt. Het wetenschappelijk onderwijs richt zich vervolgens vooral op de ontwikkeling van vaktechnische aspecten en deskundigheid van de studenten. Initiatieven die er op gericht zijn om leerlingen en studenten tijdig te interesseren voor een technische studie, moeten complementair zijn aan de maatregelen waarin bedrijven en organisaties in het cluster zelf heil zien. De bedrijven en organisaties verwachten dat vooral voorlichtingsactiviteiten voor scholieren en studenten waarbij techniek en water worden gepromoot (met betrekking tot de studiekeuze) en het geven van gastlessen en het organiseren van bedrijfsbezoeken het aanbod van leerlingen en studenten voor het Deltatechnologie-cluster kunnen vergroten (zie Figuur 27).
116
Het simpelweg aanbieden van lesmateriaal aan docenten in het basisonderwijs wordt door werkgevers minder gewaardeerd; om op dit gebied succesvol te zijn verdient het de aanbeveling om de inspanningen van verschillende aanbieders van informatie voor (basis)onderwijs bijeen te brengen in een samenhangend, gestructureerd pakket dat door de tijd aangeboden kan worden. Hoewel de onderzoekers willen aantekenen dat het basisonderwijs mogelijk een te vroeg stadium om interesse in deltatechnologie bij leerlingen aan te wakkeren is, zijn er signalen uit de sector om hier in een gezamenlijke en gecoördineerde aanpak toch naar te kijken. Het verbeteren van het imago en het interesseren van leerlingen voor het Deltatechnologie-cluster is vooral een kwestie van zichtbaar maken wat er in het cluster gebeurt en het toegankelijk maken. Het ontwikkelen van brochures en voorlichting alleen is niet voldoende. Ook hier is een integrale aanpak nodig, waarin mensen door de tijd geconfronteerd worden en kennismaken met deltatechnologie. Onderdeel daarvan is dat mensen het werk met eigen ogen zien en voelen. Futureland op Maasvlakte 2 en Deltapark Neeltje Jans zijn mooie voorbeelden van interactieve informatiecentra en attractieparken waar jong en oud kunnen zien wat het werk in het Deltatechnologie-cluster inhoudt en wat het maatschappelijk belang ervan is. Maar ook dat is maar één bouwsteen. Ook indrukwekkende projecten zoals de kunstmatige eilanden voor de kust in de Golfregio en de deltawerken kunnen gebruikt worden als bouwsteen in het geheel. Dicht tegen het beleven en ervaren zitten nieuwere kanalen, zoals ‘serious gaming’ en social networks waarin veel jongeren actief zijn. Dergelijke activiteiten passen ook bij het “op de radar” krijgen van Deltatechnologie en vroege bewustwording van en confrontatie met de sector 67
67
Zie ook de actielijn ‘People’ in NWP (2009), De wereld verleiden met water, Dutch Delta Design 2012 white paper.
117
Figuur 27 Mate waarin activiteiten in de toekomst het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector zullen vergroten, volgens HRM medewerkers van bedrijven uit het Deltatechnologie-cluster (incl. waterschappen)
Voorlichtingsactiviteiten voor scholieren en studente met betrekking tot school- of studiekeuze waarbij techniek en water wordt gepromoot.
Training en bijscholing van docenten op het gebied van water en techniek.
9% 2% 6%
2% 2% 11% 28%
33%
50% 57% Aanbieden van waterspecifiek lesmateriaal aan docenten in het basisonderwijs.
Gastlessen en bedrijfsbezoeken voor scholieren.
2% 6%
13%
2%
15%
20%
20% 59% 63% Het stimuleren van ontwikkelen van water- en deltatechnologie specifieke opleidingen.
Het aanbieden van stage- en afstudeerplaatsen.
13%
2%
17%
11%
2% 4% 30%
54%
69% Het stimuleren van kennisuitwisseling over water en techniek tussen scholen.
6% 4%
Het stimuleren van structurele samenwerking tussen bedrijven en scholen.
13%
17%
2% 2% 22%
33% 44% 57%
niet 6% 2% 6%
een beetje 24%
veel heel veel 63%
weet niet / w.n.z.
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, Panteia, 2009.
118
M e er le e r l in ge n d ie k iez e n voo r e en b è ta r i cht in g Mensen met een technische achtergrond vormen het hart van het cluster. Om de ‘vijver’ met potentiële instromers te vergroten is het nodig dat in het voortgezet onderwijs meer leerlingen kiezen voor een profiel Natuur & Techniek, of mogelijk Natuur & Gezondheid, waarin exacte vakken terug komen. Als deze groep niet groter wordt, wordt het zeer moeilijk om straks voldoende technisch personeel aan te trekken. De instroom op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs is dan op voorhand al te laag. In andere landen kiezen meer leerlingen voor bèta dan in Nederland. In het derde jaar van het voortgezet onderwijs, waar de leerlingen de richting kiezen, moet een duidelijk beeld gecreëerd zijn van de carrièremogelijkheden met een bètastudie. Dit is ook een cruciaal moment waarop het Deltatechnologie-cluster zich al onderscheidend gepresenteerd moet hebben (naast andere technisch georiënteerde sectoren) aan de leerlingen, zodat in deze fase de laatste stappen richting overtuiging van leerlingen gezet kunnen worden. Hiermee moet niet gewacht worden tot het examenjaar, want dan hebben leerlingen al gekozen. Bij de keuzebeïnvloeding ligt ook een belangrijke taak voor de sector in afstemming met het Platform Bèta Techniek, aangezien hun belangrijkste doelstelling het verhogen van de arbeidsmarktinstroom uit het bètatechnisch hoger onderwijs is. De sector moet zelf voor haar ambities gaan staan en kan daarbij in samenwerking met het Platform Bèta Techniek wellicht meer bereiken.
V e r b et er en a a n s lu it i ng o nd e rw i j s -a r be i ds ma rk t Een ander gesignaleerd knelpunt met betrekking tot onderwijs betreft de aansluiting met de arbeidsmarkt. Er zijn geluiden in het cluster dat de kennis en competenties van schoolverlaters niet altijd goed aansluiten bij de gevraagde kwalificaties van deltatechnologiebedrijven. Een van de achterliggende redenen is dat het cluster dynamisch en voortdurend in ontwikkeling is qua techniek en toepassing. Enkele suggesties op het gebied van verbetering van de aansluiting zijn de volgende: Vanuit het onderwijs is bijvoorbeeld de suggestie gedaan om voor de niveaus tot en met MBO-niveau (incl. basisonderwijs) thematische en ‘hapklare brokken’ rond deltatechnologie aan te bieden en dit toe te voegen aan bestaand lesmateriaal. De docent moet het daarbij gemakkelijk worden gemaakt. Een andere lijn kan zijn om modules binnen bestaande opleidingen te ontwikkelen, zodat specialistische kennis kan worden uitgebreid met meer thematische kennis. Training en bijscholing van docenten op het gebied van water en techniek kan daarbij een bijdrage leveren. Een mogelijkheid is ook om aandacht voor deltatechnologie te vragen bij docentenbijeenkomsten. Tevens kan worden nagedacht om het thema delta in bestaande serious games in te brengen. Hiermee wordt beter aangesloten bij de belevingswereld van de scholieren. Kwantitatief gezien ontstaan de grootste tekorten bij technisch personeel op HBOniveau. Dit betekent dat het belang van en de instroom vanuit watermanagementopleidingen steeds belangrijker worden. Promotie- en wervingsactiviteiten moeten zich vooral richten op het vergroten van het aantal leerlingen en studenten bij dergelijke opleidingen. Tijdens de rondetafeldiscussies is door deelnemers benoemd dat op HBO-niveau het gebruik van ‘hapklare brokken’ in het reguliere onderwijs, waarbij ook hier het zien en voelen belangrijke kwesties zijn, gecombineerd moet worden met het verder ontwik-
119
kelen van specifiek deltatechnologie-onderwijs. Bij dit laatste zal uiteindelijk de keuze gemaakt moeten worden of het accent op specialistisch/inhoudelijk moet liggen, of meer op generiek/integrator met een combinatie van gamma en bèta. Er bestaat in de sector een spanning tussen een vraag naar specialistische werknemers enerzijds en breder georiënteerde werknemers anderzijds. Werkgevers in het Deltatechnologie-cluster geven als belangrijk knelpunt aan dat er te weinig mensen uit het onderwijs doorstromen die een technische achtergrond combineren met commerciële kennis. Echter, de roep om juist specialistische kennis, bijvoorbeeld bij ingenieurs, is en blijft groot. Volgens deze bedrijven kunnen andere generieke vaardigheden juist later worden aangeleerd. De generalisten/integrators die nu hun opleiding afronden kunnen niet goed worden ingezet, omdat toch een stuk inhoudelijke expertise en ervaring nodig is. Individuele bedrijven en organisaties als Rijkswaterstaat en de waterschappen geven aan zelf een bijdrage te kunnen leveren door interne opleidingen aan te bieden om de brede expertise verder te ontwikkelen in meer specialistische kennis en af te stemmen op de activiteiten van de organisatie. Bovenstaande illustreert dat het van belang is dat er een duidelijke brug wordt gemaakt van de theoretische kennis naar (concrete) toepassingen in de praktijk. Bedrijven en organisaties in deltatechnologie gaven tijdens de rondetafeldiscussie aan veel te verwachten van het aanbieden van stage- en afstudeerplaatsen. Dit zou er nog meer dan nu toe moeten leiden dat, in combinatie met het aanbieden van specifieke opleidingen voor deltatechnologie, een betere aansluiting tussen theorie en praktijk plaats kan vinden. Op WO-niveau is er voldoende instroom bij de technische universiteiten. Dit kan echter gemakkelijk omslaan, bijvoorbeeld wanneer als gevolg van overheidsbezuinigingen in het wetenschappelijk onderwijs (bijvoorbeeld op de opleiding civiele techniek bij de TU Delft) de kwaliteit van onderwijs op het gebied van deltatechnologie daalt. Er is een duidelijke spanning tussen de noodzaak voor de overheid om de overheidsuitgaven te beperken en de ambities voor het Deltatechnologie-cluster waar te maken. De overheid dient op dat vlak heldere keuzes te maken. Indien de overheid, ook in het licht van het Maatschappelijk Innovatieprogramma Water ondersteuning van de watersector als beleidslijn vasthoudt, lijkt het aan te bevelen om juist ook te blijven investeren in relevant onderwijs en de onderliggende kennisinfrastructuur op dit gebied. Binnen de technische universiteiten kan volgens de onderzoekers verbetering plaats vinden in de aansluiting op de behoeften in de markt, bijvoorbeeld door programma’s meer rond inhoud te organiseren. Het inschakelen van een intermediair tussen onderwijs en bedrijven kan helpen om de aansluiting verder te verbeteren. Dit idee voor een gespecialiseerde instantie die als aanspreekpunt dient wanneer bedrijven op zoek zijn naar een stagiaire of afstudeerder in VMBO, MBO of HBO is een mogelijkheid die verder onderzocht kan worden. Intermediairs kunnen bijvoorbeeld bemiddelen bij bedrijven die op zoek zijn naar kennis en menskracht in de onderneming, of bij ondernemers die meer invloed willen hebben op het onderwijs in de buurt. Ook bij de eerder genoemde voorlichtingsactiviteiten kunnen intermediairs een rol spelen.
120
9.2
Oplossingen gericht op arbeidsreserves Als er onvoldoende scholieren op de markt komen en ook reguliere zij-instroom onvoldoende is, kan er noodzaak ontstaan om ander aanbod van arbeid aan te boren. Het gaat om het bemiddelen van werklozen, het toelaten van (kennis)migranten en het mobiliseren van de stille reserve (met name herintreders). Binnen het kwadrant arbeidsreserves zijn uit het onderzoek drie algemene lijnen naar voren gekomen, twee lijnen zijn specifiek gericht op doelgroepen: Inzet reserves op de arbeidsmarkt vergroten Werven kennismigranten De derde lijn is gericht op de wijze waarop middels gezamenlijke wervings- en promotieactiviteiten meer aandacht gevraagd kan worden bij de genoemde doelgroepen.
I nz et re se rv e s o p d e a rb e i ds ma rk t ve r gr ot en De wereld van het Deltatechnologie-cluster kent een vrij mannelijke cultuur, waarin relatief weinig vrouwen werken en mensen van niet-Nederlandse afkomst in het cluster ondervertegenwoordigd zijn. De inzet van reserves kan vergroot worden door juist op deze groepen in te zetten, waarbij uit de enquête naar voren komt dat met name van de inzet van vrouwelijke arbeidskrachten veel wordt verwacht. De ontwikkeling van de watermanagementopleidingen (HBO) van de Dutch Delta Academy is in dit kader interessant om te noemen 68. Deze opleidingen trekken relatief veel vrouwen aan. Een uitdaging in dit kader is wel dat juist op het gebied van technisch georiënteerde opleidingen en functies tekorten ontstaan in de toekomst. Passend bij een oriëntatie op vrouwen is dat bij het vormgeven van arbeidsvoorwaarden meer rekening wordt gehouden met de wensen van vrouwen, zoals flexibele werktijden, de mogelijkheid tot thuiswerken, kinder- en schoolopvang kunnen het werk in het Deltatechnologie-cluster aantrekkelijker maken voor vrouwen. Overigens past dit ook in het tijdsbeeld en sluit het waarschijnlijk aan bij de wensen van veel mannelijke medewerkers in de sector. De masculiene cultuur is duidelijk herkenbaar in het cluster en ook het beeld van een puur technische sector kan volgens de onderzoekers veel vrouwen afschrikken. Het kan daarom waardevol zijn om in de communicatie richting deze doelgroep te benadrukken dat er ook veel werk in het cluster is waarvoor een bundeling van verschillende disciplines nodig is (zoals de combinatie met gammakennis). Succesvolle vrouwelijke managers en ondernemers kunnen een rol spelen bij het overhalen van vrouwen om voor het cluster te kiezen (inzet van rolmodellen). Daarom moeten bedrijven ook stimuleren dat meer vrouwen in het management worden aangenomen (vergroting van het aantal rolmodellen).
68
Dutch Delta Academy is een samenwerkingsverband tussen de Hogeschool Zeeland, Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Van Hall Larenstein. De hogescholen gaan samenwerken om zorg te dragen voor een kennisinfrastructuur voor het hoger beroepsonderwijs gericht op voortdurende vernieuwing van het onderwijs op het gebied van delta-engineering, -design en –management.
121
Ook op het gebied van onderwijs dient op het gebied van voorlichting, het aanbieden van leerstof en opleidingen bijzondere aandacht te zijn voor het wekken van interesse van meisjes en vrouwen om de aanwas van deze potentiële groep nieuwe medewerkers te stimuleren. Onder bedrijven en organisaties in het Deltatechnologie-cluster is de animo voor het vergroten van de inzet van alternatieve (deels moeilijk bemiddelbare) groepen duidelijk minder groot (zie Figuur 28) dan voor vrouwelijke arbeidskrachten. Een derde verwacht veel of heel veel van inzetten op het verhogen van het aandeel vrouwen. Voor de inzet van allochtone of licht gehandicapte arbeidskrachten is het enthousiasme minder aanwezig. Ook in omscholing van werkzoekenden zien werkgevers over het algemeen niet veel. Een inzet op vooral werving van vrouwen lijkt daarom aanbevelingswaardig. Mogelijk worden de met minder enthousiasme ontvangen opties, zoals het aantrekken van allochtone of licht gehandicapte arbeidskrachten, pas relevant en interessant als via inspanningen om meer vrouwen aan te trekken in de sector nog steeds niet voldaan kan worden aan de vraag naar arbeid.
W e rv en k enn i sm i gra nt en Als gekwalificeerde medewerkers niet binnen de Nederlandse grenzen kunnen worden gevonden, is de werving van kennismigranten nog een optie. Drie op de tien bedrijven ziet dit als een geschikte mogelijke oplossingsrichting.
G e za m en l i jk e we r vi ng s - en p r om ot i ea c ti v it e it en Werkgevers hebben redelijke fiducie dat gezamenlijk optrekken in wervings- en promotieactiviteiten zinvol is om meer werkzoekenden naar het cluster te trekken. Deze activiteiten kunnen verschillende vormen en doelen hebben, zoals eerder beschreven in de paragrafen gericht op het aantrekken van meer leerlingen en studenten. Door gezamenlijk en gecoördineerd in te zetten op werving en promotie kan mogelijk een grotere groep worden bereikt dan wanneer bedrijven en organisaties individueel op zoek gaan naar geschikt personeel. Bovendien kan deze vorm van samenwerking tussen bedrijven kostenefficiënt zijn. Allereerst is het van belang om op overkoepelend niveau de gezamenlijke belangen te definiëren. Het regelen van structurele gezamenlijke financiering behoort daartoe. Dit kan de basis vormen voor samenwerking tussen de verschillende partijen en van daaruit kunnen activiteiten worden ontwikkeld. NWP en de Vereniging van Waterbouwers hebben bijvoorbeeld al een aantal arbeidsmarktactiviteiten. Het verdient het aanbeveling om te onderzoeken of die kunnen worden samengebracht. Verder kan worden gedacht aan evenementen waar opdrachtgevers en opdrachtnemers samen komen, aan gezamenlijke promotiecampagnes, samen optrekken bij career events etc. Een heel specifiek middel in de communicatie naar buiten kan zijn dat een aansprekende figuur (‘held’) als gezicht van het cluster naar voren wordt geschoven. Dit vergroot de herkenbaarheid van de deltatechnologie.
122
Figuur 28 Mate waarin activiteiten in de toekomst het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector zullen vergroten, volgens HRM medewerkers van bedrijven uit het Deltatechnologie-cluster (incl. waterschappen)
Gezamenlijke wervings- en promotieactiviteiten op beurzen en evenementen.
6% 2%
Omscholing werkzoekenden
17%
15%
2% 26%
30%
48%
56% Inzet vrouwelijke arbeidskrachten vergroten
Inzet licht-gehandicapte arbeidskrachten vergroten
4% 2%
6%
11%
24%
15%
30%
50%
59% Inzet allochtone arbeidskrachten vergroten
Werven kennismigranten
4% 2% 9%
6% 4%
17%
22%
24%
69%
44%
niet 6% 2% 6%
een beetje 24%
veel heel veel 63%
weet niet / w.n.z.
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, Panteia, 2009.
123
9.3
Oplossingen gericht op werkenden Hierbij gaat het zowel om het optimaliseren van de inzet van het huidige personeel, bijvoorbeeld door interne en externe mobiliteit (al dan niet ondersteund door EVCtrajecten 69 of om-, her- en bijscholing), als om het voorkomen van ongewenste uitstroom van werknemers.
L if e - lon g - lea rn i ng e n we r v in g Om zijuitstroom te voorkomen is het belangrijk om maatregelen tevens te richten op de groep werkenden die reeds in het Deltatechnologie-cluster actief is. Een bewust HRM-beleid kan ervoor zorgen dat de medewerkers aan het bedrijf en het cluster worden gebonden. Permanente scholing is een belangrijk onderdeel daarvan (lifelong-learning). Medewerkers moeten zich kunnen blijven ontwikkelen, waardoor ze met meer motivatie en plezier in het cluster werkzaam blijven en blijven aansluiten bij eisen van de werkgever die passen bij het doorlopen van een carrièrepad binnen een organisatie. Anders lopen organisaties het risico dat het personeel door het gebrek aan ontwikkelingsmogelijkheden vertrekt, dan wel dat de kwaliteit van het personeel niet aansluit bij de wensen van de werkgever. Uit de inventarisatie van knelpunten onder deltatechnologiebedrijven blijkt dat doorstroom een belangrijk probleem is. De interne nascholing bij bedrijven kan over het algemeen beter. Tweederde van de bedrijven ziet (heel) veel in bewust HRM-beleid voor het behoud van het huidige personeel en 45% ziet veel in (permanente) scholing van het zittende personeel (zie Figuur 29). Naast scholing zijn aspecten als betere salariëring, verbetering van secundaire arbeidsvoorwaarden, meer aandacht voor balans werk/privé en meer aandacht voor stages en afstudeerders en meer afwisseling in het werk (dynamisch, uitdagend) belangrijke elementen van het HRM-beleid. De HRM-aanpak moet zich niet alleen richten op de professionele ontwikkeling van de medewerker, maar ook op de persoonlijke ontwikkeling. Internationalisering is een belangrijk aandachtspunt. De internationale ambities van het cluster leidt tot steeds meer vraag naar mensen die in het buitenland kunnen én willen werken, maar veel werknemers willen dat niet. Dit is deels een kwestie van arbeidsvoorwaarden (hoe kan de balans tussen privé en werk worden behouden met perioden in het buitenland) en deels een kwestie van attitude jegens werken in het buitenland. Een passend en gericht HRM-beleid kan stimuleren dat medewerkers internationaler gaan denken en handelen, bijvoorbeeld door het promoten van aansprekende buitenlandse projecten en posities en het bieden van lange termijn perspectieven die het niet bedreigend maken om in het buitenland te werken. Het vinden van werknemers die bereid zijn om in het buitenland te werken begint al bij het selecteren van de juiste kandidaten in een sollicitatieprocedure, veronderstellend dat er voldoende kandidaten zijn die bereid zijn internationaal te werken.
69
Een EVC-traject toetst huidige competenties aan de voorwaarden voor een huidig vakdiploma. Voldoen kennis en vaardigheden, dan krijgen vakmensen een Ervaringscertificaat. Voldoen deze niet, dan is bijscholing een optie. Huidige competenties kunnen voortkomen uit eerder onderwijs, informeel leren of uit praktijkervaring.
124
Deelnemers aan de rondetafeldiscussie vinden dat de werving van personeel best agressiever mag. De concurrentie op de arbeidsmarkt wordt steeds groter. Proactief headhunten, mensen met capaciteit scouten en een leerwerktraject aanbieden zijn voorbeelden van agressieve marketing. Ook buiten de watersector kan bewust geworven worden en kunnen kansen voor nieuwe instroom ontstaan. Verondersteld wordt daarbij wel dat daadwerkelijk agressiever geworven wordt dan de huidige praktijk, wanneer de zij-instroom onvoldoende blijkt te zijn.
S ect o ra le ca r r iè r epa d en en d oo r st ro om Naast het ontwikkelen van bewust HRM-beleid binnen individuele bedrijven is het tevens van belang om carrièrepaden op sectorniveau te ontwikkelen en inzichtelijk te maken en doorstroom van medewerkers binnen het cluster bevorderen. Nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden ontstaan bijvoorbeeld binnen kennisbedrijven. Hier moet ook een groeipad van inhoudelijke functies tot een topfunctie kunnen leiden. Om dit te bereiken is het nodig dat bedrijven over elkaars schutting kijken en begrip voor elkaar kweken met betrekking tot de arbeidsmarktproblematiek. Dit vormt de basis voor samenwerking tussen bedrijven. Als werknemers in het cluster goed zicht hebben op hun doorgroeimogelijkheden, niet alleen binnen de bedrijven, maar ook binnen het Deltatechnologie-cluster vergroot dit de kans dat deze werknemers voor langere tijd binnen het cluster werkzaam zijn. Dit is uiteindelijk in het belang van alle werkgevers in het cluster. Figuur 29 Mate waarin activiteiten in de toekomst het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector zullen vergroten, volgens HRM medewerkers van bedrijven uit het Deltatechnologie-cluster (incl. waterschappen)
Zwaarder inzetten op scholing huidige personeel
2% 6%
Bewust human resources beleid voor behoud personeel
9%
22%
4% 4% 24%
43% 28% 59%
niet 6% 2% 6%
een beetje 24%
veel heel veel 63%
weet niet / w.n.z.
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, Panteia, 2009.
125
V e r b et er i ng a r b e id sv oor wa a r de n Een direct instrument voor bedrijven om personeel binnen het bedrijf te houden zijn de arbeidsvoorwaarden. Een aantal werkgevers in de enquête geeft aan dat andere concurrerende sectoren hun personeel beter belonen, waardoor de kans op zijuitstroom van hun personeel wordt vergroot. Dit probleem van zij-uitstroom door betere arbeidsvoorwaarden elders speelt met name bij werknemers in de leeftijd van 30 tot 35 jaar. Een deel van deze groep kan worden behouden door primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden op te schroeven. Dit geldt overigens niet voor alle segmenten in de markt. In de waterbouw en voor maritieme functies bijvoorbeeld zijn de primaire arbeidsvoorwaarden redelijk marktconform. 70
I ma g ov e rb et e r in g o ok b e la ng r i jk vo or w e rk e nd e n Het versterken van het imago van deltatechnologie is niet alleen belangrijk voor het verhogen van leerling- en studentaantallen, maar ook voor het voorkomen van zijuitstroom uit het cluster. Als werknemers switchen van bedrijf of organisatie binnen het Deltatechnologie-cluster (bijvoorbeeld een positieve carrièrestap kunnen maken) is dat weliswaar vervelend voor het bedrijf dat de werknemer (en de kennis) kwijt raakt, maar positief voor het Deltatechnologie-cluster als geheel, omdat het menselijk kapitaal binnen het cluster aanwezig blijft. De kennis die in een ander bedrijf in het cluster is opgedaan, werkt ook vernieuwend voor het bedrijf waar de werknemer naar toe gaat. Een positief imago kan hieraan bijdragen. Daarnaast is het imago van belang om zijinstroom te ontwikkelen vanuit concurrerende sectoren.
9.4
Oplossingen gericht op bedrijfsvoering Oplossingen op dit vlak moeten vooral worden gezocht langs twee lijnen:
Inzetten op procesinnovatie.
Kennisuitwisseling tussen HRM-managers
P ro c es in nova t ie De oplossing van personele knelpunten kan gelegen zijn in het optimaliseren van de arbeidsproductiviteit door bijvoorbeeld organisatorische of technologische aanpassingen of door het verhuizen van activiteiten. Uiteraard zal een bedrijf altijd kiezen voor dit type oplossingen wanneer dit aansluit op de bedrijfsstrategie, tegen acceptabele kosten uitgevoerd kan worden en de concurrentiepositie verbetert, of in ieder geval niet negatief beïnvloedt. Wanneer het echter niet mogelijk is om op andere wijzen aan personeel te komen, zullen ook vanuit strategisch en economisch perspectief minder aantrekkelijke opties in overweging moeten worden genomen. Het aanpassen van de interne organisatie om personele uitdagingen aan te gaan wordt als minder kansrijk gezien door de respondenten in de enquête, zoals in het figuur hierna wordt weergegeven.
70
Uit de Monitor Maritieme Arbeidsmarkt 2008 van Ecorys blijkt bijvoorbeeld dat in de waterbouw slechts 9 procent en in de maritieme dienstverlening 7 procent van de ondervraagde werkgevers het verhogen van het salaris als oplossingsrichting voor knelpunten in de personeelsvoorziening ziet. Ter vergelijking, in de waterbouw ziet 40 procent meer heil in het verbeteren van het imago.
126
K e nn is u itw i ss e l in g t us se n H RM -ma na g e rs Samenwerking tussen bedrijven kan ook vorm krijgen door kennisuitwisseling tussen HRM-managers. Het gaat dan vooral om de vraag hoe het huidige personeel het beste kan worden behouden (aanbieden van permanente scholing, ontwikkelen van carrièrepaden), maar ook om het opzetten van gezamenlijke wervings- en promotieactiviteiten. Kennisuitwisseling onder HRM-managers wordt door meer dan een derde van de bedrijven als (heel) effectief gezien. Figuur 30 Mate waarin activiteiten in de toekomst het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector zullen vergroten
Kennisuitwisseling tussen HRM-managers.
6% 4%
Inzetten op procesinnovatie
17%
4%
30%
7%
15%
28%
46%
44%
Aanpassen interne organisatie
4% 9%
niet
6%
6% 2% 6%
een beetje 24%
39%
veel heel veel 63%
weet niet / w.n.z.
43%
Bron: Enquête arbeidsmarkt deltatechnologie, Panteia, 2009.
9.5
Conclusies Het Deltatechnologie-cluster krijgt de komende jaren te maken met een aantal knelpunten op de arbeidsmarkt, waarvan tekorten aan technisch personeel op HBO- en WO-niveau een van de belangrijkste is. Langs de vier kwadranten van de arbeidsmarktcirkel (onderwijs, arbeidsreserves, werkenden en bedrijfsvoering) zijn oplossingsrichtingen geordend die respondenten in de enquête, deelnemers aan de rondetafeldiscussie en de onderzoekers (vanuit hun expert-opinion) geïdentificeerd hebben. Veel van de oplossingsrichtingen hebben betrekking op het kwadrant onderwijs. De oplossingsrichtingen die boven komen drijven zijn door de onderzoekers vooral ingeschat op kansrijkheid en theoretische haalbaarheid. In het kader van dit onderzoek zijn geen uitspraken gedaan over de kostenefficiëntie en potentiële kwantitatieve impact van de oplossingsrichtingen.
127
O p lo ss in gs r ic ht in g en b in ne n h e t k w a d ra n t on de r w i js Meer leerlingen moeten worden geïnteresseerd voor deltatechnologie. Voorlichtingsactiviteiten voor scholieren en studenten waarbij deltatechnologie en techniek worden gepromoot zijn belangrijk. Daarbij moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen promotie- en wervingsactiviteiten om interesse bij potentiële leerlingen en studenten te kweken (“het op de radar krijgen van de sector”) in een vroege fase en de inhoudelijke ondersteuning aan scholen en universiteiten om op het gebied van scholing input te bieden, variërend van lespakketten tot verbeterde technische leergangen. Verbetering van het imago van het cluster blijft een aandachtspunt. Daarbij is het van belang dat mensen het werk met eigen ogen zien en voelen, in aanvulling op een gestructureerde aanpak op het gebied van promotie, werving en onderwijs. Meer leerlingen moeten kiezen voor bètarichtingen, zoals de profielen Natuur & Techniek of Natuur & Gezondheid, met wis- en natuurkunde in het pakket. In het derde jaar, waarin leerlingen de richting of profiel kiezen, moet een duidelijk beeld zijn gecreëerd van de carrièremogelijkheden met een bètastudie en specifiek binnen de deltatechnologie. Verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt moet vorm krijgen door thematische en ‘hapklare’ lespakketten rond deltatechnologie aan te bieden en toe te voegen aan bestaand lesmateriaal. Deze lespakketten worden centraal ontwikkeld en docenten kunnen dit met betrekkelijk weinig tijdsinvestering inpassen in hun lessen. In aanvulling hierop kunnen modules binnen bestaande opleidingen ontwikkeld worden, zodat specialistische kennis kan worden uitgebreid met meer thematische kennis. Training en bijscholing van docenten op het gebied van water en techniek kan ook een bijdrage leveren. Op HBO-niveau moet een evenwicht worden gevonden in het watermanagementonderwijs in het aanbieden van specialistisch-inhoudelijk onderwijs en meer generiek onderwijs met bundeling van disciplines. Werkgevers in het Deltatechnologie-cluster geven aan dat aan beide richtingen behoefte is. Vanuit het bedrijfsleven komt het signaal dat scholen en het bedrijfsleven gezamenlijk moeten blijven investeren in de samenwerking met elkaar. Het gaat daarbij vooral om kennisuitwisseling op het gebied van water en techniek, het bieden van voldoende stage- en leerplaatsen en een betere afstemming tussen vraag en aanbod. Ook intermediairs tussen onderwijs en bedrijfsleven kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan structurele samenwerking. De uitwerking van dit mechanisme vraagt overigens nadere aandacht.
O p lo ss in gs r ic ht in g en b in ne n de o ve r i ge k wa d ra n te n Het cluster geeft aan meer vrouwen te willen interesseren voor techniek en deltatechnologie. Een evenwichtigere man-vrouw verhouding in de werkgelegenheid kan worden bereikt door niet alleen masculiene aspecten te benadrukken maar ook meer aandacht te hebben voor zaken als de balans tussen werk en privé, mogelijkheden om zorg en arbeid te combineren en werken in deeltijd. Daarnaast moet het cluster benadrukken dat deze niet puur om techniek draait, maar ook andere disciplines van belang zijn. Het beeld van een puur technische sector schrikt veel vrouwen af. Ook rolmodellen kunnen een belangrijke rol spelen om vrouwen naar het cluster te trekken. Werkgevers zien veel in het gezamenlijk optrekken in wervings- en promotieactiviteiten om meer werkzoekenden naar het cluster te trekken. Een hogere vindkans en kostenefficiëntie zijn belangrijke argumenten hiervoor. Zijuitstroom moet worden voorkomen door bewust HRM-beleid te voeren. Dit beleid moet zich vooral richten op verbetering van primaire en secundaire arbeidsvoor-
128
waarden. Daarnaast is permanente scholing (life-long-learning) een wezenlijk onderdeel. Door werknemers ontplooiings- en carrièremogelijkheden te bieden worden deze sterker aan het bedrijf en het cluster gebonden. Tevens is het van belang om carrièrepaden op sectorniveau te ontwikkelen en inzichtelijk te maken en doorstroom van medewerkers binnen het cluster te bevorderen, om te voorkomen dat zij-uitstroom uit een organisatie ook een verlies van talent in het cluster is. Volgens werkgevers kiezen veel schoolverlaters voor andere sectoren omdat deze betere arbeidsvoorwaarden bieden. Ook werkenden in het Deltatechnologie-cluster kunnen om deze reden vertrekken naar andere sectoren. Een deel van deze groep kan worden behouden voor het cluster door primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden op te schroeven.
129
10 Arbeidsmarktstrategie: naar een human capital roadmap 10.1 Knelpunten arbeidsmarkt bedreiging voor ambities cluster
F or s e t ek or te n a r be i dsma rk t de l ta t ec hn ol og i e i n 2 02 0 De knelpuntenanalyse in hoofdstuk acht laat zien dat de economische en maatschappelijke ambities en de gewenste groei van het Deltatechnologie-cluster worden belemmerd door een aantal knelpunten op de arbeidsmarkt. Menselijk kapitaal in de vorm van gekwalificeerde professionals voor het cluster Deltatechnologie is de komende jaren in onvoldoende mate aanwezig om aan de vraag van bedrijven en organisaties in het Deltatechnologie-cluster te voldoen. In totaal komt het cluster in het basisscenario in 2020 ongeveer 1.200 FTE’s aan personeel tekort, oftewel 4% van de totale werkgelegenheid in het cluster.
G r oo tst e p ro b l em en on ts ta a n b i j w er v in g t ec hni c i De grootste problemen ontstaan bij het gebrek aan technisch geschoold personeel, waarop het Deltatechnologie-cluster juist sterk leunt. Ondanks de negatieve impact van de economische crisis op de huidige werkgelegenheidsontwikkeling ontstaan al in 2013 tekorten aan technisch personeel op HBO-niveau. Dit komt door de relatief hoge vervangingsvraag (uitstroom van oudere werknemers) en een gebrek aan instroom vanuit de technische opleidingen. Na 2013, wanneer de economie weer aantrekt, neemt de omvang van de tekorten sterk toe. Het tekort aan HBO-technisch personeel is naar verwachting 16% van de totale werkgelegenheid in die richting. Op WO-niveau is het tekort aan technici 17%. Dat betekent dat op deze niveaus ongeveer een op de zes FTEs niet kan worden ingevuld door een gebrek aan geschikt personeel. In een scenario van hoge groei, waarin het cluster in staat is om de hoge ambities waar te maken en een verdubbeling van de productiegroei te realiseren, zal het tekort zelfs richting een op de drie FTE’s gaan. Ook in andere onderscheiden richtingen (landbouwkundig, overig) ontstaan in 2020 tekorten op HBO en WO-niveau. In deze richtingen varieert het tekort tussen 5 tot 10% van de werkgelegenheid. Daarnaast ontstaan ook op MBO-niveau tekorten aan technisch en groen personeel, maar deze zijn relatief beperkt in omvang vergeleken, met de hogere niveaus.
A n d er e k ne l pu nt en Uit het onderzoek komen, naast de genoemde tekorten, tevens een aantal meer kwalitatieve knelpunten naar voren: Uit de enquête onder werkgevers blijkt dat deze een toenemende behoefte hebben aan personeel met een combinatie van bèta- en gammakennis (technici met commerciële kennis). Een belangrijke reden voor de lage instroom van technici en ander gekwalificeerd personeel is de onbekendheid met en het imago van het cluster. Dit is negatief of onduidelijk, waardoor het cluster weinig aantrekkingskracht heeft voor leerlingen en studenten die zich oriënteren op een baan.
131
Er is een gebrek aan interne doorstroom, zowel binnen individuele bedrijven als tussen bedrijven binnen het cluster. Gebrek aan carrièremogelijkheden kan leiden tot meer sectorale zij-uitstroom. Arbeidsvoorwaarden als loon en flexibiliteit van het werk (goede balans werk-privé) blijven vaak achter bij concurrerende sectoren. Dit verhoogt de kans op zijuitstroom naar die sectoren. De sector is beperkt in staat om vrouwen aan te trekken om extra arbeidsreserves aan te spreken. Beperkingen lijken te liggen in de masculiene cultuur en het technische imago van de sector.
N oo d za a k va n e en a r b ei d sma rk ts tra te g i e De gesignaleerde knelpunten illustreren de noodzaak om tot een gedegen arbeidsmarktstrategie en roadmap te komen. De knelpunten zullen in sterkte toenemen naarmate de economische groeipotentie van het cluster volledig gerealiseerd wordt. Wil het cluster haar ambities waarmaken, dan zullen alle stakeholders in het cluster zich moeten inzetten om de arbeidsmarktknelpunten het hoofd te bieden. In het vorige hoofdstuk zijn een groot aantal kansrijke oplossingsrichtingen benoemd, die voor oplossing van de knelpunten kunnen zorgen. Het restant van dit hoofdstuk integreert de benoemde oplossingsrichtingen en geeft de contouren weer van een overkoepelende arbeidsmarktstrategie met samenhangende actielijnen die gekoppeld zijn aan specifieke knelpunten.
10.2 Aanbevelingen
V i s i e op int e gra t i e la n de l i j k e a a n pa k me t r eg i on a a l ma a tw e rk In de eerste plaats is het van belang om tot een gezamenlijke visie en strategie voor de gehele sector te komen, die bestuurlijk breed wordt gedragen. Deze visie bevat een inhoudelijke strategie voor het Deltatechnologie-cluster met als centrale vragen: wat zijn de ambities van het cluster? Op welke kansen zetten we gezamenlijk in? Hoe kunnen we ons als sector internationaal profileren, welke branding past daar het beste bij? Aanbevelingen voor beantwoording van deze vragen zijn in Deel 1 van dit rapport gedaan. Daar kwam naar voren dat de kansen vooral gezocht moeten worden rond de thema’s veiligheid en leefbaarheid en op hun onderlinge snijvlak. Vervolgens is de vraag wat nodig is om deze ambities te verwezenlijken en meer specifiek wat nodig is als het gaat om de arbeidsmarktperspectieven? In Deel 1 is geconstateerd dat volgens 70% van de ondervraagden in de sector onder andere de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt moet worden gedicht om de internationale concurrentiekracht van Nederland te versterken. In het onderzoek voor Deel 2, specifiek gericht op arbeidsmarktperspectieven, is zoals hierboven beschreven nog een aantal knelpunten geïdentificeerd. Er bestaat bij de ondervraagde partijen en de deelnemers aan de rondetafeldiscussie overeenstemming dat er meer actie nodig is om bottlenecks in de arbeidsmarkt weg te nemen. De vraag is welke activiteiten daartoe kunnen worden ondernomen, hoe het cluster zich nationaal op de onderwijs- en arbeidsmarkt dient te profileren en hoe het cluster landelijk kan worden gepromoot. In het navolgende wordt hiertoe enkele aanbevelingen gedaan en in paragraaf 10.3 worden enkele mogelijke actielijnen van een landelijke strategie gepresenteerd uitgaande van de basisprognose zoals die beschreven is in het eerste hoofdstuk van dit deel 2.
132
A a n s lu it en b i j b es ta a n de in i t ia t i ev en, m et e en e i g en g e zi ch t De meeste knelpunten in de sector deltatechnologie spelen ook op het terrein van de aanpalende sector watertechnologie. Dit is in 2007 de aanleiding geweest voor het opzetten van het arbeidsmarktprogramma Human Capital Water & Delta. Veel bedrijven en organisaties die in de sectoren watertechnologie en/of deltatechnologie opereren hebben samen met het onderwijs en het coördinerende NWP veel initiatieven in gang gezet om de knelpunten op te lossen. Vanuit efficiencyoverwegingen verdient het aanbeveling om bij deze initiatieven en Human Capital Water & Delta aan te sluiten en gebruik te maken van de reeds aanwezige kennis. Dat veel bedrijven en organisaties in zowel water- als deltatechnologie actief zijn pleit ervoor om activiteiten te bundelen. Het Deltatechnologie-cluster heeft echter wel een duidelijk eigen karakter en problematiek, dus qua profilering van het Deltatechnologie-cluster en aanpak van specifieke knelpunten moet wel sprake blijven van een duidelijk eigen gezicht. Het is van groot belang om goed vast te stellen waar de beide sectoren elkaar overlappen en van elkaar verschillen en hoe daarmee moet worden omgegaan.
B es tr i j d in g k n e l pun te n o p v er sch i l l en d e s t ra t eg i sc he n iv ea u s De kern van de arbeidsmarktproblematiek in het Deltatechnologie-cluster is dat er simpelweg te weinig goede technici beschikbaar zijn en komen de komende jaren, met name op HBO- en WO-niveau. De overige genoemde knelpunten in de vorige paragraaf zijn hier in meer of mindere mate aan gerelateerd. Het is dus zaak om zoveel mogelijk leerlingen, studenten, maar ook werkenden te interesseren voor techniek in het algemeen en voor deltatechnologie in het bijzonder. Om meer structuur aan te brengen in de bestrijding van de knelpunten is een strategie geformuleerd, waarvoor de metafoor van de ‘vijver’ is gebruikt, de poel van technische leerlingen, studenten en werknemers met kwalificaties om in het Deltatechnologie-cluster aan de slag te gaan. Het gebruik van deze metafoor maakt inzichtelijk dat bestrijding van de knelpunten geschiedt vanuit vijf strategische niveaus: 1.
Het vergroten van de vijver: door de interesse in technische beroepen en de combinatie van bèta-gamma te stimuleren. Dit is een taak waarbij de overheid/Platform Bètatechniek een stimulerende en initiërende rol kunnen spelen. Zij zullen leunen op en hulp vragen van de sector en sectorale vertegenwoordigers. Het vergroten van de vijver kan bereikt worden via generieke, landelijke campagnes.
2.
Meer water in de vijver aanbrengen: door bij leerlingen en studenten de interesse in het Deltatechnologie-cluster aan te wakkeren, waardoor het aandeel van het Deltatechnologie-cluster wordt verhoogd. Dat kan o.a. door deltatechnologiecampagnes, maar ook door hapklare brokken ‘deltatechnologie-onderwijs’ te verweven in bestaande onderwijsrichtingen en –vakken. Dat kan ook door gebruik te maken van andere doelgroepen (zie hierna).
3.
Het kleuren van de vijver: door te zorgen dat de vissen in het water (de leerlingen en studenten in het technisch onderwijs) precies voldoen aan de behoeften bij de vragers en daarnaast door te zorgen voor voldoende instroom en voor het beperken van de uitstroom. Dit niveau is minstens zo belangrijk als de niveaus die zijn gericht op het verhogen van de leerlingeninstroom. Aangezien het Deltatechnologie-cluster kwalitatief hoogwaardig en internationaal aansprekend wil blijven, moet de kwaliteit van het personeel daarop zijn afgestemd.
133
Het vissen in de vijver: door ervoor te zorgen dat de juiste gekwalificeerde men-
4.
sen op de openstaande vacatures terechtkomen. Het gaat hierbij met name om het wervingsgedrag en is met name de verantwoordelijkheid van individuele organisatie en bedrijven. Vissen zo lang mogelijk ‘vers’ houden: door te zorgen voor goede arbeidsvoor-
5.
waarden, permanente scholingsmogelijkheden en goede carrièreperspectieven moet voorkomen worden dat werknemers uitstromen uit bedrijven of zelfs het Deltatechnologie-cluster.
L ink tu ss en k n e lp unt en e n st ra t e g isc he n iv ea us Deze strategische niveaus vormen de spil voor bestrijding van de knelpunten (zie Figuur 31). De aankomende tekorten moeten vooral worden bestreden door zowel het aanbod aan technici in het algemeen te vergroten als het aandeel te verhogen dat uiteindelijk voor deltatechnologie kiest. Om het aanbod van arbeidskrachten met zowel bèta- als gammakennis te verhogen, moet afstemming plaatsvinden tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Dit is een kwestie van het ‘kleuren van de vijver’. Verbetering van het imago vindt idealiter op bijna ieder strategisch niveau plaats. In de eerste plaats moet het imago van techniek worden verbeterd. Vervolgens ook het imago van de deltatechnologie. Ook werkgevers in het cluster kunnen een bijdrage leveren aan het imago (bijvoorbeeld bij de werving en zichtbaarheid van de onderneming). Zicht op goede arbeidsvoorwaarden, scholingsmogelijkheden en carrièreperspectieven kunnen ook deels het imago versterken. Deze aspecten zijn tevens bepalend voor de verbetering van de interne doorstroom binnen het cluster. Figuur 31
Link tussen knelpunten, strategische niveau en actielijnen in landelijke strategie
ACTIELIJNEN
KNELPUNTEN
STRATEGISCHE NIVEAUS
Tekorten, m.n. HBO-techniek (te lage instroom technici)
Vergroten van de vijver: verhoging interesse in techniek
Te weinig arbeidskrachten met combinatie beta- en gammakennis
Meer water in de vijver: aandeel deltatechnologie verhogen
Negatief of geen sectorimago
Kleuren van de vijver: kwaliteit vissen afstemmen op vraag
Gebrek aan interne doorstroom
Vissen in de vijver: juiste gekwalificeerde mensen op vacatures
Slechtere arbeidsvoorwaarden t.o.v. concurrerende sectoren
Vissen vers houden: arbeidsvoorwaarden, scholing en carriereperspectieven
Verbeteren bekendheid en imago sector
HBO-lijn: vergroten instroom technici
WO-lijn: versterken concurrentiekracht
Sectorale carrièrepaden en doorstroom
Verbetering arbeidsvoorwaarden, scholing en carriereperspectieven
Ontwikkeling producten centraal niveau voor regionale activiteiten
F ocu s op d o e lg ro e pe n Naast het gangbare onderscheid tussen verschillende onderwijsniveaus, variërend van basisonderwijs tot en met wetenschappelijk onderwijs, is het raadzaam om de strategie uit te werken voor verschillende doelgroepen per niveau. Leerlingen moeten op een andere manier en met een andere boodschap worden benaderd dan werkenden.
134
Daarnaast hebben docenten en ouders een belangrijke invloed op de onderwijs- en beroepskeuze van leerlingen. Acties moeten dus ook gericht zijn op deze groepen. Verder is het raadzaam om zo slim mogelijk gebruik te maken van de kanalen waarmee leerlingen kunnen worden benaderd, bijvoorbeeld door het thema deltatechnologie in te pluggen in populaire computergames en TV-programma’s. Dat betekent dat de acties ook gericht moeten zijn op deze distributiekanalen en partijen daarbinnen.
N a t io na a l v s. R e gi ona a l Gegeven de aard en diversiteit van de knelpunten is een aanpak nodig die zowel vanuit een landelijk integraal perspectief wordt ingestoken (top-down) als vanuit een regionaal perspectief met maatwerkinitiatieven (bottom-up). Een belangrijk onderdeel van de visie is dan ook de knip die wordt gelegd tussen de landelijke activiteiten en activiteiten in de regio. Regionale activiteiten zijn vaak maatwerk en de vraag is hoe deze vanuit een landelijk programmamanagement kunnen worden ondersteund. Wat is de meerwaarde van een centrale coördinatie? Kunnen centraal formats, documentatie en promotiemateriaal worden ontwikkeld die regionaal toepasbaar zijn? Hoe kan kennisdeling (leren van best practices) centraal worden vormgegeven, etc.? Voordelen van een nationale, integrale top-down aanpak en coördinatie in combinatie met een regionale bottom-up aanpak zijn:
Landelijke ontwikkelingen op de arbeidsmarkt kunnen weer worden doorvertaald
Activiteiten en krachten kunnen worden gebundeld. Er kan van elkaar worden ge-
naar acties op regionaal niveau. leerd en ‘best practices’ kunnen worden uitgewisseld op en tussen verschillende niveaus. Bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen kunnen kennis uitwisselen binnen de eigen regio, terwijl via een landelijke coördinatie ook andere regio’s kunnen worden bereikt.
Opschaling kan plaatsvinden van succesvolle regionale initiatieven. Activiteiten met aantoonbare effecten in een regio kunnen via landelijke coördinatie ook in andere regio’s worden toegepast.
10.3 Mogelijke actielijnen landelijke strategie De strategische niveaus die zijn gedefinieerd worden vertaald naar meer concrete actielijnen, weergegeven in Figuur 31. Daardoor ontstaat een duidelijke samenhang tussen de actielijnen en specifieke knelpunten, via de intermediërende strategische niveaus.
L ink tu ss en st ra te g is che n i vea us e n a c t i el i j ne n Er zijn zes actielijnen opgesteld die elk op meerdere strategische niveaus van toepassing kunnen zijn. Het vergroten van de vijver van technici en de hoeveelheid water in de vijver hangen vooral samen met de actielijnen verbetering van de bekendheid en imago van het cluster en actielijnen gericht op het onderwijs, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een HBO- en een WO-lijn. Dit onderscheid is nodig, omdat de knelpunten op de twee niveaus wezenlijk verschillend zijn. Zo is er in het WO sprake van internationale concurrentie en speelt de problematiek van gecombineerde bètaen gammakennis vooral op HBO-niveau. Voor het kleuren van de vijver, oftewel de afstemming van de kwaliteit van schoolverlaters op de vraag van bedrijven, zijn vooral de HBO- en WO-actielijnen van belang. Als de vijver vervolgens voldoende groot is, er genoeg water in zit en goed gekleurd
135
is, zijn bedrijven en organisaties zelf aan zet om geschikt personeel uit de vijver te vissen. Belangrijke actielijnen daarbij zijn verbetering van arbeidsvoorwaarden, permanente scholing en carrièreperspectieven. Dit is nodig om de concurrentie met andere sectoren aan te gaan. Als schoolverlaters carrièreperspectieven zien binnen het Deltatechnologie-cluster als geheel, niet noodzakelijkerwijs bij één specifiek bedrijf, kan dat er toe bijdragen dat er meer mensen kiezen voor het Deltatechnologiecluster. Deze actielijnen zijn ook belangrijk voor het behoud van het al aanwezig personeel (‘binden en boeien’ van het huidige menselijke kapitaal). Hieronder worden de actielijnen uit Figuur 31 in meer detail beschreven.
V er b et e re n be ke nd he i d e n i ma g o se ct or Het imagoprobleem van het cluster is bekend en alle spelers in het cluster zijn ervan doordrongen dat dit moet worden verbeterd. Een duidelijke lijn die vanuit het onderzoek kan worden getrokken is dat veel wordt gezien in een landelijke aanpak met een complete marketingstrategie, als onderdeel van een centrale en breed gedragen visie. Gegeven het belang van deze lijn is het zinvol om een uitgewerkte financierings- en organisatieparagraaf op te nemen voor deze activiteit. Een mogelijkheid is om een promotiefonds te ontwikkelen waar alle spelers in het Deltatechnologie-cluster aan bijdragen, waaruit vervolgens campagnes en activiteiten kunnen worden gefinancierd. Deze marketingstrategie kan het beste worden ontwikkeld in samenwerking met in het onderwijs gespecialiseerde reclame- en communicatiebureaus. Een sterk argument hiervoor is dat deze bureaus veel kennis in huis hebben van verschillende doelgroepen en hoe deze het beste kunnen worden benaderd. Duidelijk is namelijk dat de strategie zich moet richten op verschillende doelgroepen. Leerlingen in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs moeten vooral spelenderwijs een globaal idee krijgen van het belang van en de werkzaamheden in de deltatechnologie, terwijl in een later stadium of in het hoger onderwijs meer vaktechnische aspecten en loopbaanpaden aan de orde kunnen komen. Werkenden, docenten en ouders vergen weer een andere benadering. Tot slot verdient het aanbeveling om de aansprekende projecten die de (mondiale) deltatechnologie uitvoert goed voor het voetlicht te (blijven) brengen. Gebleken is dat grote projecten zoals de kunstmatige eilanden voor de kust van enkele Golfstaten en de Tweede Maasvlakte veel bijdragen aan een sterk en spannend imago van het Deltatechnologie-cluster. Dit kan beter benut worden.
H B O - l ij n: v e rg r ot en va n d e i ns tr oo m t e chn i c i Duidelijk is dat er in de toekomst vooral tekorten zijn aan technici op hbo-niveau. Steeds meer wordt van dit type personeel tevens commerciële kennis gevraagd. De huidige watermanagementopleidingen bij HBO-instellingen hebben de potentie om de benodigde aantallen studenten af te leveren in de toekomst, maar vooralsnog gebeurt dit nog onvoldoende. Deze opleidingen trekken ook relatief veel vrouwen aan, hetgeen betekent dat met deze opleidingen het water in de vijver wordt vergroot, zeker als deze in staat blijken om naar de toekomst nog meer vrouwen te interesseren voor een technische opleiding in de richting van de Deltatechnologiesector. Het vergroten van het aantal instromers kan deels via de landelijke campagne worden vergroot, maar op regionaal en locaal niveau moeten vooral de instellingen hun eigen opleidingen voor het voetlicht brengen. Bedrijven en organisaties kunnen de potentie vervolgens nog verder verhogen door in samenwerking met de onderwijsinstellingen heel
136
goed in beeld te brengen wat er precies nodig is om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verder te verbeteren. Verder is het goed een discussie tussen bedrijven en instellingen aan te gaan en te kijken hoe zo goed mogelijk aan de kwalitatieve wensen van de bedrijven kan worden voldaan als het gaat om de verhouding generiek vs. specialistisch onderwijs.
W O- l i j n: v er st e rk en con cu r re nt i ek ra c ht Met betrekking tot het personeel op WO-niveau is allereerst een goede monitoring van belang. Medewerkers op dit niveau zijn mobieler op de arbeidsmarkt dan op lagere niveaus en bewegen meer op de arbeidsmarkt op basis van aspecten als hoogte van het inkomen, status en inhoud van het werk. Het is zaak om goed te weten welke factoren WO-afgestudeerden doen kiezen voor het cluster of wat ze doet besluiten om elders een baan te zoeken. Omdat de technische universiteiten te maken hebben met concurrentie vanuit buitenlandse universiteiten, moeten de Nederlandse technische opleidingen op het gebied van water en delta zich ook internationaal profileren. Internationale thematische conferenties, Engelstalige profilering en uitwisselingsprojecten kunnen hieraan een bijdrage leveren. Voor een versterking/behoud van de concurrentiekracht van de technische universiteiten, maar ook van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster is het zaak om te blijven investeren in dit onderwijs. Een overheid die een sterk Deltatechnologie-cluster nastreeft moet daar ook naar handelen en juist investeren in onderwijs- en kennisinfrastructuur. Door meer programma’s rond inhoud specifiek voor het Deltatechnologie-cluster te organiseren kunnen de technische universiteiten beter aansluiten bij de kansen en wensen in de arbeidsmarkt.
S ect o ra le ca r r iè r epa d en en d oo r st ro om Een belangrijke lijn is verder het behoud van het huidige personeel binnen het cluster. Met de verwachte tekorten en het afnemende aanbod van personeel als gevolg van de ontgroening en vergrijzing neemt het belang van het behoud van het aanwezige menselijke kapitaal sterk toe. De grootste uitdaging ligt in het ontwikkelen van sectorale carrièrepaden. In de eerste plaats moeten individuele bedrijven hun personeel carrièreperspectieven en doorgroeimogelijkheden bieden om ze gemotiveerd te houden en uitdaging te bieden. Werknemers krijgen zo meer binding met de organisatie. Ten tweede moeten op een hoger niveau bedrijven en organisaties in het Deltatechnologie-cluster gezamenlijk werk maken van om carrièrepaden op sectorniveau inzichtelijk te maken en doorstroom van medewerkers binnen het cluster bevorderen. Daarvoor is het nodig dat bedrijven over elkaars schutting kijken en begrip voor elkaar kweken met betrekking tot de arbeidsmarktproblematiek. Dit vormt de basis voor samenwerking tussen bedrijven. Als werknemers in het cluster goed zicht hebben op hun doorgroeimogelijkheden binnen het Deltatechnologie-cluster vergroot dit de kans dat deze werknemers voor langere tijd binnen het cluster werkzaam zijn (binding met het cluster). Dit is uiteindelijk in het belang van alle werkgevers in het cluster. Een betere transparantie met betrekking tot mogelijke carrièrepaden zorgt tevens voor een verhoging van de aantrekkingskracht van het cluster voor mensen die actief zijn buiten het cluster. Dit kan weer de arbeidsmarktinstroom vanuit het onderwijs en de zijinstroom vanuit concurrerende sectoren verhogen.
137
V e r b et er en a rb e i dsv oo rw a a r d en, sc ho l in g en ca r ri è r ep e rs pe ct i ev en Om uitstroom naar andere sectoren te voorkomen zullen de arbeidsvoorwaarden in het cluster moeten worden verbeterd. Uit de studie blijkt dat er minder goed wordt betaald dan in andere sectoren en dat veel vrouwen en mannen in de leeftijd van 3035 jaar het cluster verlaten om deze reden. Ook wordt vanuit het bedrijfsleven soms de overstap gemaakt naar een omgeving waarin werken en ouderschap beter is te combineren. Uit de rondetafeldiscussie blijkt dat dit een vertrek uit het bedrijfsleven binnen het cluster kan betreffen, of een permanent vertrek uit het cluster. Het is daarom zinvol om een goede analyse te maken van verschillen tussen sectoren en tussen verschillende groepen werkgevers binnen het cluster en daar vervolgens met het cluster maatregelen op te nemen. Ook permanente scholing en het bieden van carrièreperspectieven kan uitstroom voorkomen. Werknemers blijven sneller bij het bedrijf als ze voldoende ontplooiingsmogelijkheden voor zichzelf zien. Dit geldt met name voor hoger opgeleiden.
O ntw i kk e l in g p ro duc t en o p c en t ra a l n i vea u vo or r eg i ona l e in i t ia t i ev en Het samenspel tussen de activiteiten op landelijk niveau en op regionaal/lokaal niveau kan verder worden versterkt door op centraal niveau producten te ontwikkelen die bruikbaar zijn voor regionale initiatieven. Gedacht kan worden aan bepaalde formats, websites, tools, documentatie etc. In het onderwijs bijvoorbeeld kunnen standaard lespakketten worden ontwikkeld voor vakken in het voortgezet onderwijs (aardrijkskunde) die docenten met relatief weinig tijdsinvestering in hun lessen kunnen inpassen.
10.4 Een hoog ambitieniveau stelt hogere eisen aan de maatregelen Voorgaande maatregelen zijn reeds noodzakelijk als van de basisprognose (zie Paragraaf 5.1) wordt uitgegaan. Een offensieve strategie en hoog ambitieniveau stellen nog hogere eisen aan de maatregelen. Zo zal meer moeten worden geïnvesteerd in de aantrekkelijkheid en marketing van (werken in) het cluster, zowel nationaal als internationaal. Dutch Delta Design 2012 past hier natuurlijk prima in. De (inter)nationale aantrekkingskracht van het cluster op bedrijven én human capital zal daarmee toenemen, waardoor veel van de geconstateerde knelpunten kunnen worden weggenomen en de vijver waaruit kan worden gevist wordt vergroot.
10.5 Tenslotte Dit rapport biedt inzicht in de toekomstige ontwikkeling van de arbeidsmarkt deltatechnologie en de verwachte knelpunten daarin, met een horizon tot 2020. De arbeidsmarkt is dynamisch, zo blijkt ook uit de snelle omslag van een krappe naar een ruime arbeidsmarkt tijdens de economische crisis. Voor het beoordelen van de effectiviteit van het arbeidsmarktbeleid is het van belang om de ontwikkelingen nauwgezet te blijven volgen. Een betrouwbare prognose- en monitoringsystematiek kan inzichtelijk maken of bepaalde knelpunten ernstiger worden of juist afnemen in belang. Een betere evaluatie en bijsturing van het beleid kan op basis hiervan plaatsvinden. Het NWP kan hierbij een belangrijke rol als aanjager spelen door de informatie in haar netwerk te verspreiden en acties in gang te zetten op de verschillende strategische niveaus. Onderwijsinstellingen kunnen zo beoordelen of zij voldoende gekwalificeerde mensen afleveren aan het cluster, terwijl individuele bedrijven hun HRM-beleid en andere (wervings-)activiteiten kunnen aanpassen aan de meest recente ontwikkelingen.
138
Bijlagen
139
BIJLAGE 1
Onderzoeksverantwoording K l a nk bo rd g ro e pl e d en De studie is begeleid door een klankbordgroep bestaande uit de volgende leden: Fries Heinis – Vereniging van Waterbouwers William van Niekerk – BAM Infra Jan Coppes – NLingenieurs Ruud Termaat - Rijkswaterstaat Namens de opdrachtgever hebben Bart Budding (Rebel Group), Lennart Silvis en Renée Vergouwe (beiden NWP) zitting gehad in het klankbordgroepoverleg.
D e sk re sea r ch In het kader van de studie zijn veel documenten verzameld en bestudeerd. De volgende documenten zijn met name van belang geweest voor de studie: Wereld om Water United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), Investment and financial flows to address climate change, 2007. STD, Sector Review 2008, The Consulting Engineering and Architectural Groups. D. Collis, M. Rukstad: ‘Can you say what your strategy is?’; Harvard Business Review, april 2008. Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT), Backing winners, 2003. NWP, Rijkswaterstaat, Deltares, Leren, presteren en inspireren, innoveren in de delta, 2009. Wetenschappelijke Raad voor de Regering (WRR), ‘Innovatie vernieuwd, opening in viervoud’, Amsterdam University Press, 2008. G. Berkhout en W. De Ridder, ‘Vooruitzien is regeren, leiderschap in innovatie’, Prentice Hall 2008. H2O 24, ‘Bestuurlijke ontpoldering’, 2009. Muizer, A.P., Basismeting Innovatieprogramma Watertechnologie, 2008. Muizer, A.P. en A. Leusink, Economische betekenis van waterzuiveringstechnologie voor Nederland, 2005. Muizer, A.P., Economische betekenis en de extra R&D-potentie van de chemiesector, 2007. Arnoud Muizer (EIM) en Marcel van den Bergh (DHV), Strategic watercards, International opportunities for the Dutch water sector, 2002. Diverse werken van Michael Porter
I nt er v ie ws Met de volgende personen en instanties zijn interviews gehouden: Ingenieursbureaus René Noppeney –Royal Haskoning Frank Goossensen - Arcadis Peter van der Kolk – Fugro
141
Aannemers Mark Lindo - Van Oord Frank Verhoeven - Boskalis Taco Heseding - Ballast Nedam Overige bedrijven Arnold Lobbrecht – HydroLogic/Unesco IHE Landschapsarchitectuur Lodewijk van Nieuwenhuijze – H++S Landschapsarchitecten Waterschappen Peter Glas - Waterschap de Dommel Onderwijs-/kennisinstellingen Erik Jansen – Deltares Wim Cofino – Alterra Bert Hooijer – Hogeschool Rotterdam Overige Rein van der Kluijt – RWS/HID Zeeland Corné Nijburg - CURNET Henk Janssens - Nederland Maritiem Land (NML)
D e e ln e me rs ron d eta fe l se s si e s 1 en 2 Sven Asijee - Tauw Matthijs Kok - HKV Wim Klomp - DHV Henk Nieboer - Witteveen + Bos Johan van der Pol - Dura Vermeer Floor Boerwinkel - Arcadis Jeroen Terlingen - Van den Herik Ine Neven – Provincie Zuid-Holland Opdrachtgevers Renée Vergouwe - NWP Bart Budding – Rebel Group Lennart Silvis - NWP Opdrachtnemers Teun Morselt - Blueconomy Arnoud Muizer – Panteia
D e e ln e me rs ron d eta fe l se s si e a r b e id sma rk t p er sp e ct i ev en Dirk Jan Heijnis – Unie van Waterschappen Henry Bleker – Vereniging van Waterbouwers Egon Baldal – RWS Zeeland Sven Asijee - Tauw Frank Sanders – TU Delft Jacolien Eijer – Waterdienst Rob de Blaey - Deltares
142
T e le fo n isc he en qu êt e Tot het Deltatechnologie-cluster worden naast de waterschappen bedrijven uit gerekend die 20% of meer van hun omzet behalen in het Deltatechnologie-cluster. Op basis van lidmaatschapgegevens van NLingenieurs, de Vereniging van Waterbouwers, de afdeling Waterbouw van Bouwend Nederland en van de Unie van Waterschappen is een kernbestand aangelegd. Dit bestand is verder aangevuld met overige bedrijven uit de natte waterbouw met minimaal 5 werkzame personen opgenomen (bron: CBS) en met bedrijven met minimaal 10 werkzame personen die zijn opgenomen in de CBS-statistieken onder het kopje ‘Technisch ontwerp en advies voor GWW, stedenbouw-, verkeers-, tuin en landschapskunde, ruimtelijke ordening en planologie’. Toeleveranciers van machines, apparaten en producten aan deze spelers (waterbouwbedrijven, ingenieurs en waterschappen) zijn niet meegenomen in de bestand. Het kernbestand bestaat uit 180 bedrijven (van concerns zijn alleen de hoofdvestigingen in dit aantal meegenomen) en waterschappen. De aanname voor de berekeningen is geweest dat deze bedrijven goed zijn voor 90% van de totale nationale omzet in deltatechnologie. Het totaal aantal spelers in deze sector wordt geschat op circa 450. Via de enquête zijn uiteindelijk 98 netto gesprekken gevoerd met bedrijven uit dit bestand. Deze zijn als volgt verdeeld over verschillende groepen actoren: waterbouwbedrijven: 42 (56% van het totale aantal in het kernbestand) ingenieursbureaus: 42 (61% van het totale aantal in het kernbestand) waterschappen: 14 (52% van het totale aantal in het kernbestand)
143
V r a g en l i js t te l ef on is ch e en qu ê te
INTRO Type Tekst
V00
Tekst
Items
CATI introductietekst Goede<%~_DayPart_%> mevrouw/mijnheer, u spreekt met <%~_IterName_%> van het Panteia. In opdracht van de NWP (Netherlands Water Partnership) maken wij een overzicht van de economische kenmerken en kansen van de Nederlandse deltatechnologiesector met het doel om de sector verder te versterken Mag ik u hierover een aantal vragen stellen?
Graag wil ik beginnen met enkele algemene vragen. Maakt uw bedrijf deel uit van een onderneming met meerdere vestigingen? Code 1 2
V00A
Omschrijving ja nee, dit is de enige vestiging
Voorwaarde Tekst
V00 = 1 Is dit de hoofdvestiging of een nevenvestiging, een filiaal?
Items
Code 1 2
V01A Tekst
Items
V01B Tekst
Omschrijving hoofdvestiging nevenvestiging
De Deltatechnologiesector bestaat uit de deelmarkten waterbouw, waterbeheer en water en groen. Is uw bedrijf werkzaam in de Deltatechnologiesector? Code 1 2
Omschrijving ja nee
Routing
Levert uw bedrijf diensten of producten aan andere partijen die werkzaam zijn in de Deltatechnologiesector zoals waterschappen, overheidsinstanties of landschapsinrichters? (ENQ: ook de overheid (provincies, gemeenten, ministeries, Rijkswaterstaat zijn als afnemer actief in de watersector)
Items
Routing Routing geen
V01C
Code 1 2
Omschrijving ja nee
einde
Tekst
Maken deze werkzaamheden meer of minder dan 20% van de totale omzet van uw <%~Bedrv%> uit?
Items
Code 1 2
Routing Routing geen
144
einde
Omschrijving minder dan 20% meer dan 20%
V02A
Vraagsoort Tekst
Items popup In welke deelmarkten van de deltatechnologiesector is uw <%~Bedrv%> zelf of als toeleverancier van producten of diensten actief? Bent u in deze deelmarkt nationaal en/of internationaal actief?
Items
Code 1 2 3
Omschrijving ‘Waterbouw’ ‘Waterbeheer’ ‘Water en Groen’
Labels
Code 1 2 3 4
Omschrijving ja, uitsluitend nationaal ja, uitsluitend internationaal ja, zowel nationaal als internationaal nee, niet in deze deelmarkt actief
V02B Tekst
In welke van deze deelmarkten is uw bedrijf het sterkst?
Routing
A01
Voorwaarde Tekst
( V02A_1 = 2) or (V02A_1 = 3) Kunt u aangeven in welke van de volgende segmenten van de deelmarkt ‘waterbouw’ uw <%~Bedrv%> zelf of als toeleverancier van producten of diensten actief is? <%~TkstA1%>
Items
Code 1 2 3 4 5 6
Omschrijving ‘baggeren/duurzaam baggeren’ ‘waterkeringen en hoogwaterbestrijding’ ‘Kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning’ ‘rivierinrichting’ ‘havenontwikkeling en havenbeheer’ ‘civiele techniek in de off-shore’
Labels
Code 1 2 3 4
Omschrijving ja, uitsluitend nationaal ja, uitsluitend internationaal ja, zowel nationaal als internationaal nee, niet actief
Routing
A01b
Voorwaarde Tekst
TelA1N > 1 Als u de totale BINNENLANDSE omzet van uw <%~Bedrv%> in de water bouw op 100% stelt, kunt u dan aangeven hoe deze omzet over deze seg menten is verdeeld?
Items
Code 1 2 3 4 5 6
Omschrijving Baggeren/duurzaam baggeren | % Waterkeringen en hoogwaterbestrijding | % Kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning | % Rivierinrichting | % Havenontwikkeling en havenbeheer | % Civiele techniek in de offshore | %
Routing
A01d
Voorwaarde Vraagsoort Tekst
TelA1N > 0 Numeriek Welk aandeel hebben deze segmenten gezamenlijk in de totale BINNENLANDSE omzet van uw <%~Bedrv%>? (ENQ: het is belangrijk aan te geven of de vraag wordt beantwoord voor vestiging of voor het gehele bedrijf)
145
A01c
Voorwaarde Tekst
TelA1I > 1 Als u de totale BUITENLANDSE omzet van uw <%~Bedrv%> in de waterbouw op 100% stelt, kunt u dan aangeven hoe deze omzet over deze segmenten is verdeeld?
Items
Code 1 2 3 4 5 6
A01e
Voorwaarde Vraagsoort Tekst
A02
Voorwaarde Tekst
Omschrijving Baggeren/duurzaam baggeren | % Waterkeringen en hoogwaterbestrijding | % Kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning | % Rivierinrichting | % Havenontwikkeling en havenbeheer | % Civiele techniek in de offshore | %
TelA1I > 0 Numeriek Welk aandeel hebben deze segmenten gezamenlijk in de totale BUITENLANDSE omzet van uw <%~Bedrv%>? (ENQ: het is belangrijk aan te geven of de vraag wordt beantwoord voor vestiging of voor het gehele bedrijf)
A02a = 1 Welk van deze segmenten kent wereldwijd de grootste marktvraag? Welke dan? etc. ENQ: Noteer 1 bij grootste markt, 2 bij volgende etc..
Items
A04
Code 1 2 3 4 5 6
Omschrijving ‘baggeren/duurzaam baggeren’ ‘waterkeringen en hoogwaterbestrijding’ ‘Kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning’ ‘rivierinrichting’ ‘havenontwikkeling en havenbeheer’ ‘civiele techniek in de off-shore’
Tekst
Kunt u per segment aangeven hoe de wereldwijde marktvraag zich in de komende 10 jaar gaat ontwikkelen? Is sprake van een sterke groei, groei, groei noch krimp, krimp, sterke krimp (ENQ: het gaat dus om de totale marktvraag wereldwijd)
Items
Code 1 2 3 4 5 6
Omschrijving ‘baggeren/duurzaam baggeren’ ‘waterkeringen en hoogwaterbestrijding’ ‘Kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning’ ‘rivierinrichting’ ‘havenontwikkeling en havenbeheer’ ‘civiele techniek in de off-shore’
Labels
Code 1 2 3 4 5
Omschrijving sterke groei groei geen groei/geen krimp krimp sterke krimp
A05
Vraagsoort Tekst
Multiple response Op welke van de volgende functionele gebieden is uw <%~Bedrv%> in de waterbouw actief?Enq.: MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK. LEES OP. advisering (ENQ: het kan gaan om economische, financiële, juridische, organisatieadvisering) engineering (ENQ: ingenieursdiensten, waaronder design, technisch ontwerp en technische advisering)
Items
Code
146
Omschrijving
1 2 3 4 5 6 7 8
A06
Voorwaarde Vraagsoort Tekst
Items
TelA5 > 1 Numeriek Als u de totale omzet van uw <%~Bedrv%> in de waterbouw op 100% stelt, kunt u dan aangeven hoe deze omzet over deze functionele gebieden is verdeeld? Code 1 2 3 4 5 6 7 8
A07
research & development advisering engineering financiering contracting en realisatie (aannemerij) levering van apparatuur en systemen verzorging van management en onderhoud training en/of institutionele ontwikkeling (ENQ: ook kennisoverdracht)
Omschrijving
Voorwaarde
research & development | % advisering | % engineering | % financiering | % contracting en realisatie (aannemerij) | % levering van apparatuur en systemen | % verzorging van management en onderhoud | % training en/of institutionele ontwikkeling (ENQ: ook kennisoverdracht) | %
Voorwaarde Tekst
A05 is not don't know Kunt u per functioneel gebied aangeven hoe uw bedrijfsomzet zich in de komende 10 jaar gaat ontwikkelen? Is sprake van een sterke groei, groei, groei noch krimp, krimp, sterke krimp
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7 8
Omschrijving research & development advisering (ENQ: ook juridische diensten) engineering financiering contracting en realisatie (aannemerij) levering van apparatuur en systemen verzorging van management en onderhoud training en/of institutionele ontwikkeling (ENQ: ook kennisoverdracht)
Labels
Code 1 2 3 4 5
Omschrijving sterke groei groei geen groei/geen krimp krimp sterke krimp
AA01
Voorwaarde Tekst
V02A_1 = 1 Kunt u aangeven in welke van de volgende segmenten van de deelmarkt ‘waterbouw’ uw <%~Bedrv%> zelf of als toeleverancier van producten of diensten actief is?
Items
Code 1 2 3 4 5 6
Omschrijving ‘baggeren/duurzaam baggeren’ ‘waterkeringen en hoogwaterbestrijding’ ‘Kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning’ ‘rivierinrichting’ ‘havenontwikkeling en havenbeheer’ ‘civiele techniek in de off-shore’
Labels
Code
Omschrijving
147
1 2
AA01b
Voorwaarde Tekst
Items
ja, actief nee, niet in op dit terrein actief
TelAA1 > 1 Als u de totale BINNENLANDSE omzet van uw <%~Bedrv%> in de waterbouw op 100% stelt, kunt u dan aangeven hoe deze omzet over deze segmenten is verdeeld? Code 1 2 3 4 5 6
AA01d
Voorwaarde Tekst
Omschrijving Baggeren/duurzaam baggeren | % Waterkeringen en hoogwaterbestrijding | % Kustinrichting | % Rivierinrichting | % Havenontwikkeling | % Civiele techniek in de offshore | %
Voorwaarde AA01_1 = 1 AA01_2 = 1 AA01_3 = 1 AA01_4 = 1 AA01_5 = 1 AA01_6 = 1
TelAA1 > 0 Welk aandeel hebben deze segmenten gezamenlijk in de in de totale omzet van uw <%~Bedrv%>? (ENQ: het is belangrijk aan te geven of de vraag wordt beantwoord voor vestiging of voor het gehele bedrijf)
AA02 Tekst
U exporteert niet, maar zou u wel willen exporteren?
Items
Code 1 2
Omschrijving ja nee
AA03 Tekst
Items
AA04
Op welke van de volgende functionele gebieden is uw <%~Bedrv%> in de waterbouw actief? Enq.: MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK. LEES OP. advisering (ENQ: het kan gaan om economische, financiële, juridische, organisatieadvisering) engineering (ENQ: ingenieursdiensten, waaronder design, technisch ontwerp en technische advisering) Code 1 2 3 4 5 6 7 8
Omschrijving research & development advisering (ENQ: ook juridische diensten) engineering financiering contracting en realisatie (aannemerij) levering van apparatuur en systemen verzorging van management en onderhoud training en/of institutionele ontwikkeling (ENQ: ook kennisoverdracht)
Voorwaarde Tekst
TelAA3 > 1 Als u de totale omzet van uw <%~Bedrv%> in de waterbouw op 100% stelt, kunt u dan aangeven hoe deze omzet over deze functionele gebieden is verdeeld?
Items
Code 1 2
148
Omschrijving research & development | %
3
advisering (ENQ: ook juridische diensten) | % engineering | %
4
financiering | %
5
contracting en realisatie (aannemerij) | %
Voorwaarde AA03 contains [1] AA03 contains [2] AA03 contains [3] AA03 contains [4] AA03 contains
6
levering van apparatuur en systemen | %
7
verzorging van management en onderhoud | % training en/of institutionele ontwikkeling (ENQ: ook kennisoverdracht) | %
8
AA05
[5] AA03 contains [6] AA03 contains [7] AA03 contains [8]
Voorwaarde Tekst
AA03 is not don't know Kunt u per functioneel gebied aangeven hoe uw bedrijfsomzet zich in de komende 10 jaar gaat ontwikkelen? Is sprake van een sterke groei, groei, groei noch krimp, krimp, sterke krimp
Items
Code 1
Labels
Omschrijving research & development
2
advisering (ENQ: ook juridische diensten)
3
engineering
4
financiering
5
contracting en realisatie (aannemerij)
6
levering van apparatuur en systemen
7
verzorging van management en onderhoud
8
training en/of institutionele ontwikkeling (ENQ: ook kennisoverdracht)
Code 1 2 3 4 5
Voorwaarde AA03 contains [1] AA03 contains [2] AA03 contains [3] AA03 contains [4] AA03 contains [5] AA03 contains [6] AA03 contains [7] AA03 contains [8]
Omschrijving sterke groei groei geen groei/geen krimp krimp sterke krimp
Voor de deelmarkten waterbeheer en water en groen dezelfde blokken als A en AA. E09
Tekst
Hoe belangrijk zijn de volgende aspecten voor de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster? U kunt antwoorden met zeer belangrijk, belangrijk, niet belangrijk/niet onbelangrijk, onbelangrijk.
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Labels
E09b Tekst
Code 1 2 3 4
Omschrijving het bieden van integrale oplossingen wegnemen van de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt meer investeren in wetenschappelijk onderzoek meer investeren in innovatie waaronder demonstratieprojecten en proeflocaties meer samenwerking tussen Nederlandse bedrijven in de keten/elkaar meer gunnen meer ruimte voor innovatie in aanbestedingen beter benutten van internationale relaties/netwerken (waaronder ambassades) meer rivaliteit tussen Nederlandse bedrijven onderling betere marketing van Nederland als deltatechnologieland Omschrijving zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk/niet onbelangrijk onbelangrijk
Welk aspect is in uw ogen verder van belang?
149
E02
Tekst
Wat is de belangrijkste groeikans die u voor uw EIGEN bedrijf ziet in deze sector? (ENQ: GRAAG CONCRETISEREN: in een bepaald segment, zo ja welk, rond een nieuw product of dienst zo ja, welk, NIET kansen in nieuwe geografische markten (komt hierna))
E03
Tekst
Items
E06
Tekst
In welke van de volgende regio's doet deze kans zich met name voor? Enq.: MEERDERE ANTWOORDEN MOGELIJK. Cod 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Omschrijving West-Europa/Noord-Amerika Centraal en Oost-Europa Midden-Oosten/ Noord-Afrika Centraal-Azië (voormalige Sovjet Unie) Japan, Korea, Taiwan, Australië Subcontinent (India, Pakistan, Bangladesh) China Zuidoost Azië Latijns-Amerika Sub-Sahara Afrika
Wat heeft u nodig om deze kans te benutten? ENQ: meerdere antwoorden mogelijk, wel langs lopen maar het gaat om datgene wat ÉCHT belangrijk is, waar men op dit moment onvoldoende van in huis heeft.
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7
E04
Tekst
Omschrijving meer kennis van benodigde technologieën meer kennis van de markt en van gebruikers samenwerking met andere bedrijven samenwerking met kennisinstellingen openen van nieuwe vestigingen of deelnemingen in buitenland financiële middelen NIETS nodig
Exclusief
•
Welke technologieën en kennis zijn belangrijk om deze kans te benutten? (ENQ: langs categorieën lopen)
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7 8
Omschrijving ‘deltatechnologie’ ‘meet- en regeltechniek’ ‘sensortechnologie’ ‘procestechnologie’ ‘materiaaltechnologie’ ‘producttechnologie’ ‘ICT’ ‘(geo-)hydrologie’
Labels
Code 1 2
Omschrijving ja nee
E05
Tekst
Items
150
Hoe oordeelt U over het Nederlandse niveau m.b.t. deze technologieën en kennis? Code 1 2
Omschrijving zeer goed goed
3 4 5
E07
Vraagsoort Tekst
niet goed/niet slecht slecht zeer slecht Multiple response Welke nationaal of internationaal opererende bedrijven beschouwt u als koploper in de watersector als het gaat om technologiegebruik, R&D en kennis? Enq.: Maximaal 3, Goed de naam en land noteren. Land afkorten mag. Noteer als volgt: Stratus marktonderzoek, Nederland.
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
D01
Vraagsoort Tekst
Omschrijving ons eigen bedrijf ARCADIS in Nederland DHV in Nederland Royal Haskoning in Nederland Witteveen + Bos in Nederland Van Oord in Nederland Boskalis in Nederland Jan de Nul in België DEME (Dredging International) in België Fugro in Nederland Grontmij in Nederland bedrijf (in land): bedrijf (in land): bedrijf (in land): wil niet zeggen
Open categorie
Exclusief
• • • •
Numeriek Ik wil u nu enkele vragen stellen over uw bedrijfsprestaties en ontwikkelingen hierin. Hoeveel personen, uitgedrukt in FTE en met in begrip van tijdelijke krachten en eigenaren, waren op 1 januari 2009 in uw <%~Bedrv%> werkzaam? ENQ.: FTE staat voor fulltime equivalent en is gelijk aan 40 uur
D04
Vraagsoort Tekst
Numeriek Hoeveel waren dat er 5 jaar geleden ? (ENQ: 1 januari 2004)
D02
Vraagsoort Tekst
Numeriek Hoeveel R&D-medewerkers, wederom in FTE zijn naar schatting werkzaam in uw <%~Bedrv%>? ENQ.: FTE staat voor fulltime equivalent en is gelijk aan 40 uur
D03
Voorwaarde Vraagsoort Tekst
D02 is don't know Single response Kunt u wel aangeven welk percentage dat is van het totaal aantal FTE's? Is dat...
Items
Code 1 2 3 4
Omschrijving minder dan 5% van 5% tot 20% van 20% tot 50% van 50% tot 80%
151
5
D05
Vraagsoort Tekst
D06
Voorwaarde Vraagsoort Tekst
80% of meer
Numeriek Hoeveel vacatures heeft uw <%~Bedrv%> op dit moment?
(D05 <> 0) and (D05 is not don't know) Numeriek Op welk opleidingsniveau heeft uw <%~Bedrv%> op dit moment vacatures? Kunt u voor de volgende categorieën aantallen noemen? INT: Het totaal moet uitkomen op :<%~D05_1%>.
Items
Code 1 2 3 4 5
D09
Vraagsoort Tekst
D11
Vraagsoort Tekst
D12
Vraagsoort Tekst
D16
Vraagsoort Tekst
Omschrijving WO-niveau: | personen HBO-niveau | personen HAVO/VWO-niveau: | personen VMBO-niveau: | personen BO-niveau: | personen
Single response Heeft uw bedrijf de laatste drie jaar ook producten of diensten op de markt gebracht die nieuw zijn voor Uw bedrijf?
Single response Werkt uw bedrijf met andere bedrijven of instellingen samen om vernieuwingsprojecten uit te voeren?
Single response Participeert uw bedrijf in een internationaal onderzoeksnetwerk of programma?
Numeriek Hoeveel bedroeg de TOTALE omzet in MILJOENEN EURO'S van uw <%~Bedrv%>, dus de deltatechnologiesector plus eventuele andere sectoren, in 2008? (NB: DUIDELIJK AANGEVEN OF HET VOOR DE VESTIGING OF VOOR HET BEDRIJF TOTAAL MOET WORDEN BEANTWOORD)
D16B Tekst
<%~TkstD16B%>
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
152
Omschrijving minder dan 50.000 euro van 50.000 tot 100.000 euro van 100.000 tot 200.000 euro van 200.000 tot 500.000 euro van 500.000 tot 1.000.000 euro van 1.000.000 tot 5.000.000 euro ( 1 - 5 miljoen) van 5.000.000 tot 10.000.000 euro ( 5 - 10 miljoen) van 10.000.000 tot 20.000.000 euro ( 10 - 20 miljoen) van 20.000.000 tot 30.000.000 euro ( 20 - 30 miljoen) van 30.000.000 tot 40.000.000 euro ( 30 - 40
miljoen) van 40.000.000 tot 50.000.000 euro ( 40 - 50 miljoen) van 50.000.000 tot 100.000.000 euro( 50 - 100 miljoen) van 100.000.000 tot 250.000.000 euro (100 - 250 miljoen) van 250.000.000 tot 500.000.000 euro (250 - 500 miljoen) van 500.000.000 euro tot 1 miljard (500 miljoen 1 miljard) van 1 miljard tot 2 miljard van 2 miljard tot 3 miljard van 3 miljard tot 4 miljard van 4 miljard tot 5 miljard meer dan 5 miljard
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
D16c
Voorwaarde Tekst
(Internationaal > 0) or (Beide > 0) Welk percentage van deze omzet behaalt u in het buitenland? (ENQ: via export en buitenlandse vestigingen of deelnemingen)
D16d
Voorwaarde Vraagsoort Tekst
D16c is don't know Single response Kunt u wel aangeven in welke van de volgende categorieen het percentage van de totale omzet behaalt in het buitenland valt? Is dat...
Items
Code 1 2 3 4 5
E010a
Vraagsoort Tekst
Omschrijving minder dan 5% van 5% tot 20% van 20% tot 50% van 50% tot 80% 80% of meer
Single response Graag zouden we degene die verantwoordelijk is voor personeelszaken apart nog enkele vragen stellen over de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de sector. Weet u wie we daar het beste voor kunnen benaderen?
expeind Dit waren alle vragen, hartelijk dank voor uw medewerking!"
153
Onderzoeksverantwoording Arbeidsmarktperspectieven B ro nn en w erk g e le ge nh ei d s da ta De omvang van de werkgelegenheid in FTE’s in het Deltatechnologie-cluster is primair vastgesteld op basis van de enquête die onder bedrijven en instellingen in het cluster is gehouden. Om de uitkomsten te valideren is tevens gekeken naar werkgelegenheidsstatistieken van het CBS en arbeidsproductiviteitcijfers die zijn ontleend aan de productiestatistieken en de waterschapsstatistiek van het CBS. Ook zijn de meest recente publicaties over de maritieme cluster van NML geraadpleegd. Onderstaande tabellen geven een beeld van de samenstelling. Tabel B.1 Onderbouwing omvang werkgelegenheid deltatechnologie in fte’s, 2009 sbi
bedrijfsklasse
binnenland
buitenland
totaal
4524
natte waterbouw
5.700
2.450
8.150
74202/74203
technisch ontwerp (delta gerelateerd)*
5.850
1.150
7.000
7513
waterschappen (delta gerelateerd)**
4.700
0
4.700
divers
overig (m.n. toeleveranciers)
5.950
0
5.950
totaal
22.200
3.600
25.800
*
naar schatting 10% van 74202 en 85% van 74203 is gerelateerd aan deltatechnologie
**
ca. 45% personeel waterschappen is delta gerelateerd (komt overeen met 37% uitgaven)
Bron: Panteia-EIM op basis van de enquête, het CBS en NML.
Tabel B.2 Verdeling werkgelegenheid bedrijfsklassen over deelsectoren deltatechnologie in fte’s, 2009 waterbouw waterbouwers
7.300
technisch ontwerp (ingenieursbureaus)
3.600
waterschappen
1.300
overig
4.700 16.900
waterbeheer waterbouwers
600
technisch ontwerp (ingenieursbureaus)
1.900
waterschappen
2.000
overig
800 5.300
water en groen waterbouwers
200
technisch ontwerp (ingenieursbureaus)
1.600
waterschappen
1.400
overig
400 3.600
totaal deltatechnologie
25.800
Bron: Panteia op basis van de enquête, het CBS en NML.
Naast het aantal van 25.800 FTE’s bij bedrijven en schappen zijn op het gebied van beheer, management en onderhoud in totaal 6.500 FTE’s werkzaam bij het Rijk, provincies en gemeenten. In totaal zijn derhalve 32.300 FTE’s werkzaam in het Deltatechnologie-cluster. De verdeling van de personeelsomvang naar opleidingsniveau en richting is gebaseerd op de Enquête Beroepsbevolking 2008 van het CBS.
155
P ro gn os es De prognoses 2010-2013 en 2014-2020 zijn gemaakt met behulp van het sectormodel PRISMA-K en PRISMA-M van Panteia (EIM). PRISMA is een acroniem voor Policy Research Instrument for Size-aspects in Macroeconomic Analysis. De modellen zijn door Panteia (EIM) zelf ontwikkeld en worden voor diverse doeleinden ingezet. Er bestaan aparte modules voor prognoses op de korte termijn (1-2 jaar vooruit, genaamd PRISMA-K) en voor de middellange termijn (3-10 jaar vooruit, genaamd PRISMA-M). Het model PRISMA-M is vooral geschikt voor de constructie van vooruitzichten voor de middellange termijn. Voornamelijk de mogelijkheid om veranderingen in het productiepatroon zichtbaar te maken en de mogelijkheid om met scenario’s en beleidsvarianten te werken, maakt het model aantrekkelijk. Het model onderscheidt standaard 20 sectoren. Maatwerk behoort tot de mogelijkheden: het model is desgewenst uit te breiden met meerdere (deel)sectoren. Voor dit onderzoek is het Deltatechnologiecluster als extra module aan het model toegevoegd. Figuur B.1 Prognosemodel: familie van PRISMA-modellen en sectorindeling
PRISMA
PRISMA-K
PRISMA-M
PRISMA-R
Korte termijn (1-2 jaar vooruit)
Middellange termijn (3-10 jaar vooruit)
Provinciaal niveau (regionale ontwikkelingen)
Sectoren Landbouw en visserij Delfstoffenwinning Voedingsindustrie Chemische industrie Metaalindustrie Overige industrie
Openbare nutsbedrijven Bouwnijverheid Groothandel Detailhandel Autohandel en -reparatiebedrijven Horeca
Communicatiesector Bank- & verzekeringswezen Zakelijke dienstverlening Zorg & welzijn Overheid & onderwijs Persoonlijke dienstverlening
Bron: Panteia (EIM).
Het model produceert voor elke sector een resultatenrekening. Op de arbeids- en productmarkt beïnvloeden sectoren elkaar. De onderlinge beïnvloeding van sectoren loopt via de input-outputstructuur. Sectoren zijn immers via in- en verkoop van goederen en diensten aan elkaar gerelateerd. Op deze markten kunnen spanningen tussen vraag en aanbod optreden, wat invloed heeft op volume en prijs in de sectoren. Via exogene variabelen, zoals wereldhandel, wereldhandelsprijzen en concurrerende prijzen en vertaling van beleid op sectorniveau kunnen impulsen aan het model worden gegeven. De mate waarin beleid de sectorale structuur beïnvloedt, is vooral afhankelijk van de prijselasticiteiten. Zo is de prijselasticiteit voor de chemie en transport hoog en voor de energiesector en de voedings- en genotmiddelenindustrie rela-
156
tief laag. Naast de prijselasticiteiten zijn de spanningen op de markten van belang. De capaciteit wordt mede bepaald door de inzet van kapitaal. De modeluitkomsten zijn getoetst aan de enquêteresultaten en zijn via aan sectorexperts van Panteia (EIM) voorgelegd. Ten slotte is er de module PRISMA-R, waarmee de prognoses regionaal worden ingekleurd. Deze module is voor dit onderzoek echter niet gebruikt.
K n e lp unt ena na lys e De knelpuntenanalyse is gebaseerd op de kwantitatieve analyse (hoofdstukken 2 en 3), een aparte enquête onder HRM-managers van bedrijven uit de sector (incl. waterschappen) en de diepte-interviews die voor dit onderzoek zijn gehouden. De knelpunten zijn vervolgens getoetst in de rondetafelsessie die 3 december 2009 met experts is gehouden.
B en oe m in g va n op l oss in gs r ic ht in g en De eerste selectie van oplossingsrichtingen is gemaakt met behulp van de arbeidsmarktcirkel. Deze cirkel brengt veel opties en instrumenten bij elkaar die de verschillende actoren voor de oplossing van imperfecties op de arbeidsmarkt ter beschikking staan. Daarbij kan het gaan om oplossingen voor algemene knelpunten, maar ook voor specifieke sectorale knelpunten. De selectie is in de enquête voorgelegd aan HRM-managers en is verder tijdens de diepte-interviews met experts besproken. In de rondetafelsessie zijn de oplossingsrichtingen aangevuld, geprioriteerd, waarbij de 2 hoogst scorende oplossingsrichtingen bij onderwijs en de 2 hoogst scorende oplossingen bij de velden arbeidsreserve, werkenden en bedrijfsvoering nader zijn uitgewerkt.
V r a g en l i js t te l ef on is ch e en qu ê te a r b e id sma rk t w a t er - en d e l ta t ech no l og i e INTRO Tekst
V0 Tekst
Items
V1 Tekst
Goede<%~_DayPart_%> mevrouw/mijnheer, u spreekt met <%~_IterName_%> van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. In opdracht van de overheid (Senternovem, Platform Beta Techniek) onderzoeken wij de arbeidsmarkt in delta- en watertechnologiesector. Reden hiervoor is de constatering dat het arbeidsaanbod op die markt te laag is, er stromen te weinig mensen in. Voor de watersector loopt er al een programma om dit te verbeteren, voor de deltatechnologiesector is dit in voorbereiding. Deze enquête is erop gericht de mening van de mensen uit de sector hierover te peilen.
Op welk terrein bent u actief? ENQ:Watertechnologie: waterkwaliteit, (afval)waterzuivering, drink- en industriewaterbereiding Deltatechnologie: waterbouw, waterbeheer, waterkwantiteit en water en groen Code 1 2 3 4
Omschrijving watertechnologie deltatechnologie beide geen
Hoeveel fte's zijn in uw organisatie werkzaam op het terrein van waterrespectievelijk deltatechnologie?
157
V2 Tekst V3 Tekst
Items
Hoeveel% is daarvan werkzaam op de binnenlandse markt?
Is het aantal fte's op het terrein van water- respectievelijk deltatechnologie de afgelopen 2 jaar toe- of afgenomen? Code 1 2 3
V4a Tekst
Omschrijving toegenomen afgenomen gelijk gebleven Heeft u op dit moment vacatures op het terrein van water- respectievelijk deltatechnologie?
Items
Code 1 2
Omschrijving ja nee
Routing Routing geen V4b Tekst V5 Tekst
Items
V6 Tekst
Items
158
Hoeveel vacatures zijn er?
Op welk opleidingsniveau en in welke functierichting zijn er met name vacatures? Enq.: antwoorden oplezen. Code 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Omschrijving ongeschoold/laaggeschoold (vmbo of lager) voortgezet onderwijs mbo - techniek mbo - economisch mbo - overig hbo - techniek hbo - economisch hbo - overig wo - techniek wo - economisch wo - overig
Wat is uw verwachting voor de komende 5-10 jaar van de ontwikkeling van de werkgelegenheid in fte's in uw organisatie op het terrein van water- respectievelijk deltatechnologie? De werkgelegenheid:... Code 1 2 3 4 5
Omschrijving neemt sterk af neemt iets af blijft ongeveer gelijk neemt iets toe neemt sterk toe
V7 Tekst
Ik noem enkele knelpunten op die kunnen optreden op de arbeidsmarkt van water- en deltatechnologie. Het is de bedoeling dat u per knelpunt aangeeft of uw organisatie hiervan hinder ondervindt of dit verwacht de komende jaren. ....... Ondervindt uw organisatie hinder van dit knelpunt op de arbeidsmarkt, of verwacht u dit de komende jaren? ENQ: evt. in drie stappen uitvragen. Eerst vragen naar de huidige situatie, dan naar de toekomst, dan aangeven meer/minder.
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Labels
V8 Tekst Items
Code 1 2 3 4 5
Code 1 2
5 6 7 8 9
V9 Tekst Items
Omschrijving op dit moment en ook in de toekomst op dit moment, maar vooral in de toekomst op dit moment, maar minder in de toekomst nu niet, maar wel in de toekomst nu niet en ook niet in de toekomst
Kunt u aangeven of de volgende knelpunten groter of kleiner zijn dan 2 jaar geleden?
3 4
Labels
Omschrijving a. onvoldoende instroom technici b. onvoldoende instroom gammakrachten (bijvoorbeeld heao of bedrijfskunde) c. onvoldoende zijinstroom (uit andere sectoren) d. te veel (zij)uitstroom bedrijven (goed opgeleide mensen die vertrekken) e. geen of negatief imago van de sector f. stagnatie interne doorstroom (onvoldoende doorscholing, permanente educatie) g. onvoldoende promovendi h. onvoldoende mensen die bèta en gamma kennis combineren (mensen die technische ervaring met ondernemersvaardigheden combineren) i. onvoldoende samenwerking op brancheniveau tussen waterbedrijven bij werving van arbeidskrachten.
Code 1 2 3
Omschrijving a. onvoldoende instroom technici b. onvoldoende instroom gammakrachten (bijvoorbeeld heao of bedrijfskunde) c. onvoldoende zijinstroom (uit andere sectoren) d. te veel (zij)uitstroom bedrijven (goed opgeleide mensen die vertrekken) e. geen of negatief imago van de sector f. stagnatie interne doorstroom (onvoldoende doorscholing, permanente educatie) g. onvoldoende promovendi h. onvoldoende mensen die bèta en gamma kennis combineren (mensen die technische ervaring met ondernemersvaardigheden combineren) i. onvoldoende samenwerking op brancheniveau tussen waterbedrijven bij werving van arbeidskrachten. Omschrijving groter kleiner gelijk gebleven
Kunt u aangeven of de volgende punten 2 jaar geleden wel een knelpunt waren? Code 1 2 3 4
Omschrijving a. onvoldoende instroom technici b. onvoldoende instroom gammakrachten (bijvoorbeeld heao of bedrijfskunde) c. onvoldoende zijinstroom (uit andere sectoren) d. te veel (zij)uitstroom bedrijven (goed opgeleide mensen die vertrekken)
Voorwaarde
159
5 6
e. geen of negatief imago van de sector f. stagnatie interne doorstroom (onvoldoende doorscholing, permanente educatie) g. onvoldoende promovendi h. onvoldoende mensen die bèta en gamma kennis combineren (mensen die technische ervaring met ondernemersvaardigheden combineren) i. onvoldoende samenwerking op brancheniveau tussen waterbedrijven bij werving van arbeidskrachten.
7 8 9 Labels
Code 1 2
V10 Tekst
Omschrijving ja nee
Welke andere belangrijke knelpunten op de arbeidsmarkt mist u nog?
V11 Tekst
Is uw organisatie bekend met de Human Capital Roadmap Water die gecoördineerd wordt door het Netherlands Water Partnership?
Items
Code 1 2
Omschrijving ja nee
Routing Routing geen V12 Vraagsoort Tekst
Single response Is uw organisatie betrokken bij de Human Capital Roadmap Water?
Items
Code 1 2
Omschrijving ja nee
Routing Routing geen V13 Tekst
Ik leg u een aantal mogelijkheden voor, kunt u aangeven op welke wijze uw organisatie betrokken is.
Items
Code 1 2 3
Omschrijving a. Trekker van een actielijn of cluster van de Roadmap b. Deelnemer aan werkgroep of overleg c. Betrokken bij één of meerdere activiteiten van de Roadmap
Labels
Code 1 2
Omschrijving ja nee
V13a Tekst
Om welke actielijn of cluster gaat het?
V13b Tekst
Om welke werkgroep of overleg gaat het?
V013c Tekst
Om welke activiteiten gaat het?
V14 Tekst
In welke mate denkt u dat de ontwikkeling van deze activiteiten in uw
160
regio door het programma Human Capital Roadmap Water wordt bevorderd? Items
V15 Tekst
Code 1 2 3 4
Omschrijving niet een beetje veel heel veel
Ik leg nu een aantal activiteiten aan u voor die de Roadmap ondersteunt of onderneemt. Kunt u per activiteit aangeven of u verwacht dat deze in de toekomst het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector niet, een beetje, veel of heel veel zullen vergroten? In welke mate verwacht u dat deze activiteit in de toekomst het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector vergroot?
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Labels
V16 Tekst
Code 1 2 3 4
Omschrijving a. Ontwikkeling van de website 'Nederland werkt met water' waarop alle informatie m.b.t. de arbeidsmarkt voor de watersector te vinden is. b. Voorlichtingsactiviteiten voor scholieren en studenten met betrekking tot school- of studiekeuze waarbij techniek en water wordt gepromoot. c. Training en bijscholing van docenten op het gebied van water en techniek. d. Aanbieden van waterspecifiek lesmateriaal aan docenten in het basisonderwijs. e. Gastlessen en bedrijfsbezoeken voor scholieren. f. Het aanbieden van stage- en afstudeerplaatsen. g. Het stimuleren van ontwikkelen van water- en deltatechnologie specifieke opleidingen. h. Het stimuleren van kennisuitwisseling over water en techniek tussen scholen. i. Het stimuleren van structurele samenwerking tussen bedrijven en scholen. j. Kennisuitwisseling tussen HRM-managers. k. Gezamenlijke wervings- en promotieactiviteiten op beurzen en evenementen. Omschrijving niet een beetje veel heel veel
Ik noem nu een aantal andere activiteiten op die het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector kan vergroten. In welke mate verwacht u dat deze activiteit in de toekomst het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector vergroot?
Items
Code 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Omschrijving Inzetten op procesinnovatie Aanpassen interne organisatie Omscholing werkzoekenden Inzet licht-gehandicapte arbeidskrachten vergroten Inzet vrouwelijke arbeidskrachten vergroten Inzet allochtone arbeidskrachten vergroten Werven kennismigranten Zwaarder inzetten op scholing huidige personeel Bewust human resources beleid voor behoud personeel
Labels
Code 1 2 3 4
Omschrijving niet een beetje veel heel veel
161
V17 Tekst V18a Tekst
Items
Heeft u zelf nog suggesties voor activiteiten?
Ik leg nu enkele activiteiten aan u voor die voor oplossing van de knelpunten op de arbeidsmarkt in de watersector kunnen zorgen. Kunt u per activiteit aangeven of u verwacht dat deze in de toekomst het aanbod van arbeidskrachten voor de watersector niet, een beetje, veel of heel veel zullen vergroten? Code 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Labels
V18b Items
Code 1 2 3 4
Omschrijving niet een beetje veel heel veel
Code 11
Omschrijving k. Gezamenlijke wervings- en promotieactiviteiten op beurzen en evenementen. l. Inzetten op procesinnovatie m. Aanpassen interne organisatie n. Omscholing werkzoekenden o. Inzet licht-gehandicapte arbeidskrachten vergroten p. Inzet vrouwelijke arbeidskrachten vergroten q. Inzet allochtone arbeidskrachten vergroten r. Werven kennismigranten s. Zwaarder inzetten op scholing huidige personeel t. Bewust human resources beleid voor behoud personeel
12 13 14 15 16 17 18 19 20 Labels
V19 Tekst V20 Tekst Items
162
Omschrijving a. Ontwikkeling van de website 'Nederland werkt met water' waarop alle informatie m.b.t. de arbeidsmarkt voor de watersector te vinden is. b. Voorlichtingsactiviteiten voor scholieren en studenten met betrekking tot school- of studiekeuze waarbij techniek en water wordt gepromoot. c. Training en bijscholing van docenten op het gebied van water en techniek. d. Aanbieden van waterspecifiek lesmateriaal aan docenten in het basisonderwijs. e. Gastlessen en bedrijfsbezoeken voor scholieren. f. Het aanbieden van stage- en afstudeerplaatsen. g. Het stimuleren van ontwikkelen van water- en deltatechnologie specifieke opleidingen. h. Het stimuleren van kennisuitwisseling over water en techniek tussen scholen. i. Het stimuleren van structurele samenwerking tussen bedrijven en scholen. j. Kennisuitwisseling tussen HRM-managers.
Code 1 2 3 4
Omschrijving niet een beetje veel heel veel
Heeft u zelf nog suggesties voor activiteiten?
Wat is uw functie? Code 1 2 3 4
Omschrijving Directeur HRM Manager Medewerker personeelszaken niet hrm-gerelateerd
expeind Dit waren alle vragen, hartelijk dank voor uw medewerking!"
163
BIJLAGE 2
Definitie en afbakening Deltatechnologie-cluster
Tot het Deltatechnologie-cluster worden alle bedrijven (hoofd- en of nevenvestigingen) en waterschappen gerekend die 20% of meer van hun omzet behalen in het Deltatechnologie-cluster. Deze spelers worden gevormd door de achterban van de NLingenieurs, de Vereniging van Waterbouwers, de afdeling Waterbouw van Bouwend Nederland en van de Unie van Waterschappen. Toeleveranciers van producten, apparaten en systemen zijn niet meegenomen in de studie. Het cluster omvat de volgende deelsectoren (met bijbehorende subonderdelen) (bron: Een wereld om water en aangepast naar aanleiding van gesprekken met leden klankbordgroep):
Waterbouw De deelmarkt ‘waterbouw’ omvat de volgende segmenten:
( D uu r za a m ) ba g g er en Baggeren heeft twee hoofdfuncties: het verwijderen van verontreinigd of nutriëntenrijk slib en het uitdiepen van watersystemen en vaarwegen. De kracht van het Nederlandse aanbod is het baggeren onder moeilijke omstandigheden en het kunnen voldoen aan hoge milieu- en uitvoeringseisen.
W a t e rk e r in g en en h oo gw a t er b es tr i j d in g In hoofdlijnen bestaat de volgende indeling van de waterkeringen: Primaire waterkeringen, secundaire waterkeringen en boezemkaden met daarin opgenomen kunstwerken zoals sluizen en gemalen. Primaire waterkeringen beschermen het omsloten gebied (dijkring) direct tegen ‘buitenwater’ zoals de zee, meren en rivieren. Een secundaire of regionale kering is een niet-primaire waterkering die is aangewezen op basis van een provinciale verordening en / of is opgenomen in de legger / keur van het waterschap. Daaronder vallen niet alleen de ‘natte’ (bijvoorbeeld kades langs boezemwateren), maar ook ‘droge’ waterkeringen. Secundaire waterkeringen liggen binnen een dijkring en zorgen voor een compartimentering van de dijkring en kunnen daarmee zorgen voor een beperking van het overstroomde oppervlak. Secundaire keringen keren onder normale omstandigheden geen water. Boezemkaden liggen eveneens binnen een dijkring en dienen ervoor de poldergebieden te beschermen tegen het boezemwater rond de polders.
K us to ntw ik k e l in g /- b eh ee r / la n da a n w in ni ng Regelmatig worden kustbeschermers geconfronteerd met complexe beslissingen, die uiteenlopen van erosie en vervuiling, tot toerismeontwikkeling en uitbreiding van stedelijk gebied. Deze problemen worden versterkt door de klimaatsveranderingen waardoor de zeespiegel in de komende decennia zal stijgen. Nederland heeft indrukwekkende ervaring op het gebied van kustveiligheid en duurzame ontwikkeling in kustzones. Naast de basisvoorwaarden voor veiligheid en transport, wordt nu een integrale benadering gevraagd voor de ontwikkeling van de kustzone, waarbij ook milieukundige, sociale en politieke omstandigheden worden benadrukt. Het concept integrale kustontwikkeling beoogt dan ook een goede balans te creëren tussen de verschillende functies van de kustzone, waaronder recreatie, huizenbouw, industrie, waterbeheer,
165
kustverdediging, visserij en transport. Het segment omvat zowel werken langs de Nederlandse kust (bijvoorbeeld de Maasvlakte) als problematiek van relatieve bodemdaling in laaggelegen stedelijke agglomeraties zoals Jakarta en Bangkok. Landaanwinning en meervoudig ruimtegebruik in stedelijke kustgebieden heeft binnen dit segment de speciale aandacht. Integraal kustbeheer en landaanwinning in steden langs rivieren spelen een belangrijke rol binnen het cluster Kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning. Maar ook kennis over omgaan met tsunami's, early warning systems en reparatie van kusten vormen belangrijke onderdelen van dit segment.
R i v i er i nr i cht i ng Rivierinrichting omvat alle planvorming en inrichting van het rivierengebied, met alle belangrijke functies zoals afvoeren van het water, natuur en milieu, navigatie en wonen en recreëren. Dit segment heeft veel overeenkomsten met het concept Integrale kustontwikkeling. Binnen Nederland wordt momenteel kennis ontwikkeld en ervaring opgedaan met het duurzaam inrichten van het rivierengebied. Met het concept 'ruimte voor de rivier' doet Nederland nieuwe ervaring op met het duurzaam inrichten van het rivierengebied, die vermarkt kan worden. Kennis van hydromorfologische modellen en de bouw van kribben, sluizen en stuwen voor de waterbeheersing en de scheepvaart horen hier ook bij. Dit segment is nauw verwant aan het segment ‘integraal stroomgebiedbeheer’ in de deelmarkt ‘waterbeheer’.
H a v en ont w ik k e l ing e n -b e he e r Dit segment richt zich voornamelijk op de inrichting van havens inclusief kades, golfbrekers en flexibele keringen. Het cluster havenbeheer en waterbodemvervuiling heeft veel potentie. Het richt zich op de interactie tussen oppervlaktewater, grondwater en waterkwaliteitsbeheer in industriële gebieden. In havens overal ter wereld wordt dit een steeds groter probleem. Dit cluster is relatief nieuw, maar heeft veel potentie. Het richt zich op de interactie tussen oppervlaktewater, grondwater en waterkwaliteitsbeheer in industriële gebieden. In havens overal ter wereld wordt dit een steeds groter probleem. Dit levert kansen op voor samenwerking met buitenlandse havenontwikkelaars.
C iv i e l e t ec hn i ek in de of fs ho re Bedrijven in dit segment houden zich bezig met grote infrastructurele projecten met betrekking tot olie- en gaswinning op zee. Nederland kent meerdere bedrijven met specifieke kennis op dit terrein. Ook heeft Nederland een sterke kennisbasis in de upstream van de olie- en gasindustrie: het vinden en produceren van olie- en gasvelden.
166
Waterbeheer De deelmarkt ‘waterbeheer’ bestaat uit de volgende segmenten:
I nt eg ra a l st ro om g eb i e ds b eh ee r Het segment integraal stroomgebiedbeheer richt zich op de integrale benadering van alle functies van water in een stroomgebied. De volgende onderdelen liggen ten grondslag aan deze benadering: het natuurlijke systeem dat is gevormd door het stroomgebied; het sociaaleconomische kader rond het stroomgebied; de maatregelen die getroffen zijn om het systeem te ontwikkelen. Bij waterbeheer op stroomgebiedniveau wordt steeds meer de nadruk gelegd op institutionele aspecten. Binnen Europa is de transnationale stroomgebiedbenadering erkend als een belangrijke ontwikkeling in het beheren van de Europese waterbronnen. De doelstellingen en strategieën daarvoor zijn vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water. Ook op wereldschaal wordt stroomgebiedbeheer over de landsgrenzen heen steeds meer benadrukt.
S t e de l i jk wa te r be he e r Dit segment richt zich op kwantitatief en kwalitatief beheer van het stedelijk gebied. Ook in andere landen moet stedelijk waterbeheer zijn ingepast in een integraal stedelijk beheer, zoals in Nederland wordt toegepast. Kansrijke gebieden hier zijn: bouwen met water en in water, meervoudig ruimtegebruik en stedelijk hoogwater beheer.
B od em da l in g en v er z i lt in g Dit segment richt zich op de problemen van bodemdaling, kwel en verzilting. De problemen van bodemdaling, kwel en verzilting zijn met name in de Nederlandse omstandigheden sterk gekoppeld.
W a t e rb od em ve r vu i l in g/- sa n e r in g Dit segment wordt door de toenemende aandacht voor het milieu steeds belangrijker. Activiteiten zijn gericht op het verwijderen van vervuild slib.
167
Water en groen De deelmarkt ‘water en groen’ - ook wel interactie natuurlijke systemen genoemd bestaat uit de volgende segmenten:
W a t e rp ro du ct iv i t ei t i n re l a t i e tot v oe ds e l pr o duc t ie Ook al omdat de landbouw ca. 70% van de totale zoetwaterconsumptie voor haar rekening neemt, is de noodzaak tot optimalisatie groot. Dit geldt op stroomgebiedniveau, maar zeker ook voor lokale verdelingsvraagstukken. Dit segment richt zich op de verdeling van water onder de diverse watergebruikende sectoren in een stroomgebied. Daarbij gaat het om de waterproductiviteit in relatie tot irrigatie en drainage en om de productiviteit van specifieke gewassen die zijn aangepast aan de lokale waterbeschikbaarheid.
W a t e rv er d e l ing e n –k wa l it e it ( g ee n dr i nk wa te rb e r e id i ng ) Dit segment omvat het veiligstellen van de kwaliteit van de waterbehoefte van een 'groen' gebied in dialoog met andere gebruikers in het stroomgebied, zowel bovenals benedenstrooms. Zonder efficiënter gebruik en een betere verdeling dreigen waterschaarste, tekorten in de mondiale voedselvoorziening en toenemende milieudruk. Bij het cluster Waterverdeling en kwaliteit zijn kwaliteit en effectiviteit van methoden en technieken en van institutionele ontwikkeling doorslaggevend.
E co l og i e in de l ta g eb i e de n Behoud en herstel van natuurwaarden in duurzame (agro-) economische ontwikkeling staan voorop binnen dit segment. Nederland heeft veel ervaring opgedaan met natuurbouw en mengvormen als natuurbescherming en toerisme. Hierdoor kan ingespeeld worden op de toenemende druk op waardevolle deltagebieden.
A l t e rna t i ev e wa t e r br onn en De zoetwaterbronnen bereiken hun limiet. Alternatieve waterbronnen zijn daarom belangrijk, zo niet noodzakelijk om waterstress en competitie om water te verminderen. Het segment Alternatieve waterbronnen is een typische nichemarkt. De aandacht gaat vooral uit naar investeringen in onderzoek en in technologische ontwikkelingen op langere termijn. Daarbij wordt gekeken naar o.a.: Gebruik van brak water Hergebruik van afvalwater Ontwikkeling van ontziltingstechnieken (ook in relatie tot energie) Exploiteren van waterbronnen onder de zeebodem
G e b ie ds i nr i ch ti ng Dit segment is gericht op het ontwerpen en inrichten van landschappen, waaronder landschappen in deltagebieden. Door het toenemend belang van integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik wordt gebiedsinrichting steeds belangrijker.
168
BIJLAGE 3
Definitie IADC
Trade: -
harbour extensions (excl. offshore crude oil terminals and LNG terminals, excluding marinas and cruise terminals)
-
navigation channels
-
maintenance dredging
Coastal defence: -
beach replenishment
-
dike building/raising and flood defence works (wet work only)
-
other shore protection measures
Urban development: land reclamation for: -
industrial infrastructure (oil refineries, chemical plants, waste
-
treatment plants, waste disposal sites, wastewater treatment
-
plants, water desalination plants, power plants etc.)
-
trade and service infrastructure (trade fairs, business parks, conference centres etc.)
-
transport infrastructure (airports, roads, parking facilities, rail projects etc.)
-
housing driven by demographical pressure
-
immersed tunnels, dams and bridges
-
outfalls
-
controlled storage building for contaminated materials
Energy: -
offshore crude oil terminals and LNG terminals
-
cables and pipelines (incl. backfilling and protection)
-
dredging related to oil drilling facilities (e.g. platforms, glory holes)
-
other offshore installations (e.g. wind farms)
Tourism: -
recreation (theme parks, recreation piers/wharfs, shopping malls)
-
marinas and cruise terminals
-
land reclamation for hotels, holiday resorts, beaches etc.
169
BIJLAGE 4
Nieuwe vormen van aanbesteden E co nom i sc h m e es t v oo rd e l i ge in sch r i jv in g (E M V I ) Bij EMVI (economisch meest voordelige inschrijving) kunnen naast prijs andere criteria meegewogen worden. De wet beperkt de aanbesteder niet in het gebruik van het aantal en soort subgunningscriteria. Wel dienen deze betrekking te hebben op de opdracht. De subgunningscriteria hoeven niet noodzakelijk van zuiver economische aard te zijn. Enkele voorbeelden van subgunningscriteria: Prijs Uitvoering Projectmanagement Levertijd of planning Plan van aanpak Kwaliteit Competenties, bekwaamheden Milieukenmerken Gebruikskosten Levensduurkosten Rentabiliteit Klantenservice Duurzaamheid Sociale factoren Esthetische en functionele kenmerken Presentatie Risicomanagement Overlast omgeving Waardering verleden Deze lijst is niet limitatief.
P r e C om pe t it iv e P r oc ure m en t Een interessante ontwikkeling is de nieuwe Europese aanbestedingsvorm Pre Competitive Procurement (PCP). De procedure daarbij is dat verschillende combinaties worden uitgenodigd om betaald hun ideeën uit te werken en in een tweede fase een pilot uit te voeren. Het doel van de PCP is om het bestek te maken waar dan vervolgens weer alle partijen op kunnen tenderen. De spelregel is dat kennis beschikbaar wordt voor iedereen in de volgende ronde. Partijen krijgen in ruil daarvoor betaald per stap. Deze vorm van aanbesteden moet vooral als kans worden gezien; door in de voorfase mee te doen kun je inhoudelijk sturen richting van de kennis en competenties waar je zelf goed in bent.
F unc t ion e e l (d e s ign & co ns tr uc t) a a n be st ed e n Bij functioneel aanbesteden worden de bestekken in kwalitatieve eindtermen geformuleerd. Door functioneel aan te besteden wordt meer ruimte gegeven aan innovatieve en duurzame oplossingen, zeker wanneer er ook nog eisen in die richting zijn geformuleerd. De ontwikkeling richting meer functioneel aanbesteden (‘design and construct’), de toenemende complexiteit van de problematiek in deltagebieden en de hogere eisen die worden gesteld aan de oplossingen zouden ertoe kunnen leiden dat partijen in de keten meer op elkaar en op het delen van specialistische kennis zijn aangewezen. Functioneel aanbesteden gebeurt in Nederland nog mondjesmaat (o.a.
171
door waterschappen) maar wel steeds meer. Internationaal lopen de Angelsaksische landen voorop met deze en andere innovatieve vormen van aanbesteden.
172
BIJLAGE 5
Internationale groeiverwachtingen en -kansen
Figuur B.2
Opportunity table waterbouw, percentage bedrijven met ‘waterbouw’ als primaire markt 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
% BEDRIJVEN DAT GROEI VAN DE WERELDWIJDE MARKT VERWACHT PER SEGMENT (N=30) baggeren/duurzaam baggeren
havenontwikkeling en havenbeheer
civiele techniek in de off-shore
rivierinrichting
kustbeheer, -ontwikkeling en landaanwinning
waterkeringen en hoogwaterbestrijding % BEDRIJVEN DAT GROEIKANSEN ZIET VOOR HET EIGEN BEDRIJF (N=47) diverse in deelmarkt waterbouw
diverse in deelmarkt waterbeheer
diverse in deelmarkt water en groen
integrale oplossingen
samenwerking
kennisdeling, -toepassing
overige % BEDRIJVEN DAT GROEIKANSEN ZIET VOOR HET EIGEN BEDRIJF PER REGIO (N=47) West-Europa/Noord-Amerika
Centraal en Oost-Europa
Midden-Oosten/ Noord-Afrika
Centraal-Azië (voormalige Sovjet Unie)
Japan, Korea, Taiwan, Australië
Subcontinent (India, Pakistan, Bangladesh)
China
Zuid-Oost Azië
Latijns-Amerika
Sub-Sahara Afrika
Legenda:
% bedrijven dat sterke groei verwacht, groeikansen ziet,
% bedrijven dat groei verwacht,
% bedrijven dat
% bedrijven dat kansen ziet per regio (meerdere antwoorden mogelijk)
Bron: Panteia (enquête), 2009.
173
Figuur B.3
Opportunity table waterbeheer, percentage bedrijven met ‘waterbeheer’ als primaire markt 0
10
20
30
40
50
60
70
80
% BEDRIJVEN DAT GROEI VAN DE WERELDWIJDE MARKT VERWACHT PER SEGMENT (N=20) stedelijk waterbeheer
integraal stroomgebiedsbeheer
waterbodemvervuiling/-sanering
bodemdaling en verzilting % BEDRIJVEN DAT GROEIKANSEN ZIET VOOR HET EIGEN BEDRIJF (N=23) diverse in deelmarkt waterbouw
diverse in deelmarkt waterbeheer
diverse in deelmarkt water en groen
integrale oplossingen
samenwerking
kennisdeling, -toepassing
overige % BEDRIJVEN DAT GROEIKANSEN ZIET VOOR HET EIGEN BEDRIJF PER REGIO (N=23) West-Europa/Noord-Amerika
Centraal en Oost-Europa
Midden-Oosten/ Noord-Afrika
Centraal-Azië (voormalige Sovjet Unie)
Japan, Korea, Taiwan, Australië
Subcontinent (India, Pakistan, Bangladesh)
China
Zuid-Oost Azië
Latijns-Amerika
Sub-Sahara Afrika
Legenda:
% bedrijven dat sterke groei verwacht, groeikansen ziet,
Bron: Panteia (enquête), 2009.
174
% bedrijven dat groei verwacht,
% bedrijven dat
% bedrijven dat kansen ziet per regio (meerdere antwoorden mogelijk)
90
100
BIJLAGE 6
Analyse actoren waterbouwers, ingenieurs en waterschappen
In de studie worden drie groepen actoren onderscheiden: waterbouwbedrijven, ingenieursbureaus en waterschappen. Waterbouwbedrijven zijn vanzelfsprekend actief op het gebied van ‘waterbouw’ en lid van de Vereniging van Waterbouwers en/of Bouwend Nederland of opgenomen in de CBS-statistieken onder de sector ‘natte waterbouw’ 71. In het kernbestand van 180 bedrijven zijn er 75 een waterbouwbedrijf. Zij zijn goed voor een totale deltatechnologieomzet excl. intermediaire leveringen van circa € 4,7 miljard en een werkgelegenheid van bijna 13.000 FTE’s. Zie Tabel B.3. Ingenieursbureaus zijn in het Deltatechnologie-cluster actief en lid van NLingenieurs of opgenomen in de CBS-statistieken onder het kopje ‘Technisch ontwerp en advies voor GWW, stedenbouw-, verkeers-, tuin en landschapskunde, ruimtelijke ordening en planologie’ 72. In het kernbestand zijn 70 ingenieursbureaus opgenomen. Zij zijn in meerdere deelmarkten actief en goed voor en totale deltatechnologieomzet van € 1,5 miljard en een werkgelegenheid van ruim 8.000 FTE’s. Tot slot zitten alle waterschappen (27) in het kernbestand. Zij realiseren met 4.700 FTE’s een omzet in deltatechnologie excl. intermediaire leveringen van ca. € 700 miljoen. Tabel B.3 Kengetallen per groep actoren (N=98)
Omzet excl. intermediaire leveringen
Werkgelegenheid
Aantal spelers beho-
(deltatechnologie)
(deltatechnologie)
rend tot kernbestand
(in € miljard)
(in 1000 FTE’s)
Waterbouwbedrijven
75
4,7
12,9
Ingenieursbureaus
70
1,5
8,2
Waterschappen
27
0,7
4,7
0,6
6,5
Rijk, provincies en gemeenten
niet in kernbestand opgenomen
Bron: Panteia (enquête), 2009.
71
Alleen de bedrijven met minimaal 5 werkzame personen.
72
Alleen de bedrijven met minimaal 10 werkzame personen.
175
I nno va t i ek enm e rk en va n d e a ct o re n Ingenieursbureaus zijn het meest innovatief. Zij hebben relatief de meeste R&D-FTE’s in dienst (21%). Bij waterbouwbedrijven is dit 1% en bij de waterschappen 3%. Ingenieurs scoren ook het beste op de ontwikkeling van nieuwe producten of diensten; 90% heeft in de afgelopen drie jaar nieuwe producten of diensten op de markt gebracht versus 79% en 48% voor respectievelijk waterbouwbedrijven en waterschappen. Qua samenwerkingsgraad ontlopen de groepen elkaar niets (allen 90%). Een veel hoger percentage ingenieursbureaus participeert in internationale onderzoeksnetwerken of –programma’s; 57% versus 22% waterbouwbedrijven en 29% voor de waterschappen.
O mz e tv er d e l ing o ve r d e d ee l ma rk t en Waterbouwbedrijven dragen volgens verwachting het meest bij aan de binnenlandse en buitenlandse omzet in de deelmarkt ‘waterbouw’. Ingenieursbureaus zijn goed voor circa € 400 miljoen buitenlandse omzet in ‘waterbouw’ 73. Deze bureaus hebben in de deelmarkt ‘waterbouw’ zelfs hun belangrijkste deelmarkt, gevolgd door ‘waterbeheer’ en ‘water en groen’. ‘waterbeheer’ vormt de belangrijkste deelmarkt voor de waterschappen. Zie Figuur B.4. Figuur B.4 Geschatte omzetverdeling actoren over segmenten, in € miljoenen, inclusief intermediaire leveringen (N=98) 0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
4000
4500
WATERBOUWBEDRIJVEN binnenlandse omzet waterbouw buitenlandse omzet waterbouw binnenlandse omzet waterbeheer buitenlandse omzet waterbeheer binnenlandse omzet water en groen buitenlandse omzet water en groen INGENIEURSBUREAUS binnenlandse omzet waterbouw buitenlandse omzet waterbouw binnenlandse omzet waterbeheer buitenlandse omzet waterbeheer binnenlandse omzet water en groen buitenlandse omzet water en groen WATERSCHAPPEN binnenlandse omzet waterbouw buitenlandse omzet waterbouw binnenlandse omzet waterbeheer buitenlandse omzet waterbeheer binnenlandse omzet water en groen buitenlandse omzet water en groen
Bron: Panteia (enquête), 2009.
Bedrijven die als waterbouwer te boek staan behalen bijna 90% van hun omzet met contracting en realisatie, zoals blijkt uit Figuur B.5. Engineering volgt op ruime afstand samen met advisering, R&D en management en onderhoud.
73
Omzet inclusief intermediaire leveringen.
176
Figuur B.5 Omzetverdeling over functionele gebieden bedrijven voor waterbouwers (N=42)
management en onderhoud 2% levering apparatuur en systemen 1%
training en/of research & institutionele development ontwikkeling 2% 1% advisering 2% engineering 3% financiering 1%
contracting en realisatie 88%
Bron: Panteia (enquête), 2009.
Ingenieursbureaus laten een andere omzetverdeling zien. Zie Figuur B.6. Advisering vormt met 33% de belangrijkste activiteit, gevolgd door engineering (20%), R&D (18%) en training en/of institutionele ontwikkeling (15%). Figuur B.6 Omzetverdeling over functionele gebieden bedrijven voor ingenieurs (N=42)
management en onderhoud 5%
training en/of institutionele ontwikkeling 15%
research & development 18%
levering apparatuur en systemen 2%
contracting en realisatie 7%
engineering 20%
advisering 33%
Bron: Panteia (enquête), 2009.
177
Bij de waterschappen vormt training en/of institutionele ontwikkeling met 28% de belangrijkste activiteit, gevolgd door management en onderhoud (23%), R&D (21%) en advisering (15%). Zie Figuur B.7. Figuur B.7 Omzetverdeling over functionele gebieden bedrijven voor waterschappen (N=14) training en/of institutionele ontwikkeling 28%
research & development 21%
advisering 15% management en onderhoud 23%
levering apparatuur en systemen 4%
financiering 3%
engineering 6%
Bron: Panteia (enquête), 2009.
V e r wa c ht e ont w ik k el i ng om z et na a r fun ct io ne e l g eb i e d De markt ontwikkelt zich gunstig voor waterbouwbedrijven. Er is sprake van groei op de kerncompetenties: bijna 80% van de waterbouwbedrijven verwacht in de komende 10 jaar op het gebied van contracting en realisatie een omzetgroei voor het eigen bedrijf en 20% verwacht zelfs een sterke groei op dit gebied. Daarnaast verwacht men ook groei te realiseren op de andere, aanpalende activiteiten. Relatief veel bedrijven verwachten groei in engineering (bijna 60% waarvan bijna 20% een sterke groei), advisering (40% waarvan 13% sterke groei), R&D (40%) en in management en onderhoud (ruim 35% waarvan 23% sterke groei). Zie Figuur B.8. Ook voor ingenieursbureaus lijken de vooruitzichten goed. Ruim 90% verwacht een groei in advisering, waarvan bijna 40% een sterke groei. Deze bureaus verwachten ook groei tot sterke groei op het gebied van training en/of institutionele ontwikkeling, engineering, R&D en in mindere mate ook op het gebied van management en onderhoud. De groei van de waterschappen concentreert zich op training en/of institutionele ontwikkeling (ruim 40% van de schappen verwacht hier groei), R&D (ruim 30%), advisering (bijna 30%) en management en onderhoud (ca. 25%)
178
Figuur B.8 Percentage bedrijven dat groei respectievelijk sterke groei verwacht van de bedrijfsomzet in de komende 10 jaar, naar actor en functioneel gebied (N=98)
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
WATERBOUWBEDR. contracting en realisatie engineering advisering research & development management en onderhoud training en/of institutionele ontwikkeling financiering levering apparatuur en systemen INGENIEURSBUREAUS advisering training en/of institutionele ontwikkeling engineering research & development management en onderhoud contracting en realisatie levering apparatuur en systemen financiering WATERSCHAPPEN training en/of institutionele ontwikkeling research & development advisering management en onderhoud engineering contracting en realisatie levering apparatuur en systemen
Legenda:
% bedrijven dat sterke groei verwacht,
% bedrijven dat groei verwacht,
Bron: Panteia (enquête), 2009.
179
BIJLAGE 7
Binnenlandse investeringen
Deze bijlage bevat een detaillering van paragraaf 2.3 de hoofdtekst.
W a t erk e ren R ij k
P la nst ud i efa s e In de Rijksbegroting zijn projecten opgenomen in de planstudiefase. Deze projecten worden momenteel onderzocht op haalbaarheid, kosten en alternatieven. Alvorens een project richting realisatiefase kan gaan moet door de Staatssecretaris een besluit worden genomen en dient de financiering geregeld te zijn. Een project kan echter ook als niet haalbaar of te duur worden aangemerkt waardoor niet zeker is of projecten in de planstudiefase ook werkelijk gerealiseerd worden. Momenteel verkeren twee projecten in de planstudiefase waarvoor reeds een taakstellend budget is opgenomen in de begroting. Het betreft de Afsluitdijk (€ 243 miljoen) en overige maatregelen met betrekking tot steenzetting (€ 168 miljoen).
R ea l i sa t i efa se Ruimte voor de Rivier De Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (PKB) werd in 2006 vastgesteld en heeft twee doelstellingen: 1.
In 2015 kan een afvoer van 16.000 kubieke meter water per seconde veilig door de Rijntakken stromen.
2.
Door de maatregelen die hiervoor nodig zijn, verbetert ook de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied.
De PKB omvat veertig maatregelen, variërend van uiterwaardvergraving en dijkteruglegging tot kribverlaging en zomerbedverdieping. Dijkversterking is alleen opgenomen als andere maatregelen niet geschikt of te duur zijn. Het merendeel van de projecten bevindt zich in de planstudiefase. Maaswerken De bescherming tegen hoogwater in Limburg wordt grotendeels gerealiseerd door verbreding en verdieping van de Maas. Daarbij wordt eveneens nieuwe natuur gerealiseerd en grind gewonnen. Project Mainportontwikkeling Rotterdam Het project Mainportontwikkeling Rotterdam staat beter bekend als het Maasvlakte II project. Het betreft de uitbreiding van de haven van Rotterdam door de aanwinning van nieuw land en compensatie van natuur. Hoogwaterbeschermingsprogramma Onder dit programma vallen de verbeteringen die zijn voortgekomen uit de vijfjaarlijkse toetsingen conform de Wet op de waterkering. Er worden met name subsidies verstrekt aan Waterschappen in het kader van het hoogwaterbeschermingsprogramma. In de begroting 2008 is het project Zwakke Schakels Kust aan dit programma toegevoegd. Het Kabinet heeft in het kader van het beleidsprogramma Samen wer-
181
ken, samen leven’, aanvullende middelen gereserveerd om ook het geactualiseerde hoogwaterbeschermingsprogramma te kunnen uitvoeren. Deze reservering wordt in tranches naar de V&W-begroting overgeboekt (omvang ca. € 700 miljoen). Overige waterkeren Overige uitgaven van het rijk aan waterkeren betreffen onder andere de projecten met betrekking tot Dijkversterking en herstel van steenbekleding en diverse kleinere projecten.
B eh ee r e n on de rh ou d wa t e rk er i ng en R i jk In het infrastructuurfonds wordt onderscheid gemaakt tussen de kosten voor beheer en onderhoud voor waterkeren en voor integraal waterbeheer. Het basispakket Beheer en Onderhoud Waterkeren bevat de kustlijnhandhaving en het beheer en onderhoud van rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen. Kustlijnhandhaving Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu verlies aan zand dat jaarlijks gecompenseerd moet worden. Vanaf 2001 wordt er ook zand gesuppleerd om de zandverliezen op dieper water te compenseren. Daarmee wordt de zandhoeveelheid in het kustfundament op peil gehouden en wordt het effect van de zeespiegelstijging tenietgedaan. De versnelling van de zeespiegelstijging heeft tot gevolg dat de hoeveelheid te suppleren zand in de tijd gezien toeneemt. Ook zijn er lokale activiteiten zoals bestortingen, onderhoud van dammen en strandhoofden, eveneens met het doel om structurele kusterosie te bestrijden [bron: infrastructuurfonds]. Beheer en onderhoud Rijkswaterkeringen Rijkswaterstaat beheert en onderhoud ongeveer 325 km. primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud gepleegd, bijvoorbeeld maaien van dijken. Daarnaast wordt er variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen. Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Wet op de waterkering vallen omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Het gaat met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland. Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt Rijkswaterstaat ook 396 km. niet-primaire waterkeringen. Beheer en onderhoud Stormvloedkeringen Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Ook de stormvloedkeringen zijn primaire waterkeringen. Het Rijk heeft vier stormvloedkeringen in beheer: de Oosterscheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandsche IJssel. Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van de schuiven, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden er periodieke inspecties uitgevoerd. Voor het handhaven van de huidige faalkans zin aanvullende middelen noodzakelijk.
182
A a n b ev e li ng en De l ta c om m is s ie Zoals bekend heeft de Deltacommissie in 2008 aanbevelingen gedaan met betrekking tot de waterveiligheid van en de zoetwatervoorziening in Nederland tot 2100. In het voorjaar van 2009 heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat kostenschattingen opgesteld (Bron: Blueconomy kostenschattingen delta-aanbevelingen, april 2009). De totale investeringen tot en met 2015 werden geschat op € 2,3 miljard en tot 2020 op € 8,6 miljard bovenop de reeds begrote middelen. In april 2009 heeft een ministeriele stuurgroep besluiten genomen over de voeding van een fonds van waaruit de deltaaanbevelingen betaald moeten worden. Deze stuurgroep heeft besloten om vanaf 2020 jaarlijks tenminste € 1 miljard te fourneren. Echter, deze inventarisatie gaat maar tot 2015 en tot die periode komen er naar de huidige stand van zaken geen extra middelen beschikbaar in het kader van de deltacommissie.
C r is is pa k k et Wel zijn gelijktijdig met de afspraken die gemaakt zijn ten aanzien van de Deltacommissie afspraken gemaakt in het kader van investeringen in de economie (crisispakket). Als onderdeel van het crisispakket krijgt Verkeer en Waterstaat voor de periode 2009-2011 100 miljoen euro extra voor kustbescherming via het opspuiten van zand (zandsuppletie). Voor het aanpakken van vaarwegen, sluizen en binnenhavens komt € 75 miljoen extra beschikbaar.
W a t erk e ren P ro v in c i es Provincies gaven in 2008 € 184 miljoen uit voor de waterhuishouding. Dit is een stijging ten opzichte van 2007 (2007: gecorrigeerd voor inflatie € 169 miljoen), die met name wordt veroorzaakt door een stijging van de bestedingen die samenhangen met de uitvoering van waterkeringwerken. De helft van de totale bestedingen in 2008 is bestemd voor de waterkeringen. Andere bestedingen zijn onder meer het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Circa 50% van de provinciale uitgaven aan water worden gemaakt ten behoeve van waterkeringen. De overige uitgaven zijn ten behoeve van waterbeheer, bijvoorbeeld grondwaterbeheer.
W a t erk e ren W a te r sc h a p p en
I nv es te r in ge n De gegevens over kosten en investeringen door Waterschappen zijn gebaseerd op achtergrondmateriaal dat is gebruikt ten behoeve van de recentelijk uitgevoerde benchmark tussen waterschappen (Waterschapspeil 2009). Ten aanzien van de waterkeringen heeft de Unie bij haar leden nagevraagd wat de investeringen zijn tot 2012. De investeringen voor daarna zijn niet bekend De totale investeringen tussen 2010 en 2012 in primaire en overige keringen worden door de waterschappen ingeschat op een kleine miljard euro. B eh ee r e n on de rh ou d De kosten van beheer en onderhoud aan waterkeringen bedroegen in 2009 ca. € 118 miljoen (bron: Waterschapspeil 2009). Aangenomen is dat de beheer en onderhoudskosten in de periode tot en met 2015 min of meer gelijk zullen blijven.
183
W a t erb eh e e r R ij k
P la nst ud i e Het rijk heeft nog geen middelen gereserveerd voor projecten die de planstudiefase doorlopen (taakstellend budget, vergelijk met waterkeren). Wel worden enkele projecten in studie genomen maar hiervoor moeten dus nog middelen in de begroting worden opgenomen. Projecten die in studie genomen worden zijn o.a. het Ecologisch herstel Eem- en Gooimeer en het Volkerak-Zoommeer (bron: MIRT 2009).
R ea l i sa t i e In de begroting zijn diverse projecten opgenomen die de realisatie ingaan. De meeste middelen worden gerealiseerd voor het ‘Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren’. Dit programma wordt nagenoeg naadloos voortgezet door middel van investeringen in de KRW-maatregelen in de Rijkswateren (onderdeel van de Stroomgebiedsbeheerplannen).
B eh ee r e n on de rh ou d Wa t e r be he r en en W a t er ma na g em en t Het beheer en onderhoud voor het onderdeel integraal waterbeheer bestaat uit het basispakket b&o integraal waterbeheren en het variabel groot onderhoud (bron: infrastructuurfonds). De laatste post is aflopend in 2010. Het beheer en onderhoud wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat en is vastgelegd in een Service Level Agreement.
B a si sp a k k e t b eh ee r en o nd e rh ou d Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem op een zodanig kwaliteitsniveau te houden dat dit voldoet aan de vigerende regelgeving. Hierbij valt te denken aan beheer en onderhoud van: rijkswateren ten behoeve van maatgevend hoogwater; stuwende en spuiende kunstwerken rijkswateren ten behoeve van waterkwaliteit; oevers en bodems; vergunningverlening en handhaving.
W a t e rma na g em ent Binnen het basispakket watermanagement worden de volgende activiteiten uitgevoerd: peilbeheer en bediening van objecten; monitoring en informatieverstrekking; crisisbeheersing en –preventie.
W a t erb eh e e r Pr o v in c ie s Provincies gaven in 2008 € 184 miljoen euro uit voor de waterhuishouding. Ongeveer de helft van de totale bestedingen in 2008 is bestemd voor waterbeheer.
184
W a t erb eh e e r w a te r sc h ap p en I nv es te r in ge n De gegevens over kosten en investeringen door Waterschappen zijn gebaseerd op achtergrondmateriaal dat is gebruikt ten behoeve van de recentelijk uitgevoerde benchmark tussen waterschappen (Waterschapspeil 2009). Ten aanzien van de waterbeheren heeft de Unie bij haar leden nagevraagd wat de investeringen zijn tot 2012. De investeringen voor daarna zijn niet bekend De totale investeringen tussen 2010 en 2012 in gemalen, baggeren en saneren van waterbodems en de inrichting van watersystemen wordt geschat op circa € 1,5 miljard. Met name de post inrichting van watersystemen is groot, hieronder wordt onder andere verstaan maatregelen die worden genomen uit oogpunt van WB21 en uit oogpunt van de Kaderrichtlijn Water.
W a t er t ak en g em een te n Er is een inschatting gemaakt van de kosten van gemeentelijke watertaken uitgezonderd de kosten voor de KRW welke op zijn genomen in de SGBP’s. De gemeentelijke watertaken zijn in onderstaande tabel genoemd, het betreft de vervanging van rioleringen, afkoppelen, het bestrijden van grondwateroverlast en de investeringen in de basisinspanning en milieu (bron: Rioned). R i o l e ri ng en Het betreft de vervanging van bestaande rioleringen. Nieuwe rioleringen (in nieuwbouwwijken bijvoorbeeld) worden meestal betaald uit de grondexploitatie. Er is geen zicht op de kosten die hiermee gemoeid zijn). De vervangingsinvesteringen nemen naar verwachting in de loop der tijd toe als gevolg van het bereiken van de piek van vervangingen. A fk op p e le n Het betreft maatregelen waarbij regenwateropvang wordt afgekoppeld van het rioleringsstelsel. Aangenomen is conform vigerend beleid dat deze investeringen tot 2027 worden doorgezet. G r on dwa te ro v er la st Het betreft het bestrijden van grondwateroverlast in de gemeenten. Aangenomen is dat de investeringen doorlopen tot 2017 en daarna ophouden. De beheerkosten lopen wel door. B a si s in spa nn in ge n en m i l i eu Het betreft investeringen in onder meer het maken van aansluitvoorzieningen in het buitengebied, bergbezinkbassins en dergelijke. Aangenomen is dat deze investeringen doorlopen tot 2014 omdat dan de ontheffingen van de waterschappen eindigen.
V a a rw eg en R ij k In het MIRT staan in de periode 2010-2013 investeringen opgenomen op het gebied van de hoofdvaarwegen ter grootte van in totaal ruim € 700 miljoen
V a a rw eg en w a t er sc h a p p en De waterschappen hebben aangegeven in de periode 2010-2013 beperkt te investeren in vaarwegen, in totaal ca. € 10 miljoen.
185
Tabel B.4
Investeringen Nederland in waterkeren/beheren/vaarwegen BRON
TOTAAL
2010
2011
2012
2013
>2013
TOTAAL
SUM
17404
3697
4088
3777
2426
3006
I. WATERKEREN
SUM
8903
1521
1926
1785
1038
2221
RIJK
SUM
7202
1063
1355
1205
946
2221
Planstudie totaal
[1]
Realisatie totaal
SUM
5557
729
1095
1010
764
1959
Ruimte voor de Rivier
[1]
1779
286
323
330
310
530
Maaswerken (Zandmaas en Grensmaas)
[1]
296
35
41
37
41
142
Project Mainportontwikkeling Rotterdam Hoogwaterbeschermingsprogramma [a]
[1]
1339
36
427
406
272
198
[1]
1395
213
177
119
59
827
Overige waterkeren
[1]
748
159
127
118
82
262
Basispakket b&o waterkeren
[2]
369
117
75
77
100
117
58
58
368
92
92
92
92
1333
479 361
488 370
Deltacommissie
411
0
Crisispakket PROVINCIES
[3]
WATERSCHAPPEN
SUM
Investeringen in waterkeringen
[4]
979
366 248
Beheer en onderhoud
[4]
354
118
118
118
II. WATERBEHEREN
SUM
7781
2068
2032
1881
1337
464
RIJK
SUM
1641
369
334
295
271
372
Planstudie totaal
[1]
0
0
0
0
0
Realisatie totaal
[1]
823
181
127
85
58
B&O en watermanagement totaal
SUM
818
188
207
210
213
Basispakket b&o waterbeheren
[2]
426
63
119
121
123
Groot variabel onderhoud
[2]
38
38
0
0
0
Watermanagement
[2]
354
87
88
89
90
n.b.
PROVINCIES
[3]
460
92
92
92
92
92
WATERSCHAPPEN
SUM
1535
533
532
470
Gemalen in watersystemen
[4]
235
85
83
67
Baggeren en saneren waterbodems
[4]
138
49
44
45
Overige inrichting watersystemen
[4]
1162
399
405
358
GEMEENTEN Investeringen [b]
SUM
4145
1074
1074
1024
974
SUM
4065
1054
1054
1004
954
Investeringen vervanging rioleringen
[5]
2221
555
555
555
555
Investeringen afkoppelen
[5]
793
198
198
198
198
Investeringen gemeenten grondwateroverlast
[5]
400
100
100
100
100
Investeringen basisinspanning en milieu
[5]
650
200
200
150
100
Beheer en onderhoud gemeentelijk watertaken
SUM
80
20
20
20
20
Jaarlijkse beheerkosten afkoppelen
[5]
32
8
8
8
8
Jaarlijkse beheerkosten grondwateroverlast
[5]
16
4
4
4
4
Jaarlijkse beheerkosten basisinspanning en milieu
[5]
32
8
8
8
8
III. VAARWEGEN RIJK: realisatie hoofdvaarwegen
SUM
721
108
130
111
51
321
[1]
711
102
127
110
51
321
WATERSCHAPPEN: realisatie vaarwegen
[4]
10
6
3
1
[1] MIRT 2008 [2] Rijksbegroting 2009, Infrastructuurfonds (begroting A) [3] Water in beeld 2009 [4] Achtergrondmateriaal bij "Waterschapspeil 2009" [a] exclusief coallitieaccoord gelden die nog niet aan de begroting zijn toegevoegd in de ordegrootte van 700 mln. euro tot 2020. [b] exclusief de gemeentelijke investeringen in KRW-maatregelen
Bron: Teamanalyse Blueconomy/Panteia, 2009.
186
372 n.b.
BIJLAGE 8
Innovatiekenmerken Nederlands Deltatechnologiecluster
De innovatiekracht van het cluster wordt aan de ene kant bepaald door het niveau van de Nederlandse kennis- en onderwijsinfrastructuur en aan de andere kant door de innovatieactiviteiten van bedrijven in het cluster. Nederlandse deltatechnologiebedrijven oordelen positief tot zeer positief over het Nederlandse kennisniveau. Uit de enquête is gebleken dat bijna 35% het oordeel ‘zeer goed’ en 63% het oordeel ‘goed’ geeft. Bij een vergelijking tussen de deelmarkten ‘waterbouw’ en ‘waterbeheer’ blijken bedrijven in ‘waterbouw’ nog positiever te zijn dan bedrijven die voornamelijk in ‘waterbeheer’ werkzaam zijn. Zie Figuur B.9. Figuur B.9 Oordeel over Nederlandse kennisniveau (N=98) 100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0 zeer goed
goed waterbouw
neutraal
slecht
waterbeheer
Bron: Panteia (enquête), 2009.
Qua innovatiekenmerken scoort het cluster goed tot zeer goed. Het percentage bedrijven dat in de afgelopen drie jaar nieuwe producten of diensten op de markt heeft gebracht ligt met 76% boven een vergelijkbaar cijfer in watertechnologie (69%). De samenwerkingsgraad ligt met 90% zeer hoog doch iets lager dan in watertechnologie (96%). Verder participeert 35% van de deltatechnologiebedrijven in een internationaal onderzoeksprogramma of –netwerk. Dit percentage ligt ook iets lager dan bij watertechnologie (38%). Het aantal R&D-FTE’s uitgedrukt in percentage van het totaal aantal FTE’s ligt met 8% wel iets boven het vergelijkbare percentage voor watertechnologie (7%) en op hetzelfde niveau als in de chemie. Een vergelijking tussen de deelmarkten ‘waterbouw’ en ‘waterbeheer’ leert dat bedrijven die met name in de deelmarkt ‘waterbouw’ actief zijn minder vaak betrokken zijn bij internationale onderzoeksnetwerken of –programma’s dan bedrijven die met name in ‘waterbeheer’ actief zijn. Dat heeft vooral te maken met het feit dat er op het gebied van waterbeheer meer programma’s zijn. Zie Figuur B.10.
187
Figuur B.10
Innovatiekenmerken van Nederlandse deltatechologiebedrijven, onderverdeling tussen ‘waterbouw’ en ‘waterbeheer’ (N=98) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Heeft in afgelopen 3 jaar nieuwe producten of diensten op de markt gebracht
Werkt samen met andere bedrijven en instellingen
Participeert in een internationaal onderzoeksnetwerk of programma
waterbouw
Bron: Panteia (enquête), 2009.
188
waterbeheer
90
100
BIJLAGE 9
Benodigde aspecten voor groei en versterking internationale concurrentiekracht B en od i gd e a s pe ct en voo r b en utt i ng g ro e ik a n s en In de enquête is gevraagd naar de aspecten die nodig zijn om groeikansen te benutten die men voor het eigen bedrijf ziet. Evenals in de rondetafelsessies naar voren is gekomen vormt een goede samenwerking met andere bedrijven en kennisinstellingen een zwaarwegend aspect voor de benutting van de eigen groeikansen. Ruim 60% van de bedrijven in de deelmarkt ‘waterbouw’ en 80% van de bedrijven in de deelmarkt ‘waterbeheer’ is doordrongen van dit belang. ‘Meer kennis van de markt en van gebruikers’ wordt daarna door respectievelijk 60% (waterbouw) en 40% (waterbeheer) als belangrijk aspect genoemd. Zie Figuur B.11. Figuur B.11
Aspecten die nodig zijn voor de benutting van de eigen groeikansen, in percentage bedrijven uitgesplitst naar primaire deelmarkt (N=88) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
meer kennis van benodigde technologieën
meer kennis van de markt en van gebruikers
samenwerking met andere bedrijven
samenwerking met kennisinstellingen
openen van nieuwe vestigingen of deelnemingen in buitenland
financiële middelen
waterbouw
waterbeheer
Bron: Panteia (enquête), 2009.
‘Meer kennis van benodigde technologieën’ wordt door relatief geringe percentages (17% voor ‘waterbouw’ en 28% voor ‘waterbeheer’) als belangrijk aspect genoemd voor benutting van de eigen groeikansen. Bedrijven hebben deze kennis in meerderheid kennelijk al in huis. Gevraagd naar de technologieën die daarvoor nodig zijn blijkt de behoefte in ‘waterbeheer’ aan ICT-gerelateerde technologieën relatief groot. Zie Figuur B.12.
189
Figuur B.12 Technologieën die nodig zijn om de eigen groeikansen te benutten, in percentage bedrijven uitgesplitst naar primaire deelmarkt (N=88) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
deltatechnologie
meet- en regeltechniek
sensortechnologie
procestechnologie
materiaaltechnologie
producttechnologie
ICT
(geo)hydrologie
waterbouw
waterbeheer
Bron: Panteia (enquête), 2009.
V e r st e rk ing int e rna t iona l e c on cu r re nt i ek ra ch t Los van de groeikansen die men ziet voor het eigen bedrijf is in de enquête meer in het algemeen gevraagd naar de aspecten die van belang zijn voor een versterking van de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse Deltatechnologie-cluster. Het blijkt dat het bieden van integrale oplossingen door ruim de helft van de bedrijven zeer belangrijk gevonden en door bijna 40% belangrijk. Het bieden van deze oplossingen – vaak voor complexe vraagstukken – vraagt om een verdere versterking van de innovatiekracht en om meer samenwerking. Vandaar dat de aspecten ‘meer investeren in innovatie’, ‘meer investeren in wetenschappelijk onderzoek’ en ‘meer ruimte voor innovaties in aanbestedingen’ door een grote meerderheid als belangrijk tot zeer belangrijk worden gezien. Zie Figuur B.13. Veel bedrijven onderkennen verder het belang van een goede samenwerking. Volgens bijna 90% van de bedrijven – groot en klein - moet meer worden samengewerkt; 40% vindt dit zelfs zeer belangrijk. Ook in de interviews en rondetafelsessies is het belang onderkend van het bundelen van kennis en expertise, van een goede kennisdeling en van samenwerking. Dit is nodig om blijvend een voorsprong te behouden en om integrale oplossingen voor complexe vraagstukken te kunnen bieden. Zoals verder blijkt uit Figuur B.13 moeten internationale relaties en netwerken volgens 80% van de bedrijven beter worden benut. In Nederland vormt het NWP een belangrijk en gewaardeerd platform met een sterke netwerkfunctie, zowel nationaal maar vooral ook internationaal.
190
Figuur B.13
Belang van aspecten voor versterking van de internationale concurrentiekracht van Nederland, percentage bedrijven (N=98) 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
het bieden van integrale oplossingen meer investeren in innovatie waaronder demoprojecten en proeflocaties meer investeren in wetenschappelijk onderzoek meer ruimte voor innovatie in aanbestedingen meer samenwerking tussen Nederlandse bedrijven in de keten beter benutten van internationale relaties/netwerken
betere marketing van Nederland
wegnemen van de kloof onderwijs/arbeidsmarkt zeer belangrijk
belangrijk
Bron: Panteia (enquête), 2009.
Uit Figuur B.13 blijkt verder dat bijna 80% van de bedrijven van mening is dat de marketing van Nederland als deltatechnologieland beter moet. Ruim 20% vindt dit zelfs zeer belangrijk. Met de komst van het project Dutch Delta Design 2012 is daarvoor een eerste belangrijke stap gezet, maar de focus in marketing van Nederland kan nog beter volgens de overgrote meerderheid. Tot slot geeft ongeveer 70% van de bedrijven aan het belangrijk tot zeer belangrijk te vinden om de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt weg te nemen.
191
BIJLAGE 10
Scenario’s Vier gezichten op Nederland
In deze bijlage wordt een toelichting gegeven op de scenariostudie van het CPB Vier gezichten in Nederland. 74 De studie Vier gezichten op Nederland brengt mogelijke ontwikkelingen voor de Nederlandse economie in kaart door middel van vier scenario’s. De studie dient als achtergrond voor het analyseren van strategische vraagstukken die spelen op de lange termijn. Centraal uitgangspunt daarbij is dat Nederland onlosmakelijk verbonden is met Europa. Toekomstbeelden voor Nederland kunnen dan ook niet los gezien worden van corresponderende beelden voor Europa. In oktober 2003 heeft het CPB de studie Four Futures of Europe uitgebracht, waarin in vier scenario’s mogelijke toekomstbeelden voor Europa zijn beschreven. Vervolgens zijn de vier scenario’s voor Nederland uitgewerkt en is er een kwantitatieve invulling aan gegeven op nationaal niveau en voor afzonderlijke bedrijfstakken tot 2040.
T we e s le ut e lo nz ek e rh ede n De vier scenario’s zijn geordend rond twee sleutelonzekerheden. De eerste betreft de mate waarin landen bereid en in staat zijn om internationaal samen te werken. Op Europees niveau is de uitdaging om slagvaardig te blijven opereren en tegelijkertijd de legitimiteit te behouden. Een belangrijke vraag is of Europa kiest voor een gezamenlijke aanpak van grensoverschrijdende problemen, of dat lidstaten meer belang hechten aan hun eigen soevereiniteit en identiteit. Ook op mondiaal niveau spelen belangrijke vraagstukken van internationale samenwerking, waaronder milieu en handelsliberalisatie. De tweede sleutelonzekerheid voor Europa is de hervorming van de collectieve sector. Alle Europese landen krijgen in de komende decennia te maken met een vergrijzende bevolking, verdergaande individualisering en een naar verwachting toenemende loonongelijkheid tussen hoog- en laagopgeleiden. Deze trends verhogen de druk op de collectieve sector. De vraag is voor welk niveau van publieke voorzieningen de lidstaten zullen kiezen. Welke taken worden verricht door de collectieve sector en welke worden afgestoten en overgelaten aan de markt? De twee sleutelonzekerheden vormen de basis van de vier scenario’s. De onzekerheden en de daaruit afgeleide scenario’s zijn getekend in Figuur B.14. Elk kwadrant van deze figuur geeft een scenario weer. In Regional Communities hechten landen veel waarde aan hun soevereiniteit en identiteit en hervormingen in de collectieve sector komen nauwelijks tot stand. In Strong Europe vinden wel enige hervormingen plaats in de sociale zekerheid. In Transatlantic Market wordt de collectieve sector wel hervormd, maar zijn de Europese landen niet bereid om een deel van hun soevereiniteit in te leveren. In Global Economy wordt internatonale samenwerking gecombineerd met een grondige herziening van de collectieve sector.
74
CPB, 2004, Vier gezichten op Nederland
193
Figuur B.14 Sleutelonzekerheden en de vier scenario's
Bron: CPB, 2004, Vier gezichten op Nederland
Deze vier scenario’s leiden tot grote verschillen in economische groei. Deze groei is het hoogst in een wereld waarin internationale samenwerking en marktgericht handelen samengaan, dit is het Global Economy scenario. Het is echter belangrijk te benadrukken dat economische groei maar één kant van de medaille is. Marktgericht handelen leidt weliswaar tot hogere economische groei, maar ook tot grotere inkomensverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden en tussen werkenden en niet-werkenden. Daarnaast is er in een marktgerichte omgeving minder aandacht voor grensoverschrijdende milieuvraagstukken en worden de problemen op dit terrein niet aangepakt. Internationale samenwerking heeft voordelen op het gebied van economie en milieu, maar gaat ten koste van soevereiniteit en identiteit van de afzonderlijke landen.
V i e r sc en a r i o’ s v oo r E ur o pa Regional Communities In het scenario Regional Communities hechten landen sterk aan hun eigen soevereiniteit waardoor de Europese Unie er niet in slaagt om institutionele hervormingen door te voeren. Ook internationale handelsliberalisatie komt niet van de grond, waardoor de wereld uiteenvalt in een aantal handelsblokken. Internationale milieuvraagstukken worden niet aangepakt. Toch is de milieudruk relatief laag vanwege de lage economische groei. Er zijn nauwelijks hervormingen
194
van de collectieve sector in dit scenario. Collectieve regelingen blijven in stand, waarbij de nadruk ligt op een gelijkmatige inkomensverdeling en solidariteit. Door het gebrek aan prikkels in de sociale zekerheid en de hoge belasting- en premietarieven is de arbeidsparticipatie relatief laag en de werkloosheid hoog. Gebrek aan concurrentie remt de noodzaak voor bedrijven om te innoveren. De verbrokkelde markten belemmeren de snelle verspreiding van kennis en de kleine inkomensverschillen leiden tot een matige stimulans voor het opbouwen van menselijk kapitaal. De jaarlijkse arbeidsproductiviteitstijging en economische groei zijn gering. Strong Europe In Strong Europe is er veel aandacht voor internationale samenwerking. De Europese instituties worden succesvol hervormd en landen geven een deel van hun soevereiniteit op. Daarmee wordt Europa een invloedrijke speler op het economische en politieke wereldtoneel. Dit maakt het mogelijk internationale milieuvraagstukken gecoördineerd aan te pakken. Europa doet enige concessies aan de VS die daarna het Kyotoverdrag ratificeren. Turkije treedt toe tot de Europese Unie. Het sociaaleconomisch beleid is net als in Regional Communities gericht op solidariteit en een gelijkmatige inkomensverdeling, al vinden er wel enige hervormingen plaats. Door deze hervormingen, door hogere investeringen in onderwijs en onderzoek en door de grotere markt komt de groei van de arbeidsproductiviteit hoger uit dan in Regional Communities. Ook de economische groei is in dit scenario hoger. Transatlantic Market In het scenario Transatlantic Market wordt de uitbreiding van de Europese Unie geen politiek succes. Daarvoor hechten landen te veel aan hun soevereiniteit en lossen problemen op nationaal niveau op. Wel vindt er een vérgaande handelsliberalisatie plaats tussen de Verenigde Staten en Europa, waardoor op termijn een nieuwe interne markt ontstaat. Het scenario kenmerkt zich door een overheid die de eigen verantwoordelijkheid van burgers benadrukt. De verzorgingsstaat wordt ingeperkt en publieke voorzieningen worden versoberd. Hierdoor neemt de inkomensongelijkheid toe. Door het afnemen van de macht van vakbonden wordt de arbeidsmarkt flexibeler. De versobering van de sociale zekerheid verhoogt de arbeidsparticipatie, de internationale concurrentie verhoogt de prikkel om te innoveren en de grotere inkomensverschillen maken studeren aantrekkelijk. De groei van de arbeidsproductiviteit en de economische groei zijn hoog. Grensoverschrijdende milieuvraagstukken worden niet opgepakt, maar de hogere welvaart leidt wel tot lokale milieu-investeringen gericht op bijvoorbeeld geluids- en stankoverlast en onderhoud van natuur. Global Economy In het scenario Global Economy breidt de EU zich nog verder naar het oosten uit. Naast Turkije worden ook landen als Oekraïne lid. De WTO-onderhandelingen zijn succesvol en de internationale handel vaart er wel bij. Politieke integratie komt echter niet van de grond. Internationale samenwerking op andere gebieden dan handelsvraagstukken mislukt. Net als in Transatlantic Market is in dit scenario sprake van een overheid die de eigen verantwoordelijkheid van burgers benadrukt.
195
Vergeleken met Transatlantic Market krijgt de groei van de arbeidsproductiviteit nog een extra stimulans door de sterke wereldwijde economische integratie. De groei van de materiële welvaart is dan ook het hoogst in dit scenario. Net als in Transatlantic Market komt er geen overeenkomst voor de aanpak van grensoverschrijdende milieuvraagstukken. Dit en de wereldwijde hoge economische groei leiden tot forse milieuvervuiling. Wel leidt de hogere welvaart ook hier tot lokale milieu-initiatieven.
196