1
Het gebruik van open content licenties in het culturele veld Verslag van een survey in Vlaanderen
Acronym:
PokuMOn – Podiumkunsten Multimediaal Ontsloten
Work package:
2
Deliverable:
D2.3 (versie 0.9)
Date:
28/12/2008
Author:
Tom Evens (Tom[dot]Evens[at]UGent[dot]be)
1
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Inhoud 1. INLEIDING
3
2. RELEVANTIE VOOR HET CULTURELE ERFGOEDVELD
6
3. ONDERZOEKSOPZET
8
4. STEEKPROEFPOPULATIE
9
5. ONDERZOEKSRESULTATEN
10
5.1. COLLECTIE VAN DE INSTELLINGEN
10
5.2. AUTEURSRECHTELIJK BELEID
14
5.3. KENNIS EN GEBRUIK OPEN CONTENT LICENTIES
17
5.4. HOUDING TEN AANZIEN VAN OPEN CONTENT LICENTIES
20
6. AFSLUITEND
22
7. LITERATUUR
22
APPENDIX: VRAGENLIJST
23
Dit onderzoek was mogelijk met de steun en medewerking van de betrokken steunpunten. Speciale dank aan Dries Moreels, Jeroen Walterus, Bart De Nil, Jensen Dehaes en Roel Vanhoeck Dit werk valt onder de toepassing van de Creative Commons BY-NC-ND 2.0 Belgium licentie
2
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
1. Inleiding Onder het auteursrecht bepaalt de auteur van een werk (van literatuur, wetenschap of kunst) zelf de modaliteiten waaronder dit werk wordt gepubliceerd, verdeeld of vermenigvuldigd. Dit recht is impliciet verbonden met de creatie van een werk. Zonder dit recht kunnen auteurs hun werk onmogelijk economisch valoriseren. Oorspronkelijk was het auteursrecht in Europa bedoeld voor boeken, maar tegenwoordig valt een ruime waaier van werken onder de toepassing van het auteursrecht: software, films, muziek, journalistieke teksten… Het auteursrecht is zo ook steeds meer gaan lijken op het Angelsaksische copyright. Hoewel een copyright of auteursrecht de belangen van de auteur beschermt, bestaat er consensus over dat een te strikte toepassing van de auteurswetgeving de vrije informatieverspreiding ernstige schade kan toebrengen. Dit heeft alles te maken met het soms precaire evenwicht tussen het beschermen van de belangen van de auteur enerzijds en het vrijwaren van het algemeen, maatschappelijk belang op het gebied van vrije informatieverspreiding anderzijds. Dit is wat Neil Weinstock Netanel (1996) het democratisch paradigma van het auteursrecht noemde: “The democratic paradigm requires that copyright protection be sufficiently strong to ensure support for copyright’s production and structural functions. But at the same time, it would accord authors a limited proprietary entitlement, designed to make room for- and, indeed, to encourage – many transformative and educative uses of existing works.”
Omgevingen veranderen echter, ook die waarin auteurs en creatieve geesten zich bewegen. Digitale technologieën hebben de onderlinge verhouding tussen auteurs, producenten, distributeurs en consument drastisch gewijzigd. Deze technologieën laten auteurs immers toe om hun werken eigenhandig te verspreiden via websites, peer-to-peer netwerken… (zie Groeneveld, 2007 voor meer achtergrond). Deze evolutie heeft geleid tot een tegenbeweging, die voor een minder restrictieve of zelfs vrij zone van auteursrechten pleit. De belangrijkste stroming wordt de Free Culture beweging genoemd, die zich tot doel stelt creatieve werken via voornamelijk het internet onder ‘copyleft’ (een minder restrictieve licentie dan het normale auteursrecht) te verspreiden. Basis van deze beweging vormt het omvangrijke ‘Free Culture. How big media uses technology and the law to lock down culture and control creativity’. Daarin omschrijft godfather Lawrence Lessig (professor Stanford University) wat hij verstaat onder ‘free culture’ (2004: xiv): “A free culture supports and protects creators and innovators. It does this directly by granting intellectual property rights. But it does so indirectly by limiting the reach of those rights, to guarantee that follow-on creators and innovators remain as free as possible from the control of the past. A free culture is not a culture without property, just as a free market is not a market in which everything is free. The opposite of a free culture is a “permission culture”—a culture in which creators get to create only with the permission of the powerful, or of creators from the past.”
3
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Belangrijk daarbij is dus dat een free culture allesbehalve auteursrechtelijke bescherming uitsluit, integendeel zelfs. Free culture ondersteunt en beschermt de maker van een creatief werk maar laat ook alle kansen voor verdere innovatie en verspreiding van het werk. Dit stimuleert personen die het werk onder bepaalde voorwaarden verder willen verspreiden of bewerken. Deze ‘bepaalde voorwaarden’ worden door de auteur van het werk gekozen. In deze zin verschuift de focus van ‘all rights reserved’, waarbij de auteur volledige controle houdt op de verspreiding en exploitatie van het werk, naar ‘some rights reserved’, waarbij de auteur zelf kan bepalen in welke mate het werk aan het publieke domein ter beschikking wordt gesteld. In wezen breidt de Free Culture beweging de idealen van de vrije softwarebeweging, die het gebruik en aanpassing van bestaande software promoot, uit naar alle creatieve en culturele werken. Creatief werk dat werd gepubliceerd onder voorwaarden die het bewerken en verspreiden ervan toelaten of zelfs promoten, wordt ook wel eens open content genoemd. Deze term is afgeleid van open source, die verwijst naar voorwaarden om computersoftware en programmacodes verder te verspreiden. Open content, waarvoor geldt dat de auteurs expliciet afzien van de uitoefening van bepaalde auteursrechten, mag echter niet verward worden met werken in public domain, waarop het auteursrecht niet langer van toepassing is omdat de beschermingstermijnen zijn verlopen. Het mag duidelijk zijn dat de laatste jaren onder deze beweging heel veel verschillende licenties zijn uitgewerkt, die elk van toepassing zijn op verschillende soorten van informatie. Binnen deze licenties zijn dan nog eens diverse varianten aanwezig die de verschillende voorwaarden voor verdere bewerking en verspreiding specificeren. De als knellend ervaren handhaving van het auteursrecht in de huidige digitale omgeving en de vrije verspreiding van content vormt de rode draad doorheen deze licenties. In essentie trachten deze licenties een middenweg te vinden tussen economische rechten en democratische plichten. De licentie die vaak in één adem met Free Culture wordt genoemd, is Creative Commons (CC), waaraan Lawrence Lessig eveneens aan de basis lag. Creative Commons is een oorspronkelijk Amerikaans project uit 2001 voor het bevorderen van open content. Door creatieve werken vrijer beschikbaar te stellen dan in traditioneel auteursrecht mogelijk is, kunnen die werken makkelijker gekopieerd en verspreid worden. De auteur kiest de voorwaarden, waardoor bij Creative Commons sprake is van ‘some rights reserved’. Zoals gezegd, valt Creative Commons helemaal niet samen met het publieke domein (PD) – no rights reserved – en uiteraard evenmin met het ‘all rights reserved’ copyrightstelsel (C). Figuur 1 situeert Creative Commons ergens halverwege in het spectrum van het auteursrecht.
Figuur 1: Spectrum van auteursrecht (www.creativecommons.org)
4
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Het Creative Commons project biedt een viertal keuze-elementen aan die de pijlers vormen voor de verschillende licenties: BY: Attribution of naamsvermelding: het kopiëren, distribueren, vertonen en uitvoeren van het werk en afgeleide werken is toegestaan op voorwaarde van het vermelden van de originele auteur. NC: Non-commercial of niet-commercieel: het kopiëren, distribueren, vertonen en uitvoeren van het werk en afgeleide werken mag niet voor commerciële doeleinden ND: No Derivative Works of geen afgeleiden: het kopiëren, distribueren, vertonen en uitvoeren van het werk is toegestaan, maar niet het veranderen van h et werk SA: Share Alike of gelijk delen: het distribueren van afgeleide werken is alleen toegestaan onder een identieke licentie Op basis van deze vier elementen kunnen verschillenden licenties gevormd worden.In totaal zijn er zes verschillende licentievormen, die gratis en eenvoudig via het internet kunnen gekozen worden1. Na het beantwoorden van enkele eenvoudige vragen wordt een licentie gegenereerd die aan het werk kan gekoppeld worden. Aan deze licentie worden symbolen met enkele regels tekst gekoppeld, die gebruikers op eenvoudige wijze laten zien wat ze wel en niet met een werk mogen doen. Ten slotte kan de maker een automatisch gegenereerde rtf-code aan zijn werk koppelen, zodat op internet voor zoekmachines en gebruikers duidelijk is welke licentie op het werk van toepassing is (Groeneveld, 2007). BY BY-NC BY-NC-ND BY-NC-SA BY-ND BY-SA Recent werden internationale projecten opgezet om deze licenties van het Anglo-Amerikaanse recht naar andere talen en rechtssystemen te vertalen. Sinds eind 2007 is er ook een Belgische variant op Creative Commons van kracht, aangepast aan de Belgische wetgeving. De versies werden uitgewerkt door Séverine Dusollier, Philippe Laurent (CRID, Universiteit Namen) en Mélanie Carly (CIR, KU Leuven).2
1
Via http://creativecommons.org/license/?jurisdiction=be kunnen instellingen de gepaste Creative Commons licentie selecteren, aanvragen en implementeren 2 Voor meer informatie verwijzen we u graag naar http://creativecommons.org/international/be/
5
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
2. Relevantie voor het culturele erfgoedveld De culturele erfgoedsector is bij uitstek een creatieve sector en kent bovendien een sterke aanwezigheid van auteursrechtelijk beschermde werken. Auteursrecht vormt immers een vitale voorwaarde voor de creatieve sector. Culturele en erfgoedinstellingen hoefden zich in het verleden nooit echt veel met auteursrechten in te laten maar in de netwerkmaatschappij is dat wel even anders. Het internet biedt de sector immers tal van mogelijkheden om cultuur toegankelijk te maken en op ruime schaal te verspreiden. De vrije beschikbaarheid van culturele artefacten op het internet levert echter een spanningsveld op tussen het publieke belang van maximale toegankelijkheid en auteursrechtelijke kwesties. Dit is het geval voor bibliotheken, die vooral een tussenschakel zijn in de distributie van kennis en informatie. Erfgoedinstellingen (i.e. musea, archiefinstellingen, erfgoedbibliotheken en andere collectiebeherende erfgoedorganisaties) beschikken heel vaak niet over de rechten op werken in hun collectie, scheppende culturele organisaties zoals toneelgezelschappen of filmproducenten bezitten deze rechten in principe wel. Maar ook in het geval van de podiumkunsten stellen we vast dat de mogelijkheden inzake het online distribueren van auteursrechtelijke werken (video, foto, tekst…) te weinig worden verkend en toegepast. Dat i voor een belangrijk deel te wijten aan het huidige auteursrechtelijke bestel, dat weinig faciliteiten biedt voor dergelijke initiatieven. En toch is er hoop. Creative Commons licenties hebben het (her)gebruik van auteursrechtelijk beschermde materialen zonder twijfel versoepeld. Deze licenties zijn speciaal ontwikkeld om de rechthebbenden – want het initiatief ligt duidelijk bij de eerste scheppende auteur – bij de ontsluiting en verspreiding van hun originele werken via het internet te ondersteunen. Als gevolg van de veelvuldige toepassing van Creative Commons licenties ontstaat een kettingeffect waardoor de ‘vrije’ werken op het internet circuleren en de massale verspreiding van deze werken gestimuleerd wordt. Aldus ontstaat er “een contractuele uitbreiding van het publieke domein” (Hoorn, 2008: 28). Op een dergelijke manier kan de goudmijn aan foto’s, video- en geluidsmaterialen, teksten en andere (meta)data ook via het internet zijn weg naar diverse doelgroepen vinden. Dit sluit uiteraard elke commerciële exploitatie van online materialen uit maar impliceert wel dat culturele instellingen gebruikers in toenemende mate bij hun collectie kunnen betrekken. Niettemin zijn we er ons van bewust dat Creative Commons slechts een beperkte bijdrage levert aan de problematiek van de auteursrechten in de digitale informatiesamenleving en op belangrijke beperkingen stuit. Zo kunnen instellingen deze licenties enkel aanwenden als ze rechthebbende zijn, wat bij erfgoedinstellingen bijvoorbeeld niet steeds het geval is. Ook werd de Free Culture beweging, die ijvert voor de vrije productie en verspreiding van digitale goederen, recent meermaals onder vuur genomen omwille van de economische rente op digitale artefacten. Gebruikers wenden vrijelijk hun creativiteit aan maar ontvangen geen vergoeding als één of ander bedrijf deze usergenerated content kapitaliseert (Pasquinelli, 2008). Het is duidelijk dat vooral mastodonten als Google, YouTube of MySpace hier geviseerd worden. Een andere aanval kwam uit de hoek van
6
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Andre Keen, die met zijn boek ‘Cult of the Amateur’ (2007) de huidige Web 2.0 ontwikkelingen als een gevaar voor de waarden en normen van onze samenleving beschouwt. Grondlegger Lawrence Lessig wordt door Keen in één beweging als een “intellectuele eigendomscommunist” afgedaan. Bovendien heerst vanuit de creatieve sector groot argwaan ten aanzien van open content licenties omdat het voor auteurs, aangesloten bij collectieve beheersvennootschappen, niet mogelijk is om deze licenties te gebruiken. De standaardovereenkomsten maken vaak gebruik van een bepaling waardoor het exploitatierecht voor het gehele repertoire van de aangesloten auteur exclusief bij de vennootschap komt te liggen. Hierdoor kunnen aangesloten leden feitelijk geen werken onder Creative Commons licenties verspreiden als zij tegelijkertijd auteursrechtelijke vergoedingen voor andere werken wensen te ontvangen. Deze situatie gaat op voor de meeste Europese landen (zie ook Groeneveld, 2007). Ondanks deze drempels die een wijde toepassing van Creative Commons licenties bij cultuur- en erfgoedinstellingen bemoeilijken, bestaat ook bij Vlaamse instellingen vraag naar modellen die een ruime verspreiding van collecties toelaten. In dit rapport gaan we dieper in op de resultaten van een onderzoek naar het gebruik van deze licenties bij Vlaamse cultuur- en erfgoedinstellingen. Dat onderzoek werd uitgevoerd door de onderzoeksgroep Media & ICT van de Universiteit Gent en kadert binnen het IBBT-project PokuMOn (Podiumkunsten Multimediaal Ontsloten), dat zich toelegt op het ontwikkelen van efficiënte ontsluitingsmechanismen voor podiumkunsten in Vlaanderen. Directe aanleiding van het onderzoek dat we in het verdere vervolg van dit rapport willen aanraken, is een grootschalige webbevraging die recentelijk werd opgezet bij Britse erfgoedinstellingen (Hatcher, 2007). Deze studie polste naar het bewustzijn, kennis en gebruik van open content licenties in het Britse culturele erfgoedveld (musea, bibliotheken, galerijen, archieven, televisie- en radioproducenten en filmmaatschappijen). Op 104 respondenten kenden liefst 59 instellingen Creative Commons, 10 instellingen gebruikten de licenties al terwijl 12 respondenten aangeven deze licenties in de toekomst te zullen gebruiken. Om de Vlaamse situatie ook in een internationaal kader te situeren, zullen wij in dit rapport geregeld naar de resultaten van deze Britse studie verwijzen. Ook in Nederland werd – eerder theoretisch – nagegaan hoe culturele erfgoedinstellingen deze licenties kunnen aanwenden om hun rol als digitaal curator ten volle te spelen (Hoorn, 2006, 2008).
7
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
3. Onderzoeksopzet In dit onderzoeksrapport bespreken we de resultaten van een online survey rond het gebruik van open content licenties binnen het Vlaamse culturele en erfgoedveld. Deze vragenlijst is een gezamenlijk initiatief van kunsten- en erfgoedsteunpunten Vlaams Theater Instituut, FARO – Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed, Muziekcentrum Vlaanderen en BAM en is bedoeld om een beeld te verwerven op de huidige en potentiële toepassing, maar had eveneens een informerende en sensibiliserende doelstelling. Om deze reden werd op 14 oktober 2008 een workshop georganiseerd waarbij Esther Hoorn (Rijksuniversiteit Groningen) en Tom Evens (Universiteit Gent) de problematiek belichtten. Om vergelijkbaarheid na te streven, is deze vragenlijst sterk gebaseerd op het werk van Hatcher (2008). Waar mogelijk zullen we in dit rapport door middel van kaderstukjes ook parallellen trekken met de resultaten van de Britse survey. De vragenlijst is opgebouwd rond een viertal blokken: collectie van de instelling, auteursrechtelijk beleid, kennis en gebruik van open content licenties en houding ten aanzien van open content licenties (zie Appendix). Deze blokken worden ook tijdens het rapport afzonderlijk behandeld. De vragenlijst werd op 15 september 2008 gelanceerd en bleef online tot 13 november 2008. Eind september verstuurden de betrokken steunpunten een mailing met een uitnodiging tot de georganiseerde workshop en een oproep om de survey in te vullen. Eind oktober werd een herinneringsmail gestuurd naar de culturele en erfgoedinstellingen die de enquête nog niet hadden ingevuld. In totaal werd de startpagina 498 keer bekeken en vulden 91 instellingen uit het culturele veld de vragenlijst in (met een gemiddelde invultijd van 6m43s). De data werden eerst gecleand – bijvoorbeeld het wissen van dubbele invullingen door meerdere personen uit dezelfde instelling – waardoor uiteindelijk 81 cases werden weerhouden. Nadien werden deze data geanalyseerd door middel van het statistische softwarepakket SPSS.
8
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
4. Steekproefpopulatie De vragenlijst stond open voor alle instellingen uit het brede culturele en erfgoedveld zoals kunstencentra, podiumkunstorganisaties, muziekensembles, musea en erfgoedinstellingen. Het oorspronkelijke opzet om de steekproef in te delen in meerdere categorieën (kunstencentrum, kunsteducatieve organisatie, muziekclub, archiefinstelling…) bleek wegens de te beperkte steekproefomvang niet haalbaar waardoor we genoodzaakt waren volgende tweedeling te hanteren: enerzijds erfgoedinstellingen (musea, archiefinstellingen erfgoedbibliotheken en andere collectiebeherende erfgoedorganisaties) en culturele instellingen anderzijds (kunstencentra, educatieve organisaties, beeldende kunst, audiovisuele kunst, podiumkunsten, muziek…). Via deze classificatie verkregen we een evenwichtige tweedeling in onze steekproef met in totaal 29 erfgoedinstellingen en 45 kunstorganisaties (zie Tabel 1). 7 organisaties verkozen volstrekt anoniem te blijven en konden dus niet geclassificeerd worden. Op basis van deze steekproef kunnen we in principe geen representatief beeld schetsen van de toepassing van open content licenties in het Vlaamse culturele en erfgoedveld. Niettemin stelt dit onderzoek ons in staat een eerste exploratieve indicatie te geven van de kennis en het gebruik van deze licenties. Tabel 1: Steekproefpopulatie
Erfgoedinstelling Kunstorganisatie Onbekend Totaal
Frequentie
Percentage
29 45 7 81
35,8 55,6 8,6 100
In totaal namen 107 organisaties deel aan de Britse studie, zowel publieke als private instellingen. Deze instellingen varieerden van zowel kleine non-profit instellingen tot enkele van de belangrijkste en meest bezochte musea van het Verenigd Koninkrijk. De sample bestond vooral uit musea, bibliotheken, archieven en galerijen, zodat dit onderzoek hoofdzakelijk beperkt bleef tot wat wij in dit rapport onder erfgoedinstellingen rekenen. Podiumkunstenorganisaties werden bij deze studie niet of nauwelijks betrokken. Dit essentiële verschil in de aard van de steekproef kan een cruciale verklaring vormen voor enkele opmerkelijke verschillen inzake de Britse en Vlaamse situatie. In vergelijking met de 107 respondenten uit de Britse studie betekent 81 deelnemers in Vlaanderen een relatief goede proportie. De 81 weerhouden antwoorden werden hoofdzakelijk geleverd door zakelijke en artistieke leiders, maar ook websitebeheerders, communicatieverantwoordelijken en stafmedewerkers verleenden hun medewerking. In totaal wensten 32 respondenten op de hoogte gehouden te worden van de resultaten van dit onderzoek, wat er kan op wijzen dat een belangrijk deel van de instellingen dit onderzoek relevant en interessant vond.
9
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
5. Onderzoeksresultaten In dit onderzoeksluik bespreken we de resultaten naar analogie met de verschillende blokken in de vragenlijst. Achtereenvolgens komen de collectie van de instelling, auteursrechtelijk beleid, kennis en gebruik van open content licenties en houding ten aanzien van open content licenties aan bod.
5.1. Collectie van de instellingen Eén van de belangrijkste doelstellingen van open content licenties is het vergemakkelijken en stimuleren van het delen van erfgoedmaterialen via het internet. Figuur 2 geeft een overzicht van de diverse types erfgoedmaterialen die de bevraagde instellingen beschikbaar stellen via het internet. Indien deze niet via het internet ontsloten worden, werd aan de instellingen gevraagd aan te geven of ze al dan niet concrete plannen hadden om de materialen via het internet beschikbaar te stellen. In het uiterste geval maakten bepaalde types erfgoedmaterialen geen deel uit van de collectie. De materiaaltypes die in deze vraag werden opgenomen zijn: Afbeeldingen (foto's) Geluid (muziek, gesproken woord) Video (video, film, bewegend beeld) Tekst (manuscripten, boeken, tijdschriften, periodieke publicaties) Multimedia (mengvorm van verschillende types) Databanken (collectie van gerelateerde informatie) Metadata (formele en inhoudelijke metadata zoals rechteninformatie, trefwoorden...) Uit de resultaten (zie Figuur 2) blijkt duidelijk dat afbeeldingen en tekst de meeste gedeelde materialen vormen (respectievelijk 75% en 44%). Toch enigszins verrassend zien we ook een sterke score voor video (42%). Bovendien heeft ongeveer 30% van de bevraagde instellingen plannen te hebben om videomateriaal beschikbaar te stellen via het internet. Ook geluidsmateriaal doet het relatief goed, met ca. 56% van de instellingen die het al aanbiedt of plannen heeft om dat in de nabije toekomst te doen. Onder aanvoering van de erfgoedinstellingen zien we ook goede scores voor databanken, hiermee worden collecties van gerelateerde informatie bedoeld, en metadata, die de collectie beschrijfbaar en snel doorzoekbaar maakt. Op 81 respondenten bieden 11 instellingen waaronder vooral musea vooralsnog geen enkel datatype via het internet aan, sommigen van deze organisaties plannen dit wel te doen in de nabije toekomst.
10
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Figuur 2: Delen van collectie (N: 81)
Deze resultaten komen goed overeen met de bevindingen van de Britse studie waar afbeeldingen en tekst eveneens de meeste gedeelde materialen vormden. In tegenstelling tot ons onderzoek, worden multimedia, geluid- en videomaterialen er opmerkelijk minder gedeeld via het internet. Een verklaring hiervan vinden we mogelijk in de steekproefsamenstelling. Doordat de Britse studie zich hoofdzakelijk richtte tot organisaties die wij als erfgoedinstellingen hebben geclassificeerd, vermoeden we dat de kunstorganisaties verantwoordelijk zijn voor de verschillende resultaten tussen beide steekproeven. Daarom lijkt het ons interessant eventuele sectorale verschillen in de steekproef hieronder op te sporen.
11
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Afbeeldingen zijn zonder de minste twijfel de meest gedeelde materiaalvorm via het internet (zie Tabel 2). Zowel erfgoedinstellingen als kunstorganisaties bieden deze massaal aan via het internet, ook al is duidelijk dat deze praktijk nog gangbaarder is bij kunstorganisaties. Opmerkelijk is ook het extreem lage aantal instellingen dat beweert geen afbeeldingen in de collectie te hebben. Uit Tabel 2 blijkt verder dat er weinig groeimarge voor dit soort van materiaal bestaat: slechts een beperkt aantal instellingen heeft geen plannen om afbeeldingen via het internet aan te bieden. Uiteraard kunnen instellingen overgaan tot het ontsluiten van nog meer afbeeldingen. Tabel 2: Delen van afbeeldingen (N: 74)
Al beschikbaar Plannen Geen plannen Geen bezit
Afbeeldingen erfgoed
Afbeeldingen kunst
20 (69%) 4 (13,8%) 4 (13,8%) 1 (3,4%)
36 (80%) 5 (11,1%) 3 (6,7%) 1 (2,2%)
Tabel 3 toont alvast een eerste belangrijk onderscheid aan tussen de diverse instellingen. Zo stellen kunstorganisaties geluidsmaterialen significant vaker beschikbaar via het internet dan instellingen uit de erfgoedsector. Deze resultaten bevestigen onze hypothese als zouden de resultaten van de Britse studie vergelijkbaar zijn aan de bevindingen uit de erfgoedsector. Ook in Groot-Brittannië werd vastgesteld dat audio nauwelijks gedeeld worden via het internet. Tabel 3: Delen van geluid (N: 74)
Al beschikbaar Plannen Geen plannen Geen bezit
Geluid erfgoed
Geluid kunst
3 (10,3%) 8 (27,6%) 11 (37,9%) 7 (24,1%)
18 (40%) 12 (26,7%) 11 (24,4%) 4 (8,9%)
Het delen van videomaterialen via het internet is duidelijk een praktijk die vaker wordt toegepast bij culturele instellingen dan bij erfgoedorganisaties, hoewel deze laatste categorie toch ook over een omvangrijk collectie video-opnames beschikt. Opnieuw wordt de grote beschikbaarheid van video, die we uit het algemene overzicht hadden geïdentificeerd, via het internet genuanceerd. Toch stellen we vast dat heel wat kunstorganisaties overwegen om videomaterialen via het internet ter beschikking te stellen. In totaal is dus een potentieel aanwezig bij 80% van de kunstorganisaties om video-opnames online te ontsluiten. Tabel 4: Delen van video (N: 74)
Al beschikbaar Plannen Geen plannen Geen bezit
Video erfgoed
Video kunst
8 (27,6%) 8 (27,6%) 8 (27,6%) 5 (17,2%)
22 (48,9%) 16 (35,6%) 5 (11,1%) 2 (4,4%)
12
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Tekst is na afbeeldingen het meest gedeelde materiaaltype via het internet. Toch stellen we vast dat dit contenttype vaker aanwezig is bij erfgoedinstellingen. Zo geven 5 kunstorganisaties te kennen dat ze geen tekstbestanden tot hun collectie kunnen rekenen en bijna één op drie heeft geen intenties deze bestanden ook op het internet te delen. De goede score voor tekst is dus duidelijk te danken aan de erfgoedsector, waar bijna één op twee instellingen aangeeft tekstbestanden via het internet te ontsluiten. Bovendien overweegt bijna nog eens een kwart om deze tekst via het internet beschikbaar te stellen. Opnieuw komen de resultaten van de erfgoedsector sterk overeen met de bevindingen van de Britse studie. Tabel 5: Delen van tekst (N: 74)
Al beschikbaar Plannen Geen plannen Geen bezit
Tekst erfgoed
Tekst kunst
15 (51,7%) 7 (24,1%) 7 (24,1%) 0 (0,0%)
17 (37,8%) 9 (20%) 14 (31,1%) 5 (11,1%)
Zoals kon verwacht worden, wordt het algemeen gemiddelde voor het delen van multimedia opgetrokken door het aandeel van de kunstorganisaties. Opnieuw stellen we vast dat het bezit van dit materiaaltype veel minder voor de hand ligt in de erfgoedsector. Toch merken we op dat bijna één op drie erfgoedinstellingen plannen heeft om multimedia via het internet te ontsluiten. Ongeveer 30% van deze organisaties geeft echter aan niet over dit materiaaltype te beschikken. Tabel 6: Delen van multimedia (N: 74)
Al beschikbaar Plannen Geen plannen Geen bezit
Multimedia erfgoed
Multimedia kunst
4 (13,8%) 10 (34,5%) 7 (24,1%) 8 (27,6%)
15 (33,3%) 13 (28,9%) 11 (24,4%) 6 (13,3%)
Weinig verrassend is eveneens de goede score voor de erfgoedsector op het vlak van databanken. Bijna 80% van de bevraagde instellingen stelt zijn databank online beschikbaar of heeft concrete plannen in die richting. Bij de kunstorganisaties ligt dit aandeel begrijpelijkerwijs lager, ook al stelt meer dan één op vier instellingen zijn databank online beschikbaar. Meer dan de helft van deze kunstorganisaties heeft geen databanken of geen plannen om databanken via het web toegankelijk te maken. Tabel 7: Delen van databanken (N: 74)
Al beschikbaar Plannen Geen plannen Geen bezit
Databanken erfgoed
Databanken kunst
13 (44,8%) 10 (34,5%) 4 (13,8%) 2 (6,9%)
13 (28,9%) 6 (13,3%) 18 (40%) 8 (17,8%)
13
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Het zijn eveneens de erfgoedactoren die het beste scoren op het vlak van metadata, die een belangrijk element vormen bij de ontsluiting van archieven en collecties. Opmerkelijk is het hoge aantal kunstorganisaties dat aangeeft geen metadata in de collectie te bezitten. Nochtans zijn deze metadata essentieel voor het beschrijven en snel doorzoekbaar maken van collecties. Al bij al zien we parallellen met de bevindingen voor het delen van databanken, al merken we op dat minder erfgoedinstellingen plannen hebben om metadata te delen dan databanken. Tabel 8: Delen van metadata (N: 74)
Al beschikbaar Plannen Geen plannen Geen bezit
Metadata erfgoed
Metadata kunst
13 (44,8%) 5 (17,2%) 6 (20,7%) 5 (17,2%)
10 (22,2%) 6 (13,3%) 18 (40%) 11 (24,4%)
Globaal kunnen we dus stellen dat de verschillende resultaten tussen beide studies kan verklaard worden door de aanwezigheid van culturele instellingen, die opmerkelijk vaker audio- en videobestanden via het internet aanbieden. In de erfgoedsector ligt de nadruk dan weer veel sterker op het ontsluiten van databanken en metadata, al ligt het aandeel in Vlaanderen wel beduidend hoger dan bij gelijkaardige Britse instellingen.
5.2. Auteursrechtelijk beleid Algemeen wordt aangenomen dat het huidige auteursrechtelijke stelsel in tegenstelling tot open content licenties weinig flexibiliteit biedt voor het online beschikbaar stellen van collecties. Dankzij het gebruik van bijvoorbeeld Creative Commons is het (her)gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal op het internet vereenvoudigd. Nochtans kunnen deze licenties enkel worden toegepast als de erfgoedinstellingen ook de rechthebbende zijn. Kennis over welke rechten gelden op collectie en het beschikken over de exploitatierechten blijken dus cruciaal voor de toepassing van open content licenties en dus ook een ruimere verspreiding van collecties. Figuur 3 laat zien dat slechts één op vijf instellingen goed weet welke auteursrechten gelden op alle materialen uit de collectie terwijl ongeveer de helft van de bevraagde instellingen dit weet voor het grootste deel van de collectie. Bijna 16% van de bevraagde instellingen weet helemaal niet welke auteursrechten gelden op de collectie. Het niet bezitten van enige exploitatierechten vormt een andere belangrijke drempel voor de verspreiding van culturele erfgoedmaterialen. 22,5% van de instellingen beweert geen enkel exploitatierecht op de collectie te bezitten zodat elke vorm van online ontsluiting onmogelijk is. Anderzijds geeft ongeveer zeven op tien instellingen aan over de exploitatierechten van alle of het grootste deel van de erfgoedmaterialen te beschikken. Merk op dat de steekproefgroottes voor beide vragen identiek zijn.
14
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Figuur 3: Kennis en bezit auteurs- en exploitatierechten (N: 81)
Ook hier lijkt het ons zinvol mogelijke verschillen tussen erfgoed- en kunstorganisaties na te gaan. Tabel 9 geeft aan dat de kennis van de geldende auteursrechtelijke richtlijnen toepasbaar op de collecties van culturele en erfgoedinstellingen relatief beperkt is. Hoewel de situatie het beste is bij kunstorganisaties, stellen we vast dat ook hier ‘slechts’ 22,5% van de bevraagde instellingen de auteursrechten kent voor alle beheerde materialen. Anderzijds ligt het aandeel van de instellingen die het auteursrechtelijk regime voor het grootst deel weten, vrij hoog in onze steekproef. Ongeveer 30% van zowel erfgoed- als kunstorganisaties is dan weer niet of nauwelijks op de hoogte van de rechten die gelden op de collectie. Tabel 9: Kennis auteursrechten (N: 69)
Alle materialen Grootste deel Klein deel Geen
Auteurs erfgoed
Auteurs kunst
4 (13,8%) 17 (58,6%) 5 (17,2%) 3 (10,3%)
9 (22,5%) 18 (45%) 6 (15%) 7 (17,5%)
15
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
In tegenstelling tot heel wat kunstorganisaties zijn erfgoedinstellingen niet zozeer scheppende organisaties. Dat verklaart voor een belangrijk deel de belangrijke discrepantie tussen erfgoed- en kunstinstellingen voor bezitten van exploitatierechten op het beheerde erfgoedmateriaal. Dit exploitatierecht houdt in dat het werk onder bepaalde voorwaarden (zoals financiële compensatie) openbaar kan gemaakt worden. Bijna 7 op 10 culturele en erfgoedinstellingen geeft aan de exploitatierechten op het totale of grootste deel van de collectie te bezitten. Bij kunstorganisaties is dit vaker het geval voor de totale collectie, bij erfgoedinstellingen betreft dit vaker het grootste deel van de collectie. Tabel 10: Bezit exploitatierechten (N: 66)
Alle materialen Grootste deel Klein deel Geen
Exploitatie erfgoed
Exploitatie kunst
3 (11,5%) 15 (57,7%) 3 (11,5%) 5 (19,2%)
14 (34,1%) 14 (34,1%) 3 (14,6%) 9 (17,1%)
Ondanks de relatief goede scores voor de kennis van de geldende auteursrechten en het bezit van de exploitatierechten (vooral voor de kunstsector dan), worden weinig inspanningen geleverd om dit juridisch struikelblok voldoende weg te werken. Doordat slechts één op vijf van de bevraagde instellingen een verantwoordelijke voor auteursrechten binnen de rangen telt, worden auteursrechtelijke kwesties vaak stiefmoederlijk behandeld. Vergeleken met de Britse studie, waaruit bleek dat ongeveer 40% van de instellingen uit het culturele erfgoedveld over een juridische medewerker (of departement) beschikt, vallen deze cijfers mager uit. Zoals Tabel 11 duidelijk maakt, stellen we weinig sectorale verschillen vast. Tabel 11: Beschikking juridisch medewerker (N: 72)
Ja Neen
Legal erfgoed
Legal kunst
5 (17,2%) 24 (82,8%)
9 (20,9%) 34 (79,1%)
Zowel erfgoed- als kunstorganisaties zijn in het verleden zelden betrokken geraakt in een juridisch geschil over het onrechtmatig gebruik, hergebruik of verspreiding van culturele erfgoedmaterialen. Een mogelijke verklaring vormt de vastgestelde onzekerheid over auteurs- en exploitatierechten: deze organisaties lijken in geval van twijfel de zekerste weg te verkiezen. Het vermijden van problemen wordt daarbij belangrijker geacht dan het verspreiden van ‘verdacht’ materiaal. Ook hier vonden we geen verschillen tussen culturele en erfgoedinstellingen. Tabel 12: Betrokkenheid juridisch geschil (N: 71)
Ja Neen
Geschil erfgoed
Geschil kunst
2 (6,9%) 27 (93,1%)
4 (9,5%) 38 (90,5%)
16
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
5.3. Kennis en gebruik open content licenties Het bewustzijn en kennis van open content licenties vormen belangrijke voorwaarden voor de toepassing ervan. We legden de respondenten een lijstje van acht gerelateerde concepten voor en vroegen hen met welke ze enigszins vertrouwd waren. Uit Figuur 4 blijkt dat ‘Creative Commons’ bij 39 instellingen een belletje doet rinkelen, 38 instellingen zijn vertrouwd met het begrip ‘Open Source’ en 22 met ‘Open Content’. Ook ‘GNU Free Document’, de licentie waaronder Wikipedia vaart, blijkt met 22 noteringen al bij al relatief bekend. In totaal gaven 27 erfgoedinstellingen aan geen enkele van deze concepten te kennen. Dat betekent dat bijna één op drie van de respondenten niet vertrouwd is met de belangrijkste open content licentieschema’s of met het begrip ‘open content’ in het algemeen.3
Figuur 4: Kennis open content licenties (N: 78)
Met het bewustzijn en de kennis over open content licenties blijkt het dus al bij al snor te zitten. Ongeveer 28% van de instellingen geeft aan het gebruik van Creative Commons licenties voor het ontsluiten van materialen via het internet al in overweging te hebben genomen. Deze overtuiging leeft iets sterker bij de erfgoedinstellingen dan bij kunstorganisaties (zie Tabel 13). Tabel 13: Overweging gebruik CC (N: 72)
Ja Neen
Overweging erfgoed
Overweging kunst
10 (34,5%) 19 (65,5%)
11 (25,6%) 32 (74,4%)
3
Feitelijk peilde deze vraag enkel naar het bewustzijn van de respondenten. Deze cijfers kunnen dus niet zomaar geëxtrapoleerd worden naar het niveau van de instellingen waarin deze respondenten actief zijn.
17
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Figuur 5: Gebruik open content licenties (N: 78)
Uit Figuur 5 blijkt dat 57 instellingen, goed voor ongeveer driekwart van onze steekproef geen gebruik maken van open content licenties. In totaal maken dus 20 instellingen gebruik van de Creative Commons licenties. Volgens onze resultaten is de BY-NC-ND licentie het meeste in trek. Volgens deze licentie mag een werk niet gewijzigd maar enkele verspreid worden en dat uitsluitend op voorwaarde dat de originele auteur wordt vermeld en het werk geen commercieel doel dient. Zeven instellingen hanteren eveneens een eigen aanpaste versie van Creative Commons. Uit Tabel 14 kan afgelezen worden dat Creative Commons relatief vaker gebruikt wordt bij erfgoedinstellingen dan bij kunstorganisaties, ondanks het feit dat deze laatste vaker rechthebbende zijn. Tabel 14: Gebruik CC (N: 72)
Ja Neen
Gebruik erfgoed
Gebruik kunst
10 (34,5%) 19 (65,5%)
9 (20,9%) 32 (79,1%)
De toepassing van deze licenties is maar van recente datum. De meeste instellingen gebruiken de licenties minder dan 3 maanden (dus sinds zomer 2008), slechts enkele instellingen passen deze licenties al langer dan 2 jaar toe (dus sinds voorjaar 2006 of eerder). Ook hier zien we terug een interessant verschil tussen erfgoedinstellingen en kunstorganisaties. Terwijl Creative Commons bij erfgoedinstellingen pas recent hun intrede vonden, blijken deze licenties al langer toegepast in de kunstensector. Ondanks het mindere gebruik blijkt dus duidelijk dat de kunstensector er vroeger bij was dan de erfgoedinstellingen. Opmerkelijk is wel dat amper één instelling (uit de kunstensector) een neergeschreven richtlijn voor het gebruik van deze licenties hanteert.
18
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Tabel 15: Termijn gebruik CC (N: 19)
0 tot 3 maanden 4 tot 12 maanden 1 tot 2 jaar Meer dan
Gebruik erfgoed
Gebruik kunst
7 (70%) 1 (10%) 0 (0%) 2 (20%)
4 (44,4%) 0 (0%) 1 (11,1%) 4 (44,4%)
Ook in het Verenigd Koninkrijk bleek een behoorlijk groot bewustzijn naar het bestaan van open content licenties. In totaal was ongeveer de helft van de bevraagde instellingen zich bewust van deze licenties, Creative Commons en Creative Archive (uitgewerkt door de BBC) waren het best bekend. Slechts 31 instellingen wisten niet van het bestaan van deze licenties af om collecties via het internet te ontsluiten. Ongeveer één op vier instellen gaf ook aan het gebruik van één van deze licenties onderzocht te hebben. In totaal bleken ca. 88% van de instellingen geen gebruik te maken van open content licenties zoals Creative Archive of Creative Commons. De populairste licenties waren CC-BY-SA en CC-BY-NC-SA. Deze resultaten zijn opmerkelijk verschillend van onze bevindingen, ook als we enkel de erfgoedinstellingen in rekening brengen, zowel naar het aantal als de aard van de licenties die worden gebruikt. In tegenstelling tot de situatie in Vlaanderen hanteren de bevraagde instellingen deze licenties al langer dan twee jaar. Tot slot moeten er wel bij vermelden dat bijna één op vier instellingen een eigen richtlijn hebben uitgewerkt of gelijkaardige licenties (vb. GPL) hanteren die gebruikers toelaten objecten uit de collectie te (her)gebruiken of verdelen zonder betaling. Het is een misopvatting dat Creative Commons auteursrechtelijke bescherming uitsluit. Integendeel zelfs, open content licenties ondersteunen en beschermen de maker van een creatief werk maar laat eveneens ruimte voor verdere innovatie van een werk. Open content, waarvoor geldt dat de auteurs expliciet afzien van de uitoefening van bepaalde auteursrechten, mag niet verward worden met werken in het publieke domein, waarop het auteursrecht niet langer van toepassing is omdat bepaalde verjaringstermijnen zijn verlopen bijvoorbeeld. In dit kader stellen 13 organisaties – die eveneens Creative Commons toepassen – via het internet materialen in het publieke domein beschikbaar. Voorwaarde is wel dat deze materialen door derden uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden vrijelijk kunnen aangewend of verspreid worden. Tabel 16 toont zo goed als geen verschillen tussen de erfgoed- en kunstensector voor deze problematiek. Tabel 16: Beschikbaarheid publieke domein (N: 19)
Ja Neen
Publiek erfgoed
Publiek kunst
7 (70%) 3 (30%)
6 (66,7%) 3 (33,3%)
19
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
5.4. Houding ten aanzien van open content licenties Tot slot werd aan de respondenten een batterij van tien stellingen voorgelegd om te peilen naar de houding van deze organisaties ten overstaan van het gebruik van Creative Commons (1 = Helemaal oneens, 5 = Helemaal eens). Hoewel de steekproefpopulatie in principe niet omvangrijk genoeg is om de onderzoeksresultaten statistisch te benaderen en te veralgemenen, geven we hieronder de gemiddelde waarden weer voor zowel de erfgoed- als kunsteninstellingen. We hopen niettemin dat deze waarden een eerste indicatie geven van de houding van de betrokken sectoren ten aanzien van open content licenties en Creative Commons in het bijzonder. Tabel 17: Gemiddelde houding ten aanzien van CC (N: 59)
Creative Commons is in de praktijk nauwelijks toepasbaar want de culturele sector bezit meestal geen auteursrechten op de door haar beheerde collecties Ik verwacht dat Creative Commons binnen vijf jaar een algemeen gedeelde praktijk binnen de culturele sector zal zijn Het is voor de culturele sector van groot belang dat er instrumenten voorzien worden om een nietcommerciële verspreiding van culturele materialen gemakkelijker te maken Eén van de handige aspecten inzake gebruik van Creative Commons is dat het compatibel is met nationaal en internationaal recht Als het gebruik van Creative Commons een gangbare praktijk wordt binnen de culturele sector, zal onze organisatie deze ook in overweging nemen Ik vermoed dat Creative Commons een gespreksonderwerp zal worden binnen het culturele veld Ik ben goed op de hoogte van de mogelijkheden, vooren nadelen van Creative Commons Onze organisatie is geïnteresseerd in de toepassingsvelden van Creative Commons Op basis van wat ik reeds wist en vandaag te weten ben gekomen, zal ik zeker informatie inwinnen over Creative Commons Ik zie niet in waar Creative Commons de werking van onze organisatie iets kan bijbrengen
20
Erfgoed
Kunst
2,70
2,81
1,83
2,40
3,00
3,17
4,70
4,19
3,65
3,75
4,04
4,03
3,78
3,33
2,43
1,97
3,95
3,69
3,74
3,78
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Door de kleine steekproef is het onmogelijk significante verschillen tussen sectoren te identificeren en eveneens algemene uitspraken te doen over alle cultuur- en erfgoedinstellingen in Vlaanderen. Daarom focussen we ons enkel op grote trends en onmiskenbare verschillen, die een eerste indicatie vormen voor de toepassing van open content licenties in Vlaanderen. In het algemeen blijkt het geloof in de toepassing en de meerwaarde van Creative Commons licenties groter in de culturele sector dan bij de bevraagde erfgoedinstellingen. Kunstenorganisaties geloven significant vaker dat Creative Commons binnen vijf jaar een gangbare praktijk binnen de sector zal zijn, hoewel een waarde van 2,4 (op schaal 5) allesbehalve sterk is. Deze organisaties zijn er dus meer van overtuigd dat open content licenties een vruchtbare oplossing kan bieden om objecten uit diverse collecties via het internet naar gebruikers te verspreiden zonder gebruik te maken van het traditionele auteursrecht. Anderzijds blijkt de interesse in en de kennis over Creative Commons meer uitgesproken onder de bevraagde erfgoedinstellingen. Zo blijken erfgoedinstellingen opmerkelijk beter geïnformeerd over de voor- en nadelen van Creative Commons en sterker geïnteresseerd in de toepassingsgebieden van Creative Commons. Verder stellen deze organisaties dat ze zeker meer informatie zullen inwinnen over de toepassing van Creative Commons, wat de verdere verspreiding van deze licenties zeker zal stimuleren. Voorgaande bevindingen wijzen ons op een contradictie binnen de onderzoeksresultaten. Hoewel de cultuurinstellingen een groter geloof hechten aan deze licenties, ligt de interesse in en het werkelijke gebruik van open content licenties opmerkelijk lager dan bij erfgoedinstellingen. Hieruit zouden we kunnen concluderen dat de adoptiebereidheid bij deze laatste groter is; toch menen wij dat er waarschijnlijk een ander belangrijk aspect hierin een rol speelt. Hoewel er veel interesse is bij de individuele respondenten, blijkt nog heel wat terughoudendheid op het niveau van de instelling. We kunnen veronderstellen dat culturele organisaties zoals scheppende artiesten, musea of cultuurhuizen – in tegenstelling tot erfgoedinstellingen, waar dit eigenlijk vele minder vaak een optie is – als rechthebbenden steeds geïnteresseerd zijn in mogelijke commerciële exploitatievormen van hun werk. Dit zou de terughoudendheid van culturele instellingen ten aanzien van open content licentiemodellen in belangrijke mate kunnen verklaren.
21
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
6. Afsluitend Dit onderzoeksrapport stelde zich tot doel een eerste overzicht te schetsen van de toepassingsgraad van open content licenties in het brede culturele veld. Eveneens werd gepolst naar de bestaande kennis over deze licenties en het potentiële gebruik ervan in de toekomst. Hoewel kunstorganisaties vaker rechthebbenden zijn van de werken die zij produceren en verspreiden, is ons opgevallen dat de interesse in en de toepassing van open content licenties groter is bij erfgoedinstellingen, die als bewaarders van het collectief historisch geheugen minder vaak de rechtenhebbende zijn. Ondanks de grote hoeveelheid audio- en videomaterialen die door kunstorganisaties beheerd worden, vindt slechts een doorslagje daarvan zijn weg naar het internet. Nochtans biedt het internet talrijke mogelijkheden voor een ruimere en rijkere educatieve en publiekswerking. Omdat het huidige auteursrechtelijke stelsel al te weinig flexibiliteit biedt voor het (her)gebruiken en verspreiden van cultureel erfgoed, stellen sommigen veel hoop in de toepassing van open content licenties waarvan Creative Commons en Open Source duidelijk de meest bekende zijn. Deze licenties zijn speciaal ontwikkeld om de rechthebbenden – want het initiatief ligt duidelijk bij de eerste scheppende auteur – ontsluiting en verspreiding van originele werken via het internet te faciliteren. Als gevolg van de veelvuldige toepassing van deze licenties ontstaat een kettingeffect waardoor de ‘vrije’ werken op het internet circuleren en de massale verspreiding van deze werken gestimuleerd wordt. Op een dergelijke manier kan de goudmijn aan foto’s, video- en geluidsmaterialen, teksten en andere (meta)data ook via het internet hun weg naar diverse doelgroepen vinden...
7. Literatuur Hatcher, J.S. (2007). Snapshot study on the use of open content licenses in the UK cultural heritage sector. Bath: Eduserv Foundation. Geraadpleegd op http://www.eduserv.org.uk/~/media/ foundation/studies/cc2007/final%20pdf.ashx Lessig, L. (2004). Free Culture. How big media media uses technology and the law to lock down culture and control creativity. New York: The Penguin Press. Groeneveld, S. (2007). Het democratisch paradigma. In: H. Sleurink (Ed.), Open source Jaarboek 2006-2007 (pp. 117-128). Gorredijk: Media-Update Vakpublicaties. Hoorn, E. (2006). Creative Commons licenses for cultural heritage institutions. A Dutch perspective. Geraadpleegd op http://www.ivir.nl/creativecommons/CC_for_cultural_heritage_institutions.pdf Hoorn, E. (2008). Erfgoedinstelling als digitaal curator. InformatieProfessional 03: 26-29. Keen, A. (2007). The cult of the amateur: how today’s internet is killing our culture and assaulting our economy. London: Brealey. Pasquinelli, M. (2008). The Ideology of Free culture and the Grammar of Sabotage. Rotterdam: NAi Publishers. Weinstock, N.N. (1996). Copyright and a democratic civil society. 106 Yale Law Journal 283.
22
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Appendix: vragenlijst In dit onderdeel vragen wij u enkele basisgegevens over u en uw instelling na te laten en dit louter om een beeld te krijgen welke organisaties de vragenlijst hebben ingevuld. De resultaten worden volstrekt anoniem verwerkt. Nadat uw gegevens zijn ingevuld, kan u de korte vragenlijst vervolgen. 1. Welke is de naam van uw culturele instelling?
2. Welke is uw naam en functie binnen de instelling? Naam Functie
3. Onder welke noemer is uw organisatie decretaal erkend? (Kruis één antwoordmogelijkheid aan)
o
Kunstencentrum of werkplaats
o
Kunsteducatieve organisatie
o
Kunstorganisatie beeldende kunst
o
Kunstorganisatie audiovisuele kunst
o
Kunstorganisatie podiumkunsten (dramatische kunst, dans, muziektheater...)
o
Kunstorganisatie muziek (muziekgroep, ensembles...)
o
Concertorganisatie
o
Muziekclub
o
Museum
o
Archiefinstelling
o
Erfgoedbibliotheek
o
Erfgoedorganisatie of expertisecentrum
o
Erfgoedcel
o
Andere, gelieve te specificeren ............................................................
23
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Middels onderstaande vraag peilen we naar de collectie digitale (of gedigitaliseerde) materialen en de metadata die uw organisatie via het internet ter beschikking stelt. *
4. Kan u voor elk van onderstaande materialen en gegevens aanduiden of uw instelling deze via het internet ontsluit, al dan niet plannen daartoe heeft of helemaal niet in bezit heeft? (Kruis voor elk type uw keuze aan) Sommige van
Plannen om deze
Geen plannen om
Deze materialen
deze materialen
materialen via het
deze materialen
zijn niet in bezit
zijn al
internet
via het internet
beschikbaar via
beschikbaar te
beschikbaar te
het internet
stellen
stellen
Afbeeldingen (foto's)
Geluid (muziek, gesproken woord) Beeld (video, film, bewegend beeld) Tekst (manuscripten, boeken, tijdschriften, periodieke publicaties) Multimedia (mengvorm van verschillende types) Databanken (collectie van gerelateerde informatie) Metadata (formele en inhoudelijke metadata zoals rechteninformatie, trefwoorden...)
24
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
In dit onderdeel worden enkele vragen gesteld over het auteursrechtelijke beleid van uw organisatie. *
5. Beschikt uw organisatie over een juridische afdeling of verantwoordelijke voor auteursrechten? (Kruis uw keuze aan)
o
Ja
o
Neen
6. Is uw organisatie in het verleden betrokken geraakt in een geschil over het onrechtmatig gebruik, hergebruik of verspreiding van culturele materialen via het internet? (Kruis uw keuze aan)
*
*
o
Ja
o
Neen
7. Weet u welke auteursrechten gelden op het culturele materiaal van uw organisatie dat op het internet ontsloten is? (Kruis uw keuze aan)
o
Ja, voor alle materialen
o
Ja, voor het grootste gedeelte van het materiaal
o
Ja, voor een klein gedeelte van het materiaal
o
Neen
o
Ik weet het niet
8. Beschikt uw organisatie over de exploitatierechten van de culturele materialen die via het internet ontsloten zijn? (Kruis uw keuze aan)
o
Ja, voor alle materialen
o
Ja, voor het grootste gedeelte van het materiaal
o
Ja, voor een klein gedeelte van het materiaal
o
Neen
o
Ik weet het niet
25
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
In dit onderdeel van de vragenlijst peilen we naar de kennis van bepaalde copyright licenties die het gebruik en de verspreiding van culturele materialen via het internet kunnen stimuleren. *
*
9. Van welke licenties had u vóór het invullen van deze vragenlijst al eens gehoord? (Meerdere antwoorden mogelijk)
o
Creative Commons
o
Creative Archive
o
Open Content Licenses
o
Open Source Licenses
o
Design Science License
o
Free Culture License
o
GNU Free Document License
o
Geen van bovenstaande
10. Heeft uw organisatie al overwogen om Creative Commons licenties te gebruiken om culturele materialen via het internet beschikbaar te stellen? (Kruis uw keuze aan)
o
Ja
o
Neen
26
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
In dit voorlaatste onderdeel vragen we naar het eventuele gebruik van bepaalde copyright licenties die het gebruik en de verspreiding van culturele materialen via het internet kunnen stimuleren. *
*
11. Welke licenties zijn van toepassing op het culturele materiaal dat door uw organisatie via het internet ontsloten is? (Meerdere antwoorden zijn mogelijk)
o
Creative Commons Naamsvermelding
o
Creative Commons Naamsvermelding & Niet-commercieel
o
Creative Commons Naamsvermelding & Niet-commercieel & Geen afgeleide werken
o
Creative Commons Naamsvermelding & Niet-commercieel & Gelijk delen
o
Creative Commons Naamsvermelding & Geen afgeleide werken
o
Creative Commons Naamsvermelding & Gelijk delen
o o
Een eigen aangepaste versie van Creative Commons Geen van bovenstaande
12. Hoe lang gebruikt uw organisatie reeds één van deze Creative Commons licenties? (Kruis uw keuze aan)
o
0 tot 3 maanden
o
4 tot 12 maanden
o
1 tot 2 jaar
o
Meer dan 2 jaar
13. Hanteert uw organisatie een neergeschreven richtlijn inzake het gebruik van één van deze licenties? (Kruis uw keuze aan)
o
Ja
o
Neen
14. Welke zijn uw ervaringen met Creative Commons?
27
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
15. Stelt uw organisatie materialen beschikbaar in het publieke domein op het internet die door derden uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden vrij kunnen gebruikt of verspreid worden? (Kruis uw keuze aan)
o
Ja
o
Neen
28
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
In dit laatste onderdeel schotelen we u een aantal stellingen voor betreffende Creative Commons en gelijkaardige open content modellen.
16. In welke mate bent u het eens met onderstaande stellingen? (Kruis voor elke stelling uw keuze aan) 1
2
3
4
5
Helemaal
Oneens
Geen mening
Eens
Helemaal
oneens
eens
Creative Commons is in de praktijk nauwelijks toepasbaar want de culturele sector bezit meestal geen auteursrechten op de door haar beheerde collecties Ik verwacht dat Creative Commons binnen vijf jaar een algemeen gedeelde praktijk binnen de culturele sector zal zijn Het is voor de culturele sector van groot belang dat er instrumenten voorzien worden om een niet-commerciële verspreiding van culturele materialen gemakkelijker te maken Eén van de handige aspecten inzake gebruik van Creative Commons is dat het compatibel is met nationaal en internationaal recht Als het gebruik van
29
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
Creative Commons een gangbare praktijk wordt binnen de culturele sector, zal onze organisatie deze ook in overweging nemen Ik vermoed dat Creative Commons een gespreksonderwerp zal worden binnen het culturele veld Ik ben goed op de hoogte van de mogelijkheden, voor- en nadelen van Creative Commons Onze organisatie is geïnteresseerd in de toepassingsvelden van Creative Commons Op basis van wat ik reeds wist en vandaag te weten ben gekomen, zal ik zeker informatie inwinnen over Creative Commons Ik zie niet in waar Creative Commons de werking van onze organisatie iets kan bijbrengen
30
Tom Evens – Het gebruik van open content licenties in het culturele veld
17. Indien u op de hoogte wenst te worden gehouden van de vorderingen van dit onderzoek, kan u hieronder uw e-mailadres nalaten.
18. Indien u tot slot nog enkele bemerkingen of ideeën met ons wil delen, dan kan u deze hieronder kwijt
31