Het Cabinet Maldoror. Geert van Bruaene was een rare kerel, een van de pittoreske figuren waaraan in de ‘geschiedenis’ weinig aandacht werd geschonken. Hij was één en al anachronisme, half folkloristisch, half surrealistisch en het was voor zijn publiek nooit makkelijk om uit te maken wanneer hij ernstig was en wanneer hij ‘zwanste’1. Een curiueuze man, die de schijn wekte aan niets waarde te hechten en die vele facetten bezat. Henri-Floris Jespers beschreef in zijn publicatie over Geert van Bruaene de woelige levensloop van deze in 1909 in Brussel aangespoelde Kortijkzaan.2. Na zijn breuk met het Vlaams Volkstoneel einde 1923, richtte van Bruaene in het hotel Ravenstein3 het ‘Cabinet Maldoror’ op, met Michel De Ghelderode als zaakgelastigde. Zijn eerste tentoonstelling aldaar dat plaats vond op 25 december 1923 was gewijd aan de expressionistische schilder Albert Servaes. Het tijdschrift Sélection (jaargang 1924-1925) beschreef volgende tentoonstellingen die in het kabinet Maldoror te zien waren van 20 november tot 1 december 1924, een expositie ingericht door de Lumière-groep. In december 1924 ‘Marines’ van Permeke en werk van de Duitse schilders Jankel Adler en Franz Wilhelm Seiwert. In januari 1925 een tentoonstelling van Paul Joostens en in februari enkele werken van Jakob Smits (zie foto in ‘t Blommeke!) met grafiek van de Belgen Jef de Pauw en De Crom en van de Bauhausmedewerkers Paul Klee, Lyonel Feininger, Wassily Kandinsky, Ludwig Hirschfeld-Mack, Lazlo Moholy-Nagy en Oskar Schlemmer...en ten slotte in maart 1925 werk van de jonge Belgen René Dupont, A Lamblot, Charles Rosseeuw en Edmond Narcisse4. Er zouden nog grote namen volgen als: Jacques Villon, Edmond de Crom, Prosper de Troyer, Eugène Laermans, George Minne, Jacob Smits, Permeke, Oscar De Clerck, Jan Cockx, Leon Spilliaert en nog vele anderen5. Behalve zijn cabinet Maldoror had van Bruaene eind 1924 ook een speciaal voor grafiek en etsen bestemde kunstzaal in de Ruysbroeckstraat te Brussel geopend, le Petit Maldoror genaamd. De eerste tentoonstelling betrof tekeningen van Paul Joostens en etsen van Picasso en vervolgens grafisch werk van Heinrich Campendonk. Paul Joostens dedicaceerde toen zijn ‘l’Histoire de Mérinof et Mérédoc ou des Hérodes selon le genre humain’ aan de laatste graaf de Lautréamont, zijnde van Bruaene6! Opmerkelijk is dat Le Petit Maldoror het einde van het ‘cabinet Maldoror’ overleefde en parallel draaide met van Bruaene’s nieuwe galerij ‘La Vierge Poupine’, welke hij samen met Paul Van Ostaijen openhield in de Naamsestraat 70 tussen 1925 en 1926.
1
Roger Avermaete. Verdwenen figuren. Mededelingen van de koninklijk Vlaamse Acedemie voor Wettenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Jg XXX, 1968, nr 2. pag 46. 2 Henri-Floris Jespers. Geert van Bruaene. Connexion. Brussel, 2010. 34p. 3 Waarvan een foto hangt in het café ’t Goudblommeke in Papier. 4 - Gerrit Borgers. Paul Van Ostaijen. Een documentatie. (2 dln.). Bert bakker, Amstedam, 1996. p 641. 5 Henri-Floris Jespers, op cit, p 6, 7 & 9. 6 Henri-Floris Jespers, op cit, p 9.
De benaming van het kabinet ‘Maldoror’ had van Bruaene ontleend aan de jong gestorven , geëxalteerde proza-dichter Isodore, Lucien Ducasse, die zich ook le comte de Lautréamont noemde7. De Lautréamont was samen met Arthur Rimbaud een grote inspiratiebron voor de latere surrealisten. Rimbaud met zijn ‘sens de l’Infini’ en le comte de Lautréamont als schrijver van de ‘Chants de Maldoror’. Beide avantgardisten streefden doelstellingen na die Rimbaud zelf ‘de alchemie van het Woord’ noemde, waarbij het ‘goud’ in het taalmateriaal zelf zat. Men experimenteerde met klanken en beelden, waaruit op één of andere manier een ‘waarheid’ moest voortkomen8. Later zullen de surrealisten zich hierdoor laten inspireren voor hun zogenaamde ‘automatische schrift’. Dit is het zonder controle van het verstand, noteren of dicteren van de in de surrealist opwellende woorden. Een soort van verbale lustuiting. De schrijver verwacht hiervan een ontsluiering, middels de geheimzinnige kracht die in hem werkzaam is, van mysteries die bestaan, maar voor onze zinnen en logische denkvermogens, niet waarneembaar zijn. Onder andere Rene Magritte was er in zijn beginperiode door beïnvloed. André Breton, situeerde zelf de start van het surrealisme met zijn publicatie, in samenwerking met Philippe Soupault, van ‘Les Champs Magnétiques’9. Soupault was een ex-dadaïst, fervent aanhanger van het automatische schrift en een grote bewonderaar van Lautréamont. Omstreeks 1926 of 1927 verzorgde hij een heruitgave van het complete werk van le comte de Lautréamont, waaronder de ‘Chants de Maldoror’en voegde daar nog een biografische studie aan toe 10. Karel van de Woestijne schreef in 1949 dat nog voor het surrealisme: ‘de Chants du Maldoror van de vreemde Isidore Ducasse die zich de Comte de Lautréamont noemde, een geestdrift had gewekt die vooral naar de ongebreidelde fantasie, de hypertophie der ik-heid, het overweldigende verbalisme van het zeldzame sensitieve ging (...)11. En Francis Picabia schreef in Les Ecrits du Nord: ‘dans toute école, le symbolisme a existé et existera ; dans la poésie Dada, par exemple…Pour moi la question ne se pose pas de savoir si la mission du symbolisme se trouve remplie. Il y a Rimbaud, Laforgue, Lautréamont, etc, qui ont rempli leur mission…Mais encore une fois, l’art n’échappe pas au symbolisme, il en est l’essence même’12. In Lautréamont’s ‘Chants de Maldoror’ leest men over de sensaties van ‘het Dier’. Men hoorde geen zingen, zoals de titel beloofde, maar veeleer een blaffen, loeien, sissen, 7
Montevideo (Z-Amerika) 1846 – Parijs 1870. Paul Rodenko, tussen de Regels. Wandelen en spoorzoeken in de modenre poëzie. Bert Bakker / Daamen, Den Haag, 1956. p 80. 9 Gemeenschap. Jg 11. de Gemeenschap, Bilthoven, 1935. p 236. Uiticht. Het surrealisme. 10 Den Gulden Winckel. Jg 26, Hollandia-Drukkerij, Baarn. 1927 & Gemeenschap. Jg 4. de Gemeenschap, Utrecht, 1928. 11 Karel van de Woestijne. Verzameld Werk. Deel 5. Beschouwingen over literatuur. CAJ van Dischoeck, Bussum, 1949. p 747. 12 Karel van de Woestijne. Op cit, p 831. 8
balken, huilen, schreeuwen, janken, brullen – en waren juist deze dierlijke geluiden, die de vreemde beklemmende schoonheid van deze ‘gezangen’ uitmaakten, ze vormen het eigenlijke poëtische element van het boek13. Het tempo van de Chants de Maldoror, zegt Gaston Bachelard in zijn studie over Lautréamont, is het tempo van het dier...en de talrijke metamorfosen van Maldoror moeten begrepen worden uit het volgende principe: ‘la fonction crée l’organe’ – anders gezegd: de dierlijke drift, het Dier in de dichter, schept de poëtische vorm14. De invloed van mystieke dichters als Rimbaud en Lautréamont is ook terug te vinden in het werk van Paul van Ostaijen15. Zo hield van Ostaijen in 1925 een lezing over ‘Le renouveau lyrique en Belgique’ voor de studentenkring ‘La Lanterne Sourde’, waarin hij toegaf veelvuldig beroep te doen op de ‘poésie subconsciemment ispirée’ van de mystieke dichters wiens eenvoudige trefkracht, zo mogelijk, alleen kon worden geëvenaard door een ‘poésie consciemment construite’16. Zowel Breton met zijn ‘écriture automatique’ en Van Ostaijen met zijn ‘bewuste gebruiksaanwijzing’ waren beiden op zoek naar ‘de wet, die de kristallen vormt’. Met andere woorden een vorm van het absolute die in het leven zelf school en niet in de ‘geopenbaarde of transcendente’ waarheid. In van Ostaijen’s werk kan je bijvoorbeeld het naiëve gedaas van een kind herkennen, eerder dan de gevoelsuitingen van een volwassen man. Geen volwassene zou het in zijn hoofd halen om een hond of paard te begroeten – maar voor een kind is het heel normaal om tegen ieder hondje ‘dag woefwoef’ te zeggen. Volgens Paul Rodenko is het een typisch kinderlijke neiging, die men het dada (dagdag) instinct zou kunnen noemen en de diepste impuls levert van waaruit de verzen ontspruiten17. Nemen we als voorbeeld ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ van Paul van Ostaijen: Dag ventje met de fiets op de vaas met de Bloem ploem ploem Dag stoel naast de tafel Dag brood op de tafel Dag visserke-vis met de pijp Daa-ag vis Dag lieve vis Dag klein visselijn mijn
13
Paul Rodenko, tussen de Regels. Wandelen en spoorzoeken in de modenre poëzie. Bert Bakker / Daamen, Den Haag, 1956. p 26. 14 Op Cit. p 26. 15 met wie van Bruaene vanaf 1925 galerij hield in de Naamsestraat 70, A La Vierge poupine genaamd. 16 J. Weisgerber en M Rutten. Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946). Standaard Uitgeverij. 1988. p 358. 17 Op Cit p 27.
Dichters als Jan Greshoff18 bijvoorbeeld, probeerde daarentegen om de afstand zo groot mogelijk te maken, zoveel mogelijk tussenschakels tussen de kinderlijke impuls, de eigenlijke inspiratie van waaruit het gedicht geboren werd en de definitieve versie te leggen: hij zegt niet ‘daa-ag’, maar ‘ik groet u’. Vergelijkt men Les Hurleurs van Charles Marie Réne Leconte de Lisle19 met de ‘maanzieke’ honden uit de eerste zang van Maldoror, dan merkt men dat Leconte de Lisle ook door trucjes en kunstgrepen tracht, om de oorspronkelijke dierlijke sensatie te verheffen tot een ‘hoger plan’ van de poëzie20. Wat bij Lautréamont nauwelijks het geval is, bij hem zien we als het ware de Hond ‘in zijn reïncultuur’. Hoeft het nog verdere uitleg dat, omwille van het bovenstaande, het werk van Lautréamont een onweerstaanbare kracht uitoefende op een complexe persoonlijkheid als Geert van Bruaene en zijn vriendenkring? Geert van Bruaene was voor alles een nonconformist. Roger Avermaete schreef in 1968; “Ik geloof niet, dat in de jaren twintig, veel Brusselaars iets afwisten van Lautréamont en ik zou niet durven beweren dat ze vandaag zeer talrijk zijn. Maar Lautréamont dat was iemand naar van Bruaene’s gading...”21. Geert noemde niet alleen zijn ‘Centrale d’Art Plastique’ in het hotel Ravenstein het ‘Cabinet Maldoror’, naar zijn voorbeeld, maar zal ook dikwijls naar hem verwijzen en zo anderen beïnvloeden22. Zo rakelde de dichter-schilder Marc Eemans (1907-1998) in een interview volgende herinnering op aan van Bruaene: “A seize ans, je collaborais à une feuille d'avant-garde intitulée Sept Arts. Parmi les autres collaborateurs, il y avait le poète Pierre Bourgeois, le poète, peintre et dessinateur Pierre-Louis Flouquet, l'architecte Victor Bourgeois et mon futur beau-frère Paul Werrie. Mais l'abstrait ne m'attira pas longtemps.... C'est alors qu'un ancien acteur entra dans ma vie: Geert van Bruaene. Je l'avais déjà rencontré auparavant et il avait laissé des traces profondes dans mon imagination: il y tenait le rôle du zwansbaron, du "Baron-Vadrouille". Mais quand je le revis à l'âge de quinze ans, il était devenu le directeur d'une petite galerie d'art, le "Cabinet Maldoror", où tous les avant-gardistes se réunissaient et où furent exposés les premiers expressionnistes allemands. C'est par l'intermédiaire de van Bruaene que je connus Paul van Ostaijen (3). Geert van Bruaene méditait Les Chants de Maldoror du soi-disant Comte de Lautréamont, l'un des principaux précurseurs du surréalisme. C'est ainsi que je devins surréaliste sans le savoir. Grâce, en fait, à van Bruaene. Je suis passé de l'art abstrait au Surréalisme lorsque mes images abstraites finirent par s'amalgamer à des objets figuratifs....>>23. 18
Jan Greshoff was een dichter en essayist die tussen beide wereldoorlogen een sleutelfunctie vervulde in de Nederlandse literatuur. Zijn vroege gedichten waren melancholiek en traditioneel, maar na 1920 ging hij over op het soort spreektaalpoëzie (parlando). 19 (1818 – 1894). Frans dichter van de Parnasse beweging: “Devant la lune errante aux livides clartés, Quelle angoisse inconnue, au bord des noires ondes, Faisait pleurer une âme en vos formes immondes ? Pourquoi gémissiez-vous, spectres épouvantés ? Je ne sais; mais, ô chiens qui hurliez sur les plages, Après tant de soleils qui ne reviendront plus, J'entends toujours, du fond de mon passé confus, Le cri désespéré de vos douleurs sauvages ! » 20 Op Cit. p 29. 21 Roger Avermaete. Op cit p.44. 22 Marc Eemans, Aubin Pasque, Wout Hoeboer, Paul Dufrasne e.a. ...
Uitgever Armand Henneuse zei dan weer over van Bruaene: <<… le brave jeune homme avait quelque chose d'autre dans le ventre: l'amour de la peinture et celui de la poésie française. Laethem Saint-Martin et Maldoror furent ses agents catalytiques.>>24. Tenslotte citeren uit het werk van Geert zelf; - « Le souvenir des séances cinématographiques du Cabinet Maldoror. Il arrive de recouvrir au ‘don de la parole’, pour se distraire du cauchemar, le jour et la nuit. L’image vivante de la pansée pouvait ne pas décevoir les plus tristes parmi nous, sansmême déplaire brutalement au Silence, notre amour.». - « Je me suis assez donné sans jouissance, brutalement et de manière imbécile, pour avoir aidé à arracher de leur sphère bien propre les artistes d’avant-garde, de consécration publique, et à les poser sur le marché, parmi le Bourse au valeurs. Je prie Isidore Ducasse de vouloir m’en pardonner. 25» - « Sous le couvert de l’Amitié. In Tempestate Securitas. Tu te trouves blessé, malade sans espoir et sans cesse, la joie troublée, auprès des petits humains ignorant les amours salutaires, - hypocrites, fourbes, voleurs et meurtriers. Cependant, le petit homme délicieusement inconnu, ne cause pas de ruines, s’il se confirme que, par habitude, tu peux survivre aux effets de sa franchisse. Mais, que de récréation, parmi les Vrais Amis de l’Intention Efficace dans sa Nature Poétique. Lautréamont à jamais ! ‘ Adieu, vieillard, et pense à moi, si tu m’as lu. Toi, jeune homme, ne te désespère point ; car tu as un ami dans le vampire, malgré ton opinion contraire. En comptant l’acarus sarcopte qui produit la gale, tu auras deus amis. (Isidore Ducasse. Les Chants de Maldoror, Chant Premier)’ Ole Com Bove, c’est l’Excellence du Naturel qui l’emporte. Le petit Gérard. Resquiescat in Pace. Janvier 1953 » 26.
23
Entretien avec Marc Eemans, le dernier des surréalistesde l’école d’André Breton. Propos recueillis par Koenraad Logghe et Robert Steuckers. 24
Roger Avermaete. Verdwenen Figuren. Brussel, 1968. p 44. Geert van Bruaene. Livre d’Or de La Fleur en papier doré. Druk in eigen beheer. p 9, 19 26 Teksten van Geert van Bruaene in eigen druk. 25