Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden; gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 20 april 2010; gelet op artikel 33, lid 3 van de Waterschapswet;
B E S L U I T: vast te stellen de navolgende Gedragscode bestuurlijke integriteit Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2010
Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit De bestuurders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van het waterschap, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt, wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief. Dienstbaar Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van het waterschap en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken. Functioneel Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur. Onafhankelijk Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden. Open Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij. Betrouwbaar Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wenst hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.
DOCS-#236315-v1-gedragscode_bestuurlijke_integriteit_1.DOC
Zorgvuldig Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen. Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1. 1. Deze gedragscode verstaat onder: a. college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden; b. bestuurder: ieder lid van het college of van het algemeen bestuur; c. waterschap: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. 2. Onder bestuurder wordt ook het duolid verstaan als bedoeld in het Reglement voor de vaste commissies van advies van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Artikel 2. Hoofdstuk 1 van deze gedragscode geldt voor de bestuurders als bedoeld in artikel 1, sub b. Artikel 3. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college respectievelijk het algemeen bestuur. Artikel 4. 1. De code is openbaar en door derden te raadplegen en wordt op de website van het waterschap geplaatst. 2. De bestuurders ontvangen bij hun aantreden of aanstelling een exemplaar van de code. 3. De bestuurders zijn aanspreekbaar op de naleving van deze code.
Hoofdstuk 2
Belangenverstrengeling en aanbesteding
Artikel 5. Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee het waterschap zakelijke betrekkingen onderhoudt. Deze opgave is openbaar en door derden te raadplegen. Artikel 6. 1. Bij privaat - publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen. 2. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor het waterschap. 3. Van deze bepaling kan het college respectievelijk het algemeen bestuur gemotiveerd vrijstelling verlenen. 4. Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een bestuurder over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.
DOCS-#236315-v1-gedragscode_bestuurlijke_integriteit_1.DOC
5. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan het waterschap, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht. 6. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan het waterschap geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden. In onderhandelingssituaties weigert hij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.
Hoofdstuk 3
Nevenfuncties
Artikel 7. 1. Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van het waterschap. 2. Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties en q.q.-nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies al dan niet bezoldigd zijn. Deze gegevens worden openbaar gemaakt en op de website van het waterschap geplaatst. 3. Een bestuurder behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie. De inkomsten komen ten goede aan de kas van het waterschap.
Hoofdstuk 4
Informatie
Artikel 8. 1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime of vertrouwelijke informatie. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn. 2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur. 3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie. 4. Een bestuurder gaat verantwoord om met de e-mail en internetfaciliteiten van het waterschap.
Hoofdstuk 5
Aannemen van geschenken
Artikel 9. 1. Geschenken en/of giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 60,-- vertegenwoordigen zijn eigendom van het waterschap. Er wordt een waterschapsbestemming voor gezocht. Geschenken en/of giften die een waarde van € 60,-- of minder vertegenwoordigen kunnen worden behouden en behoeven niet te worden gemeld en geregistreerd. 2. Geschenken en/of giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het bestuursorgaan waarvan hij deel uitmaakt en waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen. 3. Aanbiedingen voor privé–werkzaamheden of kortingen op privé-goederen worden niet geaccepteerd. 4. De bestuurder maakt in het bestuursorgaan waar hij deel van uitmaakt melding van uitnodigingen voor excursies en evenementen op kosten van derden.
DOCS-#236315-v1-gedragscode_bestuurlijke_integriteit_1.DOC
Hoofdstuk 6
Bestuurlijke uitgaven en declaraties
Artikel 10. 1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Een bestuurder is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden. 2. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd: - met de uitgave is het belang van het waterschap gediend; - de uitgave vloeit voort uit de functie. Artikel 11. 1. De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed. 2. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure. 3. Een declaratie wordt ingediend door middel van een daarvoor vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld. Een ander lid van het college parafeert dit declaratieformulier mee. 4. In geval van twijfel over een declaratie door een bestuurder, wordt deze voorgelegd aan de dijkgraaf. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd. 5. De secretaris is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties.
Hoofdstuk 7
Creditcards
Artikel 12. 1. De beslissing om een creditcard aan een bestuurder ter beschikking te stellen wordt door het college in een openbaar besluit genomen. 2. De secretaris draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards. De creditcard mag alleen gebruikt worden indien: - met de uitgave het belang van het waterschap is gediend; - de uitgave voortvloeit uit de functie. 3. Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld. 4. Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen. 5. Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de dijkgraaf gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd. 6. Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.
Hoofdstuk 8
Gebruik van waterschapsvoorzieningen
Artikel 13. 1. Gebruik van waterschapseigendommen of -voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan. 2. Indien een bestuurder voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon en/of computer in bruikleen ter beschikking krijgt die mede gebruikt kunnen worden voor privédoeleinden, gebeurt dit op basis van een overeenkomst.
DOCS-#236315-v1-gedragscode_bestuurlijke_integriteit_1.DOC
Hoofdstuk 9
Reizen buitenland
Artikel 14. 1. Een bestuurder die het voornemen heeft uit hoofde van zijn functie een meerdaagse buitenlandse dienstreis1 te maken, heeft vooraf toestemming nodig van het bestuursorgaan waar hij deel van uitmaakt. 2. Een bestuurder die het voornemen van een dergelijke reis meldt, verschaft informatie over reden en doel van de reis. Artikel 15. Uitnodigingen voor meerdaagse buitenlandse dienstreizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het bestuursorgaan waar hij van deel uitmaakt. De uitnodiging wordt onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het waterschapsbelang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming. Artikel 16. 1. Het ten laste van het waterschap meereizen van de partner van een bestuurder naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van het waterschap daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken. 2. Het anderszins meereizen naar en in het buitenland van derden op kosten van het waterschap is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming in het betreffende bestuursorgaan betrokken. Artikel 17. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder. Artikel 18. 1. De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. 2. Uitgaven worden vergoed voor zover zij redelijk en verantwoord worden geacht.
Hoofdstuk 10
Slotbepaling
Artikel 19. Deze regeling kan worden aangehaald als Gedragscode bestuurlijke integriteit van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Artikel 20. De Gedragscode treedt in werking 8 dagen bekendmaking daarvan. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van 30 juni 2010.
drs. E.Th. Meuleman secretaris
P.J.M. Poelmann voorzitter
1
Onder een buitenlandse dienstreis wordt verstaan een reis naar het buitenland (inclusief Nederlandse Antillen en Aruba), niet zijnde een reis naar een instelling van de Europese Unie.
DOCS-#236315-v1-gedragscode_bestuurlijke_integriteit_1.DOC