Herinrichting Tielebeek ‘Maasmonding-N271’ te Milsbeek rapport 3725
Herinrichting Tielebeek ‘Maasmonding – N271’ te Milsbeek, gemeente Gennep Een Bureauonderzoek
E. Jacobs
2
Colofon ADC Rapport 3725 Herinrichting Tielebeek ‘Maasmonding – N271’ te Milsbeek, gemeente Gennep Een Bureauonderzoek Auteur: E. Jacobs In opdracht van: Kragten BV © ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 10 september 2014 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Status onderzoek: Definitief Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie: C.Y. Burnier
ISSN 1875-1067
ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email
[email protected]
3
Inhoudsopgave Samenvatting 1 Inleiding en administratieve gegevens 2 Bureauonderzoek 2.1 Doelstelling en vraagstelling 2.2 Methodiek 2.3 Resultaten 2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie 3 Conclusie en aanbevelingen 3.1 Conclusie 3.2 Aanbevelingen Literatuur Geraadpleegde websites Lijst van afbeeldingen en tabellen Verklarende woordenlijst
5 7 8 8 8 8 13 15 15 15 17 17 17 18
4
5
Samenvatting In opdracht van de firma Kragten heeft ADC ArcheoProjecten in juni 2014 in het kader van de voorgenomen herinrichting van de Tielebeek, gemeente Gennep, een bureauonderzoek uitgevoerd. Dit vanwege het feit dat het plangebied gelegen is in een gebied waar op grond van het gemeentelijk beleid sprake is van een archeologische verwachtingswaarde. De aan het plangebied toegekende waarde varieert daarbij van middelhoog tot laag of geen waarde. Gezien de toegekende verwachtingswaarden dient de initiatiefnemer van de ontwikkeling ten behoeve van het verkrijgen van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden. Op basis van het bureauonderzoek kan geconcludeerd worden dat binnen het plangebied rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van sporen en vondsten uit de periode van het Laat Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. Op basis van het bekende historisch kaartmateriaal lijkt de kans op de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Nieuwe tijd binnen het plangebied klein. Wel doorsnijdt de Tielebeek de oude circumvallatielinie uit 1641. Niet uitgesloten kan worden dat zich op deze locatie binnen het plangebied nog sporen van deze linie bevinden. Gezien de latere ontginning en gebruik van het gebied wordt de kans hierop evenwel klein geacht. Feit is verder dat de bodem binnen het plangebied reeds op diverse locaties verstoord is. Dit als gevolg van het feit dat de beek in het verleden op diverse plaatsen verlegd c.q. rechtgetrokken is. Verder geldt dat de voorgenomen werkzaamheden in veel gevallen geen verstoring van de bodem en dus archeologische waarden met zich mee zullen brengen. Dit betreft dan de locaties waar de voorgenomen werkzaamheden uit het versmallen van de huidige bedding bestaan of het verondiepen van de bodem. Slechts op een beperkt aantal plaatsen vormen de voorgenomen werkzaamheden een bedreiging van de eventueel aanwezige archeologische waarden. Het gaat daarbij dan om die delen binnen het plangebied waar de bedding van de beek verlegd wordt en daarbij tot op heden, voor zover bekend, onverstoorde terreindelen doorsnijdt. Dit betreft een circa 180 m lang traject binnen deellocatie B en een circa 150 m lang traject binnen deellocatie D. ADC ArcheoProjecten adviseert om die delen van het terrein waar de voorgenomen werkzaamheden geen verstoring van de bodem met zich meebrengen vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het gaat daarbij om die terreindelen waar alleen sprake is van het verondiepen van de bodem of het versmallen van de oevers, alsook die locaties waar de nieuwe loop van de bedding overlapt met de historische bedding van de beek. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen deze zones toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Voor die delen binnen het plangebied waar de bedding van de beek verlegd wordt en daarbij tot op heden, voor zover bekend, onverstoorde terreindelen doorsnijdt geldt dit advies niet. Dit betreft een circa 180 m lang traject binnen deellocatie B en een circa 150 m lang traject binnen deellocatie D. Opgemerkt wordt dat de exacte lengte van deze trajecten echter nog afgestemd dient te worden op de definitieve technische invulling van de werkzaamheden. ADC ArcheoProjecten adviseert voor deze delen van het plangebied een archeologische begeleiding (protocol Proefsleuven). De keuze voor deze vorm van vervolgonderzoek is gebaseerd op de beperkte omvang van de het werk alsook in lijn met het gemeentelijk archeologisch beleid. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een besluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit besluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.
6
Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode
Afkorting
Tijd in jaren
Nieuwe tijd
NT
1500 - heden
Middeleeuwen:
XME
450 – 1500 na Chr.
Late Middeleeuwen
LME
1050 - 1500 na Chr.
Vroege Middeleeuwen
VME
450 - 1050 na Chr.
Romeinse tijd:
ROM
Laat-Romeinse tijd
ROML
12 voor Chr. – 450 na Chr. 270 - 450 na Chr.
Midden-Romeinse tijd
ROMM
70 - 270 na Chr.
Vroeg-Romeinse tijd
ROMV
12 voor Chr. - 70 na Chr.
IJzertijd:
IJZ
Late IJzertijd
IJZL
250 - 12 voor Chr.
Midden-IJzertijd
IJZM
500 - 250 voor Chr.
Vroege IJzertijd
IJZV
Bronstijd:
BRONS
800 – 12 voor Chr.
800 - 500 voor Chr. 2000 - 800 voor Chr.
Late Bronstijd
BRONSL
1100 - 800 voor Chr.
Midden-Bronstijd
BRONSM
1800 - 1100 voor Chr.
Vroege Bronstijd
BRONSV
2000 - 1800 voor Chr.
Neolithicum (Jonge Steentijd):
NEO
Laat-Neolithicum
NEOL
2850 - 2000 voor Chr.
Midden-Neolithicum
NEOM
4200 - 2850 voor Chr.
Vroeg-Neolithicum
NEOV
Mesolithicum (Midden-Steentijd):
MESO
Laat-Mesolithicum
MESOL
5300 – 2000 voor Chr.
5300 - 4200 voor Chr. 8800 – 4900 voor Chr. 6450 - 4900 voor Chr.
Midden-Mesolithicum
MESOM
7100 - 6450 voor Chr.
Vroeg-Mesolithicum
MESOV
8800 - 7100 voor Chr.
Paleolithicum (Oude Steentijd):
PALEO
Laat-Paleolithicum
PALEOL
35.000 - 8800 voor Chr.
Midden-Paleolithicum
PALEOM
300.000 – 35.000 voor Chr.
Vroeg-Paleolithicum
PALEOV
tot 300.000 voor Chr.
Bron: Archeologisch Basis Register 1992
tot 8800 voor Chr.
7
1
Inleiding en administratieve gegevens In opdracht van de firma Kragten heeft ADC ArcheoProjecten in juni 2014 in het kader van de voorgenomen herinrichting van de Tielebeek, gemeente Gennep, een bureauonderzoek uitgevoerd. Dit vanwege het feit dat het plangebied gelegen is in een gebied waar een gemeentelijk archeologisch beleid is vastgesteld.1 De toegekende waarde varieert daarbij van middelhoog tot laag of geen waarde. Op basis van de toegekende verwachting dient de initiatiefnemer van een ontwikkeling voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden. In Nederland dient het vaststellen van de archeologische waarde van een plangebied te gebeuren op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.3).2 Gemeenten kunnen hierop aanvullende uitvoeringskaders vaststellen. De gemeente Gennep heeft voor zover bekend echter geen aanvullende uitvoeringskaders vastgesteld voor het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek, noch zijn deze voor dit project afzonderlijk opgesteld.3 Dit onderzoek is dus gebaseerd op de algemene criteria die in de KNA staan geformuleerd. De volgende administratieve gegevens zijn van toepassing: Opdrachtgever:
Kragten BV Dhr. B. Coppelmans Schoolstraat 8 6049 BN Herten T 088 3366333 E
[email protected]
Soort onderzoek:
Bureauonderzoek
Aanleiding:
Herinrichting Tielebeek
Locatie:
Tielebeek bij Milsbeek
Plaats:
Milsbeek
Gemeente:
Gennep
Provincie:
Limburg
Kadastrale gegevens:
Onbekend
Kaartblad:
46B
Oppervlakte plangebied
Tracé van circa 2200 m lengte
Coördinaten:
192850 / 416075 192871 / 416061 192407 / 414470 192430 / 414463
Bevoegde overheid met contactgegevens:
Gemeente Gennep Dhr. P. Toonen Ellen Hoffmannplein 1 6591 CP, Gennep T 0485 494 141 E
[email protected]
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code):
62153
ADC-projectcode:
4160126
Auteur:
E. Jacobs
Periode van uitvoering:
Juni 2014
Beheer en plaats documentatie:
ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort
Beheer en plaats digitale documentatie (e-depot):
http://persistent-identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13-3ff8-33
1 http://www.gennep.nl/document.php?m=5&fileid=18147&f=65bd3b77e7662af6b8d31fcc013cd527&attachment=0, http://www.gennep.nl/document.php?m=5&fileid=18143&f=9b444d37fcdf7b6d6d835f1396fa15db&attachment=0 2 SIKB 2010 3 http://www.gennep.nl/document.php?m=5&fileid=18147&f=65bd3b77e7662af6b8d31fcc013cd&attachment=0, http://www.gennep.nl/document.php?m=5&fileid=18143&f=9b444d37fcdf7b6d6d835f1396fa15db&attachment=0
8
2
Bureauonderzoek 2.1
Doelstelling en vraagstelling
Het bureauonderzoek vormt de eerste stap in het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Het doel van bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: • Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting? • In hoeverre worden de verwachte archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling? • Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?
2.2
Methodiek
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek. Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot. De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart. De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.
2.3
Resultaten
2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik De exacte locatie van het plangebied is weergegeven op afbeeldingen 1, 2.1 & 2.2. Het gaat daarbij om de benedenloop van de Tielebeek, gelegen tussen de N271 en de Maas, waarin de beek uitmondt. De uit te voeren herinrichting bestaat uit het aanpassen van het profiel van de beek, het (plaatselijk) verleggen van de loop van de beek, het vervangen van duikers, het verondiepen van de bodem van de beek en het aanpassen van de inrichting van de oevers. Niet al deze werkzaamheden vinden echter binnen het gehele traject plaats. Zo zijn er ook delen waar geen of nauwelijks
9
werkzaamheden gepland zijn, zoals aan de noordzijde van het plangebied. In onderstaande worden, van noord naar zuid, de locaties waar wel werkzaamheden gepland zijn kort besproken (afb. 3.1 t/m 3.3): A: Verondiepen bodem beek en versmallen profiel over een lengte van circa 150 m, beekbegeleidende beplanting aanbrengen, bestaande duiker vervangen (coördinaten 192910/415800, Afb. 3.1) B: Beek enkele meters in oostelijke richting verleggen over een lengte van circa 350 m en bestaande loop dempen, duiker Ketsestraat verwijderen, langs beek obstakelvrije zone van circa 4 m creëren (coördinaten 192740/415290, afb. 3.2). C: Ter hoogte van bestaande dassenburcht over een lengte van circa 100 m profiel versmallen en verondiepen bodem beek (coördinaten 192440/415310, afb. 3.2). D: Beek enkele meters in westelijke richting verleggen over een lengte van circa 320 m en bestaande loop dempen, duiker Bloemenstraat omvormen tot faunapassage, duiker Bossebrugweg in later stadium aanpassen, meetstuw herplaatsen,, langs beek obstakelvrije zone van circa 4 m creëren (coördinaten 192230/415160, afb. 3.2). E: Beek enkele meters in westelijke richting verleggen over een lengte van circa 75 m en bestaande loop dempen, (coördinaten 192430/414490, afb. 3.3). De consequentie van de voorgenomen ingrepen4 kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 200 m aan weerszijden van de loop van de Tielebeek. De begrenzing van deze zone is gebaseerd op het gegeven dat hierbinnen sprake is van voldoende informatie om een uitspraak te doen over de archeologische verwachting die representatief is voor het plangebied. 2.3.2 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden Het landschap waarbinnen het plangebied zich bevindt is ontstaan in het Jonge Dryas interstadiaal. Tijdens deze koude periode was de Maas een vlechtende rivier. Deze rivieren worden gekenmerkt door een brede riviervlakte met een stelsel van vele kleine meestal brede en ondiepe geulen. Deze geulen splitsen zich herhaaldelijk en liggen niet lang op dezelfde plaats, maar verleggen zich snel in het losse materiaal. Tussen de geulen liggen zand- en grindbanken die bij hoogwater vaak overstroomd raken. Gedurende een groot deel van het jaar was de watertoevoer laag en lag de bedding droog. Gedurende het latere gedeelte van het Jonge Dryas interstadiaal wordt het klimaat droger en neemt de rivieractiviteit af. Door het drogere klimaat neemt ook de eolische activiteit in het gebied sterk toe. Door een schaarse vegetatie konden de zandbanken gemakkelijk verstuiven. Hierdoor zijn aan de oostkant van de Maas grote rivierduinen ontstaan. Op het rivierterras zelf zijn de zand- en grindbanken van het vlechtende riviersysteem lokaal verstoven zodat kleine duintjes op de rivierbanken ontstonden. De afzettingen van de Maas worden gerekend tot de Formatie van Beegden.5 De eolische zandafzettingen worden geologisch gerekend tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden.6 Aan het begin van het Holoceen was er een stijging van de temperatuur evenals een toename van de neerslag in de Ardennen. De door regen gevoede Maas is zeer gevoelig voor temperatuur- en neerslagveranderingen en als reactie op deze klimaatveranderingen sneed de rivier zich in het Jonge Dryas-terras in. De voorheen ondiepe geulen van het vlechtende riviersysteem werden daarbij voor het overgrote deel verlaten. Een aantal geulen werden echter uitgediept door de Maas. Aan het begin van het Holoceen veranderde de Maas in een meanderende rivier: één geul bleef 4
De exacte invulling van de werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld de exacte diepte en breedte van de nieuwe loop van de beek
is op het moment van schrijven, begin september 2014, nog niet bekend. Vaststaat dat de beek, ook in de te verleggen delen niet breder zal worden dan de huidige loop (mondl. Mededeling. B. Coppelmans, Kragten BV). 5
De Mulder et al., 2003.
6
De Mulder et al., 2003.
10
over die de actieve watervoerende geul was, de voorloper van de huidige Maas. De overige geulen waren slechts actief bij hoge stroomsnelheden en werden in rustige periodes opgevuld. Door een afname in stroomsnelheden in de geulen konden de kleine lutum- en siltdeeltjes neerslaan en werden de verlaten geulen opgevuld met klei. Geomorfologisch gezien doorsnijdt de Tielebeek diverse zones (afb. 4).7 Van noord naar zuid gaat het daarbij om een dekzandrug, al dan niet met oud bouwlanddek (code 3L5), een dalvlakteterras (code 3E9), lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten (code 4L8/3L8) en rivierdalbodem (code 2R8). Ook op de bodemkaart wordt een verscheidenheid aan zones doorsneden (afb. 5).8 Van noord naar zuid gaat het daarbij om laar- en humuspodzolen (grof zand, code cHn30 & Hn30), hoge bruine enkeerdgronden en vlakvaagronden (grof zand, code bEZ30 & Zn30) en kalkloze poldervaaggronden (zware zavel en lichte klei, code Rn95C). Hoge bruine enkeerdgronden betreffen bodems die duiden op de aanwezigheid van een zogenaamd plaggen- of esdek. Deze gronden zijn vanaf de Late Middeleeuwen ontstaan als het gevolg van het herhaaldelijk opbrengen van plaggenbemesting voor de verbetering van de bodemvruchtbaarheid. De bruine kleur is een gevolg van het gebruik van bosstrooisel in de plaggen. Dergelijke gronden met een plaggendek komen in de omgeving van het plangebied hoofdzakelijk voor op de overgang van het zand- naar het rivierengebied of op zandkopjes in het rivierengebied. Ook de laarpodzolbodem betreft een bodem die ontstaan is middels een plaggenbemesting. De dikte van de humeuze toplaag, de zogenoemde A-horizont, is echter minder dik, dertig tot vijftig centimeter, als bij een hoge enkeerdgrond. Opgemerkt moet verder worden dat in het Maasdal de vandaag de dag aanwezige donkere bovengrond ook het resultaat kan zijn van verbruining, een proces waarbij kleimineralen verweren en in het zandpakket inspoelen. Poldervaaggronden bezitten geen humusrijke bovengrond en betreffen jonge, weinig ontwikkelde gronden waarin de verschillende bodemvormende processen nog weinig invloed hebben gehad. In het verleden werden met name de hogere delen van het landschap, zoals de dekzandruggen en rivierduinen, als vestigingslocatie door de mens uitgekozen. 2.3.3 Beschrijving van bekende archeologische waarden In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld (afb. 6): AMK-terrein nr
Omschrijving
Datering9
11182
Nederzettingsterrein van hoge
Neo t/m ROM Rivierduin. Onder 30 cm dikke bouwvoor
archeologische waarde 11183
Opmerking is nog restant van B-horizont aanwezig
Nederzettingsterrein van hoge
ROM
Ter hoogte van deelgebied D
archeologische waarde
Onderzoeks-
Soort onderzoek
Resultaat
Advies
Lokaal waarden
Ter hoogte van hier besproken
aangetroffen
plangebied mogelijk waarden uit
meldingsnummer 47636
Begeleiding10
IJzertijd en/of Late Middeleeuwen/ Nieuwe tijd aanwezig 56219
Bureauonderzoek
Lokaal mogelijk
Vervolgonderzoek indien locaties met
archeologische waarden
mogelijke waarden bedreigd worden.
aanwezig
7
Stichting voor de Bodemkartering 1988
8
Stichting voor de Bodemkartering 1976a en b
9
Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1.
10
Loonen & Weiss-König 2011
11
Waarnemingsnr
Omschrijving
Datering11
Opmerking
15932
aardewerk
IJZ-ROM
Noordzijde plangebied. Zie monument 11182
15657
vuursteen
Paleo-Meso,
Noordzijde plangebied. Zie monument 11182
121298
aardewerk
IJZ-ROM
292042
Aardewerk, vuursteen Meso, IJZ-ROM,
292039
Aardewerk, vuursteen Paleo-Brons,
Noordzijde plangebied. Zie monument 11182 Noordzijde plangebied. Zie monument 11182
LME-NT Ter hoogte van deellocatie A
ROM, LME-NT 292093
Aardewerk
LME-NT
292046
Aardewerk, vuursteen Paleo-NT, IJZ,
Ter hoogte van deellocatie A Ter hoogte van deellocatie B
ROM, NT 292040
Aardwerk, vuursteen
Paleo-Brons, IJZ,
Ter hoogte van deellocatie C
ROM, VME, LME, NT 292041
Aardwerk, vuursteen
Paleo-Brons,
Ter hoogte van deellocatie C
VME 292048
Aardewerk, vuursteen Paleo-Brons,
Ter hoogte van deellocatie C
ROM, LME 292049
Aardewerk, vuursteen Paleo-Brons, IJZ,
Ter hoogte van deellocatie D
ROM, VME, LME 292252
Aardewerk, vuursteen Paleo-Brons,
Ter hoogte van deellocatie D
NEO, ROM, LME, NT 121157
grondsporen
ROM
Ter hoogte van deellocatie D, zie ook monument 11183
32916
Sporen vondsten
Brons-IJZ
Nederzettingsterrein uit de late Bronstijd t/m IJzertijd, ten noordoosten van deellocatie E en direct ten zuidoosten van monument 11183.
In ARCHISII zijn binnen het onderzoekgebied slechts twee onderzoeken geregistreerd. Deze hebben beide betrekking op de vernieuwing en verbetering van kades langs de Maas. Verder is sprake van de aanwezigheid van twee monumenten van hoge archeologische waarde en diverse waarnemingen, o.a. afkomstig van lokale amateurs. De waarnemingen hebben daarbij in veel gevallen betrekking op de als monument geregistreerde vindplaatsen. Op basis van de gegevens kan gesteld worden dat aan de noordwestzijde van het plangebied, op de top van een daar aanwezige dekzandrug, sprake is van een nederzettingsterrein met sporen uit de periode van het Neolithicum t/m de Romeinse tijd. Dit terrein is daarom aangemerkt als een monument van hoge archeologische waarde.12 Vanwege dit gegeven zijn op de locatie van het monument in het kader van de herinrichting van de Tielebeek geen grondverstorende werkzaamheden gepland. Direct ten zuiden van de Bloemenstraat en ten noorden van de Tielebeek bevindt zich nog een terrein dat is aangemerkt als monument van hoge archeologische waarde.13 Het gaat hier om een nederzettingsterrein uit de Romeinse tijd dat gelegen is op een verhoging aan de rand van het rivierterras. Op en nabij beide monumenten zijn verder diverse vuursteenvondsten aangetroffen, die er op wijzen dat in het gebied sprake is van de aanwezigheid van oudere bewoningssporen. De vondsten zelf kunnen echter in vele gevallen niet nauwkeuriger gedateerd worden als de periode van het Paleolithicum t/m de Bronstijd. Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) doorsnijdt de Tielebeek een zone waar een hoge kans op de aanwezigheid van archeologische waarden aan is toegekend (afb. 6). Deze kaart geeft de verwachtingswaarde weer voor de bovenste 1,20 meter van de bodem en is gebaseerd op de geomorfologische en geologisch kaart van Nederland
11
Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1.
12
Monument 11182
13
Monument 11183
12
Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart (afb. 7), samengesteld in 200714 en geactualiseerd in 200915, is deze verwachting verder gespecificeerd. Op de kaart is aan de beek zelf en de zone direct langs beide oevers een lage verwachting toegekend.16 Op basis van deze toegekende lage verwachtingswaarde geldt dat in deze zone ingrepen in de bodem in principe alleen archeologisch begeleidt hoeven te worden tenzij binnen een straal van 50 m sprake is van de aanwezigheid van een bekende vindplaats. In dat laatste geval kan eventueel sprake zijn van aanvullende eisen. Dit laatste is in ieder geval aan de hand in het noordelijk deel van het plangebied. Hier grenst de Tielebeek aan de westzijde aan een terrein dat is aangemerkt als archeologie- waarde 3. Het gaat daarbij om de locatie waar een nederzettingsterrein uit de periode van het Neolithicum t/m de Romeinse tijd verwacht wordt (monumentnr. 11182). Voor deze zone geldt dat bij ingrepen dieper dan 30 cm – Mv en groter dan 100m2 archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. De overige aan de beek gelegen zones hebben voor wat betreft het deel tussen de N271 en de Bloemenstraat een middelhoge verwachting (archeologie waarde-4). Dit betekent dat bij ingrepen in de bodem dieper dan 30 cm – Mv en groter dan 2500 m2 archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Direct ten zuiden van de Bloemenstraat en direct ten noorden van de Tielebeek bevindt zich een terrein dat is aangemerkt als archeologie- waarde 3. Het gaat daarbij om de locatie waar een nederzettingsterrein uit de Romeinse tijd verwacht wordt (monumentnr. 11183). De overige terreindelen tot aan de Bloemenkamp kennen een lage verwachting. Aan het traject van de Bloemenkamp tot aan de Maas is geen archeologische waarde toegekend. Hier is bij ingrepen in de bodem geen archeologisch onderzoek vereist. In deze zone hebben in de jaren ’90 van de vorige eeuw uitgebreide ontgravingen plaatsgevonden in het kader van delfstofwinning. Daarbij zijn o.a. de plassen ontstaan aan weerszijde van de monding van de beek. 2.3.4 Beschrijving van de historische situatie, mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden De Tielebeek begint aan de rand van de stuwwal van Nijmegen en wordt voornamelijk gevoed door kwelwater. De bovenloop van de Tielebeek loopt dwars door een moerassig gebied dat bekend staat als Koningsven - De Diepen en verzorgt ook de afwatering van deze zone. Zij maakt deel uit van een stelsel van waterlopen gegraven om het moerasgebied te ontwateren en het kwelwater afkomstig uit de stuwwal af te vangen. Ook de Kroonbeek maakt deel uit van dit stelsel.17 De exacte ouderdom van de Tielebeek is niet bekend. Gesuggereerd is dat de aanleg ervan pas uit het begin van de vorige eeuw zou dateren, maar dat is niet correct. De loop van de Tielebeek is namelijk al zichtbaar op de Tranchotkaart van 1803-1820 en de Kroonbeek, die deel uitmaakt van hetzelfde stelsel is reeds afgebeeld op een kaart uit 1641.18 De beek kent voor het overgrote deel een vrij recht tot licht slingerend verloop, met uitzondering van deel vanaf ten zuiden van de Vliegop. Hier slingert de beek meer vanwege het verval in het dal van de Maas. In de loop van de tijd is de loop plaatselijk bijgesteld c.q. rechtgetrokken. Dit betreft o.a. het traject tussen de Ketsestraat/Vliegop en De Wankum (op en ten noorden van deellocatie B), het traject tussen de Bloemenstraat en de Bloemenkamp (deellocatie C & D) alsook het trajectdeel vanaf de Bloemenkamp tot aan de Maas. In 1995 zijn aan de zuidzijde van de beek, voorafgaand aan de uitmonding in de Maas enkele vistrappen aangelegd. Tevens heeft in deze periode hier delfstofwinning plaatsgevonden waarbij de loop van de beek in westelijke richting is opgeschoven.19
14
Verhoeven & Ellenkamp 2007
15
Past2Present 2009
16
Opvallend is dat op de in 2007 vervaardigde kaart (Verhoeven & Ellenkamp 2007, kaartbijlage 5) aan het deel van de
Tielebeek tussen de N271 en de Bloemenkamp een hoge verwachting is aangegeven voor de aanwezigheid van rituele deposities en afvaldumps. Tevens wordt ter hoogte van de beide monumentterreinen een hoge kans op de aanwezigheid van oversteekplaatsen/bruggen/voorden weergegeven. Waar deze hoge waarde op gebaseerd is valt niet uit het rapport af te leiden. Mogelijk is dit gebaseerd geweest op de aanname dat het zuidelijk deel van de Tielebeek vanwege zijn kronkelige verloop hier een natuurlijke waterloop van hogere ouderdom betreft. De op de kaart van 2009 toegekende lage waarde is dan gebaseerd op het gegeven dat de Tielebeek geen natuurlijke maar een gegraven waterloop betreft (zie paragraaf 2.3.4). 17
Buskens 1995,
18
Weerheijm e.a. 2014
19
Peter e.a. 2007, Lucassen e.a. 1996
13
Op de al eerder genoemde kaarten uit 1641, die de circumvallatielinie bij Gennep afbeelden is te zien dat de linie net ten zuiden van de huidige Bloemenstraat het traject van de huidige Tielebeek doorkruiste (afb. 10). Op de tranchotkaart alsook de kadastrale minuut wordt binnen het hier besproken plangebied of in de directe nabijheid daarvan geen bebouwing afgebeeld. De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Jaartal
Bron Kaart Renoud, Claes Jansz.
1641
Visscher (II)20
Historische situatie Kaart van Gennep met het Huis te Gennep en omgeving, belegerd en veroverd door het Staatse leger onder Frederik Hendrik, 6 juni - 27 juli 1641. Nadruk ligt op weergave circumvallatielinie van de belegeraars en hun legerkampen. De Tielebeek is hier niet op afgebeeld, maar wel de Kroonbeek
Tranchotkaarten (afb. 8)
21
1803-1820
De loop van de Tielebeek is grotendeels hetzelfde als vandaag de dag. Wel wordt deze nog niet doorsneden door de N271 en is plaatselijk sprake van een bochtiger verloop.
Kadastrale minuut
1811-1832
Grotendeels gelijk aan tranchotkaart. Wel is nu de voorloper van de huidige N271 aangegeven
Bonnekaart Topografische kaart
1868/1870 22
1978
Gelijk aan kadastrale minuut Grotendeels gelijk aan voorafgaande kaarten. Wel is plaatselijk de loop bijgesteld.
Google maps23 (afb. 9)
2014
Loop aan zuidzijde verlegd als gevolg van grondstofwinning jaren 90 vorige eeuw
2.3.5 Beschrijving huidig gebruik Het plangebied omvat de huidige loop van de Tielebeek en de direct daaraan grenzende zones. Deze laatste zijn gebruik als gras- en akkerland.
2.4
Gespecificeerde verwachting en conclusie
De eerste, voor het bureauonderzoek opgestelde onderzoeksvraag “Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?” kan als volgt worden beantwoord: Uit de geologie, geomorfologie en bodemvorming van het plangebied kan geconcludeerd worden dat het plangebied gelegen is op grof zandige rivierafzettingen waar later eolische afzettingen (dekzanden en rivierduinen) overheen afgezet zijn. In of aan de top van de eolische afzettingen geldt een verwachting Mesolithicum voor de aanwezigheid van vindplaatsen uit de periode vanaf het Mesolithicum. Aan de noordwestzijde van het plangebied bevindt zich ook een terrein waar een nederzetting uit de periode Neolithicum-Romeinse tijd gesitueerd is (monument 1182). In de zone tussen de Tielebeek en de Bloemenstraat bevindt zich verder een nederzettingsterrein uit de Romeinse tijd (monument 11183). Onder de eolische afzettingen bevindt zich het oude rivierterras met een verwachting voor Laat Paleolithicum. Rondom het plangebied zijn ook diverse vuursteenvondsten bekend die mogelijk uit het Laat Paleolithicum kunnen dateren. Vooralsnog moet daarom binnen het plangebied rekening gehouden worden met de aanwezigheid van sporen en vondsten uit de periode vanaf het Laat Paleolithicum.
20
https://www.rijksmuseum.nl/nl/search/objecten?v=list&f=1&p=1&ps=10&f.classification.places.sort=Huis+te+Gennep&ii=2#/RPP-OB-81.500A,2 21
Tranchot et al. [1803-1820].
22
www.watwaswaar.nl
23
https://www.google.nl/maps/@51.7237841,5.9319192,3145m/data=!3m1!1e3
14
Voor de periode Laat Paleolithicum t/m Neolithicum gaat het daarbij dan om (tijdelijke) jachtkampjes die gekarakteriseerd zullen worden door de aanwezigheid van voornamelijk vuursteenmateriaal en eventueel resten van haardplaatsen. Voor de periode van het Neolithicum tot en met Late Middeleeuwen gaat het om nederzettingsterreinen die gekarakteriseerd zullen worden door de aanwezigheid van gebouwstructuren, sporen van landgebruik en landinrichting e.d. alsook een uiteenlopende variëteit aan vondstmateriaal. Het niveau waarop deze sporen aangetroffen kunnen worden bevindt zich direct onder de huidige bouwvoor en het eventueel aanwezige esdek. Op basis van het bekende historisch kaartmateriaal lijkt de kans op de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Nieuwe tijd binnen het plangebied klein. Wel doorsnijdt de Tielebeek de oude circumvallatielinie uit 1641. Niet uitgesloten zou kunnen worden dat zich op deze locatie binnen het plangebied nog sporen van deze linie bevinden. Gezien de latere ontginning en gebruik van het gebied wordt de kans evenwel klein geacht Uitzondering op het bovenstaande vormt het zuidelijk deel van het plangebied, d.w.z. het trajectdeel vanaf de Bloemenkamp tot aan de Maas. Deze zone is in het recente verleden reeds sterk vergraven en hier worden geen archeologische waarden meer verwacht. De beantwoording van de overige onderzoeksvragen is als volgt: • In hoeverre worden de verwachte archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling? Op of in de directe nabijheid van het nederzettingsterrein uit de periode van het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd (monument 1182). Direct ten zuiden van de N271, zijn geen grondverstorende werkzaamheden gepland. De hier aanwezige archeologische waarden worden dus niet bedreigd. Iets zuidelijker hiervan, deellocatie A (afb. 3.1, coördinaten 192910/415800) zijn wel werkzaamheden gepland. In principe kan hier sprake zijn van waarden uit de periode van het Laat Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. Feit is evenwel dat de hier geplande werkzaamheden slechts een zeer beperkte bodemverstoring met zich mee zullen brengen. Zo bestaat het geplande werk hier uit het verondiepen van de bodem van de beek en het versmallen van het profiel. Hierbij zal dus in principe geen grond omgezet worden. Overige werkzaamheden omvatten het aanbrengen van beekbegeleidende beplanting en het vervangen van een bestaande duiker (Afb. 3.1). Vooralsnog wordt aangenomen dat verstoring van de bodem hierbij zeer beperkt van aard zal zijn. Verder geldt dat de loop van de beek hier in het verleden al enigszins is rechtgetrokken. De huidige bedding en in ieder geval de zone direct ten oosten hiervan is dus al verstoord. De kans dat op deellocatie A archeologische waarden verstoord worden kan daarom als zeer klein betiteld worden. Op deellocatie B (afb. 3.2, coördinaten 192740/415290 ) zijn eveneens werkzaamheden gepland die leiden tot een verstoring van de bodem. De hier geplande werkzaamheden omvatten het in oostelijke richting verleggen van de beek over een lengte van circa 350 m. Tevens zal de duiker onder de Ketsestraat verwijderd worden. Alhoewel ook hier de loop van de beek in het verleden al enigszins is rechtgetrokken geldt dit hier alleen voor de noordzijde van de deellocatie (zie afb. 3.2). Het overgrote deel van het nieuw aan te leggen traject doorsnijdt voor zover bekend onverstoorde bodem. De kans dat op deellocatie B archeologische waarden verstoord zullen worden moet daarom als hoog aangemerkt worden. Op deellocatie C ( afb. 3.2, coördinaten 192440/415310) bestaan de voorgenomen werkzaamheden, net als bij deellocatie A, uit het versmallen van de oevers en het verondiepen van de bodem. Tevens geldt hier dat de loop hier al in het verleden is rechtgetrokken waardoor de bodem ter plaatse van de huidige bedding en oevers verstoord zal zijn. De kans dat bij de voorgenomen werkzaamheden archeologische waarden aangesneden worden kan daarom als zeer klein bestempeld worden. Op deellocatie D (afb. 3.2, coördinaten 192230/415160) zal de bedding in westelijke richting over een afstand van circa 320 m verlegd worden. Tevens wordt de duiker onder de Bloemenstraat omgevormd tot een faunapassage, wordt een meetstuw herplaatst en zal langs de beek een obstakelvrije zone gecreëerd worden. In deze zone is de beek in het verleden evenwel deels rechtgetrokken. Middels de voorgenomen verlegging zal de beek hier weer deels zijn oude loop gaan volgen (zie afb. 3.2). Daar waar de beek weer in zijn oorspronkelijke bedding terug keert zal geen sprake zijn van een verstoring van eventueel aanwezige archeologische waarden. Daar waar
15
de bedding een geheel nieuwe loop krijgt kan dit wel het geval zijn. Zeker gezien de nabijheid van deze deellocatie tot het bekende nederzettingsterrein uit de Romeinse tijd (monument 11183). Op deellocatie E (afb. 3.3, coördinaten 192430/414490) zal de beekloop enkele meters in westelijke richting verlegd worden. Het zuidelijk deel van het plangebied, waar deeltraject E onderdeel van is, betreft evenwel een zone die reeds in de jaren ’90 van de vorige eeuw vergraven is. In deze zone is geen sprake meer van de aanwezigheid van archeologische waarden. •
Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? Het plangebied is nog niet voldoende onderzocht. Hoewel op basis van het bovenstaande geconcludeerd moet worden dat op veel van de onderscheidde deellocaties de bodem reeds verstoord is of de werkzaamheden geen bedreiging voor de mogelijk aanwezige archeologische waarden vormen, is dit niet overal het geval. Het gaat daarbij dan om die delen binnen het plangebied waar de bedding van de beek verlegd wordt en daarbij tot op heden, voor zover bekend, onverstoorde terreindelen doorsnijdt. Dit betreft een deel van deellocatie B en een deel van deellocatie D (afb. 11). Gezien de beperkte omvang van deze terreindelen en in lijn met het gemeentelijk archeologisch beleid wordt geadviseerd de werkzaamheden hier archeologisch te begeleiden.
3
Conclusie en aanbevelingen 3.1
Conclusie
Op basis van het bureauonderzoek kan geconcludeerd worden dat binnen het plangebied rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van sporen en vondsten uit de periode van het Laat Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. Op basis van het bekende historisch kaartmateriaal lijkt de kans op de aanwezigheid van bewoningssporen uit de Nieuwe tijd binnen het plangebied klein. Wel doorsnijdt de Tielebeek de oude circumvallatielinie uit 1641. Niet uitgesloten zou kunnen worden dat zich op deze locatie binnen het plangebied nog sporen van deze linie bevinden. Gezien de latere ontginning en gebruik van het gebied wordt de kans hierop evenwel klein geacht. Feit is echter dat de bodem binnen het plangebied reeds op diverse locaties verstoord is. Dit als gevolg van het feit dat de beek in het verleden reeds op diverse plaatsen verlegd c.q. rechtgetrokken is. Verder geldt dat de voorgenomen werkzaamheden in veel gevallen geen verstoring van de bodem en dus archeologische waarden met zich mee zullen brengen. Dit betreft dan de locaties waar de voorgenomen werkzaamheden uit het versmallen van de huidige bedding bestaan of het verondiepen van de bodem. Slechts op een beperkt aantal plaatsen vormen de voorgenomen werkzaamheden een bedreiging van de eventueel aanwezige archeologische waarden. Het gaat daarbij dan om die delen binnen het plangebied waar de bedding van de beek verlegd wordt en daarbij tot op heden, voor zover bekend, onverstoorde terreindelen doorsnijdt. Dit betreft een circa 180 m lang traject binnen deellocatie B en een circa 150 lang traject binnen deellocatie D (afb. 11).
3.2
Aanbevelingen
ADC ArcheoProjecten adviseert om die delen van het terrein waar de voorgenomen werkzaamheden geen verstoring van de bodem met zich meebrengen vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het gaat daarbij om die terreindelen waar alleen sprake is van het verondiepen van de bodem of het versmallen van de oevers, alsook die locaties waar de nieuwe loop van de bedding overlapt met de historische bedding van de beek. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen deze zones toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
16
Voor die delen binnen het plangebied waar de bedding van de beek verlegd wordt en daarbij tot op heden, voor zover bekend, onverstoorde terreindelen doorsnijdt geldt dit advies niet. Dit betreft een circa 180 m lang traject binnen deellocatie B en een circa 150 m lang traject binnen deellocatie D (afb. 11). Opgemerkt wordt dat de exacte lengte van deze trajecten echter nog afgestemd dient te worden op de definitieve technische invulling van de werkzaamheden. ADC ArcheoProjecten adviseert voor deze delen van het plangebied een archeologische begeleiding (protocol Proefsleuven). De keuze voor deze vorm van vervolgonderzoek is gebaseerd op de beperkte omvang van het werk alsook in lijn met het gemeentelijk archeologisch beleid. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een besluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit besluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.
17
Literatuur Buskens, R.F.M., 1995: Beekherstel: Ervaringen in Limburg, In: Natuurhistorisch maandblad 8410, 1995, p. 246 t/m 252. Loonen, A.F. & S. Weiss-König, 2011: Archeologische begeleiding, Herontwikkeling Maaskaden cluster 2 & 3, De Maaswerken, Zevenaar. Lucassen, J., R. Hundt en G. de Vries, 1996: Inrichtingsplan speciewingebied Tielbeekmonding, natuurontwikkeling op de maasoever bij Gennep, Kees Hundt en L architect. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhof & Th.E. Wong (red.), 2003: De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten (Geologie van Nederland, deel 7). Past2Present, 2009: De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd voor de gemeente Gennep, Woerden. Peter, B., K-J. van der Herik, G. Korstjes, 2007: Streefbeelden en herstelmaatregelen van beekmondingen in het Maasdal, achtergronddocument herstelmaatregelen in het kader van het project Beekmondingen, Bureau De Drift. SIKB, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems. Gouda. Stichting voor Bodemkartering, 1976a: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 46 west/oost Vierlingsbeek. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1976b: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Toelichting bij de kaartbladen 45 Oost ’s Hertogenbosch en 46 West – 46 Oost Vierlingsbeek. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1988: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 46 Gennep. Wageningen. Verhoeven, M. & G.R. Ellenkamp, 2007: Op een terras langs de Maas. Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeenten Gennep, Mook en Middelaar en Bergen, RAAP rapport 1644, Weesp. Weerheijm, W.J., K, Klerks, R.M. van Heeringen, 2014: Rondweg Milsbeek, Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase), Vestigia rapport V1032, Amersfoort.
Geraadpleegde websites http://archis2.archis.nl http://www.ahn.nl/viewer http://www.watwaswaar.nl http://gennep.nl http://rijksmuseum.nl http://google.nl
Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied. Afb. 2.1 Detailkaart van het plangebied. Afb. 2.2 Projectplan. Afb. 3.1 Detail noordelijk deel plangebied. Afb. 3.2 Detail middendeel plangebied. Afb. 3.3 Detail zuidelijk deel plangebied. Afb. 4 Uitsnede geomorfologische kaart. Afb. 5 Uitsnede bodemkaart. Afb. 6 Uitsnede ArchisII. Afb. 7 Uitsnede archeologische beleidskaart, gemeente Gennep. Afb. 8 Uitsnede Tranchotkaart, 1803-1820. Afb. 9 Huidige Inrichting plangebied. Afb. 10 Circumvallatieline geprojecteerd op huidige topografie. Afb. 11 Advieskaart. Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.
18
Verklarende woordenlijst ABbv Archeologische Begeleiding bij beperkte verstoring. AHN Actueel Hoogtebestand Nederland. Een landsdekkend digitaal gegevensbestand met zeer nauwkeurige hoogtegegevens. Antropogene sporen Alle immobiele sporen van menselijke oorsprong, variërend van paalgaten of fosfaatvlekken tot muurresten. AMK Archeologische Monumentenkaart geeft een overzicht van gewaardeerde archeologische terreinen in vier categorieën: 1). Archeologische waarde, 2) Hoge archeologische waarde, 3) Zeer hoge archeologische waarde en 4) Zeer hoge archeologische waarde beschermd. De AMK is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de RCE en de provincies en wordt beheerd door de RCE. ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving. Archeologische indicatoren Indicatief archeologisch materiaal dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats. Archis Archeologisch Informatie Systeem. Dit door de RCE beheerde systeem bevat informatie over o.a. onderzoeksmeldingen, vondstmeldingen, waarnemingen, complexen en monumenten. Boorstaat Beschrijving van een boorkolom wat betreft de lithologie (bodemopbouw), de bodemvorming, de sedimentologische kenmerken (afzettingskenmerken) en de archeologische indicatoren. CAA Centraal Archeologisch Archief. C14 Koolstof (radioactieve isotoop), gebruikt voor datering. CIS Het landelijke registratienummer ten behoeve van archeologisch onderzoek, uitgegeven door het Centraal Informatiesysteem. CMA Centraal Monumenten Archief. Ex situ niet ter plaatse. Aanduiding die wordt gebruikt om aan te geven of grondsporen en / of artefacten zich niet meer op de oorspronkelijke plaats in de bodem bevinden. Behoud ex situ is het bewaren van de archeologische informatie door definitief onderzoek (opgraven, documenteren en registreren). GIS Geografische InformatieSystemen. GPS Global Positioning System. IKAW Indicatieve kaart van archeologische waarden, een door de RCE geproduceerde kaart op landelijk niveau met de verwachte relatieve of absolute dichtheid van (bepaalde) archeologische verschijnselen in de bodem. IVO Inventariserend VeldOnderzoek. Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld. IVO-P Inventariserend VeldOnderzoek in de vorm van proefsleuven. In situ Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren. Behoud is situ is het behouden van archeologische waarden in de bodem. KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. -mv Onder maaiveld. NAP Normaal Amsterdams Peil (=officieel peilmerk). NEN Nederlandse Norm. NITG-TNO Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen.
19
PVA Plan van Aanpak. Een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen en/of het ontwerp te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen en/ of ontwerp geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden. PVE Programma van Eisen. Het PvE is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk. RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, voorheen ROB (Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek) en later RACM (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurhistorie en Monumentenzorg). SBB Standaard Boor Beschrijvingsmethode. Selectieadvies Archeologisch inhoudelijk advies over de behoudenswaardigheid van een vindplaats. Dit wordt opgesteld aan de hand van de waarderingscriteria.
20
Afb. 1 Locatie van het plangebied (aangegeven met rode lijn).
21
Afb. 2.1 Detailkaart van het plangebied.
22
Afb. 2.2 Projectplan, zie afb. 3 voor details.
23
Afb. 3.1 Detail noordelijk deel plangebied. De gestippelde rode lijn geeft, voor zover af te leiden valt uit oudere kaarten, de oorspronkelijke loop van de Tielebeek weer.
24
Afb. 3.2 detail middendeel plangebied. De rode gestippelde lijn geeft, voor zover af te leiden valt uit oudere kaarten, de oorspronkelijke loop van de Tielebeek weer.
25
Afb. 3.3 Detail zuidelijk deel plangebied. De rode gestippelde lijn geeft, voor zover af te leiden valt uit oudere kaarten, de oorspronkelijke loop van de beek weer.
26
Afb. 4 Uitsnede geomorfologische kaart.
27
Afb. 5 Uitsnede bodemkaart.
28
Afb. 6 Uitsnede ArchisII.
29
Afb. 7 Uitsnede archeologische beleidskaart, gemeente Gennep. Loop Tielebeek met een rode lijn aangegeven. Geel = archeologie waarde-3, beige = archeologie waarde-4, licht geel = archeologisch begeleiden, grijs = geen waarde.
30
Afb. 8 Uitsnede Tranchotkaart, 1803-1820. Begin- en eindpunt van het binnen dit rapport besproken traject van de Tielebeek met een rode pijl aangegeven.
31
Afb. 9 Huidige Inrichting plangebied.
32
Afb. 10 Circumvallatieline geprojecteerd op huidige topografie (bron: Verhoeven & Ellenkamp 2007). De rode lijn geeft het verloop van de linie aan. Nr. 7 verwijst naar het kwartier van overste Brienne en nr. 8 naar het kwartier van Graaf Hendrik. Het gestippelde gedeelte van de linie betreft een reconstructie.
33
Afb. 11 Advieskaart. De zones waar een archeologische begeleiding (protocol Opgraven) geadviseerd wordt zijn met een blauwe cirkel aangegeven.