Handleiding RBM II
1-1
Adviesgroep AVIV BV Langestraat 11 7511 HA Enschede
Handleiding RBM II RBM II versie 2.0.
Datum 2011
© AVIV, Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2002, 2008 Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd zonder voorafgaande toestemming van de opdrachtgevers. Samenstellers en opdrachtgevers zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijk rekenprogramma, incl. documentatie te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele onjuistheden in de resultaten en de daarop gebaseerde besluitvorming.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
1-1
Inhoudsopgave Inhoudsopgave .............................................................................................................. 1-1 1. Algemeen .............................................................................................................. 1-1 1.1. Welkom en voorwoord ....................................................................................... 1-1 1.2. Algemene afspraken ......................................................................................... 1-2 1.3. Installatie ........................................................................................................... 1-4 1.3.1. Systeemeisen ......................................................................................... 1-4 1.3.2. Installatie................................................................................................. 1-4 1.3.3. Naamgeving van de gegevensbestanden .............................................. 1-5 2. RBM II in vogelvlucht .......................................................................................... 2-5 2.1. Inleiding ............................................................................................................. 2-5 2.2. Aanmaken van een nieuw project ..................................................................... 2-7 2.3. Openen van een bestaand project .................................................................... 2-7 2.4. Invoeren en wijzigen van gegevens .................................................................. 2-8 2.5. Importeren van bevolkingsfiles ........................................................................ 2-10 2.5.1. Importeren bevolkingsfiles .................................................................... 2-10 2.5.2. Aanvraagprocedure populatiebestand groepsrisicoberekeningen ....... 2-11 2.6. Uitvoeren van een berekening ........................................................................ 2-13 2.7. Rapporteren van het project ............................................................................ 2-13 2.8. Rapporteren van de letale effecten ................................................................. 2-14 2.9. Afsluiten ........................................................................................................... 2-14 3. Het programma .................................................................................................... 3-1 3.1. Muis en toetsenbord .......................................................................................... 3-1 3.2. Hoofdscherm ..................................................................................................... 3-1 3.3. Projectscherm.................................................................................................... 3-2 3.3.1. Geografisch deelscherm ......................................................................... 3-2 3.3.2. Overzichtstabellen (Data) ....................................................................... 3-3 3.3.3. Projectstatusbalk .................................................................................... 3-4 3.4. Gegevensverkenner .......................................................................................... 3-5 3.5. Weergave Groepsrisico ..................................................................................... 3-8 3.5.1. GR-grafiek .............................................................................................. 3-8 3.5.2. GR-indicatoren ..................................................................................... 3-11 4. Bediening ............................................................................................................. 4-1 4.1. Menubalk ........................................................................................................... 4-1 4.1.1. Menu Bestand ........................................................................................ 4-1 4.1.2. Menu Wijzigen ........................................................................................ 4-4 4.1.3. Menu Scherm ......................................................................................... 4-4 4.1.4. Menu Analyse ......................................................................................... 4-5 4.1.5. Menu Map ............................................................................................. 4-10 4.1.6. Menu Layer ........................................................................................... 4-12 4.1.7. Menu Help ............................................................................................ 4-13 4.2. Taakbalk .......................................................................................................... 4-15 5. Invoeren en wijzigen van gegevens................................................................... 5-1
2011 Versie 2.0
1-2
5.1. 5.2.
Handleiding RBM II
Inleiding .............................................................................................................. 5-1 Werkveld ............................................................................................................ 5-1 5.2.1. Algemene beschrijving ............................................................................ 5-1 5.3. Bebouwing ......................................................................................................... 5-2 5.3.1. Toevoegen bebouwing ............................................................................ 5-2 5.3.2. Selecteren van een bebouwingsobject ................................................... 5-3 5.3.3. Verwijderen bebouwing ........................................................................... 5-3 5.3.4. Kopiëren bebouwing ............................................................................... 5-3 5.3.5. Eigenschappen ....................................................................................... 5-3 5.4. Grid dag en nacht .............................................................................................. 5-6 5.5. Route.................................................................................................................. 5-7 5.5.1. Toevoegen traject ................................................................................... 5-8 5.5.2. Selecteren van een traject ...................................................................... 5-8 5.5.3. Verwijderen trajecten .............................................................................. 5-9 5.5.4. Kopiëren trajecten ................................................................................... 5-9 5.5.5. Eigenschappen ....................................................................................... 5-9 6. Begrippen en afkortingen.................................................................................... 6-1 6.1. Afkortingen ......................................................................................................... 6-1 6.2. Begrippen ........................................................................................................... 6-3 7. Literatuur............................................................................................................. 7-13
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
1-1
1. Algemeen 1.1. Welkom en voorwoord Dit is de handleiding bij het computerprogramma RBM II. Met het RBM II programma kunnen de risico’s berekend worden van het transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water. Met het programma kan voor een bepaalde route de groepsrisico's en de plaatsgebonden risico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen berekend worden. RBM II berekent de risico’s zoals voorgeschreven in de Handreiking risicoberekening transport HART []. Voor het uitvoeren van een risicoberekening met RBM II hoeft de gebruiker een relatief beperkte, gestandaardiseerde set van gegevens in het programma in te voeren. Dit is mogelijk gemaakt door de berekening te baseren op een beperkt aantal voorbeeldstoffen met bijbehorende ongevalscenario’s. Deze indeling van stoffen gaat op basis van onder meer aggregatie, brandbaarheid, en toxiciteit zoals beschreven door AVIV [1]. De effectmodellen in de ongevalscenario’s zijn ontleend aan het Gele Boek [10]. De bevolking kan op twee manieren worden gemodelleerd. 1. De bevolking worden beschreven met een vijftal verschillende bebouwingstypen die worden opgeslagen in een objecten layer. Zo kan rekening gehouden worden met verschillen in aanwezigheid dag - nacht en verschillen in aanwezigheid werkweek - weekend. 2. De bevolking wordt gemodelleerd in een gridlayer. Hierbij wordt onderscheid gemaakt voor de dag en nacht. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden grafisch gepresenteerd. De invoergegevens, parameters en resultaten kunnen in een rapport worden opgenomen. Dit rapport kan op beeldscherm worden bekeken en worden afgedrukt. Het rapport kan worden opgeslagen in een intern format, RTF (geschikt voor de gangbare tekstverwerkers) en EXCEL. Ten slotte kunnen de ingevoerde gegevens in een bestand worden bewaard. Het programma is zonder meer geschikt voor alle “standaard” situaties, dat wil zeggen een doorgaande volledig open transportroute (spoor, vaarweg of weg) op maaiveldniveau. Ook voor de meeste “bijzondere” situaties, zoals bijvoorbeeld verdiepte of verhoogde liggingen, windschermen, geluidsschermen, open tunnelbakken, sluizen, knooppunten, kruispunten e.d., zijn de uitkomsten van RBM II over het algemeen representatief ofwel licht conservatief [13]. Afhankelijk van de probleemstelling die ten grondslag ligt aan de analyse en indien de resultaten de toetsingswaarde benaderen en/of -in verband met zwaarwegende beslissingen- op bezwaren stuiten, kan voor deze bijzondere situaties echter alsnog een meer gedetailleerde analyse noodzakelijk zijn. Dat geldt zeker voor situaties met geheel of gedeeltelijk gesloten tunnels of complexe spoorsituaties. 2011 Versie 2.0
1-2
Handleiding RBM II
Voor vaarwegen met meer dan 10% zeevaart is RBM II in het geheel niet geschikt en moet gebruik worden gemaakt van een ander model, op basis van de rekenmethodiek die beschreven is in het protocol zee- en binnenvaart [17]. Tenslotte is RBM II niet ontwikkeld voor rangeerterreinen/ emplacementen op het spoor. Deze moeten worden beschouwd als inrichtingen en moeten daarom worden doorgerekend met het daarvoor aangewezen rekenpakket (SAFETI-NL). Deze handleiding beschrijft het programma en leert de gebruiker hoe de gewenste berekeningen kunnen worden uitgevoerd. Er wordt bij de gebruiker enige kennis en ervaring op het gebied van de risicoanalyse verondersteld. De keuzen en gegevens die ten grondslag liggen aan de berekeningen worden behandeld en toegelicht in het Achtergronddocument RBM II [15]. Ook in de toekomst zal RBM II periodiek worden verbeterd op basis van praktijkervaringen. Suggesties vanuit die praktijk zijn welkom bij de Helpdesk RBM II, bereikbaar per e-mail (
[email protected]).
1.2. Algemene afspraken De handleiding In de handleiding voorkomende afwijkende lettertypes hebben een specifieke betekenis. De overige afwijkende lettertypen die in deze handleiding worden gebruikt zijn in onderstaande tabel gespecificeerd. Lettertype
Wordt gebruikt voor…
Vet
Woorden en of letters/cijfers die door de gebruiker moeten worden ingetoetst.
Cursief
Bij cursief gedrukte woorden moet de gebruiker zelf een naam invoeren, bijvoorbeeld als in de handleiding staat cd directorynaam, dan zou de gebruiker kunnen typen: cd RBM II.
Onderstreept
Onderstreepte teksten zijn letterlijke teksten uit RBM II, Bijvoorbeeld: door het intoetsen van ALT+B 3 wordt het menu Bestand geactiveerd en vervolgens de optie Bewaren geselecteerd.
vet+onderstreept
Karakters die zowel vet als onderstreept zijn, zijn onderdeel van sneltoetsen. Indien de onderstreepte tekst een menu betreft, wordt het menu geactiveerd door ALT vet onderstreepte karakter in te toetsen. Indien het een optie in een actief menu betreft wordt de optie geactiveerd door het vet onderstreepte karakter in te toetsen.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
1-3
Aanduiding van specifieke toetsen. Functietoetsen worden aangegeven met een (niet vette) letter F, zonder spatie gevolgd door één of twee (niet vette) cijfers. Functietoetsen
Betekenis
ENTER
Druk op de ENTER of RETURN toets.
PIJL OP, PIJL NEER, PIJL Rechts, ·PIJL links
Hiermee wordt het intoetsen van respectievelijke PIJL-TOETSEN bedoeld.
HOME, END, PAGE Hiermee worden de overeenkomstige toetsaanslagen bedoeld. UP, PAGE DOWN, ESC, INSERT, CTRL Sneltoetsen
Er zijn in principe veel sneltoetscombinaties mogelijk. Deze moeten gelijktijdig of achtereenvolgens worden ingetoetst. Met een plus wordt aangeduid dat de toetsen gelijktijdig moeten worden ingedrukt, een spatie duidt aan dat de toetsen achtereenvolgens moeten worden ingedrukt. Twee voorbeelden: SHIFT+F1 betekent: druk de SHIFT toets gelijktijdig met (de functietoets) F1 in; ALT+A 1 betekent: druk eerst de ALT-toets gelijktijdig met de A toets in, gevolgd door het intoetsen van 1. De sneltoetscombinaties worden met hoofdletters aangegeven.
Muisacties KLIK
Breng de muiscursor boven een specifiek veld en druk één keer op de linker button.
RKLIK
Breng de muiscursor boven een specifiek veld en druk één keer op de rechter button.
DUBBEL KLIK
Breng de muiscursor boven een specifiek veld en druk twee keer op de linker button.
Contextgevoelige help In de helpfile wordt gebruik gemaakt van hypertekst-functies. Dit betekent dat er in de tekst verwijzingen zijn naar andere onderdelen in de helpfile. Er zijn twee typen hypertekst: sprongen: tekst is groen en onderstreept. Door aanklikken van de hypertekst wordt naar een ander deel van de helpfile gesprongen, eventueel in een tweede venster. pop-ups: tekst is groen met stippellijn. Door aanklikken van de hypertekst verschijnt extra informatie op het scherm. De informatie verdwijnt weer door nogmaals de hypertekst aan te klikken.
2011 Versie 2.0
1-4
Handleiding RBM II
1.3. Installatie 1.3.1. Systeemeisen Voor het werken met RBM II zijn minimaal benodigd:
IBM compatibele computer met
Windows 95 – Windows XP,
harddisk met 120 Mb vrije ruimte (20 Mb voor het programma en bijbehorende databestanden, maximaal 100Mb voor tijdelijke bestanden),
512 Mb intern geheugen Deze versie van RBM II is getest met Windows XP professional SP3 en 1 Gb intern geheugen.
1.3.2. Installatie Het programma wordt geleverd als download file, vanaf een website die aan u bekend wordt gemaakt nadat u als gebruiker bent geregistreerd. Ook nieuwe versies van het programma worden op deze wijze aan de gebruikers ter beschikking gesteld. Na installatie zijn de volgende bestanden op de harde schijf geïnstalleerd.
Bestand
Functie
Effect.dat
Gegevens voor de modaliteiteneffectberekening
Omgeving.par
Gegevens van de omgeving
Parameters.dat
Configuratie bestand met initialisatiewaarden van o.a. parameters.
RBMII.exe
Het Risicoberekeningsprogramma
RBMIIHelp.cnt
Inhoudsopgave van het helpbestand
RBMIIHelp.hlp
Helpbestand
Scenario.dat
Scenariogegevens
Settings.ini
Voorkeursinstellingen van de gebruiker
Stof.dat
Stofgegevens
Weer.par
Weersgegevens
Tabel 1. Bestanden RBM II Bovenstaande bestanden zijn noodzakelijk voor de werking van het programma. Indien één van deze bestanden ontbreekt zal het programma niet conform de specificaties functioneren. Het programma kan in een willekeurige directory worden geïnstalleerd.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
2-5
1.3.3. Naamgeving van de gegevensbestanden Het programma maakt onderscheid tussen de verschillende modaliteiten. De transport- en bevolkingsgegevens worden in hetzelfde bestand bewaard. Bevolkingsbestanden kunnen naar een specifiek bevolkingsbestand geëxporteerd worden. De bestanden zijn niet toegankelijk voor andere programma’s als EXCEL of dBase. De bestandsnaam wordt door de gebruiker opgegeven. Afhankelijk van de gekozen modaliteit of opdracht, wordt door RBM II een extensie toegekend. Tabel 2 geeft een overzicht van bestandstype en bijbehorende extensie. Type bestand
Extensie
Spoor
*.R2S
Vaarweg
*.R2V
Weg
*.R2W
Bevolking
*.R2B
Rapport
*.RRP
Export naar Acrobat
*.PDF
Export naar MSWord
*.RTF
Export naar EXCEL
*.XLS
Tabel 2. Bestandstype en modaliteit
2. RBM II in vogelvlucht 2.1. Inleiding Bij de ontwikkeling van RBM II v1.2 is de user-interface ingrijpend gewijzigd ten opzichte van de voorgaande versie. De RBM II bestaat uit een hoofdscherm, waarop een of meerdere subschermen zijn te definiëren. Het projectscherm is gebaseerd op GIS applicatie en bevat een coördinaatsysteem. Invoer met RDMcoördinaten is mogelijk. De structuur is overeenkomstig een GIS-structuur. Deze structuur kenmerkt zich door layers. De gebruiker kan een ondergrond toevoegen aan het project. Hierdoor kunnen objecten “geografisch” worden geplaatst en wordt een beter inzichtelijk geografisch plaatje verkregen. De gegevens worden getoond in de gegevensverkenner. De gegevensverkenner heeft een vaste plaats op het hoofdscherm. (zwevend en niet zichtbaar is eveneens mogelijk). Eigenschappen zijn voorzien van eenheden die door de gebruiker zijn in te stellen. In de rapportage worden de waarden in de door de gebruiker gekozen eenheden weergegeven. Niet correcte gegevens worden middels een rode vette kleur aangegeven. Als voor een eigenschap een standaard waarde bestaat kan deze door intypen van “S” of “s”, worden verkregen. Waarden waarvoor geen goede Standaardwaarden kunnen worden vastgesteld krijgen de initiële waarde “Niet ingevuld”.
2011 Versie 2.0
2-6
Handleiding RBM II
In dit hoofdstuk worden op een zo beknopt mogelijke wijze de belangrijkste functies van de RBM II uitgelegd. Er zijn acht paragrafen onderscheiden. Iedere paragraaf bespreekt een afzonderlijk onderwerp. Uitgebreidere informatie over een specifiek onderwerp kan worden verkregen via de verwijzingen.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
2-7
De paragrafen zijn: Aanmaken van een nieuw project Openen van een bestaand project Invoeren en wijzigen van gegevens Invoer en wijzigen bebouwing Uitvoeren van een berekening Rapporteren van het project Rapporteren van de letale effecten Afsluiten
2.2. Aanmaken van een nieuw project U kunt via het menu Bestand de optie Nieuw aanklikken, of u klikt op het driehoekje naast de knop Nieuw. U krijgt een selectiemenu te zien waaruit u een modaliteit kiest. Voorafgaand aan het maken van een nieuw project wordt het eventueel bestaande project afgesloten. Als dit project gewijzigd is wordt gevraagd of de wijzigingen moeten worden bewaard. Hierbij heeft u de optie om de bewerking op te heffen.
2.3. Openen van een bestaand project U kunt via het menu Bestand de optie Open Project aanklikken of u klikt op de knop Openen in de taakbalk. U krijgt de bestandsdialoog te zien. Door het kiezen van de door u gewenste modaliteit worden alleen de bestanden van de betreffende modaliteit getoond. U selecteert het gewenste bestand waarna u gegevens kunt wijzigen of invoeren. Voorafgaand aan het openen van een project wordt het eventueel bestaande project afgesloten. Als dit project gewijzigd is wordt gevraagd of de wijzigingen moeten worden bewaard. Hierbij heeft u de optie om de bewerking op te heffen. U kunt projecten openen van een voorgaande versies van de RBM II. Dit zijn bestanden met de volgende extensies spoor: *.rbs, vaarweg: *.rbv en weg: *.rbw. Bebouwingsbestanden uit de voorgaande versie (extensie *.rbb) kunnen niet worden geladen.
!
LET OP: Het laden van projecten die onder versie 1.1. of eerder zijn bewaard, kan resulteren in incorrecte bevolkingsgegevens. De bevolkingsgegevens worden correct geïmporteerd als het project in de versie 1.1 of eerder is opgeslagen met de eenheden 1/m 2 bij de bevolkingsdichtheden.
2011 Versie 2.0
2-8
Handleiding RBM II
2.4. Invoeren en wijzigen van gegevens De gegevens kunnen in een willekeurig volgorde worden ingevoerd. Op elk willekeurig tijdstip kunnen gegevens worden toegevoegd of verwijderd. Voor onervaren gebruikers is het raadzaam onderstaande volgorde aan te houden: projectgegevens, weerstation en werkveld, trajecten, bebouwing.
Projectgegevens RBM II biedt de mogelijkheid om gegevens op te nemen ten behoeve van de projectadministratie. Dit worden de algemene projectgegevens genoemd. De projectgegevens kunnen in het rapport worden opgenomen. De projectinformatie kan ingevuld en gewijzigd worden via het menu Analyse, optie Projectgegevens. De projectgegevens worden in de gegevensverkenner weergegeven
Weerstation De gebruiker kan een weerstation selecteren waarvan de meteorologische gegevens zullen worden gebruikt. Deze knop activeert de dialoog Meteorologische gegevens.
Werkveld Bij het aanmaken van een bestand wordt door RBM direct een werkveld gedefinieerd. Deze ondergrond is niet te verwijderen en/of te kopiëren. Standaard wordt een werkveld met de afmeting van 5000 x 5000 m, en minimumcoördinaat (0,0) gedefinieerd. Zowel de grootte als de minimumcoördinaat van het werkveld kunnen worden gewijzigd. De maximale afmeting van het werkveld is 15 000 x 15 000 m. Let wel, het vergroten van het werkveld heeft een negatieve invloed op de rekensnelheid. Bij selectie van het werkveld worden de gegevens van het werkveld in de gegevensverkenner zichtbaar. Selecteren van objecten is alleen mogelijk in de selectiemode. Hiertoe klikt u op de button zoals deze in de linker kantlijn is getoond. Om het werkveld te selecteren klikt u vervolgens op het werkveld (groenblauwe gebied). Geselecteerde objecten zijn rood gearceerd en met een lichtblauwe contourlijn omlijnd (zie figuur 1).
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
2-9
Figuur 1. Geselecteerd werkveld Het wijzigen van het werkveld kan op verschillende manieren. 1. De gegevens in de gegevenverkenner te wijzigen. U kunt het punt linksonder opgeven, alsmede de gebiedsgrootte; 2. Na selectie van het werkveld en kunt u met de wijzigmode activeren. Hierbij worden de coördinaatpunten aangegeven met vierkantjes waarnaast een nummer is geplaatst. Deze coördinaatpunten komen overeen met de hoekpunten van het werkveld. De hoekpunten van het werkveld kunt u verplaatsen door cursor op een van de hoekpunten te zetten en te slepen naar de locatie die u wenst. Na het verplaatsen van een hoekpunt worden de locaties van alle vier hoekpunten herberekend. 3. Met een rechtermuisklik op het werkveld wordt een menu zichtbaar. Met de laatste optie: Werkveld naar muis, wordt het werkveld verplaatst naar de locatie van de cursor. Na een muisklik wordt het werkveld op de plaatst van de cursor gefixeerd. NB. Het verplaatsen van het werkveld heeft geen invloed op de objecten die zich op het werkveld bevinden
Trajecten en bebouwing Op het werkveld moeten de bouwstenen voor de risicoanalyse worden geplaatst. Deze bouwstenen zijn in de onderstaande figuur weergegeven. Iedere bouwsteen wordt geplaatst op een eigen Layer.
De bouwstenen zijn trajecten (in bovenstaand voorbeeld een spoortraject) en bebouwingsunits: Woonbebouwing, Bedrijven dagdienst, Bedrijven continu, Evenementen werkweek, Evenementen weekend.
2011 Versie 2.0
2-10
Handleiding RBM II
U kunt een traject op het werkveld plaatsen door op de Trajecten knop in de werkbalk te klikken. De cursor verandert in een potlood met een trajectdeel: . Het eerste punt van het traject wordt gedefinieerd als u op het werkveld klikt. De cursor verandert in een hand met kruis: . Iedere muisklik op het werkveld voegt een punt toe aan het traject. De invoeractie wordt beëindigd door nogmaals op de Trajecten knop te klikken. U kunt Bebouwingsunits op het geografische scherm plaatsen door op de betreffende knop in de werkbalk te klikken. De cursor verandert in een pijltje met een vierkant als deze zich boven het werkveld bevindt. Na een muisklik wordt de door u geselecteerde unit geplaatst op de locatie van de cursor. De unit is na plaatsing geselecteerd en u kunt de gegevens in de gegevensverkenner wijzigen. De bouwstenen kunnen worden “getekend” en kunnen worden verschoven. Zie hiervoor hoofdstuk 5.
2.5. Importeren van bevolkingsfiles Naast het plaatsen van bevolking zoals beschreven in paragraaf 2.4 is het ook mogelijk bevolking in te laden uit een eerder gemaakt RBM II project of uit het populatiebestand groepsrisicoberekeningen [18].
2.5.1. Importeren bevolkingsfiles Met de knop bebouwingsbestand openen kan bebouwing worden geladen uit een eerder project of uit het populatiebestand groepsrisicoberekeningen. Bij het importeren van een bevolkingsfile gaan de bevolkingsgegevens van het huidige project verloren. Figuur 3 toont het menu voor het importeren van bevolking.
Figuur 2.
Importeren bevolking
1. Populator bestand: Indien u bevolking wil importeren uit het populatiebestand groepsrisicoberekeningen moet u kiezen voor de optie populator bestand. Met 2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
de button
2-11
kunt u het bestand selecteren. Als een valide zip-bestand
geselecteerd is kleurt de button geïmporteerd.
groen en kan de bevolking worden
! Indien het *.zip bestand geen valide populatorgegevens bevat verschijnt de
melding “Het bestand is beschadigd”. De aanwezige bebouwing is dan al wel verwijderd.
2. RBM bestand: Indien u bevolking wil importeren uit een eerder gemaakt project moet u kiezen voor de optie RBM bestand. Met de button kunt u het bestand selecteren. Als een geldig *.r2b bestand geselecteerd is kleurt de button
groen en kunt u hiermee de bevolking importeren.
3. Geen: Met de optie “geen” wordt geen nieuwe bevolking toegevoegd, maar alleen de bestaande verwijderd.
2.5.2. Aanvraagprocedure populatiebestand groepsrisicoberekeningen In bovenstaande is beschreven dat een Populator bestand kan worden geladen. Bevoegd gezag kan bij I&M een account aanvragen en de gegevens opvragen via www.populatiebestandgr.vrom.nl. Op dit adres is eveneens een helpbestand aanwezig waarin is aangegeven wanneer en hoe u toegang krijgt tot de bevolkingsgegevens. De button aanvraagprocedure populatiebestand groepsrisicoberekeningen in de taakbalk opent de wizard waarmee de aanvraagprocedure wordt doorlopen. Er wordt een bestand gemaakt dat in kan worden gelezen in de populator zodat de bevolking voor het project kan worden opgevraagd. Zie figuur 2.
2011 Versie 2.0
2-12
Figuur 3.
Handleiding RBM II
Aanvraagprocedure Populatiebestand groepsrisicoberekeningen
1. Overzicht: in het overzicht worden de verschillende stappen beschreven. Door op de knop te drukken gaat de aanvraagwizard naar de volgende stap. Het is ook mogelijk rechtstreeks naar een bepaalde stap te gaan door op deze stap te drukken in het linker overzichtscherm. 2. Gebiedsdefinitie: Via dit tabblad wordt het gebied vastgesteld waarvoor bevolkingsgegevens worden opgevraagd. Met de button is het mogelijk de coördinaten van het werkveld naar de gegevensdefinitie te kopiëren. Andersom is het ook mogelijk met de button
de coördinaten van de
gegevensdefinitie naar het werkveld te kopiëren. De button zorgt ervoor dat de aanvraagwizard verkleind wordt zodat (o.a.) het werkveld kan worden aangepast. Met de button weer vergroten naar het originele formaat.
kunt u vervolgens de wizard
3. Uitzonderingen: Met de button nieuw uitzonderingsgebied is het mogelijk een uitzonderingsgebied toe te voegen. Voor deze gebieden worden geen populatiegegevens opgevraagd. Met de button kunt u alle uitzonderingsgebieden verwijderen. De uitzonderingsgebieden worden toegevoegd aan de layer Bouwputten. 4. Bewaren: De laatste stap betreft het bewaren van het aanvraagbestand. Dit doet u met de button . De aanvraag wordt opgeslagen in *.zip format. De wizard geeft u de mogelijkheid zelf te kiezen waar de aanvraag wordt
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
2-13
opgeslagen en welke naam dit bestand krijgt. Standaard wordt het aanvraagbestand opgeslagen in de map Mijn Documenten.
! Indien u populatie uit het populatiebestand groepsrisicoberekeningen hebt verkregen moet u deze controleren op complexe bouwvlakken. Dit kan in de overzichtstabellen van de toegevoegde layers (zie paragraaf 3.3.2.). Als in het populatiebestand meer dan tien verblijfplaatsen in het bouwvlak liggen dient u dit bouwvlak te controleren op inhoud en indien goed bevonden de melding in kolom complexiteit bouwvlak op ‘ok’ te zetten.
Wijzigen bebouwing (polygonen) U kunt de ingevoerde bebouwing aanpassen door deze te selecteren (zoals getoond in paragraaf 2.4) en vervolgens gegevens (naam, aantal personen) te wijzigen in de overzichtstabellen of de gegevensverkenner (zie paragraaf 5.3).
Wijzigen bebouwing (grid) U kunt de gegevens in het ingevoerde grid alleen wijzigen in de overzichtstabellen. Wijzigingen kunnen niet ongedaan worden gemaakt met de undo button. De wijzigingen worden pas definitief opgeslagen als het project wordt bewaard.
2.6. Uitvoeren van een berekening Nadat de gebruiker de gegevens heeft ingevoerd of gewijzigd, kunnen de risico’s worden berekend via het menu Analyse. Voor het berekenen van de risico’s kan de gebruiker kiezen uit opties; 1. het berekenen van het plaatsgebonden risico, 2. het berekenen van zowel het groepsrisico als het plaatsgebonden risico, 3. het berekenen van het groepsrisico.
2.7. Rapporteren van het project U heeft een project geheel of gedeeltelijk ingevuld en u wilt deze gegevens op papier presenteren. U kunt via het menu Analyse, optie Rapportage, een rapport opstellen. U kunt tevens de links weergegeven knop gebruiken. De rapportdefinitie wordt zichtbaar. In deze dialoog kunt u een selectie maken van de hoofdstukken die gerapporteerd dienen te worden. U kunt een rapport opstellen, ook al heeft u nog geen risico’s berekend. Het rapport bevat in dat geval dan alleen de
2011 Versie 2.0
2-14
Handleiding RBM II
invoergegevens. Voor het rapporteren van de invoergegevens en de resultaten dient u eerst een berekening te hebben uitgevoerd (zie § 2.6).
2.8. Rapporteren van de letale effecten Via het menu Analyse, optie Analyse rapport, of de links weergegeven knop, verschijnt een overzicht van de effectafstanden voor letaliteit. Hierin vindt u de kenmerken van iedere uitstroming die middels de scenario’s zijn gedefinieerd. Deze rapportage kan reeds worden gegenereerd voorafgaand aan het berekenen van de risico’s (zie § 2.6). De inhoud van de rapportage wordt namelijk gebaseerd op de ingevoerde transporten c.q. stofcategorieën en de uitstroomscenario’s die op basis daarvan kunnen optreden.
2.9. Afsluiten Via het menu Bestand, optie Project beëindigen, kunt u een bestand sluiten terwijl RBM II actief blijft. Als u RBM II wilt sluiten kunt u voor de optie Afsluiten kiezen. U kunt de applicatie eveneens beëindigen met de sneltoetscombinatie ALT+F4, of door de sluitbutton rechtsboven in het applicatiescherm aan te klikken.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
3-1
3. Het programma 3.1. Muis en toetsenbord RBM II maakt gebruik van bedieningselementen uit de grafische werkomgevingen van WINDOWS. Het programma kan zowel met de muis als het toetsenbord worden bediend. Om binnen een invulscherm van één onderdeel naar een ander onderdeel te gaan worden de toetsen TAB (verder naar volgende onderdeel) of SHIFT+TAB (terug naar vorige onderdeel) gebruikt.
3.2. Hoofdscherm Het hoofdscherm is weergegeven in figuur 4. Bovenaan de applicatie bevindt zich de menubalk (zie § 4.1). Onder de Menubalk bevindt zich de taakbalk (toolbar) (zie § 4.2). Onder de taakbalk bevindt zich het werkveld met daarop het projectscherm. (zie §3.3). De gegevensverkenner (zie § 3.4) bevindt zich aan de linkerkant van het scherm, onder de taakbalk.
Figuur 4. Hoofdscherm
2011 Versie 2.0
3-2
Handleiding RBM II
3.3. Projectscherm 3.3.1. Geografisch deelscherm In de bovenste balk, de titelbalk van het projectscherm, is de Projectnaam weergegeven (zie figuur 5). Projectnaam is te wijzigen bij de projectgegevens. Direct onder de titelbalk bevindt zich het geografisch deelscherm. Het geografisch deelscherm bevat een plot van het werkveld (met de ingevoerde trajecten en bebouwing) en een legenda. In de plot zijn x- en y-coördinaten opgenomen. De coördinaten van de locatie van de cursor kunnen worden afgelezen in de projectstatusbalk (zie § 3.3.3) door met de cursor het betreffende punt in de plot aan te wijzen. De coördinaten kunnen waarden aannemen tussen 0 en 300.000 voor de x-coördinaat en 0 tot 650.000 voor de y-coördinaat. Hierdoor kan zowel met relatieve coördinaten als met RDM-coördinaten gewerkt worden. De RDMcoördinaten variëren in Nederland voor de horizontale component van 10.000 tot 285.000. De verticale component varieert van 298.000 tot 627.000. Het geografische Noorden wijst altijd naar boven. Het eerder opgegeven werkveld is in het geografisch scherm lichtgrijs van kleur. De legenda verschaft uitleg over hetgeen in de plot is weergegeven. Door met de muis op een aangevinkt vakje links van de beschrijving te klikken, verdwijnt het vinkje en ziet u het item niet meer in de plot. Wanneer het vakje nogmaals aangeklikt wordt, is het item weer zichtbaar.
Figuur 5. Projectscherm Het geografisch deelscherm wordt van het onderliggende deelscherm gescheiden door een dunne blauwe horizontale “Splitterbalk”. Deze kunt u met de muis naar
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
3-3
boven of beneden bewegen. De grootte van het boven- en onderliggende deelscherm wordt dienovereenkomstig aangepast. Onder het geografisch deelscherm bevindt zich het deelscherm met de overzichtstabellen. Boven aan dit deelscherm bevindt zich een taakbalk. Deze taakbalk heeft uitsluitend betrekking op de overzichtstabellen.
3.3.2. Overzichtstabellen (Data) Als er een project geladen is, zijn de overzichtstabellen gedefinieerd. Er is een overzichtstabel per route, per type bebouwing en voor de bevolkingsgrid dag en nacht. Er is maximaal één tabel tegelijkertijd zichtbaar, met daarin de eigenschappen van de route of het type bebouwing. Niet alle gegevens kunnen in de overzichtstabel worden gewijzigd. Het heeft dan ook de voorkeur om het wijzigen van de eigenschappen in de gegevensverkenner te laten plaatsvinden (zie paragraaf 3.4). De gegevens in de bevolkingsgrid dag en nacht is alleen aan te passen in de overzichtstabellen. Door selectie van een record in de overzichtstabel worden de gegevens van dit record zichtbaar in de gegevensverkenner. De functionaliteit van beide tabellen is identiek. In figuur 6 is de overzichtstabel van een spoorroute getoond.
Figuur 6. Overzichtstabel van een route (modaliteit spoor) Taakbalk De overzichtstabellen zijn voorzien van een taakbalk. Via deze taakbalk heeft u snel toegang tot de instructies die betrekking hebben op de overzichtstabellen.
Stel de getoonde velden op De knop selectie getoonde velden activeert de selectiedialoog (figuur 7). Via dit invoerscherm kunt u de getoonde velden in de overzichtstabel selecteren, alsmede de volgorde van de velden in de overzichtstabel bepalen.
2011 Versie 2.0
3-4
Handleiding RBM II
Figuur 7. Selectiedialoog zichtbare velden Door de button Toevoegen > aan te klikken worden de geselecteerde items van het linker venster (niet in rapport) naar het rechter venster (wel in rapport) verplaatst. Door op Verwijderen < te klikken worden de geselecteerde opties in het rechter venster naar het linker venster verplaatst.
3.3.3. Projectstatusbalk In de projectstatusbalk, onderaan in het projectscherm, wordt van links naar rechts de volgende informatie weergegeven (zie figuur 8). 1. x- en de y- coördinaat van de cursor op het geografische scherm 2. Zoomfactor, 3. Naam van de geselecteerde layer, 4. Volledige bestandsnaam, 5. Geselecteerde weerstation, 6. Status van het project; gewijzigd of ongewijzigd (d.w.z. ongewijzigd sinds de laatste keer dat het bestand is bewaard).
Figuur 8. Projectstatusbalk
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
3-5
3.4. Gegevensverkenner De eigenschappen van route of bebouwing die in de overzichtstabellen worden getoond, kunnen worden gewijzigd via de gegevensverkenner (figuur 9). In de gegevensverkenner zijn drie kolommen zichtbaar. De eerste kolom bevat de naam van de eigenschap. In de derde kolom is de waarde van de eigenschap gegeven en in de tweede kolom is de eenheid van de waarde gegeven. De breedte van de kolommen kan worden aangepast door de cursor op de verticale lijn te plaatsen, waardoor de pijl verandert in ||. Door op dat moment op de linkermuisknop te klikken en deze vast te houden kan de verticale lijn verschoven worden. Iedere eigenschap wordt weergegeven in een rij. De eigenschap wordt actief door deze met de muis aan te klikken. In figuur 9 is de eigenschap Omschrijving actief.
Figuur 9. Gegevensverkenner De gegevensverkenner bevat enkelvoudige eigenschappen en eigenschappen die uitgebreid kunnen worden. Laatstgenoemde eigenschappen zijn voorzien van het + teken. Door op dit expansieteken te klikken worden de deeleigenschappen zichtbaar en verandert het expansieteken in een inkrimpteken. Dit is in figuur 10 geïllustreerd voor de eigenschap Aantal mensen, waarvan de deeleigenschap Dag actief is.
Figuur 10. Gebruik expansieteken
2011 Versie 2.0
3-6
Handleiding RBM II
Tijdens het wijzigen van de waarde in standaard invoervelden kunt u de wijzigingen ongedaan maken door ESC in te toetsen. U accepteert de waarde met ENTER. Naast een standaard invoerveld zijn er nog twee andere invoervelden. Dit zijn een uitgebreid invoerveld en een keuzeveld. Als bij de selectie van een invoerveld de knop zichtbaar is, dan is er sprake van een uitgebreid invoerveld. Door op deze button te klikken wordt het invoerscherm dat nodig is om de gegevens van deze eigenschap te wijzigen geactiveerd. In figuur 11 is een voorbeeld gegeven van een invoerveld dat een uitgebreid invoerscherm kan activeren.
Figuur 11. Invoerveld dat een uitgebreid invoerscherm activeert. De gegevens in het invoerveld zijn een samenvatting van de gegevens van de eigenschap. Deze gegevens kunnen alleen via het uitgebreide invoerveld worden gewijzigd. Het uitgebreide invoerveld kan een standaard invoerscherm zijn (zoals bij de eigenschap Bijzonderheden van een traject), of een datagrid. In figuur 12 is een voorbeeld van een datagrid gegeven voor de eigenschap Coördinaten.
Figuur 12. Datagrid (uitgebreid invoerscherm) Het laatste type invoerveld betreft een keuzeveld. Als bij de selectie van een invoerveld een knop zichtbaar is, dan is er sprake van een keuzeveld. Door op de button te klikken wordt de keuzelijst zichtbaar. Hieruit kan de gewenste optie worden geselecteerd. Figuur 13 geeft het keuzeveld voor de eigenschap Type bebouwing.
Figuur 13. Keuzeveld met keuzelijst. 2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
3-7
De keuzevelden worden ook gehanteerd in de tweede kolom, de eenheden van de eigenschap. Als voor een eigenschap geen eenheid is te selecteren, dan wordt dit zichtbaar gemaakt door een enkel streepje. In figuur 14 zijn enige opties gegeven.
Figuur 14. Opties eenheden Van de bovenste eigenschap kan de eenheid niet worden ingesteld. Van de middelste en de onderste eigenschap is dit wel mogelijk. De onderste eigenschap heeft een dimensieloze eenheid, aangegeven met --. Dit komt bijvoorbeeld bij fracties voor. In figuur 15 is een keuzelijst van eenheden weergegeven. Het betreft hier de eenheid van Aantal mensen. Er is een keuze uit geen eenheid (--), aantal mensen per vierkante meter en aantal mensen per hectare. Geen eenheid betekent dat het absolute aantal personen voor dit type woonbebouwing wordt ingevoerd. De gebruiker kan in de keuzelijst de gewenste eenheid selecteren. Na selectie worden de waarden van de eigenschap gepresenteerd in de gekozen eenheid. De door u gekozen eenheden worden in de rapporten opgenomen.
Figuur 15. Keuzelijst van eenheden Let op de volgorde van het invoeren van gegevens als u de eenheid wilt wijzigen. Als u bijvoorbeeld 100 mensen per hectare wilt invoeren, is het verstandig om eerst de eenheid op 1/ha te zetten en vervolgens de waarde 100 in te vullen bij het betreffende invoerveld.
2011 Versie 2.0
3-8
Handleiding RBM II
3.5. Weergave Groepsrisico Het groepsrisico wordt (na berekening) gepresenteerd door:
GR-indicatoren op de transportroute in het geografisch scherm;
GR-grafiek (fN-curve) in het groepsrisicoscherm.
3.5.1. GR-grafiek
Figuur 16. Groepsrisicoscherm In het groepsrisicoscherm worden twee groepsrisicocurven gepresenteerd. Deze zijn:
Het hoogste groepsrisico op de route (lichtblauwe curve). Dit is het groepsrisico dat betrekking heeft op de kilometer met het hoogste groepsrisico op de route;
Het gesommeerde groepsrisico van de route (donkergroene curve),
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
3-9
De zwarte onderbroken lijn geeft de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico weer. Op de achtergrond zijn een drietal kleuren te zien: Rood: boven de oriëntatiewaarde (normwaarde hoger dan 0.01) Geel: onder de oriëntatiewaarde, maar boven 0.1 keer de oriëntatiewaarde (normwaarde tussen 0.001 en 0.01) Groen: onder 0.1 keer de oriëntatiewaarde (normwaarde lager dan 0.001)
Onder het groepsrisicoscherm bevindt zich een tabel waarin de belangrijkste kenmerken van de curven zijn opgenomen (zie figuur 16):
Normwaarde: de maximale waarde van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde. De maximale waarde wordt berekend als het product van de frequentie met het kwadraat van het aantal slachtoffers. Een normwaarde > 0.01 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Bij deze normwaarde wordt tevens het daarbij horende aantal slachtoffers vermeld.
Maximaal aantal slachtoffers (Max. N): het maximale aantal slachtoffers bij een frequentie van 10-9 per jaar. Als de frequentie bij dat aantal slachtoffers hoger is, wordt die frequentie gegeven.
Maximale frequentie (Max. F): de frequentie bij 10 slachtoffers. Als het aantal slachtoffers bij dezelfde frequentie hoger is dan 10, wordt dat aantal slachtoffers gegeven.
Onder aan het groepsrisicoscherm bevindt zich de statusbalk. Hier wordt de stand van de cursor in de grafiek aangegeven met een waarde voor het aantal slachtoffers en een waarde voor de frequentie (N:f). Bij selectie van het groepsrisicoscherm wordt de taakbalk van dit scherm wordt in de taakbalk van de applicatie weergegeven. De taakbalk is in onderstaande figuur weergegeven.
Figuur 16a. Taakbalk groepsrisicoscherm Op de taakbalk zijn de volgende knoppen aanwezig: Print de getoonde grafiek; Kopieer de grafiek naar klembord; Bewaar de grafiek als grafisch bestand; Bewaar de curven als numeriek bestand
2011 Versie 2.0
3-10
Handleiding RBM II
Een of beide curven kunnen als numeriek bestand worden bewaard. De bestanden krijgen de extensie ‘fnc’. Deze bestanden kunnen bij een andere analyse in het groepsrisico scherm worden opgenomen. Hierdoor kunnen verschillende situaties eenvoudig met elkaar worden vergeleken. Voeg curven toe vanuit een numeriek bestand U kunt een eerder bewaarde fn-curve toevoegen aan het groepsrisicoscherm. Deze knop activeert een bestandsdialoog. De dialoog toont alle ‘fnc’- bestanden in de actieve folder. Na selectie van het gewenste bestand wordt de selectiedialoog zichtbaar (zie figuur 16b).
Figuur 16b. Selectiedialoog Aan de linkerkant zijn curven weergegeven die niet worden ingevoegd. Aan de rechterkant zijn de curven weergegeven die wel worden ingevoegd. U kunt curven verplaatsen door te slepen of met de knoppen op taakbalk in het midden van de dialoog. De legende kan worden gewijzigd door te dubbelklikken op een van de geselecteerde curven (curven in het rechter veld).
Figuur 16c. Wijzigen legenda van toegevoegde curven Toon/verberg de drie gekleurde zones in het groepsrisicoscherm. De verschillende zones zijn een maat voor de hoogte van het groepsrisico. De zones komen om\vereen met de kleurcodering van de groepsrisico-indicatoren: Groen: het groepsrisico is lager dan 0.1 x de oriëntatiewaarde, Geel: het groepsrisico ligt tussen 0.1 en 1 x de oriëntatiewaarde, Roze: het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
3-11
Toon/verberg de legenda van de grafiek; Opmaak van de grafiek Hiermee kan de opmaak worden gewijzigd. De opmaakdialoog (figuur 16d) wordt geactiveerd
Figuur 16d. Opmaakdialoog. Er zijn drie tabbladen. Met het eerste tabblad Grafiek kunt u de volgorde en de titel wijziging. Daarnaast kunt u curven verwijderen. Met het tabblad Reeksen kunt u de weergave van de curven wijzigen door de kleur, lijndikte, stijl en de markeerpunten. Via het tabblad Afdrukken kunt u de grafiek afdrukken.
3.5.2. GR-indicatoren In het geografisch scherm komt de hoogte van het groepsrisico tot uiting in de kleur van de stippen. De stippen komen in drie kleuren voor: rood, geel en groen.
Figuur 17. Weergave GR met GR-indicatoren. GR-indicatoren zijn punten op de transportroute die de hoogte van het groepsrisico aangeven. Bij spoor en weg worden de punten om de 25 meter berekend. Bij waterwegen om de 50 meter. De punten hebben kleurcodes. De kleur van de punt is een maat voor de absolute hoogte van het groepsrisico (rood, geel en groen).
2011 Versie 2.0
3-12
Handleiding RBM II
Rode punten zijn punten waar omheen een routedeel van een kilometer is te definiëren waarvan het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt. De gele punten zijn punten waar omheen een routedeel van een kilometer is te definiëren met een groepsrisico groter dan tien procent van de oriëntatiewaarde, zonder dat er om dat punt een routedeel van een kilometer is te definiëren met groepsrisico dat hoger is dan de oriëntatiewaarde. Groene punten zijn de overige punten. Dit zijn punten met een relatief laag risico. De rand geeft de relatieve hoogte van het groepsrisico (Is het betreffende punt het punt met het hoogste groepsrisico). Er zijn twee kleuren: geel en blauw. De punt(en) met een gele rand zijn de locaties met het hoogste groepsrisico. Het risico heeft betrekking op het deel van het traject van ongeveer 12 voor tot ongeveer 12 meter na het betreffende punt. Met de punten met een blauwe rand wordt het trajectdeel aangegeven met het hoogste groepsrisico (gebaseerd op een traject lengte van 1000 meter).
!
De trajectlengte bedraagt tenminste 1000 meter, tenzij er een route is gedefinieerd waarbij het traject met het maximale groepsrisico kleiner is dan 1000 m.
!
Het maximale groepsrisico per kilometer wordt berekend uit de groepsrisico’s van de afzonderlijke punten. Hierbij wordt het groepsrisico gesommeerd over 1000 meter. De maximale waarde betreft de maximale waarde van de kilometersommatie van de deeltrajecten van 1000 meter voor het beschouwde punt tot 1000 meter na het beschouwde punt. Uitgaande van een stapgrootte van ongeveer 25 meter wordt de maximale waarde van het groepsrisico bepaald uit ongeveer 40 mogelijke GRcurven. Het maximale groepsrisico per kilometer worden per traject berekend. Door een traject met het voorgaande traject(en) te verbinden (zie verbinden trajecten) wordt bij de berekening van het maximale groepsrisico de verbonden trajecten als één traject beschouwd.
Het is mogelijk de curve voor een bepaald punt te tonen. De Selecteer GR-mode geactiveerd zijn. Deze mode kunt u activeren door op de button te klikken. Na activering wordt het groepsrisico van een bepaald punt getoond als op een GRindicator wordt geklikt. Er wordt een nieuw groepsrisicoscherm geopend. In dit scherm zijn twee curven zichtbaar: een lichtpaarse en een donkerpaarse curve. De lichtpaarse curve heeft betrekking op het deel van het traject van ongeveer 12 voor tot ongeveer 12 meter na het geselecteerde punt. De frequentie van de curve is geïndexeerd op 1000 meter. De donkerpaarse curve heeft betrekking op het van het kilometervak met het hoogst waargenomen groepsrisico waarin het geselecteerde punt voorkomt.. In de legenda is een specificatie van het trajectdeel en het kilometervak opgenomen. De afstand vanaf het begin van de route en de afstand van het trajectdeel voor en na het geselecteerde punt worden vermeld.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
4-1
4. Bediening 4.1. Menubalk Zoals de meeste Windows-programma’s beschikt ook RBM II over een menubalk waarmee de gebruiker de verschillende programmafuncties kan oproepen. Deze menubalk kan handig zijn om het programma via het toetsenbord te bedienen, bijvoorbeeld als de muis tijdelijk niet werkt. De menubalk van het programma staat steeds horizontaal bovenaan in het scherm en kunt u NIET uitschakelen. Menu’s worden via de menubalk geactiveerd. In figuur 18 is de menubalk gegeven. De menubalk is te selecteren met F10.
Figuur 18. Menubalk De getoonde menu’s en submenu’s zijn ‘dynamisch’, dat wil zeggen dat deze veranderen naargelang het scherm waarin de gebruiker zich bevindt. De volgende situaties zijn te onderscheiden:
Er is geen project geladen: de basis menu’s en taakbalk zijn actief
Er is een project geladen en het projectscherm is actief: het hoofdmenu is actief
Het groepsrisicovenster is actief
Rapportagescherm is actief
Een menu is te activeren met één van de volgende handelingen: Toetsenbord Activeer de menubalk met Alt+B (of F10). Vervolgens kan met PIJL LINKS en PIJL RECHTS het gewenste menu worden geselecteerd en met ENTER worden geactiveerd. Muis Klikt met de muis direct op het gewenste menu.
4.1.1. Menu Bestand Het menu Bestand (zie figuur 19) moet gebruikt worden voor het openen en sluiten van bestanden en het beëindigen van het programma.
2011 Versie 2.0
4-2
Handleiding RBM II
Figuur 19. Menu Bestand Nieuw project Bij menu Bestand Nieuw project wordt het submenu actief waarin u één van de drie modaliteiten kunt kiezen. Dit submenu is in figuur 20 gegeven.
Figuur 20. Submenu selectie Modaliteit Op de taakbalk kunt u dit submenu activeren door op het driehoekje naast de knop Nieuw te klikken. Bij het bewaren van een nieuw bestand, wordt automatisch Bewaren Als geactiveerd. Hierbij kunt u de door u gewenste naam aan het bestand toekennen. Open Project Bij de optie Open project wordt de bestandsdialoog actief. U selecteert het gewenste bestand. Het programma opent het betreffende project. U kunt bestanden gemaakt met versie 1.1 of eerder laden. Dit zijn bestanden met de volgende extensies: spoor: *.rbs, vaarweg: *.rbv en weg: *.rbw. Bebouwingsbestanden uit de voorgaande versie (extensie *.rbb) kunnen niet worden geladen.
!
LET OP: Het laden van projecten die onder versie 1.1. of eerder zijn
bewaard, kan resulteren in incorrecte bevolkingsgegevens. De bevolkingsgegevens worden correct geïmporteerd als het project in de versie 1.1 of eerder is opgeslagen met de eenheden 1/m2 bij de bevolkingsdichtheden.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
4-3
Bebouwingsbestand openen Bij de optie Bebouwingsbestand openen wordt de bestandsdialoog actief. U selecteert hier het type bestand (*.r2b of *.zip) en vervolgens het gewenste bestand (zie paragraaf 2.5). Vervolgens krijgt u de waarschuwing dat de bestaande bevolking wordt vervangen, met de vraag of u door wilt gaan. U heeft twee mogelijkheden: Ja Bevolking van het actieve project wordt verwijderd. Bevolking uit het bestand wordt toegevoegd aan het project. Nee De handeling wordt afgebroken.
Bewaren (Sneltoets: CTRL+S) Als de bestandsnaam gelijk is aan Nieuw verschijnt een bestandsdialoog met een lijst van alle bestanden van de geselecteerde modaliteit in de actieve directory. U typt een naam in of selecteert een naam uit de keuzelijst, dan wel behoudt de oorspronkelijke naam van het bestand. Indien een ingetoetste naam reeds in de actieve directory voorkomt, volgt een waarschuwing. Als het bestand een andere naam heeft, wordt het bestand zonder enige melding bewaard. Bewaren Als… Een bestandsdialoog verschijnt met een lijst van alle bestanden van de geselecteerde modaliteit in de actieve directory. U typt een naam in of selecteert een naam uit de keuzelijst, dan wel behoudt de oorspronkelijke naam van het bestand. Indien een ingetoetste naam reeds in de actieve directory voorkomt, volgt een waarschuwing. Bebouwingsbestand bewaren De gedefinieerde bebouwing wordt opgeslagen in een apart bestand. Via een bestandsdialoog kunt u naam en directory van het bebouwingsbestand opgeven. Kopieer naar klembord Het is mogelijk om het geografisch scherm en de groepsrisicografiek(en) naar een klembord te kopiëren. Hiermee kunnen zij als afbeelding in een andere toepassing, zoals bijvoorbeeld MS Word, ingevoegd worden. Bewaar in grafisch bestand Via een bestandsdialoog kan het actieve geografisch scherm opgeslagen worden als afbeelding. Print Preview… Het actieve scherm wordt getoond op een printpreviewform. Project beëindigen (Sneltoets: CTRL+F4) Als het project gewijzigd is, verschijnt er bij de optie Project beëindigen een dialoog Bestanden bewaren met drie opties: Ja, Nee en Annuleren. Indien u Ja kiest verschijnt een bestandsdialoog met de naam van het actieve bestand. Indien u
2011 Versie 2.0
4-4
Handleiding RBM II
Nee kiest wordt het bestand gesloten zonder de wijzigingen te bewaren. Indien u Annuleren kiest wordt de bewerking opgeheven. U kunt het project tevens afsluiten door op het kruisje rechtsboven het projectscherm te klikken. Afsluiten (Sneltoets: ALT+F4) Met ALT+F4 of via het menu Bestand optie Afsluiten, verlaat u het programma. Indien er een bestand actief is, wordt gevraagd of dit actieve bestand moet worden bewaard. U kunt de applicatie ook afsluiten door op het kruisje rechtsboven de applicatie te klikken.
4.1.2.
Menu Wijzigen Het menu Wijzigen (zie figuur 21) kan gebruikt worden voor het wijzigen en of selecteren van gegevens.
Figuur 21. Menu Wijzigen Undo Deze optie wordt actief in de EDITMODE (zie Menu Map). De gebruiker kan hier de laatste wijziging als het verschuiven van een punt of het toevoegen/verwijderen van een punt van het object ongedaan maken. Het verwijderen van trajecten of bebouwingsgebieden kan hiermee niet ongedaan gemaakt worden. Redo Hiermee kan de gebruiker ongedaan gemaakte wijzigingen weer herstellen. Kopieer Deze opdracht wordt actief als er een object op het geografische scherm is geselecteerd. Met deze opdracht wordt de cursor met vierkant actief: . Het object wordt met een linker-muisklik geplaatst op het geografische scherm. Het zwaartepunt van het object ligt op de locatie van het centrum van de cursor-pijl. Verwijder object Deze opdracht wordt actief als er een object op het geografische scherm is geselecteerd. Met deze opdracht wordt het betreffende object verwijderd.
4.1.3.
Menu Scherm Het menu Scherm (zie figuur 22) kan gebruikt worden voor het selecteren en of instellen van de schermen en werkbalken. 2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
4-5
Figuur 22. Menu Scherm Met het submenu Werkbalken kunt u werkbalken verwijderen of plaatsen. Met het submenu Panels kunt u panels verwijderen en/of herplaatsen. Ook kunt u hier wisselen tussen het werkveld en de GR-curven.
4.1.4.
Menu Analyse In figuur 23 is het menu Analyse gegeven. In het menu Analyse zijn de opdrachten opgenomen die betrekking hebben op de berekening en de rapportage van risico’s.
Figuur 23. Menu Analyse Rapportage Met deze opdracht wordt een rapport opgesteld van het actieve project. Via de rapportdefinitie dialoog (zie figuur 24) kan een selectie worden gemaakt uit de te rapporteren hoofdstukken. Om de uitkomsten van de risicoberekening in de rapportage op te nemen, dienen deze voorafgaand aan het genereren van het rapport te worden berekend.
2011 Versie 2.0
4-6
Handleiding RBM II
Figuur 24. Dialoog Rapportdefinitie voor projectrapportage Open rapport Met deze opdracht kan een bewaarde rapportage worden geopend. Na aanklikken wordt de bestandsdialoog actief. U selecteert het gewenste bestand en klikt vervolgens op Open, waarna het rapport wordt getoond. Het opslaan van een gegenereerd rapport gebeurt door in de taakbalk van het rapportvenster te klikken op de ‘save report’-button. Standaard wordt een rapport opgeslagen met de extensie .RRP. Via het keuze menu ‘opslaan als type’ kan echter gekozen worden voor een ander format (pdf, rtf, xls, txt, bmp) waardoor het rapport ook buiten RBM II kan worden geopend. Voor openen van het rapport in een standaard tekstverwerker, dient men het rapport op te slaan als ‘Rich Text Format (.rtf). Analyse rapport Met deze opdracht wordt een rapport van de letale effecten gemaakt. Het rapport wordt opgesteld via de dialoog Rapportdefinitie (zie figuur 25), waarin u een selectie kunt maken uit de stof/transport combinaties.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
4-7
Figuur 25. Dialoog Rapportdefinitie voor effectrapportage Via de button Selecteer stof/transport combinaties, verschijnt een dialoog, waarin u een selectie kunt maken van gegevens die u in de rapportage opgenomen wilt zien (zie figuur 26).
Figuur 26. Selectiedialoog stof/transport combinaties
Door op de button Toevoegen te klikken worden de geselecteerde items van het linker venster (niet in rapport) naar het rechter venster (wel in rapport) verplaatst. Door op Verwijderen te klikken worden de geselecteerde opties in het rechter venster naar het linker venster verplaatst. Door op de button Alles Toevoegen
te klikken worden alle items van het linker venster naar het rechter
venster verplaatst. Door op Alles Verwijderen te drukken worden alle items in het rechter venster naar het linker venster verplaatst. Berekenen risico’s (Sneltoets: ALT+R) Berekenen van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. De resultaten van eerder uitgevoerde berekeningen worden gewist. Na het selecteren van deze keuze, verschijnt een submenu waarin gekozen kan worden voor een berekening
2011 Versie 2.0
4-8
Handleiding RBM II
van het PR, een berekening van PR en GR of een berekening van alleen GR. Selectie van een van deze opties activeert een submenu waarin de voortgang van de berekening wordt getoond. Als de berekening succesvol is voltooid, worden het plaatsgebonden risico en/of het groepsrisico gepresenteerd. De berekening kan tussentijds beëindigd worden door de button Berekening afbreken aan te klikken. Projectgegevens Met deze opdracht worden de projectgegevens in de gegevensverkenner getoond. De projectgegevens kunt u in de gegevensverkenner wijzigen. Weerstation Hiermee wordt de dialoog Meteorologische gegevens actief. De gebruiker kan een weerstation selecteren waarvan de meteorologische gegevens zullen worden gebruikt. In figuur 27 is de dialoog getoond. Met Selecteer weerstation kan de gebruiker een ander weerstation selecteren. Het geselecteerde weerstation wordt bij het bewaren van het project in het bestand opgeslagen. Via de knop Detail wordt nadere informatie over de betreffende dialoog getoond.
Figuur 27. Dialoog Meteorologische gegevens In het uitklapbare gedeelte van de dialoog zijn alle detailgegevens van het weerstation zichtbaar. De functionaliteit hiervan komt overeen met de functionaliteit van de gegevensverkenner. De waarden van de detailgegevens zijn niet te wijzigen.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
4-9
Figuur 28. Presentatie van de meteorologische gegevens
Toon groepsrisico’s Als het groepsrisico is berekend kan met deze knop de GR-curve getoond worden.
2011 Versie 2.0
4-10
4.1.5.
Handleiding RBM II
Menu Map In menu Map (zie figuur 29) zijn alle opdrachten gegroepeerd die betrekking hebben op manipulaties in en van het geografische scherm.
Figuur 29. Menu Map De eerste drie opdrachten betreffen de weergave van het geografische scherm. Full extent Full extent toont het volledige werkveld. Hierbij zijn alle op het geografische scherm aanwezige objecten te zien. Werkveld extent Het werkveld wordt zo volledig en groot mogelijk getoond. Layer extent Ieder type bebouwing en traject wordt geplaatst op een eigen “Layer”. De geselecteerde layer wordt volledig en zo groot mogelijk getoond. Selected extent Door in de selecteer mode met de muis op een bepaald object te klikken wordt dit object geselecteerd. De selectie wordt volledig en zo groot mogelijk getoond. Zoom mode Er zijn twee zoom opties: de standaard en de dynamische zoom. Dit is de standaard zoom optie. Deze knop activeert het inzoomen met de muis. Bij deze opdracht verandert de cursor in een vergrootglas. Een beweging van linksboven naar rechtsonder resulteert in inzoomen. De beweging van rechtsonder naar linksboven resulteert in uitzoomen. Bij het uitvergroten sleept u de muis met de 2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
4-11
linkerknop ingedrukt over het gedeelte van het geografisch scherm waarin u geïnteresseerd bent. Het hulpvierkant dat hierbij zichtbaar wordt geeft aan welk gebied uitvergroot gaat worden. Zoom extended mode Er zijn twee zoom opties: de standaard en de dynamische zoom. Deze knop activeert het dynamisch inzoomen met de muis. Bij deze opdracht verandert de cursor in een vergrootglas. Een beweging van linksboven naar rechtsonder resulteert in inzoomen. De beweging van rechtsonder naar linksboven resulteert in uitzoomen. Bij het bewegen van de cursor verandert direct de uitvergroting van het scherm. U beweegt de cursor totdat de gewenste vergroting is gegeven. Drag mode De laatste button activeert het verschuiven van het scherm. Het werken met een grote mate van detail kan tot gevolg hebben dat slechts een deel van het onderzoeksgebied zichtbaar is. Wanneer u een ander gedeelte wilt bekijken maar de schaal waarmee u werkt niet wilt wijzigen, kunt u met behulp van de muis navigeren door het onderzoeksgebied. Na activeren van de button verandert de muisaanduiding in een cursorhandje. Als in het geografisch scherm de linkermuisknop ingedrukt wordt, en de muis nu in een willekeurige richting te slepen, verschuift het onderzoeksgebied mee. Tonen labels De opdracht schakelt de labels van op het werkveld geplaatste objecten van zichtbaar naar niet zichtbaar en omgekeerd. De gebruiker kan via het menu bepaalde labels tonen/verbergen van specifieke geselecteerde layer. Het getoonde label geeft de naam weer van het object. Alleen de eerste 20 tekens van de naam worden getoond. Bij een overlap van twee of meerdere labels wordt een label getoond. De instellingen van de labels worden overgenomen in de rapportage van het model. Selecteer mode Met deze opdracht wordt het mogelijk om objecten op het geografische scherm te selecteren. Als de knop is geactiveerd, zoals afgebeeld in het linker figuur, wordt een object geselecteerd door de cursor op het te selecteren object te plaatsen en vervolgens op de linker muisknop te klikken. Wijzig mode Na activering van de Selecteer mode en selectie van een bebouwingsgebied of een traject kunnen de coördinaten worden gewijzigd. Door op de knop te klikken wordt de Wijzig mode actief. Het geselecteerde object wordt getekend met vierkante blokjes op de coördinaatpunten en de coördinaatpunten worden verbonden met stippellijnen. U plaatst nieuwe coördinaatpunten door op het geografische scherm te klikken. Een coördinaatpunten kan worden verwijderd door op een coördinaatpunt te klikken, zonder de cursor te bewegen. Een coördinaatpunt kan worden verplaatst door de cursor op een coördinaatpunt te
2011 Versie 2.0
4-12
Handleiding RBM II
plaatsen en vervolgens de linker muisknop in te drukken en, terwijl de linker muisknop is indrukt, de cursor te verplaatsen naar de gewenste locatie. Verschuif mode De knop wordt geactiveerd als een object is geselecteerd. Ieder object op het geografische scherm kan worden verschoven. Door op de knop te klikken wordt de Verschuifmode actief. Een object kan worden verplaatst door de cursor op het geselecteerde object te plaatsen en vervolgens de linker muisknop in te drukken en, terwijl de linker muisknop is indrukt, de cursor met het object te verplaatsen naar de gewenste locatie. Binnen de Verschuifmode kunt u een andere bebouwingsgebied of een ander traject selecteren en vervolgens op bovenbeschreven wijze verplaatsen. Let op Bij het verschuiven van het werkveld worden de objecten op het werkveld niet mee verschoven. Deselecteren Maakt alle selecties ongedaan.
4.1.6.
Menu Layer Het menu Layer (zie figuur 30) bevat alle opdrachten voor het invoegen, verwijderen en bewerken van layers. Een layer is een verzameling van geometrische figuren. Alle geometrische figuren hebben dezelfde kenmerken. Binnen de RBM II wordt voor ieder type object een layer gemaakt. Er is een layer voor trajecten, een layer voor standaard bebouwing, een layer voor evenementen werkweek, etc. De layers worden over elkaar getekend. Het bovenste layer is volledig zichtbaar. Het layer daaronder wordt gedeeltelijk gemaskeerd door het bovenste layer. Het derde layer wordt gedeeltelijk gemaskeerd door de bovenste twee layers. Door de layers naar de voorgrond of achtergrond te verplaatsen is het mogelijk dat de layer in meer of mindere mate te tonen. Via het menu Layer kunnen (externe) layers worden geïmporteerd. Deze layer(s) kunnen als geografische ondergrond worden gebruikt. Alleen zogenaamde “pixellayer” als TIFF, BMP etc kunnen worden geladen. De geïmporteerde layers kunnen, eveneens via dit menu, worden verwijderd. De layers van de RBM II, bijvoorbeeld trajecten, zijn noch te verwijderen, noch te importeren.
Figuur 30. Menu Layer
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
4-13
Toevoegen De opdracht opent een bestandsdialoog, waarmee een pixel-bestand kan worden geïmporteerd. Dit bestand kan binnen RBM II niet worden gewijzigd. Verwijderen Geïmporteerde layers en lege layers kunnen met deze opdracht worden verwijderd. Hiertoe dient de layer geselecteerd te zijn. U kunt een layer selecteren door in de legenda van het geografische scherm de betreffende layer aan te klikken. De geselecteerde layer krijgt een lichtblauwe ondergrond. Naar de voorgrond De positie van de layers kan met deze opdracht en de opdracht Naar de achtergrond worden gewijzigd. De layers op de achtergrond worden gemaskeerd door de layers op de voorgrond. Hoe hoger de layer zich bevindt in de legenda van het geografische scherm, hoe meer de layer op de voorgrond is. Deze opdracht verplaatst de geselecteerde layer verder naar de voorgrond. Naar de achtergrond De positie van de layers kan met deze opdracht en de opdracht Naar de voorgrond worden gewijzigd. De layers op de achtergrond worden gemaskeerd door de layers op de voorgrond. Hoe hoger de layer zich bevindt in de legenda van het geografische scherm, hoe meer de layer op de voorgrond is. Deze opdracht verplaatst de geselecteerde layer verder naar de achtergrond. 4.1.7.
Menu Help
Figuur 31. Menu Help Hoe moet ik de helpfile gebruiken Opent de helpfile met tips over het gebruik en de mogelijkheden van de contextgevoelige helpfunctie. RBM in vogelvlucht Opent de helpfile aan het met een korte samenvatting hoe de RBM II kan worden gebruikt.
2011 Versie 2.0
4-14
Handleiding RBM II
Wat is dit Met de knop of met SHIFT+F1 wordt de “wat is dit” help geactiveerd. De muis verandert in het symbool dat op de button staat. Ga met de muis naar de knop, waar u informatie over wil hebben en klik met de linker muisknop. Het helpbestand wordt geopend. Als het betreffende item voorzien is van help, wordt deze help getoond. U kunt vervolgens via de inhoudsopgave of de zoekfunctie de gewenste informatie verkrijgen. . Helpdesk Opent de helpfile en geeft informatie over hoe de helpdesk is te bereiken. Versies
Toont het versie-informatiescherm. Het versie-informatiescherm geeft alle informatie over de versies en filedatums van de RBM II en de door de RBM II gebruikte gegevens- en parameterbestanden. Rechtsboven bevinden zich de volgende buttons: Deze button sluit het scherm Opent de helpfile. Via de helpfile kunt u de versienummers zien van de meest actuele RBM II applicatie. Tevens is het mogelijk om de meest recente versie te downloaden. Hiervoor is een verbinding met internet noodzakelijk
Informatie Toont het opstartscherm. 2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
4-15
4.2. Taakbalk Via de taakbalk (toolbar, zie figuur 32) van het programma heeft u snel toegang tot veelgebruikte instructies (zoals ‘Afdrukken’ of ‘Rekenen’). De taakbalk bevat dezelfde instructies als de menu’s van de menubalk, en verschilt dus ook naargelang het scherm dat afgebeeld wordt. De taakbalk van het programma wordt horizontaal bovenaan, net onder de menubalk, in het scherm afgebeeld.
Figuur 32. Taakbalk Indien u de muiscursor een aantal seconden op één van deze pictogrammen laat rusten, zal voor die toets een kleine omschrijving (de ‘hint’-tekst) worden afgebeeld. Het programma kan in een aantal situaties knoppen activeren of deactiveren. Alleen de geactiveerde knoppen zijn te gebruiken. De knoppen zijn groepsgewijs op de taakbalk geplaatst. Een bepaalde groep, ook wel paneel genoemd, is aan de linkerzijde voorzien van een kleine dwarsbalk. De indeling in groepen komt overeen met de verschillende menu’s. Door met de muis een paneel over een andere te verschuiven, kan de volgorde van de taakbalk gewijzigd worden. Vijf knoppen komen niet in de menu’s voor (en dus alleen op de taakbalk). Dit zijn de ‘Tonen grid’ knop (zie figuur 33), de ‘indicatormode’ knop, de ‘aanvraagprocedure NBB’ knop, de ‘verwijder de rekenresultaten’ knop en de ‘geografisch grid uitlijnen met het datagrid’ knop. Tonen grid
. Figuur 33. Grid opties
2011 Versie 2.0
4-16
Handleiding RBM II
De eerste twee opties (Zicht en Werkveld) kiezen automatisch een gridgrootte. Als Zicht wordt geselecteerd, dan wordt de gridgrootte gebaseerd op het zichtbare gedeelte van het werkveld. Hoe verder wordt uitvergroot hoe fijner het grid. De geselecteerde gridgrootte wordt weergegeven in de button.
Indicatormode De tweede knop die niet in een menu voorkomt is in de linker kantlijn weergegeven. Met deze knop schakelt tussen de actieve (standaard) mode en de (groepsrisico) indicatormode. In deze mode bent u in staat curven van groepsrisico-indicatorpunten te bekijken. Als deze mode actie is kunt u met de cursor op een GR-indicator klikken. Het groepsrisico van het betreffende punt wordt getoond. (zie ook § 3.5.2). De indicatormode is alleen te activeren als nadat de groepsrisico’s berekend zijn. De informatie die nodig is voor de presentatie van de groepsrisico’s wordt bij het opslaan van een project niet bewaard. Om deze mode te activeren moet nadat een project is afgesloten en vervolgens weer opnieuw is geladen, de groepsrisicoberekening opnieuw worden uitgevoerd.
Aanvraagprocedure Populatiebestand Met deze knop wordt de wizard Populatiebestand groepsrisicoberekeningen gestart. Meer informatie over deze wizard vindt u in paragraaf 2.5.2.
Verwijder de rekenresultaten Deze knop verwijdert alle rekenresultaten. Dit houdt in dat de PR-contouren, de GR-indicatoren en de GR-curven worden verwijderd.
Geografisch grid uitlijnen met het datagrid Deze functie is bedoeld voor een duidelijke en eenduidige plaatsbepaling van de te veranderen cel in het grid. Deze functie zorgt ervoor dat het datagrid en het gisgrid op overeenkomstige wijze zichtbaar zijn. De cellen die worden getoond in het geografisch deelscherm worden ook getoond in de overzichtstabellen. Om dit te bereiken wordt de kolombreedte van de datagrid gelijk gehouden aan de kolombreedte van de gisgrid. Als deze functie is geactiveerd is het niet mogelijk in of uit te zoomen.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
5-1
5. Invoeren en wijzigen van gegevens 5.1. Inleiding De bouwstenen van een risicoanalyse zijn te groeperen in werkveld, bebouwing en routes (trajecten). De gegevens worden per groep behandeld.
5.2. Werkveld 5.2.1.
Algemene beschrijving Het werkveld is een geografisch object. Op het werkveld kunnen alle bouwstenen geplaatst als trajecten en bebouwingsobjecten. Het werkveld wordt bij het aanmaken van een nieuw project automatisch op het geografische scherm gezet. Het werkveld wordt weergegeven door een lichtblauw gearceerd grondvlak (zie figuur 34).
Figuur 34. Geografisch grondvlak van het werkveld Een werkveld kan niet worden verwijderd of gekopieerd. Het geografische grondvlak kan worden gewijzigd door het verschuiven van het gehele grondvlak, het verschuiven van coördinaatpunten of het toevoegen van nieuwe coördinaatpunten. Het aanpassen van het grondvlak gaat met de standaard werkwijze:
2011 Versie 2.0
5-2
Handleiding RBM II
1. Activeer de selecteer mode met de in de kantlijn getoonde button, 2. Klik op het grondvlak zodat het werkveld geselecteerd is. Hierbij krijgt het grondvlak een rode arcering, 3. Voor verschuiven van coördinaten moet de Wijzig mode worden geactiveerd met de in de kantlijn getoonde button, 4. Het verschuiven van het gehele grondvlak kan in de Verschuifmode. De Verschuifmode wordt geactiveerd met de button in de linker kantlijn. Beweeg de muis boven het grondvlak. Druk de linker muisknop in en terwijl deze ingedrukt is beweegt u de muis en daarmee het grondvlak. . Een werkveld verschilt van andere objecten. De belangrijkste verschillen zijn:
Een werkveld heeft geen icoon.
Het werkveld kan niet verwijderd of gekopieerd worden.
5.3. Bebouwing Er zijn zeven verschillende types bebouwing: (standaard) Woonbebouwing, Bedrijven (dagdienst), Bedrijven (continu dienst), Evenementen (op werkdagen), Evenementen (in het weekend), Bouwplannen en Bouwputten. Tevens is het mogelijk een grid in te laden vanuit het populatiebestand. (zie paragraaf 2.5). De RBM II biedt de mogelijkheid om op eenvoudige wijze te rekenen met specifieke aanwezigheid/ transport combinaties.
5.3.1. Toevoegen bebouwing U kunt Bebouwingsunits op het geografische scherm plaatsen door een van de onderstaande knoppen in de werkbalk te klikken.
De cursor verandert in een pijltje met een vierkant als deze zich boven het werkveld bevindt. Na een muisklik wordt de door u geselecteerde unit geplaatst op de locatie van de cursor. De unit is na plaatsing geselecteerd en u kunt de gegevens in de gegevensverkenner wijzigen. Bouwplannen en Grid dag en nacht kunnen alleen worden ingeladen vanuit het populatiebestand groepsrisicoberekeningen en kunnen dus niet zelf worden toegevoegd. Bouwputten kunnen worden gemaakt in de aanvraagwizard populatiebestand groepsrisicoberekeningen (zie paragraaf 2.5).
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
5-3
5.3.2. Selecteren van een bebouwingsobject Hiertoe moet selecteer mode geactiveerd zijn. Dit gebeurt middels de knop in de linker kantlijn. Als de knop is geactiveerd, zoals afgebeeld in het linker figuur, wordt een object geselecteerd door de cursor op het te selecteren object te plaatsen en vervolgens op de linker muisknop te klikken. Een bebouwingsobject kan ook geselecteerd worden door deze te selecteren in de overzichtstabel
5.3.3. Verwijderen bebouwing Na selectie van een bebouwingsobject kan deze worden verwijderd met de knop in de linker kantlijn. Deze knop wordt pas actief als er een object op het geografische scherm is geselecteerd. Met deze opdracht wordt het betreffende object verwijderd.
!
Verwijderde objecten kunnen niet met de undo button teruggeplaatst worden.
5.3.4. Kopiëren bebouwing Na het selecteren van een bebouwingsobject kan deze gekopieerd worden middels de knop in de linkerzijkant. Deze knop wordt pas actief als er een object op het geografische scherm is geselecteerd. Met deze opdracht wordt de cursor met vierkant actief: . Het object wordt met een linker-muisklik geplaatst op het geografische scherm. Het zwaartepunt van het object ligt op de locatie van de cursor.
5.3.5. Eigenschappen De eigenschappen van een bebouwing worden getoond op het moment dat een bepaalde bebouwing is geselecteerd. Naam Unieke naam (wordt gecontroleerd en eventueel aangepast door het programma) Omschrijving Vrij veld, voor eventuele nadere specificatie van het gebied. Type bebouwing Dropdownbox met 7 typen bebouwing. Afhankelijk van het gekozen type wordt een voorstel gedaan voor het aanpassen van het aantal mensen en de fractie daarvan die zich buitenshuis bevindt. De volgende typen bebouwing zijn gedefinieerd;
Woonbebouwing,
Bedrijven (dagdienst),
Bedrijven (continu dienst),
Evenementen (op werkdagen),
Evenementen (in het weekend),
2011 Versie 2.0
5-4
Handleiding RBM II
Bouwplannen (hier zijn toekomstige ontwikkelingen gepland),
Bouwputten (hier wordt geen bebouwing uit het populatiebestand ingeladen).
Voor de verschillende typen bebouwing worden verschillende kenmerken c.q. uitgangspunten met betrekking tot de aanwezigheid van mensen gedefinieerd. In tabel 3 worden deze weergegeven.
Type bebouwing
Aantal aanwezigen en fractie buitenshuis dag
Aantal aanwezigen en fractie buitenshuis nacht
Mensen aanwezig werkdagen
Mensen aanwezig in weekend
(8.00 – 18.30 uur)
(18.30 – 8.00 uur)
Woonbebouwing
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Ja
Ja
Bedrijven (dagdienst) (‘)
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Nee
Ja
Nee
Bedrijven (continu dienst) (‘)
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Ja
Ja
Evenementen (op werkdagen) (*’)
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Ja
Nee
Evenementen (in het weekend) (*’)
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Variabel: kan per bebouwingsblok worden ingevoerd
Nee
Ja
Standaard nul
Standaard nul
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
+
Bouwplannen ( ) -
Bouwputten ( )
Tabel 3: Uitgangspunten verschillende typen bebouwing (‘)
Bij alle bevolkingstypen worden aantal aanwezigen ingevuld. Als voor een kantoorgebied bekend is dat een groot deel van de werknemers buiten de deur werkt dan moet men niet het aantal werknemers invoeren, maar alleen het aantal mensen dat op de betreffende locatie aanwezig is.
(*’) Bij evenementen kan ook het aantal evenementen per maand worden ingevuld, evenals de duur van het evenement gedurende de dag en gedurende de nacht. Bij een evenementen wordt de kans van aanwezigheid berekend. Er wordt uitgegaan van een uniforme kansverdeling over de betreffende tijdsperiode. Bij de aanwezigheid van meerdere evenementen wordt een kans bepaald van gelijktijdige aanwezigheid. Bij gelijktijdige aanwezigheid wordt een groepsrisico berekend waarbij het aantal slachtoffers wordt gesommeerd. +
( ) Standaard zijn er 0 personen ingevoerd in bouwplannen. Het is mogelijk dit aantal aan te passen, maar bouwplannen worden niet meegenomen in de groepsrisicoberekening. -
()
Het is niet mogelijk personen of aanwezigheidsfractie in te voeren in bouwputten.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
5-5
Coördinaten Met het invoeren van de coördinaten legt de gebruiker de ligging (ten opzichte van de vervoersas) en het oppervlak van het bevolkingsgebied vast. De coördinaten kunnen worden gewijzigd in de gegevensverkenner en in het geografische scherm. Door in de gegevensverkenner op de button te drukken wordt het invoerscherm voor coördinaten zichtbaar. Van een bevolkingsgebied moeten tenminste drie coördinaten worden opgegeven. Voor wijzigingen in het geografische scherm moet de volgende stappen worden doorlopen. Selecteer het betreffende bebouwingsgebied Hiertoe moet selecteer mode geactiveerd zijn. Dit gebeurt middels de knop in de linker zijkant. Als de knop is geactiveerd, zoals afgebeeld in het linker figuur, wordt een object geselecteerd door de cursor op het te selecteren object te plaatsen en vervolgens op de linker muisknop te klikken. Wijzig mode Na activering van de Selecteer mode en selectie van het betreffende bebouwingsgebied kunnen de coördinaten worden gewijzigd. Door op de knop te klikken wordt de Wijzig mode actief. Het geselecteerde object wordt getekend met vierkante blokjes op de coördinaatpunten en de coördinaatpunten worden verbonden met stippellijnen. U plaatst nieuwe coördinaatpunten door op het geografische scherm te klikken. Een coördinaatpunten kan worden verwijderd door exact op een coördinaatpunt te klikken, zonder de cursor te bewegen. Een coördinaatpunt kan worden verplaatst door de cursor op een coördinaatpunt te plaatsen en vervolgens de linker muisknop in te drukken en, terwijl de linker muisknop is indrukt, de cursor te verplaatsen naar de gewenste locatie. Verschuif mode Na activering van de Verschuifmode (met de linker zijkant getoonde knop) kan het bebouwingsgebied worden verplaatst door de cursor op het geselecteerde object te plaatsen en vervolgens de linker muisknop in te drukken en, terwijl de linker muisknop is indrukt, de cursor met het object te verplaatsen naar de gewenste locatie. Binnen de Verschuifmode kunt u een andere bebouwingsgebied of een ander traject selecteren en vervolgens op bovenbeschreven wijze verplaatsen. Aantal mensen Aan elk type bebouwing is een standaard personendichtheid toegekend. Naarmate de personendichtheid hoger is, neemt de kleur van het gebied in intensiteit toe. Door het expansieteken in de gegevensverkenner aan te klikken worden de deeleigenschappen actief. De waarden voor Dag en Nacht kunnen nu gewijzigd worden. De defaultwaarden voor woonbebouwing houden rekening met het percentage aanwezigen gedurende de dag (70%) en gedurende de nacht (100%), overeenkomstig het Paarse Boek [11]. Wanneer de bevolkingsaantallen worden
2011 Versie 2.0
5-6
Handleiding RBM II
aangepast dient de gebruiker zelf zorg te dragen voor een juiste verhouding dag/nacht. Fractie buitenshuis Aan elk type bebouwing is een standaardfractie van het aantal mensen dat zich buitenshuis bevindt, toegekend overeenkomstig het Paarse Boek [11]. Door het expansieteken in de gegevensverkenner aan te klikken worden de deeleigenschappen actief. De waarden voor Dag en Nacht en kunnen nu gewijzigd worden.
5.4. Grid dag en nacht Bij het creëren van een bevolkingsbestand uit het Populatiebestand groepsrisicoberekeningen worden de standaard aanwezigen toegekend aan twee grid layers: Bevolking dag en Bevolking nacht. De data wordt gepresenteerd in de datagrids. De grids zijn niet bedoeld om gegevens met de hand in te vullen. Hiervoor kan beter gebruik gemaakt worden van de andere bevolkingssystemen. Wel is het mogelijk om een geladen grid te wijzigen en te bewaren. De omvang van grid dat opgevraagd wordt komt overeen met de omvang van het werkveld. Het gridcellen worden weergegeven met een kleur-indexering. De kleur van een gisgridcel is afhankelijk van het aantal aanwezigen. De kleurindexering is niet aan te passen. Figuur 35 geeft de indeling van het grid weer. Cellen met 0 aanwezigen zijn doorzichtig.
Figuur 35. Kleurcodering gridcellen Selecteren Layers Grid dag: Het grid dag is te selecteren met de button grid dag in de taakbalk van de overzichtstabellen. Tevens kan het grid worden geselecteerd door deze in de legenda aan te klikken. Grid Nacht: Dit grid is te selecteren met de button grid nacht in de taakbalk van de overzichtstabellen en door het aanklikken van selecteren door deze in de legenda aan te klikken.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
5-7
Selecteren Cel Nadat een gridlayer is geselecteerd, kan een cel worden geselecteerd (meerdere cellen is niet mogelijk) door in het geografisch deelscherm op de betreffende cel te klikken. De geselecteerde cel wordt weergegeven met een lichtblauwe rand. Bij selectie van een cel wordt deze ook geselecteerd in de overzichtstabellen. Een tweede optie is de selectie door op de betreffende cel te klikken in de overzichtstabellen. De geselecteerde cel wordt weergegeven met een licht blauwe rand (zie figuur 36). Naast de cel wordt ook de x- en de y-coördinaat in de selectiekleur weergegeven. De selectie kan worden verplaatst met: Boven/Beneden : Pijl op/Neer, Page up/down Links/rechts : Shift Tab/Tab
Figuur 36. Grid in de overzichtstabellen
5.5. Route Een route bestaat uit een of meerdere trajecten. Een route kan bestaan uit een (vrijwel) onbeperkt aantal trajecten. De trajecten kunnen met elkaar verbonden worden. Dit impliceert dat het beginpunt van een traject overeenkomt met het eindpunt van het voorgaande traject. Trajecten hoeven niet met elkaar verbonden te worden. Bijvoorbeeld bij een weg met meerdere rijbanen kan de analist twee rijbanen onderscheiden. Het groepsrisico wordt dan per rijbaan berekend en niet gesommeerd (om het groepsrisico voor het totale traject c.q. de twee rijbanen tezamen te berekenen moet de analist de GR-curves van de rijbanen handmatig optellen). De maximale lengte van de route bedraagt 15 kilometer. De rekensnelheid neemt af met een toenemende routelengte. In een project kan slechts één modaliteit tegelijkertijd beschouwd worden. Uitgangspunt van het programma is dat risico’s alleen voor de door de gebruiker opgegeven data worden berekend. Dit betekent dat risico’s worden berekend vanaf het begin en tot het einde van de opgegeven route. De bijdrage van eventuele trajecten voor en na de opgegeven route worden bij het plaatsgebonden risico niet meegerekend. Bij grote effectgebieden, bijvoorbeeld van zeer toxische stoffen, kunnen voorgaande en opvolgende trajecten significant bijdragen aan de hoogte van het PR. 2011 Versie 2.0
5-8
Handleiding RBM II
5.5.1. Toevoegen traject U kunt een traject op het werkveld plaatsen door op de Trajecten knop in de werkbalk te klikken. De cursor verandert in een potlood met een trajectdeel: . Het eerste punt van het traject wordt gedefinieerd als u op het werkveld klikt. De cursor verandert in een hand met kruis: . Iedere muisklik op het werkveld voegt een punt toe aan het traject. De invoeractie wordt beëindigd door nogmaals op de Trajecten knop te klikken.
5.5.2. Selecteren van een traject Hiertoe moet selecteer mode geactiveerd zijn. Dit gebeurt middels de knop in de linker kantlijn. Als de knop is geactiveerd, zoals afgebeeld in het linker figuur, wordt een object geselecteerd door de cursor op het te selecteren object te plaatsen en vervolgens op de linker muisknop te klikken. Een traject kan ook geselecteerd worden door dit te selecteren in de overzichtstabel
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
5-9
5.5.3. Verwijderen trajecten Na selectie van een traject kan dit worden verwijderd met de knop in de linker kantlijn. Deze knop wordt pas actief als er een object op het geografische scherm is geselecteerd. Met deze opdracht wordt het betreffende object verwijderd.
!
Verwijderde objecten kunnen niet met de undo button teruggeplaatst worden
5.5.4. Kopiëren trajecten Na het selecteren van een traject kan dit gekopieerd worden middels de knop in de linkerzijkant. Deze knop wordt pas actief als er een object op het geografische scherm is geselecteerd. Met deze opdracht wordt de cursor met vierkant zichtbaar: . Het object wordt met een linker-muisklik geplaatst op het geografische scherm. Het zwaartepunt van het object ligt op de locatie de cursor.
5.5.5. Eigenschappen De eigenschappen van een traject worden getoond op het moment dat een bepaald traject is geselecteerd. Naam Unieke naam (wordt gecontroleerd en eventueel aangepast door het programma) Omschrijving Vrij veld, voor eventuele nadere specificatie van het traject. Type Dropdownbox met een aantal trajecttypes. Afhankelijk van het gekozen type traject wordt een voorstel gedaan voor het aanpassen van de frequentie en de breedte. De definitie van de trajecttypes verschilt per modaliteit. Breedte Breedte van het traject. De ongevalpunten worden uniform over breedte en lengte van traject verdeeld. Indien de breedte handmatig gewijzigd is, kan de gebruiker door het intypen van de letter s de standaardwaarde weer oproepen. Frequentie De standaard ongevalfrequentie die aan een trajecttype per kilometer-lengte is toegekend. De gebruiker kan een andere frequentie invullen, en deze later weer vervangen door de standaardwaarde door de letter s in te toetsen.
2011 Versie 2.0
5-10
Handleiding RBM II
Beginpunt is eindpunt voorgaand traject Dropdownbox met de keuze uit Waar en Niet waar. Indien Waar wordt ingevuld zal het beginpunt van het nieuwe traject verbonden worden aan het eindpunt van het voorgaande traject. Door Niet Waar te kiezen wordt deze verbinding weer opgeheven. Coördinaten Met het invoeren van de coördinaten legt de gebruiker de ligging en lengte van het traject(deel) vast. Door in de gegevensverkenner op de button te drukken wordt het invoerscherm voor coördinaten zichtbaar (figuur 37).
Figuur 37. Invoerscherm coördinaten traject De dialoog wordt actief bij de eigenschap coördinaten in de gegevensverkenner.
Accepteer de wijzigingen en sluit de dialoog; Verwerp de wijzigingen en sluit de dialoog; Voeg record toe of in; Verwijder het record; Verplaats de coördinaat naar beneden; Verplaats de coördinaat omhoog; Draait de volgorde van de punten van het traject om. De eerste coördinaat wordt de laatste coördinaat. (knop is actief bij trajecten en niet met bebouwing); Verbindt het huidige traject met het voorgaande traject; (De laatste coördinaat van het voorgaande traject wordt verschoven naar de eerste coördinaat van het geselecteerde traject; Help over dit onderwerp Voor wijzigingen in het geografische scherm moet de volgende stappen worden gevolgd.
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
5-11
Selecteer het betreffende traject Hiertoe moet selecteer mode geactiveerd zijn. Dit gebeurt middels de knop in de linker zijkant. Als de knop is geactiveerd, zoals afgebeeld in het linker figuur, wordt een traject geselecteerd door de cursor op het te selecteren traject te plaatsen en vervolgens op de linker muisknop te klikken. Wijzig mode Na activering van de Selecteer mode en selectie van het betreffende traject kunnen de coördinaten worden gewijzigd. Door op de knop te klikken wordt de Wijzig mode actief. Het geselecteerde object wordt getekend met vierkante blokjes op de coördinaatpunten en de coördinaatpunten worden verbonden met stippellijnen. U plaatst nieuwe coördinaatpunten door op het geografische scherm te klikken. Een coördinaatpunten kan worden verwijderd door exact op een coördinaatpunt te klikken, zonder de cursor te bewegen. Een coördinaatpunt kan worden verplaatst door de cursor op een coördinaatpunt te plaatsen en vervolgens de linker muisknop in te drukken en, terwijl de linker muisknop is indrukt, de cursor te verplaatsen naar de gewenste locatie. Verschuif mode Na activering van de Verschuifmode (met de linker zijkant getoonde knop) kan het traject worden verplaatst door de cursor op het geselecteerde object te plaatsen en vervolgens de linker muisknop in te drukken en, terwijl de linker muisknop is indrukt, de cursor met het object te verplaatsen naar de gewenste locatie. Binnen de Verschuifmode kunt u een andere bebouwingsgebied of een ander traject selecteren en vervolgens op bovenbeschreven wijze verplaatsen. Transport van voorgaand traject Dropdownbox met de keuze uit Waar en Niet waar. Indien Waar wordt ingevuld zal het transport van het voorgaande traject worden overgenomen. Als Niet Waar ingevuld wordt moet het transport zelf worden ingevoerd, zie volgende alinea. Transport Door op de button te drukken wordt het invoerscherm voor transportstroomgegegevens actief. Dit scherm is voor elke modaliteit verschillend en wordt onder de betreffende modaliteit in het achtergronddocument behandeld.
Figuur 38. Invoerscherm transportgegevens In de taakbalk zitten de volgende knoppen:
2011 Versie 2.0
5-12
Handleiding RBM II
Accepteer de wijzigingen en sluit de dialoog Verwerp de wijzigingen en sluit de dialoog Voeg record toe/in Verwijder het record Verplaats het record naar beneden Verplaats het record omhoog Kopieert de transportgegevens van het voorgaande traject naar het huidige traject. Wijzigingen in de transportstroom van het huidige traject worden niet door het voorgaande traject overgenomen. Verbindt het huidige traject met het voorgaande traject; (De transportgegevens van het voorgaande traject worden overgenomen en “verbonden”. Dit betekent dat wijzigingen in de transportgegevens van een van de verbonden trajecten worden “overgenomen” door de andere verbonden trajecten. Toont de(ze) help Bijzonderheden Uitgebreid invoerscherm met specifieke situatiebeschrijvingen, zoals: Standaard situatie, verhoogde ligging, verdiepte ligging, geluidsschermen. Dit veld heeft geen invloed op de berekening, maar dient alleen ten behoeve van het toevoegen van extra toelichting/informatie in de rapportage van het project (zie § 2.7). Wissels Bij de modaliteit spoor kan worden aangegeven of op het betreffende traject een of meer wissels aanwezig zijn. De waarde kan zijn: 5. Nee, Ofwel er komen geen wissels voor op het traject 6. De waarde Standaard. Dit komt overeen met de gemiddelde waarde van 0.266 wissels per kilometer. 7. De waarde Ja. Ofwel er komen wissels voor en de wisseltoeslag dient voor dit traject te worden toegepast. Na een wijziging van dit veld berekent het programma een ongevalsfrequentie. De gebruiker kan de nieuwe waarde accepteren.
2011 Versie 2.0
nieuwe
Handleiding RBM II
5-13
Aantal overgangen Bij de modaliteit spoor kan het aantal overgangen op het traject worden ingevuld. Door de letter s in te toetsen zal de standaardwaarde weer worden ingevuld (0.66 per kilometer). Na een wijziging van dit veld berekent het programma een ongevalsfrequentie. De gebruiker kan de nieuwe waarde accepteren.
2011 Versie 2.0
nieuwe
Handleiding RBM II
6-1
6. Begrippen en afkortingen 6.1. Afkortingen 4ppc 6ppc A ACN ADNR ADR AGS ALARA AmvB ANKER ATB AVR AVV B2 B3 BEVI BIR BLEVE BZK C3 CBS COEV cp CPR D3 D4 D5 EV F1.5 GF gg GIS GR GT hg IPORBM IR IVS KIEV 2011 Versie 2.0
4 positie postcode 6 positie postcode Brandbaar gas Adres Coördinaten Nederland Reglement pour le transport des matieres dangereuses sur le Rhin Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route Adviesraad Gevaarlijke Stoffen As Low As Reasonable Achievable Algemene Maatregel van Bestuur Zie COEV Automatische treinbeïnvloeding Arbeidsveiligheidsrapport Adviesdienst Verkeer en Vervoer Giftig gas Zeer giftig gas Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Zeer brandbare vloeistoffen Centraal Bureau voor de Statistiek Consequentie Onderzoek Externe Veiligheid Centraal pad (geprognosticeerde groei) Commissie Preventie Rampen (in 2003 vervangen door Adviesraad Gevaarlijke Stoffen) Giftige vloeistof Zeer giftige vloeistof Zie begrippenlijst weertype Externe Veiligheid Zie begrippenlijst weertype Brandbaar gas Geen groei (huidig vervoer) Geografisch Informatie Systeem Groepsrisico Toxisch gas Hoge groei Interprovinciaal Overleg Risicoberekeningsmethodiek Individueel risico Informatie- en volgsysteem scheepvaart Knelpunten Infragerelateerde investeringsprojecten en Externe
6-2
KRI LF LISA LOC LPG LT MRK MTR NKvN NMP NOV NSP NSTR NVGS NWB OW PR QRA RBM RDM RID RIVM RNVGS RO RRGS RVGS RWS SBI SITOS SOS SZW TEM VBG VenW VLG VROM VSG Wro WRZO WVGS
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
Veiligheid Kwantitatieve Risico Indicator Brandbare vloeistof Landelijk Informatie Systeem Arbeidsorganisaties Loss of containment (het vrijkomen van gevaarlijke stof) Liquid Petroleum Gas Toxische vloeistof Model-risicokaart Maximaal Toelaatbaar Risico Nieuwe Kaart van Nederland Nationaal Milieubeleids Plan Noord Oostelijke Verbinding Nieuwe Sleutelprojecten Nomenclature des Marchandises pour les Statistiques des Transport, Revisée Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen Nationaal Wegen Bestand Oriëntatiewaarde (voorheen Oriënterende waarde) Plaatsgebonden risico Quantitative Risk Assessment Risicoberekeningsmethodiek Rijks Driehoek Metingen Reglement concernant le transport international ferroviaire des marchandises dangereuses Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Risico normering vervoer gevaarlijke stoffen Ruimtelijke Ordening Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen Regulering vervoer gevaarlijke stoffen Rijkswaterstaat Standaard Bedrijfs Indeling Sluisbedrijf, inwinning en tijdelijke opslag van scheepsgegevens Scheepvaart Ongevallen Systeem (scheepsongevallen databestand) Sociale Zaken en Werkgelegenheid Transport Economisch Model Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen Wet op de Ruimtelijke Ordening Wet Rampen en Zware Ongevallen Wet vervoer gevaarlijke stoffen
Handleiding RBM II
6-3
6.2. Begrippen
Aandachtspunten
Aanvalsplan
Amoveren ATB
Beperkt kwetsbaar object Bereikbaarheidskaart Bevaarbaarheidsklasse
Bevolkingsdefinitie
BLEVE
Bloktrein
2011 Versie 2.0
Locaties langs de transportroute waar de ruimtelijke bestemming conflicteert met het risiconiveau tengevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over die routes. De relevante risiconiveaus zijn de risiconormen die hiervoor door provincie en rijk worden gehanteerd. Plan van de brandweer met bedrijfsgegevens en bestrijdingsopties bij brand en calamiteiten in een specifiek gebouw of bedrijf of bij een specifieke activiteit. weghalen, slopen, verplaatsen Automatische Trein Beïnvloeding. Nederlands beveiligingssysteem met apparatuur in de trein die signalen in het spoor waarneemt en de machinist opdrachten voor remming geeft, in het uiterste geval zelf de trein tot stilstand brengt. Tot de beperkt kwetsbare objecten worden bedrijven e.d. gerekend (zie kwetsbare functie). Plan van de brandweer met bedrijfsgegevens bij brand en calamiteiten in een specifiek gebouw of bedrijf Internationale vaarwegindeling. De bevaarbaarheid is onderverdeeld in zes klassen die, aan de hand van het laadvermogen en de afmetingen van de vaartuigen, informatie geven over de capaciteit van de vaarweg De bebouwingsgebieden worden gedefinieerd als vierhoeken met een uniforme dichtheid per vierhoek. De bevolkingsdichtheid kan worden ingevuld voor de dag- en de nachtsituatie. In RBM II zijn vijf verschillende bevolkingstypen gedefinieerd. Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion. Een BLEVE is de fysische explosie van een onder druk aanwezige vloeistof of tot vloeistof verdicht gas door het bezwijken van een omhulling, waardoor (een gedeelte van) de expanderende vloeistof vrijwel instantaan overgaat in dampvorm. Bij brandbare vloeistoffen gaat dit meestal gepaard met een vuurzee, die als vuurbal wordt gemodelleerd. Het bezwijken van de omhulling kan veroorzaakt zijn door een mechanische beschadiging of door verhitting van het vat, waarbij in het laatste geval een stijging van de dampdruk en vaak een verzwakking van het materiaal van de omhulling optreedt. Trein voor één klant direct van afzender naar geadresseerde, onderweg wijzigt de samenstelling niet (In de RBMII wordt hierbij uitgegaan dat dit impliceert
6-4
Handleiding RBM II
samengesteld uit één type stof) Bloktrein Bonte trein (unit cargo)
Brongerichte maatregelen Consequentieonderzoek Definitie van het werkveld
Trein samengesteld uit wagons met daarin stoffen uit één stofcategorie. Spoorvervoer van losse wagens of kleine groepen wagens, die onderweg gerangeerd worden van de ene trein in de andere (in dit onderzoek samengesteld uit meerdere stoffen). Maatregelen waarmee de bronnen van risico’s worden gewijzigd, zodanig dat de risico’s worden teruggedrongen of weggenomen. Onderzoek naar de betaalbaarheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wettelijke normen voor externe veiligheid bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gebiedsdefinitie bepaald de grootte van het gebied waarvoor RBM II een rekengrid definieert. Dit betekent dat:
Buiten het gedefinieerde gebied geen risico’s worden berekend,
Het definiëren van bevolking buiten het rekengebied leidt tot onjuiste resultaten. Bebouwing die buiten dit gebied is gedefinieerd, wordt niet meegenomen in de groepsrisico-berekening
Routes die buiten dit gebied worden gedefinieerd hebben wel invloed op het plaatsgebonden risico binnen dit gebied.
Directeurenoverleg Externe Veiligheid Domino-ongeval
Effectafstand
2011 Versie 2.0
Ingevoerd worden de coördinaten van het punt linksonder, de grootte van het gebied en de gridcelgrootte. Indien het gebied een overlap heeft met Nederland, worden de grenzen van het gebied op de kaart aangegeven. Op deze wijze is een eerste controle op de juistheid van de grenzen mogelijk Overleg over de afstemming van het externe veiligheidsbeleid van de ministeries VROM, V&W, BZK, SZW en EZ, voorgezeten door VROM. Een domino-ongeval wordt gedefinieerd als een zwaar transport ongeval, dat het directe gevolg is van een ander zwaar transportongeval. Met domino-effect wordt de volggebeurtenis bedoeld die optreedt als gevolg van een domino-ongeval. Een transportmiddel heeft door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen een specifieke domino-afstand, die, indien een zwaar ongeval zou plaatsvinden, tot een domino-effect leidt als een ander transportmiddel zich binnen deze afstand zou bevinden. De afstand tot waar een calamiteit een bepaald effect (overlijden, verwonding) heeft op een persoon die zich daar
Handleiding RBM II
Effectgericht aandachtspunt
Externe veiligheid
Fakkel/toortsbrand FN-curve Gebeurtenissenboom Gemengde trein
Geprojecteerd object Gevaarlijke stof
Gevaarlijke stof buisleiding
GEVI-nummer
2011 Versie 2.0
6-5
onbeschermd bevindt. Aandachtspunt gedefinieerd in de Ketenstudies in het geval bij een ongeval met een kleine kans grote materiële schade of hoge aantallen slachtoffers kunnen optreden, waardoor een excessieve vraag voor de overheidshulpverleningsdiensten en/of grote schade aan vitale transportinfrastructuur ontstaan. Externe veiligheid betreft in dit onderzoek de risico’s voor de omgeving veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water en spoor. Een brand die optreedt bij directe ontsteking van continu uitstromend (tot vloeistof verdicht) gas of verdichte gassen. zie groepsrisico Methodiek om de gevolgen van een bepaalde begingebeurtenis te onderzoeken. trein samengesteld uit wagons met daarin stoffen uit meerdere stofcategorieën (bijvoorbeeld brandbaar en giftig). Zie ook bonte trein Een nog niet aanwezig object dat op grond van het vigerende bestemmingsplan toelaatbaar is. Onder “gevaarlijke stoffen” worden, met uitzondering van het vervoer door buisleidingen, die stoffen verstaan die in het kader van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, sub 1 tot en met 9, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (verder te noemen: WVGS) als gevaarlijk moeten worden beschouwd. Meer in het bijzonder zijn dit de stoffen, preparaten en voorwerpen die krachtens artikel 3 van de WVGS zijn aangewezen. Deze stoffen zijn te vinden in de bijlagen bij de verdragen die zijn gesloten voor de verschillende vervoermodaliteiten, te weten het ADR (wegvervoer), het ADNR (binnenvaart) en het RID (spoorvervoer). Deze bijlagen zijn tevens opgenomen als bijlage 1 bij de verschillende Nederlandse regelingen, te weten de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG) en de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG). Bij het vervoer door buisleidingen worden onder “gevaarlijke stoffen” die stoffen verstaan die op grond van artikel 34, tweede lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen moeten worden beschouwd als ontplofbaar, oxiderend, zeer licht ontvlambaar, licht ontvlambaar, zeer vergiftig of vergiftig. Gevaarsindicatie nummer. Deze code bestaat uit een aantal cijfers welke een aanduiding geven betreffende de brandbaarheid en giftigheid. Tevens wordt een aanduiding
6-6
Grenswaarde
Groepsrisico
Groepsrisicocurve
Hoofdwegennet
Individueel risico Interne veiligheid
Invloedsgebied
2011 Versie 2.0
Handleiding RBM II
gegeven welke chemische reacties kunnen optreden o.a. met water. Dit nummer wordt vermeld op het oranje bord dat transporten van gevaarlijke stoffen verplicht zijn te voeren. Een grenswaarde geeft het milieukwaliteitsniveau aan dat ten minste moet worden bereikt of gehandhaafd. De grenswaarde moet door het bevoegde orgaan bij de uitoefening van zijn bevoegdheden in acht worden genomen. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat tenminste een groep mensen van een bepaalde grootte het dodelijk slachtoffer is van een ongeval. Het GR wordt meestal weergegeven in een grafiek waarin op de horizontale as het aantal doden N staat en op de verticale as de cumulatieve kans f per jaar op een ongeval waarbij N of meer doden vallen. Het GR voor transport de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van tien of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Voor interne veiligheid is het GR gedefinieerd voor een groep van één of meer personen. Grafiek waarin aantal berekende slachtoffers uitgezet zijn tegen de cumulatieve frequentie. Het groepsrisico geldt steeds voor een kilometervak. In RBM II zijn twee opties voor het tonen van het groepsrisico, één optie is een uitvoer van het groepsrisico per kilometervak samen met de getotaliseerde groepsrisicocurve voor het gehele traject, de andere optie betreft het tonen van het groepsrisico voor één bepaald punt en de totale groepsrisicocurve voor het betreffende kilometervak. Wegen die onderdeel uitmaken van de nationale hoofdinfrastructuur zoals gedefinieerd in het Structuurschema Verkeer en Vervoer SVV-II. Het individueel risico (IR) wordt nu plaatsgebonden risico (PR) genoemd. Interne veiligheid betreft de veiligheid op een weg als gevolg van het zwaar verkeer en het vervoer van gevaarlijke stoffen op die weg. De veiligheid is gerelateerd aan mogelijke slachtoffers onder weggebruikers en wordt weergegeven met een verwachtingswaarde en een groepsrisico. In dit onderzoek is de analyse van de interne veiligheidsrisico’s beperkt tot het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico
Handleiding RBM II
IPO IPORBM
IVS Kentallen (kencijfers)
Kilometervak Kwetsbaar object Kwetsbare functie
Letselongevallen Letselongevalsfrequentie MER
Model-risicokaart
Omgevingsbesluit
2011 Versie 2.0
6-7
Inter Provinciaal Overleg. IPO Risico Berekenings Methodiek. De risicoberekeningsmethodiek is ontwikkeld binnen het IPO A74 project voor het evalueren van de externe veiligheidsrisico’s. Informatie- en Volgsysteem voor de Scheepvaart De verkeersveiligheid van wegen wordt uitgedrukt door middel van kentallen (of kencijfers), zoals het aantal letselongevallen per voertuigkilometer, het gemiddeld aantal dodelijke slachtoffers per letselongeval, etc. Deel van de route met een lengte van één kilometer, waarover het groepsrisico wordt berekend. Tot de kwetsbare objecten worden woningen, ziekenhuizen, e.d. gerekend (zie kwetsbare functie). Functies die gevoelig zijn voor externe risico’s en waarvoor gezoneerd moet worden. Afhankelijk van de aard van de functie moet in meer of mindere mate afstand worden aangehouden tot de risico-opleverende activiteit. Verkeersongevallen waarbij één of meer betrokkenen letsel oplopen. Het aantal letselongevallen op een wegvak gedeeld door het aantal afgelegde voertuigkilometers op dat wegvak. Openbaar document in milieu-effect-rapportage, waarin de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit en een aantal alternatieven daarvoor systematisch en objectief worden beschreven. In de model-risicokaart (MRK) worden naast rampen met gevaarlijke stoffen ook andere ramptypes, zoals overstromingen e.d. behandeld. De MRK wordt door de provincies ingevuld en beheerd. Toepassing van de risicobenadering moet plaatsvinden bij besluiten op grond van:
Het vaststellen van een bestemmingsplan door de gemeenteraad en het verlenen van ontheffing door gedeputeerde staten, als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro);
Een besluit tot uitwerking of wijziging van een bestemmingsplan door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders en een besluit tot goedkeuring van een dergelijke uitwerking of wijziging door gedeputeerde staten, als bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid Wro;
Het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan of het stellen van nadere eisen ten opzichte van een bestemmingsplan door burgemeester en wethouders,
6-8
Handleiding RBM II
als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Wro;
Het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan door burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, Wro;
Het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders en de afgifte van een verklaring van geen bezwaar door gedeputeerde staten, als bedoeld in artikel 19 Wro;
De goedkeuring van een bestemmingsplan door gedeputeerde staten, als bedoeld in artikel 28 Wro;
Een besluit tot het verlenen van vrijstelling door gedeputeerde staten, als bedoeld in artikel 33, tweede lid;
Het opleggen van voorschriften door de minister van VROM of gedeputeerde staten inzake gemeentelijke planologische maatregelen, als bedoeld in artikel 37 Wro;
PM, art 39b;
Een verzoek tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan door gedeputeerde staten, als bedoeld in artikel 40, eerste lid Wro;
Onderliggend wegennet ONOVIS Oriëntatiewaarde
PAGE Pasquil- of stabiliteitklasse
2011 Versie 2.0
Een besluit tot het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 11 van de Woningwet. Deze opsomming is niet limitatief Wegen die geen onderdeel uitmaken van het hoofdwegennet. Ongevallen en overtredingen Informatie Systeem Gebruikt in de normstelling externe veiligheid voor het groepsrisico. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is per km-route of –tracé bepaald op 10-2 / N2, dat wil zeggen een frequentie van 10-4 /jr voor 10 slachtoffers, 10-6 /jr voor 100 slachtoffers, etc. De oriëntatiewaarde geeft het milieukwaliteitsniveau aan dat zoveel mogelijk moet worden bereikt of gehandhaafd. Het bevoegde orgaan moet bij de uitoefening van zijn bevoegdheden met de oriënterende waarde rekening houden. Van de waarde mag slechts gemotiveerd worden afgeweken. Project Aanpak Goederenemplacementen Aanduiding van het verdunnend vermogen van de atmosfeer bij uitvoering van dispersie berekeningen. Zes stabiliteitklassen worden onderscheiden, te weten A (instabiele atmosfeer) tot en met F (zeer stabiele atmosfeer).
Handleiding RBM II
6-9
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de plaatsgebonden kans op overlijden per jaar, ten gevolge van een ongeval met een bepaalde activiteit (bijvoorbeeld het transport van gevaarlijke stoffen over de weg), die een (fictief) persoon loopt die zich continu en onbeschermd op een plaats bevindt. Het PR wordt weergegeven in risico-contouren. Dit zijn lijnen die punten met gelijke risico’s met elkaar verbinden. Voorheen individueel risico (IR). Grafische weergave van het plaatsgebonden risico, waarbij punten met hetzelfde plaatsgebonden risico met elkaar verbonden zijn. In de RBM II kunnen de waarden 10-5 tot en met 10-8 per jaar worden gepresenteerd. De contouren worden samen met de bevolkingsverdeling van de betreffende route getoond. Het “Populatiebestand groepsrisicoberekeningen” (Populatiebestand GR) berekent het aantal aanwezigen binnen een gebied ten behoeve van uitsluitend groepsrisicoberekeningen. In eerste instantie voor de rekenpakketten voor inrichtingen (Safeti-NL) en vervoer gevaarlijke stoffen over water, weg en spoor (RBMII), later mogelijk ook voor de rekenpakketten voor luchthavens en buisleidingen. De applicatie is in opdracht van het Ministerie van VROM ontwikkeld door Bridgis in samenwerking met Atos Origin. Relaties die aangeven met welke kans (bijvoorbeeld dodelijk letsel) optreedt ten gevolge van een zekere (bijvoorbeeld toxische) belasting. Overheidsinstantie ontstaan uit Railned, op zijn beurt opgebouwd uit de voormalige NS-onderdelen Railinfrabeheer en Verkeersleiding. Gestandaardiseerde rekenmethodiek voor het bepalen van de risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen. Verdere ontwikkeling en opvolger van IPORBM De ongewenste gevolgen van een activiteit, verbonden met de kans dat deze zich kunnen voordoen. voorkomen van onveiligheid –beperken van de kans op en effect van ongeval –creëren van mogelijkheden voor zelfredzaamheid –faciliteren van hulpverlening De te evalueren weg, spoorweg, of vaarweg. De route bestaat uit één of meerdere trajecten. De trajecten kunnen met elkaar verbonden worden. Dit impliceert dat het beginpunt van een traject overeenkomt met het eindpunt van het voorgaande traject. Trajecten hoeven niet met elkaar verbonden te worden. Bijvoorbeeld bij een weg met meerdere rijbanen kan de analist twee rijbanen onderscheiden. Het groepsrisico is echter niet goed
Plaatsgebonden risicocontour
Populatiebestand groepsrisicobereke ningen
Probitrelatie
Prorail
RBM II
Risico Risicobenadering
Route
2011 Versie 2.0
6-10
Handleiding RBM II
gedefinieerd in de bovengenoemde situatie.
RRGS RRGS-categorie SAFETI Scenario Scenario Schadeklasse Stofcategorieindeling
Streefwaarde Traject
Trajectnota Uitstromingsfrequentie Uitstromingskans
Veiligheidsketen
2011 Versie 2.0
Register Risicosituaties Gevaarlijke stoffen In het RRGS onderscheiden typen van bedrijven of transportsituaties met gevaarlijke stoffen. Programma voor inventariseren en berekenen van risico’s Beschrijving van het vrijkomen van gevaarlijke stof aan de hand van hoeveelheid en uitstroomduur. Veronderstelde loop van gebeurtenissen. Mate van schade Specifieke indeling van stoffen in een beperkt aantal categorieën voor de risicoberekening. Uitgangspunt voor indeling zijn de voor externe risico’s relevante stofeigenschappen, zoals vluchtigheid, brandbaarheid en toxiciteit. Een streefwaarde geeft het milieukwaliteitsniveau aan waar naar gestreefd wordt als eindsituatie. Een deel van een transportroute waarvoor de intensiteit, transportsamenstelling, breedte en ongevalsfrequentie constant mag worden verondersteld. Een traject is één element van een route (vergelijk records in een databestand). Nota ter voorbereiding voor besluitvorming (Tracébesluit over omvangrijke infrastructurele projecten). De kans per voertuigkilometer (of per jaar) dat door een ongeval een uitstroming van meer dan 100 kg optreedt. Onder uitstromingskans wordt verstaan de kans per voertuigkilometer dat een uitstroming van meer dan 100 kg optreedt bestaat uit de schakels pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg en wordt met name gebruikt in de rampenbestrijding. De toepassing van de risicobenadering dient plaats te vinden bij besluiten op grond van:
hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 in verband met de aanleg van bepaalde infrastructuur of buisleidingen;
een besluit op grond van de Tracéwet;
de vaststelling van een tracé anders dan op grond van de Tracéwet, zoals op grond van verordeningen vanwege een provincie, gemeente of waterschap;
de vaststelling van een wegaanpassingsbesluit op grond van de Spoedwet wegverbreding;
Handleiding RBM II
2011 Versie 2.0
6-11
de vaststelling van een besluit tot verandering of aanpassing van een weg anders dan op grond van de Tracéwet, bijvoorbeeld op grond van een verordening vanwege een provincie, gemeente of waterschap;
de Wet beheer rijkswaterstaatswerken in verband met het daarover brengen van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten;
de Spoorwegwet in verband met het naast of boven de hoofdspoorweg oprichten of aanbrengen van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten zijnde bouwwerken, andere opstallen of werken;
de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in het kader van de vaststelling van een bepaalde routeringsregeling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
artikel 95 van het Mijnbouwbesluit in verband met een, al dan niet in overeenstemming met de minister van Defensie of de minister van VenW door de minister van Economische Zaken te verlenen vergunning voor het aanleggen van een pijpleiding dan wel artikel 10.1 of 10.2 van de Mijnbouwregeling juncto 6.3 van NEN 3650 in verband met de te stellen eisen aan de eigenschappen, aanleg, ligging en het onderhoud van een pijpleiding;
een op voordracht van de minister van Economische Zaken door de Kroon te verlenen concessie op grond van artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht of Belemmeringenwet Verordeningen ter zake van de vaststelling van een tracé voor de aanleg of in gebruik name van een buisleiding dan wel een te verlenen beschikking op grond van een provinciale of andersoortige verordening voor de aanleg of in gebruik name of het gebruik van een buisleiding;
titel 8.1 van de Wet milieubeheer, in verband met de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van goederen van en naar de inrichting (in de onmiddellijke omgeving van de inrichting).
Deze opsomming heeft betrekking op de uitoefening van bevoegdheden in verband met te treffen maatregelen aan de ‘bron’. Dat deze opsomming zo uitgebreid is hangt samen met de eigen structuur van de regelgeving voor verkeer en vervoer. Deze is gericht op afzonderlijke onderwerpen (aanleg en gebruik van infrastructuur, verkeer en vervoer) en op afzonderlijke modaliteiten.
6-12
Handleiding RBM II
Verwachtingswaarde
VN-nummer
Voertuigequivalent
Weertype Weertype of weerklasse
Wolkbrand Zeer zware schade
Zware schade
2011 Versie 2.0
Deze opsomming niet limitatief. Ook bij andere vormen van besluitvorming, zoals de verkeersregelgeving, kan (een deel van) de risicobenadering worden toegepast. Daarnaast kunnen met de toepassing van de risicobenadering verkregen gegevens ook worden gebruikt in het kader van de informatieplicht van gemeenten naar burgers. Deze informatieplicht is neergelegd in het Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen op grond van de Wet rampen en zware ongevallen. De verwachtingswaarde is het gemiddeld aantal doden per jaar, het gemiddeld aantal gewonden per jaar of de gemiddelde materiële schade in guldens per jaar voor een locatie (bijvoorbeeld een kilometervak, een wegvak of een route). Internationaal stofidentificatienummer. Hiermee wordt een specifieke stof of stofgroep aangeduid. Dit nummer wordt op het oranje bord vermeld dat transporten van gevaarlijke stoffen verplicht zijn te voeren. Gehanteerd begrip om de lading van voertuigen welke in meerdere tanks verschillende stoffen vervoeren te kwantificeren. Worden b.v. in één voertuig twee verschillende soorten stoffen vervoerd dan worden beide stoffen als een halve eenheid geteld. Twee getelde halve voertuigequivalenten op één telpunt komen in de analyse overeen met één tankvoertuig. Representatieve combinatie van stabiliteitklasse en windsnelheid. Representatieve combinatie van stabiliteitklasse en windsnelheid. Bijvoorbeeld D5 (neutraal weer, windsnelheid 5 m/s) en F1.5 (stabiel weer, windsnelheid 1.5 m/s). Snelle verbranding van een brandbare gaswolk na vertraagde ontsteking, zonder drukopbouw. Grote schade, b.v. deuken groter dan 40 cm diep, gaten of scheuren van meer dan 100 cm2, breken van de romp, uitbranden van het schip. Aanzienlijke schade, b.v. deuken van 25 tot 40 cm, gaten of scheuren van 15 tot 100 cm2 oppervlakte, aanzienlijke brand- en explosieschade
Handleiding RBM II
7-13
7. Literatuur
1
2
3
4
6 7 8
9 10
11
12 13
14
15
AVIV, 1999 Systematiek voor indeling van stoffen ten behoeve van risicoberekeningen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Tweede editie 1999 AVIV, 1996 Veiligheid vervoer over de weg. Eindrapport deelnota 5b. Externe veiligheid: analyse ongevallen gevaarlijke stoffentransport en zwaar verkeer en maatregelen. AVIV, 1994 Fundamenteel onderzoek naar kanscijfers voor risicoberekeningen bij wegtransport gevaarlijke stoffen. IPO, 1994 Risico’s vervoer gevaarlijke stoffen. Tussenrapportage deelproject Rail, 9 juni 1994, Ing. D. Verploegh (provincie Zuid-Holland). TNO, 1983 LPG-integraal. SAVE, Risicoanalyse van het transport en de op- en overslag van chloor in Zuid-Holland. IPO A74 Projectplan en voortgangsrapportages project A74 “Risico’s vervoer gevaarlijke stoffen”. SAVE, 1995 De basisfaalfrequenties voor het transport van gevaarlijke stof over de vrije baan. Ministeries VROM, BZK, SZW en V&W, 2005 PGS2, Methods for the Calculation of Physical Effects, Due to the Release of Hazardous Materials (liquids and gases), november 2005 (voorheen CPRE 14, “Gele Boek”). Ministeries VROM, BZK, SZW en V&W, 2005 PGS 3, Guidelines for Quantitative Risk Assessment, december 2005 (voorheen CPR18E, “Paarse Boek”). RIVM, 2004 Vergelijking van RBM II met Safeti, doc.nr. 148-2004,13 mei 2004 Rijkswaterstaat Bouwdienst, 2007 Inventarisatie toepassingsmogelijkheden RBM II voor berekeningen ten behoeve van het “Basisnet, doc.nr. VH-2007-0007, 1 november 2007. AVIV, 2007 Onderzoek RBM II, in het kader van de inventarisatie van de toepassingsmogelijkheden bij de vaststelling van het Basisnet, doc.nr. 061069, 1 november 2007. AVIV, 2007
2011 Versie 2.0
7-14
Handleiding RBM II
Achtergronddocument RBM II, project nr. 00307, december 2007. 16 Oranjewoud/SAVE, 2006 Rekenprotocol Vervoer Gevaarlijke Stoffen per spoor, doc.nr. 060333-Q53, april 2006. 17 DNV/AVIV, 2000 Risicoanalyse Zee- en Binnenvaart, Het protocol, concept, 2000. 18 www.populatiebestandgr.vrom.nl 19 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)
2011 Versie 2.0