week 22
les 3
Meten en metend rekenen
toets en foutenanalyse
handleiding pagina’s 707 tot 714
nuttige informatie
1 Handleiding
Kompas Extra 6
1.1 Kopieerbladen pagina 640: soortelijk gewicht 1.2 Huistaken huistaak 21: bladzijde 680
2 Werkboek
6B: bladzijden 40, 50, 51, 67 en 77 6C: bladzijden 6 en 7
3 Posters
poster 2: Oppervlakte en basisformule rechthoek poster 5: Volume poster 6: Vierhoeken poster 8: Driehoeken poster 11: Ruimtefiguren poster 15: De cirkel - regelmatige veelhoeken poster 16: Oppervlakte: omstructureren - grillige vlakke figuren
4 Scheurblokken
bladzijden 89, 95, 104, 108, 109 en 115
5 Cd-rom
16.4 - 17.4 - 18.4 - 19.3 - 20.4
6 Kompasje 6 pagina 39: Lengte en omtrek pagina’s 40 tot 42: Oppervlakte pagina 44: Inhoud / Gewicht pagina 49: Volume pagina 50: Verband tussen inhoudsmaten en ruimtematen en gewichten Oppervlakte en volume van ruimtefiguren pagina 51: Maat, maatgetal en maateenheid
1
week 22 - les 3 / handleiding pagina 709 meten en metend rekenen
Kompas Extra 6
naam
Meten en metend rekenen
1
Bereken de omtrek en de oppervlakte. [AB] meet 8 meter. omtrek:
A
F
= 25,12 m
O B
2 x r x @ = 1 m x 2 x 4 x 3,14
oppervlakte: F
r x r x @ = 1 m2 x 4 x 4 x 3,14 = 50,24 m2
[CP] meet 1 meter. omtrek:
P
2 x r x @ = 1 m x 2 x 1 x 3,14 = 6,28 m
D C
F
oppervlakte: F
r x r x @ = 1 m2 x 1 x 1 x 3,14 = 3,14 m2
Bereken de oppervlakte van het trapezium. Meet zelf de afmetingen die je nodig hebt. opp. driehoek = b x h = (1 cm2 x 1 x 4) : 2 = 2 cm2 2 opp. rechthoek = b x h = (1 cm2 x 2 x 4) = 8 cm2
4 cm
opp. driehoek = b x h = (1 cm2 x 2 x 4) : 2 = 4 cm2 2 1 cm
2 cm
totaal: 2 cm2 + 8 cm2 + 4 cm2 = 14 cm2
2 cm
Bereken de oppervlakte van deze zeshoek. 3 cm
opp. rechthoek = b x h 2 cm
= 1 cm2 x 2 x 3 = 6 cm2 opp. rechthoek = b x h = 1 cm2 x 5,5 x 2,5 = 13,75 cm2 2,5 cm
2
totaal: 6 cm2 + 13,75 cm2 = 19,75 cm2
5,5 cm
2
week 22 - les 3 / handleiding pagina’s 709 en 710 meten en metend rekenen
Kompas Extra 6
naam
Meten en metend rekenen
3
Bereken de oppervlakte.
2 cm
3
cm
4 cm
3m
oppervlakte balk:
oppervlakte kubus:
opp. = b x h = 1 cm2 x 4 x 2 = 8 cm2
6 x opp. zijvlak =
opp. = b x h = 1 cm2 x 4 x 3 = 12 cm2
6 x (1 m2 x 3 x 3) =
opp. = b x h = 1 cm2 x 3 x 2 = 6 cm2
6 x 9 m2 = 54 m2
2 x (opp. + opp. + opp. ) = 2 x (8 cm2 + 12 cm2 + 6 cm2) = 2 x 26 cm2 = 52 cm2
4
5
Vul de tabel in en herleid. m3
dm3
cm3
4,8 m3
. . 4.
.8 0. 0.
. . .
=
4800 .
dm3 =
4800 .
l
10,82 m3
. 1. 0.
.8 2. 0.
. . .
=
10 .820
dm3 =
10 .820
l
m3
dm3
cm3
een flesje van 330 cm3 (33 cl)
. . .
. . 0.
.3 3. 0.
= 0,330 . dm3 =
een drinkbus van 750 cm3 (75 cl)
. . .
. . 0.
.7 5. 0.
= 0,750 . dm3 =
Vul de tabel in en herleid.
330 .
1000 750 .
1000
dm3
dm3 =
3. 4.
dm3
3
week 22 - les 3 / handleiding pagina 710 meten en metend rekenen
Kompas Extra 6
naam
Meten en metend rekenen
6
Lees en los op. • In het magazijn staan 3 kisten met een volume van respectievelijk 840 dm3 (1) en 0,95 m3 (2) en 8950 cm3 (3). Welke kist heeft het kleinste volume? kist .
840 dm3
0,95 m3 = 950 dm3
8950 cm3 = 8,950 dm3
• Sorteer van meer naar minder inhoud. fles 1: 1250 cm3 - fles 2: 0,33 dm3 - fles 3: 0,003 m3
fles
7
fles 1: 1250 cm3 = 1,25 dm3
fles 2: 0,33 dm3
fles 3: 0,003 m3 = 3 dm3
.3
>
fles
.1
>
fles
.2
Hoeveel blokjes heb je nodig om deze balk volledig te bouwen?
F B
A
l x b x h = 6 x 4 x 3 = 72
Je hebt 72 blokjes nodig.
OK
4
week 22 - les 3 / handleiding pagina 710 meten en metend rekenen
Kompas Extra 6
Meten en metend rekenen
8
naam
Bereken het volume. Een houten balk is 2,8 m lang en 1/2 m breed en 5 cm dik.
G F B
l: 2,8 m of 28 dm
b: 0,5 m of 5 dm
h: 5 cm = 0,05 m = 0,5 dm
l x b x h = 1 m3 x 2,8 x 0,5 x 0,05 = 0,07 m3 = 70 dm3 of 1 dm3 x 28 x 5 x 0,5 = 70 dm3
A
Het volume van die balk is 70 dm3 of 0,070 m3.
OK
Een kubusvormige doos heeft een ribbe van 0,15 m.
G F B
A
ribbe 1,5 dm l x b x h = 1 dm3 x 1,5 x 1,5 x 1,5 = 3,375 dm3 (of 3 dm3 375 cm3)
Het volume van die doos is 3,375 dm3.
OK
5
week 22 - les 3 / handleiding pagina 711 meten en metend rekenen
Kompas Extra 6
naam
Meten en metend rekenen
9
Bereken van de afgebeelde ruimtefiguren de oppervlakte en het volume. Noteer je besluit. A
cm
1 cm
1
8 cm
B C
cm
cm
2 cm
3 cm
1
4 cm
1
3 cm
ruimtefiguur A : oppervlakte: (1 cm2 x 8 x 1) = 8 cm2 → 4 x 8 cm2 = 32 cm2 32 cm2 + (2 x 1 cm2) = 34 cm2
volume:
F l x b x h = 1 cm3 x 8 x 1 x 1 = 8 cm3
ruimtefiguur B : oppervlakte: 2 x 8 cm2 = 16 cm2 (voor en achter)
4 + 2 + 3 + 3 = 12 → 12 cm2 zijkanten
8 blokjes → 8 x 1 cm3 = 8 cm3
volume:
28 cm2
ruimtefiguur C : oppervlakte: voor en achter: 2 x 8 cm2 = 16 cm2 / rechts en links:
2 x 2 cm2 = 4 cm2 / boven en onder: 2 x 4 cm2 = 8 cm2
8 blokjes → 8 x 1 cm3 = 8 cm3
volume:
28 cm2
Besluit: Deze drie ruimtefiguren hebben hetzelfde volume (8 cm3) maar ruimtefiguur A heeft
een verschillende oppervlakte.
10
Vul in. Bij 4 °C weegt 1/2 l zuiver water 1/2 kg . en heeft een volume van 1/2 dm . 3.
11
Kruis het juiste antwoord aan. De inhoud van een brik chocomelk van 75 cl heeft een volume van
❏ 75 cm3.
❏ 7,5 dm3.
❏ 0,075 dm3.
❏ 750 cm3.
Een emmer van 8 l heeft een volume water van
❏ 800 cm3.
❏ 0,8 dm3.
❏ 8 dm3.
❏ 80 cm3.
6
week 22 - les 3 / handleiding pagina 712 meten en metend rekenen
Kompas Extra 6
naam
Meten en metend rekenen
12
Kijk, lees en los op. Soortelijk gewicht: 1 dm3 ... weegt ... dennenhout
0,5 kg/dm3 piepschuim
steenkool
0,03 kg/dm3
1,33 kg/dm3 marmer
2,7 kg/dm3
koper
8,8 kg/dm3 keukenzout
2,15 kg/dm3
beton
2,4 kg/dm3 stookolie
0,81 kg/dm3
a Steenkool zinkt in water want het soortelijk gewicht is groter dan 1.
Waarom drijft piepschuim op water?
Omdat het soortelijk gewicht kleiner is dan 1.
b Vul het soortelijk gewicht van de stoffen in en rangschik ze dan van zwaarder naar lichter.
stookolie
dennenhout
0,81
marmer
0,5
marmer
>
keukenzout
2,7
keukenzout
>
stookolie
>
2,15
dennenhout
c Bereken het volume en het gewicht van een dennenhouten balk met volgende afmetingen: 11 dm lengte, 3 dm breedte en 2 dm dikte.
volume: F 1 dm3 x 11 x 3 x 2 = 66 dm3
gewicht: 66 x 0,5 = 33 → 33 kg
d Welk volume heeft een dennenhouten balk van 2 kg?
13
2 : 0,5 = 4 → 4 dm3
Lees en los op.
Soortelijk gewicht: 1 dm3 ... weegt ...
V Hoeveel weegt een populierenhouten balk van
100 dm3 minder dan een dennenhouten balk die hetzelfde volume heeft?
B populier:
100 x 0,4 = 40 → 40 kg
dennenhout: 100 x 0,5 = 50 → 50 kg
populierenhout
0,4 kg/dm3
dennenhout
0,5 kg/dm3
beukenhout
0,7 kg/dm3
eikenhout
0,92 kg/dm3
10 kg verschil
of 100 x (0,5 – 0,4) = 100 x 0,1 = 10
A Een balk in populier van 100 dm3 weegt 10 kg minder.
OK
7