grote belletrie serie Wilhelm Meisters leerjaren
Johann Wolfgang Goethe
Wilhelm Meisters leerjaren Een roman Vertaald door Ria van Hengel Met een nawoord van Klaus F. Gille
A Athenaeum—Polak & Van Gennep Amsterdam 2014
Deze uitgave kon mede tot stand komen dankzij een subsidie van het Goethe-Institut, dat wordt gefinancierd door het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken.
De vertaalster ontving voor deze vertaling een beurs van het Nederlands Letterenfonds.
De vertaling is gebaseerd op de uitgave Johann Wolfgang Goethe, Wilhelm Meisters Lehrjahre. Ein Roman, herausgegeben von Wilhelm Voßkamp und Herbert Jaumann, in: Sämtliche Werke. Briefe, Tagebücher und Gespräche. Band 9. Deutscher Klassiker Verlag Frankfurt am Main 1992.
Oorspronkelijke titel Wilhelm Meisters Lehrjahre Copyright vertaling © 2014 Ria van Hengel / Athenaeum—Polak & Van Gennep, Singel 262, 1016 ac Amsterdam Copyright nawoord © 2013 Klaus F. Gille Omslag Jacques Janssen/Monique Gelissen isbn 978 90 253 7026 8 / nur 302 www.uitgeverijathenaeum.nl
Inhoud
Eerste boek 7 Tweede boek 81 Derde boek 159 Vierde boek 225 Vijfde boek 313 Zesde boek 399 Zevende boek 469 Achtste boek 557 Noten 685 Nawoord 687
Eerste boek
hoofdstuk 1 De voorstelling duurde erg lang. De oude Barbara liep een paar keer naar het raam om te luisteren of er nog geen koetsen ratelden. Ze wachtte op Mariane, haar mooie meesteres, die momenteel in het naspel, gekleed als jonge officier, het publiek tot verrukking bracht, en ze deed dat ongeduldiger dan anders, wanneer ze haar slechts een bescheiden avondmaaltijd hoefde voor te zetten. Deze keer zou ze Mariane verrassen met een pakket dat Norberg, een jonge rijke koopman, met de postkoets had gestuurd om te tonen dat hij ook ver weg aan zijn geliefde dacht. Barbara had als oude dienstbode, vertrouwelinge, raadgeefster, onderhandelaarster en huishoudster het recht de zegels te verbreken, en ook deze avond had ze haar nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen, temeer daar de gunst van de royale minnaar voor haar nog belangrijker was dan voor Mariane zelf.Tot haar grote vreugde had ze in het pakket een chique lap neteldoek en de nieuwste linten voor Mariane aangetroffen, maar voor zichzelf een stuk katoen, halsdoeken en een rolletje geld. Met veel sympathie en dankbaarheid herinnerde zij zich de afwezige Norbert, en ze nam zich krachtig voor ook bij Mariane weer een zo gunstig mogelijk beeld van hem op te roepen, haar erop te wijzen wat ze aan hem te danken had en hoezeer hij op haar trouw mocht hopen en rekenen. Het neteldoek, opgefleurd door de kleur van de half ontrolde linten, lag als een kerstcadeau op het tafeltje, de po9
sitie van de kaarsen verhoogde de glans van het geschenk, alles was in orde toen de oude vrouw de stap van Mariane op de trap hoorde en haar tegemoet snelde. Maar vol verbazing deinsde ze terug toen het vrouwelijke officiertje, zonder aandacht aan haar liefkozingen te schenken, langs haar heen drong, ongewoon haastig en jachtig de kamer in liep, pluimhoed en degen op de tafel gooide, onrustig op en neer liep en de plechtig aangestoken kaarsen geen blik waardig keurde. ‘Wat heb je, liefje?’ riep de oude vrouw verwonderd uit. ‘In ’s hemelsnaam, dochtertje, wat is er? Kijk eens naar die cadeaus hier! Van wie kunnen die anders zijn dan van je dierbaarste vriend? Norbert stuurt je die lap mousseline voor een nachtjapon, binnenkort is hij er zelf. Hij lijkt me ijveriger en royaler dan ooit.’ De oude vrouw draaide zich om en wilde de geschenken, waarmee hij ook haar had bedacht, laten zien, maar Mariane wendde zich van de cadeaus af en riep hartstochtelijk uit: ‘Weg! Weg! Vandaag wil ik daar niets van horen. Ik heb je gehoorzaamd, jij hebt het gewild, het zij zo, als Norbert terugkomt, ben ik weer van hem, ben ik van jou, dan kun je met me doen wat je wilt, maar tot dan toe wil ik van mezelf zijn, en je praat me mijn voornemen niet uit het hoofd, al had je duizend tongen. Dat hele zelf wil ik geven aan degene die van mij houdt en van wie ik houd. Trek niet zo’n gezicht! Ik geef me aan deze passie over alsof ze eeuwig zal duren.’ De oude vrouw kwam met talloze bezwaren en tegenargumenten, maar toen ze in de loop van de woordenwisseling heftig en bitter werd, sprong Mariane op haar af en greep haar vast. De oude vrouw schaterde het uit. ‘Als mijn leven me lief is,’ riep ze uit, ‘zal ik ervoor moeten zorgen dat deze dame gauw weer in lange jurken rondloopt.Vooruit, kleed je uit! Ik hoop dat het meisje zal goedmaken wat de tijdelijke jonker mij heeft misdaan. Uit die 10
uniformjas, en gauw, alles uittrekken, het zijn ongemakkelijke kleren en voor jou gevaarlijk zoals ik merk. Die epauletten zetten je in vuur en vlam.’ De oude vrouw had haar beetgepakt, Mariane rukte zich los. ‘Niet zo snel!’ riep ze uit. ‘Ik verwacht nog bezoek vandaag.’ ‘Dat is niet goed,’ antwoordde de oude vrouw. ‘Toch niet die jonge, aanhalige koopmanszoon die zo kaal is als een luis?’ ‘Die ja,’ antwoordde Mariane. ‘Zo te zien is edelmoedigheid je grootste hartstocht aan het worden,’ antwoordde de oude vrouw spottend. ‘Je ontfermt je vol ijver over de onmondigen, de onbemiddelden. Het moet heerlijk zijn om als onbaatzuchtige schenkster te worden aanbeden.’ ‘Spot maar wat je wilt. Ik houd van hem! Ik houd van hem! Met hoeveel verrukking spreek ik die woorden nu voor het eerst uit! Dit is de passie die ik mij zo vaak heb voorgesteld en waarvan ik geen idee had. Ja, ik wil hem om de hals vallen! Ik wil mijn armen om hem heen slaan alsof ik hem voor eeuwig wil vasthouden. Ik wil hem al mijn liefde tonen en van zijn liefde volledig genieten.’ ‘Kalm aan,’ zei de oude vrouw bedaard, ‘kalm aan! Ik moet met één woord een eind aan je vreugde maken: Norberg is in aantocht! Over veertien dagen komt hij! Hier is zijn brief, die zat bij de cadeaus.’ ‘Al zou de ochtendzon mij van mijn vriend komen beroven, ik wil er niet aan denken.Veertien dagen! Wat een eeuwigheid! Wat kan er in veertien dagen niet allemaal gebeuren, wat kan er niet allemaal veranderen!’ Wilhelm kwam binnen. Ze vloog op hem af. Vol verrukking sloeg hij zijn armen om het rode uniform en drukte hij het witsatijnen vestje aan zijn borst! Wie zou hier de gelukzaligheid van twee geliefden durven beschrijven, wie 11
past het die uit te spreken? De oude vrouw ging mopperend opzij, wij verwijderen ons met haar en laten het gelukkige tweetal alleen.’ hoofdstuk 2 Toen Wilhelm zijn moeder de volgende morgen begroette, vertelde ze hem dat zijn vader erg boos was en hem zijn dagelijkse bezoek aan het theater binnenkort zou verbieden. ‘Ook al ga ik zelf zo nu en dan graag naar het theater,’ zo vervolgde zij, ‘toch verwens ik het vaak, omdat mijn huiselijke rust wordt verstoord door jouw mateloze enthousiasme voor dat genoegen.Vader vraagt zich steeds maar af wat het nut er toch van is. Hoe kun je je tijd zo verspillen?’ ‘Ik heb het ook al van hem moeten horen,’ antwoordde Wilhelm, ‘en misschien is mijn antwoord te haastig geweest. Maar in ’s hemelsnaam, moeder, is dan alles nutteloos wat ons niet meteen geld oplevert, wat ons niet onmiddellijk bezit verschaft? Hadden we in ons oude huis soms geen ruimte genoeg? Was het echt nodig om een nieuw huis te bouwen? Gebruikt vader niet elk jaar een aanzienlijk deel van zijn winst voor het verfraaien van de kamers? Dat zijden behang, dat Engelse meubilair, is dat ook niet nutteloos? Zouden we niet met wat minder toe kunnen? In elk geval moet ik bekennen dat die gestreepte muren, die honderdmaal herhaalde bloemen, krullen, mandjes en figuren op mij een afschuwelijke indruk maken. Ze doen mij hoogstens denken aan het doek van ons theater. Maar als je dáárnaar zit te kijken is het wel heel anders! Hoe lang je ook moet wachten, je weet dat het doek zal opgaan en dat we al die dingen gaan zien die ons amuseren, informeren en verheffen.’ ‘Ga er wat minder vaak heen,’ zei zijn moeder. ‘Ook je vader heeft ’s avonds behoefte aan ontspanning, maar hij 12
denkt dat het toneel jou te véél afleidt, en aan het eind van het liedje, als hij begint te mopperen, krijg ik de schuld. Hoe vaak heb ik mij al niet dat vervloekte poppenspel moeten laten verwijten dat ik jou twaalf jaar geleden met Kerstmis heb gegeven en dat het begin is geweest van je liefde voor het toneel!’ ‘Geen kwaad woord over dat poppenspel, moeder, heb vooral geen spijt van uw liefde en zorg. Het waren de eerste prettige ogenblikken die ik in dat nieuwe lege huis heb beleefd. Ik zie het op dit moment nog voor me, ik weet hoe vreemd ik het vond dat we na het ontvangen van de gewone kerstcadeaus moesten gaan zitten voor een deur naar een andere kamer. Die ging open, maar niet zoals anders om erdoor heen en weer te lopen. In de opening stond onverwachts iets feestelijks: er rees een stellage op die bedekt was met een geheimzinnig gordijn. Eerst stonden we er allemaal ver vandaan, en toen we steeds nieuwsgieriger werden en wilden zien wat er wel voor blinkends en ratelends achter dat half doorzichtige doek mocht schuilgaan, kreeg ieder van ons zijn stoeltje aangewezen en werd ons verteld dat we geduldig moesten wachten. Daar zaten we dus allemaal heel stil. Een fluitje gaf het teken, het gordijn rolde omhoog en onthulde het felrood geschilderde inwendige van een tempel. De hogepriester Samuel kwam op met Jonathan, en ik had groot ontzag voor de wonderlijke stemmen waarmee ze met elkaar praatten. Kort daarna kwam Saul het toneel op, heel ongerust over de brutaliteit van de kolossale krijger die hem en zijn mannen had uitgedaagd. Wat genoot ik dus toen David, die dwergachtige zoon van Isaï, met herdersstaf, herderstas en slinger tevoorschijn sprong en sprak: “Grootmachtige Koning en Heer! Laat niemand de moed verliezen. Als Uwe Majesteit het mij toestaat, zal ik erheen gaan en met de enorme reus in het strijdperk treden.” Dat was het einde van het eerste bedrijf, en de toeschouwers waren razend be13
nieuwd naar hoe het nu verder zou gaan, iedereen wilde dat de muziek nu maar snel stopte. Eindelijk ging het doek weer op. David droeg het vlees van het monster op aan de vogels onder de hemel en de dieren in het veld, de Filistijn spotte, stampte hevig met beide voeten, viel ten slotte als een blok om en zorgde voor een geweldige afloop. En hoe daarna dan die maagden zongen “Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden”! En hoe het hoofd van de reus voor de kleine overwinnaar uit werd gedragen, en hij de mooie koningsdochter tot vrouw kreeg! Maar ondanks alle vreugde vond ik het jammer dat de geluksprins zo klein was als een dwerg, want het idee van de grote Goliath en de kleine David hadden ze bij die twee wel erg letterlijk opgevat. Moeder, waar zijn die poppen gebleven? Ik heb beloofd ze te laten zien aan een vriend die ik veel plezier deed toen ik hem onlangs over dat kinderspel vertelde.’ ‘Het verbaast me niet dat jij je die dingen zo goed herinnert, want je ging er toen al helemaal in op. Ik weet nog dat je het boekje van mij had gestolen en het hele stuk uit je hoofd had geleerd. Dat merkte ik pas toen je op een avond een Goliath en een David van was boetseerde, ze tegen elkaar liet oreren, ten slotte de reus een duw gaf en diens wanstaltige hoofd, geprikt op een grote speld met wassen knop, in de hand van de kleine David plakte. Mijn moederhart was toen zo blij met dat goede geheugen van jou en met die pathetische woorden die je toen gebruikte, dat ik mij meteen voornam dat houten groepje aan jou te geven. Ik kon toen niet vermoeden dat het mij zoveel onaangename uren zou bezorgen.’ ‘U moet er geen spijt van hebben,’ antwoordde Wilhelm, ‘want die spelletjes hebben ons zoveel genoeglijke uren bezorgd.’ Toen vroeg hij om de sleutel, hij haastte zich, vond de poppen en was heel even terug in de tijd waarin hij nog 14
dacht dat ze levend waren, dat hij ze met het vuur van zijn stem, met de beweging van zijn handen tot leven kon wekken. Hij nam ze mee naar zijn kamer en borg ze zorgvuldig op. hoofdstuk 3 Als de eerste liefde, zoals algemeen gezegd wordt, het mooiste is wat een hart vroeg of laat kan ervaren, dan mogen wij onze held wel drievoudig gelukkig prijzen dat het hem vergund was de gelukzaligheid van die unieke ogenblikken ten volle te genieten. Slechts weinig mensen valt deze gunst ten deel, want de meesten moeten al vroeg een harde leerschool doorlopen, waarin ze na pover genot worden gedwongen af te zien van hun liefste wensen, en moeten leren voorgoed te ontberen wat hun als de hoogste zaligheid voor de geest heeft gestaan. Op de vleugels van de fantasie was Wilhelms verlangen naar het bekoorlijke meisje opgestegen, na een korte kennismaking had hij haar liefde weten te winnen, hij mocht de zijne noemen wie hij zo liefhad, ja, wie hij zo vereerde, want hij had haar voor het eerst gezien in het gunstige licht van een toneelvoorstelling en zijn hartstocht voor het toneel vermengde zich met de eerste liefde voor een vrouwelijk schepsel. Doordat hij jong was, kon hij rijke vreugden ervaren, en die werden door een levendige verbeeldingskracht nog vergroot en gekoesterd. Ook gaf de toestand waarin zijn geliefde verkeerde haar gedrag een sfeer die zijn gevoelens nog versterkte: de vrees dat haar minnaar voortijdig haar verdere handel en wandel zou ontdekken omgaf haar met een lieftallig waas van zorgen en schaamte. Haar passie voor hem was groot, zelfs haar onrust maakte haar tederder; ze was het lieflijkste schepsel in zijn armen. Toen hij uit zijn eerste vreugdeduizeling ontwaakte en 15
op zijn leven en zijn omstandigheden terugkeek, kwam alles hem nieuw voor: zijn plichten heiliger, zijn liefhebberijen intenser, zijn kennis duidelijker, zijn talenten sterker, zijn plannen beslister. Daardoor kostte het hem geen moeite de zaken zo te regelen dat hij de verwijten van zijn vader ontliep, zijn moeder geruststelde en van Marianes liefde ongestoord kon genieten. Overdag deed hij stipt wat er gedaan moest worden, meestal zag hij ervan af naar het theater te gaan, ’s avonds aan tafel was hij onderhoudend, en als iedereen naar bed was, sloop hij, gehuld in zijn mantel, zachtjes de tuin in om zich, met alle Lindors en Leanders1 in zijn hart, onstuitbaar naar zijn geliefde te haasten. ‘Wat heb je daar?’ vroeg Mariane toen hij op een avond een pakje tevoorschijn haalde waar de oude vrouw, hopend op mooie cadeautjes, heel aandachtig naar keek. ‘Je raadt het nooit,’ antwoordde Wilhelm. Mariane was verbaasd, Barbara was verbijsterd toen het servet werd opengemaakt en er een verward hoopje handgrote poppen tevoorschijn kwam. Mariane schaterde toen Wilhelm probeerde de door elkaar geraakte draden te ontwarren en alle poppen afzonderlijk te laten zien. De oude vrouw sloop geërgerd weg. Er is maar een kleinigheid nodig om twee geliefden te amuseren, en onze vrienden hadden die avond dan ook veel plezier. Ze inspecteerden het kleine troepje, bekeken elke figuur nauwkeurig en lachten erom. Mariane kon koning Saul in zijn zwartfluwelen jas met zijn gouden kroon helemaal niet waarderen, volgens haar zag hij er veel te stijf en schoolmeesterachtig uit. Des te enthousiaster was ze over Jonathan, over zijn gladde kin, zijn geel‑met-rode gewaad en zijn tulband. Ze wist hem heel elegant aan zijn draad heen en weer te laten draaien, ze liet hem buigingen maken en liefdesverklaringen uitspreken. Daarentegen schonk ze niet de minste aandacht aan de profeet Samuel, hoewel Wilhelm het borstschildje prees en vertelde dat de change16
ant tafzijden stof van de lijfrok uit een oude japon van zijn grootmoeder was geknipt. David vond ze te klein en Goliath te groot, Jonathan bleef haar favoriet. Ze behandelde hem zo lief en wist haar liefkozingen uiteindelijk zo van de pop op onze vriend over te dragen dat ook ditmaal weer een onbeduidend spel de inleiding werd voor gelukkige uren. Uit de zoetheid van hun tedere dromen werden ze gewekt door lawaai op straat. Mariane riep naar de oude vrouw, die zoals gewoonlijk nog ijverig bezig was de veranderbare onderdelen van de toneelgarderobe geschikt te maken voor gebruik in het volgende stuk. Zij vertelde dat het een groepje vrolijke jongemannen was dat uit de Italiaanse Kelder naast hen naar buiten kwam tuimelen en daar bij het eten van de pas aangekomen verse oesters de champagne niet had geschuwd. ‘Jammer,’ zei Mariane, ‘dat we dat niet eerder hebben bedacht, wij hadden ons daar ook tegoed aan kunnen doen.’ ‘We hebben toch nog tijd genoeg,’ antwoordde Wilhelm. Hij gaf de oude vrouw een louis d’or en zei: ‘Haal voor ons wat we wensen, u mag ervan meegenieten.’ De oude vrouw was snel en in korte tijd stond er een fraai gedekte tafel met een goed samengestelde lichte maaltijd voor de geliefden klaar. De oude vrouw moest erbij komen zitten, ze aten, ze dronken en namen het ervan. In zulke situaties ontbreekt het nooit aan conversatie. Mariane pakte haar Jonathan weer, en de oude vrouw wist het gesprek op Wilhelms lievelingsonderwerp te brengen. ‘U hebt ons,’ zei ze, ‘al eens verteld over de eerste opvoering van een poppenspel op kerstavond, dat was leuk om te horen. U werd onderbroken toen u over het ballet wilde beginnen. Nu kennen wij de kostelijke figuren die toen voor dat grote effect hebben gezorgd.’ ‘Ja,’ zei Mariane, ‘vertel eens verder, hoe voelde je je toen?’ ‘Het is een mooi gevoel, lieve Mariane,’ antwoordde Wilhelm, ‘als we ons oude tijden en oude onschuldige vergis17
singen herinneren, vooral wanneer dat gebeurt op een moment dat we een hoog punt hebben bereikt vanwaar we kunnen omkijken en de afgelegde weg kunnen overzien. Het is zo prettig, zo bevredigend, om terug te denken aan alle hindernissen waarvan we vaak met pijn meenden dat ze onoverkomelijk waren, en om wat wij nu als ervarenen zijn te vergelijken met wat wij toen als onervarenen waren. Maar onuitsprekelijk gelukkig voel ik mij nu, nu ik met jou over het verleden praat, omdat ik tegelijk vooruitkijk naar het heerlijke land waar wij samen hand in hand doorheen kunnen trekken.’ ‘Hoe zat het eigenlijk met dat ballet?’ onderbrak de oude vrouw hem. ‘Ik vrees dat het niet allemaal verliep zoals het moest.’ ‘O jawel,’ antwoordde Wilhelm, ‘het ging heel goed! Die wonderlijke sprongen van de Moorse jongens en meisjes, herders en herderinnen, dwergmannen en dwergvrouwen, zijn me mijn leven lang als een vage herinnering bijgebleven. Het doek viel, de deur ging dicht en alle kinderen haastten zich als het ware dronken en wankelend naar bed. Maar ik weet wel dat ik niet in slaap kon komen, dat ik nog een verhaal wilde horen, dat ik nog veel vragen stelde en dat ik het kindermeisje dat ons naar bed had gebracht met tegenzin liet gaan. De volgende morgen was de magische stellage helaas weer verdwenen, de geheimzinnige sluier weggehaald, je kon weer vrij door die deur van de ene kamer naar de andere lopen en al die avonturen hadden geen enkel spoor nagelaten. Mijn broers en zusjes holden met hun speelgoed af en aan, ik alleen sloop heen en weer, ik kon maar niet begrijpen dat er nu alleen maar twee deurposten stonden waar gisteren nog zoveel toverij was geweest. Ach, iemand die een verloren liefde zoekt kan niet ongelukkiger zijn dan ik mij toen voelde!’ De blik die hij dronken van vreugde op Mariane wierp 18
overtuigde haar ervan dat hij niet bang was ooit in die situatie terecht te komen. hoofdstuk 4 ‘Nu had ik nog maar één wens,’ vervolgde Wilhelm, ‘ik wilde nóg een uitvoering van het stuk zien. Ik drong bij mijn moeder aan, en zij probeerde op een passend moment mijn vader te bepraten. Maar haar moeite was tevergeefs. Hij beweerde dat alleen een zeldzaam genoegen voor mensen waardevol was, dat kinderen en ouderen niet konden waarderen wat ze dagelijks aan goeds ondervonden. We hadden ook nog lang, misschien wel tot de volgende kerst, moeten wachten als niet de maker en heimelijke directeur van ons theater zelf zin had gekregen de voorstelling te herhalen en daarbij in een naspel een net gereedgekomen hansworst ten tonele te brengen. Een jongeman van de artillerie, met veel talenten gezegend, vooral bedreven in technisch werk, iemand die mijn vader tijdens de bouw veel belangrijke diensten had bewezen en door hem rijkelijk was beloond, wilde op het kerstfeest zijn dankbaarheid aan onze kleine familie betuigen door het huis van zijn weldoener dat geheel ingerichte theater cadeau te doen dat hij eerder in vrije uren had gebouwd, bewerkt en beschilderd. Hij was het die met de hulp van een bediende zelf de poppen had laten bewegen en met verdraaide stem de verschillende rollen had opgezegd.Voor hem was het niet moeilijk mijn vader over te halen, en deze gaf een vriend uit vriendelijkheid toe wat hij zijn kinderen uit overtuiging had geweigerd. Kortom, het theater werd weer opgesteld, enkele buurkinderen werden uitgenodigd en het stuk werd herhaald. Terwijl ik de eerste keer blij was geweest van verrassing en verbazing, genoot ik de tweede keer vooral van het op19
letten en het onderzoeken. Hoe het toeging, dat wilde ik nu weten. Dat de poppen niet zelf praatten had ik al de eerste keer tegen mezelf gezegd, dat ze niet vanzelf bewogen vermoedde ik ook. Maar waarom het allemaal zo mooi was, en waarom het er toch uitzag alsof ze wel zelf praatten en bewogen, en waar het licht toch vandaan kwam en waar de mensen zich bevonden, die raadsels maakten mij onrustig, temeer daar ik er steeds sterker naar verlangde zowel een van de betoverden als een van de tovenaars te zijn, niet alleen als toeschouwer de vreugde van de illusie te genieten maar ook heimelijk een aandeel aan het spel te hebben. Het stuk was afgelopen, er werden voorbereidingen voor het naspel getroffen, de toeschouwers waren opgestaan en kletsten door elkaar. Ik baande mij een weg naar de deur en hoorde daar binnen aan het gerammel dat men bezig was met opruimen. Ik tilde de onderkant van het doek op en keek tussen de stellage door. Mijn moeder merkte het en trok mij terug, maar ik had al gezien dat vrienden en vijanden, Saul en Goliath en hoe ze allemaal mochten heten, in één la werden gestopt, wat mijn half bevredigde nieuwsgierigheid nieuw voedsel verschafte. Daarbij had ik tot mijn grote verbazing de luitenant druk bezig gezien in het heiligdom.Van toen af kon de hansworst mij niet meer vermaken, hoe hij ook met zijn hakken klakte. Ik verzonk in diep gepeins en was na die ontdekking rustiger en onrustiger dan daarvoor. Pas nu ik ergens achter was gekomen had ik het gevoel dat ik helemaal niets wist, en ik had gelijk, want de samenhang ontging me, en dat is toch eigenlijk waar het allemaal om draait.’ hoofdstuk 5 ‘Kinderen,’ vervolgde Wilhelm, ‘voelen zich in een goed geregeld, geordend gezin zoals ratten en muizen zich mis20
schien wel voelen: ze zoeken overal naar kieren en gaten om aan verboden lekkere hapjes te komen. De heimelijke wellustige angst waarmee ze daarvan genieten vormt een groot deel van hun kindergeluk. Meer dan al mijn broers en zusjes lette ik op als er ergens een sleutel in het slot bleef zitten. Hoe groter de eerbied in mijn hart was voor gesloten deuren, waar ik weken en maanden aan voorbij moest lopen en waarin ik slechts af en toe, als mijn moeder het heiligdom opende om er iets uit te halen, een steelse blik wierp, hoe sneller ik gebruik wist te maken van een ogenblik waarop de dienstbodes even niet opletten. Het is niet moeilijk te begrijpen dat het de deur van de provisiekamer was waarop mijn zintuigen het scherpst waren gericht. Weinig blijde voorgevoelens in het leven leken op het gevoel dat ik kreeg als mijn moeder mij soms naar binnen riep om haar te helpen er iets uit te halen en ik dan dankzij haar goedheid of dankzij mijn sluwheid een paar gedroogde pruimen wist te bemachtigen. De daar opgestapelde schatten omhelsden mijn fantasie met hun rijkdom, en zelfs de wonderlijke geur die de combinatie van zoveel verschillende specerijen verspreidde vond ik zo heerlijk dat ik nooit naliet telkens als ik in de buurt was tenminste de lucht op te snuiven. Juist de sleutel van deze deur bleef op een zondagmorgen, toen het klokgelui mijn moeder tot haast aanzette en het hele huis in diepe zondagsrust lag, in het slot zitten. Zodra ik dat had gemerkt, sloop ik een paar keer langs de muur heen en weer, ten slotte drukte ik mij stilletjes tegen de deur aan, deed hem open en was met één stap vlak bij al die langgewenste heerlijkheden. Weifelend bekeek ik snel kisten, zakken, dozen, blikken, glazen potten: wat zou ik kiezen en pakken? Ten slotte greep ik naar mijn geliefde geweekte pruimen, ik voorzag mij van een paar gedroogde appels en nam er bescheiden nog een pot ingemaakte pomeransen bij. 21
Met die buit wilde ik weer terugglippen, maar toen viel mijn oog op een rijtje kasten. Bij een daarvan hingen ijzerdraadjes uit de slecht afgesloten la, aan de bovenkant van haakjes voorzien. Vol verwachting stortte ik mij erop, en bovenaards was mijn gevoel toen ik ontdekte dat daarin mijn helden‑ en vreugdenwereld op elkaar gepakt was! Ik wilde de bovenste exemplaren optillen, bekijken, de onderste tevoorschijn halen, maar algauw maakte ik de dunne ijzerdraadjes in de war. Daar werd ik onrustig en bang van, vooral omdat ik de kokkin in de ernaast gelegen keuken bezig hoorde. Ik propte dus alles zo goed en zo kwaad als het ging in elkaar, schoof de la dicht, stopte alleen een handgeschreven boekje in mijn zak waarin het toneelstuk van David en Goliath genoteerd stond en dat bovenop had gelegen, en bracht mij met die buit zachtjes via de trap in veiligheid in een zolderkamer. Vanaf die tijd besteedde ik alle verstolen eenzame uren aan het steeds maar weer lezen van mijn toneelstuk. Ik leerde het uit mijn hoofd en stelde mij in gedachten voor hoe heerlijk het moest zijn als ik ook de bijbehorende figuren met mijn vingers tot leven zou kunnen brengen. In mijn verbeelding werd ik dan zelf David of Goliath. In alle hoeken van de zolder, de stallen, de tuin, onder allerlei omstandigheden, studeerde ik het stuk helemaal in, ik nam alle rollen op mij en leerde ze uit mijn hoofd, al koos ik meestal de hoofdfiguur en liet ik de anderen als bijfiguren alleen in mijn geheugen meelopen. Zo zaten de dappere woorden van David, waarmee hij de overmoedige reus Goliath uitdaagde, dag en nacht in mijn hoofd. Ik mompelde ze vaak voor me uit, niemand lette erop, behalve mijn vader, die wel eens zo’n uitroep hoorde en inwendig trots was op het goede geheugen van zijn zoon, die van zo weinig luisteren zoveel had onthouden. Hierdoor werd ik steeds roekelozer en op een avond droeg ik een groot deel van het stuk aan mijn moeder voor, waarbij ik 22
een paar klompjes was tot acteurs had geboetseerd. Haar ging een licht op, ze ondervroeg mij, en ik bekende. Gelukkig viel deze ontdekking in de periode dat de luitenant zelf de wens had uitgesproken mij in die geheimen te mogen inwijden. Mijn moeder stelde hem onmiddellijk op de hoogte van het onverwachte talent van haar zoon, en hij wist gedaan te krijgen dat hem een paar kamers op de bovenste verdieping, die meestal leeg stonden, ter beschikking werden gesteld. In één daarvan moesten dan weer de toeschouwers zitten, de andere was voor de acteurs, terwijl het voortoneel weer de deuropening moest vullen. Mijn vader had zijn vriend toestemming gegeven dat allemaal te organiseren, hijzelf kneep een oogje dicht, volgens de stelregel dat je kinderen niet moet laten merken hoeveel je van hen houdt omdat ze dan te veel praatjes krijgen. Hij vond dat je bij hun genoegens ernstig moest blijven kijken en hun soms het plezier moest vergallen om te voorkomen dat hun tevredenheid hen eigenwijs en overmoedig maakte. hoofdstuk 6 De luitenant zette nu het theater op en zorgde voor de rest. Ik merkte wel dat hij die week vaak op een ongebruikelijke tijd bij ons kwam en vermoedde wat hij van plan was. Mijn verlangen werd steeds groter, want ik voelde wel dat ik vóór zaterdag niet mocht meedoen aan wat daar werd voorbereid. Eindelijk brak de langverwachte dag aan. ’s Avonds om vijf uur kwam mijn gids, en hij nam mij mee naar boven. Trillend van vreugde ging ik naar binnen en toen zag ik aan beide kanten van de stellage de poppen hangen in de volgorde waarin ze moesten optreden. Ik bekeek ze zorgvuldig, klom op het opstapje dat mij boven het toneel uit tilde, zo23
dat ik nu boven de kleine wereld zweefde. Ik keek vol eerbied tussen de plankjes door omlaag, vervuld van de herinnering aan het heerlijke effect dat het geheel naar buiten toe had, en van het besef dat ik nu in deze geheimen werd ingewijd. We gaven een proefvoorstelling, en het ging goed. De volgende dag, toen er een groep kinderen was uitgenodigd, verliep alles uitstekend, behalve dat ik in het vuur van de handeling mijn Jonathan liet vallen en gedwongen was met mijn hand omlaag te grijpen om hem te pakken, een gebeurtenis die de illusie sterk verstoorde, veel gelach veroorzaakte en mij onuitsprekelijk kwetste. Ook scheen deze fout mijn vader erg welkom te zijn: hij liet bewust niets merken van het grote plezier dat de bedrevenheid van zijn zoontje hem deed, legde na afloop van het stuk meteen alle nadruk op de fouten en zei dat het heel mooi zou zijn geweest als er maar niet dit of dat was misgegaan. Dit krenkte mij diep, ik was de hele avond bedroefd, maar de volgende ochtend had ik alle narigheid alweer weggeslapen, en in gedachten was ik dolblij dat ik, afgezien van dat ongelukje, uitstekend had gespeeld. Daar kwam de goedkeuring van de toeschouwers nog bij. Zij stelden heel duidelijk: hoewel het de luitenant heel goed gelukt was grove en fijne stemmen op te zetten, oreerde hij toch meestal te geaffecteerd en stijf; daarentegen had de nieuwe beginner zijn David en Jonathan voortreffelijk gespeeld. Mijn moeder prees met name de vrijmoedige manier waarop ik Goliath had uitgedaagd en de bescheiden overwinnaar aan de koning had voorgesteld. Nu bleef het theater tot mijn grote vreugde staan, en omdat het voorjaar naderde en er geen haard meer nodig was, lag ik in mijn vrije uren in die kamer en liet ik de poppen flink door elkaar spelen.Vaak nodigde ik mijn broers en zusjes en vriendjes boven uit, maar als zij niet wilden komen, was ik alleen. Mijn fantasie broedde op de kleine wereld, die dan snel een andere gedaante kreeg. 24