Girugten Faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen
Jaargang 41 / nummer 1 / oktober 2009
SURINAME EEN UNIEK LAND | wONEN EN WERKEN IN DE jUNGLE | Rondje stad: Paramaribo | MasterThesis: één tuin, verschillende bloemen |De wetenschapper: Edward Said
Girugten Jaargang 41, nummer 1, oktober 2009
colofon Girugten is het onafhankelijke faculteitsblad van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen Eindredactie Wietske Wilts (Hoofdredacteur) Bart Booij (Eindredacteur) Redactie Arianne Dannenberg (Vormgeving) Floris van der Lingen Guido Roegholt Marjolein Verheijen Claire Vernède Inge de Vries Druk Drukkerij de Bie, Groningen Oplage 650 stuks
NIE E-mail UW
[email protected] Website www.girugten.nl Postadres Postbus 800 9700 AV Groningen De eindredactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen artikelen in te korten, dan wel te weigeren.
redactioneel Kwamalasamoetoe, Akoelekondre, Langatabbetje, Baboenhol…, eenieder die in zijn jeugd enigszins atlasverslaafd was, weet waar ik het over heb: het land Suriname. (Ja, inderdaad, pagina 165 in De Grote Bosatlas (tweeënvijftigste editie).) Ook aan meer Nederlands klinkende namen geen gebrek: NieuwAmsterdam, Onverwacht, Lelydorp en Wageningen staan op de kaart. En dan zou ik Groningen nog bijna vergeten. Om het niet enkel bij deze atlasweetjes te laten, is dit nummer van Girugten geheel aan Suriname gewijd. De algemene kennis van het land wordt opgeschroefd en ook de meest gesproken taal in het land, Sranantongo, wordt onder de loep genomen. Daarnaast vind je een reportage van twee geografiestudenten die vrijwilligerswerk deden in het jungledorp Gunsi en word je rondgeleid door Paramaribo aan de hand van een mooi fotoverslag. De masterthesis van dit nummer staat in het teken van cultureel erfgoed in Suriname. Ook komen vijf bekende Surinamers in Nederland voorbij. ‘De Wetenschapper’ is een nieuwe rubriek die wetenschappers die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de geografie in het licht stelt. We gaan van start met Edward Said. Veel leesplezier, Wietske Wilts
Inhoud uitgelicht 4. Een uniek land
Een uniek land
4
Surinaamse talen
7
Wonen en werken in de jungle
8
Guido Roegholt
Claire Vernède
Mariët Veen en Wouter Bornebroek
8. Wonen en werken in de jungle
Rondje stad: Paramaribo
11
Masterthesis: Eén tuin, verschillende bloemen
16
Top 5: Bekende Surinamers in Nederland
19
De Wetenschapper: Edward Said
20
Op de bank van...: dr. ir. Erik Meijles
Claire Vernède
22
Ibn Battuta
23
Geo Promotion
24
Pro Geo
25
Uit het buitenland: Amphawa, Thailand
28
Bart Booij
Mariët Veen
Floris van der Lingen
NIEU W Inge de Vries
11. Rondje stad: Paramaribo
dr. Bart Lambregts
SURINAME
Suriname
4
girugten oktober 2009
Een uniek land - door Guido Roegholt -
In het noorden van Zuid-Amerika, ingeklemd tussen twee Guyana’s en het immense Brazilië vinden we Suriname, een land met amper een half miljoen inwoners aan de rand van het Amazoneregenwoud. Voor velen is Suriname een blinde vlek op de kaart, maar in vele opzichten is dit een uniek land. Het land is gezegend met vele natuurlijke hulpbronnen zoals goud, hout, olie en bauxiet. In combinatie met zeldzame flora en fauna maakt dit Suriname tot een potentieel paradijs voor toeristen. In dit artikel vind je een beknopt overzicht van de meest in het oog springende kenmerken van dit voor sommigen onbekende, doch unieke land. Historie handig gebruik van door daar direct op te bouwen. Die stedelijke De geschiedenis van Suriname gaat terug tot ongeveer 5000 strook, variërend van 30 tot 100 kilometer breed, bestaat nu jaar voor Christus. Men gaat er vanuit dat rond die tijd de eerste voor een groot gedeelte uit moerasachtige bewoners het huidige Suriname hebben bodem (ook wel zwampen genoemd), welke betreden. De eerste permanente dorpen Suriname dus zeer moeilijk is om op te bouwen. Veel ontstonden ongeveer tweeduizend jaar voor Officiële voertaal: Nederlands stedelingen vissen hier onder andere naar Christus. In die tussentijd hebben slechts Hoofdstad: Paramaribo lekkernijen zoals de kwikwi, een klein nomadische Indianen in het land geleefd. Regeringsvorm: republiek visje welke naast veel graatjes ook een Pas in 1499 zette de eerste Europeaan voet Staatshoofd: Runaldo Ronald Venetiaan steenachtig pantser heeft. Aardig om te op Surinaamse bodem: de Spanjaard Alonso Religie: christendom (40,7%), constateren is dat in de omgeving van de de Ojeda. Hij wordt dan ook gezien als de hindoeïsme (19,9%) en islam (13,5%) hoofdstad bewijzen te zien zijn in de vorm ontdekker van Suriname en de aangrenzende Oppervlakte: 163 820 km² van keurig verdeelde landbouwarealen en gebieden. Vanwege het vermoeden dat er Inwoners: 492 829 (2004) kaarsrechte wegen. Er kan met zekerheid goud aanwezig zou zijn werd dit gebied Munteenheid: Surinaamse Dollar (SRD) gezegd worden dat daar Nederlandse al snel aangeduid als ‘El Dorado’. Ook de planologen aan het werk geweest zijn. Engelsen en de Hollanders gingen zich met Ongeveer tachtig kilometer ten zuiden het gebied bemoeien. Na een jarenlange twist tussen de Engelsen van de hoofdstad begint na de savanne het tropisch regenwoud, en de Hollanders sloten zij in 1667 de Vrede van Breda, waarbij onderdeel van het Amazoneregenwoud welke voor het grootste Suriname definitief in Hollandse handen terecht kwam. In ruil gedeelte op Braziliaans gebied ligt. Maarliefst 90 procent van het hiervoor kregen de Engelsen Nieuw-Amsterdam, het huidige New Surinaamse land wordt door bos bedekt. Het overgangsgebied York. In die tijd floreerde ook de slavenhandel. De meesten van tussen het moerasgebied in het noorden en het regenwoud wordt de slaven kwamen uit Afrika en werden op plantages in Suriname dan ook wel de savannegordel genoemd. Door het zeer dichte te werk gesteld. Pas in 1863 werd de slavernij door Nederland regenwoud is het binnenland zeer matig geschikt voor agrarische officieel afgeschaft. Door de komst van vele buitenlandse arbeiders doeleinden, slechts aan de oevers is er bruikbare grond te vinden. ontstond langzaamaan een sterk multiculturele samenleving. In Suriname kent ook vele rivieren welke in het binnenland, in de de tijd die volgde staken steeds meer nationalistische partijen de kop op en werd de onafhankelijkheidsroep steeds sterker. Na een lange politieke strijd met Nederland kreeg Suriname uiteindelijk wat het wilde; op 25 november 1975 was de onafhankelijkheid een feit. Geografie Suriname is wel 4,5 keer zo groot als Nederland, toch wonen er maar een half miljoen mensen. Suriname wordt gekenmerkt door een zeer smalle strook in het noorden van het land waar het overgrote deel van de bevolking woont, mede omdat de rest van het land niet geschikt is om te wonen. De belangrijke steden in het noorden zijn natuurlijk de hoofdstad Paramaribo, Nieuw-Amsterdam, Albina, Nieuw-Nickerie en Groningen(!). De kuststrook is kort na de ijstijd gevormd toen kleisedimenten vanuit de zee op het land terecht kwamen. Door deze sedimentatie werden stuwwallen en ritsen van zand en schelpen gevormd. Daar maakte men toen
girugten oktober 2009
Een overblijfsel uit de koloniale tijd: het woonhuis van de eigenaar op een koffieplantage; op de voorgrond de droogvloer, waar de bonen te drogen werden gelegd.
5
SURINAME Klimaat Suriname kent vier seizoenen: een kleine en grote regentijd (resp. winter en zomer) en een kleine en grote droge tijd (resp. voor- en najaar). In de droge tijden kan het echter ook nog wel regenen, maar niet zo heftig als in de regentijden. Tevens kan het in het natte seizoen wekenlang droog zijn. De temperatuur schommelt zo rond de 27 graden en kan in droge tijden oplopen tot 35 graden of warmer. Januari is de koelste maand met gemiddeld zo’n 26 graden. Augustus is de warmste maand met gemiddeld 28 graden, maar hier zijn uitschieters naar boven geen uitzondering.
Uitzicht over het oerwoud vanaf Brownsberg. regenwouden dus, ontspringen en uitmonden in de Atlantische Oceaan. Langs sommige van deze rivieren zijn slechts een paar stukken van de oevers bewoond. Vanwege de aanwezigheid van prachtige watervallen in sommige rivieren komen hier ook veel toeristen op af. Het is echter niet zonder risico om de regenwouden in te gaan door de aanwezigheid van verschillende gevaarlijke diersoorten. Alleen met goede begeleiding kan je een tocht door het regenwoud maken. Voor de Surinaamse industrie zijn de rivieren van groot belang. Vanwege het ontbreken van goede infrastructuur op het land, slechts een kwart van de wegen in Suriname is verhard, moet het grootste gedeelte van het transport van onder andere bauxiet en hout over het water plaatsvinden. Verschillende bergketens steken boven het regenwoud uit, een van de hoogste bergen is de Julianatop met 1280 meter hoog. Veel van deze bergen bestaan voor een groot gedeelte uit bauxiet. Door erosie hiervan is het landschap wel voortdurend aan verandering onderhevig. De industrie is in zekere zin schuldig aan ontbossing in het binnenland. Voor de bauxietwinning worden regelmatig stukken bos gekapt om winning en transport mogelijk te maken. Daarnaast geldt illegale houtkap ook als probleem, maar is dit wel beter gecontroleerd dan in bijvoorbeeld buurland Brazilië.
Flora en fauna Zoals eerder genoemd heeft Suriname bijzondere flora en fauna in huis. Naast het prachtige regenwoud is ook het dierenrijk zeer uniek. Men vindt hier onder andere de bedreigde en beschermde jaguar, de luiaard, de reuzenmiereneter, de kaaiman (o.a. in Bigi Pan, Nickerie), het doodskopaapje, de brulaap, de tapir (o.a. bij Kabalebo) en de rode ibis (vooral in Bigi Pan, Nickerie). Met regelmaat worden jaguars gedood. Dit dier komt meer en meer voor in bebouwde omgeving, verdreven uit zijn eigen leefomgeving door menselijke activiteiten. Het doden van de jaguar is strafbaar, maar er Je komt ze gewoon tegen wordt zelden opgetreden tegen de tijdens het wandelen. jagers. Nederlandse namen Naast natuurlijk de voertaal die officieel nog steeds Nederlands is, zijn er nog steeds talloze Nederlandse sporen zichtbaar. Een paar voorbeelden van plaatsnamen die wij ook in Nederland kennen: Groningen, Alkmaar, Wageningen en Nieuw-Amsterdam. Dit geeft in een enkel geval nog wel eens verwarring. Zeker als een Surinamer en een Nederlander met elkaar in gesprek zijn. Daarnaast G vind je in de hoofdstad nog veel Nederlandse winkelketens (onder andere Blokker) en tref je andere typisch Nederlandse dingen aan. Bronnen: - Leo Dalhuisen (2007), Geschiedenis van Suriname. - Armand Snijders (2003), Suriname: Mensen, politiek, economie, cultuur en milieu, Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen. - Eveline Bakker (1998), Geschiedenis van Suriname: van stam tot staat.
De Surinamerivier bij Berg en Dal.
6
girugten oktober 2009
Surinaamse talen Sranantongo Het Surinaams bestaat dus eigenlijk niet. Wel wordt vaak over Surinaams gesproken wanneer er Sranantongo wordt gesproken. In de koloniale tijd werden veel Afrikanen naar Suriname gebracht om daar als slaaf te gaan werken. Doordat er zoveel verschillende mensen bij elkaar werden neergezet, ontstond er een creoolse taal. Dat is een taal die uit noodzaak geboren wordt om met elkaar te kunnen communiceren. Het begint heel simpel, zoiets als ‘Ik Tarzan, jij Jane’, maar uiteindelijk ontstaat uit zo’n taal dan een nieuwe taal. In Suriname werd dit Sranantongo. Het is waarschijnlijk tussen 1650 en 1667 ontstaan. Het is dan ook een mix van Afrikaanse talen, Nederlands, Engels, Spaans en Portugees. Vroeger werd het zelfs Negerengels of Takki-Takki genoemd, maar tegenwoordig is het dus Sranantongo. In eerste instantie was het een echte straattaal, maar tegenwoordig wordt het door zo’n 80 procent van de Surinaamse bevolking gesproken. Echter wordt er nauwelijks Sranantongo geschreven, omdat de meeste mensen het maar een lelijk brabbeltaaltje vinden zonder regels en tradities. Toch fungeert het als een ‘lingua franca’, oftewel een taal die iedereen wel spreekt. In Europa is dat vaak Engels of Duits. Doordat het zo’n mix is van allerlei talen en omdat de slaven ervoor zorgden dat de planteneigenaars er niet achterkwamen wat ze zeiden, bestaan er vele verschillende betekennissen voor één woord. Een goed voorbeeld hiervan is: baka. Dit kan onder andere ‘bakken’, ‘achterkant’, ‘rug’ (denk aan het Engelse ‘back’), ‘weer of ‘opnieuw’ betekenen. Sarnami Hindoestani Een andere veelgesproken taal in Suriname is het Sarnami Hindoestani. Dit wordt gesproken door veel mensen afkomstig uit India. Na de afschaffing van het kolonialisme in 1863 gingen namelijk veel mensen uit India als arbeidskracht in Suriname werken voor een contractsduur van vijf jaar. Zo begon de migratie van Indiërs naar Suriname in 1873 en dat hield zo’n 44 jaar aan. In die tijd zijn er bijna 35 duizend Indiërs naar Suriname gemigreerd en tweederde van deze groep bleef na het aflopen van hun contract in Suriname wonen. Op deze manier ontwikkelde de taal zich tot het Sarnami Hindoestani. Dat kon ook goed gedijen, omdat de Indiërs zich veel afsloten van de rest van de Surinamers, waardoor ze vooral hun eigen taal, tradities en geloof bleven behouden. Een groot verschil met andere Hindoestani-talen is dat de taal geschreven wordt in het Latijnse alfabet en niet zoals gebruikelijk is in India in het Devanagar. Tegenwoordig spreken zo’n 500 duizend mensen deze taal. Surinaams-Javaans, Surinaams-Chinees en Marrontalen Dan worden in Suriname nog de volgende talen door een kleine
girugten oktober 2009
tien procent gesproken: het Surinaams-Javaans, Surinaams-Chinees en allerlei verschillende Marrontalen. Deze laatste zijn creoolse talen die vooral door de inwoners van het binnenland gesproken worden. Ook hier is weer een verdere verdeling in te zien, zoals de talen Arowaks, Trio, Sramakkaans en het Ndjuka. Door al deze verschillende talen is het soms moeilijk voor Surinamers om te bepalen wat nu hun echte taal is en daardoor heerst er vaak een gebrekkige kennis van hun eigen eerste taal. Door de tijd heen veranderen talen ook voortdurend. Er is dan ook sprake van een hoge ‘code-switching’. Dat houdt in dat er vaak wordt overgesprongen van de ene naar de andere taal. Toch blijkt dat het Sranantongo steeds vastere vormen aanneemt in Suriname nu er wel grammaticaregels en –constructies voor zijn opgesteld. En het kortom gewoon een taal is welke het merendeel van de bevolking beheerst. Straattaal in Nederland Ook in Nederland bestaat er in veel steden wel straattaal. Dit wordt vooral door jongeren gesproken. Denk hierbij aan woorden, zoals fa waka, sma, brada en fissa. Oftewel: ‘hoe gaat het?’, meisje, broer en feest. Verder hebben steden ook andere namen. Zo heet Rotterdam ‘Roffa’, Amsterdam ‘Damsko’, Den Haag ‘Agga’ en met Gronchi wordt Groningen bedoeld. Ook bekendere woorden zoals mattie, mocro en chillen komen veel voor in de straattaal. Toch heb je wel enige kennis van zaken nodig om zinnen zoals ‘Yow, die sma is spang!’ (dat meisje is lekker of sexy) te kunnen begrijpen. Voor meer betekenis van woorden kun je eens een kijkje G nemen op de site www.straatwordenboek.nl. Bronnen: - Lourina de Voogd, Jorg Funke (1984) Literatuur en talen van Suriname: een kennismaking, Den Haag: Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum - Anda Suriname: www.suriname.nu/101alg/taalalg01.html (bezocht 15-09-2009) - Straatwoordenboek: www.straatwoordenboek.nl (bezocht op 2009-2009)
7
- door Claire Vernède -
In Suriname worden zo’n twintig verschillende talen gesproken. De officiële voertaal is echter het Nederlands. Dit heeft met het koloniale verleden te maken, hoewel dit Nederlands door de jaren heen wel veel invloed heeft gehad van Sranantongo. Hierdoor wijkt dit nogal af van het Europese Nederlands. De meeste Surinamers spreken echter meerdere talen, waarbij ze ook erg goed in hun Engels zijn.
SURINAME Wonen en werken in de Jungle - door Mariët Veen en Wouter Bornebroek -
Drie maanden back to basic in Gunsi, Suriname Als echte geograaf moet je natuurlijk iets van de wereld gezien hebben. Tijdens je studie krijg je hiervoor al behoorlijk wat kansen, maar afgestudeerd zijn hoeft gelukkig niet te betekenen dat nu al je mogelijkheden uitgeput zijn. In de zomer van 2007 studeerden wij allebei af als Cultureel Geograaf en na het student-zijn nog een jaartje gerekt te hebben door middel van de Lerarenopleiding waren we in 2008 dan echt helemaal klaar. We waren allebei alleen nog niet zo klaar voor het echte leven, en dus besloten we dat we samen in ieder geval eerst nog maar eens een reis moesten maken. Mariët had al wat eerdere reizen gemaakt en had gemerkt dat ze het toch het leukste vond om wat langer op één plaats te zijn, zodat je de mensen en de cultuur echt kunt leren kennen en ook wat op kunt bouwen in een plaats. Hier had Wouter ook wel oren naar. De keuze voor vrijwilligerswerk was toen al snel gemaakt. Nu nog een bestemming. Nadat een heleboel mogelijke bestemmingen de revue al gepasseerd waren kwam het gesprek op Suriname. Daar had Mariët haar afstudeeronderzoek gedaan en ze was er behoorlijk van onder de indruk geraakt, met name van het leven in het binnenland . Via via kende ze een stichting die mensen naar Suriname uitzond voor vrijwilligerswerk. Daar informeerden we dus eens en we kregen een lijst van mogelijke projecten. Er was gelukkig één bepaald project dat ons direct heel erg enthousiast maakte. Dit project ging over het opzetten van een vakschool in het dorpje Gunsi, zo’n dag reizen vanaf Paramaribo. Perfect! Na een voorbereidingsdag van de stichting stapten we op 3 januari 2009 in het vliegtuig. We hadden niet echt een idee wat ons te wachten stond, want het project stond nog in de kinderschoenen en ook de stichting zelf wist niet precies wat de bedoeling was. Ons maakte dat niet zoveel uit; we vonden het spannend en hadden er ontzettend veel zin in! De eerste week van ons verblijf in Suriname hebben we nog in de stad doorgebracht om ons voor te bereiden op onze 3 maanden in het binnenland. Want wat neem je eigenlijk mee als je zo lang in de jungle gaat wonen waar geen winkel in de wijde omtrek te vinden is? We besloten om maar wat groente uit blik, maggiblokjes, siroop, snoepjes en potten chocoladepasta in te slaan. En, niet geheel onbelangrijk, een fles rum voor de kapitein van het dorp. Wonen
‘Ons dorp’
8
Zo vertrokken we na een week bepakt en bezakt naar ons uiteindelijke doel. In een overvol busje zo’n zes uur over de bauxietweg naar Atjoni, en vanaf daar in een korjaal (een veredelde kano) de rivier af. Een lange en vermoeiende reis, maar je merkt wel direct hoe ver je van de ‘bewoonde wereld’ vandaan bent. Gunsi is een erg klein dorpje, aan een mooi stuk van de rivier. Vanuit ons hutje zag je twee grote stroomversnellingen, en die hoorde je ook! Nou is het in de jungle nooit stil, maar de stroomversnellingen maken het concert echt compleet. Ons hutje was erg klein, er pasten precies twee eenpersoonsbedden in. We hadden ook een ini-mini verandaatje, waar een hangmat hing en een stoel stond. Ons hutje stond naast het toeristenoord van Gunsi, maar echt veel toeristen kwamen er niet. Wel vereerden heel veel andere gasten onze hut met een bezoekje: al op dag twee zat er een supergrote vogelspin boven Mariët haar bed.. Verder hadden we te maken met ontzettend veel kakkerlakken (het deed ons na een poosje niets meer, zelfs niet toen ze in onze bedden en kleren zaten), kikkers en joekel-padden (hoe dom zijn die beesten, ze ontkrachten direct de hele evolutie-theorie) en veel vleermuizen ('s nachts kwamen ze in onze hut, je hoorde ze langs je hoofd fladderen...). Op een gegeven moment kregen we ook iedere nacht bezoek van een rat, iets wat we toch iets minder leuk vonden. Gelukkig had Wouter altijd goed opgelet bij de Ray Mears en Bear Grylls-programma’s, en bouwde hij een heuse val. Misschien had hij alleen toch net ietsjes beter op moeten letten, want aan deze val hield de rat alleen een lichte hoofdpijn en een tijdelijk verstoord evenwichtsgevoel over... Ons leven in Gunsi was erg rustig en back to basic. In het dorp is geen stromend water en alleen soms ’s avonds elektriciteit. Naast ons werk (daarover straks meer) lazen we veel, sliepen we veel, socializeden deden we wat aan socializing en waren we ook veel tijd kwijt aan ‘simpele’ dingen. Zo was het bijvoorbeeld een hele opgave om genoeg te eten te krijgen. In het begin vielen we ontzettend af en verzwakten we dus ook behoorlijk. Een winkel kennen ze in Gunsi niet, dus je moet je kostje zelf bij elkaar zien te scharrelen. Dat moet je leren, net als ervoor zorgen dat je ook nog
girugten oktober 2009
een beetje afwisselend eet. De rivier speelt een belangrijke rol in het dorpsleven, en dus ook in dat van ons. We ‘baadden’ erin, wasten er onze kleren in en visten een afwisseling op ons avondmaal bij elkaar, piranha bijvoorbeeld. De ‘luxe’ van televisie, internet of een supermarkt hebben we eigenlijk helemaal niet gemist, maar we hebben wel gemerkt dat je je in een dorp waar echt helemaal niets is gemakkelijk kan gaan vervelen. Alle dagen lijken op elkaar en verliepen op dezelfde manier. ’s Avonds na half zeven is het bovendien donker, en er woonde eigenlijk ook niemand van onze leeftijd in het dorp. Die wonen namelijk allemaal in Paramaribo, om daar te werken. We hebben ons in ieder geval dus af en toe flink verveeld. En daar ga je rare dingen van doen. Denk aan brand stoken, liedjes schrijven, radslagen maken, urenlang patience spelen op de i-pod, etc, etc.. Na een paar weken waren we echter helemaal ingeburgerd. De dorpsbewoners waardeerden ons werk, we waren officieel toerist-af. We spraken een paar woorden Saramaccaans, iedereen kende ons en we deden alles op de welbekende rustige, relaxte, Surinaamse manier. Het rustige leven begon ons behoorlijk te bevallen. Werken
Mariët leest voor aan Billy. Ons werk in het dorp verliep in de eerste periode bijna net zo moeizaam als het samenstellen van een voedzame maaltijd. Het bleek al snel dat we voor de ambachtsschool vrijwel niks konden doen vanuit het binnenland, daarvoor moesten eerst nog fondsen geworven worden. Daarom zijn we toen maar zelf gaan inventariseren waar er in het dorp behoefte aan was en wat wij konden doen. En dat was best lastig. Om zoiets te kunnen doen moet je eerst ingeburgerd raken, mensen leren kennen en met veel mensen praten. We merkten al snel dat het met het onderwijs niet goed gesteld was in het dorp. De kinderen van Gunsi gaan naar school in een nabij gelegen dorp. Echter, daar kampen ze met een lerarentekort, waardoor er regelmatig hele klassen niet naar school kunnen gaan. Als er wel lessen worden gegeven zijn deze in het Nederlands, terwijl de eerste taal van de kinderen het Saramaccaans is, een Afrikaanse taal. Hierdoor beginnen de kinderen direct met een taalachterstand aan het onderwijs. Voor ons reden om zelf wat (aardrijkskunde) lessen en huiswerkbegeleiding aan de kinderen
girugten oktober 2009
Franskey, Orlanda en Vanelia tekenen. te gaan geven. Elke dag verzamelden we de leerlingen om aan een paar gammele tafeltjes huiswerk te maken, te tekenen of om gewoon samen in een paar atlassen te bladeren. En op vrijdag bedachten we een leuke les (wel lastig, de kinderen varieerden in leeftijd van vijf tot vijftien jaar!) waarbij we vooral hebben geprobeerd de leerlingen een wat vollediger wereldbeeld te geven. Erg leuk was het om ze een eigen mental map van hun dorp te laten tekenen. Het werken met de kinderen werd een van onze hoofdtaken tijdens ons verblijf in Gunsi. Een tweede grote dagtaak hadden we aan het assisteren bij de zogenaamde Gunsi Giftshop. Af en toe brengen er wat toeristen een bezoek aan het dorp. Zij kunnen dan in dit kleine winkeltje een souvenir kopen, zoals kalebassen of pangi’s (traditionele kleding). De vrouw die deze giftshop runt is analfabeet, terwijl zij wel de administratie moet bijhouden. Hier waren dus de nodige problemen mee. Daarom hebben wij bijna dagelijks met haar geoefend. Door middel van een simpel systeem kan zij nu zelf de administratie bijhouden. Naast het lesgeven aan de kinderen en het werk in de giftshop zijn we nog erg druk geweest met het opzetten van een bibliotheek in het dorp. Tijdens ons verblijf kwamen we enkele dozen vol boeken tegen, die ergens ongebruikt stonden. Eigenlijk hadden we hierdoor direct het idee om met deze boeken een bibliotheek te beginnen. We hebben hiervoor de boeken allemaal uitgezocht. Hierbij hebben we best lol gehad, want enkele bleken ontzettend nutteloos voor de bewoners. Wat moet je in de jungle bijvoorbeeld met het boek ‘Vetarm koken’, of ‘Handboek voor de Videofilmer’? Nou ja, in ieder geval hebben we alle boeken geregistreerd en een simpel systeem opgezet om bij te houden wie welk boek leent. We zijn ons bibliotheekje begonnen vanuit ons eigen kleine hutje en dit was direct een groot succes. Voornamelijk de kinderen waren erg enthousiast en kwamen regelmatig een boek bij ons lenen. Door wat simpele vragen checkten we af en toe of de kinderen de boeken ook echt lazen, en dit bleek zeker het geval. Door het grote succes besloten we om meer boeken te regelen voor ons biebje. Via een organisatie hebben we uiteindelijk nog veel meer boeken kunnen krijgen, en zo ontstond een heuse bibliotheek. Aan het einde van onze tijd in Gunsi hebben we de ‘bibliotheek’ ingericht en een dorpsbewoner gevonden die de taak van bibliothecaris op zich wilde nemen. We hebben hem alles geleerd wat hij moest weten en hij heeft met groot enthousiasme onze bibliotheek overgenomen.
9
SURINAME
Onze bibliotheek! Naast deze drie hoofdtaken hebben we nog verschillende kleinere klusjes gedaan, zoals projectplannen voor eventuele opvolgers schrijven, voorlezen aan de allerkleinsten, een vuilnisproject en een hiv-voorlichtingsdag samen met enkele Peace Corps vrijwilligers. Afscheid Ondanks de frustratie die we in het begin hadden over ons werk en de (soms eindeloze) momenten van verveling, was onze periode in Gunsi fantastisch. Het was zo bijzonder om onderdeel te worden van een samenleving die zo anders is dan de onze en de cultuur van binnenuit mee te maken. Onze periode in Gunsi kende dan ook veel hoogtepunten. Eén daarvan was de dood van een belangrijke man in het dorp. Dat klinkt raar, want zoiets is natuurlijk erg triest, maar één van de voordelen van de cultuur waarin we ons bevonden was dat ze daar iets anders met de dood omgaan. Want de dood, en helemaal de dood van een hooggeplaatst persoon, betekent in de Saramaccaanse cultuur feest! Een week lang! De eerste dagen waren eigenlijk een beetje saai, maar de laatste nacht was een groot, uitbundig feest met een traditionele drumband. Er waren mensen van heinde en verre gekomen, iedereen die we kenden was er, de drank vloeide rijkelijk, en er werd de hele nacht gedanst. Letterlijk jong en oud gooide de heupen los, zelfs Wouter danste (en de mensen die Wouter kennen weten: dan was het echt een heul leuk feest)! Een ander hoogtepunt was Mariët haar verjaardag. Wouter had de hut versierd en gave cadeaus geregeld (ja, een klein zakje M&M’s is echt een fantastisch cadeau in de jungle), en we hebben de verjaardag uitgebreid gevierd met de mensen van het dorp. De kinderen kwamen bloemen brengen, de volwassenen kalebas-kunst, Mariët haar haar werd ingevlochten, we kookten bami met kip (!) voor het hele dorp, we hielden een heuse duik-/bommetjewedstrijd met de kinderen
10
en ’s avonds ontstond er een spontaan drum-concert waar we met z’n allen op gedanst hebben. Een super leuke dag. Het laatste, en belangrijkste, hoogtepunt wat we hier willen noemen is ons contact met de kinderen. Want dat maakte ons verblijf in Gunsi het allerbijzonderste. We zagen de kinderen iedere dag, meerdere keren, en bouwden een fantastische band me ze op. We gaven ze les (ze kwamen zelfs na drie maanden nog trouw zes keer in de week, vrijwillig!), maar ze kwamen ook naar onze hut. Om boeken te lenen, om te vragen of de les niet wat eerder kon beginnen en gewoon om te kletsen of te kijken wat we aan het doen waren. We gingen met ze zwemmen, gingen mee naar hun ‘kostgrondjes’, dansten met ze, lazen ze voor, luisterden samen muziek en hebben uren gekletst. Toen de drie maanden in het dorp er op zaten was het daarom ook moeilijk om afscheid te nemen van het dorp. Gelukkig gingen we niet direct naar huis, maar hadden we nog tien weken Zuid-Amerika voor de boeg om een beetje af te kunnen kicken.. Nu ons avontuur in Gunsi er al weer een tijd op zit kunnen we terugkijken op een zeer leuk, spannend, mooi en soms ook moeizaam avontuur in de jungle. Of onze bijdrage ook nut heeft gehad is natuurlijk een belangrijke vraag. Het is in ieder geval een feit dat ons werk door de dorpsbewoners erg gewaardeerd werd. Ook denken we dat bijvoorbeeld onze lessen en de aandacht die we aan de kinderen gegeven hebben zeker een bijdrage hebben geleverd aan hun ontwikkeling. Toch blijft het natuurlijk een druppel op een gloeiende plaat. Om onze bijdrage echt een succes te laten zijn is het eigenlijk noodzakelijk dat we opvolging krijgen. Nieuwe mensen, die met nieuw enthousiasme een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het dorp en daarmee de regio. Dus ben je klaar met je studie en wil je het “echte” leven ook nog niet instappen, denk dan eens aan vrijwilligerswerk in het buitenland. En mocht je ooit in Suriname zijn, bezoek dan zeker eens het dorpje Gunsi. Je schijnt er erg leuke boeken te kunnen lenen in de bibliotheek… G
Wouter leest voor aan Vanelia.
girugten oktober 2009
RONDJE STAD: PARAMARIBO Fort Zeelandia (figuur 1)
Figuur 1: Fort Zeelandia Dit fort is in de zeventiende eeuw ontstaan. Het is, voor ons getrainde Nederlandse oog, duidelijk een Nederlands fort. Het is relatief klein, van baksteen en er staat een standbeeld van koningin Wilhelmina voor de deur, naast een rode postbus met het wapen van Nederland erop. Het ‘fortje’ is sinds 1712, toen het grotere fort Nieuw-Amsterdam de defensieve rol van Zeelandia overnam, in gebruik geweest als kazerne. In 1872 werd het een gevangenis. In de nacht van 8 op 9 december van 1982 vonden er de beruchte ‘Decembermoorden’ plaats. Tegenwoordig is in het fort een museum gevestigd dat de geschiedenis van Suriname laat zien. Ook komen de verschillende bevolkingsgroepen aan bod. Ook de kogelgaten van de Decembermoorden zijn nog steeds te bezichtigen. Onafhankelijkheidsplein (figuur 2)
waaraan onder andere de Nationale Assemblee (het Surinaamse parlement, figuur 3), het Ministerie van Financiën en het Presidentieel Paleis te vinden zijn. Je ziet in Paramaribo geen man een hond uit laten, deze beesten zijn immers waakhonden en geen huisdier. Je ziet daarentegen veel mannen hun vogeltje uitlaten. Met een kooitje in de hand lopen de heren een blokje Figuur 2: Onafhankelijkheidsplein om met hun huisdiertje. Op het onafhankelijkheidsplein vinden elke zondagochtend zangwedstrijden tussen deze vogeltjes plaats. Eén-tegen-één moeten ze zoveel mogelijk melodietjes fluiten, deze worden afgestreept op een krijtbordje. Goede vogeltjes kunnen al gauw veel geld opbrengen. Het is erg mooi om deze nationale passie mee te maken, ook al moet je er op zondag vroeg voor opstaan. Ministerie van Financiën (gebouw op figuur 2) Dit prachtige voorbeeld van negentiende-eeuwse Nederlandse architectuur was ooit bedoeld als stadhuis, maar heeft sinds de voltooiing in 1841 altijd met de financiële administratie van het land te maken gehad. Voor het gebouw (achter het vogelkooitje) staat het standbeeld van Johan Adolf ‘Jopie’ Pengel, deze politicus van de jaren zestig zou elk jaar uit Den Haag terugkomen met een cheque in de handen: ‘ik heb het geld weer gekregen.’ Presidentieel Paleis (figuur 4) Het paleis is de voormalige woning van de gouverneur van Suriname. Ook weer een koloniaal gebouw, zoals er zoveel zijn in de omgeving van het Onafhankelijkheidsplein. Het gebouw is ter
Figuur 3: De Nationale Assemblee Vanaf Fort Zeelandia lopen we in vijf minuten richting het Onafhankelijkheidsplein. Dit ‘plein’ is eigenlijk een groot grasveld
girugten oktober 2009
Figuur 4: Presidentieel Paleis
11
- door Bart Booij -
Laten we ons eens voorstellen dat we gisteravond op vliegveld Zanderij (tegenwoordig J.A. Pengel International geheten) zijn aangekomen. Vandaag staan we, nog niet bekomen van de vlucht en over de vochtige hitte nog niet te spreken, op om Paramaribo te verkennen. Wat doe je dan? Je loopt naar, of laat je door de taxi afzetten bij, Fort Zeelandia.
SURINAME
Figuur 5: Centrale Markt gelegenheid van de twintigjarige onafhankelijkheid van Suriname op kosten van Nederland gerenoveerd en doet nu dienst als paleis van de president. De president, op dit moment R.R. Venetiaan, woont er dan wel niet, maar hij ontvangt er onder andere zijn buitenlandse gasten. Centrale Markt (figuur 5) Via de Waterkant (een straat langs… je raadt het al, de oever van de Surinamerivier) lopen we naar de Centrale Markt. In dit gebouwtje bieden verschillende kooplieden hun waren aan. Er zijn delen van de markt voor groenten en fruit, voor vlees en voor vis. Alles natuurlijk dagvers: mango’s, bananen, ananas en alle andere fruitsoorten die je in een land dat voor negentig procent uit jungle bestaat mag verwachten. De Brug (figuur 6) Vanaf de Waterkant heb je een prachtig uitzicht over de rivier. Ook kan je het hoogste punt van Paramaribo zien: de J.A. Wijdenboschbrug over de Surinamerivier. Deze brug is zo hoog, omdat grote schepen ‘s lands belangrijkste exportproduct (bauxiet, grondstof voor aluminium) verder landinwaarts op moeten halen. Domineestraat (figuur 7) Vanaf de markt lopen we in noordelijke richting, over de Jodenbreestraat naar de Domineestraat. De Domineestraat is zo ongeveer de Herestraat van Paramaribo. In deze straat zijn allerlei geïmporteerde goederen te vinden. Van goedkope kleding tot namaakzonnebrillen tot gekopieerde cd’s en dvd’s van Surinaamse artiesten en anderen (het lijkt erop dat geen platenmaatschappij ‘echte’ cd’s drukt). Als je het binnenland van Suriname wilt ontdekken moet je in deze straat zijn, er zijn namelijk veel reisbureaus te vinden die je graag meenemen naar de jungle en graag je Nederlandse euro’s aannemen. Van bijzondere gebouwen en architectuur is in deze straat echter geen sprake.
Figuur 7: Domineestraat Hoogduitse Synagoge en Grote Moskee (pag.18;fig.4) Na het bezoek aan de Domineestraat keren we terug naar de Jodenbreestraat, om die helemaal in noordelijke richting uit te lopen. Dan komen we aan bij een Hoogduitse synagoge, gebroederlijk naast de Grote Moskee van de Surinaams-Islamitische Vereniging. Dit bijzondere aangezicht is typisch Surinaams: het bestaan van verschillende culturen naast elkaar zonder grote conflicten (zie ook de masterthesis van Mariët Veen in deze uitgave van Girugten). Hervormde Kerk We keren hier naar rechts om zo de over Keizerstraat richting de rivier te lopen. We laten het straatje met de naam ‘Knuffelsgracht’ rechts liggen en slaan links af de Korte Kerkstraat in. In het midden van deze straat vinden we een prachtig klein kerkje zonder toren. De vloer van deze kerk is gemaakt van grafstenen van het voormalige kerkhof. Eén van de stenen is de grafsteen van Suzanna Duplessis, zij stond in de achttiende eeuw bekend om haar brute omgang met slaven. Toen de bliksem op het oude kerkhof insloeg, werd slechts één steen geraakt, de hare. Petrus-en-Pauluskathedraal (figuur 8) We vervolgen onze weg door de Heerenstraat te kruisen en de Noorderkerkstraat in te lopen. Aan het einde van deze straat zien we het grootste houten gebouw van ZuidAmerika staan: de Petrusen-Pauluskathedraal. Deze 44 meter hoge kathedraal werd tussen 1883 en 1901 gebouwd. Het gebouw werd over de kerk die er al stond heen gebouwd. De onderste Figuur 8: deed dan dienst als steun Petrus-en-Pauluskathedraal tijdens de werkzaamheden.
Figuur 6: J.A. Wijdenboschbrug
12
girugten oktober 2009
Figuur 10: Dag der inheemsen (nationale feestdag) in de Palmentuin
Figuur 9: Nederlandse Ambassade Nederlandse Ambasade (figuur 9) Vanaf de kathedraal kunnen we een ommetje via de Nederlandse Ambassade nemen, dit postmoderne gebouw is één van de modernste gebouwen van Paramaribo, een mooi visitekaartje voor Nederland dus. Om weer bij het Onafhankelijkheidsplein te komen, lopen we langs de Palmentuin. Deze tuin bevindt zich achter het Paleis en is pas een paar jaar opengesteld voor het publiek. Er worden nu veel feesten georganiseerd (zie figuur 10), maar het is ’s avonds een onveilige plek om te zijn. We zijn weer terug op het Onafhankelijkheidsplein. Hopelijk heeft deze rondleiding in Paramaribo je er enigszins toe bewogen het prachtige land Suriname eens te bezoeken. Natuurlijk heeft Suriname veel en veel meer te bieden, het land bestaat immers G voor 75 procent uit ongerepte natuur! Bronnen: - Dalhuisen, L. (red.), (2007) De geschiedenis van Suriname. Walburg Pers, Zutphen. - Bodegraven, J. van, (2008) Suriname. Uitgeverij J.H. Gottmer/ H.J.W. Brecht, Haarlem. - diverse gidsen in Suriname.
Figuur 11: J.A. Pengel kijkt uit over het Onafhankelijkheidsplein.
Figuur 12: Het rondje Paramaribo
girugten oktober 2009
13
Van de kaart... In deze nieuwe rubriek komt elke uitgave een andere bijzondere kaart aan bod. We bijten het spits af met deze kaart van NieuwNederland.
Ter ere van het vierhonderdjarig bestaan van relaties tussen Nederland en de plaats die nu New York heet zijn kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima van 8 tot en met 12 september naar de Big Apple afgereisd. Deze eerste bijzondere kaart in de reeks laat in die hoedanigheid Nieuw-Nederland zien. Nieuw-Nederland besloeg van 1624 tot 1674 ongeveer het gebied van de huidige staat New York, maar ook een groot deel van de kustlijn van Rhode Island tot Virginia werd geclaimd door de kolonie. Op deze kaart uit de jaren vijftig van de zeventiende eeuw (van onbekende cartograaf) staan nog alle Nederlandse namen aangegeven. Nieuw-Amsterdam (New York), ’t Lange Eylandt (Long Island), Fort Orangie (Albany) en Swanendael (Lewes, Delaware), om er maar een paar te noemen. Op de kaart zijn deze plaatsen uitvergroot. Ook bijzonder is de afbeelding van Nieuw-Amsterdam, het is de tweede bewaard gebleven afbeelding van de stad. De inzet laat zien hoe de plaats na een halve eeuw is veranderd (de plaat is afkomstig uit 1702). Het heeft het bijzondere onderschrift: “Nieu Amsterdam een stedeken in Noord Amerikaes Nieu Hollant, op het eilant Manhattan: namaels Nieu Jork genaemt, toen het geraekte in ’t gebiet der Engelschen.”. Doorslaggevend voor het opnemen van deze kaart in deze uitgave van Girugten is uiteraard het feit dat Nieuw-Nederland uiteindelijk is ‘geruild’ voor het latere Suriname. De in die tijd economisch betere plantage-economie van Suriname was eerder een beloning voor de Nederlanders dan het behouden van Nieuw-Amsterdam was. Uiteraard kan hier achteraf gezien anders over gedacht worden…
- door Bart Booij -
Nieuw-Nederland
Masterthesis
- door Mariët Veen -
één tuin, verschillende bloemen In het voorjaar van 2007 zijn wij, Mariët en Esther Veen, drie maanden in Suriname geweest om daar het onderzoek voor onze Masterthesis te doen. Bijzonder was dat wij beiden aan een andere universiteit studeerden: Mariët Culturele Geografie in Groningen, Esther Internationale Ontwikkelingsstudies in Wageningen. We onderzochten de relatie tussen cultureel erfgoed en nationale identiteit. Dit onderwerp ligt op het grensvlak van onze beide studies, waardoor we onze kennis en vaardigheden goed konden combineren en de samenwerking een duidelijke meerwaarde opleverde. Het thema kwam naar voren tijdens het bestuderen van een artikel van Ashworth (2007), waarin hij verschillende modellen presenteert om maatschappijen met meerdere bevolkingsgroepen in te delen. Omdat Suriname zo’n land met veel bevolkingsgroepen is, waren we benieuwd welk model op Suriname van toepassing zou zijn. Dit hebben we onderzocht door het culturele erfgoed te bestuderen. Achtergrond Suriname ligt in Zuid-Amerika, grenzend aan Brits- en Frans Guyana, Brazilië en de Atlantische Oceaan. Het is ongeveer vier keer zo groot als Nederland en er wonen een half miljoen mensen, waarvan de helft in de hoofdstad Paramaribo. Tot de onafhankelijkheid op 25 november 1975 was Suriname een kolonie van Nederland. Als gevolg van dit koloniale verleden kent Suriname een veelvoud aan bevolkingsgroepen. De oorspronkelijke bewoners zijn de Indianen, een minderheid in het Suriname van vandaag. De Nederlanders arriveerden in de zeventiende eeuw en brachten ongeveer 350 000 slaven uit West-Afrika mee om het werk op de plantages uit te voeren. Een deel van de slaven lukte het de plantages te ontvluchten en dorpen in de jungle te stichten. Veel van deze dorpen bestaan nog steeds en de nakomelingen van deze gevluchte slaven worden de Boslandcreolen of de Marrons genoemd. De nakomelingen van de slaven die in 1863 werden vrijgelaten worden de (stads-)creolen genoemd. Dit is één van de grootste bevolkingsgroepen van tegenwoordig. Na de afschaffing van de slavernij werden er gastarbeiders uit Brits-Indië en Java aangetrokken om op de plantages te werken. Hoewel een aantal van deze gastarbeiders na hun arbeidscontract weer huiswaarts keerde vormen de Hindoestanen de grootste bevolkingsgroep in Suriname. Ook de Javanen zijn nog steeds aanwezig. Daarnaast zijn er de Chinezen. Zij kwamen vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw als gastarbeiders (zij het in iets minder groten getale). Een belangrijk verschil met eerdergenoemde groepen is dat er tegenwoordig nog steeds mensen vanuit China naar Suriname migreren. Een groep die tegenwoordig nauwelijks meer zichtbaar is, is de groep van de Boeroes, afstammelingen van de uit Nederland gemigreerde boeren.
voor hedendaagse economische, culturele, politieke en sociale doelen (Graham et al., 2000), staat centraal in dit onderzoek. Erfgoed is belangrijk omdat het een gemeenschappelijk verleden kan creëren door een geselecteerd verleden zichtbaar te maken, tradities te creëren en plaatsen identiteit te geven. Bovendien kan erfgoed de waarden en normen van een cultuur uitdrukken en daarmee die cultuur erkennen en reproduceren. Door het creëren van een gemeenschappelijk verleden en het erkennen van de gemeenschappelijke cultuur, kan erfgoed een nationale identiteit creëren en/of versterken. Dit is vooral belangrijk in landen met meerdere etnische gemeenschappen, omdat het de groepen bindt en daardoor stabiliteit geeft in deze multi-etnische landen. Probleem is, dat er van de geschiedenissen van al die groepen vaak maar één wordt verteld. Het is meestal de elite die beslist welke geschiedenis wordt gereproduceerd, waarmee ze zichzelf en haar denkbeelden aan de macht houdt. De geschiedenissen van andere groepen worden dan over het hoofd gezien of zelfs met opzet buitengesloten. Dit kan leiden tot conflicten. Aan de andere kant kan erfgoed ook de verbindende factor zijn tussen verschillende groepen door het creëren van die nationale identiteit. Bovenstaande is uitgedrukt in figuur 1. Ashworth (2007) heeft een aantal modellen ontwikkeld die weergeven hoe landen omgaan met verschillende groepen en hun erfgoed. Deze modellen zijn weergegeven in figuur 2. We gaan Figuur 1: Conceptueel Model
Theorie Erfgoed, gedefinieerd als dat gedeelte van het verleden dat we selecteren in het heden
16
girugten oktober 2009
hier niet uitgebreid op de verschillende modellen in. Belangrijk is dat ze zich onderscheiden in de mate waarin minderheden de kans krijgen zich uit te drukken met behulp van hun erfgoed (in hoeverre is er plaats voor meerdere culturen) en de stabiliteit van het desbetreffende systeem.
Figuur 2: Modellen om plurale maatschappijen in te delen (Ashworth, 2007, p. 18) Opmerkelijk aan Suriname is dat belangrijke etnische conflicten lijken te ontbreken, terwijl deze juist vaak voorkomen in landen met meerdere etnische groepen. Daarom is het interessant om te weten welk model op Suriname van toepassing is. Hoe leven de groepen met elkaar samen en in hoeverre wordt dit uitgedrukt in het erfgoed? De centrale vraag van het onderzoek luidt daarom: ‘wat is het belang van cultureel erfgoed voor nationale identiteit in Suriname?’ Er zijn verschillende vormen van cultureel erfgoed, zoals taal, kleding, rituelen en voedsel. Voor de uitvoerbaarheid van het onderzoek hebben wij ervoor gekozen ons te richten op gebouwd erfgoed. Methoden Voor dit onderzoek hebben we gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden en soorten data. Hierdoor kan er meer waarde worden gehecht aan de resultaten en zijn de conclusies die worden getrokken betrouwbaarder. Gedurende het hele onderzoek hebben we veel gebruik gemaakt van observaties. Door te kijken hoe mensen met elkaar om gaan, welke representaties worden gebruikt voor toerisme en bijvoorbeeld wat de overheid op billboards aan de Surinamers mee wil geven kregen we een beter beeld van Suriname en de verhouding tussen de bevolkingsgroepen. Ook krantenartikelen waren hiervoor erg nuttig. Ten tweede hebben we experts geïnterviewd om beter inzicht te krijgen in de Surinaamse situatie en het beleid dat wordt gevoerd op het gebied van erfgoed. Dit hebben we aangevuld met het bestuderen van officiële documenten en andere onderzoeken. Daarnaast hebben we burgers bevraagd over de waarde die zij aan het Surinaamse erfgoed hechten. Dit hebben we gedaan aan de hand
girugten oktober 2009
van diepte-interviews en enquêtes die we onder de verschillende bevolkingsgroepen verspreidden. Hoewel het grootste gedeelte van het onderzoek in Paramaribo is uitgevoerd – en de bestudeerde monumenten zich daar bevonden - hebben we ook een week in het binnenland doorgebracht om de Boslandcreolen niet uit te sluiten. Alvorens de enquêtes uit te voeren hebben we een pilotstudy gedaan, om te kunnen bepalen welke monumenten we in het onderzoek mee zouden nemen. Resultaten en conclusies De Surinaamse overheid heeft geen duidelijk beleid om een nationale identiteit te creëren met behulp van erfgoed en heeft daar ook niet de (financiële) middelen voor. Toch is erfgoed belangrijk voor de Surinaamse identiteit. Doordat de overheid geen expliciet beleid heeft, maakt ze gebruik van de ‘inclusivist’ benadering; het erfgoed van alle groepen wordt gerespecteerd – zolang ze er zelf voor zorgen. Het enige erfgoed waar de overheid zelf voor zorgt is het koloniale erfgoed. Dit erfgoed drukt een verleden uit dat voor (bijna) alle groepen belangrijk is, omdat (bijna) alle groepen tijdens de koloniale periode naar Suriname zijn gekomen. Dit verleden is daarom iets dat de mensen bindt. In ons onderzoek komt dan ook naar voren dat dit erfgoed als zeer belangrijk wordt gezien. ‘Wat ik wel jammer vind is dat ze het beeld van Wilhelmina weggehaald hebben. Dat zou nu geloof ik ergens op Fort Zeelandia staan. Ik vind het erg, want Suriname heeft zelf onafhankelijkheid gewild, het is niet dat het met ruzie gebeurd is, dus ik vind, dat beeld stond er, het was mooi, en dat ze het plotseling hebben weggehaald. Had het als teken van vriendschap gelaten. Dat is mijn opinie.’ Naast het koloniale erfgoed wordt ook het ‘etnische’ erfgoed als belangrijk gezien. De bevolkingsgroepen hechten waarde aan hun eigen monumenten, maar tegelijkertijd gunnen ze ook bevolkingsgroepen waar ze zelf niet toe behoren hun erfgoed. ‘Die indianen hè, die zijn toch echt de autochtone bewoners, dus die verdienen er wel één hoor.’ Het erfgoed dat oorspronkelijk slechts voor één groep was bedoeld, is in sommige gevallen geëvolueerd tot gemeenschappelijk erfgoed, omdat het behoren tot een multi-etnische samenleving óók onderdeel is van de Surinaamse identiteit. Het etnische verhaal, verbonden aan het erfgoed, is dan vervangen door het verhaal van de multi-etnische samenleving. Trots op deze samenleving is dan ook een onderdeel van de gemeenschappelijke identiteit. Erfgoed is daarom wel degelijk belangrijk voor de nationale identiteit: het laat een gemeenschappelijke geschiedenis zien en biedt uiting aan een gemeenschappelijke trots door de verschillende groepen zichtbaar te maken. ‘Ik heb heel veel waardering voor Suriname en de Surinamers omdat je verschillende culturen en verschillende soorten- en eh, bevolkingsgroepen hebt. (…) .. wat ik zo cool vind aan mijn land, is het samen leven en het verschillende cultuur.’ Met het bovenstaande in het achterhoofd is het dan ook niet verwonderlijk dat de Surinaamse identiteit sterker aanwezig blijkt te zijn dan de etnische.
17
SURINAME
Figuur 3: Het bloemmodel ‘Vol, vol, volbloed Surinamer. Echt waar hoor, geboren en getogen en ik ben er trots op. Echt waar.’ Als we Suriname vergelijken met de modellen van Ashworth blijkt geen enkele de situatie in Suriname precies weer te geven. Daarom hebben wij een nieuw model ontwikkeld, het zogenaamde bloemmodel. Dit is weergegeven in figuur 3. De bloembladen geven de verschillende bevolkingsgroepen aan, die met elkaar zijn verbonden door het hart van de bloem, dat de gemeenschappelijke identiteit symboliseert. Sommige monumenten zijn duidelijk alleen het erfgoed van een bepaalde groep. Een voorbeeld hiervan is het monument ter ere van de Javaanse immigratie. Andere etnische monumenten, zoals Baba en Mai, zijn daarnaast ook onderdeel van het gezamenlijke erfgoed en hebben daarom een plaats gekregen in zowel het hart van de bloem als in het bloemblad. We hebben niet onderzocht waarom sommige monumenten plaats hebben in het blad alleen en anderen ook in het hart van de bloem. We kunnen concluderen dat uit ons onderzoek naar de situatie in Suriname naar voren is gekomen dat het samenleven van verschillende etniciteiten niet altijd met grote conflicten gepaard hoeft te gaan. Daarbij moet echter wel worden opgemerkt dat ook in Suriname bepaalde groepen worden gediscrimineerd, al uit zich dat voornamelijk in opvattingen en niet in geweld of uitbuiting. Sommige geïnterviewden lieten weten de Chinezen geen plek in de maatschappij te gunnen en ook de Boslandcreolen hebben met
vooroordelen te maken. Een andere opmerking die gemaakt kan worden is dat men in Suriname misschien eerder langs elkaar dan met elkaar leeft, hoewel dat laatste wel is wat de Surinamers naar buiten graag laten zien. Ter illustratie een laatste quote. Tevens een beeld dat voor alle Surinamers bijzonder is en gevoelens van trots oproept. ‘We zijn nog geen volk, we zijn een bevolking, in Suriname. (…) ..dus we moeten nog naar elkaar toe groeien. Dus we zijn een heterogeen G volk. We leven hier in een tuin met verschillende bloemen.’ Bronnen: - Ashworth, G. (2007), ‘Plural pasts for plural publics in plural places: taxonomy of heritage policies for plural societies’. In: Groote, P., G. Ashworth and T. Haartsen (eds.), Public Places, Public Pasts. Groningen: University of Groningen, pp. 13-26. - Graham, B., Ashworth, G.J. and J.E. Tunbridge (2000), A Geography of Heritage: Power, Culture & Economy. New York: Oxford University Press. - Veen, M. en E. Veen (2007), ‘A garden of different flowers’: A study on cultural heritage and national identity in Suriname. Groningen / Wageningen: RUG / WUR
Figuur 4: De synagoge staat naast de moskee.
18
girugten oktober 2009
Top 5 Bekende Surinamers in Nederland
2: Gerard Spong Deze bekende jurist is inderdaad ook een Surinamer. Hij is op 9 juni 1946 geboren in Paramaribo en in 1962 verhuisd naar Oegstgeest. Hij studeerde politicologie en later rechten in Amsterdam. Na zijn afstuderen ging hij terug naar Paramaribo en werd daar advocaat. In 1976 vestigde hij zich in Amsterdam. Hij verdedigde verdachten in grote zaken, zoals de Schiedammer Parkmoord, waarvan vier jaar geleden bekend werd dat de verdachte het slachtoffer is geworden van tunnelvisie en gebrekkige communicatie. Zelf is Spong ook wel eens aangeklaagd: hij heeft zich schuldig gemaakt aan naaktlopen op het Almeerderstrand. Zijn verdediging luidde dat hij niet wist dat dit ter plekke verboden was, omdat er in de buurt een naakten ontmoetingsstrand was. Daarnaast zei hij dat hij de zaak als principekwestie opnam. Eén en ander eindigde in een vrijspraak. 3: Jörgen Raymann Deze tv-presentator maakt er geen geheim van dat hij van Surinaamse afkomst is. Toch is hij geboren in Amsterdam, op 13 augustus 1966. Hij groeide op in Suriname, maar ging na niet al te lange tijd weer terug naar Nederland. Niet om te gaan acteren, maar om economie te gaan studeren aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In de Rotterdamse studentenwereld kwam hij in aanraking met het
girugten oktober 2009
cabaret. Zijn carrière hierin volgde echter jaren later pas. In 1999 werd hij in Nederland bekend met het programma ‘the Comedy Factory’. Later (2001) kwam hier ‘Raymann is Laat’ bij en deze twee programma’s zijn nu nog steeds op de televisie te zien. Raymann neemt vaak een beetje een loopje met integratieproblematiek en doet dat tweezijdig. Aan de ene kant stelt hij ter discussie wat immigranten van Nederland en de Nederlandse cultuur weten. Aan de andere kant informeert hij ook naar wat de Nederlanders van de immigranten en hun culturen weten. 4: Patrick Kluivert Patrick Kluivert (Amsterdam, 1 juli 1976) is geboren uit het huwelijk tussen een Surinaamse vader en een Curaçaose moeder en mag dus ook een Surinamer worden genoemd. Deze oud-voetballer van onder meer Ajax, AC Milan en FC Barcelona is nog altijd de topscorer allertijden van het Nederlands Elftal. Menigeen kent hem niet alleen vanwege zijn snelle en niet zelden doeltreffende voet- en hoofdbewegingen, Kluivert is immers ook negatief in het nieuws geweest. Zo is hij in september 1995 betrokken geweest bij een dodelijk ongeval, op basis waarvan hij veroordeeld is voor ‘dood door schuld’. Dan is er nog de verkrachtingszaak. Er is namelijk sprake van dat hij, met een paar vrienden, in 1997 een vrouw van twintig heeft mishandeld en verkracht. Wat hiervan waar is weten alleen de betrokkenen zelf. De rechtszaak is echter na verloop van tijd gesloten bij gebrek aan bewijs. Kluivert is in 2008 gestopt met voetballen en volgt nu een trainerscursus, die hem bij AZ terecht heeft gebracht. 5. Noraly Beyer Noraly Beyer is een geval apart in deze lijst. Niet alleen is ze de enige vrouw, maar ook is ze in Nederland noch in Suriname geboren. Op 20 juli 1946 kwam ze in het Curaçaose Willemstad ter wereld. Wel kwam ze voort uit een Surinaams huwelijk en vandaar dat ze in deze lijst staat. Ze is, zoals meer Surinamers, naar Nederland gekomen als gevolg van de decembermoorden in 1982. Tot 30 december jongstleden was ze nieuwslezeres van de NOS, iets wat ze drieëntwintig jaar heeft gedaan. Ze presenteerde in deze periode zowel middagals avonduitzendingen van het journaal. Ze is nu redactrice en presentatrice van de Wereldomroep. Daarnaast speelt ze toneel, presenteert ze regelmatig debatten en schrijft ze onder andere columns. G
19
- door Floris van der Lingen -
1: Edgar Davids Edgar Davids is, zoals meer Nederlandse (oud-)voetballers, van oorsprong helemaal geen Nederlander. Hij is op 13 maart 1973 geboren in Paramaribo en heeft zelfs interlands voor Suriname gespeeld. Dit was mogelijk omdat deze wedstrijden onderdeel uitmaakten van een toernooi dat niet onder auspiciën van de FIFA valt. Hij begon zijn prof(voetbal-) carrière bij Ajax en was van plan deze daar ook af te sluiten. Naar goed voorbeeld van Heintje Davids had hij wel enige moeite om afscheid van zijn beroep te nemen. De laatste dagen wordt zijn naam bijvoorbeeld in verband gebracht met Vitesse. Volgens de laatste berichten zal hij daar echter niet gaan spelen. Zijn bijnaam “de terriër” heeft hij te danken aan het feit dat hij bij vlagen erg agressief kan zijn en in elk geval van opgeven nooit wil weten. Ook is hij een opvallende verschijning op het voetbalveld, vanwege de grote bril, die hij tijdens het voetballen draagt. Deze is ter bescherming van zijn hoornvlies, waaraan hij in 1995 geopereerd is. In 2001 is hij enige tijd geschorst geweest nadat hij nandrolon had gebruikt.
De Wetenschapper - door Inge de Vries -
Edward Said (1953-2003) Deze nieuwe jaargang starten we met een nieuwe rubriek: De Wetenschapper. Elke keer wordt hierin een voor ons vakgebied interessante wetenschapper onder de loep genomen. Natuurlijk zal de academische invloed van de wetenschapper aan bod komen, maar ook leuke wetenswaardigheden over het leven van de wetenschapper worden uitgelicht. We bijten het spits af met iemand die de meeste geografen onder ons tijdens een van de eerste colleges van Culturele Geografie al tegenkomen: Edward Said.
Buitenstaander Edward Wadie Said, genoemd naar de Engelse koning Edward VIII, werd in 1935 geboren in Jeruzalem. Hij groeide op in een christelijk-Palestijns gezin. Zijn vader, een christelijke Palestijn, was zakenman. Door zijn moeder, een christen van Libanese en Palestijnse afkomst, ontwikkelde bij Said zijn liefde voor literatuur en muziek. De rijke familie reisde vaak tussen Caïro en Jeruzalem (Israël bestond toen nog niet) en bracht de zomers door in Libanon. In 1948 vormde zich de nieuwe staat Israël en het gezin zag zich hierdoor gedwongen Jeruzalem te verlaten. Ze gingen naar Caïro, waar Said naar de Brits-koloniale school ging (en waar één van z’n klasgenoten de toekomstige koning Hussein van Jordanië was). Toen hij vijftien was ging Said naar een privéschool in de Verenigde Staten. Naast studeren was hij ook goed in muziek maken, hij speelde al jong piano en studeerde zelfs aan de Juilliard School of Music. Later zou hij ook veel muziek schrijven. Hij ging naar Princeton en hij studeerde af aan Harvard in Engelse letterkunde. In zijn autobiografie Out of place: a memoir (1999) zegt hij over zijn schooltijd dat hij zich altijd een buitenstaander voelde. Hij had al in veel plaatsen en landen gewoond, maar hij kon geen enkele plaats zijn thuis noemen. Said werd uiteindelijk aangesteld als professor in de vergelijkende literatuurwetenschap aan Columbia University. Literatuur was een van zijn grootste passies. In een interview vertelt hij dat hij het liefst in een wereld zonder mensen met enkel boeken zou willen leven. Op de vraag waarom antwoordde hij ,,om mensen moet je geven, helaas”.
20
Professor of terror In 1967 versloeg Israël de gecombineerde machten van verschillende Arabische landen in de Zesdaagse Oorlog. Dit ontwaakte Saids politieke bewustzijn. Hij begon na te denken over zijn culturele herkomst en zijn eigen identiteit als Palestijn. De oorlog deed hem beseffen wie hij was: een christelijke Palestijn in Amerika; een Palestijn in de diaspora. Hij raakte hierdoor nauw betrokken bij de PalestijnsIsraëlische kwestie. Naar aanleiding van een uitspraak van de Israëlische premier Golda Meir; ,,there are no Palestinians”, schreef hij in 1969 zijn eerste politieke essay ‘The Arab Portrayed’. Said kwam in dit essay op voor de rechten van de Palestijnen. Volgens hem moesten beide volken elkaars bestaan erkennen, zodat ze in de toekomst samen zouden kunnen werken. Hij accepteerde dus wel het bestaan van Israël. In een interview in de Guardian zegt hij hierover ,,I don’t deny [Israel’s] claims to land in the Palestine region, but their claim always entails Palestinian dispossession.” Zijn activisme in deze kwestie leverde hem uiteindelijk verbanning uit Israël en Palestina op. Hij werd voor van alles uitgemaakt, van ‘the professor of terror’ tot een nazi en zijn kantoor in Columbia werd zelfs ooit in brand gestoken. Maar Said bleef volhouden, hij publiceerde nog regelmatig in verschillende bladen, waaronder The Nation en de Arabische krant al-Hayat in Londen. Zijn nalatenschap is volgens een van zijn biografieën ‘de durf om de meest moeilijke dingen tegen de meest moeilijke mensen te zeggen in de meest moeilijke situatie’. Oriëntalisme Saids belangrijkste en meest invloedrijke werk, waar de meesten hem waarschijnlijk ook van kennen, is Oriëntalisme (1978). Vrijwel onmiddellijk na het verschijnen van dit boek werd het een standaardwerk in de filosofie en cultuurstudies. Het vormde zelfs een grondbeginsel voor de postkoloniale studies. Door het ruimtelijke argument is Saids theorie voor ons geografen echter ook zeer interessant. Een eenvoudig boek om te lezen is het niet, in een tijd van auteurs als Foucault en Derrida, die Said sterk beïnvloedden, hoorde dat kennelijk niet. Toch is de theorie zelf verrassend eenvoudig. In Oriëntalisme stelt Said dat in de loop der eeuwen een bepaald beeld van oosterse landen is gevormd door Europese reizigers, diplomaten, romanschrijvers, dichters, kunstenaars, onderzoekers, antropologen, enzovoorts. Deze beelden waren volgens Said niet neutraal, maar gebaseerd op stereotyperingen van westerse
girugten oktober 2009
mensen en culturen. Ze waren bedoeld om een gevoel van westerse woestijnen, kamelen en bedoeïnen weergegeven, maar ook in het superioriteit te creëren. Hierdoor is er een soort collectieve fantasie nieuws krijgen we nog dagelijks negatieve beelden te zien van het in het westen over de Oriënt ontstaan, die nu nog steeds bestaat. (Midden-)Oosten. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de verslaggeving Het uitgangspunt van Said was dat je om een volk te overheersen uit Irak zie je hoe de Arabische en de westerse media elk een eigen eerst een bepaalde opvatting moet hebben over de cultuur van dat waarheid fabriceren waarmee ze elkaar bevechten. De stereotypen volk. Je moet je eigen cultuur hoger waarderen dan die andere. die in de koloniale tijd werden uitgevonden, vooral die van de Je moet vinden dat de andere cultuur onaf is en nog iets moet wrede oosterling volgens Said, bepalen nog steeds de westerse leren. Met andere woorden, je kijkt niet naar wat ze wel hebben, ideeën over het oosten en de islam. Het is een bril die de meesten maar naar wat ze niet hebben. Zo is het van ons nog steeds dragen. volgens Said ook gegaan in de tijd van het ‘Als hij niet zo’n Palestijn was, zou hij kolonialisme. De intellectuelen zorgden zo een figuur uit de films van Woody voor de selectieve verhalen over de Oriënt. Tegenstellingen Allen kunnen zijn geweest. Edward Het gemis dat zij beschreven bereikte de Veelzijdig dus, die Said. Maar ook een man Said woonde in Manhattan. Hij droeg generaals en koloniale bestuurders, die het van tegenstellingen. In een interview in de pakken van het zuiverste kashmir. plan opvatten dat de gemissen moesten New York Times beschrijft Said zichzelf Hij speelde piano, bezocht de opera, worden goedgemaakt. De constructie van zelfs als ,,a man who lived two quite schreef boeken en verhalen, at graag een verbeelde, mythische Oriënt was daarom separate lives.” Hij was een academicus, in de beste restaurants, had een groot een belangrijk middel waarmee westerse maar spendeerde ook veel tijd het publiek gevoel voor humor en was belezen en landen kolonialisme rechtvaardigden. Hun toe te spreken. Het was bijvoorbeeld niet welbespraakt.’ (Anil Ramdas, 2003). politieke, economische, culturele en sociale ongebruikelijk dat hij colleges die hij gaf aan overheersing in het oosten praatten zij Columbia University af moest zeggen omdat op deze manier goed. Vooral landen zoals Groot-Brittannië en hij geboekt was voor een televisieopname. Hij was een christelijke Frankrijk probeerden dit te doen, door hun omvangrijke koloniale Arabier die de islamitische wereld verdedigde, en tegelijkertijd bemoeienissen in het oosten. Niet alleen tijdens de koloniale had hij veel Joodse vrienden. Hij zette zich jarenlang in voor een periode, maar ook nu nog. Palestijnse natie, maar toen Arafat met de Israëlische regering ging Said probeerde met Oriëntalisme te laten zien dat westerse onderhandelen, herzag hij zijn mening over deze kwestie. ,,Hoe houdingen ten opzichte van het oosten racistisch waren. Het kunnen we onderhandelen met Israël over de bezette gebieden als oosten werd volgens hem bijna een Europese uitvinding, een wij niet een kaart van die gebieden hebben? Arafat gaat een stuk land verbeelding. De stereotyperingen zeggen daarom ook meer over voor zijn volk opeisen met behulp van een kaart van zijn vijand.” het westen (Europa) zelf dan over de Oriënt. De verbeelding wordt Hij werd door Israëliërs uitgemaakt voor terrorist, en Palestijnen dan ook gebruikt om het zelfbeeld van Europa te definiëren en vonden hem te sympathiek met Israël. Saids wetenschappelijke de eigen identiteit van Europa af te grenzen. Oriëntalisme is dus studies klaagden westelijke culturele tradities aan als medeplichtig een vorm van ‘Othering’: door negatieve beelden van de Ander aan kolonialisme, maar tegelijkertijd speelde en schreef hij met te weerspiegelen (de Oriënt), wordt er een positief beeld gevormd veel enthousiasme over Europese klassieke muziek. Hij was zelfs van de Zelf (het westen). En dan komt ook het ruimtelijke jarenlang muziekrecensent voor het Amerikaanse weekblad The aspect om de hoek kijken: menselijke samenlevingen vormen Nation. De vraag is natuurlijk ook of Said het zelf wel kon, nietplaatsgebonden identiteiten, waar ‘anderen’ ‘daar’ zijn, en ‘wij’ oriëntalistisch kijken. Zag hij de Joodse kwestie ook als hij de ‘hier’ zijn. Wij geografen gaan uit van de gedachte dat plaatsen en Palestijnse met zoveel gedrevenheid besprak? Zijn antwoord was kennis over deze plaatsen ideologische constructies zijn, in plaats in ieder geval dat hij joden niet haatte: ,,hoe kan ik ze haten? Ze van eenvoudige feiten. Dit is precies wat Said suggereert met zijn hebben de mooiste boeken ter wereld geschreven.” G theorie. Geografen die zich bezighouden met bijvoorbeeld het postkolonialisme, economische ontwikkeling en reisverhalen Bronnen: vinden dan ook veel inspiratie in Saids gedachtegangen. - Oakes, T.S., P.L. Price (2008) The cultural geography reader, Om zichzelf te definiëren vormden de westerlingen positieve en London: Routledge negatieve beelden van het oosten waaruit de westerse ‘centraliteit’ - Pater, B. de, P. Groote, K. Terlouw (2005) Denken over regio’s: kon worden aangetoond. Volgens Said wordt zelfs in de meest geografische perspectieven, Bussum: Coutinho objectieve studie de Oriënt voorgesteld als alles wat het westen - Anil Ramdas over Edward Said: http://www.eutopia.nl/opinie. niet is. Positieve beelden zijn bijvoorbeeld de verbeeldingen van php?curr_id=134 het oosten als een exotisch paradijs, een plaats van luxe, vrije - Edward Said Biography: tijd, seksueel genot (de mythe van de harem), verleidelijkheid en http://www.americanswhotellthetruth.org/pgs/portraits/Edward_ mysterieuze magie (het vliegende tapijt en de slangenbezweerder). Said.html Negatieve beelden van de oosterse mythe associëren oosterse - Edward W. Said Biography: culturen met nutteloosheid, achteruitgang, barbaarsheid en http://www.notablebiographies.com/supp/Supplement-Mi-So/Saidgebrek aan beschaving. Ook nu nog worden deze beelden nog Edward-W.html veel vaker gebruikt dan je denkt. Mythen van de Oriënt zijn - Delpeut, P. (2004) Pleidooi voor het Oriëntalisme. In: De Groene regelmatig in westerse films, boeken, computerspellen, enzovoort Amsterdammer, vol. 128, afl. 42. terug te zien. Denk maar aan ‘Arabian Nights’ of ‘Laurence of - Benali, A. (2003) Edward Said (1935-2003). In: De Groene Arabia’. In reclames worden bijvoorbeeld nog vaak stereotypes van Amsterdammer, vol. 127, afl. 40.
girugten oktober 2009
21
Op de bank van... - door Claire Vernède -
dr. ir. Erik Meijles In de rubriek ‘Op de bank van...’ komen personen (studenten en docenten) aan het woord die werkzaam zijn binnen de faculteit. Er gebeurt meer aan onze faculteit dan de gemiddelde lezer zal vermoeden. Daarom een nadere kennismaking met de functies en personen die hier invulling aan geven. Onder het genot van een heerlijk kopje thee zitten we dit keer op de bank van Erik Meijles. Deze docent Fysische Geografie is afgelopen jaar verkozen tot docent van het jaar! Hoe is dat zo gekomen en wat doet Erik nog meer naast het doceren? Om met de deur in huis te vallen zal ik maar meteen beginnen met de voor de hand liggende vraag: hoe voelt het om docent van het jaar geworden te zijn? Het voelt als heel erg gewaardeerd. En ik was eigenlijk ook ontzettend verrast. Ik loop namelijk nog niet zo lang op de faculteit rond. Daarnaast hoop je natuurlijk stiekem wel om docent van het jaar te worden als je genomineerd wordt, maar als je dan hoort dat je het ook daadwerkelijk geworden bent, voelt dat wel echt als een hele eer. Hoe ben je eigenlijk op de faculteit terecht gekomen? Na mijn vorige baan bij het Van Hall Instituut was ik toe aan iets nieuws. Ik heb toentertijd, zo’n drie jaar geleden, gesolliciteerd naar de vacature voor universitair docent Fysische Geografie die toen vrijkwam. Nu heb ik alweer zo’n drie generaties studenten aan de faculteit meegemaakt en ik vind het nog steeds ontzettend leuk! Wat heb je gedaan voordat je hier terecht kwam? Ik heb in Wageningen ‘Bodem, Water en Atmosfeer’ gestudeerd. Dezelfde studie als Helga van Leur, de bekende Nederlandse van het weerbericht. Zij heeft de richting ‘atmosfeer’ gekozen, terwijl ik me bezig heb gehouden met bodemonderzoek. Vervolgens heb ik drie jaar promotieonderzoek in Engeland gedaan en daarna heb ik bij Van Hall gewerkt als adviseur van bodems en GIS. Ik vond GIS ook altijd al erg interessant, maar fysische geografie toch net iets leuker! Wat zijn nu je werkzaamheden eigenlijk? Allereerst geef ik een aantal vakken. Voor de eerstejaars is dat het vak Fysische Geografie van de Wereld. En in hun tweede jaar gaan zij op veldwerkexcursie. De opgedane theorie in de praktijk brengen. Aan de masterstudenten geef ik het vak Landschap, waarbij we ook een aantal keer op pad gaan. Maar ik geef niet alleen aan onze faculteit college; bij biologie geef ik het vak Systeemecologie. Elk jaar gaan we met een groepje studenten en docenten naar Schiermonnikoog en daar ontstaat door de diversiteit aan docenten altijd een wonderlijk gezelschap. Zo weet de een weer alles over scholeksters en ík draag kennis van de bodem over. Door deze wonderlijke combinatie van vegetatie, dieren en ondergrond knoop je allerlei kennis aan elkaar tijdens zo’n weekend, wat erg leuk en interessant is! Naast het doceren begeleid ik bachelor- en masterstudenten met hun scriptie. Maar zelf doe ik ook onderzoek. Zo houd ik me op dit moment bezig met het onderzoek naar het fosfaatgehalte van het Leekstermeer, samen met Dirk Strijker. Ook verdiep ik me in de historische hydrologie van de Drentsche Aa. Ik wil vooral de
22
cultuurhistorie met de fysische geografie gaan combineren. Ik zal dan ook veel contact hebben met Alterra, een kennisinstituut uit Wageningen, en met het waterschap Hunze en Aa’s. Had je ooit gedacht dat je hier terecht zou komen? Ik kom uit een onderwijsgezin en volgens mijn vader zei ik vroeger altijd dat ik nooit docent zou worden. Nu ben ik zelfs uitgeroepen tot docent van het jaar! Maar waarschijnlijk zei ik er toen altijd achteraan: ‘op een middelbare school’. Want doceren aan de universiteit vind ik echt ontzettend leuk! Hoe zien de komende tien jaar eruit? Om eerlijk te zijn heb ik geen flauw idee. Toen ik mijn promotieonderzoek deed stond het vast dat dit drie jaar zou duren. Ook had ik mijn werk bij Van Hall geschat op zo’n vijf jaar, dat zijn er zes geworden. Bij deze baan heb ik niet echt zo’n sterk gevoel hoe lang het zal duren. Het is eigenlijk een soort van groeiproces en ik heb niet echt een uitgestippelde carrière voor me liggen. Ik weet wel dat ik het onderwijs en onderzoek doen ontzettend leuk vind! Maar het lijkt me ook nog wel eens leuk om voor een waterschap te gaan werken. Ik zal echter niet zo snel in de commerciële sector aan de slag gaan. Dat is een aspect dat me in mijn vorige functie (Van Hall) minder aansprak. Ook beleidsdingen spreken mij minder aan. Dan even iets heel anders. Wat doe je in je vrije tijd? Ik vind op dit moment kanoën ontzettend leuk. Voor de rest houd ik ook erg van fietsen en breng ik veel tijd door met mijn drie kinderen. Hier gaat ook veel tijd en energie in zitten en dat is erg leuk. En tenslotte natuurlijk niet te vergeten: wat voor bank heb je? Ik heb een donkerblauwe, katoenen bank die mijn vrouw en ik zo’n vijf jaar geleden hebben aangeschaft bij de V&D.... In eerste instantie hadden we een andere op het oog, maar met onze drie kinderen zijn we erg blij dat we deze hebben gekocht! Hij is tenminste erg goed schoon te houden. G
girugten oktober 2009
Ibn Battuta Mededelingen van Ibn Battuta Iedereen heeft zijn eerste colleges er al weer op zitten en komt langzaam aan weer in het vertrouwde ritme. Voor Ibn Battuta is het ook weer het teken om weer enthousiast een nieuwe studiejaar te beginnen vol leuke en leerzame activiteiten. Nieuwe commissies De vele activiteiten kunnen onmogelijk allemaal doorgaan zonder onze commissies. Zo zal er binnenkort een nieuwe Eerstejaarscommissie aangesteld worden, die activiteiten zal organiseren voor de andere eerstejaars, maar ook voor ouderejaars. Daarnaast zal binnenkort een nieuwe Lezingencommissie aangesteld worden die lezingen voor de vereniging verzorgt, en een nieuwe Internetcommissie die de website zal onderhouden en foto’s zal nemen van de verschillende activiteiten. Volgend jaar zal Ibn Battuta haar 10e lustrum vieren (de vereniging bestaat dan dus 50 jaar!). Dit is een heuglijk feit! De voorbereidingen hiervan zijn al begonnen en binnenkort zal hiervoor ook een Lustrumcommissie samengesteld worden. Afgelopen activiteiten Aan het begin van het seizoen hebben we veel nieuwe leden mogen verwelkomen. Veel van deze nieuwe leden zijn mee geweest met het introductiekamp in Appelscha, waar ze Ibn Battuta beter hebben leren kennen. Vele eerstejaars zagen we ook terug op de after-Appelscha borrels. Al met al was het een geslaagd introductiekamp. Ook veel ouderejaars hebben het begin van het studiejaar gevierd op een van de borrels. De Lezingencommissie heeft een mooie lezing georganiseerd, waar de heer Keijts, de directeur-generaal van Rijkswaterstaat, sprak. Er was een goede opkomst, de Senaatszaal in de Academiegebouw zat volledig vol. Voor de pauze was er een interessante lezing over de komende plannen over de mobiliteit en de infrastructuur, na de pauze kon er gediscussieerd worden over alle plannen.
girugten oktober 2009
Vooruitblik Dit studiejaar zijn er nog niet veel activiteiten geweest, des te meer zullen er nog komen. Zo organiseert EGEA Groningen dit jaar het Annual Congress in Heeg in Friesland, het grootste congres dat jaarlijks door EGEA wordt georganiseerd. Ook de Sport- en Spelcommissie zit niet stil en binnenkort kan iedereen meedoen aan een pokertoernooi. Ook de jaarlijkse liftwedstrijd zal binnenkort weer plaatsvinden. Dit jaar zullen we naar Straatsburg afreizen. Ook een jaarlijks terugkerend onderdeel, het wadlopen, zit er weer aan te komen . Dit jaar zal het zelfs bij zonsondergang gebeuren! Op 13 oktober zal de eerste Algemene Ledenvergadering plaatsvinden van Ibn Battuta met aansluitend een borrel. Eind november zal er een kleine buitenlandse excursie (KBE) plaatsvinden. Waar deze precies naar toe gaat zal later nog bekend gemaakt worden. G
23
Thema congres 2010 bekend! Zoals bekend organiseert Geo Promotion in het voorjaar van 2010 weer een leuk, interessant en vooral gezellig congres met een planologisch of geografisch gerelateerd thema. Dit keer zal het congres in het teken staan van energie en ruimtelijke ordening. Om een tipje van de sluier op te lichten zal in dit artikel kort ingegaan worden op dit onderwerp. Alle scenario’s wijzen uit dat de vraag naar energie de komende jaren zal blijven toenemen. Tevens is het bekend dat fossiele brandstoffen hierin niet kunnen voorzien. Om toch genoeg energie te kunnen blijven leveren zijn alternatieve (duurzame) energiebronnen nodig. Nederland is ambitieus wat betreft haar doelstellingen voor het gebruik van nieuwe energie. Zo wil Nederland in 2020 één van de duurzaamste landen van Europa zijn. In 2050 moet Nederland zelfs geheel over zijn gestapt op duurzame energie. Niet alleen op landelijk niveau is men met energie bezig. Ook op lagere schaal speelt het energievraagstuk. Zo heeft de gemeente Groningen het ambitieuze doel om in 2025 energieneutraal te zijn. Op het eerste gezicht lijkt de overgang naar andere vormen van energie vooral een technisch vraagstuk: we moeten af van de fossiele brandstoffen en op zoek naar nieuwe vormen van energie. Maar er komt meer bij kijken. Gemiddeld genomen leggen alternatieve duurzame energiebronnen meer beslag op de (bovengrondse) ruimte. Waar de fossiele brandstoffen zich grotendeels onder de grond bevinden, bevinden bijvoorbeeld windmolens en biomassa’s zich grotendeels bovengronds. De komst van deze energiebronnen heeft grote gevolgen voor het landschap. Het vereist dat hier bij de planning rekening mee gehouden wordt, zodat energie voldoende ruimte krijgt. Directeur Energie Marco Zuijderwijk van Arcadis noemt ruimtegebrek zelfs één van de grootste knelpunten bij het realiseren van nieuwe energievoorzieningen. Niet alleen nieuwe energievoorzieningen hebben impact op de ruimte. Het klinkt misschien vreemd, maar energie besparen kan ook ruimte vragen. Neem bijvoorbeeld een koude- en warmteopslag. Dit is een techniek waarbij in de zomer warmte uit de gebouwen wordt onttrokken. Er stroomt koud water door de radiatoren. De warme lucht in het gebouw warmt dit water op. Dit warme water wordt ondergronds opgeslagen. In de winter wordt dit water gebruikt om het gebouw mee te verwarmen. Inmiddels wordt dit soort systemen al regelmatig toegepast. De gebouwen op het Zerniketerrein zijn al aangesloten op een dergelijk systeem. Zo’n systeem vergt ondergronds veel ruimte. Het is dan ook van
24
belang een goed beleid te voeren in het gebruik van de ondergrondse ruimte. Op dit moment bestaat er een discussie over de noodzaak van een bestemmingsplan voor de ondergrondse ruimte. De vraag is dan ook: moeten we investeren in zo’n 3D-bestemmingsplan of is dit zonde van de energie? Ook het combineren van functies kan zorgen voor grote energiebesparingen. Rotterdam is hier in zijn havengebied vooruitstrevend mee bezig. Zo is daar een gasoverslagstation pal naast een elektriciteitscentrale gepland. Gas komt met een temperatuur van -160 graden via tankers binnen. Om hier weer gas van te maken moet dit verwarmd worden tot het nulpunt. Dat kan met restwarmte van de elektriciteitscentrale. Dit klinkt vrij logisch, maar vereist wel dat er tijdens de planvormingsfase al rekening mee wordt gehouden. En dat is nog lang niet altijd vanzelfsprekend. Kortom, er zijn nog genoeg uitdagingen en discussiepunten omtrent energie en ruimte. Met de steeds maar stijgende vraag naar energie en het opraken van de fossiele brandstoffen wordt de noodzaak om naar de inpassing van nieuwe energievormen te kijken steeds groter, met allerlei interessante vraagstukken als gevolg. Het congres dat Geo Promotion in het voorjaar van 2010 organiseert is een ideale gelegenheid om hierover mee te denken en te discussiëren met zowel het bedrijfsleven, de overheid als wetenschappers (dus ook studenten!). Dus zorg dat je erbij bent! Houdt de website (www.geopromotion.nl) in de gaten voor meer informatie over de datum en locatie van het congres. Tot ziens in 2010! G Bronnen: - Gordijn, H., F. Verwest, A. Van Hoorn (2003), Energie is ruimte. - Ruimtelijk planbureau. Den Haag/Rotterdam: Nai uitgevers. - Redactie Ver-der (2009), Dossier Energie. Dossierreeks Ver-der. Amersfoort: Arcadis
girugten oktober 2009
Pro Geo
Mededelingen van Pro Geo Voor Pro Geo is het nieuwe collegejaar ook weer druk van start gegaan. Op 17 september zijn voor de meeste opleidingscommissies (OC’s) studenten gekozen. Deze mensen zijn het komend jaar vertegenwoordiger namens jullie; hun mede-bachelor- of masterstudenten. Ze zullen het komende jaar samen met docenten allerlei zaken bespreken aangaande de bachelor of master. Ze zullen vakken en tentamens evalueren, maar ook andere onderwijszaken bespreken. Heb je vragen of klachten; schroom niet om contact met hen op te nemen. OC’s Bachelor Sociale Geografie en Planologie Frank Brander (1e jaar) Gwenda van der Vaart (2e jaar) Erik van Spijker (3e jaar) Bachelor Technische Planologie Rutger ten Have (1e jaar) Jannes Willems (2e jaar) Peter van der Ven (3e jaar) Master Culturele Geografie Bart Booij Robert Jan Reinders Master Vastgoedkunde Anniek Kuizenga Debbie Pfaff
Master Environmental and Infrastructure Planning Jan Erik Leenders Lennart Nout Master Planologie Bernhard Bakker Marijn Rozema Master Economische Geografie Frank Holstein Marten Houwing Master Population Studies Miryam Hemsteede Kenneth Otikal Research Master Maarten Bijlsma Paramita Rahayu Master Lerarenopleiding Bart Booij (1e jaar) Janita Schutter (2e jaar) Pro Geo is er voor al je studiegerelateerde vragen en klachten. Aarzel niet, want jouw mening is belangrijk voor ons. Kijk op www.progeo.nl of mail ons via
[email protected]. G
Bestuursleden van Pro Geo, tevens studentfractie Faculteitsraad: v.l.n.r. Anne Gmelig Meyling, Jeroen Veerman, Karin Ronde, Jinko Rots en Mathijs Vreeman.
girugten oktober 2009
25
Oproep
26
girugten oktober 2009
Volgende keer Het volgende nummer met als thema
‘Openbaar vervoer’ verschijnt in december 2009
Deadline aanleveren kopij: 10 november girugten oktober 2009
27
Uit het Buitenland - Amphawa, Thailand Dealing with today while preparing for the future Report of an international workshop in Amphawa, Thailand
Amphawa, Thailand, around the turn of the millennium: a rural community in decline. Nothing much happens. Job opportunities are few and far between. The young and adventurous are leaving town to try their luck in nearby Bangkok. The old and less adventurous stay behind to tend the houses and farm the land. The lure of Bangkok, the rapidly growing metropolis at 75 km away, is clearly felt. Its pressures, on the other hand, are yet to arrive. Amphawa today: the pressure is there, and how! Every weekend, around 10,000, mostly wellheeled Bangkokian tourists flock to the re-invented ‘Amphawa floating market’. From Friday afternoon to Sunday night they take possession of the town’s canal-based market centre and fill up the many guesthouses surrounding it. They come to feast on a huge variety of locally produced snacks, to shop for trinkets, and to embark on nightly boat tours to catch a glimpse of the fireflies that inhabit the river and canal banks around the town.
Students interview boatmen in Amphawa.
The weekly invasion of weekenders brings income to Amphawa and a range of new, mostly service-oriented job opportunities for the local population. However, at the same time visitor numbers have become such that various local systems, including the transportation system, the waste disposal system and the ecological system, are starting to give way under the load. Things are complicated further by Amphawa’s location in the Maeklong river delta, a stone’s throw away from the rapidly eroding Gulf of Thailand coast. A rise of the sea level may upset the delicate balance between ‘salt’ and ‘sweet’ in the area and drastically affect the prospects for agricultural production, which despite the floating market’s current success, is still the area’s main source of livelihood. This is, in a nutshell, the challenge that ten Thai and Dutch master students faced this summer during the international workshop “Planning for Sustainable Development in Thailand”. The workshop was held from 17 to 30 July in Bangkok and Amphawa and organized by the Division of Urban and Environmental Planning of Kasetsart University, in cooperation with the Department of GPIO [Geography, Planning and International Development studies] of the University of Amsterdam. Students of urbanism (Bangkok and Delft), spatial planning (Groningen), and human and political geography (Amsterdam) worked together in small groups to analyze Amphawa’s mobility problems, to improve the quality and use of Amphawa’s public space and to explore the opportunities for economic diversification against a background of climate change and a possible reversal of tourist trends. After two weeks of very intense study, which involved close interaction with the local community, the use of various data collection and analytical techniques, and boatloads full of interdisciplinary and intercultural learning, findings and ideas were presented to the community in Amphawa’s town hall. The student’s intention to provoke discussion in the community and hopefully set in motion a process of more careful and more strategic thinking about Amphawa’s future came off wonderfully well. The proposal to tackle the mobility problem by creating a car-free zone around the floating market in combination with centralized parking along the approach roads and the introduction of a new regional boat service sparked a lively discussion on the pro’s, the cons and the feasibility of the plan. Another suggestion involving a combination of gradual diversification of agricultural production (in order to decrease vulnerability to climate change) and making the most of the region’s potential for sustainable agro tourism (to prepare for the possibility of the floating market hype passing over) attracted lots of response as well. Many people agreed with the general idea, but simultaneously and with good reason wondered how such a ‘change of direction’ should be initiated and pursued. At the end of the day it was – unofficially – agreed G that if the community does not come up with a plan within a year, the theme for next year’s workshop has already been defined. Dr. Bart Lambregts Division of Urban and Environmental Planning Kasetsart University, Bangkok GPIO, University of Amsterdam
[email protected]