GEMEENTE SLIEDRECHT Bestemmingsplan Buitengebied
Toelichting
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002/ Vastgesteld Projectnr. 216-010 / november 2014
Pouderoyen Compagnons
INHOUD
1.
BLZ
INLEIDING .................................................................................... 3
1.1. Aanleiding........................................................................................... 3 1.2. Opzet van het bestemmingsplan ....................................................... 5 1.3. Ligging en begrenzing plangebied ..................................................... 5 1.4. Vigerende bestemmingsplannen ....................................................... 6 1.5. Systematiek ........................................................................................ 7 1.6. Leeswijzer .......................................................................................... 8
2.
GEBIEDSBESCHRIJVING ........................................................... 9
2.1. Landschap .......................................................................................... 9 2.2. Natuur............................................................................................... 11 2.3. Cultuurhistorie .................................................................................. 12 2.4. Archeologie ...................................................................................... 13 2.5. Landbouw ......................................................................................... 14 2.6. Wonen .............................................................................................. 15 2.7. Recreatie .......................................................................................... 15 2.8. Bedrijven .......................................................................................... 16 2.9. Nutsvoorzieningen ........................................................................... 16 2.10 Infrastructuur ................................................................................... 17
3.
BELEID ....................................................................................... 18
3.1. Rijksbeleid ........................................................................................ 18 3.2. Provinciaal beleid ............................................................................. 18 3.3. Gemeentelijk beleid .......................................................................... 28
4.
BESTEMMINGSREGELING FUNCTIES ................................... 35
4.1. Landbouw ......................................................................................... 35 4.2. Wonen .............................................................................................. 43 4.3. Bedrijven .......................................................................................... 44 4.4. Recreatie .......................................................................................... 47 4.5. Sport ................................................................................................. 47 4.6. Infrastructuur .................................................................................... 47
5.
BESTEMMINGSREGELING OMGEVINGSKWALITEIT ........... 49
5.1. Natuurwaarden ................................................................................. 49 5.2. Cultuurhistorie .................................................................................. 49 5.3. Archeologie ...................................................................................... 49 5.4. Landschap ........................................................................................ 50 5.5. Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden ................ 51
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
1
Pouderoyen Compagnons
6.
WATER ....................................................................................... 52
6.1. Beleid ............................................................................................... 52 6.2. Overleg ............................................................................................. 54 6.3. Watersysteem .................................................................................. 55 6.4. Water in het bestemmingsplan ........................................................ 55
7.
MILIEU ........................................................................................ 58
7.1. Milieu algemeen ............................................................................... 58 7.2. Plan-MER ......................................................................................... 58 7.3. Geurhinder ....................................................................................... 59 7.4. Ammoniak ........................................................................................ 59 7.5. Geluid ............................................................................................... 60 7.6. Luchtkwaliteit .................................................................................... 61 7.7. Externe veiligheid ............................................................................. 62 7.8. Hoogspanningsverbindingen ........................................................... 65
8.
UITVOERBAARHEID ................................................................. 66
8.1. Het nieuwe bestemmingsplan en handhaving ................................. 66 8.2. Financiële uitvoerbaarheid ............................................................... 67
9.
JURIDISCHE TOELICHTING ..................................................... 68
9.1. Algemeen ......................................................................................... 68 9.2. Bestemmingsregeling ....................................................................... 69 9.3. Wijze van toetsen ............................................................................. 70
10.
PROCEDURE .......................................................................... 72
10.1 Voorontwerp .................................................................................... 72 10.2. Vooroverleg .................................................................................... 72 10.3. Inspraak.......................................................................................... 72 10.4 Ontwerp ........................................................................................... 72 10.6 Vaststelling ...................................................................................... 73 10.7 Beroepsprocedure ........................................................................... 73 10.7 Vaststelling na gerechtelijke uitspraak ............................................ 74
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Notitie zienswijzen Bijlage 2 Notitie inspraak en overleg
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
2
Pouderoyen Compagnons
1.
INLEIDING
1.1. Aanleiding De gemeente Sliedrecht gaat voor haar buitengebied een nieuw bestemmingsplan opstellen. Het betreft het volledige buitengebied ten noorden van de kern. Inbegrepen is het plangebied “Recreatief knooppunt Sliedrecht” (toekomstig uitloopgebied met o.a. bos, sportvoorzieningen en waterberging), waarvoor op dit moment een conserverende regeling is opgenomen (bestemming bestaande rechten en gebruik). Zodra de plannen voor dit gebied inhoudelijk voldoende concreet zijn, volgt een maatwerk bestemmingsplan. De gemeente gaat in beginsel uit van een flexibel bestemmingsplan. Voor buitengebieden betekent dit veelal dat in het bestemmingsplan veel generieke binnenplanse ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden. In Sliedrecht echter, waar het buitengebied zeer overzichtelijk is en er een beperkt aantal bedrijfslocaties is, is het niet gewenst om flexibiliteit te vertalen naar generiek toepasbare ontwikkelingsmogelijkheden, maar naar maatwerkregelingen per locatie en beperkte generieke mogelijkheden. Op deze wijze sluit de planregeling veel beter aan op de behoeften in het gebied, die in tegenstelling tot veel grotere buitengebieden in andere gemeenten, in Sliedrecht wel overzichtelijk in beeld zijn. Het voordeel van deze maatwerk-aanpak is: Maatwerkregels per locatie bieden naar de gemeente en de burger/ondernemer maximale helderheid over de ontwikkelingsruimte per locatie; generieke regels zijn niet altijd toepasbaar en vereisen bij toepassing alsnog veel onderzoek; Generieke regels vereisen relatief veel vooronderzoek in het planvormingsstadium om de uitvoerbaarheid aan te kunnen tonen (planologische en milieukundige toepasbaarheid; onderzoeksplicht ligt bij de gemeente). Omwille van plankosten en doorlooptijd is dit minder wenselijk; Generieke regels worden effectief wanneer ze ook veelvuldig toegepast worden in de beheersfase van het plan. Dit is, gezien de beperkte omvang van het plangebied en het beperkt aantal adressen niet aannemelijk. De gemeente acht het weinig effectief om veel regels diepgaand uit te werken, wetende dat deze nauwelijks of niet toegepast gaan worden; Generieke regels bieden potentieel ruime veranderingsmogelijkheden die op voorhand tot een MER-plicht leiden. Aangezien zich in het gebied in de praktijk slechts enkele concrete ontwikkelingen zullen voordoen in de werkingstermijn van het bestemmingsplan (10 jaar), is het niet zinvol om allerlei theoretische ontwikkelingen die zich in de praktijk wellicht incidenteel of zelfs niet gaan voordoen, te analyseren op hun milieukundige effecten.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
3
Pouderoyen Compagnons
De gemeente heeft bij de bestemmingsplanactualisatie de volgende aanpak gehanteerd, waarbij ruimte wordt geboden voor: 1. bestaande rechten, bestaand gebruik en bestaande bouw, voor zover legaal aanwezig, regelen met een positieve bestemming; 2. kleine correcties die in het kader van een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ kunnen worden meegenomen en die geen nader onderzoek vereisen; 3. eventuele toekomstige andere ontwikkelingswensen zullen later moeten resulteren in partiële bestemmingsplanherzieningen. Kan het gemeentelijk beleid niet flexibel worden ingericht? De gemeente heeft met de ondernemers in het plangebied de eventuele ontwikkelingswensen besproken. Ontwikkelingen worden separaat onderbouwd (buiten de kernactiviteit herziening bestemmingsplan). Daartoe worden ondernemers – nadat de gemeente en initiatiefnemer het eens zijn over de ontwikkelingen - in de gelegenheid gesteld om een ruimtelijke onderbouwing aan te leveren ten behoeve van een separaat bestemmingsplan (postzegelplan), om het actualisatietraject niet te vertragen. Voor Sliedrecht is flexibiliteit in het plan opgenomen door maatwerkregelingen per locatie en binnenplanse afwijkingen en zeer beperkt aanvullend generieke wijzigingsmogelijkheden. Dit beperkt in beginsel de onderzoeksnoodzaak en maakt een korte doorlooptijd van het plantraject mogelijk. Daarbij is tevens uitgangspunt dat ruimtelijk of milieukundige significante ontwikkelingsruimte alleen buiten het actualisatietraject om (in een aparte procedure) kan worden gefaciliteerd. Bestaand gebruik en bestaande rechten Als start van de bestemmingsplanprocedure heeft de gemeente een zeer uitvoerige inventarisatie uitgevoerd naar bestaande rechten, bestaand gebruik en bestaande bebouwing. Uit de inventarisatie blijkt dat de feitelijke situatie veelal in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan. Daar waar dit niet het geval is, is een afweging gemaakt of de situatie in het nieuwe bestemmingsplan vastgelegd kan worden. Het resultaat van de afweging is met belanghebbenden gecommuniceerd en in overleg is bepaald hoe met de afwijking omgegaan zal worden. Op deze wijze steekt de gemeente de actualisatie van het bestemmingsplan zorgvuldig in en wordt voorkomen dat pas later in het planproces eventuele knelpunten ontstaan in het bestemmen van bestaande situaties en mogelijkheden.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
4
Pouderoyen Compagnons
De bestaande bestemmingen, zoals opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen, inclusief de vastgestelde wijzigingsplannen en vrijstellingen voor uitbreiding en/of vormverandering vormen het vertrekpunt voor perceelsbestemmingen en bouwvlakken in het nieuwe bestemmingsplan. Daar waar geringe afwijkingen optraden, is het bouwvlak in beginsel aangepast aan de feitelijke situatie. Indien ten opzichte van de vigerende planologische situatie bouwvlakken worden vergroot, zal ten behoeve van de onderbouwing veelal nader onderzoek nodig zijn.
1.2. Opzet van het bestemmingsplan Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit een set regels waarin de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het gebied worden vastgelegd, en een verbeelding of plankaart, waarop is aangegeven op welke percelen welke regels van toepassing zijn. Daarnaast kent het bestemmingsplan een toelichting, als achterliggend informatiedocument (zonder juridische status). De functie van een toelichting is: het geven van een verantwoording van de inventarisatie van het plangebied; het aangeven van de beleidsuitgangspunten voor het landelijk gebied; de onderbouwing van de gekozen bestemmingen (op basis van inventarisatie, beleid en waar nodig onderzoek); de toelichting op de inhoud, systematiek, toepassing en handhaving van het juridisch plan (verbeelding en regels).
1.3. Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied betreft het volledige buitengebied van de gemeente Sliedrecht, inclusief de Betuweroute. De bebouwde kom valt buiten het plangebied. De gemeente Sliedrecht ligt in de provincie Zuid-Holland en ligt aan de Beneden Merwede. Het plangebied wordt in het zuiden begrensd door de Betuweroute. In het westen wordt de plangrens gevormd door de gemeentegrens met de gemeente Papendrecht. De noordelijke plangrens wordt gevormd door de gemeentegrens met de gemeente Molenwaard en volgt de Achterwetering. De oostelijke plangrens ligt op de gemeentegrens met de gemeente Hardinxveld-Giessendam en loopt gelijk met de Zwijnskade. Hierna is een afbeelding opgenomen met de begrenzing van het plangebied.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
5
Pouderoyen Compagnons
Afbeelding begrenzing plangebied
1.4. Vigerende bestemmingsplannen Voor het plangebied vigeren verschillende bestemmingsplannen. In navolgende paragraaf zijn alle bestemmingsplannen kort toegelicht. Bestemmingsplan Landelijk Gebied Het buitengebied van de gemeente Sliedrecht komt overeen met het plangebied van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied”. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 27 oktober 1986 door de gemeente Sliedrecht en op 9 juni 1987 goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
De plankaart van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied”
Bestemmingsplan Betuweroute De Betuweroute is gelegen in het bestemmingsplan “Betuweroute” zoals vastgesteld door de gemeente op 14 december 1998 en op 6 juli 1999 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Op de volgende pagina is een uitsnede van de plankaart opgenomen.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
6
Pouderoyen Compagnons
Fragment plankaart bestemmingsplan “Betuweroute”
Bestemmingsplan Manege Alblas Voor een verplaatste manege is een separaat bestemmingsplan opgesteld. Dit plan is op 21 februari 2012 vastgesteld.
Verbeelding bestemmingsplan “Manege Alblas”, afkomstig van www.ruimtelijkeplannen.nl
Vrijstellingen ex. artikel 19 WRO In het plangebied zijn 6 ontwikkelingen mogelijk gemaakt middels een procedure ex. artikel 19 WRO. Deze ontwikkelingen zijn overgenomen in voorliggend bestemmingsplan en worden positief bestemd.
1.5. Systematiek De wijze van bestemmen De basis voor de plansystematiek is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met bijbehorend Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bestemmingsplan moet zowel in digitale als analoge (papieren) vorm worden vastgesteld. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) is vastgelegd hoe het bestemmingsplan moet worden opgezet. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
7
Pouderoyen Compagnons
Inhoudelijke kaders In grote lijnen kan gesteld worden dat de provinciale Verordening Ruimte, de Structuurvisie Zuid-Holland en de Gebiedsprofielen Alblasserwaard & Vijfheerenlanden de belangrijkste inhoudelijke beleidskaders vormen voor het bestemmingsplan Landelijk Gebied. Ontwikkelingen Overige ontwikkelingen zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen, aangezien dit niet aansluit bij de doelstelling een actualiserend bestemmingsplan op te stellen. Gewenste ontwikkelingen zullen via een afzonderlijke ruimtelijke procedure alsnog kunnen worden gerealiseerd.
1.6. Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied; Hoofdstuk 3 vat het relevante beleid samen; Hoofdstuk 4 geeft de nieuwe bestemmingen weer voor de aanwezige functies; Hoofdstuk 5 licht de bestemmingsregeling voor de omgevingskwaliteiten toe; Hoofdstuk 6 betreft de waterparagraaf; Hoofdstuk 7 beschrijft de milieukundige aspecten van dit bestemmingsplan; Hoofdstuk 8 beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan; Hoofdstuk 9 licht de werking van de juridische regeling toe; Hoofdstuk 10 beschrijft de doorlopen procedure.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
8
Pouderoyen Compagnons
2.
GEBIEDSBESCHRIJVING
2.1. Landschap Vanaf de hogere gronden werden langs de verschillende rivieren smalle stroken land uitgegeven en ontgonnen, terwijl voor een goede waterhuishouding weteringen en sloten gegraven en kaden opgeworpen werden. Dit hele occupatieproces heeft ertoe geleid dat het open veenweidegebied van de Alblasserwaard vanaf de Merwededijk, ter hoogte van Sliedrecht, met stedelijke functies is gepenetreerd. De aanleg van de RW 15 (geluidswering), de Betuweroute en de spoorlijn Geldermalsen - Dordrecht hebben zowel een initiërende als beperkende invloed gehad op deze penetratie. Op dit moment vormen de spoorlijnen een duidelijke en scherpe begrenzing van het landelijke en stedelijke gebied. Het ten noorden van de spoorlijnen resterende, vrij homogene open veenweidegebied, het plangebied, vertoont mede dankzij die scherpe functionele begrenzing nog duidelijk alle karakteristieken van de Alblasserwaard. Geconstateerd kan namelijk worden dat verreweg het grootste deel van het gebied zich kenmerkt als een regelmatig verkaveld open polderlandschap met langs de Provinciale weg nr. 37 hoog opgaande bosplantsoenen, die een sterke coulissewerking hebben en het gebied in tweeën delen.
Zicht op de kern Sliedrecht vanaf de Kweldamweg (bron foto: Google Streetview)
Andere nog landschappelijk karakteristieke elementen worden gevormd door de Middelwetering, waarbij een enkele populier of wilg aan de Wetering de openheid van het gebied benadrukt. Aan de noordkant bepaalt het silhouet van de lintbebouwing van het dorp Wijngaarden met zijn hoog opgaande beplanting de ruimtelijke begrenzing. De zuidrand wordt bepaald door het hoge dijklichaam van de spoorbaan en de (geluidswal van de) Betuweroute in samenhang met boerderijen, burgerwoningen, erf- en volkstuinbeplanting langs de evenwijdig aan de Betuweroute lopende Parallelweg. Op de kruising van de onbeplante Tolsteeg en de Wetering bevindt zich een aantal volkstuinen, gericht op groenteteelt. Dit is eveneens het geval elders aan de Parallelweg.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
9
Pouderoyen Compagnons
De gebouwtjes en de oppervlaktetextuur van deze tuinen vallen storend op binnen het open veenweidegebied. Aan de zuidwestkant van het plangebied wordt de ruimtelijke begrenzing door de barrière van RW 15 (met hoog opgaande beplanting) gevormd, terwijl de westelijke rand (gemeentegrens) niet visueel benadrukt is. Het oostelijk van de Provinciale weg nr. 37 gelegen gebied is, onder andere als gevolg van de in ruilverkavelingsverband aangelegde Kweldamweg, minder grootschalig.
Zicht op de Middelwetering vanaf de N482 in oostelijke richting (bron foto: Google Streetview)
Zowel beplanting aan de weg en rond het erf als de bebouwing (nieuwe boerderijen en de rioolwaterzuivering) hebben tot een opdeling van de ruimte geleid. Het ten noorden van de Kweldamweg gelegen gebied is open en staat door het ontbreken van beplanting langs de Zwijnskade ook nog in relatie met de rest van het open Alblasserwaardgebied. Het gebied ten zuiden van de Kweldamweg echter niet meer. Bovendien dient geconstateerd te worden dat de hoge (flat)bebouwing van Sliedrecht, die zich aan de zuidrand manifesteert in feite, ook al grenst de bebouwing niet direct aan het plangebied, een opvallend stedelijk element vormt. Hoewel de hoge populierenbeplanting ten zuiden van de spoorlijn samen met de beplanting langs de Kweldamweg deze stedelijke elementen filtert, kan er toch van een opvallende stedelijk beeld gesproken worden. Door het plangebied lopen enige belangrijke leidingen, te weten 2 aardgastransportleidingen van de N.V. Nederlandse Gasunie en 2 hoogspanningsverbindingen. De verbinding die dwars door het plangebied voert heeft door zijn aangepaste vormgeving echter weinig ruimtelijke invloed op de karakteristieke openheid.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
10
Pouderoyen Compagnons
Daarentegen valt de evenwijdig aan de Zwijnskade gelegen hoogspanningsleiding op door het gebruik van de traditionele masten.
2.2. Natuur Vanwege de beperkte oppervlakte van het buitengebied van Sliedrecht zijn er weinig natuurwaarden. In of nabij het plangebied zijn geen gronden aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur of als ecologische verbindingszone. Ook zijn er in of nabij het plangebied geen Natura2000 gebieden gesitueerd. De eventueel aanwezige natuurwaarden in het plangebied concentreren zich op de landbouwgronden, in de landbouwsloten, binnen de perceelsbeplanting, in de groenstroken evenwijdig aan de provinciale weg N482 en aan de Zwijnskade. Ook zijn er op verschillende locaties in het buitengebied kleine percelen met natuurwaarden gesitueerd, waaronder een eendenkooi. Het landbouwgebied bevat natuurwaarden in de vorm van wegbeplantingen, knotbomen en de watergangen met oeverbeplantingen. De waterstructuur, de sloten, zijn een belangrijke drager voor het verspreiden van waterplanten en dieren binnen Sliedrecht. De aanwezige bedrijven en woningen in het buitengebied zijn over het algemeen afgeschermd door erfbeplanting. Binnen deze erfbeplanting kunnen natuurwaarden aanwezig zijn. De groenstrook evenwijdig aan de N482 is voornamelijk beplant met eiken en elzen met een ruige onderbegroeiing. De strook heeft een lengte van circa 1.750 m en een breedte van circa 15 m en volgt de gehele N482 op het grondgebied van de gemeente Sliedrecht.
De begeleidende groenstrook evenwijdig aan de N482 (bron foto: Google Streetview)
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
11
Pouderoyen Compagnons
De strook evenwijdig aan de Zwijnskade is vergelijkbaar met de strook evenwijdig aan de N482. Ten oosten van de RWZI zijn 2 percelen beplant met verschillende soorten bomen en struikgewas. De eendenkooi is gesitueerd aan de Parallelweg en bestaat uit een waterpartij, welke wordt afgeschermd door diverse soorten bomen en struikgewas.
2.3. Cultuurhistorie De cultuurhistorische kenmerken van het plangebied en omgeving zijn door de provincie Zuid-Holland opgenomen op de Cultuurhistorische waardenkaart. Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie zijn er enkele waardevolle elementen en vlakken gelegen in het buitengebied van Sliedrecht. Hieronder is een afbeelding van de waardenkaart opgenomen.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Landschapkenmerken (2a) Zuid-Holland
Het groene vlak op bovenstaande kaart geeft aan dat het gehele plangebied behoort tot een veenontginning. Op basis van de landschapswaardenkaart heeft het gebied een redelijk hoge waarde. De bruine stippellijn in het westen van het plangebied geeft een rivierdijk / dwarsdijk weer. Op basis van de landschapswaardenkaart heeft de dijk een hoge waarde. De groene lijn in het oosten van het plangebied staat voor een poldergrens. Op basis van de landschapswaardenkaart heeft de grens een hoge waarde.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
12
Pouderoyen Compagnons
Afbeelding ligging eendenkooi (bron luchtfoto: Google Earth)
Aan de Parallelweg is een eendenkooi gesitueerd. De eendenkooi heeft, op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie, geen cultuurhistorische waarde. De eendenkooi heeft in het bestemmingsplan ook geen specifieke bescherming gekregen.
2.4. Archeologie De provincie Zuid-Holland heeft alle archeologische waarden in de provincie opgenomen op de Cultuurhistorische waardenkaart. Op basis van deze kaart zijn er in het plangebied verschillende gebieden met archeologische waarden gesitueerd. Hieronder is een uitsnede van de kaart opgenomen.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Archeologie kenmerken (1a) Zuid-Holland
Het lichtgroene vlak op de kaart staat voor komafzettingen. Dit gebied is bewoond vanaf de Middeleeuwen. In deze zone is er een kleine kans op het aantreffen van archeologische sporen. De groene banen op de kaart staan voor geulafzettingen en stroomgordels. In deze gebieden is er bewoning bekend vanaf de Bronstijd of IJzertijd of Romeinse tijd en plaatselijk vanaf het Neolithicum. In deze zone is er een zeer grote tot een redelijke grote kans op het aantreffen van archeologische sporen.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
13
Pouderoyen Compagnons
Het oranje vlak op de kaart staat voor rivierduinen. Op de rivierduinen vond bewoning plaats vanaf het Mesolithicum (rivierduinen). Voor deze zones geldt dat er sprake is van een redelijk tot grote kans op het aantreffen van archeologische sporen.
Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Archeologie waarden (1b) Zuid-Holland
In het plangebied is 1 archeologisch monument met een zeer hoge waarde gesitueerd. Dit monument is op bovenstaande kaart omcirkeld. Het betreft een donk met bewoningssporen, die gedateerd zijn op het Mesolithicum en/of het Neolithicum. Er zijn geen zichtbare overblijfselen en het gebied heeft een oppervlakte van circa 3 ha, waarvan ongeveer 1,5 ha in het buitengebied ligt. Er bestaat een zeer grote kans op het aantreffen van archeologische sporen. In het bestemmingsplan zijn de meest waardevolle indicatieve zone alsmede het archeologisch monument van beschermende regelingen voorzien.
2.5. Landbouw Op de ontgonnen kavels werd aanvankelijk gemengde landbouw bedreven. De landbouwakkers lagen direct achter de boerderijen in de ontginningsbases. Achter die akkers lag het weiland, het voorste in gebruik voor beweiding, het achterste voor hooiland, dat nimmer bemest werd (blauwgrasland). De voornaamste akkerbouwgewassen waren granen en hennep, waarvan de productie vooral toenam door de steeds beter wordende bemalingstechniek en waarnaar de vraag toenam door de sterke e ontwikkeling van de zeevaart in ons land. In de 17 eeuw veranderde de situatie deels door veranderingen met betrekking tot de afzet van producten, deels door inklinking van de bodem, waardoor de grond voor akkerbouw te drassig werd. De veehouderij doet dan algemeen haar intrede en is gericht op melkproductie en kaasmaken. Als bijproduct werd wei geleverd, die als varkensvoer werd gebruikt, waardoor de varkensmesterij toenam.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
14
Pouderoyen Compagnons
Hierdoor kwam meer mest beschikbaar, waardoor de gronden rijker konden worden bemest, vooral de dieper naar achter gelegen hooilanden. Bij deze natuurlijke bemesting voegde zich de intrede van de e e kunstmest aan het einde van de 19 en begin 20 eeuw. Zo kan het vrijwel geheel verdwijnen van de blauwgraslanden, die door hun voedselarmoede voor de bedrijfsvoering minder productief waren, worden verklaard. Lange tijd heeft de Alblasserwaard het eigen ontginningspatroon e behouden. Pas in de 20 eeuw versterkt door de inmiddels in de zestiger jaren ter hand genomen ruilverkaveling, is een aanvang gemaakt het open poldergebied ook voor bewoning in te richten. Intensieve veehouderij komt in het gebied niet voor. Nieuwe ontwikkelingen zullen slechts daar kunnen worden toegestaan waar de schade aan het milieu beperkt kan worden. Het agrarisch gebruik van de gronden in het plangebied is dus weidebouw. De meeste bedrijven hebben een bescheiden uitstraling. Langs de Kweldamweg echter, de ruilverkavelingsweg, komen inmiddels ook grotere boerderijcomplexen voor, net als aan de Westeinde. In totaal zijn in het plangebied 7 agrarische bedrijven gevestigd, allen veehouderijen. Eén van de bedrijven is aan te merken als een manege.
2.6. Wonen In het gebied bevindt zich, naast enkele (agrarische) bedrijfswoningen, ook een aantal burgerwoningen. Deze burgerwoningen bevinden zich aan de noordkant van het plangebied aan de Westeinde en de Wijngaardsedijk en in het midden van het plangebied bij de Middelwetering. De woningen bestaan over het algemeen uit 1 bouwlaag 3 met een kap en hebben een maximale inhoud van circa 400 m .
2.7. Recreatie In het plangebied zijn recreatieve voorzieningen gesitueerd in de vorm van een manege en een volkstuin. Volkstuinen Aan de Parallelweg zijn volkstuinen aanwezig. Het complex van volkstuinen aan de Parallelweg is met circa 1,9 ha. het grootste complex van volkstuinen in de gemeente. Routes In het buitengebied van Sliedrecht zijn enkele wegen gelegen die de (toeristische) ontsluiting vormen. Het betreft de provinciale weg N482, de Tolsteeg en de Zwijnskade. Al deze wegen kennen een noord-zuid oriëntatie en verbinden de kern Sliedrecht met het buitengebied en het lint Wijngaarden.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
15
Pouderoyen Compagnons
2.8. Bedrijven In het buitengebied van Sliedrecht is 1 bedrijf gevestigd dat agrarisch aanverwant is. Het betreft een hoveniersbedrijf, dat is gevestigd aan de Kweldamweg 49. Dit bedrijf heeft de bestemming Bedrijf gekregen. Aan de Parallelweg 3 is een pensionstallingsbedrijf voor paarden gevestigd. Dit bedrijf wordt aangemerkt als een niet-agrarisch bedrijf. Daarnaast wordt een aantal vleeskoeien gehouden en worden op kleine schaal paarden gefokt. Deze agrarisch activiteiten zijn dermate klein in omvang dat hier sprake is van een nevenactiviteit bij het pensionstallingsbedrijf. Deze nevenactiviteit zijn voor dit perceel specifiek mogelijk gemaakt. Hierbij is zeker gesteld dat geen sprake kan zijn van een intensieve veehouderij, gezien het houden van vleeskoeien ter plaatse. Daarnaast zijn de agrarische bedrijfsgebouwen op het adres Westeinde 18a in gebruik voor opslag van derden. Deze bedrijfsgebouwen hebben de agrarische functie verloren. De woonfunctie is ter plaatse de hoofdfunctie. Derhalve zijn deze bedrijfsmatige activiteiten binnen de bestemming Wonen als nevenactiviteit aangemerkt.
2.9. Nutsvoorzieningen In het buitengebied van Sliedrecht zijn enkele nutsvoorzieningen gesitueerd. Het betreft een rioolwaterzuiveringsinstallatie en een transformatorhuisje aan de Zwijnskade 99. RWZI De RWZI Sliedrecht is in 1981 gebouwd door het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden. Het is een RWZI van het type Schreiber GRD, met een capaciteit van 40.000 i.e. In 1999 is besloten om de beluchtingscapaciteit van de RWZI uit te breiden en deze uitbreiding is in 2001 voltooid. De reden voor de uitbreiding was dat de beluchtingscapaciteit bij minder dan 100% belasting onvoldoende was. Tevens zou er in 2000 extra industrie worden aangesloten en waren de beluchtingselementen aan vervanging toe. Voor de uitbreiding is uiteindelijk, na het vergelijken van meerdere mogelijkheden, gekozen voor plaatbeluchting. De RWZI bestaat uit 2 beluchtingstanks met een 3 totaal volume van 10.000 m . De RWZI heeft tevens een nabezinktank, een indikker en slibopslag. De RWZI is als Bedrijf-Nutsbedrijf bestemd. Overige nutsvoorzieningen De overige nutsvoorzieningen bestaan uit de transformatorhuisjes die op verschillende locaties in het buitengebied gesitueerd zijn. Deze hebben 2 2 een oppervlakte tussen de 10m en 20m en bestaan uit 1 bouwlaag. Het bestemmingsplan bevat hiervoor een regeling binnen de perceelsbestemmingen.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
16
Pouderoyen Compagnons
2.10 Infrastructuur De infrastructuur in het gebied bestaat uit wegen, de Betuweroute, de spoorlijn Geldermalsen – Dordrecht en hoogspanningslijnen. Wegen In het buitengebied van de gemeente Sliedrecht zijn vijf wegen gesitueerd. Deze zijn in te delen in 2 categorieën, te weten provinciale wegen en lokale wegen. De provinciale weg N482 verbindt de kern Sliedrecht met het buitengebied en met de kern Bleskensgraaf in de gemeente Molenwaard. De N482 snijdt de provinciale weg N214 ter hoogte van de Elzenweg in de gemeente Molenwaard. De weg bestaat uit 2 rijstroken met aparte fietspaden in beide richtingen. De lokale wegen zijn noord-zuid (Tolsteeg en Zwijnskade) en oost-west (Parallelweg en Kweldamweg) georiënteerd. De lokale wegen bestaan, met uitzondering van de Tolsteeg, uit een smalle rijstrook met passeerstroken, zonder apart fietspad. De Tolsteeg bestaat uit 1 rijstrook met enkele passeerhavens. Betuweroute De Betuweroute is ook in het plangebied gesitueerd. De Betuweroute is een 160 km lange goederenspoorlijn van de Maasvlakte bij Rotterdam naar de grens met Duitsland. De Betuweroute is in gebruik genomen in 2007. De Betuweroute bestaat uit een dubbelspoor en wordt begeleid door geluidsschermen en overige voorzieningen. Kruisingen van doorgaande wegen met de Betuweroute zijn over het algemeen vormgegeven als tunnel of als viaduct. Spoorlijn Geldermalsen – Dordrecht De spoorlijn Geldermalsen – Dordrecht bestaat overwegend uit een enkelspoor, met enkele passeerplaatsen op de tussenliggende stations, en verbindt de plaatsen Geldermalsen en Dordrecht met elkaar. Hoogspanningslijnen In het plangebied zijn twee tracés van hoogspanningslijnen gelegen; een 150 kV leiding dwars door het gebied en een 380 kV leiding aan de oostrand van het plangebied. Netbeheerder Tennet verzoekt rekening te houden met een vrije werkruimte rondom de hoogspanningsmasten van minimaal 50 bij 50 meter. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om de gronden binnen de belemmerde strook tijdens werkzaamheden te ontruimen. In de regels van het bestemmingsplan is een zone met bouwbeperkingen opgenomen in de directe nabijheid van de hoogspanningsverbindingen.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
17
Pouderoyen Compagnons
3.
BELEID
3.1. Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De SVIR vervangt verschillende bestaande nota’s zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn dertien nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is op 30 december 2011 in werking treden. Geen van de in de SVIR en Barro nationale belangen heeft betrekking op het buitengebied van de gemeente Sliedrecht. Derhalve is dit beleidsstuk niet verder uitgewerkt in voorliggend hoofdstuk.
3.2. Provinciaal beleid Structuurvisie Zuid-Holland Op 2 juli 2010 hebben de Provinciale Staten van Zuid Holland de Structuurvisie Zuid-Holland vastgesteld en op onderdelen geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2020, met een doorkijk naar 2040. De visie vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening Ruimte zijn de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte wordt in de volgende paragraaf besproken. Agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling In de Structuurvisie is het buitengebied van Sliedrecht op de Functiekaart aangeduid als ‘agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling’. Het gaat hierbij om een landelijk gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden, in combinatie met overwegend agrarische functies.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
18
Pouderoyen Compagnons
De water- en bodemproblematiek in de veenweidegebieden is complex en samenhangend. Knelpunten zijn er binnen de volledige breedte van het waterbeheer. Het gaat niet alleen om bodemdaling, maar ook om versnippering van het watersysteem, slechte waterkwaliteit (droge periodes) en wateroverlast (natte periodes). Aanpak van het afremmen van de bodemdaling vindt plaats via integrale gebiedsprocessen met betrokkenheid en draagvlak van de streek. Door vernatting, mogelijk in combinatie met innovaties als onderwaterdrainage kan gewerkt worden aan het verminderen van bodemdaling. Structuurverbetering door kavelruil blijft voor deze gebieden een belangrijk instrument om de huiskavels te vergroten. Van belang blijft het behouden van het unieke Hollandse landschap van openheid, slagenverkaveling met lange kavels en vele sloten.
Uitsnede Functiekaart Structuurvisie Zuid-Holland
Andere aanduidingen die in het buitengebied van de gemeente Sliedrecht voorkomen zijn ‘Zoeklocatie recreatiegebied’ (rood omcirkeld lichtgroen vierkant) en ‘Stedelijk groen buiten de contour’ (rood omcirkeld
donkergroen gebied). Zoeklocatie verblijfsrecreatiegebied
Een zoeklocatie verblijfsrecreatiegebied is in de structuurvisie gedefinieerd als een globale aanduiding voor een mogelijke en nader te begrenzen locatie voor de ontwikkeling van verblijfsrecreatie. Onder voorwaarden zijn nieuwe locaties voor verblijfsrecreatie mogelijk, waar deze op de functiekaart zijn aangeduid als ‘zoeklocatie verblijfsrecreatie’. Als strikte voorwaarde geldt dat de kernkwaliteiten in het landelijk gebied niet mogen worden aangetast en dat er sprake is van een duidelijk voordeel voor de omgeving.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
19
Pouderoyen Compagnons
Een belangrijk onderdeel van de transformatievisie Merwedezone is het regiopark. De beoogde locatie van het regiopark is als ‘zoeklocatie verblijfsrecreatie’ aangeduid. De primaire functie van het regiopark is landbouw. Er liggen bestaande en nog te ontwikkelen recreatieve knooppunten in, die onderling door recreatieve routes worden verbonden. Ook moeten er goede verbindingen komen van en naar het regiopark. In het recreatieve knooppunt Sliedrecht komen ook sportvelden, uit te plaatsen van een te herstructureren bedrijventerrein in Sliedrecht. Deze uitplaatsing is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van het regiopark als geheel. Het bestemmingsplan dat t.z.t. realisatie van de sportvelden mogelijk maakt, moet hier inzicht in geven. Stedelijk groen buiten de contour Stedelijk groen buiten de contour is in de structuurvisie gedefinieerd als een groengebied buiten en meestal in aansluiting op het stads- en dorpsgebied c.q. de bebouwingscontour. De gebieden hebben vaak als hoofdfunctie sportterrein, volkstuinen en/of begraafplaats. In dit geval betreft het een locatie voor uitplaatsing van de sportvelden die gecombineerd wordt met het regiopark. De grotere eenheden stedelijk groen vervullen een essentiële functie voor het leef- en vestigingsklimaat in de stad (recreatie, sport, natuur). Dit belang neemt toe met een verstedelijkingsopgave die grotendeels op binnenstedelijke intensivering is gericht. De provincie beschouwt daarom de grotere eenheden stedelijk groen als onderdeel van de groenstructuur en streeft ernaar deze beter in te bedden in de samenhangende groenstructuur. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk mits behoud van de groene functies en kwaliteiten voorop staat. Voor het stedelijk groen heeft de provincie de volgende doelen en uitgangspunten geformuleerd: Verbinden van het stedelijk groen (binnen en buiten de contour) door middel van recreatieve doorgaande routes die aansluiten op het recreatief routenetwerk. Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de kwaliteit ter plaatse en de samenhang tussen het binnenstedelijk en buitenstedelijk groen. Ontwikkelingen vergroten de diversiteit in ruimtelijke inrichting en programma tussen de verschillende recreatie- en groengebieden. Deze diversiteit is gebaseerd op de ligging ten opzichte van het stedelijk weefsel, de recreatievraag, de landschappelijke kenmerken ter plaatse en de ligging ten opzichte van andere stedelijk groen. Het aanbod wordt hierdoor specifieker en sterker verbonden met de ZuidHollandse kwaliteiten.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
20
Pouderoyen Compagnons
Waar nodig en mogelijk toevoegen van nieuw stedelijk groen of recreatiegebied.
Kwaliteitskaart
Op de Kwaliteitskaart behorende tot de Structuurvisie is het buitengebied van de gemeente Sliedrecht aangeduid als Herkenbaar waterrijk veen(weide). De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland, ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de veenondergrond en de waterhuishouding. Karakteristiek voor het veenweidegebied zijn de verschillende (regelmatige) verkavelingpatronen met smalle kavels en veel sloten met hoog waterpeil. Ook de aanwezigheid van kades, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, grasland, vee, (weide)vogels en hier en daar rietlanden en moeras is karakteristiek voor het gebied.
Uitsnede Kwaliteitskaart Structuurvisie Zuid-Holland
Van belang bij ruimtelijke ontwikkeling binnen het gebied is het behoud en versterking van dit unieke Hollandse landschap. In de Structuurvisie is aangegeven dat een verbreding en/of uitbreiding van bedrijvigheid middels (verblijfs)recreatie, educatie, zorg en streekeigen producten een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bewustwording voor het Groene Hart. Maïs en ruwvoederteelt Bij veel ruwvoederteelt zoals maïs wordt de bodem bewerkt die dan lang blootgesteld ligt aan de lucht. Dat leidt tot oxidatie, dat weer afbraak van veen tot gevolg heeft. Bij de verbouw van gras is dit niet aan de orde omdat gras ook na scheuren van het grasland snel weer een gesloten zode vormt. In de landbouwgebieden met veengronden die kwetsbaar zijn voor oxidatie bij bodembewerking, is de mogelijkheid van ruwvoerteelt (bijvoorbeeld maïsteelt) beperkt. Dit is in voorliggend bestemmingsplan vertaald door de omvang van maïsteelt in het agrarisch gebied te beperken tot maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
21
Pouderoyen Compagnons
Mede op grond van de Voorloper Groene Hart, heeft de provincie zowel voor het afremmen van bodemdaling als om landschappelijke redenen en natuurwaarden (weidevogels), een kaart gemaakt met de ligging van de gebieden die wel/mogelijk/niet kwetsbaar zijn voor oxidatie bij bodembewerking. Hieronder is een uitsnede van deze kaart opgenomen voor de gemeente Sliedrecht.
Uitsnede kaart Maïsgebieden, Structuurvisie Zuid-Holland, met begrenzing gemeente
In de uitwerking kan deze driedeling vertaald worden naar: Gebieden met een verbod op maïs-/ruwvoederteelten met bodembewerking. Dit is het grootste deel van de zogenoemde "landbouwgebieden met een opgave " uit de Agenda Landbouw die als zodanig zijn aangeduid vanwege bodemdalingsproblematiek; In veenweidelandschappen mag vanwege natuur en landschap op maximaal 20 % van het bedrijfsoppervlakte maïs-/ ruwvoederteelt plaatsvinden (20 % sluit voor veehouderijbedrijven aan op een optimale bedrijfsvoering); Overige gebieden: geen beperkingen. In het bestemmingsplan kunnen gemeenten afwijken van het verbod op maïs-/ruwvoederteelt tot een maximum van 20 % van de bedrijfsoppervlakte, mits de aanvrager aan kan tonen dat de teelt plaats heeft op zodanige wijze dat dit geen invloed heeft op de bodemdaling. Het scheuren van veenweiden voor graslandverbetering is toegestaan in alle categorieën gebieden. Doordat het verbod voor de teelt van maïs-/ruwvoeder niet is vertaald in de Verordening Ruimte van de provincie, is het niet direct overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. De bescherming van het open landschap en de bescherming van de bodem tegen verzuring zijn opgenomen in een omgevingsvergunning voor het scheuren van grasland. Het verbouwen van maïs-/ruwvoeder is niet specifiek uitgesloten.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
22
Pouderoyen Compagnons
Verordening Ruimte In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen het rijk, de provincies en de gemeenten. De provincie kan door middel van een Verordening regels formuleren waar gemeenten zich bij het opstellen van ruimtelijke plannen aan moeten houden. De provincie Zuid-Holland heeft hiertoe de Verordening Ruimte opgesteld. De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 vastgesteld en is per 26 juli 2010 in werking getreden. De verordening is op 30 januari 2013 gewijzigd en opnieuw vastgesteld. De provincie heeft in de Verordening Ruimte regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, luchten helihavens, molen - en landgoedbiotopen. De regels zijn er op gericht om, in lijn met het beleid van de Structuurvisie Zuid-Holland, het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio’s en in het bestaand stedelijk gebied. De betreffende bebouwingscontouren zijn vastgelegd op de kaarten van de Verordening Ruimte.
Uitsnede kaart Bebouwingscontouren Ruimtelijk Verordening Zuid Holland
In de Verordening zijn ook de concentratiegebieden voor glastuinbouw, bollenteelt en boom- en sierteelt, alsmede de ecologische hoofdstructuur en de Nationale- en Provinciale landschappen en de rijksbufferzones opgenomen. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte aangeduid als ‘Gebied buiten de bebouwingscontour’. Daarnaast is er op de kaarten aangeven dat er in het buitengebied van de gemeente Sliedrecht geen gebieden zijn aangewezen als: Ecologische Hoofdstructuur (EHS); Concentratiegebied; Bufferzone; Nieuw stads- en dorpsgebied 2020;
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
23
Pouderoyen Compagnons
Nieuwe kantoorlocatie; Bedrijventerrein of transformatiegebied; Locatie perifere detailhandel; Primaire of regionale waterkering; Veiligheidszonering oevers nieuwe waterweg; Zone rondom stiltegebied t.b.v. luchthavens; Molenbiotoop; Landgoedbiotoop.
Gebied buiten de bebouwingscontour Om het stedelijk netwerk te versterken hanteert de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Daarnaast kan de open ruimte buiten de stedelijke gebieden worden behouden voor landbouw, natuur en recreatie. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met de al vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten de bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. Voor de gebieden buiten de contour geldt voor bebouwing een nee, tenzij beleid. Nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies is niet mogelijk. Voor recreatieve functies en bebouwing zijn enkele specifieke bepalingen opgenomen. Binnen de daarvoor aangewezen gebieden ‘Stedelijk groen buiten de contour’ zijn nieuwe passende functies zoals sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen toegestaan, waarbij gebouwen zijn toegestaan die in relatie staan tot de functie met een omvang en verschijningsvorm die passen in de omgeving. Bij sportvelden zijn bijvoorbeeld kantines en kleedruimtes mogelijk, maar ook buitenschoolse opvang in combinatie met sport. Functies die geen groene uitstraling hebben zijn niet toegestaan, zoals sporthallen en zwembaden. Er zijn in de Verordening Ruimte ook uitzonderingen op het bebouwingscontourenbeleid opgenomen. Het gaat onder andere om regelingen voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied, vrijkomende agrarische bebouwing, noodzakelijke bebouwing, weggebonden voorzieningen, strandbebouwing, recreatieve bebouwing en bebouwing in stedelijk groen. Er zijn ook enkele uitzonderingen opgenomen waarvoor een afwijking van Gedeputeerde Staten (GS) nodig is.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
24
Pouderoyen Compagnons
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe ontwikkelingen toe. Er wordt geen nieuwe bebouwing buiten de contour toegestaan. Nationaal Landschap Groene Hart De provincie Zuid-Holland heeft in de Verordening Ruimte bepalingen genomen ten aanzien van de nationale landschappen. Het buitengebied van de gemeente Sliedrecht ligt in het nationale landschap Het Groene Hart. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk gebied. Deze kwaliteiten moeten worden behouden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt. Uitgangspunt is ’behoud door ontwikkeling’: mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, zijn binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is ruimte voor ten hoogste de natuurlijke bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en voor regionale en lokale bedrijvigheid.
Uitsnede kaart Verordening Ruimte Nationale landschappen en rijksbufferzones
Ten aanzien van de nationale landschappen is bepaald dat bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de begrenzing van de nationale landschappen Groene Hart, Hoeksche Waard en Nieuwe Hollandse Waterlinie en de daarin gelegen snelwegpanorama’s alleen ontwikkelingen mogelijk mogen maken die de kernkwaliteiten van deze gebieden behouden of versterken. Afwijken van het voorgaande kan alleen bij projecten met een groot openbaar belang. Voor bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bebouwingscontouren of binnen maar aansluitend aan de bebouwingscontouren, geldt dat de bestemmingsplannen een beeldkwaliteitsparagraaf moeten bevatten als: 1. de gronden zijn gelegen binnen de begrenzing van het Groene Hart;
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
25
Pouderoyen Compagnons
2. het bestemmingsplan voorziet in nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten. Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Derhalve is er geen beeldkwaliteitplan opgesteld. Agrarische bedrijven In de Verordening Ruimte zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van agrarische bedrijven. Buiten de bebouwingscontouren gelden de volgende eisen aan agrarische bouwvlakken: a. De agrarische bebouwing (uitgezonderd kassen) wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel dat een maximale omvang heeft van 2 ha; b. Nieuwe bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven; c. Voor een volwaardig agrarisch bedrijf is maximaal 1 agrarische bedrijfswoning toegestaan, of het aantal dat al is vergund; d. Nieuwe intensieve veehouderijen worden uitgesloten; e. Bestaande volwaardige intensieve veehouderijbedrijven mogen in beperkte mate uitbreiden in overeenstemming met door de gemeente te bepalen regels, f. Bestaande intensieve veehouderijen als neventak bij agrarische bedrijven mogen eenmalig met ten hoogste 10% van de inhoud worden uitgebreid, of meer indien dat nodig is om te kunnen voldoen aan wettelijke eisen; g. In bufferzones, zoals aangeduid op kaart 4, in afwijking van het bepaalde onder e en f wordt de oprichting van nieuwe gebouwen voor intensieve veeteelt uitgesloten. Deze bufferzone is niet gelegen op het grondgebied van de gemeente Sliedrecht.
Daarnaast is bepaald dat de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven moet worden uitgesloten buiten de concentratiegebieden. Voorliggende eisen zijn vertaald in de regels behorende bij de bestemming ‘Agrarisch’. Bedrijven en woningen Ten aanzien van bedrijven en woningen in het buitengebied is geen specifiek beleid opgenomen. Voor bedrijven en woningen gelden de bepalingen voor het oprichten van nieuwe bebouwing in het buitengebied, zoals beschreven in de paragraaf Gebied buiten de bebouwingscontour.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
26
Pouderoyen Compagnons
Verkavelingspatroon veenweidegebied Het gehele buitengebied van Sliedrecht is aangeduid als veen(weide)gebied. In dit gebied is het beleid gericht op het behouden van het karakteristieke veenweide landschap. In de Verordening is voor het gehele aangeduide gebied een verbod op het dempen van lengtesloten opgenomen. Deze regels zijn overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Visie Zuidrand Groene Hart De Regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, de Regio Drechtsteden en de Provincie Zuid-Holland hebben gezamenlijk opdracht gegeven om de Visie Zuidrand Groene Hart op te stellen. De Zuidrand van het Groene Hart is een gebied dat de kwaliteiten bezit van het Alblasserwaardse veenweidelandschap. Door de nabijheid van het stedelijk gebied van de Merwedezone en recente ontwikkelingen is er een situatie ontstaan die aandacht behoeft, zowel ruimtelijk als functioneel. Het gebied zou een beter gestroomlijnde functie moeten vervullen in de recreatieve opvang en - doorvoer. Om verdere binnenstedelijke verdichting in Sliedrecht (conform de compacte stad-gedachte) mogelijk te maken is het noodzakelijk gebleken om de bestaande sportvelden uit te plaatsen. Met de opbrengsten van het daar te realiseren bedrijventerrein, wil de gemeente Sliedrecht de aanleg van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht betalen. Er wordt voor het Recreatief Knooppunt Sliedrecht een combinatie van sportvelden met andere groen/blauwe ruimtevragers voorgestaan. Naast dat er een locatie voor de benodigde functies is gevonden, is het op deze manier mogelijk om effectief op te treden tegen de verrommeling en tevens variatie en functionaliteit toe te voegen aan de recreatieve invulling van de Zuidrand.
De Zuidrand van het Groene Hart
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
27
Pouderoyen Compagnons
De ‘Visie Zuidrand Groene Hart’ biedt het ontwikkelingskader voor de samenhang binnen de Zuidrand, waarbinnen ook het Recreatief Knooppunt Sliedrecht moet passen. Voor de realisatie van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht zijn al verschillende plannen opgesteld, waaronder een inrichtingsvisie. Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van het Recreatief Knooppunt niet mogelijk, omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft. De realisatie van het Knooppunt zal geschieden middels een separate juridisch-planologische procedure.
De Visie voor het Recreatief Knooppunt Sliedrecht (indicatieve weergave)
3.3. Gemeentelijk beleid Structuurvisie Sliedrecht: De wèreld tusse Wengerde en ’t waoter Op 27 februari 2006 heeft de gemeenteraad van de gemeente Sliedrecht de “Structuurvisie De Wèreld tusse Wengerde en ’t Waoter” vastgesteld. Met deze structuurvisie geeft de gemeente aan in welke richting de gemeente zich moet ontwikkelen in de periode tot 2015. Het hoofddoel van deze structuurvisie is drieledig, namelijk: Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat. Fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven. Daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur. Bij de Structuurvisie behoort een kaart waarop is aangegeven op welke ontwikkelingen wordt ingezet in de gemeente. Voor het buitengebied spelen er 2 aspecten, te weten “Vergezichten op Merwede (niet relevant) en de Alblasserwaard (wel relevant)” en “Groen-blauw-rood raamwerk in de polder”. Beide worden hieronder kort toegelicht.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
28
Pouderoyen Compagnons
Structuurkaart Structuurvisie Sliedrecht
Groen-blauw-rood raamwerk in de polder In dit gebied dient er aandacht voor het landschapsbeeld te zijn. Van belang is hoe de betekenis van het waardevolle veenweidelandschap behouden of verstekt wordt. Daarmee samenhangend dienen er hernieuwde banden met het stedelijk gebied te worden gerealiseerd en moet de beleefbaarheid van rivier, buitengebied en ondergrond worden versterkt. Er liggen ook kansen in ecologisch opzicht door het gebied gedifferentieerd en waardevoller te maken dan in de huidige situatie. Naast versterking van natuurwaarden in het algemeen, bestaat de opgave voor natuur vooral uit het vergroten van natuurwaarden binnen de geschetste hoofdstructuren (Merwede, parkenzone, spoorzone, veenweide). Binnen het groen-blauwe raamwerk kunnen afhankelijk van de vraag, diverse functies een plek krijgen. Functies die hier passen, zijn in ieder geval de wateropgave en recreatieve ontwikkelingen. Het absorberen van functies zoals sport, recreatie en in beperkte mate ook wonen biedt. Het kan de maatschappelijke waarde van het gebied vergroten en het biedt de kans dat het bestaande Sliedrecht vitaal kan blijven zonder dat het dorpse karakter wordt aangetast. Eventuele woningbouw in dit gebied is in ieder geval bedoeld om te kunnen voorzien in de eigen, Sliedrechtse woningbehoefte. Een groter programma is alleen dan acceptabel wanneer het groen-blauwe raamwerk een forsere invulling met woningbouw kan verdragen.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
29
Pouderoyen Compagnons
De randzone van de Alblasserwaard moet een functie vervullen als overloopgebied voor recreatie voor de hele regio Drechtsteden. Vergezichten op Merwede en de Alblasserwaard. De barrière van de A15, de spoorlijn en de Betuweroute maakt dat het dorp Sliedrecht ligt ingeklemd tussen het water en de infrastructuurbundel. De openheid van de Albasserwaard, die hemelsbreed slechts op enkele honderden meters ligt, is vanuit Sliedrecht niet te zien. De gemeente wil proberen door het creëren van verschillende routes en 'balkons' uitzicht over de Alblasserwaard te krijgen. Uitzicht kan een woonkwaliteit zijn: wonen aan de rand van de Alblasserwaard, soms gestapeld. En uitzicht kan ook een onderdeel van recreatieve routes zijn. Op daarvoor met kleine ingrepen geschikt te maken plekken zullen deze uitzichten het oog en de benen leiden naar de groene, open Alblasserwaard. Aandachtspunt bij het ontwerpen en ontwikkelen van het groenblauwrode raamwerk is het inpassen van deze routes en uitzichten met dien verstande dat recht wordt gedaan aan de betekenis van het waardevolle veenweidelandschap. Gebiedsprofielen Alblasserwaard & Vijfheerenlanden (ontwerp)
1
Een gebiedsprofiel is een uitwerking van de kwaliteitskaart uit de provinciale structuurvisie. In het gebiedsprofiel staat een beschrijving van de kenmerken van het gebied, de (geplande) ontwikkelingen, ambities en sturing. Het gebiedsprofiel dient als houvast bij nieuwe ontwikkelingen in het gebied. In het gebiedsprofiel zijn alle beleidsonderdelen over kwaliteit gebundeld. De acht belangrijkste ambities waar het gebiedsprofiel zich op richt zijn: 1. Het veiligstellen van de oost-west oriëntatie van de open ruimte in de Alblasserwaard. 2. Het veiligstellen en waar mogelijk versterken van het lommerrijke karakter van de Vijfheerenlanden als contrast met de Alblasserwaard. 3. Het behoud van de kamerstructuur, door het herkenbaar houden van de middeleeuwse polderkaden en de linten. 4. Het herkenbaar houden en versterken van de differentiatie tussen en binnen de linten. 5. Het herkenbaar houden en versterken van het hoofdwatersysteem. 6. Het ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardige dorpsranden bij het bouwen aan de dorpskernen. 7. Het bij de stedenband middels aantrekkelijke routes naar het landelijk gebied kwalitatief versterken van de stad-landrelaties. 8. Het behouden en versterken van het contact met de rivier in de stedenband, met name bij herstructureringen en dijkverbeteringen.
1
Op dit moment nog vast te stellen (1e kwartaal 2013).
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
30
Pouderoyen Compagnons
Vanuit de gebiedsprofielen zijn de volgende onderdelen van belang voor het buitengebied van Sliedrecht: Herkenbaar waterrijk veenweide; Doorsnijdend spoor, verdichte stationsomgeving; Water als structuurdrager; Gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap. Herkenbaar waterrijk veenweide Op basis van de kenmerken van het gebied, is er sprake van 2 hoofdgebieden, de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Het buitengebied van Sliedrecht valt binnen de Alblasserwaard. Dit gebied heeft de volgende kenmerken Een duidelijk oost-west oriëntatie; Een regelmatige verkaveling; Een open gebied. Vanuit de Provinciale Kwaliteitskaart gelden de volgende algemene ambities voor het waterrijke veenweidegebied: Behoud van het veenlandschap door het afremmen van bodemdaling. Behoud van het contrast tussen (meer verdichte) hooggelegen boezems, linten en het uitgestrekte, ingeklonken veen. Bewaren diversiteit aan verkavelingspatronen, waarbij lengtesloten als beeldbepalend worden beschouwd. Nieuwe agrarische bedrijven liggen aan boerenervenlinten en vormen visuele eilanden in het veenweidelandschap door stevige, passende beplanting en een ligging op ruime afstand van elkaar. Behoud van de veenstroom, dijk en kade als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het veen(weide)landschap en begrenzing van de poldereenheden. Het gebruik is zoveel mogelijk gericht op behoud van de karakteristieken (maat van de poldereenheden, verkavelingspatroon, beplanting, kades en dijken en de zichtbaarheid van water in de vorm van sloten, weteringen en boezems). Ontwikkelingen zijn gericht op een duurzaam gebruik en eigenaarschap van het veen(weide)gebied. Het maken van nieuwe (agrarische) natuurlandschappen met een (extensieve) recreatieve functie behoren tot de mogelijkheid. Voor de Alblasserwaard Vijfherenlanden zijn daar vanuit de specifieke kenmerken van de regio de volgende ambities aan toe te voegen: Het verschil tussen de Alblasserwaard en Vijheerenlanden intact houden;
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
31
Pouderoyen Compagnons
De ‘kamers’ of ontginningsblokken herkenbaar houden als ruimtelijke eenheden.
Uitsnede kaart Herkenbaar waterrijk veenweide
Doorsnijdend spoor, verdichte stationsomgeving De spoorzone heeft de volgende kenmerken: Betuweroute is dominant aanwezig als ruimtelijke grens en barrière tussen de stedenband en het veenweidegebied; Op 2 plekken is het landelijk gebied goed beleefbaar vanuit de trein. Vanuit de Provinciale Kwaliteitskaart geldt dat er specifieke aandacht moet zijn voor de visuele relatie tussen het spoor en de landschappelijke omgeving in de openbaar vervoerpanorama’s. Daarnaast dient de openheid binnen het panorama behouden te blijven. Voor de Alblasserwaard Vijfherenlanden is daar, vanuit de specifieke kenmerken van de regio, de volgende ambitie aan toe te voegen: De Betuweroute vormt nu een heldere ruimtelijke grens. Problemen daarbij zijn de barrièrewerking en het dominante ruimtelijke beeld van de lijn vanuit het aangrenzende open gebied. De barrièrewerking kan nu enkel worden aangepakt door in te zetten op vindbare en logische routes naar de onderdoorgangen en spoorovergangen. Voor een beter beeld van de lijn kan de hardheid van de huidige architectuur worden genuanceerd. Hiervoor liggen kansen bij de onderdoorgangen en de grenzen van de kamers. Water als structuurdrager Een watergang aan de westelijke zijde van het buitengebied van Sliedrecht is aangemerkt als ingenieus watersysteem. Dit watersysteem heeft de volgende kenmerken: Oost-west oriëntatie; Het systeem bestaat uit een stelsel van weteringen, boezems en vlieten; De brede boezems liggen verhoogd in het landschap;
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
32
Pouderoyen Compagnons
Aan het stelsel zit een ensemble gekoppeld van molens, gemalen en stuwen; Kruisende structuren van wegen en linten bieden middels bruggen en overgangen zicht op het systeem.
Voor de Alblasserwaard Vijfherenlanden is daar, vanuit de specifieke kenmerken van de regio, de volgende ambitie aan toe te voegen: Het behouden en versterken van het continue karakter van de boezems en vlieten door; Het beleefbaar houden van de hoogteverschillen met de omgeving; Bij aanpassingen te denken vanuit de gehele lijn: voorkom incidenten die inbreuk doen op het dwarsprofiel van doorgaande waterlopen, dit om te voorkomen dat de herkenbaarheid van de waterloop verstoord raakt; Kruisingen met andere structuren (als linten) vragen om zorgvuldige inpassing; Het opheffen van situaties die de continuïteit verstoren. Gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap Het ‘gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap’ heeft de volgende kenmerken: Het open, historisch waardevolle en landelijke karakter van de regio en de nabijheid van de grote steden geven het gebied een grote potentie. Er zijn al verschillende netwerken van zowel vaar- als wandel- als fietsroutes. De stad-land relaties zijn beperkt tot bestaande onderdoor- en overgangen in de bundel van infrastructuur, deze zijn vaak van matige kwaliteit. De overgangen over de Betuweroute vormen ‘balkons’ met een mooi zicht op het veenweidegebied. Zowel vanuit de regio, en met name vanuit de steden, als van buiten het gebied is er behoefte aan een goed recreatief netwerk. Daarnaast is in Het Manifest 2030 van de regio een ambitie uitgesproken voor een verdere ontwikkeling van het toerisme in de nabije toekomst. De Provinciale Kwaliteitskaart koppelt algemene ambities aan de verschillende onderdelen van het vrijetijdslandschap. Relevante ambities zijn: Ontwikkeling tot een samenhangend, gevarieerd, verbindend en aantrekkelijk stelsel van gebieden en routes op de schaal van de provincie door: Voorkomen van (nieuwe) obstakels in het recreatief netwerk door bijvoorbeeld verbreding en aanleg van wegen of nieuwe woonlocaties.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
33
Pouderoyen Compagnons
Opheffen van barrièrewerking door het waar mogelijk toevoegen van openbare verbindingen en routes. Inzet van de provincie richt zich vooral op nieuwe ontwikkelingen in de provinciale landschappen: toegankelijke en multifunctionele landschappen in de nabijheid van de stad met een hoge gebruiks- en belevingswaarde. Sterke verbinding stad-land door een aansluitend routenetwerk voor fietsen, varen en wandelen. Verbinden van het stedelijk groen (binnen en buiten de contour) door middel van recreatieve doorgaande routes die aansluiten op het recreatief routenetwerk.
Uitsnede kaart Gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
34
Pouderoyen Compagnons
4.
BESTEMMINGSREGELING FUNCTIES
4.1. Landbouw Agrarische gebiedsbestemming Het buitengebied van Sliedrecht heeft over het algemeen een agrarische functie. Doordat het buitengebied van Sliedrecht niet door de provincie Zuid-Holland in de provinciale structuurvisie is aangewezen als een cultuurhistorisch kroonjuweel of topgebied, krijgt het gehele buitengebied de bestemming ‘Agrarisch’. Binnen deze bestemming worden de aanwezige specifieke waarden en kenmerken van het landschap beschermd. Definiëring agrarische bedrijvigheid Binnen dit bestemmingsplan worden tot agrarische bedrijvigheid gerekend: ”Activiteiten die zijn gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van dierlijke of plantaardige producten, door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren”. Hieronder vallen ook boomteelt en sierteelt en op fokkerij en/ of training gerichte paardenhouderijen. Paardenhouderijen worden onderverdeeld naar productiegerichte paardenhouderijen en gebruiksgerichte paardenhouderijen. Uitsluitend de productiegerichte paardenhouderij wordt als agrarische bedrijfstak aangemerkt. Hiertoe behoren de fokkerijgerichte bedrijven zoals hengstenstations, opfokpaarden- en ponyfokbedrijven en de paardenhouderij gericht op het africhten, opleiden en trainen van paarden. Alle andere “paardenactiviteiten“ (bijvoorbeeld manege of pension) worden gerekend tot de niet-agrarische bedrijven. Een manege is hierbij een bijzondere vorm die als sportbedrijf gerekend wordt. Uiterlijk bestaat weinig verschil tussen productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij, qua aard echter wel. Gedacht kan worden aan de verschillende milieu-invloeden, verkeersaantrekking en ondersteunende horeca. Om te voorkomen dat bij agrarische bedrijven te veel recreatieve ontwikkelingen kunnen ontstaan, wordt het onderscheid in dit bestemmingsplan aangehouden. Het buitengebied van Sliedrecht kent 1 hoveniersbedrijf, welke wordt gerekend tot de niet-agrarische bedrijven. In het bestemmingsplan zijn bouwvlakken vastgelegd, waarbinnen per bouwvlak één bedrijf wordt toegestaan. Bedrijven met een agrarische hoofdfunctie en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten of bedrijven met een combinatie van meerdere agrarische activiteiten worden als één agrarisch bedrijf aangemerkt.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
35
Pouderoyen Compagnons
Dit geldt ook voor bedrijven die functioneel een samenhangende eenheid vormen maar juridisch zijn opgesplitst in meerdere eigenaren of bedrijfsonderdelen. Grondgebonden landbouw Er is onderscheid gemaakt in grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven. De grondgebonden veehouderijbedrijven zijn uitsluitend of overwegend gericht op het agrarisch grondgebruik door het houden van vee, waarbij het gebruik van agrarische grond noodzakelijk is voor het functioneren ervan of voor akkerbouw. Dit betreft bijvoorbeeld melkveehouderijbedrijven met koeien, maar ook geitenhouderijen. Overige grondgebonden bedrijven zijn boomteelt-, sierteelt-, fruitteelt-, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven. De gronden hebben de bestemming Agrarisch gekregen en daar waar bebouwing is toegestaan, is een bouwvlak opgenomen. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in het gebied niet toegestaan. Veehouderijbedrijven en andere dierenhouderijbedrijven die niet grondgebonden zijn kunnen worden geschaard onder de provinciale definitie voor intensieve veehouderij, namelijk: “Het houden van slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen (bijna) zonder weidegang. Dit onafhankelijk van agrarische grond als productiemiddel”. Dit betreft bijvoorbeeld kippenhouders en varkens- en stierenmesterijen. In de gemeente Sliedrecht zijn geen intensieve veehouderijen gesitueerd en deze worden ook niet toegestaan. Alle overige agrarische bedrijven die niet grondgebonden zijn, zijn gedefinieerd als: “bedrijven die in overwegende mate gericht zijn op de teelt, handel en bewaring van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel” (bijvoorbeeld een wormenof champignonkwekerij). Glastuinbouwbedrijven vallen ook onder deze definitie, maar zijn niet aanwezig en nieuwe worden niet toegestaan. Agrarische bouwvlakken Alle bestaande agrarische bedrijven hebben een bouwvlak gekregen. Deze bouwvlakken zijn aangeduid op de verbeelding met een aanduiding ‘bouwvlak’. Het vastleggen van bouwvlakken is tot stand gekomen aan de hand van het vigerende bestemmingsplan, gemeentelijke kennis, luchtfoto’s en een inventarisatie in het veld. Bij het toekennen van bouwvlakken is het geldende bouwvlak als uitgangspunt genomen. Dit is in het algemeen 1 ha. Voor een aantal bouwvlakken heeft een verandering plaatsgevonden. Dit betreft in een aantal gevallen een (kleine) vergroting van de vigerende bouwkavel en in sommige een verschuiving van de bouwkavel.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
36
Pouderoyen Compagnons
Een bouwvlak kan pas worden vergroot, indien door een onafhankelijke deskundige is aangetoond dat vergroting noodzakelijk is uit het oogpunt van continuïteit van het bedrijf. Dit wordt niet binnen dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Alle bouwwerken in het buitengebied (bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning, bijgebouwen, stallen, machineberging, mestopslag, voedersilo’s) zijn evenals bijbehorende voorzieningen (tuin, erfverharding, kuilvoerplaten en erfbeplanting) zoveel mogelijk binnen een op de kaart begrensd bouwvlak opgenomen. Binnen het bouwvlak dient ook de nieuwe bebouwing te worden gesitueerd. Een vergunning blijft noodzakelijk. Uitbreiding bouwvlak Het beleid in de structuurvisie stelt dat het plangebied is gebaat bij levenskrachtige agrarische bedrijven. Indien een agrarische ondernemer kans ziet door middel van schaalvergroting zijn bedrijf te continueren is dat ook in het belang van het behoud van het landschap, de agrarische natuur en cultuurhistorische waarden. Het vergroten van het bouwvlak wordt echter met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Via een separate procedure kan hieraan worden meegewerkt, als voldaan wordt aan de hiervoor relevante ruimtelijke voorwaarden. Nieuwvestiging De ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw binnen de gemeente zijn afhankelijk van de locatie, het type bedrijf, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en het toekomstperspectief etc. Nieuwe agrarische bedrijven tasten enerzijds de openheid aan door de bebouwing op zich, anderzijds is met name de grondgebonden veehouderij van belang om de openheid van het veenweidegebied te waarborgen. Conform de ruimtelijke verordening is nieuwvestiging van grondgebonden veehouderijen mogelijk. Dit moet echter plaatsvinden door een separate planologische procedure. Vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen is uitgesloten. Bij bestaande agrarische bedrijven zonder intensieve veehouderij is geen uitbreiding met intensieve veehouderij als neventak toegestaan. De vestiging van overige agrarische bedrijven, zoals gedefinieerd in de paragraaf Definiëring agrarische bedrijvigheid en de regels, is niet mogelijk.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
37
Pouderoyen Compagnons
Omschakeling van agrarische bedrijven Binnen de gemeente is behalve nieuwvestiging, ook omschakeling naar fruitteelt, sierteelt, akkerbouw, tuinbouw e.d. niet toegestaan. Omschakeling naar alle vormen van intensieve veehouderij is evenmin toegestaan. Omschakeling naar grondgebonden veehouderij en overige nietgrondgebonden agrarische bedrijven (geen glastuinbouw) is niet mogelijk. Agrarische bedrijfswoning In principe hebben alle volwaardige agrarische bedrijven recht op 1 bedrijfswoning. Uitgangspunt vormen het vigerende bestemmingsplan en verleende vrijstellingen en vergunningen. Wanneer hierin een extra bedrijfswoning was toegestaan op een perceel, is dit nu overgenomen. e Nieuwe 2 bedrijfswoningen worden niet toegestaan. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij een woning bij vaststelling van het plan al een grotere omvang heeft, dan geldt die inhoud als maximum. Voor alle bouwplannen dient getoetst te worden aan (gebiedsgerichte) criteria in de gemeentelijke welstandsnota. Nevenactiviteiten Naar verwachting zal de trend van een toename van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen zich de komende jaren voortzetten. Om in te spelen op deze verwachtingen, wordt voorgesteld om in het kader van plattelandsvernieuwing ruimte te bieden voor verbreding en (kleinschalige) vormen van hergebruik. Het gaat hierbij om extra inkomsten op agrarische bedrijven, mogelijkheden om leegstaande opstallen op een positieve manier te gebruiken, het verrijken van het recreatieve product en het verfraaien van het landschap. Zeker in een buitengebied als Sliedrecht met een fraai en kwetsbaar landschap en cultuurhistorische en natuurlijke waarden kan plattelandsvernieuwing perspectief bieden. De gemeente ondersteunt derhalve plattelandsvernieuwingsinitiatieven die het economisch en/of sociaal draagvlak in het agrarisch gebied versterken. In dit verband staat de gemeente positief tegenover functieverbreding van agrarische bedrijven (nevenactiviteiten). De nevenactiviteiten kunnen worden onderverdeeld in agrarische nevenactiviteiten die een directe relatie hebben met het agrarisch bedrijf (verbrede landbouwactiviteiten) en in overige nevenactiviteiten zonder directe relatie met de bestaande agrarische bedrijfsvoering. Overige nevenactiviteiten zijn bijvoorbeeld recreatie en zorgdiensten.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
38
Pouderoyen Compagnons
Het ontwikkelen van agrarisch aanverwante nevenactiviteiten zoals loonwerk is mogelijk, evenals het verbreden van grondgebonden agrarische bedrijven naar natuur-, landschaps- en/of waterbeheer. Nevenactiviteiten kunnen plaatsvinden onder de algemene voorwaarde dat de nevenactiviteit de verkeersafwikkeling niet onevenredig belast. Aanwezige nevenactiviteiten op agrarische bedrijven zijn aangeduid voor zover ze niet aansluiten bij bovenstaand beleid. Verbreding in de vorm van agrarische en agrarisch aanverwante activiteiten is toegestaan, zolang dergelijke activiteiten duidelijk ondergeschikt zijn aan de agrarische hoofdfunctie en zolang deze niet intensief (niet-grondgebonden veehouderij) zijn. Naast een agrarische tak kan een bedrijf zich bijvoorbeeld op beperkte schaal bezig houden met fokkerij, houderij of stalling van paarden. De paardentak heeft dan een ondergeschikte functie in het totale bedrijf. Zo is het mogelijk (na een afweging) een paardenbak te realiseren tot een 2 oppervlak van 800 m ; de maat van een officiële wedstrijdbak. Per geval zal worden beoordeeld of de paardenbak landschappelijk inpasbaar is. Daarbij staat het behoud van de open ruimte voorop. Er zijn daarom regels gesteld over de plaats en omvang van een paardenbak, het hekwerk rond een paardenbak en de afstand van een paardenbak, de stalling en de opslag van mest tot woningen van derden. Zo is het wenselijk dat een paardenbak enerzijds aansluit op het bouwvlak van de woning en niet te ver het open landschap insteekt, anderzijds dient de afstand tot woningen van derden voldoende groot te zijn, zodat overlast tot een minimum wordt beperkt. Bij voorkeur wordt de paardenbak achter de bestaande bebouwing gesitueerd, zodat dit het beste past in de verkavelingsstructuur. Ook een vaak voorkomende nevenactiviteit is loonwerk. Het verwerken en “aan huis” verkopen van op het eigen bedrijf geproduceerde producten en gewassen, direct daaraan gerelateerde producten (branche-gerichte producten) of van streekproducten wordt als ondergeschikte nevenactiviteit van het agrarisch bedrijf gezien en is op agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan. Deze activiteiten mogen nadrukkelijk niet de vorm van volwaardige detailhandel aannemen. Dit betekent dat er geen bebouwing voor de verkoopactiviteiten mag worden opgericht en dat de verkoop geen hoofdinkomen mag betreffen. In de 2 regels is een maximale maat van 100 m verkoopoppervlakte per bedrijf opgenomen. Nevenactiviteiten in de vorm van verblijfsrecreatie dienen plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing. Hierbij kan gedacht worden aan logies & ontbijt of kamperen bij de boer.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
39
Pouderoyen Compagnons
Binnen bestaande bebouwing is het mogelijk dagrecreatieve nevenactiviteiten te ontplooien, zoals verhuur van huifkarren en/ of fietsen, theeschenkerij, ambachtelijke ijs-/ kaasmakerij, organiseren van exposities, rondleidingen, educatiecentra, klim- en klauterhallen etc. Ook worden mogelijkheden geboden voor nevenactiviteiten in de sfeer van zorg en maatschappelijke ondersteuning, zoals de zogenaamde zorgboerderij. Het gaat ook hierbij nadrukkelijk om het organiseren van activiteiten op een bestaand agrarisch bedrijf. Uitwerking in de regels Het is mogelijk om op bestaande agrarische bedrijven maximaal 25% en 2 hoogstens 200 m van het bedrijf te gebruiken voor niet-agrarische nevenfuncties. Voorwaarden hierbij zijn dat er geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking optreedt en dat er geen detailhandel plaatsvindt anders dan verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten. Voor verkoop van lokaal agrarische producten is een maatvoering van 2 100 m opgenomen. Beide niet-agrarische functies (detailhandel agrarische producten en de niet-agrarische bedrijvigheid) mogen tezamen de genoemde vierkante meters en het percentage niet overschrijden. Hergebruik / Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen Als gevolg van diverse ontwikkelingen in de landbouwsector en in de maatschappij als geheel zijn er steeds minder, maar gemiddeld wel grotere agrarische bedrijven. Hierdoor komen veel agrarische bedrijfsgebouwen vrij. In niet alle gevallen zal voortzetting van de agrarische functie van gebouwen, behorend tot een beëindigd agrarisch bedrijf, mogelijk zijn. Indien hergebruik voor de agrarische functie niet mogelijk is, wordt hergebruik voor andere economische dragers van het buitengebied nagestreefd. Doelstelling is het: versterken van de leefbaarheid op het platteland; behoud van eventuele cultuurhistorische waarden; voorkomen van kapitaalvernietiging. Alleen op plaatsen waar momenteel een agrarisch bedrijf is gevestigd kan een niet–agrarisch bedrijf of agrarisch aanverwant bedrijf worden gevestigd. Ook alleen bedrijven met een beperkte milieu-invloed kunnen worden toegelaten. Dit zijn bedrijven die vallen in milieucategorie 1 en 2. Dit wordt mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegheid ex artikel 3.6 lid 1a Wro.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
40
Pouderoyen Compagnons
Nieuwe functies De landschappelijke impact van agrarische hulp- en nevenbedrijven is vaak groot door onder andere opslag van goederen en de verkeersaantrekkende werking. Met name bij agrarische hulpbedrijven in de vorm van loonwerkbedrijven, handelsbedrijven in agrarisch verwante producten etc. dient rekening te worden gehouden met de ontsluitingsmogelijkheden in verband met gebruik van relatief grootschalige machines en aan- en afvoer met vrachtwagens. De meeste wegen in het buitengebied zijn qua profiel niet geschikt voor een toename van gebruik van dergelijk vervoer. Alleen de Provinciale weg heeft een breder profiel dan de overige wegen. Voorwaarde is dat de nieuwe functie ruimtelijk wordt ingepast. Alle overige hulp- en nevenbedrijven kunnen zich enkel vestigen in vrijkomende (agrarische) bebouwing. Agrarisch aanverwante bedrijven en niet-agrarische bedrijven zijn alleen toegestaan in vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen. Dit onderscheid is gebaseerd op de Verordening Ruimte van de provincie. Hierin is een agrarisch aanverwant bedrijf als volgt gedefinieerd: ‘Een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zonodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.’ Bij het toestaan van nieuwe bedrijven is het wel van belang dat naar de milieucategorieën wordt gekeken. Alleen categorie 1 en 2 bedrijven kunnen zich in een vrijkomend agrarisch bedrijf vestigen. Met het toestaan van gebruik ten behoeve van niet-agrarische en agrarisch aanverwante bedrijven in de zin van kleinschalig ambachtelijke bedrijven wordt terughoudend omgegaan. Voorkomen moet worden dat niet-agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven in het buitengebied uitgroeien tot bedrijven die eigenlijk op een bedrijventerrein thuishoren. De kleinschaligheid dient daarom voorop te staan. De verkeersaantrekking van niet-agrarische bedrijven is veelal niet veel groter dan die van agrarische bedrijven. Hergebruik ten behoeve van kleinschalige ambachtelijke bedrijven (cat. 1&2), kantoorruimten, ateliers e.d. is hoe dan ook toegestaan. In verband met verkeersaantrekkingen is de kantoorfunctie wenselijker dan bijvoorbeeld ambachtelijke bedrijven. Voorwaarde voor hergebruik is wel dat activiteiten binnen bestaande bebouwing plaatsvinden en dat overtollige bebouwing zoveel mogelijk wordt gesloopt. Overigens is bij de planregels een lijst opgenomen van bedrijfsvormen en de toedeling in genoemde categorieën.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
41
Pouderoyen Compagnons
Randvoorwaarden voor hergebruik ten behoeve van niet-agrarische bedrijven De aard en schaal en binding van de bedrijven dient te passen bij de omgeving. Verder moet gestreefd worden naar ruimtelijke kwaliteitsverbetering: overtollige bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt en de nieuwe activiteit moet landschappelijk worden ingepast. Hierbij moet afstemming plaatsvinden met de welstandsnota, waarin criteria zijn opgenomen. Te allen tijde dient de afweging gemaakt te worden of de nieuwe functie geen afbreuk doet aan een veilig en doelmatig functioneren van de verkeersvoorzieningen, vestiging elders in de gemeente op een (agrarisch)bedrijventerrein niet mogelijk is en geen nadelige gevolgen voor nabijgelegen agrarische bedrijven optreden. Stalling en opslag Stalling van caravans, aanhangers, boten en dergelijke is een activiteit waar over het algemeen vraag naar is en die ook voorkomt in het buitengebied. Het benutten van voormalige bedrijfsbebouwing voor stalling en opslag van overige goederen is toegestaan, waarbij gebruik gemaakt moet worden van de bestaande bedrijfsbebouwing. Verkapte detailhandelsactiviteiten dienen te worden voorkomen. Wonen In het gehele gebied geldt dat er een wijzigingsbevoegdheid naar wonen is opgenomen. Dit hoewel hergebruik van de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning niet de meest wenselijke invulling is. Het betreft echter een ontwikkeling die niet altijd is tegen te houden. Indien een agrariër stopt met zijn bedrijf en er geen agrarische activiteiten meer plaatsvinden, dan blijft de woonfunctie nog over. Deze zal dan conform de ontstane feitelijke situatie bestemd moeten worden. De regeling in de Provinciale Verordening maakt het mogelijk dat binnen de voormalige boerderij meerdere wooneenheden worden gerealiseerd, mits er een reductie van de erfbebouwing plaatsvindt. Ten aanzien van de sloop van (agrarische) bebouwing en het terugbouwen van woningen, is ervoor gekozen dit niet toe te staan. Hiervoor is gekozen vanwege de beperkte oppervlakte van het buitengebied en het beperkte aantal agrarische bedrijven. Indien er initiatieven zijn waarbij men in de ruil voor de sloop van gebouwen woningen wil terugbouwen, dan zal voor deze initiatieven een separate juridisch-planologische procedure worden gevolgd. De gemeente bepaalt per initiatief of er medewerking wordt verleend.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
42
Pouderoyen Compagnons
Randvoorwaarden voor nieuwbouw bij vrijkomende agrarische bebouwing In de Provinciale Verordening is de Ruimte voor Ruimteregeling opgenomen. In afwijking van het restrictieve beleid voor het landelijk gebied maakt deze regeling de bouw van nieuwe burgerwoningen mogelijk. Ter compensatie van de sloop van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (of niet-agrarische bebouwing) in het buitengebied, mogen 1 of meer compensatiewoningen worden opgericht. Per 1.000 m² gesloopte bebouwing mag een woning worden opgericht met een maximum van drie. De gemeente Sliedrecht wenst deze regeling niet op te nemen in het bestemmingsplan. Recreatie De gemeente Sliedrecht kent relatief een beperkt aantal verblijfsrecreatieve mogelijkheden. Er worden kansen gezien voor ontwikkeling van relatief kleinschalige verblijfsrecreatie. Het gaat hierbij om mogelijkheden voor hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen t.b.v. recreatieappartementen en groepsaccommodaties. Deze mogelijkheid wordt echter niet in het bestemmingsplan opgenomen, maar zal een separate procedure moeten doorlopen. Weilanddepots Waterschap Rivierenland baggert watergangen in het buitengebied. Door te baggeren wordt het slib verwijderd dat op de bodem van de watergangen ligt. Dit maakt de watergangen niet alleen schoner, maar ook dieper. Hierdoor ontstaat meer ruimte om het water van zware regenbuien op te vangen en af te voeren. Een groot deel van de bagger die vrijkomt, verspreidt het waterschap in zogenoemde weilanddepots. Dit is de bagger die vrijkomt uit grotere of moeilijk bereikbare watergangen, of uit watergangen waaruit grote hoeveelheden baggerspecie verwijderd wordt. Deze weilanddepots worden speciaal voor dit doel aangelegd. Na indrogen van de baggerspecie worden de depots weer afgebroken en worden de gronden weer ingericht voor landbouwkundig gebruik. Voor de aanleg van deze tijdelijke voorzieningen is in de planregels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
4.2. Wonen De bestemming wonen omvat zowel de woning als het bijbehorende erf. Bestaande burgerwoningen mogen worden vergroot tot een maximum 3 2 van 750 m . Hierbij mag 75 m aan bijgebouwen binnen het bestemmingsvlak aanwezig zijn. Via een afwijking is het mogelijk om een paardenbak te realiseren ten behoeve van de woonfunctie. Per geval zal worden beoordeeld of de paardenbak landschappelijk inpasbaar is.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
43
Pouderoyen Compagnons
Daarbij staat het behoud van de open ruimte voorop. Er zijn daarom regels gesteld over de plaats en omvang van een paardenbak, het hekwerk rond een paardenbak en de afstand van een paardenbak, de stalling en de opslag van mest tot woningen van derden. Zo is het wenselijk dat een paardenbak enerzijds aansluit op het bestemmingsvlak van de woning en niet te ver het open landschap insteekt, anderzijds dient de afstand tot woningen van derden voldoende groot te zijn zodat overlast tot een minimum wordt beperkt. Bij voorkeur wordt de paardenbak achter de bestaande bebouwing gesitueerd. Deze mogelijkheid wordt binnen het bestemmingsvlak Wonen mogelijk gemaakt, maar is ook mogelijk aansluitend aan het bestemmingsvlak Wonen in de bestemming Agrarisch. De paardenbak mag uitsluitend hobbymatig worden gebruikt; het gebruik ten behoeve van manegeactiviteiten moet worden voorkomen. Bij herbouw van burgerwoningen moet worden voldaan aan de opgenomen maatvoeringseisen. Herbouw van de woning mag op de huidige locatie plaatsvinden. Indien de situering van de woning verandert, is hiervoor een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Er wordt dan getoetst of de nieuwe situering stedenbouwkundig gewenst is en aan aspecten als geluid en externe veiligheid. Dit heeft met name betrekking op de Betuweroute, maar ook verkeersgeluid speelt hierbij een rol. Uitbreiding van het aantal wooneenheden is toegestaan in de vorm van woningsplitsing in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of in boerderijgebouwen. Deze boerderijgebouwen worden in het algemeen als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Volgens de Woningwet is de gemeenteraad verplicht om welstandscriteria vast te leggen in een gemeentelijke welstandsnota. Deze criteria vormen de randvoorwaarden voor nieuwbouw langs alle wegen en zijn opgenomen in de gebiedsuitwerkingen in de welstandsnota. Het bestemmingsplan geeft weer welke gebouwen er mogen worden gebouwd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om omgevingsvergunningvrij gebouwen op te richten. Beroepen aan huis zijn rechtstreeks toegestaan, met een maximum van 2 30% van de bestaande bebouwing met een maximum van 40m . Bij woningen zijn minicampings niet toegestaan.
4.3. Bedrijven Niet-agrarische nieuwbouw dient in het buitengebied te worden geweerd. Alleen bedrijven behorend tot de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst zijn toelaatbaar. Hieronder vallen onder andere de agrarisch aanverwante bedrijven en nog een aantal andere kleinschalige (ambachtelijke) bedrijven. Detailhandel is niet toegestaan.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
44
Pouderoyen Compagnons
Het onderscheid tussen agrarisch aanverwante bedrijven en nietagrarische bedrijven is gebaseerd op de Verordening Ruimte van de provincie. Hierin is een agrarisch aanverwant bedrijf als volgt gedefinieerd: ‘Een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zonodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.’ Alle kleinschalige bedrijven die in de bedrijvenlijst zijn opgenomen, behorende tot de categorieën 1 & 2, zijn toegestaan. De bedrijvenlijst is gescreend op een aantal punten. In het buitengebied zijn wegen veelal niet berekend op een grote verkeersaantrekkende werking. In de bedrijvenlijst is een kolom opgenomen, de kolom ‘verkeer’, waarin de verkeersaantrekkende werking wordt uitgedrukt op een schaal van 1 tot 3. Dit houdt het volgende in: 1: potentieel geringe verkeersaantrekkende werking; 2: potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking; 3: potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking. Bedrijfsactiviteiten die een 1 scoren zijn in ieder geval toegestaan. Vanwege de verkeersstructuur in het buitengebied die niet is berekend op een grote toestroom van verkeer, worden activiteiten die een (potentieel) verkeersaantrekkende werking hebben (2) nader getoetst via een afwijkingsprocedure. Ook voor deze afwijkingsmogelijkheid wordt de bedrijvenlijst gescreend op in het buitengebied gewenste bedrijfsactiviteiten. De bedrijfsactiviteiten die ten aanzien van verkeer een 3 scoren zijn niet toegestaan. Daarnaast is de bedrijvenlijst gescreend op welke functies in het buitengebied binnen de bestemming Bedrijf gewenst zijn. Daarbij zijn de volgende functies niet toegestaan: horeca, zakelijke en persoonlijke dienstverlening (met uitzondering van agrarische dienstverlening) detailhandel en maatschappelijke functies. Een aantal van de hiervoor genoemde functies die in de bedrijvenlijst zijn uitgesloten, kunnen als hergebruikfunctie worden mogelijk gemaakt in één van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Daarvoor gelden specifieke criteria die het niet wenselijk maken deze functies zondermeer via een vrij algemene bedrijvenlijst toe te staan. De bedrijven die dan nog overblijven, zijn geselecteerd op gewenstheid in het buitengebied. Hierbij speelt een rol wat de vestigingsmogelijkheden van een bedrijf op een bedrijventerrein zijn.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
45
Pouderoyen Compagnons
Een overweging hierbij is dat bedrijven die aangemerkt kunnen worden als kleinschalig, in het buitengebied kunnen worden toegestaan. Alle bedrijven die niet-agrarisch of agrarisch aanverwant zijn, hebben een bestemming Bedrijf met een nadere aanduiding voor het type bedrijf gekregen. Nutsbedrijf De RWZI is opgenomen binnen een afzonderlijke bedrijfsbestemming. Voor de RWZI geldt dat het gehele bestemmingsvlak kan worden benut voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals de rioolwaterzuiveringsinstallaties. De bebouwde oppervlakte van de gebouwen is vastgelegd op de bestaande bebouwde oppervlakte. Er zijn geen omschakelings- of hergebruiksmogelijkheden opgenomen. 2
Voor de overige nutsvoorzieningen geldt dat voorzieningen van 15 m (of kleiner) overal vergunningvrij kunnen worden opgericht. Het bestemmingsvlak bevat hier dan ook geen specifieke regeling voor. Grotere nutsvoorzieningen zijn in het gebied niet aanwezig. Ontwikkelingen Slechts eenmalig is een uitbreiding toelaatbaar. Indien een doelmatige bedrijfsvoering het noodzakelijk maakt kunnen B&W omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van verhoging met 10 % extra inhoud bebouwing op het desbetreffende perceel. Agrarisch aanverwante bedrijven kunnen tot maximaal 30 % uitbreiden, indien is aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is. Voor grotere uitbreidingen zal een apart bestemmingsplan of projectbesluit vastgesteld moeten worden. Daarvoor is een ontheffing van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland nodig. De Verordening Ruimte geeft aan dat deze verleend kan worden indien sprake is van: a. een groot maatschappelijk, sociaal en/of (bedrijfs)economisch belang; b. de provinciale belangen zoals verwoord in de provinciale structuurvisie worden niet in onevenredige mate aangetast; c. en er zijn geen reële andere mogelijkheden én d. de negatieve effecten worden zoveel mogelijk beperkt. Vestiging van kleinschalige bedrijfsfuncties (agrarisch verwant, agrarisch hulp- en nevenbedrijven, niet-agrarische bedrijven categorie 1 & 2) kan plaatselijk onder bepaalde voorwaarden in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen plaatsvinden. Bij hergebruik dient gestreefd te worden naar ruimtelijke kwaliteitsverbetering door het slopen van overtollige bedrijfsgebouwen en minimale effecten op het landschap door de hergebruikactiviteit.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
46
Pouderoyen Compagnons
De bestemming van agrarische bouwpercelen kan worden gewijzigd ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf of een niet-agrarisch bedrijf. Bij hergebruik dient de bedrijfswoning en de overige bebouwing te worden bestemd conform het geplande gebruik met daarbij de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding- vrijkomende agrarische bebouwing’. Omschakeling Alle bedrijven kunnen in principe omschakelen naar elk ander type bedrijf uit de categorie 1 of 2. In de bijlage bij de regels is een bedrijvenlijst opgenomen waarin een selectie is gedaan van de toelaatbare bedrijven binnen deze categorieën. Omschakeling binnen de bestemming nietagrarische bedrijven naar een ander niet-agrarische bedrijfstype is in beginsel mogelijk door middel van een wijzigingsbevoegdheid.
4.4. Recreatie Volkstuinen In het buitengebied van Sliedrecht is 1 recreatieve voorziening gesitueerd, te weten een volkstuincomplex. Dit complex wordt overeenkomstig bestemd. Er is, conform het vigerende plan, een regeling opgenomen om per volkstuin gereedschapsbergingen toe te staan met een beperkte oppervlakte en hoogte.
4.5. Sport Voor gebruiksgerichte paardenhouderijen geldt dat maneges worden geschaard onder de bestemming Sport (gevolg van de 2 standaardiseringseis SVBP ). Maneges kenmerken zich door een sterke verkeersaantrekkende werking en de grote omvang van bebouwing en de aanwezigheid van ondergeschikte horeca. Aandacht voor landschappelijke inpassing is bij de ontwikkeling van maneges een voorwaarde.
4.6. Infrastructuur Wegen In de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is het waterschap de beheerder van polderwegen buiten de bebouwde kom, niet zijnde rijks- of provinciale wegen. Belangrijke doelstellingen zijn verkeersveiligheid en het voorkómen van een te zware belasting van de polderwegen.
2
SVBP: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. Een standaard manier van bestemmen en begripsomschrijving zodat bestemmingsplannen op elkaar aansluiten. Hierdoor neemt de leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid van de plannen toe.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
47
Pouderoyen Compagnons
De aanleg van nieuwe polderwegen of veranderingen in de verkeerscirculatie vereisen dat in de ruimtelijke plannen voldoende recht wordt gedaan aan een goede scheiding van verkeerssoorten en voldoende verkeersruimte voor het openbaar en langzaam verkeer. Voor het aanpassen en realiseren van een inrit is een vergunning van het waterschap nodig. Op de Verbeelding van het bestemmingsplan zijn de wegen bestemd als ‘Verkeer’. Erfontsluitingen en verhardingen zijn opgenomen binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Bedrijf’, ‘Wonen’ en ‘Sport’. Betuweroute De Betuweroute met bijbehorende voorzieningen, zoals viaducten, tunnels, geluidsschermen en nutsvoorzieningen, is opgenomen binnen de bestemming ‘Verkeer - Railverkeer’. Leidingen De dubbelbestemming ‘Leiding’ heeft betrekking op de diverse in het plangebied gelegen leidingen. Het gaat om gasleidingen, hogedrukwaterleidingen, rioolpersleidingen en hoogspanningsverbindingen. De leidingen zijn conform de huidige tracés opgenomen op de verbeelding met de daarbij behorende beschermingszones. Zie ook hoofdstuk 7 Milieu.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
48
Pouderoyen Compagnons
5.
BESTEMMINGSREGELING OMGEVINGSKWALITEIT
5.1. Natuurwaarden Zoals eerder toegelicht in paragraaf 2.2 maakt het buitengebied van Sliedrecht geen deel uit van de ecologische hoofdstructuur. Ook is er geen Natura2000 gebied gelegen binnen de gemeente. De enige groene en natuurlijke elementen in het plangebied zijn de groenstroken die aan de westelijke zijde van de provinciale weg N482 en de Zwijnskade zijn gesitueerd. Deze groenstroken zijn opgenomen binnen de bestemmingen ‘Verkeer’ en ‘Agrarisch’. Erfbeplantingen zijn toegestaan binnen alle overige bestemmingen.
5.2. Cultuurhistorie Zoals eerder beschreven in paragraaf 2.3 is het landschap in het buitengebied van Sliedrecht van cultuurhistorische waarde. De landschappelijke en de cultuurhistorische waarden zijn hetzelfde. Voor een verdere beschrijving van de bescherming van het (cultuurhistorische) waardevolle landschap wordt verwezen naar paragraaf 5.4 Landschap.
5.3. Archeologie Volgens het hoofdstuk “Archeologische monumentenzorg” uit de Monumentenwet is een gemeente verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen (omgevingsvergunningen en beheersverordeningen) rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Om een goede bestemmingsregeling op te nemen dient bepaald te worden waar archeologische waarden in de bodem worden verwacht. Dit gebeurt op basis van een archeologische verwachtingswaardenkaart. De gemeente Sliedrecht heeft geen eigen verwachtingswaardenkaart opgesteld. Derhalve is de provinciale kaart gebruikt. Op basis van deze kaart (zie uitsnede in volgende afbeelding) wordt in het bestemmingsplan alleen de zone van de oude stroomrug met een ‘zeer grote kans op archeologische sporen’ beschermd. De stroomrug loopt diagonaal door het buitengebied van de gemeente Sliedrecht en er is, op basis van de bovenstaande waardenkaart, een zeer grote kans op het aantreffen van archeologische sporen. De stroomrug is met nummer 1 aangeduid op de afbeelding. De horizontale stroomrug door het plangebied met een ‘redelijke tot grote kans op archeologische sporen’ wordt niet nader beschermd, omdat de in het bestemmingsplan toegestane ingrepen redelijkerwijs niet zullen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
49
Pouderoyen Compagnons
Voor de gebieden met een zeer grote kans op archeologische sporen geldt, op basis van het Regioprofiel cultuurhistorie Alblasserwaard – Vijfheerenlanden, het volgende: Er mag in principe geen verstoring plaatsvinden; Behoud en bescherming staan voorop; Als verstoring onvermijdelijk is, zorg dragen voor een afdoende beschermende regeling in plankaart en voorschriften met daarbij een aanlegvergunningstelsel; Verplicht archeologisch vooronderzoek als verstorende plannen gaan plaatsvinden; In ruimtelijke plannen in de toelichting de uitkomsten van het verkennend onderzoek vermelden en de conclusies en aanbevelingen t.a.v. de ruimtelijke consequenties opnemen in plankaart en voorschriften; Bij verstorende plannen dienen beperkende maatregelen te worden genomen om archeologisch erfgoed in situ te bewaren; Aangetroffen archeologische waarden worden gemeld aan B&W van de gemeente. De burgemeester informeert de RACM en de provincie. De stroomrug is in het bestemmingsplan opgenomen in de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie ‘. De archeologische waarden worden beschermd via een ‘omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden’ (voorheen aanlegvergunning), welke wordt gekoppeld aan de dubbelbestemmingen. In het zuidoosten van het plangebied is een archeologisch monument gesitueerd. Dit archeologische monument wordt beschermd middels de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologisch monument’.
5.4. Landschap Zoals eerder beschreven in paragraaf 2.1 zijn er in het buitengebied verschillende landschappelijke elementen die beschermd moeten worden. In voorliggende paragraaf is beschreven hoe deze worden opgenomen en beschermd in het bestemmingsplan. Onderdeel van de agrarische bestemming is de bescherming van aanwezige waarden in het gebied. Het beleid is gericht op: 1. het in stand houden en versterken van het open veenweidekarakter van het komgebied, het behoud van de karakteristieke verkaveling (smalle percelen met een fijnmazig slotenpatroon); 2. het beschermen en versterken van de landschappelijke waarden alsmede het herstellen van de knotwilgbeplanting; 3. het behoud van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit, het fijnmazig slotenstelsel, aanwezige bosschages en extensief agrarisch graslandgebruik;
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
50
Pouderoyen Compagnons
4.
behoud van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en structuren zoals achterkaden.
Teneinde deze elementen te kunnen beschermen, is voor een aantal werken en werkzaamheden een aanlegvergunning vereist. Deze worden toegelicht in de volgende paragraaf. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is om zo min mogelijk omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden op te nemen en de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken. Er worden alleen vergunningen opgenomen om aanwezige waarden te beschermen.
5.5. Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden In gebieden met specifieke waarden wordt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning genoemd) vereist. Het doel van deze vergunningen is voorkomen dat de aanwezige waarden onevenredig worden geschaad als gevolg van bepaalde activiteiten. Onevenredigheid houdt in dat het belang van de ingreep (werk of werkzaamheid) wordt afgewogen tegen het belang van de te beschermen waarde. Bij het afgeven, wordt door het bevoegd gezag getoetst aan de in het bestemmingsplan opgenomen criteria. Hierbij kan een ter zake deskundige worden gehoord. Het gebied is een veenweidegebied en derhalve gevoelig voor inklinking en vernatting. Daarnaast heeft het gebied een kenmerkende verkavelingsstructuur in de vorm van strokenverkaveling en slotenpatroon. Deze eigenschappen vragen een nadere afweging in de vorm van een omgevingsplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In de regels is binnen de agrarische gebiedsbestemming hiervoor een tabel opgenomen met daarbij per werkzaamheid de specifieke afweging waaronder deze omgevingsvergunning kan worden verleend.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
51
Pouderoyen Compagnons
6.
WATER
Een waterparagraaf is verplicht in een bestemmingsplan. In deze waterparagraaf moet de watertoets tot uiting komen. Met de watertoets wordt beoogd uiteenlopende wateraspecten vroegtijdig en op een goede manier in te brengen in ruimtelijke plannen. Aspecten waar het hier om gaat zijn onder andere wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en veiligheid. Water vormt een belangrijke voorwaarde voor talloze processen in (en buiten) het landelijk gebied, waarvan landbouw en natuur belangrijke voorbeelden zijn. Ook is water van grote invloed op de belevingswaarde van de omgeving. In het buitengebied zijn drie instanties werkzaam die zaken regelen die voor de gebruiker van belang zijn; de gemeente, het Waterschap Rivierenland en de Waterleiding maatschappij. Voor het bestemmingsplan is de verhouding tot het beleid en de regelgeving van de waterschappen van belang. Het is immers noodzakelijk dat het gemeentelijke beleid en dat van waterschappen elkaar ondersteunen. Daarnaast moet voorkomen worden dat het bestemmingsplan zaken juridisch regelt die al in de Keur zijn geregeld. Afstemming met de Milieuverordening is noodzakelijk met betrekking tot grondwaterbeschermingsgebieden. Sinds de fusie van het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden en (een gedeelte van) Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden per 1 januari 2005 houdt Waterschap Rivierenland zich ook bezig met de waterkwaliteit. Het waterschap zorgt binnen de gemeente Sliedrecht verder voor: De waterkwantiteit (een juist waterpeil en alles wat daarbij komt kijken); De wegen (beheer en onderhoud van wegen buiten de bebouwde kom in de Alblasserwaard); Het beheer van de vaarwegen; Beheer en onderhoud van de waterkeringen (boezemkades), de RWZI en bijbehorende rioolwatertransportleidingen.
6.1. Beleid Provinciaal beleid Het provinciale beleid ten aanzien van water is opgenomen in het Provinciaal Waterplan 2010-2015. In dit plan heeft de provincie de volgende kernopgaven geformuleerd: 1. Waarborgen waterveiligheid; 2. Realiseren mooi en schoon water;
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
52
Pouderoyen Compagnons
3. 4.
Ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening; Realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem.
In het provinciale waterplan zijn er geen specifieke doelen of projectgebieden aangewezen in het buitengebied van de gemeente Sliedrecht. Waterschapsbeleid Waterbeheerplan Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Werken aan een veilig en schoon rivierenland' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. De verboden betreffende die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van watergangen en waterkeringen. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, kan ontheffing worden aangevraagd. Duidelijke en vastgestelde uitgangspunten hierbij zijn geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Initiatieven voor (bouw)werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst. Beheerplan Wegen 2010 - 2015 Het nieuwe Beheerplan Wegen 2010 - 2015 is opgesteld aan de hand van de hoofdlijnen van de Nota Mobiliteit. Het beheerplan Wegen 2010 2015 kent 7 belangrijke thema’s. Een van deze 7 thema’s is het stimuleren van langzaam verkeer (fietsers en voetgangers). Daarnaast is een ander thema het verbeteren van de verkeersveiligheid. Het Waterschap Rivierenland wil de komende jaren langzaam verkeer stimuleren door aanleg van ontbrekende schakels in wandel- en fietsroutenetwerken. Daarbij wordt aan een hoger kwaliteitsniveau en een goede bewegwijzering gewerkt. De komende jaren zal het waterschap extra inspanningen plegen om te voldoen aan de landelijke normen voor verkeersveiligheid en het verbeteren van de veiligheid op schoolroutes. Met het toepassen van ‘functioneel groen’ is het Waterschap voornemens te zorgen voor vergroting van de verkeersveiligheid en vermeerderen van het areaal aan ecologische bermen. Tevens streeft het Waterschap naar een goede berijdbaarheid/weginrichting.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
53
Pouderoyen Compagnons
Dit doet het Waterschap de komende jaren door onder andere te zorgen dat het (door het ebstuur vastgestelde) kwaliteitsniveau van de wegverharding gehandhaafd blijft, maar ook het op een efficiënte en effectieve wijze toepassen van markering en verkeersborden. Er zal voor worden gezorgd dat bermen zoveel mogelijk vrij blijven van obstakels en tevens voor een preventieve gladheidbestrijding. Gemeentelijk beleid De gemeente Sliedrecht heeft een Waterplan vastgesteld, dat is opgesteld met Waterschap Rivierenland. Om de functies van het water te verbeteren en de beleving van het water te vergroten, zijn er verschillende maatregelen getroffen, die zijn omschreven in het waterplan. In een waterplan krijgen vijvers, sloten en plassen een specifieke gebruiksfunctie toegekend, zoals zwemwater, viswater, recreatiewater of natuurwater. In het waterplan is voor het stedelijk gebied van Sliedrecht een wateropgave vastgesteld van 10,4 ha, waarvan circa 2,2 ha in het stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door de aanleg van natuurvriendelijke oevers. De overige circa 8 ha zal hoogstwaarschijnlijk in het landelijk gebied moeten worden gevonden. Voor alle watergangen gelden een paar basiseisen. Het water moet ecologisch gezond zijn, zodat planten en dieren erin kunnen leven. Er moet voldoende water zijn, zodat het water op het gewenste peil kan worden gehouden en sloten niet droog komen te staan of buiten haar oevers treden. Het water moet er ook aantrekkelijk uitzien, het moet niet stinken en het moet prettig voelen om in de buurt van het water te vertoeven. Daarnaast geldt nog een aantal specifieke eisen per watersoort. De wateren in het buitengebied zijn niet ingedeeld in soorten zoals met het stedelijke water is gedaan. Er zijn verschillende mogelijkheden om de waterkwaliteit te verbeteren. Maar ook aan de waterkwantiteit zal aandacht besteed worden. Hieronder is een opsomming opgenomen van deze mogelijkheden: Verbeteren van de doorstroming; Afkoppelen van regenwater; Kroos verwijderen en beheer waterplanten; Voldoende waterberging; Verbeteren afwatering en bestrijding wateroverlast; Natuurvriendelijke oevers.
6.2. Overleg De waterparagraaf is op basis van de gemeentelijke waternota opgesteld in nader overleg met de waterbeheerder in het kader van de watertoets. Het waterschap Rivierenland is reeds in een vroeg stadium bij het plan betrokken, alsmede in het vooroverleg (zie nota beantwoording).
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
54
Pouderoyen Compagnons
6.3. Watersysteem Grondwater Het gehele buitengebied van Sliedrecht ligt in grondwatertrap II. In deze grondwatertrap ligt de hoogste grondwaterstand op minder dan 40 centimeter beneden maaiveld. De grondwaterstand bevindt zich op circa 50 tot 80 centimeter onder het maaiveld. Het freatische grondwater is peilbeheerst. Het grondwater in het eerste watervoerend pakket staat, naast de invloed van de peilen in de verschillende polders, met name onder invloed van de Merwede. De regionale richting van de grondwaterstroming is vanaf de rivieren naar het diepste punt in het westen van de Alblasserwaard. In vrijwel de gehele Alblasserwaard is onder gemiddelde omstandigheden sprake van een kwelsituatie. Alleen ter plaatse van de verschillende boezemwateren en enkele natuur- en peilgebieden met een relatief hoog peil en centrale ligging in de Alblasserwaard is sprake van een infiltratiesituatie. Langs de grote rivieren is de kweldruk het grootst; naar het midden van de Alblasserwaard toe neemt de kweldruk af. De kweldruk varieert ook met de waterhoogte in de rivieren. Bij hoogwatersituaties zal de kweldruk toenemen en er in een groter deel van de Alblasserwaard sprake zijn van een kwelsituatie. Het zuidelijk deel van de Alblasserwaard heeft zoete kwel, afkomstig van het plaatselijk zeer diepe regionale Waalsysteem. Langs de rivieren is de kwel afkomstig uit de Lek en Merwede. Oppervlaktewater In het buitengebied van Sliedrecht zijn verschillende watergangen gesitueerd. De grote watergang (Middelwetering) is oost-west georiënteerd en verdeeld de polder in 2 delen. De kavelsloten zijn noordzuid georiënteerd. Het gehele plangebied is gelegen in het peilgebied 'Sliedrecht-Noord', waarvoor een zomerpeil van -2,09 mNAP is vastgesteld en een winterpeil van -2,19 mNAP. De belangrijkste watergangen in het plangebied zijn de Middelwetering, Achterwetering, Oostelijke Vliet, Vaarsloot, Sliedrechtse Binnenvliet en de watergang aan de noordzijde van de Betuwelijn.
6.4. Water in het bestemmingsplan Keur oppervlaktewateren Een van de instrumenten van het waterschap om haar taak uit te oefenen is de Keur. De Keur kent ondermeer gebods- en verbodsbepalingen die erop gericht zijn watergangen te beschermen. Zo mag men zonder Keurafwijking geen activiteiten ontplooien of bouwwerken plaatsen die het onderhoud aan watergangen kunnen belemmeren.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
55
Pouderoyen Compagnons
In het bestemmingsplan is getracht voor in de Keur genoemde vergunnings- en afwijkingsplichtige zaken zo min mogelijk omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden op te nemen. Dit zou immers resulteren in dubbele regelgeving. De omgevingsvergunningsregeling is afgestemd op het beleid van het waterschap. Waterhuishoudkundige werken, zoals het aanleggen, dempen en verbreden van sloten, zijn veelal vergunning- of afwijkingsplichtig op grond van de Keur, zodat de waterhuishoudkundige waarden in het gebied reeds in voldoende mate zijn veiliggesteld. Dit soort activiteiten kan echter wel van invloed zijn op de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke kwaliteiten van een gebied. Te denken valt aan de aantasting van het verkavelingspatroon door het dempen van sloten. Ter bescherming van genoemde kwaliteiten zijn ook deze activiteiten omgevingsvergunningsplichtig gesteld. Alle werkzaamheden in de watergang of de bijbehorende beschermingszone zijn vergunningsplichtig omdat deze invloed hebben op de water aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud. Een onderhoudsstrook is een obstakelvrije strook die als beschermingszone in de legger is aangewezen. Met deze zone wordt handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk gemaakt. Voor A-watergangen is die strook 4 m breed (in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en in het Land van Heusden en Altena geldt een breedte van 5 m), gemeten uit de insteek. Voor B-watergangen is de strook 1 m breed. C-watergangen hebben geen beschermingszone. Hydrologisch neutraal bouwen De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen" geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21 eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst. Voorbeelden hiervan zijn infrastructurele en recreatieve ontwikkelingen. e
Conform het beleid van de waterschappen en de provincie dienen nieuwe ontwikkelingen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen. Dit wil zeggen dat de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie (vóór de nieuwe stedelijke ontwikkeling). Hierbij mag de oorspronkelijke afvoer uit het gebied niet overschreden worden en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) niet worden verlaagd. Voor ontwikkelingsmogelijkheden (t.o.v. de vigerende bestemmingsplannen) die binnenplans worden geboden en waarbij sprake is van een toename van verhard oppervlak, zijn randvoorwaarden opgenomen die borgen dat de ontwikkeling hydrologisch neutraal plaatsvindt.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
56
Pouderoyen Compagnons
Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden worden niet in de Keur beschermd. Hiervoor is het bestemmingsplan dus het primaire instrument. Indien waterhuishoudkundige ingrepen plaatsvinden, zal rekening moeten worden gehouden met aanwezige en beleidsmatig gewenste landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. De waterbeheerder stelt regels ter bescherming van het waterhuishoudkundig systeem en de direct betrokken belangen. Waterlopen Alle hoofdwatergangen (zgn. A-watergangen) in het bestemmingsplan zijn tot “Water” bestemd en mogen enkel in overeenstemming met hun functie gebruikt worden. De beschermingszone wordt niet bestemd. De overige (kleinere) watergangen zijn niet als zodanig bestemd, maar zijn geregeld binnen de agrarische bestemming. Waterberging De waterberging in de lus van de Parallelweg en de Betuweroute heeft een aanduiding gekregen op de verbeelding, binnen de agrarische bestemming. In de regels is er een vergunningsplicht aan gekoppeld voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
57
Pouderoyen Compagnons
7.
MILIEU
7.1. Milieu algemeen Het bestemmingsplan Buitengebied is conserverend van aard. Het bestemmingsplan voorziet wel in een aantal ontwikkelingen door middel van een omgevingsvergunningprocedure voor het afwijken van de bouw of gebruiksregels, of wijzigingsprocedure (zoals vergroting van bouwvlakken etc.). Alvorens deze procedures kunnen worden geëffectueerd, dient altijd door middel van onderzoek te worden aangetoond dat aan de vereiste (milieu)randvoorwaarden wordt voldaan en anderen niet onevenredig in hun belangen worden geschaad. Om conflictsituaties met functies in de omgeving te voorkomen, wordt in het bestemmingsplan en bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht besteed aan de diverse milieuaspecten. Voor dit bestemmingsplan zijn onder meer de volgende milieu aspecten relevant: geluid; luchtkwaliteit; externe veiligheid; geur; ammoniak. Weliswaar is voor het merendeel van deze aspecten specifiek beleid en regelgeving vastgesteld, toch is ook sprake van een aanvullende werking ten opzichte van de ruimtelijke ordening. Zo kan het bestemmingsplan via de bestemmingskeuze aanwijzingen geven richting het milieubeleid. Andersom kan het milieubeleid richting geven aan de functietoedeling in het bestemmingsplan. Als uitgangspunt voor het bestemmingsplan geldt dat geen strijdigheden bestaan met de normen uit de betrokken milieuwetten waaronder de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet geurhinder en veehouderij, het Besluit Externe Veiligheid en de Wet Ammoniak en veehouderij.
7.2. Plan-MER De gemeente gaat in beginsel uit van een flexibel bestemmingsplan. In Sliedrecht echter, waar het buitengebied zeer overzichtelijk is en er een beperkt aantal bedrijfslocaties is, is het niet gewenst om flexibiliteit te vertalen naar generiek toepasbare ontwikkelingsmogelijkheden, maar naar maatwerkregelingen per locatie en beperkte generieke mogelijkheden. Het bieden van generieke regels biedt potentieel ruime veranderingsmogelijkheden die op voorhand tot een MER-plicht leiden.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
58
Pouderoyen Compagnons
Aangezien zich in het relatief kleine buitengebied van Sliedrecht slechts enkele concrete ontwikkelingen zullen voordoen in de werkingstermijn van het bestemmingsplan (10 jaar), wordt er ingezet op een maatwerkregeling en is er geen plan-MER uitgevoerd voor voorliggend project. Het bestemmingsplan bevat geen MER-plichtige ontwikkelingen.
7.3. Geurhinder De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De wet regelt de toegestane geurhinder op geurgevoelige objecten en de minimaal te hanteren afstanden tussen veehouderijen en geurgevoelige objecten. Op grond van deze wet kunnen gemeenten een geurverordening opstellen waarin zij - binnen bepaalde wettelijke marges - hun eigen geurnormen stellen. Een gemeente die eigen geurbeleid wil voeren, moet daarvoor de huidige geursituatie in kaart brengen en een gebiedsvisie opstellen. Nieuwe ontwikkelingen (met name uitbreiding van agrarische bedrijven, maar bijvoorbeeld ook realisering van nieuwe geurgevoelige objecten door woningsplitsing), mogen er niet toe leiden dat er vanuit het aspect geur een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat gaat ontstaan. Hiervoor dient beoordeeld te worden wordt voldaan aan de normen en afstanden uit de Wgv (individueel en cumulatief). Door de conserverende aard van het bestemmingsplan zijn er geen effecten van dit bestemmingsplan op het aspect geur.
7.4. Ammoniak Het Nederlandse ammoniakbeleid berust op 2 sporen. Het eerste spoor is het gebiedsgerichte spoor. Dit spoor houdt onder andere in dat maatregelen rond ammoniakgevoelige natuurgebieden moeten worden genomen. Een belangrijke maatregel is de zonering van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Op grond van die wet moeten de provincies de meest kwetsbare natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur (de zogenaamde zeer kwetsbare gebieden) aanwijzen. In deze zeer kwetsbare gebieden, die gelegen zijn binnen de EHS, en een zone daaromheen gelden beperkingen voor de milieuvergunningverlening aan bedrijven. In de Nota Ruimte is vastgelegd dat met deze uitgangspunten ook bij ruimtelijke ordening rekening moet worden gehouden: “In aanvulling op het generieke ammoniakemissiebeleid worden de meest kwetsbare natuurgebieden door middel van zonering extra beschermd. Daarbij is "nieuwvestiging" van veehouderijen niet toegestaan en is uitbreiding van veehouderijen alleen onder strikte voorwaarden mogelijk (binnen het emissieplafond van de veehouderij).”
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
59
Pouderoyen Compagnons
Naast de Wav is ook de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Voor activiteiten (waar veehouderijen ook onder vallen) rond beschermde natuurmonumenten en aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden geldt namelijk een vergunningplicht op grond van de Natuurbeschermingswet, om schade aan de betreffende gebieden te voorkomen. Het tweede spoor is het generieke spoor. Door middel van het besluit Huisvesting gelden emissie-eisen voor alle stallen. Op den duur zullen alle stallen emissie-arm moeten worden uitgevoerd, voor zover de techniek daarvoor beschikbaar is. Daarnaast zijn er regels voor het emissiearm uitrijden van mest en voor het afdekken van mestbassins. Dit generieke spoor is gericht op het terugdringen van de achtergronddepositie van ammoniak en is voor ruimtelijke ordening minder relevant. Door de conserverende aard van voorliggend bestemmingsplan zijn er geen effecten op de ammoniakuitstoot.
7.5. Geluid De Wet geluidhinder heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Geluid kan een belasting van het woon-, werk-, recreatie- en leefklimaat van de mens met zich meebrengen. Als geluidsgevoelige bestemmingen gelden in ieder geval woningen en woonwagenlocaties, scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen met de daarbij behorende terreinen. In de natuur zijn met name zoogdieren gevoelig voor verstoring door geluid. Binnen de geldende geluidszoneringen is in principe geen plaats voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Aangezien dit bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, zijn nieuwe geluidgevoelige functies niet rechtstreeks mogelijk. Wegverkeerslawaai Voor wegverkeer geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Langs iedere weg is van rechtswege een zone gelegen, tenzij er sprake is van een woonerf of een 30 km/h zone. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken. De wegen in het buitengebied zijn provinciale wegen en ontsluitingswegen met 1 of 2 rijstroken, waarvoor in het buitengebied een zonebreedte van 250 m geldt.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
60
Pouderoyen Compagnons
Spoorweglawaai Voor spoorwegverkeer geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Langs iedere spoorweg is van rechtswege een zone gelegen, waarbinnen slechts onder voorwaarden nieuwe geluidsgevoelige functies kunnen worden toegestaan. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal sporen. Voor de Betuweroute geldt een zonebreedte van 1.000 m en voor de spoorlijn Geldermalsen – Dordrecht een breedte van 100 m. De zonebreedte geldt voor weerszijden van de spoorlijn. In het plangebied zijn de geluidgevoelige objecten (met name woningen en bedrijfswoningen) door middel van een aanduiding of verbaal in de regels op de huidige locatie gefixeerd. Herbouw of verplaatsing hiervan is uitsluitend toegestaan als uit akoestisch onderzoek blijkt dat aan de grenswaarden op de gevel wordt voldaan of dat een hogere grenswaarde is verkregen.
7.6. Luchtkwaliteit De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de ‘Wet milieubeheer’ goedgekeurd. Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het ‘Besluit luchtkwaliteit 2005’. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om: negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken, mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De paragraaf luchtkwaliteit in de ‘Wet milieubeheer’ voorziet ondermeer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe ‘Wet luchtkwaliteit’ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde, een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project ‘niet in betekenende mate’ van bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde), een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking is getreden nadat de EU derogatie heeft verleend.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
61
Pouderoyen Compagnons
NIBM-grens woningbouwlocatie, 3% criterium: < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling, < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling De Regeling NIBM noemt de volgende subcategorieën van landbouwinrichtingen: akkerbouw- of tuinbouwbedrijven met open grondteelt. inrichtingen die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd zijn voor witloftrek of teelt van eetbare paddenstoelen of andere gewassen in een gebouw. permanente en niet-verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen. permanente en verwarmde opstanden van glas of van kunststof voor het telen van gewassen, mits niet groter dan 0,7 ha (1% criterium) respectievelijk 2 ha (3% criterium). kinderboerderijen. In het bestemmingsplan is, middels een wijzigingsbevoegdheid, op beperkte schaal ruimte gegeven aan uitbreiding van bouwvlakken van agrarische bedrijven. De bijdrage van deze uitbreiding aan de verslechtering van de luchtkwaliteit zal zeer beperkt zijn. Het is dan ook aannemelijk dat de ruimte die het bestemmingsplan biedt niet leidt tot een overschrijding van grenswaarden, dan wel niet ‘in betekende mate’ zal bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Grotere uitbreidingen van agrarische bedrijven bij wijziging zullen alvorens gerealiseerd te kunnen worden getoetst moeten worden op het aspect luchtkwaliteit.
7.7. Externe veiligheid Beoordelingskader Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico’s moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaarbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering. Het gaat in de eerste plaats om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden. In de tweede plaats gaat het over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, ofwel het plaatsgebonden risico.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
62
Pouderoyen Compagnons
Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn. Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de ‘Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRNVGS)’, voor buisleidingen in het ‘Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)’ en voor bedrijven in het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)’. Alle drie de besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit. Planbeoordeling In de omgeving van het plan vinden activiteiten met gevaarlijke stoffen plaats. Het plan is conserverend van aard. In navolgende figuur is een uitsnede van de risicokaart opgenomen met daarin het plangebied.
Uitsnede risicokaart met ligging plangebied (gestreepte lijn)
In de afbeelding zijn 3 risicovolle bedrijven aangeduid die relevant zijn. De bedrijven zijn in de volgende tabel opgenomen. Eventuele andere bedrijven liggen buiten het plangebied van voorliggend bestemmingplan.
1 2 3
-6
Bedrijf
Adres
Bevi
PR 10 /jr
Maatschap Smits Maatschap Maat Verheij groen
Kweldamweg 10 Kweldamweg 30 Kweldamweg 49
Nee Nee Nee
10 m, o.e.t. 10m 15 m
o.e.t. op eigen terrein De drie bedrijven zijn alle drie geen Bevi-bedrijven. Van 2 bedrijven ligt de 10-6/jr pr-contour net buiten de inrichting maar kent geen overlap met kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
63
Pouderoyen Compagnons
Besluit externe veiligheid buisleidingen Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen met vervoer van gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. In de omgeving van het plangebied ligt een aantal planologisch relevante leidingen (zie uitsnede risicokaart). In onderstaande tabel zijn de relevante kenmerken van deze leidingen weergegeven. Leiding
Diameter
Druk (bar)
Afstand PR 10-6 Contour (m)
Afstand invloedsgebied
A-667
48 inch
80 bar
Nihil
580 m
W-524-01
12 inch
40 bar
Nihil
140 m
W-528-01
12 inch
40 bar
Nihil
140 m
W-528-05
18 inch
40 bar
Nihil
200 m
W-528-10
6 inch
40 bar
Nihil
70 m
W-530-01
12 inch
40 bar
Nihil
140 m -6/
Met de afstand ‘nihil’ in de kolom afstand 10 jaar pr-contour wordt bedoeld dat de risicocontour niet buiten de leiding ligt. -6
Uit de tabel blijkt dat er geen 10 /jaar pr-contour van de verschillende leidingen bestaat binnen het bestemmingsplan. Binnen het invloedsgebied van de leidingen zullen geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (overige transportbronnen) In het zuiden van het plangebied is de Betuwespoorlijn gelegen, net ten zuiden van het plangebied is de autosnelweg A15 gelegen. Beide transportassen zijn relevante risicobronnen en dus opgenomen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, respectievelijk bijlage 4 en bijlage 2. De Betuwespoorlijn heeft een veiligheidszone van 30 m uit de as van de spoorlijn en een onderzoekszone van 200 m. Binnen deze veiligheidszone van 30 m liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Binnen de onderzoekszone worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. De autosnelweg A15 heeft een veiligheidszone van 46 m uit de as van de autosnelweg en een onderzoekszone van 200 m. De veiligheidszone kent geen overlap met het plangebied, de onderzoekszone wel, maar binnen dit gebied worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Net ten zuiden van het plangebied ligt ook nog de spoorlijn Dordrecht – Geldermalsen, dit is geen relevante spoorlijn voor het aspect externe veiligheid, want deze spoorlijn is niet opgenomen in de Circulaire (CRNVGS).
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
64
Pouderoyen Compagnons
Structuurvisie buisleidingen Het doel van de Structuurvisie is om ruimte vrij te houden in Nederland voor de aanleg van toekomstige buisleidingen van nationaal en internationaal belang voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het hart van deze Structuurvisie is de visiekaart. Op de visiekaart heeft het Rijk aangegeven waar het ruimte wil vrijhouden voor de nieuwe tracés van transportbuisleidingen voor aardgas, olie(producten) en chemicaliën. Door onderhavig plangebied zal geen nieuwe leiding worden aangelegd.
7.8. Hoogspanningsverbindingen In het plangebied liggen 2 hoogspanningsverbindingen. In de volgende afbeelding zijn beide verbindingen weergegeven.
Afbeelding van de hoogspanningsverbindingen in het plangebied. Rood = Geertruidenberg – Krimpen, blauw = Papendrecht - Arkel
De 380 kV lijn loopt van Geertruidenberg naar Krimpen en heeft een zakelijk rechtstrook van maximaal 2 x 40 m. De 150 kV lijn loopt van Papendrecht en Arkel; de zakelijk rechtstrook bedraagt 2 x 22,5 m. Deze wordt op de verbeelding opgenomen. Als een woning binnen de 0,4 µT grens staat, kan het gevolgen opleveren voor de gezondheid van de bewoners. Bij een hoogspanningslijn van 150 kV bedraagt deze zone 2 x 80 m. Bij een lijn van 380 kV is dat 2 x 125 m.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
65
Pouderoyen Compagnons
8.
UITVOERBAARHEID
8.1. Het nieuwe bestemmingsplan en handhaving Één van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijke beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Reeds bij de totstandkoming van een bestemmingsplan dient terdege aandacht te worden besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid. 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Met het oog hierop is onder meer door overleg met belanghebbenden bekendheid gegeven aan het plan. Daarnaast heeft de wet in de bestemmingsplanprocedure in ieder geval een aantal verplichte inspraakmomenten ingebouwd. 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Uiteraard kan niet eenieder zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. 3. Inzichtelijke en realistische regeling. Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dit houdt in: helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels behoren dan ook niet meer dan noodzakelijk is te regelen. De gemeente heeft getracht om in haar buitengebied de regelgeving beperkt en eenvoudig te houden. Door een inzichtelijk plan te maken, is zoveel mogelijk evenwicht gezocht tussen de zeer diverse waarden die beschermd moeten worden, de verschillende ontwikkelingen die mogelijk zouden moeten zijn, de voorwaarden die daarbij dan gesteld moeten worden, en de afstemming met de beleidslijnen van bijvoorbeeld waterschap, provincie, etc. Handhaving van gebruiks- en aanlegvoorschriften wordt algemeen als knelpunt ervaren. Teneinde de handhaafbaarheid te bevorderen worden de aanwezige kwaliteiten zo specifiek mogelijk op de verbeelding weergegeven.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
66
Pouderoyen Compagnons
4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het buitengebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. Een gemeente dient dan ook voldoende menskracht ter beschikking te hebben voor de benodigde controle en handhavingsacties. Voor zover daar redenen voor zijn, zullen uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact heeft op de ruimtelijke kwaliteit.
8.2. Financiële uitvoerbaarheid Het grondexploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12 Wro, eerste en tweede lid is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft, zoals een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Buitengebied is geen sprake van nieuwe bouwmogelijkheden waarvoor de noodzaak van het stellen van locatieeisen of een kostenverhaal aanwezig is. Aan het bestemmingsplan buitengebied hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden toegevoegd. De in het buitengebied aan de orde zijnde ontwikkelingen, mogelijk gemaakt met voorliggend bestemmingsplan, in de vorm van functiewijzigingen dan wel uitbreidingen betreffen particulier initiatief. De kosten voor verwezenlijking van deze ontwikkelingen worden gedragen door de desbetreffende particulieren.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
67
Pouderoyen Compagnons
9.
JURIDISCHE TOELICHTING
9.1. Algemeen Vergelijkbare bestemmingsplannen SVBP 2008 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers - strikt juridisch gezien - geen deel uit van het bestemmingsplan. De verbeelding van het bestemmingsplan bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan. Bestemmingen Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen grond bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Dit bestemmingsplan bevat ook dubbelbestemmingen. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemming gaat in de toetsing voor op de enkelbestemming. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor. Verbeelding De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiksen bebouwingsmogelijkheden in het buitengebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
68
Pouderoyen Compagnons
De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter. Deze gegevens zijn een hulpmiddel voor het bepalen van bestemmingsvlakken en aanduidingen.
9.2. Bestemmingsregeling Opzet regels De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008. De opbouw is als volgt: betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels); de gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels); algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels); overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels). Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd: bestemmingsomschrijving; bouwregels; (nadere eisen;) afwijken van de bouwregels; specifieke gebruiksregels; afwijken van de gebruiksregels; omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; wijzigingsbevoegdheid. De specifieke afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden en een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan. Flexibiliteitsregels Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door de bevoegdheid tot het verlenen van een (binnenplanse) omgevingsvergunning of het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid. Voor het opnemen van flexibiliteitsregels geldt als uitgangspunt dat flexibiliteitsregels alleen worden gebruikt als van een wezenlijke belangenafweging sprake kan zijn. Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
69
Pouderoyen Compagnons
9.3. Wijze van toetsen Onevenredige aantasting Op deze open norm wordt op diverse plaatsen in de regels teruggegrepen. Vooral in de criteria bij de flexibiliteitsbepalingen (afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden) en omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden wordt regelmatig aangegeven dat “geen onevenredige aantasting” van bepaalde waarden mag plaatsvinden. Ook op een enkele plaats in de nadere detaillering van de doeleinden en in de nadere eisenregeling worden deze woorden aangetroffen. Deze terminologie vraagt om een op de specifieke situatie toegesneden beoordeling. Afweging van belangen Het bevoegd gezag mag zelfstandig afwegen of een omgevingsvergunning voor een werk of werkzaamheid kan worden verleend. Voor deze afweging is inzicht nodig in het belang van de uitvoering van desbetreffende werken en/of werkzaamheden enerzijds en de schadelijkheid voor de aanwezige waarden anderzijds. Vervolgens kan het belang van de ingreep worden afgewogen tegen de negatieve effecten op de aanwezige waarden. Voorbeeld Het kappen van 20 bomen zal binnen een landschappelijk waardevol gebied waarschijnlijk leiden tot de conclusie dat er sprake is van een onevenredige aantasting, terwijl het kappen van 20 bomen in een bos van 5 hectare in beginsel geen onevenredige aantasting oplevert. In dit laatste geval kan wel weer sprake zijn van onevenredige aantasting indien het bijvoorbeeld een bijzondere boomsoort betreft of het bomen zijn van een vergevorderde leeftijd. Bij de beoordeling zullen dus steeds de bestaande situatie, de aanvraag, de tijdelijke gevolgen en de toekomstsituatie moeten worden afgewogen. Er mag wel sprake zijn van een aantasting, maar deze mag niet dusdanig zijn dat de kwaliteit en/of kwantiteit van de te beschermen waarden in te grote mate afneemt. In de toelichting worden diverse handreikingen geboden ten aanzien van de doelstellingen en belangen die worden behartigd met het bestemmingsplan. Zo is beschreven welke waarden binnen het plangebied voorkomen en wat het karakter van die waarden is.
Noodzakelijk In de regels wordt op een aantal plaatsen de eis van ‘noodzakelijkheid’ gesteld. Dat is bijvoorbeeld het geval bij agrarische bouwvlakvergroting /verandering (deze dient noodzakelijk te zijn vanuit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering of bedrijfsontwikkeling). De noodzakelijkheid duidt op een zwaarwegend bedrijfsmatig belang dat aan de orde moet zijn. Ten aanzien van de bouwvlakvergroting kan worden gesteld dat van noodzaak geen sprake is indien binnen het bouwvlak zelf nog voldoende ruimte is om de activiteiten te ontwikkelen.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
70
Pouderoyen Compagnons
Noodzaak is evenmin aan de orde indien de agrariër een groter bouwvlak wenst omdat hij de hoeveelheid bijgebouwen ten behoeve van zijn bedrijfswoning wenst uit te breiden. Dit heeft namelijk geen betrekking op het bedrijfsmatige aspect dat gediend moet worden. Regeling bestemmingen Voor de inhoudelijke regeling van de (gebieds)bestemmingen wordt verwezen naar de voorgaande hoofdstukken van deze toelichting. Daar wordt ingegaan op hoe de binnen het plangebied van dit bestemmingsplan voorkomende gebieden en functies zijn bestemd, en welke mogelijkheden en beperkingen verder zijn opgenomen.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
71
Pouderoyen Compagnons
10. PROCEDURE
10.1 Voorontwerp Het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf vrijdag 14 december 2012 gedurende vier weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een reactie in te dienen op het voorontwerp bestemmingsplan.
10.2. Vooroverleg In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties. In totaal hebben 7 instanties gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de ontvangen overlegreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Per reactie is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan. Hier wordt verwezen naar de externe bijlage “Notitie inspraak en overleg” (gemeente Sliedrecht, Februari 2013), waarin de beantwoording is uitgewerkt.
10.3. Inspraak Er zijn 12 schriftelijke inspraakreacties ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen inspraakreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan. Hier wordt verwezen naar de externe bijlage “Notitie inspraak en overleg” (gemeente Sliedrecht, Februari 2013), waarin de beantwoording is uitgewerkt.
10.4 Ontwerp Het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied heeft in het kader van de zienswijzeprocedure vanaf 15 maart 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht en is tijdens deze periode raadpleegbaar geweest op www.ruimtelijkeplannen.nl en de gemeentelijke website. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. 10.5 Zienswijze Er zijn 7 schriftelijke zienswijzen ingediend. In de bijlage ‘notitie zienswijzen’ behorende bij de toelichting is een samenvatting gegeven van de ontvangen zienswijzen en zijn de zienswijzen van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per zienswijze aangegeven of de zienswijze leidt tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
72
Pouderoyen Compagnons
10.6 Vaststelling Op 26 juni 2013 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan buitengebied gewijzigd vastgesteld. De bij vaststelling aangebrachte wijzigingen zijn bij het raadsbesluit alsmede in de ‘notitie zienswijzen’ verwoord, welke notitie als bijlage bij de toelichting is opgenomen.
10.7 Beroepsprocedure In overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het plan vanaf 19 juli 2013 gedurende zes weken, dus tot 30 augustus 2013, ter inzage gelegen in het gemeentekantoor in het kader van de beroepsprocedure. Hierbij was het plan ook in te zien op www.ruimtelijkeplannen.nl en de gemeentelijke website. Tijdens de terinzagelegging zijn 2 beroepschriften ingediend. Het betreft beroepschriften van: 1) de Maatschap Smits, gevestigd te Sliedrecht; 2) J. Boer en M. Boer-den Butter, beiden wonend te
Bleskensgraaf. Op 2 juli 2014 (zaaknr.: 20130795411/1/R4 ofwel ECLI:NL:RVS:2014:2404) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State naar aanleiding van ingediende beroepschriften uitspraak gedaan. Hierbij heeft enkel het beroep van J. Boer gevolgen. Het beroep van J. Boer acht de Afdeling bestuursrechtspraak gegrond, op grond waarvan het bestreden besluit van 26 juni 2013 met kenmerk 1008979 is vernietigd, voor zover de ten tijde van de vaststelling van het plan op het perceel Parallelweg 17a aanwezige bebouwing in het plan niet als zodanig is bestemd. De Afdeling ziet in dat kader aanleiding de raad met toepassing van artikel 8:72,vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb op te dragen, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 8.5 van betreffende uitspraak is overwogen, een nieuw besluit te nemen. Anders gezegd: het bestemmingsplan is voor wat betreft het bestemmen van de bestaande bebouwing voor het perceel van de familie Boer onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. De Afdeling draagt de gemeente op om met ‘de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen’ het bestemmingsplan derhalve op nieuw vast te stellen. De Afdeling heeft daartoe een termijn gesteld van 26 weken. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoef t niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
73
Pouderoyen Compagnons
10.7 Vaststelling na gerechtelijke uitspraak Na voornoemde uitspraak op het beroep hebben diverse overleggen met de familie Boer plaatsgevonden. In samenspraak met de heer en mevrouw Boer zijn ondergenoemde wijzigingen van het bestemmingsplan tot stand gekomen. Op het perceel Parallelweg 17b bevinden zich momenteel diverse niet vergunde opstallen. Het perceel biedt een verrommelde aanblik. De gemeente kan een streng standpunt innemen en op basis van de gemeentelijke archieven alleen de vergunde opstallen in het bestemmingsplan opnemen. Daarmee wordt echter geen verbetering van de bestaande situatie bereikt en ontstaat voornamelijk een handhavingskwestie. Daarom is met de familie Boer besproken om de diverse opstallen, de aanwezige opslag van hooi/stro en een bestaande mestplaat in het bestemmingsplan op te nemen, mits hier tegenover staat dat de familie Boer zorgt voor een kwalitatieve verbetering van de situatie ter plaatse. Dit wordt voornamelijk bereikt door te zorgen voor een goede landschappelijke inpassing van het perceel, wat door middel van een voorwaardelijke verplichting en een beplantingsplan in het bestemmingsplan wordt verankerd. Daarnaast wordt een in het verleden vergunde maar nog niet door Boer gebouwde schuur verplaatst van een locatie halverwege het weiland naar een locatie aan de Parallelweg waardoor een clustering van bebouwing ontstaat. Verder zorgt Boer ervoor dat de schuren op de locatie zoveel mogelijk dezelfde uitstraling krijgen. Dit laatste behoeft geen borging in het bestemmingsplan, maar zal zoals gebruikelijk worden voorgelegd aan de welstandscommissie in het kader van de te zijnertijd in te dienen aanvraag voor een omgevingsvergunning. Met deze insteek ontstaat een win-win-situatie: familie Boer is tevreden omdat voor hen duidelijkheid komt over de (toekomst van de) op het perceel aanwezig bebouwing en de gemeente lost een stuk verrommeling in het buitengebied op.
Buitengebied
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
74
Bijlage(n) bij toelichting
Pouderoyen Compagnons
Bijlage 1
Buitengebied
Notitie zienswijzen
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
Sliedrecht Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied Notitie zienswijzen Mei 2013
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Zienswijzen
pag. 4
3. Vaststelling
pag. 16
Bijlagen: 1.
Notitie inspraak en vooroverleg
2
1. Inleiding Het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied heeft vanaf 15 maart 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan. Zienswijzen Er zijn 7 schriftelijke zienswijzen ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen zienswijzen en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan. Ontvankelijkheid Alle ontvangen zienswijzen zijn tijdig ingediend en daarmee ontvankelijk. Vaststelling Enkele zienswijzen en één ambtshalve aanpassing zullen leiden tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingspan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de wijzigingen. Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied Het onderhavige bestemmingsplan betreft een plan met een in hoofdzaak conserverende regeling (behoud van bestaande rechten, toestaan beperkte ontwikkelingen), dit ondanks dat in inspraak en zienswijzen verzoeken zijn gedaan voor structurele (bedrijfs-)uitbreiding. Het ontbreekt op dit moment echter aan tijd om voor dergelijke ontwikkelingen goede ruimtelijke onderbouwingen in te dienen. Desondanks zal de gemeente medewerking gaan verlenen aan concrete ontwikkelingen, mits deze voldoende onderbouwd kunnen worden. Hierbij is een efficiënte aanpak mogelijk met voor zowel gemeente als initiatiefnemers kostenvoordeel door voor een collectieve insteek te kiezen; alle ontwikkelingswensen samenvoegen in één planprocedure. De gemeente zal onderhavig bestemmingsplan in juli vaststellen. Tevens zal in juli een aankondiging volgen van een informatiebijeenkomst over hoe met bedrijfsontwikkelingen omgegaan zal worden. Doel is een vliegende start te maken en wel op korte termijn. Daarna is aan initiatiefnemers de keuze of men wil meelopen in het herzieningstraject dat direct na de zomer kan starten. Initiatiefnemers werken in dat geval concrete plannen uit. Benodigd zijn in ieder geval: bouwplan en programma op hoofdlijnen bedrijfsplan milieu-onderbouwing ruimtelijke onderbouwing met onderzoeken. De gemeente toetst daarna de plannen en laat één partiële herziening opstellen (najaar 2013), waarna een reguliere bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen. Door initiatieven gezamenlijk uit te werken en gelijktijdig een planprocedure te laten doorlopen, kunnen de plankosten per planlocatie worden gereduceerd. De gemeente zal daarom het initiatief nemen voor de start van voornoemde gezamenlijke aanpak.
3
2. Zienswijzen In dit hoofdstuk zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord.
1. Reclamant 1 Samenvatting 1. Reclamant handhaaft onverkort alle bezwaren zoals deze in zijn inspraakreactie zijn verwoord. 2. Feitelijk, en aldus ook in het ontwerp opgenomen, is de aan reclamant toebehorende locatie gesplitst. 3. Het samenstel van regels zorgt er voor dat reclamant geen uitbreidingsmogelijkheden heeft, ook niet daar waar deze bijvoorbeeld op grond van dierenwelzijn - nodig zouden zijn om de huidige omvang van het bedrijf te kunnen handhaven. Waarbij nog dient te worden opgemerkt dat handhaving van de huidige omvang van de bedrijfsactiviteiten niet voldoende is om het bedrijf ook in de toekomst economisch gezond en levensvatbaar te houden. 4. Vaststaat dat het melkveebedrijf niet in het "bouwvlak Parallelweg" kan/mag worden uitgeoefend. Bij de beoordeling van de vraag of reclamant voor zijn – voor deze omgeving cultuurdragende - hoofdactiviteit voldoende bouwruimte heeft, kan dus slechts het "bouwvlak Middelwetering" worden betrokken. Dit bouwvlak is te klein. 5. Naast een vergroting van het bouwvlak ziet reclamant geen ruimtelijke noodzaak voor het voorschrift dat sleuf- en mestsilo's binnen het bouwvlak dienen te worden gerealiseerd. 6. Realisering van een en ander nabij bedrijfsbebouwing ligt gezien de bedrijfsvoering van de gemiddelde agrariër ook feitelijk voor de hand. Om die reden zou – in ieder geval daar waar het sleufsilo’s betref – zelfs geheel van een bouwvoorschrift kunnen worden afgezien. 7. Een nadere aanduiding ‘paardenhouderij’ is gerechtvaardigd. 8. Een activiteit als pensionstalling dient als verlengstuk van de opfok- en train/africhtingsactiviteiten ruimtelijk mogelijk te zijn. 9. Gezien het fijnmazige, de facto soms nauwelijks te maken, onderscheid tussen productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij (als omschreven in de definitiebepaling), dient – voor een normale, gezonde, bedrijfsvoering van de paardenfokkerij ook gebruiksgerichte paardenhouderij (en dan met name genoemde pensionstalling) binnen het "bouwblok Parallelweg" mogelijk te zijn. 10. Het huidige ontwerp kent een beperking; daarin wordt het scheuren van grasland als een vergunningplichtige activiteit aangemerkt. Ten onrechte naar de mening van reclamant. Dit betreft zijn normale bedrijfsvoering en normale onderhoud. 11. Reclamant verbouwt feitelijk al jaren een min of meer gelijk blijvende oppervlakte aan maïs en de in het ontwerp opgenomen criteria (de openheid en bodemkwaliteit van het gebied) eerbiedigt hij al jaren. 12. Voorliggend ontwerp zou geschikt moeten zijn om alle ruimtelijke besluitvorming van de komende 10 jaar (en feitelijk mogelijk een langere periode) op te baseren. Het huidige ontwerp voorziet daarin niet. 13. De gemeente is verantwoordelijk voor het opstellen van een deugdelijk, toekomstbestendig bestemmingsplan en de daarvoor benodigde onderzoeken te laten plaats vinden en bekostigen. Het gaat niet aan deze verantwoording en deze financiële last af te schuiven op de individuele burger / agrariër. 14. Het wegbestemmen van een woning aan de Parallelweg is wel degelijk grond voor schadevergoeding. Deze zou kunnen worden gecompenseerd door alsnog uitbreiding van Parallelweg 17 en 19 mogelijk te maken in het bestemmingsplan.
4
15. Voor de situatie bij reclamant betekent een en ander volgens DLV dat het in ruimtelijke zin noodzakelijk is dat het "bouwvlak Middelwetering" tenminste 1,5 ha bedraagt (prod. 3.3). 16. Reclamant behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om het onderhavige (pro forma) zienswijzenschrift nader aan te vullen met feiten en omstandigheden, alsmede met gronden. Indien de gemeente hiervoor een termijn hanteert, verzoekt reclamant deze mede te delen, opdat hij binnen deze termijn kan reageren. Verder wordt reclamant graag in de gelegenheid gesteld om zijn standpunten tijdens een mondelinge hoorzitting nader toe te lichten. 17. Nu reclamant van mening is dat het bestreden ontwerp niet, althans niet ongewijzigd, kan worden vastgesteld en de gemeente dat op voorhand had dienen in te zien, maakt reclamant aanspraak op vergoeding van proceskosten, waaronder begrepen het salaris van zijn gemachtigde. Reclamant verzoekt de gemeente ter zake een vergoeding vast te stellen. Beantwoording 1. De gemeente ziet naar aanleiding van de inspraakreactie op dit moment geen aanleiding om de beantwoording van de inspraakreactie aan te vullen of te wijzigen. Verwezen wordt derhalve naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 2, zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. 2. De locatie Parallelweg 17 en 19 is geen gesplitste locatie, maar betreft in de systematiek van het bestemmingsplan één bedrijf met twee gekoppelde bouwvlakken. Hier geldt aldus het beleid voor één bedrijf en niet voor meerdere individuele bedrijven. 3. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 2, antwoord 2 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is reeds aangegeven dat reclamant een gemotiveerd verzoek kan indienen voor uitbreiding. De nu ingediende zienswijze met bijlagen kan de gemeente niet als volledig onderbouwd verzoek beschouwen. Aldus herhaalt de gemeente haar reactie dat onderhavig bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden zal bieden voor reclamant. Dit staat los van de mogelijkheid die de gemeente biedt om, desgevraagd in overleg met gemeente, een goede ruimtelijke onderbouwing in te dienen. Alsdan kan worden beoordeeld of en zo ja via welke ruimtelijke procedure, medewerking verleend kan worden aan uitbreiding. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerste hoofdstuk van deze zienswijzennota is aangegeven onder “Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied”. 4. Het melkveebedrijf kan in beide bouwvlakken worden uitgeoefend. De regeling voor beide gekoppelde bouwvlakken is hierin niet onderscheidend. Het enige verschil in de regeling is dat in het “bouwvlak Parallelweg” bedrijfswoningen zijn uitgesloten en dat binnen het "bouwvlak Middelwetering" 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan. Aldus kan reclamant indien gewenst beide vlakken benutten voor het melkveebedrijf. Verwezen wordt naar voorgaand antwoord onder 3 inzake de omvang van het bouwvlak. 5. De gemeente onderkent de noodzaak van sleuf- en mestsilo's voor een goede agrarische bedrijfsvoering, maar wenst de situering ervan te regelen. Vandaar dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan. Daarmee wordt binnen de plansystematiek van het bestemmingsplan voldoende ruimte geboden aan dergelijke voorzieningen. In lijn met de provinciale structuurvisie en verordening vindt de gemeente het planologisch en landschappelijk ongewenst om in het bestemmingsplan Buitengebied generiek voor alle grondeigenaren bebouwingsmogelijkheden te bieden buiten bouwvlakken. Dit opent de mogelijkheid van aantasting van het waardevolle veenweidelandschap. Er is dus een ruimtelijke noodzaak voor regeling van de situering. Ter vergroting van de flexibiliteit is voor ‘kleinschaligere’ uitbreidingen tot 20 meter buiten het bouwblok en tot een bebouwd oppervlakte van maximaal 400 m² in het bestemmingsplan een extra afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Deze kan worden benut voor (uitbreiding van) o.a. sleufsilo’s. Grotere uitbreidingen dienen, vanwege o.a. de toets aan de landschappelijke waarden, in een uitgebreidere procedure te worden beoordeeld. 6. Verwijzend naar voorgaande beantwoording onder antwoord 5, is regulering wenselijk en noodzakelijk. Het bestemmingsplan biedt zonder nadere regels omtrent situering voor de
5
7.
8.
9.
10.
11.
12.
gemeente geen mogelijkheid meer om te kunnen sturen bij het toestaan van dergelijke voorzieningen. Vandaar dat de systematiek is toegepast van regelen binnen het bouwvlak. De paardenhouderij wordt – in lijn met het advies van de Intergemeentelijke Agrarische Adviescommissie d.d. 19 mei 2011 inzake het paardenopfokbedrijf – door de gemeente in zijn huidige vorm aangemerkt als agrarisch en kan in beide bouwvlakken worden uitgeoefend. De regeling voor beide gekoppelde bouwvlakken is hierin niet onderscheidend. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 2, antwoord 4 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is e.e.a. reeds volledig toegelicht. De door reclamant genoemde aanduiding sa-1 is uitsluitend bedoeld voor gebruiksgerichte vormen van paardenhouderij c.q. manege, zuivelproductie en zuivelverkoop, welke zijn opgenomen in het bestemmingsplan voor Kweldamweg 2, 2a en 4. Reclamant zijn bedrijf is evenwel productiegericht en niet gebruiksgericht. Vandaar dat de aanduiding sa-1 niet van toepassing is. De regels staan op basis van artikel 3.1.2.e reeds “Niet-agrarische nevenactiviteiten” toe. Bij elk agrarisch bedrijf is naast de agrarische bedrijfsvoering een niet agrarische nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 25 % maar nooit meer dan 200 m2. Deze oppervlakte zou voor pensionstalling kunnen worden benut. Daarnaast biedt 3.5.1. nog een binnenplanse mogelijkheid voor verruiming. Indien reclamant plannen heeft voor een grotere omvang, is sprake van een substantiële afwijking van de bestaande bedrijfsvoering, die niet nader onderbouwd ook niet bij recht geregeld kan worden. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 3. Verwezen wordt naar voorgaande beantwoording onder 7 en 8. In aanvulling daarop is het van belang te onderkennen dat het planologisch effect van gebruiksgerichte paardenhouderijen wezenlijk afwijkt van het effect van productiegerichte paardenhouderijen (o.a. door verschil in verkeersaantrekking, wel/geen horecabehoefte, effecten als geluid etc. naar omgeving). Daarom is het relevant om dit onderscheid te maken en gebruiksgerichte paardenhouderij niet (generiek) toe te staan. De gemeente ziet naar aanleiding van deze beantwoording geen planologische noodzaak om een nieuwe aanduiding sa-6 te introduceren, daar de in het ontwerp opgenomen regeling voldoende ruimte biedt voor de huidige bedrijfsvoering. De gemeente beschouwt het scheuren van grasland niet als normaal beheer en onderhoud, maar wel als redelijkerwijs noodzakelijk voor de bedrijfsvoering. Het scheuren van grasland is ook niet op voorhand uitgesloten maar vanwege de hoge landschappelijke waarden in het gebied, waarin graslandpercelen een belangrijke rol vervullen, heeft de gemeente deze activiteit vergunningplichtig gemaakt. Hiermee kan via een eenvoudige procedure de activiteit worden vergund en kan de gemeente tevens voorkomen dat onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschappelijke waarden. Overigens was ook in het huidige bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ het scheuren van grasland vergunningplichtig. Aangezien in het bestemmingsplan beleid wordt vertaald naar een generieke regelgeving, is het noodzakelijk om – los van de grondeigenaren in het gebied of de vraag wie wel of niet bepaalde werken uitvoeren – regels te stellen aan o.a. het gebruik van percelen voor maïsteelt en scheuren van grasland. Hiermee kunnen deze – indien op een juiste wijze uitgevoerd – worden toegestaan, maar kan tevens voorkomen worden dat de werken en werkzaamheden naar aard of omvang leiden tot onevenredige schade aan bestaande (landschappelijke) waarden. Dergelijke beschermende regelingen komen o.a. voort uit hedendaagse provinciale regelgeving. De gemeente beoogt met het bestemmingsplan ook zeker om maïsteelt toe te staan en het scheuren van grasland mogelijk te maken, mits dat maar op een juiste wijze plaats heeft. Vandaar de gekozen wijze van regelen. Het bestemmingsplan kan niet alle ontwikkelingen bij recht toestaan. Het bestemmingsplan laat ruimte toe voor beperkte ontwikkelingen die naar aard en omvang zondermeer toe te staan zijn en die dus bij recht geregeld zijn. Het meerdere dient allereerst goed onderbouwd te zijn, voordat de gemeente hieraan haar medewerking geeft. Planologisch en ruimtelijk acceptabele initiatieven zal de gemeente faciliteren met een passende maatwerkregeling, in afwijking van het bestemmingsplan.
6
13.
14.
15.
16.
17.
Met het plan wordt beoogd de bestaande rechten te continueren en ook om de bestaande bedrijfsvoering te behouden. Indien op termijn een substantiële bedrijfsuitbreiding gewenst is, voor dierenwelzijn en voor volumevergroting, dan wordt dit zoals ook aangegeven onder antwoord 3 op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing, beoordeeld door de gemeente. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerste hoofdstuk van deze zienswijzennota is aangegeven onder “Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied”. De taak van de gemeente is het tijdig actualiseren van het bestemmingsplan. De gemeente voorziet hierin met onderhavig plan. De plankosten en procedurekosten voor deze actualisatie worden niet doorberekend aan derden. In geval een burger of agrariër concrete plannen heeft, is de gemeente gerechtigd om verschillende kostenvormen die direct voortkomen uit dit initiatief, te verhalen op de initiatiefnemer. Het is in dat geval wel de taak van de gemeente om medewerking te verlenen in het kader van goede ruimtelijke ordening. De kosten evenwel komen niet op voorhand voor rekening van de gemeente. Zo bevat de Wet ruimtelijke ordening regels omtrent de grondexploitatie en exploitatiebijdragen zoals die ook in de Grondexploitatiewet zijn vastgelegd. Het verhaal van kosten is vastgelegd in o.a. afdeling 6.4 Grondexploitatiewet. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 2, antwoord 5 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is e.e.a. reeds volledig toegelicht. De gemeente ziet geen aanleiding om bedoelde woning alsnog positief te bestemmen. Daarnaast is het verzoek om uitbreiding van Parallelweg 17 en 19 een op zichzelf staande wens die ook als zodanig planologisch onderbouwd zou moeten worden. De wegbestemde woning speelt hierin geen rol; zowel in planologisch-ruimtelijke optiek als een vorm van financiële genoegdoening. Product 3.3. betreft primair een algemene beschouwing op de ontwikkeling in de sector. Op basis daarvan constateert de gemeente niet meer dan dat, als het bedrijf op langere termijn grootschalig en effectief zou willen voortbestaan, een uitbreiding nodig kan zijn. Dit geldt feitelijk voor alle agrarische bedrijven met een aard en omvang als dat van reclamant. Vooralsnog is door reclamant geen goede ruimtelijke onderbouwing aangereikt op basis waarvan de gemeente nut en noodzaak van een uitbreiding kan toetsen. Het is dan ook niet mogelijk om op dit moment een bedrijfsuitbreiding positief te bestemmen. Daartoe bestaan, zoals in antwoord 3 is aangegeven wel mogelijkheden via een aparte procedure. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerste hoofdstuk van deze zienswijzennota is aangegeven onder “Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied”. Naar aanleiding van deze reactie heeft de gemeente contact gezocht met reclamant. Deze heeft per mail (verzonden: maandag 29 april 2013 11:55) het volgende laten weten: - … Met betrekking tot de eventuele aanvulling van de ingediende zienswijzen kan ik u mededelen dat deze inderdaad al zo volledig mogelijk waren en dat verdere aanvulling niet nodig is. … - … In verband hiermee en de ook bij [naam reclamant] bestaande wens van vlotte besluitvorming, kan ik u mededelen dat – behoudens voor het geval er bij de gemeente over de ingediende zienswijzen vragen leven en/of er een nadere toelichting gewenst is –(……) kan worden afgezien van een mondelinge bespreking van/toelichting op zijn zienswijzen. … Gezien bovenstaande wordt de ingediende zienswijze als afgerond en compleet beschouwd. Onderhavige procedure in het kader van de Wro kent geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt eveneens voor het salaris van de gemachtigde van reclamant. Het staat reclamant vrij om zich te laten adviseren in deze procedure, evenwel op eigen kosten. Van vergoeding van proceskosten zou uitsluitend sprake kunnen zijn bij een eventuele gerechtelijke uitspraak of bezwaarprocedure, waarbij ook de kostenvergoeding onderdeel maakt van de uitspraak c.q. beslissing op bezwaar. Terzijde meldt de gemeente dat de zienswijze geen aanleiding vormt voor gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. De gemeente ziet daarom ook geen aanleiding voor enige vorm van vergoeding, nu de gemeente de planinhoud voldoende zorgvuldig heeft voor-
7
bereid en de procedure conform de wet- en regelgeving goed heeft gevolgd. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
2. Reclamant 2 Samenvatting 1. In nieuwe bestemmingsplannen wordt veelal standaard een groter bouwkavel aangehouden dan de 1 hectare die aan reclamant is toegekend. Dit heeft reclamant zeker nodig gelet de omvang van diens bedrijf. De v.o.f. heeft 40 ha in eigendom en bewerkt 75 ha. 2. Ten oosten van reclamant zijn bouwkavel is reeds o.a. een opslag van ronde balen, omdat reclamant die binnen zijn bouwkavel niet kwijt kan (hoogte 3.5 m). Ook staat er al 6 jaar een nood quarantainestal van ongeveer 110 vierkante meter. Ten noorden staan ook al 3.5 m hoog balen. Ten westen van de bouwkavel ligt al 20 jaar een buitenbak. 3. In het verleden is reclamant zonder goede reden een vergunning geweigerd, met voor hem grote nadelige gevolgen. Hetzelfde jaar kregen anderen wel vergunning. 4. Reclamant verzoekt nogmaals om zijn bouwkavel minimaal 1.5 ha te maken. Dit voorkomt ook nodeloze ruimtelijke procedures. 5. Ten westen staan al 50 jaar legaal 2 schuurtjes. Het bestemmingsplan moet hier worden aangepast. De bebouwde oppervlakte is ongeveer 175 vierkante meter. 6. Reclamant teelt momenteel gras gerst en koolzaad in wisselteelt. Hierbij hoort ook het scheuren (ploegen) van grasland. Op dit punt moet de gemeente het bestemmingsplan aanpassen, voor ploegen of scheuren moet je geen vergunning aan hoeven te vragen. 7. Reclamant heeft geprobeerd een hoger peil te krijgen, maar wordt hierin tegengewerkt door het waterschap. Wellicht voor de gemeente een punt van aandacht. Beantwoording 1. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 4, antwoord 1 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is reeds aangegeven dat reclamant een gemotiveerd verzoek kan indienen voor uitbreiding. De nu ingediende zienswijze kan de gemeente niet als volledig onderbouwd verzoek beschouwen. Aldus herhaalt de gemeente haar reactie dat onderhavig bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden zal bieden voor reclamant. Dit staat los van de mogelijkheid die de gemeente biedt om, desgevraagd in overleg met gemeente, een goede ruimtelijke onderbouwing in te dienen. Alsdan kan worden beoordeeld of en zo ja via welke ruimtelijke procedure, medewerking verleend kan worden aan uitbreiding. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerste hoofdstuk van deze zienswijzennota is aangegeven onder “Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied”. 2. De gemeente heeft de bestaande situatie tijdens de inventarisatiefase van het bestemmingsplan uitvoerig beoordeeld en vergeleken met de vigerende rechten. Naar aanleiding daarvan is aan het bedrijf een bouwvlak toegekend zoals opgenomen op de plankaart. In aansluiting op dat bouwvlak is aan de west- en zuidzijde een “Wro zone – voorzieningen buiten het bouwvlak” opgenomen. De buitenbak valt binnen deze zone. Voor de noodquarantainestal is door de gemeente geen vergunning verleend. Deze is aldus illegaal aanwezig is. Ook de genoemde opslag is in strijd met het bestemmingsplan. Verwezen wordt naar de brief, kenmerk 916304 gedateerd 21 februari 2013, zoals de gemeente die stuurde aan reclamant en diens adviseur. Hierin is aangegeven dat de mogelijkheid van legalisatie op zijn merites beoordeeld zal worden en wellicht kan leiden tot een binnenplanse of buitenplanse procedure voor legalisatie. Ter vergroting van de flexibiliteit is voor ‘kleinschaligere’ uitbreidingen tot 20 meter buiten het bouwblok en tot een bebouwd oppervlakte van maximaal 400 m² in het bestemmingsplan een extra afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Deze kan worden benut voor uitbreiding/legalisatie. Grotere uitbreidingen dienen, vanwege o.a. de toets aan de landschappelijke waarden, in een uitgebreidere proce-
8
3.
4. 5.
6.
7.
dure te worden beoordeeld. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerste hoofdstuk van deze zienswijzennota is aangegeven onder “Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied”. De gemeente geeft bij een negatieve beslissing over een vergunningaanvraag altijd aan waarom de betreffende aanvraag niet gehonoreerd kan worden. Tegen een dergelijk besluit kan beroep worden aangetekend, zoals in het besluit wordt aangegeven. Zonder inhoudelijk op de reactie in te gaan, gaat de gemeente er van uit dat er blijkbaar destijds aanleiding was om de vergunning niet te verlenen. Een dergelijk besluit staat op zich en kan niet worden vergeleken met vergunningen die aan derden worden verleend. Overigens is een eerdere vergunningsaanvraag waarover negatief is besloten niet relevant voor onderhavige bestemmingsplanprocedure. Verwezen wordt naar bovenstaande beantwoording onder 1. Gebleken is dat de 2 gebouwen planologisch legaal aanwezig zijn en ook positief bestemd dienen te worden. Daartoe zal het bestemmingsplan gewijzigd worden vastgesteld, waarbij de 2 gebouwen worden voorzien van een aanduiding ‘Veldschuur’. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 4, antwoord 8 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. De gemeente beschouwt het scheuren van grasland en ploegen dieper dan 40 cm van akkerland niet als normaal beheer en onderhoud, maar wel als redelijkerwijs noodzakelijk voor de bedrijfsvoering. Het scheuren van grasland en diepploegen is ook niet op voorhand uitgesloten maar vanwege de hoge landschappelijke waarden in het gebied, waarin graslandpercelen en de waterhuishouding een belangrijke rol vervullen, heeft de gemeente deze activiteit vergunningplichtig gemaakt. Hiermee kan via een eenvoudige procedure de activiteit worden vergund en kan de gemeente tevens voorkomen dat onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschappelijke waarden. Overigens was ook in het huidige bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ het scheuren van grasland vergunningplichtig. Dit aspect is in het kader van onderhavige planologische procedure niet relevant.
De zienswijze is deels gegrond. Naar aanleiding van de zienswijzen worden 2 bestaande, legale gebouwen op de plankaart opgenomen met de aanduiding ‘veldschuur’.
3. Reclamant 3 Samenvatting 1. Reclamant maakt opnieuw kenbaar dat er geen bouwvlak is opgenomen behorende bij het adres Parallelweg 17b te Sliedrecht. Verwezen wordt naar de eerder ingediende inspraakreactie op het voorontwerp bestemmingsplan. 2. Op bladzijde 49 van het ontwerp bestemmingsplan, regels, wordt aangegeven dat er voor Parallelweg 17b te Sliedrecht een aanduiding met de betekenis: "een specifieke vorm van wonen" aanwezig is. 3. Over het adres Parallelweg 17a te Sliedrecht merkt reclamant op dat volgens de werkwijze van de gemeente Sliedrecht alle bouwwerken in het buitengebied zoveel mogelijk binnen een op de kaart begrenst bouwvlak worden opgenomen. 4. Op bladzijde 16 van het ontwerp bestemmingsplan regels staat vermeld Parallelweg 17b hobbymatige agrarische activiteiten. Er is hier geen sprake meer van hobbymatige activiteiten, noem het hier maar bedrijfsmatige activiteiten. Reclamant wenst dat deze aanvulling hobbymatige wordt verwijderd. Beantwoording 1. In het kader van de inspraak is door de gemeente geconstateerd dat in de regels van het voorontwerp bestemmingsplan, artikel 7 “Sport” abusievelijk bij manege Alblas het huisnummer 17b is aangegeven. Reclamant constateerde dit destijds ook terecht. Op de plankaart is de bestemming Sport evenwel wel aan het juiste adres toegekend. In het ontwerp bestemmingsplan is in de regels een juiste correctie gedaan. Verwezen wordt naar de be-
9
antwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 3, antwoord 1 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is ook, in antwoord 2, aangegeven dat ter plaatse van Parallelweg 17b een aanduiding wordt opgenomen voor het vergunde gebouw, niet een bestemmingsvlak Sport en/of agrarisch bouwvlak. Bedoeld gebouw mag alleen gebouwd en gebruikt worden zoals vergund; er is geen sprake van een volwaardig agrarisch of sportbedrijf. Bij besluit van 20 juli 1993, nummer 115/1991 is vergunning verleend voor het plaatsen van een veldschuur ten westen van Parallelweg 17. Bij besluit van 4 mei 1995, kenmerk 95.2369, is aanvullend ingestemd met een gewijzigde situatietekening voor de te plaatsen veldschuur en dienovereenkomstig besloten. De gemeente is niet voornemens deze tot heden niet geëffectueerde vergunning in te trekken. Dit houdt wel in dat de veldschuur slechts gerealiseerd kan worden op de plaats, waarvoor gewijzigd vergunning is verleend. Indien de locatie of uitvoering c.q. afmetingen hiervan moeten worden gewijzigd, zal hiervoor een gewijzigde vergunning moeten worden aangevraagd. Het is dan niet toegestaan aan te vangen met bouwwerkzaamheden. 2. Per abuis is op de genoemde pagina van de regels in de tabel het adres Parallelweg 17b genoemd. Dit moet Parallelweg 21 zijn. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. Ten overvloede merkt de gemeente op dat ter plaatse van Parallelweg 17b (waar aan reclamant een schuur is vergund) met dit bestemmingsplan geen wonen wordt toegestaan. 3. Bouwvlakken worden uitsluitend toegekend aan volwaardige (agrarische) bedrijven. Daar waar gebouwen legaal zijn, positief bestemd worden en solitair aanwezig zijn (geen onderdeel uitmaken van een samenhangend erf met volwaardig bedrijf), worden deze voorzien van een “specifieke bouwaanduiding ‘veldschuur”. Een dergelijke situatie doet zich voor aan Parallelweg 17a; er is een enkel solitair gebouw positief bestemd. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 3, antwoord 3 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is reeds aangegeven dat ter plaatse van Parallelweg 17a een aanduiding wordt opgenomen voor het vergunde gebouw, niet een bestemmingsvlak, daar uitsluitend het vergunde gebouw positief bestemd kan worden. Er is geen sprake van een (volwaardig) bedrijf dat een bouwvlak toegekend krijgt. 4. Aangezien de activiteiten geen volwaardige bedrijfsvoering betreffen en geen onderdeel uitmaken van een volwaardige bedrijfsvoering, heeft de gemeente deze aangemerkt als hobbymatig. Dit gebruik is als zodanig positief bestemd. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Naar aanleiding van een ‘noodkreet’ van indiener van 4 juli 2012 en een door indiener op 10 juli 2012 ingediende conceptaanvraag voor het oprichten van een woning (boerenhofstede) op het perceel Parallelweg 17b is de gemeente overigens nog steeds in gesprek. Over de noodkreet en concept aanvraag heeft op verzoek van de gemeente op 8 augustus 2012 een informeel gesprek plaatsgevonden met indiener. In het gesprek is namens de gemeente aangegeven dat er voor het buitengebied een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid, maar dat dit een consoliderend plan betreft. Dit houdt in dat hierin geen nieuwe ‘toekomstige’ planontwikkelingen worden meegenomen. Voor de noodkreet en conceptaanvraag, die strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied, zal altijd separaat een zelfstandige planologische procedure moeten worden gevolgd (aanpassen bestemmingsplan of via een omgevingsvergunning). In het gesprek is namens de gemeente verder aangegeven dat recent een eerder principe verzoek van indiener voor de realisering van een nieuwe manege met bedrijfswoning op het perceel kadastraal bekend L 788 te Sliedrecht, gelegen ten westen van Parallelweg 17/19 te Sliedrecht, bij schrijven d.d. 6 februari 2012, verzonden 15 februari 2012, is afgewezen. Deze aanvraag was in strijd met het vigerende bestemmingplan en paste in principe ook niet bij de ten noorden van de Betuweroute in het landelijk gebied gewenste inrichting van een Recreatief Knooppunt Sliedrecht en het daarvoor gegeven programma. In het gesprek is verder aangegeven dat voor een inhoudelijke behandeling van de ‘noodkreet’ en conceptaanvraag niet volstaan kan worden met een verwijzing naar eerdere agrarische plannen van indiener, waarop in de jaren 1995-2000 afwijzend is beslist, maar dat
10
hiervoor minimaal een actueel bedrijfsplan met bijbehorende goede ruimtelijke onderbouwing vereist is. Een actueel bedrijfsplan en goede ruimtelijke onderbouwing, die burgemeester en wethouders en de raad alsnog moeten overtuigen aan de huidige plannen van indiener alsnog op deze locatie dan wel elders in het landelijk gebied haar planologische medewerking te verlenen. Het is aan reclamant om bij voorkeur alsnog aannemelijk te maken dat ter plaatse dan wel elders in het landelijk gebied sprake is dan wel kan zijn van een overwegend (grondgebonden) agrarisch bedrijf dan wel dat er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel dat er mogelijkheden zijn om uit te groeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf. In het gesprek is tenslotte aangegeven dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend en het uiteindelijk aan burgemeester en wethouders en de raad is om op basis van het te maken bedrijfsplan en bijbehorende ruimtelijke onderbouwing te beslissen om hieraan alsnog wel of geen medewerking te verlenen op de locatie Parallelweg 17b dan wel elders in het landelijk gebied. Aanvullend aan dit informele gesprek is een en ander ook schriftelijk bij schrijven d.d. 13 augustus 2012, kenmerk 835679, aan reclamant meegedeeld en zijn reclamant met dit doel ook de nodige aanvraagformulieren toegezonden met het verzoek deze in te vullen. In dit schrijven is reclamant voorts meegedeeld dat indien er geen sprake is en zal kunnen zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf, reclamant in het bedrijfsplan moet aangeven welke bedrijfsactiviteiten reclamant aanvullend ter plaatse dan moet kunnen uitvoeren. Hierbij is aan indiener aangegeven dat het hierbij ook van belang is dat door indiener nader wordt gemotiveerd waarom reclamant van mening is dat deze activiteiten passen bij een agrarische bedrijfsvoering ter plaatse dan wel elders in het landelijk gebied. Naar aanleiding hiervan is pas recent in februari 2013 namens reclamant van DLV opnieuw ‘slechts’ een summier niet nader onderbouwd principeverzoek ontvangen. Hierover heeft op 27 maart 2013 overleg plaatsgevonden met DLV. Tijdens dit gesprek is namens de gemeente aangegeven en door DLV onderkend dat het ingediende principe verzoek geen bedrijfsplan en goede ruimtelijke onderbouwing bevat en inhoudelijk alleen al om die reden niet ‘inhoudelijk’ behandeld kan worden. Tijdens dit gesprek is door beide partijen onderkend dat op basis van het ingediende principe verzoek in alle redelijkheid ook slechts kan worden vastgesteld dat hier (vooralsnog) geen sprake is en kan zijn van een volwaardig (agrarisch) bedrijf en de mogelijkheden ontbreken om uit te groeien tot een volwaardig agrarisch bedrijf. DLV onderzoekt nu met reclamant in hoeverre de huidige niet volwaardige agrarische activiteiten kunnen worden aangevuld met en/of getransformeerd kunnen worden tot recreatieve bedrijfsactiviteiten, die passen bij de ten noorden van de Betuweroute in het landelijk gebied bestaande agrarische bedrijfsvoering en gewenste inrichting van een Recreatief Knooppunt Sliedrecht. De resultaten van dit onderzoek worden afgewacht. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
4. Reclamant 4 Samenvatting 1. Reclamant wenst aan Parallelweg 19a de ruimte tussen de 2 bestaande gebouwen te bebouwen ten behoeve van een niet commerciële museumfunctie. Beantwoording 1. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 10, antwoord 1 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is aangegeven dat de gemeente de bestaande bebouwing positief bestemd, alsmede het gebruik. Tevens is aangegeven dat de gemeente geen uitbreiding mogelijk maakt in dit bestemmingsplan. De nu ingediende zienswijze met bijlage kan de gemeente niet als volledig onderbouwd verzoek beschouwen. Aldus herhaalt de gemeente haar reactie dat onderhavig bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden zal bieden voor reclamant. Dit staat los van de mogelijkheid die de gemeente biedt om,
11
desgevraagd in overleg met gemeente, een goede ruimtelijke onderbouwing in te dienen. Alsdan kan worden beoordeeld of en zo ja via welke ruimtelijke procedure, medewerking verleend kan worden aan uitbreiding. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerste hoofdstuk van deze zienswijzennota is aangegeven onder “Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied”. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5. Reclamant 5 Samenvatting 1. Reclamant verzoekt, zoals ook in de inspraakreactie, het bouwblok te vergroten. Daarnaast wenst men mogelijkheden opgenomen te zien voor activiteiten zoals een kaasmakerij. 2. Het bestemmingsplan Landelijk Gebied staat onder voorwaarden de bouw van een tweede bedrijfswoning toe. In het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied is deze mogelijkheid echter verdwenen. 3. Reclamant heeft ook omgevingsvergunning aangevraagd om een tweede bedrijfswoning bij de veehouderij mogelijk te maken; daarnaast zou hij graag zien dat deze mogelijkheid wordt vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied en wordt verzocht om het ontwerp bestemmingsplan op dit punt aan te passen. Beantwoording 1. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 10, antwoord 1 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is aangegeven dat de gemeente de bestaande bebouwing positief bestemd, alsmede het gebruik. Tevens is aangegeven dat de gemeente geen uitbreiding mogelijk maakt in dit bestemmingsplan. De nu ingediende zienswijze met bijlage kan de gemeente niet als volledig onderbouwd verzoek beschouwen. Aldus herhaalt de gemeente haar reactie dat onderhavig bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden zal bieden voor reclamant. Dit staat los van de mogelijkheid die de gemeente biedt om, desgevraagd in overleg met gemeente, een goede ruimtelijke onderbouwing in te dienen. Alsdan kan worden beoordeeld of en zo ja via welke ruimtelijke procedure, medewerking verleend kan worden aan uitbreiding. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerste hoofdstuk van deze zienswijzennota is aangegeven onder “Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied”. Met betrekking tot activiteiten als een kaasmakerij kan het volgende worden opgemerkt. De regels staan op basis van artikel 3.1.2.e reeds “Niet-agrarische nevenactiviteiten” toe. Bij elk agrarisch bedrijf is naast de agrarische bedrijfsvoering een niet agrarische nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 25 % maar nooit meer dan 200 m2. Deze oppervlakte zou voor o.a. een kaasmakerij kunnen worden benut. Daarnaast biedt 3.5.1. nog een binnenplanse mogelijkheid voor verruiming. Indien reclamant plannen heeft voor een grotere omvang dan 200m2 is er sprake van een substantiële afwijking van de bestaande bedrijfsvoering. Die kan zonder nadere onderbouwing niet bij recht geregeld worden. 2. Op basis van het hedendaagse ruimtelijke ordeningsbeleid is het gebruikelijk dat in bestemmingsplannen geen binnenplanse regeling opgenomen wordt voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning. Dit was inderdaad in het verleden wel gebruikelijk, maar door de veranderingen in de sector en de bedrijfsvoering is de noodzaak van een tweede bedrijfswoning veelal niet meer aanwezig. Dit komt o.a. door de volgende aspecten: - automatisering in bedrijfsvoering (voeding, bewaking, klimaatbeheer etc.); - afname noodzaak tot permanente fysieke aanwezigheid van meerdere eigenaren/medewerkers voor bedrijfsvoering. Dit alles wil niet zeggen dat in geen enkel geval een tweede bedrijfswoning noodzakelijk zou kunnen zijn, al wordt deze ook op basis van de ruimtelijke verordening van de provin-
12
cie uitgesloten en zou er alleen op basis van de hardheidsclausule uit die verordening afgeweken kunnen worden van deze regel. Hoe dan ook is de noodzaak dusdanig weinig voorkomend, dat hiervoor geen generieke mogelijkheid meer opgenomen wordt in het bestemmingsplan. Mocht op reclamant zijn bedrijf deze noodzaak wel bestaan, dan kan in overleg met de gemeente worden bepaald of hiervoor een buitenplanse oplossing gevonden kan worden. Dit vraagt in dat geval wel een onderbouwing zoals onder antwoord 1 is aangegeven. De nu ingediende zienswijze is hiervoor niet toereikend. Verwezen wordt naar hetgeen in het eerste hoofdstuk van deze zienswijzennota is aangegeven onder “Vooraf: ontwikkelingen in het buitengebied”. 3. Verzoeken om omgevingsvergunning doorlopen een eigen procedure en zijn in het kader van onderhavig bestemmingsplan in zoverre niet relevant, dat de aanvraag niet meegenomen wordt in dit plan maar eventueel t.z.t. een eigen procedure zal doorlopen. De gemeente heeft het verzoek in behandeling. Verder wordt verwezen naar het antwoord op de punten 1 en 2. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6. Reclamant 6 Samenvatting 1. Het tijdelijke opslagterreintje aan de Parallelweg wordt gedoogd. Wordt dit inderdaad binnenkort ontmanteld? 2. Tevens zijn er gronden gestort. Is er controle of toezicht of dit geen vervuilde grond betreft? 3. De caravanstalling is op basis van het hiervoor geldende plan (woonbestemming) niet toegestaan. Er dient aldus te worden gehandhaafd tenzij het bestemmingsplan wordt aangepast. 4. De gemeente dient handhavend op te treden tegen de niet bestemde volkstuintjes. Beantwoording 1. Het beleid van de gemeente is er op gericht om deze functie inderdaad te beëindigen. Vertaald naar de juridische plansystematiek van het bestemmingsplan betekent dit dat binnen de geldingstermijn van het bestemmingsplan het gebruik als zodanig beëindigd moet zijn, daar er geen positieve bestemming is opgenomen voor dit gebruik. Het gebruik is daarmee onder het overgangsrecht gebracht en dient beëindigd te worden. 2. De bodemkwaliteit van gronden die van elders worden aangevoerd dient o.a. getoetst te worden aan en te voldoen aan de bepalingen uit het BBK. Dit aspect is in het kader van het bestemmingsplan niet relevant. 3. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 12, antwoord 8 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is aangegeven dat de gemeente het bestaande gebruik inderdaad positief bestemd heeft. Dit omdat deze functie op de huidige locatie planologisch en ruimtelijk acceptabel is. 4. Zoals in de handhavingsparagraaf van het bestemmingsplan is aangegeven zullen, voor zover daar redenen voor zijn, uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
13
7. Reclamant 7 Samenvatting 1. Reclamant heeft op 10 januari 2013 een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan ingediend. Deze reactie dient hier als overgenomen en ingelast te worden beschouwd. 2. Reclamant heeft er bezwaar tegen dat er op het perceel Parallelweg 17b een veldschuur wordt gebouwd welke kan worden gebruikt voor hobbymatige agrarische activiteiten. Hij heeft er belang bij dat de situatie blijft zoals hij nu is. 3. Er is, aldus de gemeente, geen sprake is van een vestiging van een manege op Parallelweg 19a, maar van een productiegerichte paardenhouderij (bedrijfsvorm) en geen recreatieve vorm van paardenhouderij. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Reclamant kan zich hier niet mee verenigen. Hij is van mening dat de scheiding tussen een productiegerichte en een recreatieve bedrijfsvorm heel dun is. Momenteel is er al sprake van manege- en pensionactiviteiten. Reclamant vreest dan ook voor uitbreiding van deze activiteiten en dat de gemeente – gelet op eerdere ervaringen - onvoldoende handhavend zal optreden. Reclamant is eigenaar van een manege en hij heeft geen belang bij concurrentie. 4. Reclamant vreest dat bij aanvragen van omgevingsvergunningen voor bedrijfsmatig gebruik door eigenaren van veldschuren zijn belangen onvoldoende gewaarborgd zullen worden en dat bedrijfsmatig gebruik van de veldschuren wel degelijk tot extra belemmeringen voor zijn bedrijfsontwikkelingen zal leiden. Hij is dan ook van mening dat er voldoende aanleiding is om bedrijfsmatig gebruik van een veldschuur uit te sluiten. 5. Door de gemeente wordt aangegeven dat het huidige bestemmingsplan zoals dat er thans ligt, gehandhaafd zal worden. Echter, nu wordt al hetgeen in de afgelopen jaren niet legaal is gebouwd onder het nieuwe bestemmingsplan bestempeld als veldschuur. Hiermee wordt duidelijk dat dit door de gemeente wordt gedoogd. Dit kan dan ook geen handhaving, voortzetting, van het huidige bestemmingsplan zijn. Beantwoording 1. De gemeente ziet naar aanleiding van de inspraakreactie op dit moment geen aanleiding om de beantwoording van de inspraakreactie aan te vullen of te wijzigen. Verwezen wordt derhalve naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 9, zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. 2. Van belang is dat voor de bouw van de veldschuur reeds in het verleden een vergunning is verleend. Deze bouwmogelijkheid is daardoor reeds aanwezig en ontstaat niet door deze positief te bestemmen in het bestemmingsplan. De gemeente wenst evenwel de bouwmogelijkheid positief te bestemmen omdat deze niet onder overgangsrecht dient te worden gebracht. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 9, antwoord 2 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is aangegeven dat de gemeente de bestaande bouwmogelijkheid positief bestemt, alsmede het gebruik van het gebouw. Reclamant geeft niet nader aan op welke wijze het gebouw en het gebruik ervan reclamant zou benadelen. De gemeente ziet daarom geen aanleiding voor planaanpassing. 3. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 9, antwoord 3 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Hierin is aangegeven dat de gemeente uitsluitend de productiegerichte vorm van paardenhouderij toestaat en heeft bestemd. Verwezen wordt tevens naar de beantwoording in deze zienswijzennota onder reclamant 1, antwoord 9, waarin is aangegeven dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen productiegerichte en gebruiksgerichte vormen van paardenhouderij. Overigens staat de regeling wel toe dat in het kader van nevenactiviteiten functies als pensionstalling in geringe omvang zijn toegestaan. Deze kunnen evenwel niet uitgroeien tot een grote omvang of hoofdactiviteit. Zoals in de handhavingsparagraaf van het bestemmingsplan is aangegeven zullen, voor zover daar redenen voor zijn, uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die
14
fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Overigens geeft reclamant in zijn zienswijze niet aan op welke wijze zijn belangen benadeeld zouden worden, behoudens het concurrentieaspect. Dit laatste is voor de gemeente in het kader van de planologische en ruimtelijke afweging die ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan geen toetsingscriterium, tenzij de lokale of regionale voorzieningenstructuur ontwricht zou worden door het gevoerde beleid. Uitsluitend bij reclamant is de manege als hoofdactiviteit toegestaan, bij de overige bedrijven in het plangebied niet. Van ontwrichting is geen sprake, nu op reclamant zijn adres een volwaardig manegebedrijf is toegestaan en de andere mogelijkheid, aanduiding sa-1 uitsluitend bedoeld voor gebruiksgerichte vormen van paardenhouderij c.q. manege, zuivelproductie en zuivelverkoop, welke zijn opgenomen in het bestemmingsplan voor uitsluitend Kweldamweg 2, 2a en 4. De gemeente biedt daarmee geen ontwrichtende mogelijkheden. 4. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 9, antwoord 5 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Reclamant motiveert niet op welke wijze zijn belangen onevenredig benadeeld kunnen worden door de nu opgenomen regeling voor bedrijfsmatig gebruik van veldschuren. Daar deze veldschuren zonder uitzondering een geringe omvang hebben en de gemeente in beginsel het primaire agrarische gebruik van het buitengebied voorstaat, is het ook wenselijk om een generieke regel te kunnen toepassen voor een dergelijk gebruik. Daarbij is tevens een afwegingskader van toepassing, waarbij o.a. getoetst wordt of de belangen van omliggende bestaande bedrijven niet onevenredig worden aangetast, door gebruik van veldschuren voor bedrijfsdoeleinden. Het belang van reclamant is daarmee voldoende gewaarborgd. 5. Verwezen wordt naar de beantwoording van inspraak, hoofdstuk 2, sub 9, antwoord 5 zoals weergegeven in de “Notitie inspraak en overleg”, welke een bijlage vormt bij voorliggende zienswijzenbeantwoording. Alleen legale gebouwen kunnen, voor zover deze buiten bestemmingsvlakken of bouwvlakken zijn gelegen, worden bestemd als veldschuur. De nu in het bestemmingsplan aangeduide veldschuren zijn geen van allen illegaal en van het door reclamant genoemde gedogen hiervan is daarom ook geen sprake. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
15
3. Vaststelling Bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan de volgende wijzigingen aangebracht.
Regels
Ambtshalve aanpassing: In artikel 3.1.2.e. wordt de tabel aangepast, waarbij de tekst “PM m2 GARAGE” vervalt en de volgende PM wordt vervangen door 440, zijnde de omvang zoals deze in de huidige situatie is. Ambtshalve aanpassing: In artikel 3.1.2.e. wordt de tabel aangepast, waarbij in de regel met de aanduiding (cs) bij de straataanduiding “Parallelweg” het huisnummer “7” wordt toegevoegd. Dit nummer ontbrak nog in het ontwerpplan. Naar aanleiding van zienswijze: In artikel 11.1.2.b. wordt de tabel aangepast, waarbij de tekst “17b” wordt vervangen door “21”, overeenkomstig de feitelijke situatie, waarbij de regeling van toepassing is op huisnummer 21 en niet op 17b.
Verbeelding
Naar aanleiding van zienswijze: Ten westen van Kweldam 2, 2a en 4 is een tweetal legaal aanwezige gebouwen voorzien van de aanduiding ‘veldschuur’, waarmee deze gebouwen en het gebruik ervan positief bestemd zijn.
16
Pouderoyen Compagnons
Bijlage 2
Buitengebied
Notitie inspraak en overleg
NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002
vastgesteld
Sliedrecht Voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Notitie inspraak en overleg Februari 2013
Inhoud 1. Inleiding
pag. 3
2. Inspraakreacties
pag. 4
3. Overlegreacties
pag. 5
2
Inleiding Het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf vrijdag 14 december 2012 gedurende vier weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een reactie in te dienen op het voorontwerp bestemmingsplan. Inspraakreacties Er zijn 12 schriftelijke inspraakreacties ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen inspraakreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per reactie aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan. Overlegreacties In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse overleginstanties. In totaal hebben 7 instanties gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is een samenvatting gegeven van de ontvangen overlegreacties en zijn de reacties van gemeentelijk commentaar voorzien. Per reactie is aangegeven of de reactie leidt tot aanpassingen van het voorontwerp bestemmingsplan.
3
2. Inspraakreacties In dit hoofdstuk zijn de inspraakreacties samengevat en beantwoord.
1. Inspreker 1 Samenvatting 1. Inspreker ziet graag het bouwvlak voor zijn bedrijf uitgebreid en heeft daartoe op een kaart aangegeven op welke plaatsen hij uitbreidingsplannen heeft. Deze plannen zijn niet nader onderbouwd. Beantwoording Het bestemmingsplan Buitengebied is met het oog op de vereiste snelle actualisering van het ter plaatse geldende verouderde bestemmingsplan consoliderend van aard. In lijn hiermee is bij het vastleggen van het agrarische bouwvlak voor het perceel Kweldamweg 38 primair gezien naar en voortgeborduurd op het hiervoor in het geldende bestemmingsplan gegeven bouwvlak. Het bestemmingsplan voorziet niet in grote uitbreidingen van het nu bestaande bouwvlak. Aan een substantiële uitbreiding en/of wijziging van de bestaande agrarische bebouwing zal desgewenst op verzoek en voor rekening van initiatiefnemer op basis van concrete bouwvoornemens separaat planologisch medewerking kunnen worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (projectprocedure). Voor zover dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Bij de eerstvolgende herziening van het nog vast te stellen bestemmingplan Buitengebied zal het bouwvlak vervolgens na deze procedure voor rekening van de gemeente ambtshalve worden aangepast. Aan een substantiële uitbreiding en/of wijziging van de bestaande agrarische bebouwing kan overigens eerst en uitsluitend medewerking worden verleend, indien dit noodzakelijk is uit het oogpunt van continuïteit van het agrarisch bedrijf. Met dit doel mag het bestaande bouwvlak worden uitgebreid tot maximaal 2 ha. Omtrent het noodzakelijkheidscriterium en de doelmatigheid van de voorgestane erfindeling en gebouwen wordt het advies gevraagd van een onafhankelijke terzake deskundige. Ter vergroting van de flexibiliteit is voor ‘kleinschaligere’ uitbreidingen tot 20 meter buiten het bouwblok en tot een bebouwd oppervlakte van maximaal 400 m² in het bestemmingsplan een extra afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Het bestemmingsplan zal derhalve wat betreft het bouwvlak niet worden aangepast. In de regels zal wel een toevoeging worden opgenomen waarbij op basis van een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken ten behoeve van voornoemde kleinschalige uitbreiding.
2. Inspreker 2 Samenvatting 1. Inspreker vraagt om duidelijkheid omtrent de huisnummering. Nummer 17b wordt bijvoorbeeld op een aantal plaatsen genoemd, maar op zijn WOZ-aanslag wordt dit nummer vermeld als zijnde zijn melkveestal. 2. De bouwkavel Parallelweg 17-19 bedraagt in het bestemmingsplan minder dan 1 hectare. Dit is te klein volgens de huidige maatstaven voor een volwaardig melkveebedrijf. De oppervlakte dient minstens 1,5 tot 2 hectare te bedragen. De verordening Ruimte biedt deze mogelijkheid. 3. Objecten, zoals sleufsilo’s, dienen binnen het bouwkavel gerealiseerd te worden. 4. Inspreker verzoekt om aan de oude locatie van zijn bedrijf een specifieke vorm van bedrijf toe te kennen waarmee het mogelijk wordt om ter plaatse paarden te stallen.
4
5. Op de oude locatie is de woonbestemming verwijderd. Hier dient een passende schadeloosstelling tegenover te staan. 6. Voor het volkstuinencomplex dient in het bestemmingsplan een maximum aan vierkante meters voor bebouwing op de tuinen opgenomen te worden. 7. In het bestemmingplan is opgenomen dat er slechts 1 bedrijf per perceel aanwezig mag zijn. Op dit moment wordt op één perceel echter reeds een drietal bedrijven gerund door de VOF van inspreker. 8. Het bestemmingsplan schrijft voor dat voor het egaliseren van gronden een omgevingsvergunning nodig is. Dit dient zonder vergunning te kunnen plaatsvinden omdat deze werkzaamheden regelmatig voorkomen. 9. Er dient in het bestemmingsplan meer ruimte te worden gemaakt voor het realiseren van duurzame energie bij bedrijven, zoals het plaatsen van windmolens. Beantwoording 1. Voor de huisnummering is de Basisregistratie Adressen en Gebouwen leidend. De huisnummering in het bestemmingsplan zal hiermee in overeenstemming worden gebracht. In de Basisregistratie Adressen en Gebouwen rusten op het geheel de adressen Parallelweg 17 en 19. 2. Op het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 17-19 te Sliedrecht wordt door u een volwaardig agrarisch bedrijf geëxploiteerd met een tweetal bedrijfswoningen. Een volwaardig agrarisch bedrijf bestaande uit een melkveehouderij en paardenopfokbedrijf. Hiervoor beschikt u bij hoge uitzondering over twee bouwvlakken, die zich op relatief korte afstand van elkaar bevinden en in technische, functionele en organisatorische zin een geheel vormen. Het bouwvlak aan de Middelwetering is primair bedoeld voor de melkveehouderij en bij het vastleggen hiervan is gezien naar en voortgeborduurd op de voor de bouw van 2 woningen, een veestal en wagenloods bij besluit van 4 april 2000, nummer 168/1999, in het verleden verleende vrijstelling en bouwvergunning. Het bouwvlak aan de Parallelweg is in gebruik voor het paardenopfokbedrijf en bij het vastleggen hiervan is primair gezien naar en voortgeborduurd op het in het vigerende bestemmingplan gegeven agrarische bouwvlak. Bij elkaar hebben deze bouwvlakken een oppervlakte van 1,4 ha, dus ruim meer dan 1 ha. Indien inspreker in de toekomst uit oogpunt van continuïteit van zijn agrarisch bedrijf een uitbreiding van zijn bouwvlak(ken) nodig heeft, dan kan hij hiertoe een gemotiveerd verzoek indienen, voorzien van een advies van de intergemeentelijke agrarische adviescommissie, waarna de gemeente de afweging kan maken al dan niet middels een separate procedure aan een dergelijke uitbreiding haar medewerking te verlenen. Zoals in de publicatie van het bestemmingsplan is aangegeven, is dit bestemmingsplan consoliderend van aard en legt het de bestaande situatie vast. Het bestemmingsplan zal derhalve niet worden aangepast op dit punt. 3. Uit de planregels volgt dat objecten, zoals sleufsilo’s , rechtens gerealiseerd kunnen worden binnen het bouwvlak. Op basis van artikel 3.2.5.a.2. zijn dergelijke voorzieningen buiten het bouwvlak uitgesloten. Het bestemmingsplan zal derhalve niet worden aangepast op dit punt. 4. Door inspreker wordt op het perceel plaatselijk Parallelweg 17-19 te Sliedrecht een volwaardig agrarisch bedrijf geëxploiteerd bestaande uit een melkveehouderij en paardenopfokbedrijf. Ten behoeve van het paardenopfokbedrijf op het oude agrarische bouwvlak is recent in heroverweging bij besluit van 15 november 2011, nummer 046/2010, nog bouwvergunning verleend voor de bouw van een dressuurhal. Hiertoe is toen op nadrukkelijk verzoek van inspreker besloten, omdat een onafhankelijke terzake deskundige met inspreker van mening was dat de bouw van een dressuurhal past(e) binnen de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf van inspreker. Om die reden zien wij geen reden in het kader van dit consoliderende bestemmingsplan alsnog aan dit oude bouwvlak tevens een specifieke vorm van (niet-agrarisch) bedrijf toe te kennen waarmee het mogelijk wordt om ter plaatse paarden te stallen. Het bestemmingsplan zal derhalve niet worden aangepast op dit punt.
5
5. De op het oude bouwvlak aan de Parallelweg destijds bestaande bedrijfswoning is in het kader van de aanleg van de Betuweroute gesloopt. Op grond van de Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute is hiervoor destijds een passende schadevergoeding uitgekeerd. Aanvullend is één en ander destijds ook meer dan afdoende planologisch gecompenseerd. Bij besluit van 4 april 2000, nummer 168/1999, is vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 2 woningen, een veestal en een wagenloods aan de Middelwetering. De intentie was dat ook de destijds ter plaatse bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt zouden worden. Dit is uiteindelijk niet geëffectueerd en recent is ter plaatse nog voor agrarische doeleinden een nieuwe binnenmanege gerealiseerd. In alle redelijkheid kan door inspreker aanvullend geen recht op planschadevergoeding worden gemaakt. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 6. In het bestemmingsplan wordt opgenomen dat per volkstuin een (gereedschaps)berging en kas is toegestaan. De bebouwde oppervlakte per volkstuin zal maximaal 10 % kunnen bedragen met een maximum tot 12 m2 , met dien verstande dat de oppervlakte van een (gereedschaps)berging maximaal 6 m2 mag bedragen. 7. Op het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 17-19 te Sliedrecht wordt door inspreker een volwaardig agrarisch bedrijf geëxploiteerd bestaande uit een melkveehouderij en paardenopfokbedrijf. Hiervoor wordt door inspreker bij hoge uitzondering beschikt over twee onlosmakelijk met elkaar verbonden bouwvlakken. De 2 bouwvlakken bevinden zich op relatief korte afstand van elkaar en vormen in technische, functionele en organisatorische zin één geheel. Deze 2 bouwvlakken werden en worden geacht één bouwvlak te vormen waarop uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd ten behoeve van één reëel agrarisch bedrijf. De gemeente beschouwd de huidige bedrijfsvoering als één bedrijf. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 8. Het is regel dat in bestemmingsplannen Buitengebied een omgevingsvergunning wordt verlangd voor het uitvoeren van diverse grondbewerkingen, zoals egaliseren. Hierbij moet wel bedacht worden dat geen vergunning vereist is, indien dergelijke werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van normaal onderhoud en beheer. Zo is bijvoorbeeld rollen etc toegestaan zonder vergunning, maar is het substantieel verzetten van grond ten behoeve van egalisatie vergunningplichtig. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 9. Het bestemmingsplan voorziet in de plaatsing van een qua hoogte kleinschalige windmolen voor eigen gebruik. Het consoliderende bestemmingsplan biedt geen ruimte aan ‘grootschaligere’ duurzaamheidinitiatieven. Voor concrete grootschaligere en/of afwijkende duurzaamheidinitiatieven kan in overleg met de gemeente worden bezien of en zo ja hoe hieraan kan worden meegewerkt. Hiervoor is maatwerk geboden en zal desgewenst op verzoek en voor rekening van initiatiefnemer een separate procedure gevolgd kunnen worden, omdat eerst een planologische afweging gemaakt moet worden over alle relevante omgevingseffecten.. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt.
3. Inspreker 3 Samenvatting 1. In de regels van het bestemmingsplan is als adres van manege Alblas Parallelweg 17b genoemd. Dit is echter de locatie van de bouwvergunning van inspreker. Manege Alblas heeft de huisnummers 19c, 19d en 19e toegekend gekregen. 2. Inspreker heeft een bouwvergunning voor een schuur op het perceel Parallelweg 17b en ziet deze graag op de gewenste locatie op de plankaart ingetekend. 3. De stallen, pensionstallen, machineberging, mestopslag, erfverharding en erfbeplanting op het perceel Parallelweg 17a dienen binnen een bouwvlak te worden opgenomen en er dient een relatie te worden gelegd met het bouwvlak voor Parallelweg 17b.
6
Beantwoording 1. Voor de huisnummering is de Basisregistratie Adressen en Gebouwen leidend. In de Basisregistratie Adressen en Gebouwen wordt het perceel aangeduid als Parallelweg 17b. De huisnummering in het bestemmingsplan zal hiermee in overeenstemming worden gebracht. De tabel in artikel 7.1.2. wordt aangepast. 2. Bij besluit van 20 juli 1993, nummer 115/1991, is bouwvergunning verleend voor de plaatsing van een veldschuur op het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 17b. Dit alles onder het voorbehoud dat dan tevens een aantal bijgebouwen op het naastgelegen perceel plaatselijk bekend Parallelweg 17a gesloopt worden. Bij besluit van 4 mei 1995 is er door gemeente en provincie mee ingestemd dat de veldschuur 50 meter meer in noordelijke richting gebouwd kan worden. Op de plankaart wordt alsnog de veldschuur ingetekend. In de planregels wordt alsnog expliciet aangegeven dat de (nog te bouwen) veldschuur met een oppervlakte van 375 m2 (15 bij 25 meter door inspreker gebruikt kan worden voor de hobbymatige agrarische activiteiten, die door inspreker in het buitengebied al vele jaren worden uitgevoerd, zoals het fokken met Piemontese runderen, een bekend vleesras met Italiaaanse oorsprong. 3. Het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 17a is geen eigendom van inspreker. Ter plaatse bevond en bevindt zich geen volwaardig agrarisch bedrijf en een daarbij behorende bedrijfsperceel. Ter plaatse is dan ook geen bouwvlak ingetekend. Op de plankaart is op het perceel Parallelweg 17a uitsluitend de ‘veldschuur’ met een oppervlakte van circa 104 m2 (12,50 bij 8,30 meter) aangegeven die na de bouw van de nieuwe veldschuur op het perceel Parallelweg 17b gehandhaafd kan worden. De vrijstelling en bouwvergunning voor deze nog te bouwen veldschuur is namelijk destijds verleend onder het voorbehoud dat de overige bijgebouwen op het naastgelegen perceel plaatselijk bekend Parallelweg 17a gesloopt worden.
4. Inspreker 4 Samenvatting 1. Inspreker verzoekt om vergroting van zijn bouwvlak, evenals dit is geschied bij zijn oostelijke buurman. 2. Voor de landbouwschuurtjes ten westen van het bouwperceel is vergunning verleend. De betreffende bestemming laat ter plaatse echter geen bouwwerken toe. Verzocht wordt het bestemmingsplan hier op aan te passen. 3. De hoofdinkomsten van inspreker komen uit detailhandel, namelijk de verkoop van zuivel, vlees en landbouwproducten aan particulieren. Verzocht wordt om de omschrijving ‘vlees en landbouwproducten’ aan de opsomming in het bestemmingsplan toe te voegen. 4. De maximaal toegestane oppervlakte voor (niet) agrarische nevenactiviteiten ontbreekt. Inspreker verzoekt een oppervlakte van 900m2 op te nemen. 5. In het bestemmingplan is opgenomen dat er slechts 1 bedrijf per perceel aanwezig mag zijn. Inspreker heeft echter meerdere bedrijven en deze bedrijven hebben meerdere eigenaren. 6. Het bestemmingsplan spreekt over het behoud van het landschap door extensief agrarisch graslandgebruik. Het grasland wordt door de boeren echter intensief gebruikt. Verzocht wordt om het bestemmingsplan hier op aan te passen. 7. Ten oosten van het perceel is een verharding van circa 300m2 aanwezig ten behoeve van de opslag van hooibalen. Inspreker verzoekt dit in het bestemmingsplan mee te nemen danwel te bevestigen dat deze verharding gehandhaafd kan blijven. 8. Inspreker verzoekt de omgevingsvergunningplicht voor het scheuren van grasland uit het bestemmingsplan te halen. Hij dient anders elk jaar een vergunning aan te vragen. 9. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan op te nemen dat de productie van koolzaadolie is toegestaan. 10. Op het perceel bevinden zich 2 bedrijfswoningen in plaats van de nu in het bestemmingsplan toegestane enkele bedrijfswoning.
7
Beantwoording 1. Het bestemmingsplan Buitengebied is consoliderend van aard. In lijn hiermee is bij het vastleggen van het agrarische bouwvlak voor het perceel plaatselijk bekend Kweldamweg 2 en 4 te Sliedrecht primair gezien naar en voortgeborduurd op het hiervoor in het geldende bestemmingsplan gegeven bouwvlak. De overige aan de Kweldamweg op de plankaart ingetekende agrarische bouwvlakken zijn op dezelfde wijze vastgelegd. Het bestemmingsplan voorziet niet in grote uitbreidingen van het thans bestaande bouwvlak. Aan een substantiële uitbreiding en/of wijziging van de bestaande agrarische bebouwing en/of de bestaande agrarische bedrijfsvoering zal desgewenst op verzoek en voor rekening van initiatiefnemer separaat planologisch medewerking kunnen worden verleend. Ter vergroting van de flexibiliteit is voor ‘kleinschaligere’ uitbreidingen tot 20 meter buiten het bouwblok en tot een bebouwd oppervlakte van maximaal 400 m² in het bestemmingsplan een extra afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt voor de 2 bouwvlakken van inspreker samen, dus niet voor ieder bouwvlak afzonderlijk. Het bestemmingsplan zal wat betreft het bouwvlak niet worden aangepast. 2. In de planregels is een ‘vergelijkbare’ afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen buiten het bouwvlak van een ‘veldschuur’ met een bebouwd oppervlakte van maximaal 30 m² , die noodzakelijk is voor de doelmatige agrarische bedrijfsvoering. 3 Het bouwvlak is primair bedoeld voor de exploitatie van een volwaardig agrarisch bedrijf, in het onderhavige geval een melkrundveehouderij. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is rechtstreeks detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten. De verkoop van alle producten moet hieraan voldoen. Het bestemmingsplan zal voor wat betreft dit aspect niet worden aangepast. 4. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is rechtstreeks detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan Maximaal mag 100 m² verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteiten worden aangewend en uitsluitend binnen de aanwezige gebouwen. Bovendien zijn bij elk agrarisch bedrijf naast de agrarische bedrijfsvoering rechtstreeks niet-agrarische nevenactiviteiten toegestaan tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 25% maar nooit meer dan 200 m². Het bestemmingsplan biedt verder de mogelijkheid aan burgemeester en wethouders om door middel van een omgevingsvergunning een totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten toe te staan van maximaal 750 m². Ter plaatse van het bouwvlak van inspreker is naast deze mogelijkheden op de plankaart de aanduiding (sa-1) gegeven. Dit betekent dat de ter plaatse in de bestaande gebouwen bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten ongewijzigd kunnen worden voortgezet. Het gaat dan om gebruiksgerichte paardenhouderij, zuivelproductie en zuivelverkoop. De vloeroppervlakte die op dit moment in gebruik is voor de zuivelproductie en zuivelverkoop bedraagt 440 m². De vloeroppervlakte die nu in gebruik is voor de gebruiksgerichte paardenhouderij betreft een veelvoud hiervan. Kortom in het bestemmingplan is dit alles afdoende geregeld. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 5. Het perceel plaatselijk bekend Kweldamweg 2 en 4 te Sliedrecht is bedoeld voor de exploitatie van één volwaardig agrarisch bedrijf bestaande uit een melkveehouderij en daarnaast uit te voeren niet-agrarische activiteiten ondergeschikt aan de melkveehouderij. Alle ter plaatse uit te voeren werkzaamheden moeten in technische, functionele en organisatorische zin één volwaardig agrarisch blijven vormen. De hiervoor gekozen dan wel te kiezen privaatrechtelijke rechtspersonen zijn hieraan ondergeschikt, moeten dit alles ondersteunen en niet ondermijnen. Er kunnen best meerdere privaatrechtelijke rechtspersonen bestaan, maar er moet samen sprake zijn van één volwaardig agrarisch bedrijf. In de bestemmingsplantoelichting zal nader omschreven worden wat onder “1 bedrijf” moet worden verstaan. 6. De in paragraaf 3.1.2. onder e beschreven waarden zijn in die zin aangepast dat zij uitsluitend zien op de waarden, die specifiek betrekking hebben op het open veenweidelandschap ter plaatse. Karakteristiek voor het veenweidegebied ter plaatse zijn en blijven de
8
verschillende regelmatige verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten met een hoog waterpeil. 7. Ter vergroting van de flexibiliteit is voor ‘kleinschaligere’ uitbreidingen tot 20 meter buiten het bouwblok en tot een bebouwd oppervlakte van maximaal 400 m² in het bestemmingsplan een extra afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Voor de goede orde vermelden wij dat indiener na vaststelling van het bestemmingsplan alsnog een omgevingsvergunning dient aan te vragen voor legalisatie. 8. Het is regel dat in bestemmingsplannen Buitengebied een omgevingsvergunning wordt verlangd voor het uitvoeren van diverse grondbewerkingen, zoals het scheuren van grasland. Geen vergunning is vereist indien dergelijke werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van normaal onderhoud en beheer. Scheuren van grasland is hier geen normaal onderhoud en beheer en is daarom vergunningplichtig. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 9. Onder agrarisch gebruik wordt mede verstaan het al dan niet voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen. Het telen van deze gewassen voor de productie van koolzaadolie is derhalve toegestaan Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 10. Ter plaatse bevinden zich thans 2 bedrijfswoningen. Op de plankaart zal alsnog worden aangegeven dat hier sprake is van 2 wooneenheden. Aanpassen plankaart akkoord, verwerken wij
5. Inspreker 5 Samenvatting 1. Het bouwvlak voor het agrarische bedrijf van inspreker heeft een oppervlakte gekregen van 0,55 hectare. In het bestemmingsplan wordt aangegeven dat een bouwvlak van 1 hectare voor een agrarisch bedrijf standaard is. Daarom wordt verzocht om in het kader van de continuïteit van het bedrijf het bouwvlak te vergroten naar 1 hectare. Beantwoording 1. Het bestemmingsplan Buitengebied is met het oog op de vereiste snelle actualisering van het ter plaatse geldende verouderde bestemmingsplan consoliderend van aard. In lijn hiermee is bij het vastleggen van het agrarische bouwvlak voor het perceel Westeinde 4a primair gezien naar en voortgeborduurd op de bij besluit van 15 oktober 1996, nummer 177A/1992, voor de bouw van een bedrijfswoning met veestal en veldschuur ter plaatse verleende vrijstelling en bouwvergunning . Het bestemmingsplan voorziet niet in grote uitbreidingen van het destijds vergunde bouwvlak. Aan een substantiële uitbreiding en/of wijziging van de bestaande agrarische bebouwing zal desgewenst op verzoek en voor rekening van initiatiefnemer op basis van concrete bouwvoornemens separaat planologisch medewerking kunnen worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (projectprocedure). Voor zover dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Bij de eerstvolgende herziening van het nog vast te stellen bestemmingplan Buitengebied zal het bouwvlak vervolgens na deze procedure voor rekening van de gemeente ambtshalve worden aangepast. Aan een substantiële uitbreiding en/of wijziging van de bestaande agrarische bebouwing kan overigens eerst en uitsluitend medewerking worden verleend, indien dit noodzakelijk is uit het oogpunt van continuïteit van het agrarisch bedrijf. Met dit doel mag het bestaande bouwvlak worden uitgebreid tot maximaal 2 ha. Omtrent het noodzakelijkheidscriterium en de doelmatigheid van de voorgestane erfindeling en gebouwen wordt het advies gevraagd van een onafhankelijke terzake deskundige. Ter vergroting van de flexibiliteit is voor ‘kleinschaligere’ uitbreidingen tot 20 meter buiten het bouwblok en tot een bebouwd oppervlakte van maximaal 400 m² in het bestemmingsplan een extra afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Het bestemmingsplan zal wat betreft het bouwvlak niet worden aangepast.
9
6. Inspreker 6 Samenvatting 1. Het bedrijf van inspreker wil graag uitbreiden op de huidige locatie. Met de buren, waterschap Rivierenland, is de mogelijkheid van grondruil besproken. Inspreker beschrijft een voorstel tot uitbreiding van het bedrijf en spreekt de wens uit dat hij samen met de gemeente tot een voor beide partijen bevredigend besluit komt. Beantwoording 1. Zoals in de publicatie van het bestemmingsplan is aangegeven, is het bestemmingsplan consoliderend van aard en legt het de bestaande situatie vast. De gemeente is te allen tijde bereid om samen met inspreker en het waterschap de beschreven plannen voor uitbreiding te bespreken en te beoordelen. Mocht een voor alle partijen bevredigende uitkomst worden bereikt, dan kan vervolgens op verzoek en voor rekening van inspreker middels een separate procedure aan de plannen worden meegewerkt. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt.
7. Inspreker 7 Samenvatting 1. Inspreker verzoekt de bouwmogelijkheden binnen de bestemming Agrarisch zoals die aanwezig zijn in het vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ te handhaven. Deze bouwmogelijkheden worden met het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ beperkt. Inspreker verwijst naar een eerder ingediend principeverzoek. 2. Verzocht wordt het plaatsen van windturbines mogelijk te maken. Inspreker verwijst naar toezeggingen hiertoe in het verleden. Verder verwijst hij naar de Transformatievisie Merwedezone en het Provinciale beleid dat zijns inziens windenergie aan de rand van het Groene Hart mogelijk maakt. Tenslotte wijst hij op een medio 2003 ingediend vergunningverzoek tot plaatsing van windturbines waar hij tot op heden geen inhoudelijke reactie op heeft ontvangen. 3. Inspreker verzoekt de functies die hij in juni 2007 heeft aangegeven in zijn zienswijzen op de ontwerp Transformatievisie Merwedezone mogelijk te maken in het bestemmingsplan. 4. Verzocht wordt de argumentatie in de toelichting voor zover deze betrekking heeft op het in stand houden en versterken van het open veenweidegebied te herzien. 5. De communicatie met belanghebbenden in het gebied wordt onvoldoende gevonden. Beantwoording 1. In de planregels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen buiten het bouwvlak van een ‘veldschuur’ met een bebouwd oppervlakte van maximaal 30 m² , die noodzakelijk is voor de doelmatige agrarische bedrijfsvoering. 2. Zoals in de publicatie van het bestemmingsplan is aangegeven, is het bestemmingsplan consoliderend van aard en legt het de bestaande situatie vast. Nieuwe ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Dit betekent dat in dit bestemmingsplan ook geen mogelijkheden worden opgenomen voor het plaatsen van windturbines ten noorden van de Betuweroute. Mocht hier in de toekomst sprake van (kunnen) zijn, dan zal dit planologisch op verzoek en voor rekening van initiatiefnemer geregeld moeten worden middels een separate procedure. Provinciale Staten hebben overigens op 25 oktober 2012 een amendement aangenomen met als strekking de locatie 47-3 (Sliedrecht Betuwelijn) volledig te schrappen. In lijn hiermee wordt deze locatie op kaart 15 behorend bij de Actualisering 2012 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte, vastgesteld door Provinciale Staten bij besluit van 30 januari 2013
10
niet meer aangeduid als ‘Locatie windenergie’. Een verzoek van de gemeenteraad van Sliedrecht om de locatie 47-3 (Sliedrecht Betuwelijn) op de kaart toe te voegen is verworpen. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 3. Voor de reactie op dit punt wordt verwezen naar de beantwoording op punt 2. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 4. Het betreft hier een consoliderend bestemmingsplan. In het bestemmingplan zijn uitsluitend ontwikkelingen meegenomen, waarvoor in het verleden en recent separaat een planologische procedure is gevolgd. Om die reden bieden de juridisch bindende plankaart en planregels ook geen ruimte voor de gemeentelijke plannen om op termijn mogelijk tot een Recreatief Knooppunt te komen. In lijn met de provinciale structuurvisie en verordening vindt de gemeente het overigens planologisch en landschappelijk volstrekt ongewenst om in het bestemmingsplan Buitengebied generiek voor alle grondeigenaren bebouwingsmogelijkheden te bieden. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 5. Voor het maken van dit consoliderende bestemmingsplan is een zeer gedegen inventarisatie uitgevoerd naar de bestaande rechten, bestaand gebruik en bestaande bebouwing. Waar na de gedegen inventarisatie over bestaande rechten, bestaand gebruik en bestaande bebouwing nog vragen resteerden, zijn de eigenaren van de desbetreffende opstallen en/of bedrijfspercelen uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. In het buitengebied beschikt u uitsluitend over een grondpositie. Gelet op het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan is de gemeente van mening dat voor degenen met uitsluitend een grondpositie in het buitengebied volstaan kan worden met de thans geboden mogelijkheid van inspraak. Overigens is het voeren van inspraak een extra gelegenheid tot het regeren op een eerste plan, dat daarna nog binnen de wettelijk verplichte procedurekaders voor zienswijze gepubliceerd wordt en na vaststelling. Insprekers hebben daarmee ruim voldoende gelegenheid te reageren op het plan. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt.
8. Inspreker 8 Samenvatting 1. In het voorontwerp bestemmingsplan is de woonbestemming van het perceel van inspreker afgehaald. Hij ziet graag dat de woonbestemming gehandhaafd blijft danwel dat het verwijderen hiervan gecompenseerd wordt. 2. Inspreker ziet graag dat zijn perceel wordt bestemd voor bedrijfsdoeleinden en dan specifiek als hoveniersbedrijf. 3. Inspreker wil de bouwvallige schuur aan de oostzijde van zijn kavel vervangen voor een nieuwe schuur waarbij tegelijk een uitbreiding van de schuur plaatsvindt. Een en ander zoals op een bijgevoegde tekening is aangegeven. Beantwoording 1. De (voormalige) bedrijfswoning op het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 11 te Sliedrecht is in het kader van de aanleg van de Betuweroute gesloopt. Op grond van de Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute is hiervoor destijds een passende schadevergoeding uitgekeerd. Inspreker wist dan wel behoorde te weten dat, toen hij het geheel in juli 2011 aankocht, zich ter plaatse geen woning bevond en ter plaatse ook geen nieuwe woning gebouwd kan worden. Om de feitelijke gevolgen van de aanleg van de Betuweroute ook formeel te kunnen effectueren rustte op het perceel ook al vanaf 2010, dus voor de aankoop van het perceel door inspreker, een voorbereidingsbesluit. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 2. In de planregels wordt alsnog expliciet aangegeven dat de op plankaart als veldschuur aangeduide voormalige agrarische bedrijfsgebouwen door inspreker gebruikt kunnen worden
11
voor zijn hoveniersactiviteiten. Er is sprake van legale bouwwerken en legaal gebruik. De gemeente heeft geen bezwaar tegen de voortzetting van dat gebruik. Naast het reeds toegestane hobbymatige agrarische gebruik is ook dit specifiek omschreven gebruik toegestaan. 3. Voor de zich aan de oostzijde bevindende bouwvallige schuur is nimmer bouwvergunning verleend. Deze zal derhalve niet alsnog worden voorzien van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding –veldschuur’. Uitsluitend de in het verleden vergunde gebouwen hebben een dergelijke aanduiding gekregen. Deze gebouwen mogen worden herbouwd in maximaal de bestaande maatvoering. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt.
9. Inspreker 9 Samenvatting 1. De huisnummering voor zowel manege Alblas als Parallelweg 21 klopt niet. 2. In het bestemmingsplan wordt niet beschreven hoe Parallelweg 17b en Parallelweg 19a zijn bestemd. 3. Inspreker spreekt zijn bezwaar uit tegen de vestiging van een manege op Parallelweg 19a. 4. De bomenrijen op het perceel zijn door de bedrijfswoning heen getekend. Er kunnen niet zonder overleg bomen en parkeerplaatsen ten behoeve van het Recreatief Knooppunt op het perceel van inspreker gerealiseerd worden, zoals in de plantoelichting wordt aangegeven. 5. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning bouwwerken die zijn aangeduid als veldschuur bedrijfsmatig te gebruiken. Dit lijkt inspreker niet de bedoeling. 6. In het bestemmingsplan wordt bepaald dat er geen opslag buiten de gebouwen plaats mag vinden. Inspreker kan zijn hooi niet geheel binnen opslaan en ziet dan ook graag dat hij dit ook buiten de gebouwen mag opslaan. Beantwoording 1. Voor de huisnummering is de Basisregistratie Adressen en Gebouwen leidend. In de Basisregistratie Adressen en Gebouwen wordt het perceel aangeduid als Parallelweg 19c, 19d en 19e te Sliedrecht. De huisnummering wordt hiermee in overeenstemming gebracht. 2. Op het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 17-19 te Sliedrecht is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf met een tweetal bedrijfswoningen. Een volwaardig agrarisch bedrijf bestaande uit een melkveehouderij en paardenopfokbedrijf. Hiervoor wordt beschikt over twee bouwvlakken, die zich op relatief korte afstand van elkaar bevinden en in technische, functionele en organisatorische zin een geheel vormen. Voor het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 17b wordt op de plankaart opgenomen de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - veldschuur’. In de planregels wordt alsnog expliciet aangegeven dat de (nog te bouwen) veldschuur met een oppervlakte van 375 m2 (15 bij 25 meter door inspreker gebruikt kan worden voor de hobbymatige agrarische activiteiten, die door de familie Boer in het buitengebied al vele jaren worden uitgevoerd, zoals het fokken met Piemontese runderen, een bekend vleesras met Italiaanse oorsprong. 3. Er is geen sprake van de vestiging van een manege op Parallelweg 19a. Het betreft hier een productiegerichte paardenhouderij (agrarische bedrijfsvorm) en geen recreatieve vorm van paardenhouderij. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 4. De in de plantoelichting voor het Recreatief Knooppunt Sliedrecht gegeven ‘gebiedstekeningen’ zijn indicatief en niet juridisch bindend. Voor de ontwikkeling van het Recreatief Knooppunt zal te zijner tijd een apart bestemmingsplan worden opgesteld. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 5. Een aantal bestaande en in het verleden vergunde gebouwen, die zich buiten de bouwvlakken bevinden, hebben de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - veldschuur’ gekregen. In de planregels is alsnog expliciet aangegeven voor welke activiteiten deze veldschuren gebruikt kunnen en mogen worden. In artikel 3.5.2 is bepaald dat een veldschuur, die nog niet bedrijfsmatig wordt gebruikt, alsnog door middel van een te verlenen
12
omgevingsvergunning ook bedrijfsmatig kan worden gebruikt. Aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bedrijfsmatig gebruiken van een gebouw met de aanduiding ‘veldschuur’ is een aantal voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden waarborgen dat bij een eventuele vergunningverlening voor bedrijfsmatig gebruik sprake is van een gedegen afweging waarbij ook de belangen van omliggende bedrijven worden meegewogen (zie artikel 3.5.4 lid c). De gemeente ziet geen aanleiding op voorhand bedrijfsmatig gebruik uit te sluiten. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 6. In artikel 3.4.1. is impliciet bepaald dat het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest is toegestaan binnen het bouwvlak, voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik. De planregels worden in die zin aangepast/aangevuld dat dergelijke opslag alsnog expliciet wordt toegestaan, niet alleen wanneer het noodzakelijk is, maar ruimer, namelijk in die situaties waarbij opslag plaats heeft in het kader van de bestemming.
10. Inspreker 10 Samenvatting 1. Inspreker wil op zijn perceel graag een kleinschalig museum beginnen op niet commerciële basis. Daartoe wenst hij de bestaande schuren om te vormen tot één geheel door het creëren van een showruimte tussen deze schuren. Verzocht wordt het bestemmingsplan hierop aan te passen. Beantwoording 1. Op het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 19a te Sliedrecht bevinden zich twee in het verleden vergunde gebouwen, die zich bevinden buiten de bouwvlakken van het huidige bestemmingsplan. Op de plankaart hebben deze de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - veldschuur’ gekregen. In de planregels wordt alsnog expliciet aangegeven dat deze gebouwen door inspreker gebruikt kunnen worden voor het hobbymatig houden en ten toon stellen van oldtimer tractoren en landbouwmachines. Er is sprake van legale bouwwerken en legaal gebruik. De gemeente heeft geen bezwaar tegen de voortzetting van dat gebruik. Naast het reeds toegestane hobbymatige agrarische gebruik is ook dit specifiek omschreven gebruik toegestaan. Deze gebouwen mogen worden gehandhaafd en herbouwd in maximaal de bestaande maatvoering. Een uitbreiding van deze bebouwing voor niet-agrarische doeleinden wordt in dit consoliderende bestemmingplan niet geboden.
11. Inspreker 11 Samenvatting 1. Inspreker ziet graag zijn bestaande schuren binnen een bouwvlak opgenomen. Hij wenst het bestaande hobbymatige gebruik te kunnen voortzetten. Beantwoording 1. Op het perceel plaatselijk bekend Parallelweg 15 te Sliedrecht bevinden zich twee in het verleden vergunde gebouwen, die zich bevinden buiten de bouwvlakken van het huidige bestemmingsplan. Op de plankaart hebben deze de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - veldschuur’ gekregen. In de planregels is alsnog expliciet aangegeven dat deze gebouwen door inspreker gebruikt kunnen worden voor het hobbymatig houden van dieren. Deze gebouwen mogen worden gehandhaafd en herbouwd in maximaal de bestaande maatvoering. Een uitbreiding van deze bebouwing voor niet-agrarische doeleinden wordt in dit consoliderende bestemmingplan niet geboden. Voor de aan de oostzijde van uw perceel gesitueerde bouwwerken en/of gebouwen is in het verleden geen vergunning verleend. Deze bouwwerken hebben derhalve ook geen nadere aanduiding gekregen.
13
12. Natuur- en Vogelwacht ‘De Alblasserwaard’ Samenvatting 1. Inspreker verwacht dat een maatwerk bestemmingplan en andere postzegelplannen de volledige procedure zullen doorlopen. 2. Over in de plantoelichting nader beschreven diverse (mogelijk) toekomstige ontwikkelingen worden diverse op- en aanmerkingen gemaakt over onder anderen een zoeklocatie verblijfsrecreatiegebied, de uitplaatsing van het sportpark, wonen in het buitengebied, de plaatsing van windmolens en het verwijderen van de hoogspanningsmasten en het creëren van een bufferzone. De natuur- en vogelwacht doet hiervoor diverse concrete voorstellen. 3. Intensieve veehouderij komt in het buitengebied van Sliedrecht niet voor en dient ook niet mogelijk te worden gemaakt. 4. Inspreker gaat in op het aanleggen van natuurvriendelijke slootoevers, bescherming van het slagenlandschap, onderhoud van natuurlijke percelen en het aspect bodemdaling. 5. Opstallen dienen gecamoufleerd te worden en zo dicht mogelijk bij de weg te worden geplaatst. 6. Transport-, ambachtelijke- en industriële bedrijven mogen slechts kleinschalig zijn. Ambachtelijke ijs- en kaasmakerijen kunnen langs ruilverkavelingswegen plaatsvinden. Het aantal hoveniersbedrijven dient tot één te worden beperkt. Het open land mag geen industriegebied worden. 7. Maneges dienen te worden ingericht als beschreven in het rapport van Alterra Paardenhouderij in beeld. 8. De caravanstalling dient geen plaats te hebben in het buitengebied. 9. Inspreker benoemt de verrommeling aan de Tolsteeg en ziet graag dat hier een plan voor ontworpen wordt. Genoemd wordt verder dat het mogelijk is om landgoederen op te nemen, dat de opslag door een aannemer op een van de weilanden niet meer gedoogd dient te worden en dat de volkstuinen niet zo diep in het openland dienen te liggen. 10. Het gebied ten westen van de Tolsteeg/Parallelweg dient open land te blijven. 11. De verrommeling om de boerderij aan de Tolsteeg in de vorm van kassen en tuintjes dient niet meer gedoogd te worden. Er dienen geen opstallen meer te worden toegestaan en de aanwezige opstallen dienen gecamoufleerd te worden. 12. Aan de zuidzijde van de weg door Wijngaarden dienen ten hoogste boerderijen geplaatst te worden. 13. De beplanting langs de provinciale weg dient vervangen te worden door clusters elzenbosjes. 14. Het benoemen van de vergezichten op de Merwede horen in dit bestemmingsplan niet thuis. 15. De punten 4 t/m 7 op pag. 30 ontbreken. 16. Wat doet de gemeente aan de natuurwaarde van de sloten als het waterschap hier niet voor zorgt. 17. Een actief handhavingsbeleid is noodzakelijk. 18. Voor het archiveren, herstellen, onderhouden en bewaken van natuur, landschap, historischeen archeologische monumenten is de invoering van een beeldkwaliteitskader voor het gehele buitengebied en het plaatsen op de Werelderfgoedlijst een mogelijkheid. Beantwoording 1. Voor een maatwerk bestemmingplan en andere postzegelplannen zal de volledige procedure worden doorlopen. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 2. Zoals in de publicatie van het bestemmingsplan is aangegeven, is het bestemmingsplan consoliderend van aard en legt het in hoofdzaak de bestaande situatie vast. Nieuwe ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Dit betekent dat in dit bestemmingsplan ook geen mogelijkheden worden opgenomen voor bijvoorbeeld het uitplaatsen van het sportpark en het plaatsen van windturbines ten noorden van de Betuweroute. Voor deze en andere ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied zal op verzoek en voor rekening van initiatiefnemer een afzonderlijke planologische procedure gevolgd moeten worden.
14
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Wat over de diverse nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de plantoelichting nader is beschreven is overigens ook niet juridisch bindend. Over de mogelijke plaatsing van windmolens in het buitengebied kan nog het volgende worden opgemerkt. Provinciale Staten hebben op 25 oktober 2012 een amendement aangenomen met als strekking de locatie 47-3 (Sliedrecht Betuwelijn) volledig te schrappen. In lijn hiermee wordt deze locatie op kaart 15 behorend bij de Actualisering 2012 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte, vastgesteld door Provinciale Staten bij besluit van 30 januari 2013 niet meer aangeduid als ‘Locatie windenergie’. Een verzoek van de gemeenteraad om de locatie 47-3 (Sliedrecht Betuwelijn) op de kaart toe te voegen is verworpen. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Intensieve veehouderij komt in het buitengebied niet voor (zie pag. 15 van het bestemmingsplan) en zal ook niet mogelijk worden gemaakt (zie pag. 26 van het bestemmingsplan). In de regels is in artikel 3.1.1.b. uitsluitend ‘grondgebonden veehouderijen’ opgenomen als toegestane bedrijfsvorm. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Het aanleggen van natuurvriendelijke slootoevers valt buiten het bestek van het bestemmingsplan. Wat betreft het beschermen van het slagenlandschap wordt in het bestemmingsplan een verbod op het dempen van (lengte-)sloten opgenomen in artikel 3.6.4. Wat betreft het aspect bodemdaling wordt een beperking opgenomen voor het bedrijfsoppervlak waarop de teelt van maïs (ruwvoeder) maximaal mag plaatsvinden, in lijn met de provinciale reactie. De eendenkooi als natuurlijk gebied wordt in de plantoelichting van het bestemmingsplan specifiek benoemd en getoond (zie pag. 11 en 13 van het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ continueert de mogelijkheden die het eerdere bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ bood. Dit betekent dat binnen bestaande bouwvlakken mag worden gebouwd. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Het bestemmingsplan biedt in beperkte mate de mogelijkheid voor niet-agrarische nevenfuncties. Het toestaan van deze functies is aan voorwaarden gebonden. Zo mag er geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking optreden en mag er geen verkoop anders dan lokaal geproduceerde agrarische producten plaatsvinden. Wat betreft overige bedrijven geldt dat alleen bedrijven met een beperkte milieu-invloed mogelijk worden gemaakt en dan alleen op plaatsen waar reeds een bouwvlak aanwezig is en bij beëindiging van het bestaande agrarische bedrijf. Nieuwe bedrijven worden in het bestemmingsplan niet toegestaan. Waar reeds de functie van een hoveniersbedrijf aanwezig is, mag dit gebruik worden gecontinueerd. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. In het bestemmingsplan is één manege bestemd (manege Alblas). Hiervoor is in een eerder stadium een separaat bestemmingsplan opgesteld, waar een inrichtingsplan onderdeel van uitmaakt. Naar aanleiding van de opmerkingen van de natuur- en vogelwacht die destijds zijn gemaakt heeft een overleg met de natuur- en vogelwacht plaatsgevonden en worden de gemaakte opmerkingen meegenomen bij de uitvoering van het bouwplan. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. In het vigerende bestemmingsplan geldt ter plaatse formeel nog steeds een Woonbestemming. In het kader van de aanleg van de Betuweroute moest de woning echter worden gesloopt en kan ter plaatse feitelijk geen nieuwe woning worden teruggebouwd. Na de sloop van de woning etc. bevindt zich ter plaatse al sinds jaar en dag een buitenpandige caravanstalling, hetgeen als een passend alternatief werd en wordt gezien. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. In zijn algemeenheid geldt dat het genoemde verrommelde gebied en de genoemde onderwerpen in het plangebied van de (mogelijke) ontwikkeling van het Recreatief Knooppunt vallen. Mocht dit gebied tot ontwikkeling worden gebracht, dan geldt dat ook aandacht zal worden geschonken aan de wijze waarop wordt omgegaan met de aanwezige opstallen in het gebied. Het bestemmingsplan dat nu voor ligt, is consoliderend van aard. Bestaande rechten, bestaand gebruik en bestaande bouw zijn, voor zover legaal aanwezig, conform het huidige gebruik in het bestemmingsplan opgenomen. Kleine correcties die in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ kunnen worden meegenomen en die geen nader onderzoek vereisen, zijn meegenomen. Het opslagterrein van de aannemer heeft een agrarische bestemming gekregen en zal in de (nabije) toekomst worden ontmanteld . De volkstuinen zijn ook
15
10. 11.
12.
13.
14. 15. 16.
17.
18.
in het huidige bestemmingsplan al legaal aanwezig en worden met dit consoliderende bestemmingsplan niet verlegd. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. In het bestemmingsplan blijft het genoemde gebied open land. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Aan de Tolsteeg zijn twee woningen gesitueerd. In het kader van de aanleg van de Betuweroute zijn deze woningen naar deze locatie verplaatst. Daarmee is sprake van een legale, bestaande situatie. De woningen hebben in overeenstemming met het gebruik een woonbestemming gekregen en mogen beperkt bijgebouwen plaatsen. De aanwezige volkstuinen zijn en worden niet als zodanig bestemd, hetgeen aanduidt dat de gemeente hier graag het gebruik in overeenstemming met de agrarische bestemming terugziet. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Het merendeel van de daar aanwezige opstallen valt niet binnen het grondgebied van de gemeente Sliedrecht en daarmee niet binnen dit bestemmingsplan. De bedrijven die wel binnen de gemeente Sliedrecht vallen zijn in overeenstemming met het huidige gebruik bestemd. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt, dus ook niet aan de noordgrens van Sliedrecht. Mocht dit aan de orde komen, dan zal voor een dergelijke ontwikkeling een separate procedure dienen te worden gevolgd. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Het bestemmingsplan regelt niet op welke wijze beplanting langs wegen plaatsvindt, maar slechts in zijn algemeenheid dat beplanting mag worden aangebracht. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Dit aspect zal uit de toelichting van het bestemmingsplan worden gehaald. De ontbrekende punten worden toegevoegd. . De gemeente gaat er van uit dat Waterschap Rivierenland haar taken op een verantwoorde manier uitvoert. De ervaring van de gemeente is dat het waterschap oog heeft voor de natuurwaarde van de sloten. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Zoals op pagina 68 van het bestemmingsplan is aangegeven zullen, voor zover daar redenen voor zijn, uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. Artikel 3.1.2 onder e bepaalt dat de gronden in het buitengebied mede zijn bedoeld voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen ook altijd aan deze regel zal worden getoetst. Omdat er sprake is van een consoliderend bestemmingsplan worden er met dit plan geen verdere concrete acties ondernomen om bepaalde aspecten nader te beschermen. De bestaande situatie wordt vastgelegd. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt.
16
3. Overlegreacties In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied aan de volgende instanties voorgelegd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Ministerie van EL&I Rijkswaterstaat Provincie Zuid-Holland Waterschap Rivierenland Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid GasUnie ProRail TenneT TSO B.V. Oasen Kamer van Koophandel Rotterdam Vereniging van Sliedrechtse Ondernemingen Gemeente Papendrecht Gemeente Hardinxveld-Giessendam Natuur- en Vogelwacht ‘De Alblasserwaard’
Van de onder 3,4,5, 6, 8, 10 en 14 genoemde instanties is een reactie ontvangen. Hieronder zijn de brieven van deze instanties samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien. De volledige overlegreacties zijn in bijlage 1 opgenomen.
1. Provincie Zuid-Holland Samenvatting 1. De op 30 januari 2013 door Provinciale Staten vastgestelde Actualisering 2012 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte schrijft voor dat de regels van het bestemmingsplan in elk geval voorzien in een verbod op het dempen van lengtesloten en voor gebieden met een blokverkaveling in een verbod op het dempen van alle aanwezige sloten. Verzocht wordt hier rekening mee te houden. 2. Op een specifieke locatie in het bestemmingsplan wordt een buitenpandige caravanstalling toegestaan. De verordening Ruimte laat onder voorwaarden functies toe in vrijkomende agrarische bebouwing. De nieuwe functie moet dan wel worden gehuisvest in de bestaande bebouwing. Verzocht wordt het plan hierop aan te passen. 3. Het buitengebied van Sliedrecht maakt onderdeel uit van agrarische landschappen die gevoelig zijn voor bodemdaling. In de Provinciale Structuurvisie is aangegeven dat bestemmingsplannen in deze gebieden een verbodsbepaling voor maïs/ruwvoederteelten dienen te bevatten, danwel een beperking van het bedrijfsoppervlak waarop dit mag plaatsvinden. 4. In het bestemmingsplan worden mestvergistingsinstallaties tot 25000 m³ mogelijk gemaakt. In het plan ontbreekt echter een beschrijving van de mogelijke effecten hiervan op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Beantwoording 1. De regels van het bestemmingsplan worden hierop aangepast. Wat betreft het beschermen van het slagenlandschap wordt in het bestemmingsplan een verbod op het dempen van (lengte-)sloten opgenomen in artikel 3.6.4. 2. In het vigerende bestemmingsplan geldt ter plaatse formeel nog steeds een Woonbestemming. In het kader van de aanleg van de Betuweroute moest de woning echter
17
worden gesloopt en kan ter plaatse feitelijk geen nieuwe woning worden teruggebouwd. Na de sloop van de woning etc. bevindt zich ter plaatse al sinds jaar en dag een buitenpandige caravanstalling, hetgeen als een passend alternatief werd en wordt gezien voor de aanwezige woonbestemming. Het bestemmingsplan zal niet worden aangepast op dit punt. 3. Artikel 3.1.2 van de planregels wordt in die zin herzien dat hierin alsnog wordt bepaald dat per bedrijf maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak gebruikt mag worden voor het telen van maïs en dat maïs uitsluitend mag worden gesitueerde op een afstand van minimaal 2 m uit de weg. 4. Aangezien op basis van recente jurisprudentie niet op voorhand is uit te sluiten dat dergelijke installaties effect hebben op Natura2000 en dat daarmee een MER0-plicht en Passende Beoordeling nodig zijn, is deze mogelijkheid uit het bestemmingsplan geschrapt. Momenteel zijn geen concrete wensen bekend om een dergelijke voorziening te realiseren, Mocht deze wens in de toekomst alsnog ontstaan, dan dient buitenplans een regeling te worden uitgewerkt, welke wordt ondersteund door de benodigde natuur- en milieuonderzoeken.
2. Waterschap Rivierenland Samenvatting 1. Waterschap Rivierenland heeft geen op- en aanmerkingen over de verbeelding. Zij mist in de regels de mogelijkheid om tijdelijk bagger op te slaan langs watergangen en om weilanddepots aan te leggen. Om discussie in de toekomst hierover te voorkomen ziet het waterschap graag dat dit expliciet benoemd wordt in de bestemmingsregels voor het agrarisch gebied. 2. In paragraaf 2.10 van de plantoelichting is aangegeven dat de lokale wegen (met uitzondering van de Tolsteeg) uit anderhalve rijstrook bestaan. Waarschijnlijk wordt bedoeld een smalle weg (1 rijstrook) met passeerstroken. Het is echter niet geheel duidelijk wat ermee wordt bedoeld; verzocht wordt dit te verduidelijken. 3. In hoofdstuk 6 van de plantoelichting wordt het aspect Water belicht. Graag ziet het waterschap dat bij de taken van het waterschap ook de RWZI en bijbehorende rioolwatertransportleidingen in de opsomming op worden genomen. 4. In paragraaf 6.1 van de plantoelichting wordt bij het gemeentelijk beleid het waterplan genoemd. Het waterplan is door de gemeente Sliedrecht als Waterschap Rivierenland gezamenlijk opgesteld en vastgesteld. Waterschap Rivierenland vindt het van belang dat in dit kader ook de wateropgave wordt benoemd. Haar tekstvoorstel luidt: 'In het waterplan is voor het stedelijk gebied van Sliedrecht een wateropgave vastgesteld van 10,4 ha, waarvan circa 2,2 ha in het stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door de aanleg van natuurvriendelijke oevers. De overige circa 8 ha zal hoogstwaarschijnlijk in het landelijk gebied moeten worden gevonden.' De laatste zin van de eerste alinea is overigens niet afgemaakt. 5. Waterschap Rivierenland verzoekt om in paragraaf 6.3 van de plantoelichting onder het kopje 'oppervlaktewater' aan te vullen dat het gehele plangebied is gelegen in het peilgebied 'Sliedrecht-Noord', waarvoor een zomerpeil van -2,09 mNAP is vastgesteld en een winterpeil van -2,19 mNAP. De belangrijkste watergangen in het plangebied zijn de Middelwetering, Achterwetering, Oostelijke Vliet, Vaarsloot, Sliedrechtse Binnenvliet en de watergang aan de noordzijde van de Betuwelijn. Beantwoording 1. Artikel 3.5 ‘Afwijken van de gebruiksregels’ wordt in die zin aangevuld dat van de gebruiksregels door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het tijdelijk opslaan van bagger langs de watergangen en het aanleggen van weilanddepots.
18
2. Hiermee wordt inderdaad bedoeld dat er sprake is van een smalle weg, waarop voertuigen elkaar alleen bij de passeerplaatsen kunnen passeren. In de toelichting zal dit worden verduidelijkt. 3. Deze taken worden in de opsomming in de toelichting opgenomen. 4. Het tekstvoorstel wordt in de toelichting overgenomen. 5. De toelichting wordt hierop aangevuld.
3. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid Samenvatting 1. Met betrekking tot het bestemmingsplan Buitengebied zijn geen relevante externe veiligheidsaspecten geconstateerd. De veiligheidsregio zal daarom geen gebruik maken van haar adviesrecht. Beantwoording 1. De gemeente neemt kennis van deze reactie.
4. Tennet TSO B.V. Samenvatting 1. Op de verbeelding is het tracé van de 150kV-verbinding nog niet aangegeven. Verzocht wordt de belemmerde strook op de verbeelding aan te geven en aan deze strook de bestemming ‘Leiding-Hoogspanningsverbinding’ toe te kennen. 2. In artikel 13 lid 1 wordt een spanningsniveau van 380kV vermeld. Gevraagd wordt ook het spanningsniveau van de 150kV-verbinding te vermelden of beide achterwege te laten. 3. Op basis van haar ervaringen wordt verzocht om bij het omgevingsvergunningstelsel voor werkzaamheden in de directe nabijheid van elektriciteitswerken en/of in de belemmerde strook een aantal met name genoemde werken en werkzaamheden toe te voegen. 4. Verzocht wordt bij verdere uitwerking en/of gewijzigde uitwerking van het gebied rekening te houden met een vrije werkruimte rondom de hoogspanningsmasten van minimaal 50 bij 50 meter. In bepaalde gevallen kan het nodig zijn om de gronden binnen de belemmerde strook tijdens werkzaamheden te ontruimen. Beantwoording 1. Op de verbeelding wordt het tracé van de 150kV-verbinding aangegeven. De gevraagde bestemming wordt toegevoegd. 2. Het spanningsniveau van de 150kV-verbinding wordt toegevoegd. 3. De genoemde werken en werkzaamheden worden aan de betreffende regel toegevoegd. 4. Deze informatie zal in de toelichting van het bestemmingsplan worden opgenomen.
5. Gasunie Samenvatting 1. Een tweetal bouwvlakken is op de plankaart over de gasleiding geprojecteerd. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding, is het niet toegestaan enig bouwwerk op te richten boven de leiding of binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding (= belemmeringenstrook). Verzocht wordt de betreffende bouwpercelen zodanig aan te passen, dat de afstand tussen de leiding en de grens van het bouwblok minimaal 4 meter bedraagt. 2. Op de verbeelding is een buiten gebruik gestelde gasleiding van Gasunie weergegeven.
19
Deze buiten gebruik gestelde leiding is niet meer planologisch relevant en behoort derhalve ook niet meer als L-G weergegeven te worden op de verbeelding. Verzocht wordt deze leiding van de verbeelding te verwijderen. 3. Gevraagd wordt om artikel 12.3 'afwijken van de bouwregels' aan te passen overeenkomstig een daartoe aangeleverd tekstvoorstel. 4. Gevraagd wordt om aan het omgevingsvergunningstelsel van artikel 12.4.5 een aantal werken en werkzaamheden toe te voegen. Beantwoording 1. De betreffende bouwvlakken worden aangepast. 2. De betreffende gasleiding wordt van de verbeelding verwijderd. 3. Artikel 12.3 zal worden aangepast conform het tekstvoorstel. 4. De genoemde werken en werkzaamheden worden aan de betreffende regel toegevoegd.
6. Kamer Van Koophandel Rotterdam Samenvatting 1. De kamer heeft met belangstelling kennis genomen van het bestemmingsplan en geeft aan geen opmerkingen te hebben. Beantwoording 1. De gemeente neemt kennis van deze reactie.
20