|1
BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED, REPARATIEPLAN gemeente Buren
Planstatus: Datum: Plan identificatie: Auteur(s):
vastgesteld 21 januari 2014 NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01 Cristian van Kuijk
Historie Concept Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
16 november 2012 8 januari 2013 21 januari 2014
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|2
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|3
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
5
Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
5 14
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
15
Enkelbestemmingen Artikel 3 Agrarisch Artikel 4 Agrarisch - Niet - grondgebonden Artikel 5 Agrarisch met waarden - Komgebied Artikel 6 Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied Artikel 7 Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied Artikel 8 Bedrijf Artikel 9 Bedrijf - Agrarisch verwant Artikel 10 Bedrijf - Beperkt Artikel 11 Bedrijf - Buitengebied gebonden Artikel 12 Bedrijf - Nutsvoorziening Artikel 13 Maatschappelijk Artikel 14 Natuur Artikel 15 Natuur - Uiterwaardgebied Artikel 16 Sport Artikel 17 Verkeer Artikel 18 Water Artikel 19 Water - Waterkering Artikel 20 Wonen Artikel 21 Wonen - uiterwaardgebied
15 21 23 30 35 43 46 48 50 52 53 55 57 59 60 61 62 64 67
Dubbelbestemmingen Artikel 22 Leiding - Gas Artikel 23 Leiding - Riool Artikel 24 Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 1 Artikel 25 Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 2 Artikel 26 Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 3 Artikel 27 Waarde - Archeologisch waardevol gebied Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie Artikel 29 Waarde - Ecologie Artikel 30 Waterstaat - Beheerszone watergang Artikel 31 Waterstaat - Beheerszone waterweg Artikel 32 Waterstaat - Waterkering
69 71 73 75 77 79 81 83 85 86 87
Hoofdstuk 3: Algemene regels
88
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel Artikel 34 Algemene bouwregels Artikel 35 Algemene gebruiksregels Artikel 36 Algemene aanduidingsregels Artikel 37 Algemene afwijkingsregels Artikel 38 Algemene wijzigingsregels Artikel 39 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
88 88 89 89 92 96 97
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
98
Artikel 40 Overgangsrecht Artikel 41 Slotregel
98 98
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|4
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|5
HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE REGELS ARTIKEL 1 BEGRIPPEN In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 Plan: Het bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan met identificatienummmer NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01 van de gemeente Buren. 1.2 Bestemmingsplan: De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 Aanduiding: Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4 Aanduidingsgrens: De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5 Aan huis gebonden bedrijf: Het beroepsmatig verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in milieucategorie 1 of 2, dat door zijn beperkte omvang in een woning met bijbehorende bebouwing, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning. Detailhandel is niet toegestaan, tenzij het gaat om een webwinkel. 1.6 Aan huis gebonden beroep: Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, in milieucategorie 1, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning. Detailhandel is niet toegestaan, tenzij het gaat om een webwinkel. 1.7 Aannemersbedrijf Een onderneming die de verantwoordelijkheid op zich neemt om bouwactiviteiten te realiseren en te coördineren. 1.8 Agrarisch bedrijf Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. 1.9 Agrarisch hulpgebouw: Een bij een agrarisch bedrijf behorend agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten een bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden. 1.10 Agrarisch verwant bedrijf: Een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf dat zich richt op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven, zoals een agrarisch loonwerkbedrijf, een landbouwmechanisatiebedrijf, een reparatie- en/of verhuurbedrijf van agrarische machines, een bedrijf voor landschapsbeheer, een veehandelaarsbedrijf, een groothandel in agrarische gewassen, een foerageerbedrijf, een KI-station, een dierenkliniek voor grootvee, een zorgboerderij en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|6 1.11 Ambachtelijk bedrijf: Een niet-agrarisch bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen. 1.12 Archeologische waarde: De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief. 1.13 Atelierruimte: Een werkruimte voor een kunstenaar. 1.14 Bebouwd oppervlak: Het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere hoogte hebben dan 1,2 m. 1.15 Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.16 Bed & breakfast: Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf. 1.17 Bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw: Een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten. 1.18 Bedrijfsvloeroppervlak (bvo): De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.19 Bedrijfswoning: Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. 1.20 Bestaand: a. bij bouwwerken: bouwwerken die: o op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren, of; o gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften; b. bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, legaal bestond. 1.21 Bestemmingsgrens: De grens van een bestemmingsvlak. 1.22 Bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.23 Bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|7 1.24 bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak 1.25 Boerderijwinkel: Een verkooppunt op/van een agrarisch bedrijf waar voornamelijk producten van het eigen agrarisch bedrijf of streekeigen agrarische producten worden verkocht. 1.26 Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.27 Bouwgrens: De grens van een bouwvlak 1.28 Bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.29 Bouwperceelgrens De grens van een bouwperceel. 1.30 Bouwvlak: Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.31 Bouwwerk: Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.32 Buitengebied gebonden bedrijf: Een niet-agrarisch, doch aan het buitengebied gebonden bedrijf of activiteit vanwege het ruimtebeslag of de aard van de activiteiten, zoals een hoveniersbedrijf, een kennel, een manege/paardenstalling(verhuurbedrijf), een dierenpension/-asiel, een scouting- en een hondensportaccommodatie en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen. 1.33 Buitenkruinlijn van een dijk: De lijn die gevormd wordt door de bovenzijde van de insteek van de dijk aan de rivierzijde. 1.34 Coffeeshop: Een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt. 1.35 Containerteelt: Het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bedondergrond met drainage. 1.36 Cultuurhistorische waarde: De aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied. 1.37 Dagrecreatie: Verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|8 1.38 Detailhandel: Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.39 Dierenpension: Een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op het verschaffen van tijdelijk onderdak aan kleine huisdieren en de bijbehorende verzorging. 1.40 Dubbelbestemming: Een bestemming die doeleinden omschrijft waarvoor gronden, die reeds voor een andere bestemming zijn aangewezen, tevens zijn bestemd. 1.41 Ecologisch lint: Een lijnvormig natuur- en landschapselement, dat is gekoppeld aan wegen, spoorwegen, waterlopen en/of dijken, dat verbreiding, migratie en uitwisseling van planten- en/of diersoorten tussen verschillende gebieden mogelijk maakt en dat dient als habitat voor planten- en diersoorten. 1.42 Escortbedrijf: Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend. 1.43 Extensief dagrecreatief medegebruik: Een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d. 1.44 Feitelijk aanwezige gebouwen die voor bewoning worden gebruikt: Gebouwen die op het tijdstip van terinzagelegging van dit plan feitelijk aanwezig waren en op dat tijdstip voor (permanente) bewoning werden gebruikt. 1.45 Galerie: Een tentoonstellings- en verkoopruimte voor beeldende kunst. 1.46 Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.47 Geluidzoneringsplichtige inrichting: Een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld. 1.48 Glastuinbouw: Een vorm van niet-grondgebonden agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten, door middel van het telen van gewassen, plaatsvindt in kassen en/of in permanente kunststoftunnels. 1.49 Grondgebonden agrarische productie: De agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht. 1.50 Hergebruik: Een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik verdwijnt
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|9 1.51 Herplant van een houtopstand: Het opnieuw aanplanten van een houtopstand op een perceel waar, in de periode van twee jaar vóór het tijdstip waarop de aanplant van de nieuwe houtopstand is voltooid, een andere houtopstand aanwezig is geweest. 1.52 Hoofdgebouw: een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken. 1.53 Horecabedrijf: Een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek/bardancing/nachtclub of pension/hotel, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verkocht, waaronder begrepen een restaurant, een cafetaria/snackbar/ijssalon en een theetuin. 1.54 Hoveniersbedrijf: Een niet-agrarisch, doch aan het buitengebied gebonden bedrijf, gericht op: 1. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen. 2. het kweken van bloemen, planten en bomen. 1.55 Intensieve veehouderij: Een agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met uitzondering van grondgebonden melkveehouderijen. 1.56 Kampeermiddelen: Een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Woningwet en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een omgevingsvergunning is 2 vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m ; 1.57 Kantoor: Een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening. 1.58 Kantoor- en praktijkruimte: Een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaalwetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de besbetreffende woning. 1.59 Karakteristiek gebouw: Een gebouw dat wegens zijn verschijningsvorm of zijn cultuurhistorische betekenis van zodanig belang is voor het karakter van het desbetreffende deel van het plangebied, dat dit belang de toepassing van bijzondere voorschriften ten aanzien van de bouwmogelijkheden rechtvaardigt. 1.60 Kas: Een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steun constructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden. 1.61 Kleinschalig kamperen: Een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|10 1.62 Koppeling van bouwpercelen of bestemmingsvlakken: Een aanduiding die bouwvlakken of bestemmingsvlakken op de verbeelding aan elkaar relateert, ten gevolge waarvan deze bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan tezamen als één bouwvlak of één bestemmingsvlak moeten worden beschouwd. 1.63 Kunststoftunnel: Een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden. 1.64 Landgoed: Een onroerende zaak, waarop minstens 10 ha aan bossen, landschappelijke beplanting, terreinen met een natuurwaarde en/of waterpartijen, gelegen rond een woongebouw van allure, waarvan tenminste 90% openbaar toegankelijk is en waarvan het geheel een architectonische /Iandschappelijke eenheid vormt. 1.65 Landschappelijke beplanting: Opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken. 1.66 Landschappelijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur. 1.67 Loonwerkbedrijf: Een niet-agrarisch, doch agrarisch verwant bedrijf, dat in opdracht van anderen werkzaamheden verricht ten behoeve van de agrarische productie en/of het beheer en onderhoud van het landschap. 1.68 Maatschappelijke voorzieningen: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. 1.69 Mantelzorg: Het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband. 1.70 Materieel: AI wat nodig is voor de uitvoering van een werk of bedrijf zoals gereedschappen, werktuigen en machines, geen bouwwerk zijnde en dat ten behoeve van dat werk of bedrijf naar behoefte verplaatst kan worden. 1.71 Molen: Bouwwerk bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht. 1.72 Molenbedrijf: Bedrijf gericht op het gebruik van een molen als zodanig. 1.73 Molenbiotoop De molenbiotoop heeft betrekking op de gehele omgeving van de molen, voorzover deze van invloed is op het functioneren van de molen als maalwerktuig en als monument. 1.74 Monument: Een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Monumentenwet, respectievelijk de gemeentelijke
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|11 monumentenverordening van toepassing is. 1.75 Natuurwaarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang. 1.76 Nevenactiviteit: Een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan. 1.77 Neventak: Een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan. 1.78 Niet-agrarisch bedrijf (bedrijf): Een bedrijf niet-zijnde een agrarisch bedrijf, zoals dit bedrijf in de regels nader is benoemd. 1.79 Niet-agrarisch bedrijf beperkt (bedrijf beperkt): Een bedrijf niet-zijnde een agrarisch bedrijf, zoals dit bedrijf in de regels nader is benoemd en waarvoor in de regels beperkingen van de bedrijfsvloeroppervlakte binnen bestaande bedrijfsgebouwen zijn opgenomen. 1.80 Niet-grondgebonden agrarische productie: De agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen. 1.81 Niet-permanente kunststoftunnel of overkapping: Een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking niet langer dan 5 maanden per jaar is aangebracht. 1.82 Overkapping: Een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden. 1.83 Overnachtingsaccommodatie: Een overdekte en door wanden omsloten ruimte waarin door personen de nacht kan worden doorgebracht. 1.84 Paardenbak: Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met eventueel een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining. 1.85 Pension: Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten. Permanente bewoning is niet toegestaan 1.86 Perceel: Een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom. 1.87 Perceelsgrens: De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|12 1.88 Permanente bewoning: Indien een of meerdere personen de woning al dan niet tijdelijk gebruiken als hoofdverblijf in de zin van artikel 1:10 BW - zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan - dan wel anderszins gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden; 1.89 Productiebos: Een bos dat is aangeplant met als oogpunt de teelt van hout en dat binnen 40 jaar na aanplant wordt geveld of gerooid. 1.90 Productiegebonden detailhandel: Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.91 Recreatieve voorziening: Een bedrijf of activiteit gericht op kleinschalige overnachtingsmogelijkheden en/of dagrecreatieve activiteiten, waaronder begrepen een pension, een kampeerboerderij en een groepsaccommodatie. 1.92 Recreatiewoning: Een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of een ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor recreatief verblijf, uitsluitend door één of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben; 1.93 Seksinrichting: Een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.94 Smartshop: Een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen; 1.95 Stacaravan: Een aanhangwagen, al dan niet in gedeelten verrijdbaar, die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder mede begrepen, dan wel een ander, al dan niet in gedeelten verrijdbaar kampeermiddel, dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen. 1.96 Transportbedrijf Een bedrijf dat zich toelegt op het vervoer van goederen. 1.97 Tuincentrum: Een niet-agrarisch bedrijf, gericht op: a. de detailhandel in bloemen, planten, bomen en andere tuinbenodigdheden. b. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen; c. het kweken van bloemen, planten en bomen. 1.98 Verbeelding: De verbeelding met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen. 1.99 Voorgevel: De naar de wegzijde gerichte gevel van een gebouw. 1.100 Vrijstaande antenne-installatie: Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond verbonden is, gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie bestaande uit een antenne, een antennemast
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|13 en/of bevestigingsconstructie waaraan een antenne wordt bevestigd, bedrading en apparatuur of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie. 1.101 Vrijstaande antennemast: Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond verbonden is, bestaande uit een antenne, een verticale bevestigingsconstructie waaraan een antenne wordt bevestigd en bedrading. 1.102 Webwinkel Het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd. Er mag geen sprake zijn van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom en de goederen mogen niet ter plaatse worden afgehaald door de consument. 1.103 Windbelemmering: Het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind. 1.104 Wisselteelt: Landbouwkundige methode waarbij op een bepaald stuk land in opeenvolgende jaren verschillende gewassen worden geteeld. 1.105 Woning/wooneenheid: Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden. 1.106 Woongebouw: Een gebouw of samenhangend geheel van gebouwen waarin meerdere woningen/wooneenheden aanwezig zijn. 1.107 Woonunit: Een bouwwerk, niet zijnde een stacaravan, dat kan dienen voor bewoning, dat in zijn geheel of in gedeelten over de weg kan worden vervoerd en dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|14
ARTIKEL 2 WIJZE VAN METEN 2.1 Meetwijze Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1.1 afstand tot de perceelsgrens: tussen de grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is. 2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.1.3 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.1.5 de inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.1.6 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.1.7 peil: a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang of voorgevel zich bevindt binnen een maximale afstand van 5 meter tot de rand van de weg (inclusief stoep), geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang als peil; b. Als aan een dijk wordt gebouwd en indien de voorgevel van een bouwwerk binnen een afstand van maximaal 5 meter uit de grens van de weg (dijk) ligt geldt de kruin van de dijk als peil; c. Als in of op de grens van water wordt gebouwd geldt het Nieuw Amsterdams Peil als peil d. In andere gevallen geldt de gemiddelde hoogte van het aanliggende, afgewerkte terrein, dat gelegen is binnen het desbetreffende bestemmingsvlak als peil. 2.1.8 afstand vanuit de gevel: in een rechte lijn vanaf de buitenzijde van de gevel. Bij hoekpunten wordt in een cirkel gemeten. 2.2 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|15
HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS ARTIKEL 3 AGRARISCH 3.1 Bestemmingsomschrijving 3.1.1 De op de verbeelding voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
grondgebonden agrarische productie; het weiden van dieren; bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag; landschappelijke beplanting; watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder begrepen; extensief dagrecreatief medegebruik;
3.1.2 Voor zover de in artikel 3 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor: a. niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie; b. bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten; c. een nevenactiviteit als hovenier, indien de gronden met "hv = hovenier" op de verbeelding zijn aangeduid; d. een nevenactiviteit als loonwerkbedrijf, indien de gronden met "sa-Iob = tevens loonwerkbedrijf" op de verbeelding zijn aangeduid; e. bijbehorende bewoning, met dien verstande dat indien een bouwvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "-w = zonder woning", op dat bouwvlak geen bijbehorende bewoning is toegestaan; f. recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Bouwregels binnen de bouwvlakken 3.2.1.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch", voor zover dit betreft de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming; b. het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat, indien geen woning aanwezig is, maximaal één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf is toegestaan, behoudens indien het gronden betreft die op de verbeelding nader zijn aangeduid met "-w = zonder woning", in welk geval geen woning is toegestaan; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 3.2.1.2 Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 5 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|16 3.2.1.3 Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. kassen en permanente kunststoftunnels zijn uitsluitend toegestaan indien het gebruik daarvan in het verlengde van de hoofdteelt ligt en het gezamenlijke 2 oppervlak niet meer bedraagt dan 1.500 m ; b. ingeval sprake is van kassen en/of permanente kunststoftunnels bij (Iaan)boomteeltbedrijven mag de totale oppervlakte niet meer bedragen dan 2.500 2 m; c. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de niet-grondgebonden 2 agrarische productie mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 750 m ; d. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de volgens artikel 3 lid 1.2 sub c toegestane nevenactiviteit mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 2 25% van het oppervlak van de bedrijfsgebouwen, tot een maximum van 350 m ; e. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat de hoogte van kassen en kunststoftunnels niet meer mag bedragen dan 7 m; f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m. 3.2.1.4 Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 sub b bedoelde bedrijfswoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 3.2.1.5 Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 3.2.1.6 Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen: a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; b. de hoogte van mest- en voedersilo's en bio-installaties mag niet meer bedragen dan 9 m; c. de wandhoogte van mestbassins mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|17 3.2.2 Bouwregels buiten de bouwvlakken 3.2.2.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch", voor zover gelegen buiten de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals kunststoftunnels en overkappingen, met dien verstande dat indien een perceel op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "-sa-te = specifieke vorm van agrarisch uitgesloten teeltondersteunende voorzieningen", op dat perceel geen niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals kunststoftunnels en overkappingen zijn toegestaan; b. molens ten behoeve van de waterhuishouding; c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 3.2.2.2 Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.2.1 sub a bedoelde teeltondersteunende voorzieningen mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m. 3.2.2.3 Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.2.1 sub b bedoelde molens mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m. 3.2.2.4 Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.2.1 sub c bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: 2
a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 3.3 Afwijken van de bouwregels 3.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 3.2, artikel 3 lid 3.3 en artikel 3 lid 3.4 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019. 3.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2.1 voor de bouw van een in artikel 3 lid 2.1.1 sub a of artikel 3 lid 2.1.1 sub d bedoeld bouwwerk dat de grenzen van een bouwvlak overschrijdt, indien en voor zover: a. het bouwwerk niet of niet doelmatig in zijn geheel op het bouwvlak kan worden opgericht; b. de overschrijding van de grens van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 15 m; c. indien het een bedrijfsgebouw betreft de oppervlakte van het gedeelte dat de 2 grenzen van het bouwvlak overschrijdt niet meer bedraagt dan 300 m ;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|18 3.3.3 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2.1 voor de bouw van een agrarisch hulpgebouw buiten een bouwvlak, indien en voor zover: a. het hulpgebouw niet of niet doelmatig op een bouwvlak kan worden opgericht; b. de oppervlakte van het perceel waarop het gebouw wordt opgericht meer bedraagt dan 1 ha; c. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 0,25% van het perceel 2 waarop het gebouw wordt opgericht en niet meer bedraagt dan 100 m , d. de hoogte niet meer bedraagt dan 7 m; e. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m. 3.3.4 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1.1 sub b voor de bouw van een tweede bedrijfswoning, indien en voor zover: a. niet reeds twee woningen aanwezig zijn; b. het perceel niet gelegen is binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding "Geluidzone - 57 dB contour Betuweroute" of binnen de geluidzones aan weerszijden van de wegen en spoorwegen, zoals deze in de bij het plan behorende "Lijst Geluidzones", worden genoemd; c. de tweede bedrijfswoning aan een bestaande woning dan wel in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw wordt gebouwd; d. vooraf op basis van een advies van een onafhankelijk landbouwkundig deskundige is gebleken dat de bouw van de woning noodzakelijk is voor de aard, de omvang en/of de continuïteit van de bedrijfsvoering. e. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; 3.4 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen: a. een gebruik als volkstuin; b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton; c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik 2 meer bedraagt dan 250 m en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer 2 bedraagt dan 50 m ; d. de opslag van mest buiten de agrarische bouwvlakken; e. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voor zover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt 2 dan 200 m per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m; f. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m; g. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 25 2; m h. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding (satv1) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone1”.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|19 3.5 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat: a. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf; b. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen; c. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen; d. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regels van toepassing zijn; e. indien mogelijkheden voor de in artikel 3 lid 5 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk 2 oppervlak dan 100 m , geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing; f. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten; g. van de in artikel 3 lid 5 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode; h. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; i. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019. 3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.6.1 Algemeen 3.6.1.1 Het is verboden binnen de bestemming "Agrarisch", voor zover dit niet betreft de bouwvlakken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voor zover deze van elders zijn aangevoerd; b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik; c. het dempen, aanleggen of verbreden van watergangen. 3.6.1.2 Het in artikel 3 lid 6.1.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; b. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|20 c.
werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist.
3.6.1.3 Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3 lid 6.1.1, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat door de beoogde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten directe of indirecte gevolgen, de landschappelijke waarden en de natuurwaarden, die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad. 3.6.2 Teeltvrije zone 3.6.2.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van gronden die gelegen zijn binnen 50 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen binnen:
de bebouwingsconcentraties Klinkenberg (Ingen), Hoog-Kana (Ingen), Zevenmorgen (Ingen), Luchtenburg (Ingen), Essebroek (Ingen) en Ganzert (Ingen en Eck en Wiel), Wielseweg (Eck en Wiel), Binnenstraat (Erichem), Lutterveld (Erichem), Twee Sluizen (Kapel-Avezaath), De Woerd (Kerk-Avezaath), Bontemorgen (Lienden), Ommerenveldseweg (Ommeren), De Heuvel (Rijswijk), Zandberg (Rijswijk) en de Hogestraat (Zoelen); de kernen (inclusief Lingemeer), uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone" en (sa-tv1) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone1”; de verblijfsrecreatieterreinen (met uitzondering van minicampings), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone"; de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van nieuwe productieboomgaarden; b. het aanleggen van nieuwe (boom)kwekerijen; 3.6.2.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod Het verbod van artikel 3 lid 6.2.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die: a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming; b. betrekking hebben op de herplant van bestaande productieboomgaarden of (boom)kwekerijen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; 3.6.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 6.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door middel van onderzoek is aangetoond dat een aanvaardbaar woon- en leefmilieu bij de omliggende gevoelige functies kan worden gewaarborgd. 3.6.2.4 Advisering over de omgevingsvergunning Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3 lid 6.2.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een milieudeskundige.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|21
ARTIKEL 4 AGRARISCH - NIET - GRONDGEBONDEN 4.1 Bestemmingsomschrijving 4.1.1 De op de verbeelding voor "Agrarisch - Niet-grondgebonden" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. niet-grondgebonden agrarische productie, in de vorm van intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding "(iv) = intensieve veehouderij” op de verbeelding; b. niet-grondgebonden agrarische productie, in de vorm van glastuinbouw, ter plaatse van de aanduiding "(gt) = glastuinbouw” op de verbeelding; c. grondgebonden agrarische productie; d. bijbehorende voorzieningen en opslag; e. bijbehorende productiegebonden detailhandel; f. bijbehorende bewoning, met dien verstande dat indien een bouwvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "(-w) = zonder woning", op dat bouwvlak geen bijbehorende bewoning is toegestaan; g. landschappelijke beplanting. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch - Niet-grondgebonden" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming; b. het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat, indien geen woning aanwezig is, maximaal één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf is toegestaan, behoudens indien het gronden betreft die op de verbeelding nader zijn aangeduid met "-w = zonder woning", in welk geval geen woning is toegestaan; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 4.2.2 Bij de bouw van de in artikel 4 lid 2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 5 m; 4.2.3 Bij de bouw van de in artikel 4 lid 2.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat de hoogte van kassen en kunststoftunnels niet meer mag bedragen dan 7 m; b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m. 4.2.4 Bij de bouw van de in artikel 4 lid 2.1 sub b bedoelde bedrijfswoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|22 met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 4.2.5 Bij de bouw van de in artikel 4 lid 2.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 4.2.6 Bij de bouw van de in artikel 4 lid 2.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen: a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; b. de hoogte van mest- en voedersilo's en bio-installaties mag niet meer bedragen dan 9 m; c. de wandhoogte van mestbassins mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m. 4.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub b voor de bouw van een tweede bedrijfswoning, indien en voor zover: a. niet reeds twee woningen aanwezig zijn; b. het perceel niet gelegen is binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding "Geluidzone - 57 dB contour Betuweroute" of binnen binnen de geluidzones aan weerszijden van de wegen en spoorwegen, zoals deze in de bij het plan behorende "Lijst Geluidzones", worden genoemd; c. de tweede bedrijfswoning aan een bestaande woning dan wel in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw wordt gebouwd; d. vooraf op basis van een advies van een onafhankelijk landbouwkundig deskundige is gebleken dat de bouw van de woning noodzakelijk is voor de aard, de omvang en/of de continuïteit van de bedrijfsvoering; e. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; f. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019. 4.4 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch - Niet-grondgebonden", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen: a. een gebruik voor productiegebonden detailhandel, voor zover dit gebruik meer 2 bedraagt dan 50 m ; b. de opslag van goederen en materieel in de openlucht, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m of de opslag plaatsvindt op de gronden die op de verbeelding zijn aangewezen voor "Vrijwaringszone - Weg".
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|23
ARTIKEL 5 AGRARISCH MET WAARDEN - KOMGEBIED 5.1 Bestemmingsomschrijving 5.1.1 De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - Komgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
grondgebonden agrarische productie; het weiden van dieren; bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag; instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch komgebied; e. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen; f. extensief dagrecreatief medegebruik. 5.1.2 voor zover de in artikel 5 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor: a. niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie; b. bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten; c. een nevenactiviteit als dierenpension met bijbehorende voorzieningen indien de gronden met "sa-dip = dierenpension" op de verbeelding zijn aangeduid; d. bijbehorende bewoning; e. recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen. 5.1.3 Tot de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de in artikel 5 lid 1.1 bedoelde gronden worden gerekend: a. b. c. d. e. f.
landschappelijke openheid; reliëf: een vlakke ligging met plaatselijk dijken en kaden; waterhuishouding: een relatief hoog grond- en oppervlaktewaterpeil; grondgebruik: een agrarisch gebruik, overwegend als grasland; verkaveling: een grootschalige, regelmatige en rechthoekige bIokverkaveling; opgaande beplanting: plaatselijk erf-, kavelgrens- en wegbeplantingen en bosjes, met als meest kenmerkende boomsoorten (knot)wilgen en populieren; g. bebouwing: plaatselijk verspreid liggende bebouwing; h. flora: natte, halfnatuurlijke, kruidenrijke graslanden, met plaatselijk, in waterlopen, water-, moeras- en rietvegetaties en met plaatselijk opgaande beplantingen met bijbehorende onderbegroeiing; i. fauna: weidevogels, waaronder met name weidevogels met een specifieke voorkeur voor natte weidegebieden (zoals grutto en tureluur), watervogels (waaronder eenden, ganzen en zwanen), en diverse soorten amfibieën. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Bouwregels binnen de bouwvlakken 5.2.1.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Komgebied", voor zover dit betreft de agrarische bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd:
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|24 a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming, met uitzondering van nog niet bestaande bedrijfsgebouwen ten dienste van recreatief nachtverblijf; b. maximaal één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf; met dien verstande dat indien een bouwvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden = 2", op dat bouwvlak maximaal 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan. Indien geen woning aanwezig is, maximaal één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 5.2.1.2 Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2.1.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 5 m. 5.2.1.3 Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2.1.1 sub b bedoelde bedrijfswoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 5.2.1.4 Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2.1.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. kassen en permanente kunststoftunnels zijn uitsluitend toegestaan indien het gebruik daarvan in het verlengde van de hoofdteelt ligt en het gezamenlijke 2 oppervlak niet meer bedraagt dan 1.500 m ; b. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de niet-grondgebonden 2 agrarische productie mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 750 m ; c. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de volgens artikel 5 lid 1.2 toegestane nevenactiviteiten mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 2 25% van het oppervlak van de bedrijfsgebouwen, tot een maximum van 350 m ; d. de hoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, met dien verstande dat de hoogte van kassen en kunststoftunnels niet meer mag bedragen dan 7 m; e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. 5.2.1.5 Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2.1.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|25 5.2.1.6 Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2.1.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen: a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; b. de hoogte van mest- en voedersilo's en bio-installaties mag niet meer bedragen dan 9 m; c. de wandhoogte van mestbassins mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m. 5.2.2 Bouwregels buiten de bouwvlakken 5.2.2.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Komgebied", voor zover gelegen buiten de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. molens ten behoeve van de waterhuishouding; b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 5.2.2.2 Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2.2.1 sub a bedoelde molens mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m. 5.2.2.3 Bij de bouw van de in artikel 5 lid 2.2.1 sub b bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: 2
a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 5.3 Afwijken van de bouwregels 5.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 3.2 en artikel 5 lid 3.3 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019; c. voor zover het betreft gronden gelegen buiten de bouwvlakken, uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad en, in geval het bouwwerken betreft, van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting ter inpassing van de bouwwerken die door het verlenen van de afwijking mogelijk worden gemaakt. 5.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2.1 voor de bouw van een in artikel 5 lid 2.1.1 sub a of artikel 5 lid 2.1.1 sub d bedoeld bouwwerk dat de grenzen van een bouwvlak overschrijdt, indien en voor zover: NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|26 a. het bouwwerk niet of niet doelmatig in zijn geheel op het bouwvlak kan worden opgericht; b. de overschrijding van de grens van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 15 m; c. indien het een bedrijfsgebouw betreft, de oppervlakte van het gedeelte dat de 2 grenzen van het bouwvlak overschrijdt niet meer bedraagt dan 300 m . 5.3.3 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in artikel 5 lid 2.1.1 sub b, voor de bouw van een tweede bedrijfswoning, indien en voor zover: a. niet reeds twee woningen aanwezig zijn; b. het perceel niet gelegen is binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding "Geluidzone - 57 dB contour Betuweroute" of binnen binnen de geluidzones aan weerszijden van de wegen en spoorwegen, zoals deze in de bij het plan behorende "Lijst Geluidzones", worden genoemd; c. de tweede bedrijfswoning aan een bestaande woning dan wel in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw wordt gebouwd; d. vooraf op basis van een advies van een onafhankelijk landbouwkundig deskundige is gebleken dat de bouw van de woning noodzakelijk is voor de aard, de omvang en/of de continuïteit van de bedrijfsvoering. 5.4 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Komgebied", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen: a. een gebruik als volkstuin; b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt in kassen of kunststoftunnels, teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton; c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik 2 meer bedraagt dan 250 m en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer 2 bedraagt dan 50 m ; d. de opslag van mest buiten de agrarische bouwvlakken; e. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken; f. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m; g. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 25 2 m. 5.5 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 5 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat: a. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf; b. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen; c. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen; d. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regel van toepassing zijn; NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|27 e. indien mogelijkheden voor de in artikel 5 lid 5 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk 2 oppervlak dan 100 m , geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing; f. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten; g. van de in artikel 5 lid 5 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode; h. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; i. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019; j. voor zover het betreft gronden gelegen buiten de bouwvlakken, uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad en, in geval het bouwwerken betreft, van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting ter inpassing van de bouwwerken die door het verlenen van de omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt. 5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.6.1 Algemeen 5.6.1.1 Het is verboden binnen de bestemming "Agrarisch met waarden- Komgebied", voor zover dit niet betreft de bouwvlakken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voor zover deze van elders zijn aangevoerd; b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, geen agrarisch productiebos, productieboomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel zijnde, voor zover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden; c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik; e. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterpartijen, watergangen, of het aanbrengen van drainagevoorzieningen; en, voor zover de gronden op de verbeelding tevens nader zijn aangeduid als "sawvg = specifieke vorm van agrarisch - weidevogels": f. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een productieboomgaard, een zacht-fruitopstand, een (boom)kwekerij, een agrarisch productiebos, grienden of een windsingel; g. het scheuren van grasland anders dan werkzaamheden ter vervanging van een bestaand grasland of het toepassen van bestaande wisselteelt.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|28
5.6.1.2 Het in artikel 5 lid 6.1.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; b. werken en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een houtopstand, waaronder begrepen een productieboomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel; c. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet; d. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; e. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; f. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist. 5.6.1.3 Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 5 lid 6.1.1 indien uit een nader onderzoek is gebleken dat door de beoogde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten directe of indirecte gevolgen, de landschappelijke waarden en de natuurwaarden, waaronder, in zoverre artikel 5 lid 6.1.1 sub f en artikel 5 lid 6.1.1 sub g van toepassing zijn, de waarden als weidevogelgebied, die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad. 5.6.2 Teeltvrije zone 5.6.2.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van gronden die gelegen zijn binnen 50 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen binnen:
de bebouwingsconcentraties Klinkenberg (Ingen), Hoog-Kana (Ingen), Zevenmorgen (Ingen), Luchtenburg (Ingen), Essebroek (Ingen) en Ganzert (Ingen en Eck en Wiel), Wielseweg (Eck en Wiel), Binnenstraat (Erichem), Lutterveld (Erichem), Twee Sluizen (Kapel-Avezaath), De Woerd (Kerk-Avezaath), Bontemorgen (Lienden), Ommerenveldseweg (Ommeren), De Heuvel (Rijswijk), Zandberg (Rijswijk) en de Hogestraat (Zoelen); de kernen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone"; de verblijfsrecreatieterreinen (met uitzondering van minicampings), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone"; de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van nieuwe productieboomgaarden; b. het aanleggen van nieuwe (boom)kwekerijen;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|29
5.6.2.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod Het verbod van artikel 5 lid 6.2.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die: a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming; b. betrekking hebben op de herplant van bestaande productieboomgaarden of (boom)kwekerijen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning; 5.6.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5 lid 6.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door middel van onderzoek is aangetoond dat een aanvaardbaar woon- en leefmilieu bij de omliggende gevoelige functies kan worden gewaarborgd. 5.6.2.4 Advisering over de omgevingsvergunning Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 6.2.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een milieudeskundige.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|30
ARTIKEL 6 AGRARISCH MET WAARDEN - LINGE UITERWAARDGEBIED 6.1 Bestemmingsomschrijving 6.1.1 De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
grondgebonden agrarische productie; het weiden van dieren; bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag; instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch uiterwaardgebied; e. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen; f. extensief dag recreatief medegebruik. 6.1.2 voor zover de in artikel 6 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor: a. niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie; b. bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten; c. bijbehorende bewoning, met dien verstande dat indien een bouwvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "-w = zonder woning", op dat bouwvlak geen bijbehorende bewoning is toegestaan; d. recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen. 6.1.3 Tot de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de in artikel 6 lid 1.1 bedoelde gronden worden gerekend: a. b. c. d.
reliëf: steilranden, geulen, ruggen en huisterpen; waterhuishouding: een relatief laag grond- en oppervlaktewaterpeil; watersysteem: het verloop van de Linge en de Korne; grondgebruik: een divers agrarisch gebruik, onder meer als grasland, akkerland en boomgaard, waarbij de diverse gebruiksvormen door elkaar heen voorkomen; e. verkaveling: een kleinschalige verkaveling die grotendeels het reliëf en de stroomrichting volgt; f. opgaande beplanting: plaatselijk erf-, kavelgrens- en wegbeplantingen en boomgaarden, met als meest kenmerkende boomsoorten eiken, essen, iepen, lindes, fruit-, noten- en kastanjebomen; g. bebouwing: weinig en verspreid liggende bebouwing; h. flora: droge en natte, halfnatuurlijke, kruidenrijke graslanden, akkeronkruiden, opgaande beplanting met bijbehorende onderbegroeiing en oevervegetaties langs het lengteprofiel van de Linge en de Korne; i. fauna: diersoorten die zijn gebonden aan opgaande beplanting (zoals vleermuizen, zang- en roofvogels en kleine zoogdieren, waaronder marterachtigen) en watervogels gebonden aan de Linge en de Korne en de oevers daarvan.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|31 6.2 Bouwregels 6.2.1 Bouwregels binnen de bouwvlakken 6.2.1.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied", voor zover dit betreft de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming, met uitzonderingvan nog niet bestaande bedrijfsgebouwen ten dienste van recreatiefnachtverblijf; b. het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat, indien geen woning aanwezig is, maximaal één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf is toegestaan, behoudens indien het gronden betreft die op de verbeelding nader zijn aangeduid met "-w = zonder woning", in welk geval geen woning is toegestaan; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 6.2.1.2 Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 5 m. 6.2.1.3 Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. kassen en permanente kunststoftunnels zijn uitsluitend toegestaan indien het gebruik daarvan in het verlengde van de hoofdteelt ligt en het gezamenlijke 2 oppervlak niet meer bedraagt dan 1.500 m ; b. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de niet-grondgebonden 2 agrarische productie mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 750 m ; c. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de volgens artikel 6 lid 1.2 sub a toegestane nevenactiviteit mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 2 25% van het oppervlak van de bedrijfsgebouwen, tot een maximum van 350 m ; d. de hoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, met dien verstande dat de hoogte van kassen en kunststoftunnels niet meer mag bedragen dan 7 m; e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. 6.2.1.4 Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 sub b bedoelde bedrijfswoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|32 6.2.1.5 Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 6.2.1.6 Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen: a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; b. de hoogte van mest- en voedersilo's en bio-installaties mag niet meer bedragen dan 9 m; c. de wandhoogte van mestbassins mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m. 6.2.2 Bouwregels buiten de bouwvlakken 6.2.2.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied", voor zover gelegen buiten de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals kunststoftunnels en overkappingen; b. molens ten behoeve van de waterhuishouding; c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 6.2.2.2 Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.2.1 sub a bedoelde teeltondersteunende voorzieningen mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m. 6.2.2.3 Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.2.1 sub b bedoelde molens mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m. 6.2.2.4 Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.2.1 sub c bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: 2
a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 3.2 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|33 b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019. 6.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2.1 voor de bouw van een in artikel 6 lid 2.1.1 sub a of artikel 6 lid 2.1.1 sub d bedoeld bouwwerk dat de grenzen van een bouwvlak overschrijdt, indien en voor zover: a. het bouwwerk niet of niet doelmatig in zijn geheel op het bouwvlak kan worden opgericht; b. de overschrijding van de grens van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 15 m; c. indien het een bedrijfsgebouw betreft de oppervlakte van het gedeelte dat de 2 grenzen van het bouwvlak overschrijdt niet meer bedraagt dan 300 m ; 6.4 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen: a. een gebruik als volkstuin; b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt in kassen of kunststoftunnels, teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton; c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten,voorzover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2; d. de opslag van mest, goederen en materieel buiten de agrarische bouwvlakken; e. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voorzover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per bouwvlak en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m; f. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m; g. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de lengte meer bedraagt dan 8 m en de breedte meer bedraagt dan 2,5 m. 6.5 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 6 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat: a. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf; b. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen; c. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen; d. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regels van toepassing zijn; e. indien mogelijkheden voor de in artikel 6 lid 5 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|34 2
oppervlak dan 100 m , geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing; f. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten; g. van de in artikel 6 lid 5 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode; h. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; i. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019. 6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 6.6.1 Het is verboden binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Uiterwaardgebied", zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voorzover deze van elders zijn aangevoerd; b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, geen agrarisch productiebos, productieboomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel zijnde, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden; c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voorzover het niet betreftwegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik; e. het dempen, graven, verbreden van watergangen; 6.6.2 Het in artikel 6 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; b. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet; c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; d. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; e. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist. 6.6.3 Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 6 lid 6.1 indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|35
ARTIKEL 7 AGRARISCH MET WAARDEN - OEVERWALGEBIED 7.1 Bestemmingsomschrijving 7.1.1 De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
grondgebonden agrarische productie; het weiden van dieren; bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag; instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch oeverwalgebied; e. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen; f. extensief dagrecreatief medegebruik. 7.1.2 voor zover de in artikel 7 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor: a. niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie; b. bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten; c. een nevenactiviteit als opslag en verkoop van consumentenvuurwerk indien de gronden met "sa - ovc = specifieke vorm van agrarisch - opslag en verkoop consumentenvuurwerk" op de verbeelding zijn aangeduid; d. een activiteit als manege met bijbehorende voorzieningen en opslag, indien de gronden met "ma = manege" op de verbeelding zijn aangeduid; e. bijbehorende bewoning, met dien verstande dat indien een bouwvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "-w = zonder woning", op dat bouwvlak geen bijbehorende bewoning is toegestaan; ; f. recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen. 7.1.3 Tot de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de in artikel 7 lid 1.1 bedoelde gronden worden gerekend: a. b. c. d.
reliëf: geulen, ruggen en huisterpen; waterhuishouding: een relatief laag grond- en oppervlaktewaterpeil; watersysteem: wielen, plassen en open water; grondgebruik: een divers agrarisch gebruik, onder meer als grasland, akkerland, boomgaard en boomkwekerij, waarbij de diverse gebruiksvormen door elkaar heen voorkomen; e. verkaveling: een kleinschalige verkaveling, waarbij zowel regelmatige als onregelmatige en zowel strookvormige als blokvormige percelen voorkomen en die voor een deel het reliëf volgt; f. opgaande beplanting: relatief veel erf-, kavelgrens- en wegbeplantingen, boomgaarden en bosjes, met als meest kenmerkende boomsoorten eiken, essen, iepen, lindes, fruit-, noten- en kastanjebomen; g. bebouwing: relatief veel bebouwing, waarbij deze zowel kan voorkomen in de vorm van geconcentreerd liggende buurtschappen en lintbebouwing als in de vorm van verspreid liggende bebouwing; h. flora: droge, halfnatuurlijke, kruidenrijke graslanden, akkeronkruiden en opgaande beplanting met bijbehorende onderbegroeiing;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|36 i.
fauna: diersoorten die zijn gebonden aan opgaande beplanting (zoals vleermuizen, zang- en roofvogels en kleine zoogdieren, waaronder marterachtigen).
7.2 Bouwregels 7.2.1 Bouwregels binnen de bouwvlakken 7.2.1.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied", voor zover dit betreft de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming; b. het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat, indien geen woning aanwezig is, maximaal één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat in zoverre het bouwvlak op de plankaart nader is aangeduid als "sapk = specifieke vorm van agrarisch - bouwvlak permanente kunststoftunnels" daarop uitsluitend permanente of niet-permanente kunststoftunnels of overkappingen mogen worden gebouwd, alsmede daarbij behorende bouwwerken,geen gebouwen zijnde. 7.2.1.2 Bij de bouw van de in artikel 7 lid 2.1.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen moeten de volgende bepalingen in acht genomen worden: a. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m. b. gebouwen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "sba-3". 7.2.1.3 Bij de bouw van de in artikel 7 lid 2.1.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. kassen en permanente kunststoftunnels zijn uitsluitend toegestaan indien het gebruik daarvan in het verlengde van de hoofdteelt ligt en het gezamenlijke 2 oppervlak niet meer bedraagt dan 1.500 m ; b. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de niet-grondgebonden 2 agrarische productie mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 750 m ; c. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de volgens artikel 7 lid 1.2 toegestane nevenactiviteiten mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 25% 2 van het oppervlak van de bedrijfsgebouwen, tot een maximum van 350 m ; d. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de volgens artikel 7 lid 1.2 sub d toegestane activiteiten mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 2 2.600 m ; e. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat de hoogte van kassen en kunststoftunnels niet meer mag bedragen dan 7 m; f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m. 7.2.1.4 Bij de bouw van de in artikel 7 lid 2.1.1 sub b bedoelde bedrijfswoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|37 d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 7.2.1.5 Bij de bouw van de in artikel 7 lid 2.1.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 7.2.1.6 Bij de bouw van de in artikel 7 lid 2.1.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen: a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; b. de hoogte van mest- en voedersilo's en bio-installaties mag niet meer bedragen dan 9 m; c. de wandhoogte van mestbassins mag niet meer bedragen dan 4 m; d. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m. 7.2.2 Bouwregels buiten de bouwvlakken 7.2.2.1 Op de gronden met de bestemming "Agrarisch - Oeverwalgebied", voor zover gelegen buiten de agrarische bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd: a. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals kunststoftunnels en overkappingen; b. molens ten behoeve van de waterhuishouding; c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 7.2.2.2 Bij de bouw van de in artikel 7 lid 2.2.1 sub a bedoelde teeltondersteunende voorzieningen mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m. 7.2.2.3 Bij de bouw van de in artikel 7 lid 2.2.1 sub b bedoelde molens mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m. 7.2.2.4 Bij de bouw van de in artikel 7 lid 2.2.1 sub c bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: 2
a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|38 7.3 Afwijken van de bouwregels 7.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 3.2, artikel 7 lid 3.3 en artikel 7 lid 3.4 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019; c. voor zover het betreft gronden gelegen buiten de bouwvlakken, uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad en, in geval het bouwwerken betreft, van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting ter inpassing van de bouwwerken die door het verlenen van de omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt. 7.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.2.1, voor de bouw van een in artikel 7 lid 2.1.1 sub a of artikel 7 lid 2.1.1 sub d bedoeld bouwwerk dat de grenzen van een bouwvlak overschrijdt, indien en voor zover: a. het bouwwerk niet of niet doelmatig in zijn geheel op het bouwvlak kan worden opgericht; b. de overschrijding van de grens van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 15 m; c. indien het een bedrijfsgebouw betreft, de oppervlakte van het gedeelte dat de 2 grenzen van het bouwvlak overschrijdt niet meer bedraagt dan 300 m ; 7.3.3 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.2.1, voor de bouw van een agrarisch hulpgebouw buiten een bouwvlak, indien en voor zover: a. het hulpgebouw niet of niet doelmatig op een bouwvlak kan worden opgericht; b. de oppervlakte van het perceel waarop het gebouw wordt opgericht meer bedraagt dan 1 ha; c. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 0,25% van het perceel 2 waarop het gebouw wordt opgericht en niet meer bedraagt dan 100 m ; d. de hoogte niet meer bedraagt dan 7 m; e. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m. 7.3.4 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1.1 sub b voor de bouw van een tweede bedrijfswoning, indien en voor zover: a. niet reeds twee woningen aanwezig zijn; b. het perceel niet gelegen is binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding "Geluidzone - 57 dB contour Betuweroute" of binnen binnen de geluidzones aan weerszijden van de wegen en spoorwegen, zoals deze in de bij het plan behorende "Lijst Geluidzones", worden genoemd; c. de tweede bedrijfswoning aan een bestaande woning dan wel in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw wordt gebouwd;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|39 d. vooraf op basis van een advies van een onafhankelijk landbouwkundig deskundige is gebleken dat de bouw van de woning noodzakelijk is voor de aard, de omvang en/of de continuïteit van de bedrijfsvoering. 7.3.5 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1.3 sub d voor de vergroting van het maximale toegestane oppervlakte van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de volgens artikel 7 lid 1.2 sub d toegestane nevenactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding "ma = manege" , indien en voor zover: a. de vergroting niet meer betreft dan 40% van de bestaande oppervlakte van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de volgens artikel 7 lid 1.2 sub d toegestane nevenactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding "ma = manege", met 2 een maximum van 500 m . 7.4 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen: a. een gebruik als volkstuin; b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton; c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik 2 meer bedraagt dan 250 m en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer 2 bedraagt dan 50 m ; d. de opslag van mest buiten de agrarische bouwvlakken; e. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voor zover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt 2 dan 200 m per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m; f. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m; g. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 25 2 m. 7.5 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 7 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat: a. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf; b. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen; c. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen; d. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regelen voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig dit voorschrift van toepassing zijn; e. indien mogelijkheden voor de in artikel 7 lid 5 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|40 oppervlak dan 100 m2 , geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing; f. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten; g. van de in artikel 7 lid 5 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode; h. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; i. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019; j. voor zover het betreft gronden gelegen buiten de bouwvlakken, uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad en, in geval het bouwwerken betreft, van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting ter inpassing van de bouwwerken die door het verlenen van de omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt. 7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.6.1 Algemeen 7.6.1.1 Het is verboden binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied", voor zover dit niet betreft de bouwvlakken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voor zover deze van elders zijn aangevoerd; b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, geen productiebos, productieboomgaard , zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel zijnde, voor zover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden; c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik; e. het dempen, aanleggen of verbreden van watergangen; en, voor zover de gronden op de verbeelding tevens nader zijn aangeduid als "sawvg = specifieke vorm van agrarisch - weidevogels": f. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een productieboomgaard, een zacht-fruitopstand, een (boom)kwekerij, een agrarisch productiebos, grienden of een windsingel; g. het scheuren van grasland anders dan werkzaamheden ter vervanging van een bestaand grasland of het toepassen van bestaande wisselteelt. 7.6.1.2 Het in artikel 7 lid 6.1.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|41 b. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet; c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; d. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; e. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist. 7.6.1.3 Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 7 lid 6.1.1 indien uit een nader onderzoek is gebleken dat door de beoogde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten directe of indirecte gevolgen, de landschappelijke waarden en de natuurwaarden, waaronder, in zoverre artikel 7 lid 6.1.1 sub f en artikel 7 lid 6.1.1 sub g van toepassing zijn, de waarden als weidevogelgebied, die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad. 7.6.2 Teeltvrije zone 7.6.2.1 Verbod voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden zonder vergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van gronden die gelegen zijn binnen 50 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen binnen:
de bebouwingsconcentraties Klinkenberg (Ingen), Hoog-Kana (Ingen), Zevenmorgen (Ingen), Luchtenburg (Ingen), Essebroek (Ingen) en Ganzert (Ingen en Eck en Wiel), Wielseweg (Eck en Wiel), Binnenstraat (Erichem), Lutterveld (Erichem), Twee Sluizen (Kapel-Avezaath), De Woerd (Kerk-Avezaath), Bontemorgen (Lienden), Ommerenveldseweg (Ommeren), De Heuvel (Rijswijk), Zandberg (Rijswijk) en de Hogestraat (Zoelen); de kernen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone"; de verblijfsrecreatieterreinen (met uitzondering van minicampings), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone"; de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van nieuwe productieboomgaarden; b. het aanleggen van nieuwe (boom)kwekerijen; 7.6.2.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod Het verbod van artikel 7 lid 6.2.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die: a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming; b. betrekking hebben op de herplant van bestaande productieboomgaarden of (boom)kwekerijen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|42 7.6.2.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 7 lid 6.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door middel van onderzoek is aangetoond dat een aanvaardbaar woon- en leefmilieu bij de omliggende gevoelige functies kan worden gewaarborgd. 7.6.2.4 Advisering over de omgevingsvergunning Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 6.2.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een milieudeskundige.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|43
ARTIKEL 8 BEDRIJF 8.1 Bestemmingsomschrijving 8.1.1 De op de verbeelding voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de niet-agrarische bedrijvigheden zoals deze voor de desbetreffende gronden met een aanduiding op de verbeelding nader zijn aangeduid en hieronder zijn omschreven; 1. (cs): een caravanopslag en –stalling; 2. (gh): een groothandel; 3. (h): een horecabedrijf; 4. (k): een kantoor; 5. (su): een supermarkt; 6. (tc): een tuincentrum; 7. (sb-an): een aannemersbedrijf; 8. (sb-gar): een garagebedrijf; 9. (sb-gb): een grondbedrijf; 10. (sb-gew): een gemeentewerf; 11. (sb-ib): een installatiebedrijf; 12. (sb-pal): opslag en reparatie van pallets; 13. (sb-pe): een pluimvee- en eierhandel; 14. (sb-sb): een schildersbedrijf; 15. (sb-sv): een snack- en vleesproductiebedrijf; 16. (sb-tra): een transportbegeleidingsservice; 17. (sb-trb): een transportbedrijf; 18. (sb-tw): een timmerwerkplaats; 19. (sb-vra): een vrachtwagenkeuringsstation; b. bijbehorende voorzieningen en opslag; c. bijbehorende bewoning, bijbehorende bewoning, met dien verstande dat indien een bouwvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "-w = zonder woning", op dat bouwvlak geen bijbehorende bewoning is toegestaan; d. landschappelijke beplanting. 8.1.2 Indien een gedeelte van een bestemmingsvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "sb-uo = specifieke vorm van bedrijf - uitsluitend opslag", is dat gedeelte uitsluitend bestemd voor bijbehorende opslag van goederen en materieel in de openlucht en voor landschappelijke beplanting. 8.1.3 Indien een gedeelte van een bestemmingsvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "sb-ub = specifieke vorm van bedrijf - uitsluitend beplanting", is dat gedeelte uitsluitend bestemd voor landschappelijke beplanting. 8.2 Bouwregels 8.2.1 Op de gronden met de bestemming "Bedrijf" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming; b. één woning per bestemmingsvlak dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat, indien het gronden betreft die op de verbeelding nader zijn aangeduid met "-w = zonder woning", in welk geval geen woning is toegestaan; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|44 8.2.2 Bij de bouw van de in artikel 8 lid 2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m; b. deze bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die op de verbeelding niet zijn aangewezen voor artikel 36 lid 5 (Vrijwaringszone - Weg). 8.2.3 Bij de bouw van de in artikel 8 lid 2.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. voor zover de op de plankaart voor "Bedrijf' aangewezen gronden voor meer dan één zijde grenzen aan gronden met de bestemming "Agrarisch met waardenKomgebied", "Agrarisch met waarden- Linge-uiterwaardgebied" of "Waarde Cultuurhistorie" mag per bestemmingsvlak het bebouwd oppervlak van de gebouwen niet meer bedragen dan 120% van het bestaand bebouwd oppervlak, waarbij de uitbreiding ten opzichte van het bestaand bebouwd oppervlak maximaal 2 375 m mag bedragen; b. voor zover de op de plankaart voor "Bedrijf' aangewezen gronden niet voor meer dan één zijde grenzen aan de in sub a genoemde bestemmingen, mag per bestemmingsvlak het bebouwd oppervlak van de gebouwen, indien behorend bij 2 een bedrijf met een bestaande omvang kleiner dan 500 m , niet meer bedragen dan 140% van het bestaande bebouwd oppervlak en, indien behorend bij een bedrijf 2 met een bestaande omvang groter dan 500 m , niet meer bedragen dan 130% van 2 2 500 m plus 110% van het bestaande bebouwd oppervlak boven de 500 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 9 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. 8.2.4 Bij de bouw van de in artikel 8 lid 2.1 sub b bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat dit niet geldt voor gronden die zijn aangeduid met “sb-ubw = uitsluitend bedrijfswoning"; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 8.2.5 Bij de bouw van de in artikel 8 lid 2.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|45
8.2.6 Bij de bouw van de in artikel 8 lid 2.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 8.3 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Bedrijf', dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen de opslag van goederen en materieel in de openlucht, niet zijnde vervoermiddelen, behoudens: a. indien het gronden betreft die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "(sb-gew) = gemeentewerf', "(sb-pal) = opslag en reparatievan pallets" of "(tc) = tuincentrum" in welk geval de hoogte van de opslag niet meer mag bedragen dan 4 m en de opslag niet plaatsvindt binnen de gronden die op de verbeelding tevens zijn aangewezen voor artikel 36 lid 5 (Vrijwaringszone - Weg); b. indien het gronden betreft die op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "(trb) = transportbedrijf", in welk geval het plaatsen van materieel is toegestaan.
.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|46
ARTIKEL 9 BEDRIJF - AGRARISCH VERWANT 9.1 Bestemmingsomschrijving 9.1.1 De op de verbeelding voor "Bedrijf - Agrarisch verwant" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de agrarisch verwante bedrijvigheden zoals deze voor de desbetreffende gronden met een aanduiding op de verbeelding nader zijn aangeduid en hieronder zijn omschreven: 1. (al): een agrarisch loonbedrijf; 2. (sb-ah): een agrarische handelsonderneming; 3. (sb-boe): een boerderijwinkel; b. bijbehorende voorzieningen en opslag; c. bijbehorende bewoning; d. landschappelijke beplanting. 9.1.2 Indien een gedeelte van een bestemmingsvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "sb-ub = specifieke vorm van bedrijf - uitsluitend beplanting", is dat gedeelte uitsluitend bestemd voor landschappelijke beplanting. 9.2 Bouwregels 9.2.1 Op de gronden met de bestemming "Bedrijf - Agrarisch verwant" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming; b. één woning per bestemmingsvlak dan wel, in geval reeds meerderewoningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 9.2.2 Bij de bouw van de in artikel 9 lid 2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m; b. deze bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die op de verbeelding niet zijn aangewezen voor artikel 36 lid 5 (Vrijwaringszone - Weg). 9.2.3 Bij de bouw van de in artikel 9 lid 2.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per bestemmingsvlak mag het bebouwd oppervlak van de gebouwen, indien de uitbreiding noodzakelijk is voor (het continueren van) de bedrijfsvoering, niet meer bedragen dan 140% van het bestaande bebouwd oppervlak, waarbij de uitbreiding 2 ten opzichte van het bestaand bebouwd oppervlak maximaal 500 m mag bedragen; b. in afwijking van lid a mag het gezamenlijk bebouwd oppervlak van de bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan door middel van de maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding is aangegeven; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 9 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|47 9.2.4 Bij de bouw van de in artikel 9 lid 2.1 sub b bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 9.2.5 Bij de bouw van de in artikel 9 lid 2.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 9.2.6 Bij de bouw van de in artikel 9 lid 2.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 9.3 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Bedrijf - Agrarisch verwant", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen de opslag van goederen en materieel in de openlucht, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m of de opslag plaatsvindt binnen de gronden die op de verbeelding zijn aangewezen voor artikel 36 lid 5 (Vrijwaringszone - Weg).
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|48
ARTIKEL 10 BEDRIJF - BEPERKT 10.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Bedrijf - Beperkt" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de niet-agrarische bedrijvigheden die gebruik maken van bestaande (vrijgekomen agrarische bedrijfs-)gebouwen, zoals deze voor de desbetreffende gronden met een aanduiding op de verbeelding nader zijn aangeduid en hieronder zijn omschreven: 1. (cs): een caravanstalling, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2 1.500 m ; 2. (sb-an): een aannemersbedrijf, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte 2 van 654 m ; 3. (sb-boe): een boerderijwinkel, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte 2 van 70 m ; 4. (sb-dra): een drankenautomatenhandel, met een maximale 2 bedrijfsvloeroppervlakte van 120 m ; 5. (sb-ib): een installatiebedrijf, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte 2 van 200 m ; 6. (sb-kan1): een kantoor, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 900 2 m; 7. (sb-kan2): een kantoor, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 90 2 m; 8. (sb-kb): een klussenbedrijf, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2 150 m ; 9. (sb-lc): een las- en constructiebedrijf, met een maximale 2 bedrijfsvloeroppervlakte van 90 m ; 10. (sb-meb): een metaalbewerkingsbedrijf, met een maximale 2 bedrijfsvloeroppervlakte van 450 m ; 11. (sb-mf): custombouw motorfietsen, met een maximale 2 bedrijfsvloeroppervlakte van 160 m ; 12. (sb-mwz): montagewerk, zink- en zetwerk, met een maximale 2 bedrijfsvloeroppervlakte van 150 m ; 2 13. (sb-sli): een slijperij, met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 80 m ; b. bijbehorende voorzieningen; c. bijbehorende bewoning; d. landschappelijke beplanting. 10.2 Bouwregels 10.2.1 Op de gronden met de bestemming "Bedrijf - Beperkt" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming; b. één woning per bestemmingsvlak dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 10.2.2 Bij de bouw van de in artikel 10 lid 2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m; b. deze bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die op de verbeelding niet zijn aangewezen voor artikel 36 lid 5 (Vrijwaringszone - Weg).
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|49 10.2.3 Bij de bouw van de in artikel 10 lid 2.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per bestemmingsvlak mag het bebouwd oppervlak niet meer bedragen dan het bestaande bebouwd oppervlak; b. bij algehele vernieuwing mogen de gebouwen uitsluitend op dezelfde plaats worden herbouwd; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte. 10.2.4 Bij de bouw van de in artikel 10 lid 2.1 sub b bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. het bestaande aantal woningen mag niet worden gewijzigd; b. indien het betreft volledige herbouw of vervanging, moet de nieuwe woning op de plaats van de te herbouwen of te vervangen woning worden gebouwd; c. indien het betreft een vergroting van de inhoud van het gebouw waarin de woning is opgenomen, is deze vergroting slechts toegestaan voor zover de toegestane vergroting van de woning niet of niet doelmatig binnen de bestaande inhoud van dat gebouw kan worden verwezenlijkt, met dien verstande dat; 1. de inhoud van woningen met een bestaande inhoud tot 300 m³ mag worden vergroot tot maximaal 400 m³; 2. de inhoud van woningen met een bestaande inhoud van meer dan 300 m³ mag eenmalig worden vermeerderd met 100 m³ tot maximaal 750 m³; d. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 10.2.5 Bij de bouw van de in artikel 10 lid 2.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 10.2.6 Bij de bouw van de in artikel 10 lid 2.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 10.3 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Bedrijf - Beperkt", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen de opslag van goederen en materieel in de open lucht.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|50
Artikel 11 Bedrijf - Buitengebied gebonden 11.1 Bestemmingsomschrijving 11.1.1 De op de verbeelding voor "Bedrijf - Buitengebied gebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de buitengebied gebonden bedrijvigheden, zoals deze voor de desbetreffende gronden met een aanduiding op de verbeelding nader zijn aangeduid en hieronder zijn omschreven; 1. (sa-dip): een dierenpension; 2. (ma): een manege, waarbij tevens een bijbehorende, daaraan ondergeschikte horecavoorziening is toegestaan; b. bijbehorende voorzieningen en opslag; c. bijbehorende bewoning; d. landschappelijke beplanting. 11.1.2 Indien een gedeelte van een bestemmingsvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "sb-ub = uitsluitend beplanting", is dat gedeelte uitsluitend bestemd voor landschappelijke beplanting. 11.1.3 Indien een bestemmingsvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "-w = zonder woning", is op dat bestemmingsvlak geen bijbehorende bewoning toegestaan. 11.2 Bouwregels 11.2.1 Op de gronden met de bestemming "Bedrijf - Buitengebied gebonden" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming; b. één woning per bestemmingsvlak, dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen, behoudens indien het gronden betreft die op de verbeelding nader zijn aangeduid met "-w = zonder woning", in welk geval geen woning is toegestaan; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 11.2.2 Bij de bouw van de in artikel 11 lid 2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m; b. deze bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die op de verbeelding niet zijn aangewezen voor artikel 36 lid 5 (Vrijwaringszone - Weg). 11.2.3 Bij de bouw van de in artikel 11 lid 2.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per bestemmingsvlak mag het bebouwd oppervlak van de gebouwen, indien de uitbreiding noodzakelijk is voor (het continueren van) de bedrijfsvoering, niet meer bedragen dan 140% van het bestaande bebouwd oppervlak, waarbij de uitbreiding
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|51 2
ten opzichte van het bestaand bebouwd oppervlak maximaal 500 m mag bedragen; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 9 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. 11.2.4 Bij de bouw van de in artikel 11 lid 2.1 sub b bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 11.2.5 Bij de bouw van de in artikel 11 lid 2.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 11.2.6 Bij de bouw van de in artikel 11 lid 2.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 11.3 Specifieke gebruiksregels Als gebruik in strijd met de bestemming "Bedrijf - Buitengebied gebonden", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen de opslag van goederen en materieel in de openlucht, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m of de opslag plaatsvindt binnen de gronden die op de verbeelding zijn aangewezen voor artikel 36 lid 5 (Vrijwaringszone - Weg).
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|52
ARTIKEL 12 BEDRIJF - NUTSVOORZIENING 12.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. nutsvoorzieningen, zoals traforuimten en verdeel- en regelstations; b. bijbehorende voorzieningen en opslag; c. landschappelijke beplanting. 12.2 Bouwregels 12.2.1 Op de gronden met de bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. bedrijfsgebouwen en bedrijfsbouwwerken ten behoeve van de bestemming; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 12.2.2 Bij de bouw van de in artikel 12 lid 2.1 sub a bedoelde gebouwen en bouwwerken, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 120% van het bestaande bebouwd oppervlak; b. de hoogte van mag niet meer bedragen dan 8 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; met dien verstande dat, indien de bestaande hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 12.2.3 Bij de bouw van de in artikel 12 lid 2.1 sub b bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de hoogte niet meer bedragen dan 2,5 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|53
ARTIKEL 13 MAATSCHAPPELIJK 13.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de maatschappelijke voorzieningen, zoals deze voor de desbetreffende gronden met een aanduiding op de verbeelding nader zijn aangeduid en hieronder zijn omschreven; 1. (sm-bet): een beeldentuin; b. bijbehorende voorzieningen en opslag; c. bijbehorende bewoning; d. landschappelijke beplanting. 13.2 Bouwregels 13.2.1 Op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen, niet zijnde woningen, ten behoeve van de bestemming; b. één woning per bestemmingsvlak, dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen; c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 13.2.2 Bij de bouw van de in artikel 13 lid 2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m; b. deze bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die op de verbeelding niet zijn aangewezen voor artikel 36 lid 5 (Vrijwaringszone - Weg). 13.2.3 Bij de bouw van de in artikel 13 lid 2.1 sub a bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per bestemmingsvlak mag het bebouwd oppervlak van de gebouwen niet meer bedragen dan 120% van het bestaande bebouwd oppervlak; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 9 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m. 13.2.4 Bij de bouw van de in artikel 13 lid 2.1 sub b bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd; 3 b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m ; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|54 13.2.5 Bij de bouw van de in artikel 13 lid 2.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer 2 bedragen dan 75 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 13.2.6 Bij de bouw van de in artikel 13 lid 2.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|55
ARTIKEL 14 NATUUR 14.1 Bestemmingsomschrijving 14.1.1 De op de verbeelding voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden en de landschappelijke waarden, zoals deze voor de desbetreffende gronden nader zijn aangeduid op de verbeelding; b. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen; c. extensief dag recreatief medegebruik. 14.1.2 Tot de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de in artikel 14 lid 1.1 bedoelde gronden worden gerekend: a. grondgebruik: een gebruik als bos- en natuurgebied met een extensief beheer; en/of een gebruik als natuurgebied met een extensief beheer; b. opgaande beplanting: bos, met als meest kenmerkende boomsoorten elzen, eiken, essen en iepen; c. bebouwing: het ontbreken van bebouwing; d. flora: opgaande beplantingen met bijbehorende onderbegroeiing en/of water-, moeras- en rietvegetaties; e. fauna: diersoorten die zijn gebonden aan opgaande beplantingen (zoals vleermuizen, zang- en roofvogels en kleine zoogdieren, waaronder marterachtigen), watervogels (waaronder eenden, ganzen en zwanen), moeras- en rietvogels en diverse soorten amfibieën; f. waterhuishouding: open water en moeras. 14.2 Bouwregels 14.2.1 Op de gronden met de bestemming "Natuur" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. molens ten behoeve van de waterhuishouding; b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 14.2.2 Bij de bouw van de in artikel 14 lid 2.1 sub a bedoelde molens mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m. 14.2.3 Bij de bouw van de in artikel 14 lid 2.1 sub b bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de hoogte niet meer bedragen dan 2,5 m. 14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 14.3.1 Het is verboden binnen de bestemming "Natuur", zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voorzover deze van elders zijn aangevoerd; NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|56 b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden; c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voorzover het niet betreft paden ten behoeve van het normale beheer; e. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterpartijen en watergangen of het aanbrengen van drainagevoorzieningen; 14.3.2 Het in artikel 14 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; b. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet; c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; d. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; e. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist. 14.3.3 Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 14 lid 3.1 indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|57
ARTIKEL 15 NATUUR - UITERWAARDGEBIED 15.1 Bestemmingsomschrijving 15.1.1 De op de verbeelding voor "Natuur - Uiterwaardgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de natuurwaarden en de landschappelijke waarden die eigen zijn aan een natuurlijk uiterwaardgebied; b. het weiden van dieren; c. grondgebonden agrarische productie; d. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen; e. extensief dagrecreatief medegebruik. 15.1.2 Tot de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de in artikel 15 lid 1.1 bedoelde gronden worden gerekend: a. reliëf: geulen, ruggen en rivierduinen; sporen van kleiwinning; b. waterhuishouding: periodieke overstromingen en plaatselijk waterplassen en moerassen; c. grondgebruik: een gebruik als natuurgebied, waarbij het beheer met name bestaat uit een extensieve begrazing; d. verkaveling: het ontbreken van een verkaveling; e. opgaande beplanting: struwelen en bosjes, met als meest kenmerkende boomsoorten wilgen, populieren en meidoorns; f. bebouwing: het ontbreken van bebouwing; g. flora: zowel droge als natte, halfnatuurlijke, kruidenrijke graslanden, water-, moerasen rietvegetaties en opgaande beplanting met bijbehorende onderbegroeiing; h. fauna: watervogels (waaronder eenden, ganzen en zwanen), moerasen rietvogels en diverse soorten amfibieën. 15.2 Bouwregels 15.2.1 Op de gronden met de bestemming "Natuur - Uiterwaardgebied" mogen uitsluitend worden gebouwd overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 15.2.2 Bij de bouw van de artikel 15 lid 2.1 bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: 2
a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 15.3.1 Het is verboden binnen de bestemming "Natuur - Uiterwaardgebied", zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|58 a. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden; b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; c. het aanplanten van een houtopstand; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; e. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterpartijen en watergangen of het aanbrengen van drainagevoorzieningen; 15.3.2 Het in artikel 15 lid 3.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; b. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet; c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; d. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; e. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist. 15.3.3 Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 15 lid 3.1 indien uit een nader onderzoek is gebleken dat door de beoogde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten directe of indirecte gevolgen, de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot herstel of ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden aangetast en, gehoord de betrokken rivier, dijk- of waterbeheerder, is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen, de Beleidslijn grote rivieren mede in acht genomen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|59
ARTIKEL 16 SPORT 16.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de sport- en speelvoorzieningen, zoals deze voor de desbetreffende gronden met een aanduiding op de verbeelding nader zijn aangeduid en hieronder zijn omschreven; 1. (spv): een sportterrein, waarbij tevens een bijbehorende, daaraan ondergeschikte, horecavoorziening is toegestaan; 2. (ijs): een ijsbaan, waarbij tevens een bijbehorende, daaraan ondergeschikte, horecavoorziening is toegestaan; 3. (ss-spe): een speelterrein; b. bijbehorende voorzieningen; c. landschappelijke beplanting; d. Indien een gedeelte van een bestemmingsvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "(ss-ub) = specifieke vorm van sport - uitsluitend beplanting", is dat gedeelte uitsluitend bestemd voor landschappelijke beplanting. 16.2 Bouwregels 16.2.1 Op de gronden met de bestemming "Sport" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen ten behoeve van de bestemming, geen woning zijnde; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.. 16.2.2 Bij de bouw van de in artikel 16 lid 2.1 sub a bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per bestemmingsvlak mag het bebouwd oppervlak van de gebouwen niet meer bedragen dan 120% van het bestaande bebouwd oppervlak; b. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m; c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. met dien verstande dat, indien de bestaande hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 16.2.3 Bij de bouw van de in artikel 16 lid 2.1 sub b bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte van sport- en speelvoorzieningen, vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2;5 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|60
ARTIKEL 17 VERKEER 17.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, parkeerplaatsen en fiets- en voetpaden met bermen; b. bijbehorende voorzieningen; c. buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomende doeleinden; d. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder begrepen; e. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan wegbermen. 17.2 Bouwregels 17.2.1 Op de gronden met de bestemming "Verkeer" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. masten ten behoeve van verlichting en verkeers- en verwijsborden; b. abri's en rijwielstallingen; c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 17.2.2 Bij de bouw van de in artikel 17 lid 2.1 sub a bedoelde masten mag de hoogte niet meer bedragen dan 10 m. 17.2.3 Bij de bouw van de in artikel 17 lid 2.1 sub b bedoelde abri's en rijwielstallingen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: 2
a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 17.2.4 Bij de bouw van de in artikel 17 lid 2.1 sub c bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: 2
a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|61
ARTIKEL 18 WATER 18.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterpartijen, watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder begrepen; b. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan waterpartijen, watergangen en bijbehorende oeverzones; c. extensief dagrecreatief medegebruik. 18.2 Bouwregels 18.2.1 Op de gronden met de bestemming 'Water" mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, waaronder mede begrepen duikers en overkluizingen. 18.2.2 Bij de bouw van de in artikel 18 lid 2.1 bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de oppervlakte mag, behoudens bij duikers en overkluizingen, niet meer bedragen 2 dan 10 m ; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|62
ARTIKEL 19 WATER - WATERKERING 19.1 Bestemmingsomschrijving 19.1.1 De op de verbeelding voor "Water - Waterkering" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de landelijke en regionale (hoofd)waterkering; b. de verkeerswegen die op de verbeelding nader zijn aangeduid; c. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan rivier- en kanaaldijken; d. extensief dagrecreatief medegebruik. 19.1.2 Voorzover de in artikel 19 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding nader zijn aangeduid als "bijbehorend bouwvlak" en zijn voorzien van de aanduiding "w = woonbebouwing", zijn deze gronden tevens bestemd voor: a. bewoning; b. bijbehorende voorzieningen; c. landschappelijke beplanting. 19.2 Bouwregels 19.2.1 Op de gronden met de bestemming 'Water - Waterkering" mogen, buiten de op de verbeelding als "bijbehorend bouwvlak" aangeduide gronden, geen bouwwerken worden gebouwd. 19.2.2 Voor zover de gronden op de verbeelding nader zijn aangewezen als "bijbehorend bouwvlak" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. het bestaande aantal woningen; b. bijgebouwen ten behoeve van de bestemming; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 19.2.3 Bij de bouw van de in artikel 19 lid 2.2 sub a en artikel 19 lid 2.2 sub b bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. het bebouwd oppervlak van ieder afzonderlijk gebouw mag niet meer bedragen dan 110% van de bebouwde oppervlakte van het betreffende gebouw volgens de "Staat van oppervlakten" bij deze voorschriften; b. de inhoud van ieder afzonderlijk gebouw mag niet meer bedragen dan 110% van de bestaande inhoud van het betreffende, onder sub a bedoelde, gebouw; c. in plaats van ieder afzonderlijk gebouw mag het gestelde onder sub a en sub b ook worden toegepast op naar functie en op hetzelfde perceel bij elkaar behorende gebouwen. 19.2.4 Bij de bouw van de in artikel 19 lid 2.2 sub a bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. het bestaande aantal woningen aaneen niet wijzigt; b. indien het betreft volledige herbouw of vervanging, moet de nieuwe woning op de plaats van de te vervangen woning worden gebouwd; c. de hoogte niet meer mag bedragen dan 12 m; NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|63 d. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m; met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is. 19.2.5 Bij de bouw van de in artikel 19 lid 2.2 sub b bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. 19.2.6 Bij de bouw van de in artikel 19 lid 2.2 sub c bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m; 2 b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m . 19.3 Afwijken van de bouwregels 19.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 3.2 en artikel 19 lid 3.3 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019; c. gehoord de betrokken dijk- of waterbeheerder, is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen, de Beleidslijn grote rivieren mede in acht genomen, niet blijvend onevenredig worden geschaad. 19.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 2.1, voor de bouw van kunstwerken zoals beelden en plastieken, behoudens voor zover het betreft gronden aan de rivierzijde van de buitenkruinlijn van de dijk. 19.3.3 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 2.1, voor de bouw van bouwwerken, indien en voorzover het betreft: a. waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behoudens aan de rivierzijde van de buitenkruinlijn van de dijk; b. masten ten behoeve van verlichting en bebakening, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 10 m; 2 c. abri's, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10m en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m; d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, 2 waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10m en de hoogte niet meer bedraagt dan 2 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|64
ARTIKEL 20 WONEN 20.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
bewoning; bijbehorende voorzieningen; aan huis gebonden beroepen en bedrijven; landschappelijke beplanting; (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen. ter plaatse van de aanduiding (sdh-dro) "specifieke vorm van detailhandel - drogist": tevens een drogist.
20.2 Bouwregels 20.2.1 Algemeen Op de gronden met de bestemming 'Wonen" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. het bestaande aantal woningen, dan wel - indien nog geen woning aanwezig is één woning per bestemmingsvlak of, indien op de verbeelding aangegeven, per bouwvlak; b. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bestemming; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming; d. ruimten voor een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m² en de woonfunctie over tenminste 70% van de totale inhoud van de woning gehandhaafd blijft. Hierbij dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: e. de bebouwing moet worden gesitueerd binnen dat deel van het bestemmingsvlak dat is gelegen achter de bestaande voorgevel, waarbij niet meer dan 50% van dit deel tot het bebouwd oppervlak mag behoren; f. de afstand van de woning tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m. 20.2.2 Bij de bouw van de in artikel 20 lid 2.1 sub a bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. het bestaande aantal woningen mag niet worden gewijzigd; b. indien het betreft volledige herbouw of vervanging, moet de nieuwe woning op de plaats van de te herbouwen of te vervangen woning worden gebouwd; c. indien een bouwvlak op de verbeelding is aangegeven, moet de woning binnen het bouwvlak worden gebouwd; d. indien het betreft een vergroting van de inhoud van het gebouw waarin de woning is opgenomen, is deze vergroting slechts toegestaan voor zover de toegestane vergroting van de woning niet of niet doelmatig binnen de bestaande inhoud van dat gebouw kan worden verwezenlijkt; e. de inhoud van woningen met een bestaande inhoud tot 300 m³ mag worden vergroot tot maximaal 400 m³; f. de inhoud van woningen met een bestaande inhoud van meer dan 300 m³ mag worden vergroot met maximaal 100 m³ tot maximaal 750 m³; g. ter plaatse van de aanduiding "sba-2" mag de inhoud van de woning maximaal 750 3 m bedragen; h. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; i. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; j. de woning moet met een kap worden afgedekt, waarvan de dakhelling minimaal 30 graden en maximaal 60 graden bedraagt.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|65
20.2.3 Bij de bouw van de in artikel 20 lid 2.1 sub b bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd; b. indien op de verbeelding bouwvlakken en de aanduiding "bijgebouwen" zijn aangegeven, mogen de bijbehorende bouwwerken uitsluitend gebouwd worden binnen de bouwvlakken of binnen de aanduiding "bijgebouwen"; c. het totaal bebouwd oppervlak van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan: Oppervlakte huisperceel
Maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken
tot 500 m²
75 m²
500 – 3.000 m²
100 m²
Vanaf 3.000 m²
150 m²
Als de oppervlakte van het huisperceel minimaal 2.500 m² bedraagt, en de totale oppervlakte van de gronden in eigendom, binnen het grondgebied van de gemeente Buren, minimaal 7.500 m² bedraagt, mag het totaal bebouwd oppervlak van de bijbehorende bouwwerken 200 m² bedragen, onder de voorwaarde dat de extra toegestane m² aan bijbehorende bouwwerken gebruikt worden voor agrarische nevenactiviteiten. d. ter plaatse van de aanduiding "sba-1" mag het totale bebouwde oppervlak van 2 de bijbehorende bouwwerken per woning niet meer bedragen dan 200 m ; e. ter plaatse van de aanduiding "sba-12" mag het totale bebouwde oppervlak van 2 de bijbehorende bouwwerken per woning niet meer bedragen dan 40 m ; f. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; g. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; h. indien het bijbehorend bouwwerk een traditionele hooiberg betreft mag, in de laagste stand van het dak, de hoogte niet meer bedragen dan 10 m en de goothoogte niet meer dan 6 m. 20.2.4 Bij de bouw van de in artikel 20 lid 2.1 sub c bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; b. de hoogte van vlaggenmasten en ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 9 meter; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m. 20.3 Afwijken van de bouwregels 20.3.1 Afwijken t.b.v. de verplaatsing van een woning Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20 lid 2.2 sub b voor de bouw van een woning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. door de verplaatsing wordt een belemmering opgeheven. Bij deze belemmering gaat het om belemmeringen als gevolg van een vrijwaringzone van de weg, een beheerszone van een A-watergang, de binnenste beschermingszone van een dijk, een beschermingszone van een gastransportleiding, een beschermingszone van NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|66 een rioolwatertransportleiding of een beschermingszone van een hoogspanningsleiding (deze lijst is limitatief); b. als geen belemmering als genoemd in lid a wordt opgeheven, moet de nieuwe plaats van de woning passend zijn binnen het bestaande verkavelingspatroon; c. de verplaatsing mag geen landschappelijke, stedebouwkundige of milieuhygiënische bezwaren geven; d. het aantal woningen mag niet wijzigen en het aantal aaneengebouwde woningen moet gelijk blijven; e. de nieuwe plaats van de woning mag niet liggen binnen; o een vrijwaringzone van een weg; o de binnenste beschermingszone een dijk; o een geluidzone; f. de bestaande woning moet binnen twee maanden na het in gebruik nemen van de nieuwe woning in zijn geheel zijn gesloopt; 20.3.2 Afwijken t.b.v. het vergroten van de inhoud van een woning Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20 lid 2.2, voor de bouw van een woning tot meer dan de toegestane inhoud, indien en voor zover de overschrijding van de toegestane inhoud niet meer 3 2 bedraagt dan 10 m per 50 m te slopen surplus aan bijgebouwen op het desbetreffende erf 3 3 en niet meer dan 100 m en tot een absoluut maximum van 750 m . 20.3.3 Afwijken t.b.v. bijbehorende bouwwerken Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20 lid 2.3 sub a, tot een totaal bebouwd oppervlak voor bijbehorende 2 bouwwerken van maximaal 200 m , indien en voor zover de overschrijding van het toegestane oppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het oppervlak van een te slopen surplus aan bijbehorende bouwwerken op het desbetreffende erf en deze bepaling niet cumulatief wordt toegepast met het bepaalde in artikel 20 lid 2.3 sub c. 20.4 Specifieke gebruiksregels 20.4.1 Strijdig gebruik Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Wonen" wordt in ieder geval gerekend: a. het vergroten van het bestaande aantal woningen; b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning. 20.4.2 Aan huis gebonden beroep of bedrijf Gebruik van ruimten ten behoeve van een aan huis gebonden beroepen of bedrijven wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt als de volgende bepalingen in acht worden genomen: a. Het onbebouwde deel van het perceel mag niet worden gebruikt voor aan huis gebonden beroepen en bedrijven, met uitzonderingen van parkeervoorzieningen die zijn afgestemd op de activiteit; b. Degene die de activiteiten uitvoert, moet de bewoner van de woning zijn; c. Er mag geen detailhandel plaatsvinden, tenzij het detailhandel betreft in de vorm van een webwinkel.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|67
ARTIKEL 21 WONEN - UITERWAARDGEBIED 21.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Wonen - uiterwaardgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
bewoning; bijbehorende voorzieningen; aan huis gebonden beroepen en bedrijven; landschappelijke beplanting; (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
21.2 Bouwregels 21.2.1 Algemeen Op de gronden met de bestemming 'Wonen - Uiterwaardgebied" mogen uitsluitend worden gebouwd: a. het bestaande aantal woningen, dan wel - indien nog geen woning aanwezig is één woning per bestemmingsvlak; b. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bestemming; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming; d. ruimten voor een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m² en de woonfunctie over tenminste 70% van de totale inhoud van de gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft. 21.2.2 Bij de bouw van de in artikel 21 lid 2.1 sub a en artikel 21 lid 2.1 sub b bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. het bebouwd oppervlak van ieder afzonderlijk gebouw mag niet meer bedragen dan 110% van de bebouwde oppervlakte van het betreffende gebouw volgens de "Staat van oppervlakten" bij deze regels; b. de inhoud van ieder afzonderlijk gebouw mag niet meer bedragen dan 110% van de bestaande inhoud van het betreffende, onder sub a bedoelde, gebouw; c. in plaats van ieder afzonderlijk gebouw mag het gestelde onder sub a en sub b ook worden toegepast op naar functie en op hetzelfde perceel bij elkaar behorende gebouwen; d. de bebouwing moet worden gesitueerd binnen dat deel van het bestemmingsvlak dat is gelegen achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning; e. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor de gemeenschappelijke perceelsgrens tussen woningen die aan elkaar zijn gebouwd. 21.2.3 Bij de bouw van de in artikel 21 lid 2.1 sub a bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. het bestaande aantal woningen mag niet worden gewijzigd; b. indien het betreft volledige herbouw of vervanging, moet de nieuwe woning op de plaats van de te herbouwen of te vervangen woning worden gebouwd; c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m; d. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; e. de woning moet met een kap worden afgedekt, waarvan de dakhelling minimaal 30 graden en maximaal 60 graden bedraagt. NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|68
21.2.4 Bij de bouw van de in artikel 21 lid 2.1 sub b bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; 21.2.5 Bij de bouw van de in artikel 21 lid 2.1 sub c bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en met in achtneming van het gestelde in artikel 21 lid 2.2, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden: a. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m; b. de hoogte van vlaggenmasten en ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 9 meter; 2 c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10m . 21.3 Specifieke gebruiksregels 21.3.1 Strijdig gebruik Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Wonen - uiterwaardgebied" wordt in ieder geval gerekend: a. het vergroten van het bestaande aantal woningen; b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|69
ARTIKEL 22 LEIDING - GAS 22.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van aardgas. 22.2 Bouwregels Op de gronden met de dubbelbestemming "Leiding - Gas" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming "Leiding - Gas" worden gebouwd. 22.3 Afwijken van de bouwregels 2.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 22 lid 3.2 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019; c. gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad. 22.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22 lid 2, voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in artikel 22 lid 1 bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen. 22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 22.4.1 Het is verboden binnen de dubbelbestemming "Leiding - Gas" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. werken en werkzaamheden welke direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van, van elders aangevoerde, grond, puin of afvalmaterialen; b. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een productieboomgaard, een zacht-fruitopstand, een (boom)kwekerij of een windsingel; c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; e. het indrijven van voorwerpen in de grond; f. buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden; g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; h. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; i. rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|70 22.4.2 Het in artikel 22 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; b. werken en werkzaamheden binnen het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering en bodemexploitatie; c. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet Informatie-uitwisseling ondergrondse netten; e. werken en werkzaamheden die mogen uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; f. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze werken of werkzaamheden, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen vergunning wordt vereist. 22.4.3 De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 22 lid 4.1, zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|71
ARTIKEL 23 LEIDING - RIOOL 23.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding. 23.2 Bouwregels Op de gronden met de dubbelbestemming "Leiding - Riool" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming "Leiding - Riool" worden gebouwd. 23.3 Afwijken van de bouwregels 23.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 3.2 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019; c. gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad. 23.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2, voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in artikel 23 lid 1 bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen. 23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 23.4.1 Het is verboden binnen de dubbelbestemming "Leiding - Riool" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. werken en werkzaamheden welke direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van, van elders aangevoerde, grond, puin of afvalmaterialen; b. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een productieboomgaard, een zacht-fruitopstand, een (boom)kwekerij of een windsingel; c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; e. het indrijven van voorwerpen in de grond; f. buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden. 23.4.2 Het in artikel 23 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|72 b. werken en werkzaamheden binnen het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering en bodemexploitatie; c. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; d. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze werken of werkzaamheden, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist. 23.4.3 De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 23 lid 4.1, zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|73
ARTIKEL 24 WAARDE - ARCHEOLOGISCH ONDERZOEKGEBIED - 1 24.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. 24.2 Bouwregels Op gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen: a. indien het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 30 cm; of: 2 b. indien het bouwwerken betreft met geen grotere oppervlakte dan 1000 m ; of: c. indien het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid; of: d. indien het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw; of: e. indien het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. 24.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24 lid 2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld door het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. 24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 24.4.1 Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage; c. het verwijderen van bestaande funderingen; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|74 h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 24.4.2 Het in artikel 24 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld of werken en werkzaamheden die geen grotere oppervlakte 2 betreffen dan 1000 m ; b. werken en werkzaamheden voor zover het betreft voortzetting van de bestaande agrarische teelt, of, indien (uit historisch (kaart)materiaal blijkt dat) sprake is van wisselteelt met een ten opzichte van het voorgaande gewas diepwortelender gewas, daardoor geen sprake is van een in verband met het archeologisch belang nadeliger verstoring van de bodem; c. werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt; d. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande tracés van kabels en leidingen; e. werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend; f. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; g. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; h. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen. 24.4.3 Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 24 lid 4.1, kan alleen worden verleend, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|75
ARTIKEL 25 WAARDE - ARCHEOLOGISCH ONDERZOEKGEBIED - 2 25.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. 25.2 Bouwregels Op gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-2” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen: a. indien het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 30 cm; of: 2 b. indien het bouwwerken betreft met geen grotere oppervlakte dan 2000 m ; of; c. indien het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid; of: d. indien het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw; of: e. indien het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. 25.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld door het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. 25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 25.4.1 Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-2” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage; c. het verwijderen van bestaande funderingen; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|76 h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 25.4.2 Het in artikel 25 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld of werken en werkzaamheden die geen grotere oppervlakte 2 betreffen dan 2000 m ; b. werken en werkzaamheden voor zover het betreft voortzetting van de bestaande agrarische teelt, of, indien (uit historisch (kaart)materiaal blijkt dat) sprake is van wisselteelt met een ten opzichte van het voorgaande gewas diepwortelender gewas, daardoor geen sprake is van een in verband met het archeologisch belang nadeliger verstoring van de bodem; c. werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt; d. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande tracés van kabels en leidingen; e. werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend; f. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; g. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; h. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen. 25.4.3 Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 25 lid 4.1, kan alleen worden verleend, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|77
ARTIKEL 26 WAARDE - ARCHEOLOGISCH ONDERZOEKGEBIED - 3 26.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. 26.2 Bouwregels Op gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-3” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen: a. indien het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 30 cm; of: 2 b. indien het bouwwerken betreft met geen grotere oppervlakte dan 30 m ; of: c. indien het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid; of: d. indien het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw; of: e. indien het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. 26.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26 lid 2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld door het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. 26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 26.4.1 Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-3” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage; c. het verwijderen van bestaande funderingen; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|78 h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 26.4.2 Het in artikel 26 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld of werken en werkzaamheden die geen grotere oppervlakte 2 betreffen dan 30 m ; b. werken en werkzaamheden voor zover het betreft voortzetting van de bestaande agrarische teelt, of, indien (uit historisch (kaart)materiaal blijkt dat) sprake is van wisselteelt met een ten opzichte van het voorgaande gewas diepwortelender gewas, daardoor geen sprake is van een in verband met het archeologisch belang nadeliger verstoring van de bodem; c. werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt; d. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande tracés van kabels en leidingen; e. werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend; f. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; g. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; h. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen. 26.4.3 Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 26 lid 4.1, kan alleen worden verleend, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|79
ARTIKEL 27 WAARDE - ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED 27.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Archeologisch waardevol gebied" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. 27.2 Bouwregels Op gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch waardevol gebied” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen en voor zover bij de bouw hiervan geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 0,30 m beneden het bestaande maaiveld. 27.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27 lid 2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld door het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. 27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 27.4.1 Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch waardevol gebied” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage; c. het verwijderen van bestaande funderingen; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 27.4.2 Het in artikel 27 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|80 oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande tracés van kabels en leidingen; b. werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend; c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; d. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; e. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen. 27.4.3 Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 27 lid 4.1, kan alleen worden verleend indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|81
ARTIKEL 28 WAARDE - CULTUURHISTORIE 28.1 Bestemmingsomschrijving 28.1.1 De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden. 28.1.2 Tot de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de in artikel 28 lid 1.1 bedoelde gronden worden gerekend: a. b. c. d.
reliëf: de ruggen, geulen, dijken, kaden en huisterpen; waterhuishouding: de contouren van de waterpartijen; verkaveling: de tracés en patronen van de kavelgrenzen, wegen en waterlopen; bebouwing: de locaties van de bebouwing, zoals deze op de desbetreffende gronden voorkomen, dan wel uit historische bronnen bekend zijn.
28.2 Bouwregels Op gronden met de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie" gelegen buiten een bouwvlak van een enkelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd. 28.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28 lid 2 voor de bouw van gebouwen, indien: a. deze zijn toegestaan op basis van de eveneens voor deze gronden geldende andere (enkel)bestemming, of; b. deze toegestaan kunnen worden op basis van de afwijkingsregels van dit plan, en; c. gehoord de gemeentelijke monumentencommissie is gebleken dat hierdoor het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied niet blijvend onevenredig wordt aangetast. 28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 28.4.1 Het is verboden binnen de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie", voor zover dit niet betreft de bouwvlakken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voor zover deze van elders zijn aangevoerd; b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; c. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, niet zijnde agrarisch productiebos, productieboomgaard (voor zover geen hoogstamboomgaard), zachtfruitopstand of (boom)kwekerij en voor zover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden; d. het aanplanten van een houtopstand, niet zijnde agrarisch productiebos, productieboomgaard (voor zover geen hoogstamboomgaard), zacht-fruitopstand of (boom)kwekerij; NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|82 e. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen en paden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; f. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterpartijen en watergangen; g. het wijzigen van de tracés en patronen van de kavelgrenzen, wegen en waterlopen, alsmede van het reliëf. 28.4.2 Het in artikel 28 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; b. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet; c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; d. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken; e. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist. 28.4.3 Het bevoegd gezag gaat pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 28 lid 4.1, indien is gebleken dat hierdoor de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|83
ARTIKEL 29 WAARDE - ECOLOGIE 29.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waarde - Ecologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ecologische linten. 29.2 Bouwregels Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie" mogen geen bouwwerken worden gebouwd. 29.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29 lid 2, voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in artikel 29 lid 1 bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de Beleidslijn grote rivieren; c. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019, vastgesteld op 27 oktober 2009. 29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 29.4.1 Het is verboden binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden; b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen en paden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterpartijen en watergangen. 29.4.2 Het in artikel 29 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor: a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; b. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud van watergangen; c. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; d. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze werken of werkzaamheden, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist. 29.4.3 De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, als bedoeld in artikel 29 lid 4.1, zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden de ecologische ontwikkelingsmogelijkheden niet onevenredig worden beperkt en, voor zover de gronden
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|84 gelegen zijn aan de rivierzijde van de buitenkruinlijn van de winterdijk, gehoord de betrokken rivierbeheerder,is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen, de Beleidlijn grote rivieren mede in acht genomen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|85
ARTIKEL 30 WATERSTAAT - BEHEERSZONE WATERGANG 30.1 Bestemmingsomschrijving 30.1.1 De voor "Waterstaat - Beheerszone watergang" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a. bescherming, beheer en verbetering van watergangen; b. voorzieningen voor de waterhuishouding. 30.1.2 Op de gronden met de dubbelbestemming "Waterstaat - Beheerszone watergang" is tevens de Algemene Keur van het Waterschap Rivierenland van toepassing. 30.2 Bouwregels 30.2.1 Op gronden met de bestemming “Waterstaat - Beheerszone watergang”, met uitzondering van de gronden met de eveneens voor deze gronden aangegeven bestemming “Water”, mogen geen bouwwerken worden gebouwd. 30.2.2 Voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor de eveneens voor deze gronden aangegeven bestemming “Water”, mogen op deze gronden bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de bepalingen van die bestemming. 30.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30 lid 2.1 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven andere bestemmingen, en uit een schriftelijke verklaring van de betrokken waterbeheerder is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|86
ARTIKEL 31 WATERSTAAT - BEHEERSZONE WATERWEG 31.1 Bestemmingsomschrijving De op de verbeelding voor "Waterstaat - Beheerszone waterweg" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het beheer van de aangrenzende rivier; b. afvoer van water, ijs en sediment; c. werkzaamheden in het kader van de vergroting van het waterbergend en afvoerend vermogen van de aangrenzende rivier; met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de op de verbeelding eveneens aangegeven overige bestemmingen. 31.2 Bouwregels 31.2.1 Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beheerszone waterweg" mogen uitsluitend worden gebouwd masten ten behoeve van verlichting en bebakening van de aangrenzende rivier. 31.2.2 Bij de bouw van de in artikel 31 lid 2.1 bedoelde masten mag de hoogte niet meer bedragen dan 10 m. 31.3 Afwijken van de bouwregels 31.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31 lid 2, voor de bouw van bouwwerken, indien en voorzover deze zijn toegestaan voor de in artikel 31 lid 1 bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019, vastgesteld op 27 oktober 2009; c. gehoord de betrokken rivierbeheerder, is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen, de Beleidslijn grote rivieren mede in acht genomen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|87
ARTIKEL 32 WATERSTAAT - WATERKERING 32.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken. 32.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 32 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder waterkerende functie bedraagt ten hoogste 3 m; c. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd. 32.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 32 lid 2 sub c met inachtneming van de volgende regels: a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|88
HOOFDSTUK 3: ALGEMENE REGELS ARTIKEL 33 ANTI-DUBBELTELREGEL Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 34 ALGEMENE BOUWREGELS 34.1 Monumentale en karakteristieke bebouwing 34.1.1 Bestemmingsomschrijving De als 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'karakteristiek' aangewezen bebouwing is, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van de monumentale of karakteristieke hoofdvorm van de bestaande hoofdgebouwen. 34.1.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk 34.1.2.1 Vergunningplicht Het is verboden bebouwing met de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding monument' of 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag. 34.1.2.2 Uitzonderingen Het in artikel 34 lid 1.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 34.1.2.3 Criteria De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale of karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing; b. de monumentale of karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld; c. de monumentale of karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is; d. het delen van een hoofdgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt. 34.1.2.4 Voorwaarde Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 34 lid 1.2.1, kan alleen worden verleend indien, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie is gebleken dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht. 34.2 Overschrijding van bouwgrenzen Van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mag met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits: NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|89 a. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter; b. de bouwhoogte van entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw; c. de breedte van entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.
ARTIKEL 35 ALGEMENE GEBRUIKSREGELS 35.1 Strijdig gebruik Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan: a. b. c. d. e.
gebruik als seksinrichting; gebruik als escortbedrijf, gebruik als smartshop; gebruik als coffeeshop; gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als storten/of opslagplaats voor normaal gebruik; f. het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen; 2 g. het gebruik als paardenbak, tennisbaan, vijver groter dan 10 m , zwembad groter 2 dan 10 m en (midget)golf; h. het gebruik ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting; i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen en bedrijfsgebouwen voor bewoning; 35.2 Afwijken van algemene gebruiksregels Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 35 lid 1, indien en voor zover strikte toepassing zou leiden tot een niet door dringende redenen gerechtvaardigde beperking van het meest doelmatige gebruik.
ARTIKEL 36 ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS 36.1 Geluidzone - 57 dB contour Betuweroute 36.1.1 Aanduidingsomschrijving De als "Geluidzone - 57 dB contour Betuweroute" aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van de spoorlijn de Betuweroute als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. 36.1.2 Bouwregels Ter plaatse van de aanduiding “Geluidzone - 57 dB contour Betuweroute” mogen geen nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen worden gebouwd. 36.1.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 36 lid 1.2 en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege de spoorlijn de Betuweroute van de gevels van deze geluidsgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde. 36.1.4 Gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige gebouwen voor geluidsgevoelige functies. 36.1.5 Afwijken van de gebruiksregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 36 lid 1.4 en toestaan dat niet-geluidsgevoelige gebouwen worden gebruikt voor een geluidsgevoelige functie, mits de geluidsbelasting vanwege de spoorlijn NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|90 de Betuweroute van de gevels van deze geluidsgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde. 36.2 Vrijwaringszone - dijk - 1 a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de waterkering; b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd; c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 36 lid 2 sub b, met inachtneming van de volgende regels: 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen; 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder. 36.3 Vrijwaringszone - dijk - 2 Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de waterkering. 36.4 Vrijwaringszone - Molenbiotoop 36.4.1 Aanduidingsomschrijving De op de verbeelding als "Vrijwaringszone - Molenbiotoop" aangewezen gronden zijn bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde als landschapsbepalend element, met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de op de verbeelding eveneens aangegeven overige bestemmingen. 36.4.2 Bouwregels Op de in artikel 36 lid 4.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken worden opgericht met inachtneming van de bepalingen in de onderstaande tabel: gebied binnen de grens aangeduid als:
maximaal toelaatbare hoogte in m:
vrijwaringszone - molenbiotoop M9: molen Op Hoop van Beter bij Ingen (stellingmolen)
voorzover zij meer dan 326 m van de voet van de molen verwijderd zijn: 1/75 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen, vermeerderd met 4,05 m.
vrijwaringszone - molenbiotoop M10: molen De Zwaan in Lienden (grondzeiIer op belt)
voorzover zij meer dan 100 m van de voet van de molen verwijderd zijn: 1/75 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen, vermeerderd met 5,60 m.
vrijwaringszone - molenbiotoop M14: molen De voorzover zij meer dan 100 m van de voet Marsch nabij van de. molen verwijderd zijn: 1/75 van de Lienden (grondzeiler) afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen, vermeerderd met 2,65 m.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|91 36.4.3 Afwijken van de bouwregels 36.4.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 36 lid 5.3.2 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019. 36.4.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 36 lid 4.2 voor het bouwen van bouwwerken met een grotere maximale hoogte, waarbij de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan volgens de overigens voor de betreffende gronden aangegeven bestemmingen is toegestaan en, gehoord de gemeentelijke Monumentencommissie, is gebleken dat hierdoor de windbelemmering niet dusdanig wijzigt dat de betreffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad. 36.4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 36.4.4.1 Het is verboden op de gronden met de aanduiding "Vrijwaringszone - Molenbiotoop" zonder of in afwijking van een een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de gronden te beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing. 36.4.4.2 De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 36 lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, zoals door windbelemmering of belemmering van het uitzicht, geen onevenredig gevaar oplevert of kan opleveren voor het huidige en/of toekomstige functioneren als werktuig en/of voor de waarde van de molen als landschapsbepalend element. 36.4.4.3 Wanneer Burgemeester en Wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, welke op grond van de overige in het plan aan de gronden gegeven bestemmingen is vereist, betrekken zij in hun overwegingen omtrent de toelaatbaarheid tevens het gestelde in artikel 36 lid 4.4.1. 36.5 Vrijwaringszone - Weg 36.5.1 Aanduidingsomschrijving De op de verbeelding als "Vrijwaringszone - weg" aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming van het gebruik van de naastgelegen verkeerswegen, met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de op de verbeelding eveneens aangegeven overige bestemmingen. 36.5.2 Bouwregels Op de gronden met de aanduiding "Vrijwaringszone - weg", in zoverre niet behorend tot de in Verkeer bedoelde gronden, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|92
36.5.3 Afwijken van de bouwregels 6.5.3.1 Algemeen Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 36 lid 5.3.2 wordt pas overgegaan, indien hierdoor: a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad; b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019; c. gehoord de betrokken wegbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de besbetreffende verkeerswegen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad. 36.5.3.2 Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 36 lid 5.2, voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in artikel 36 lid 5.1 bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen.
ARTIKEL 37 ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS 37.1 Bed & breakfast Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van bed & breakfast, indien en voor zover: a. het betreft een woning, die tevens bewoond blijft, met de bestemming "Wonen"; b. niet meer dan 3 slaapkamers met elk 2 slaapplaatsen van de betreffende woning worden ingericht en gebruikt voor bed & breakfast; c. het gebruik van een aangebouwd bijgebouw dat direct door middel van ten hoogste één verbinding vanuit de woning toegankelijk is, is toegestaan, mits geen grotere afstand dan 8 m wordt overbrugd en de verbindingsruimte direct toegang geeft tot de als bed & breakfast voorziening gebruikte ruimte in het bijgebouw; d. de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning; e. parkeren plaats vindt op eigen terrein; f. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. 37.2 Bijbehorende bouwwerken op grotere afstand van woningen Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de bouw van bijbehorende bouwwerken ten dienste van woningen, voor zover deze woningen in het plan zijn opgenomen met bestemming Wonen, indien en voor zover: a. de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw van de bijbehorende woning niet meer bedraagt dan 70 m; b. de gronden waarop het bijbehorende bouwwerk wordt gerealiseerd in eigendom zijn of worden gepacht, waarbij ingeval van pacht sprake moet zijn van een bij de Grondkamer geregistreerd langlopend pachtcontract; c. de gronden deel uitmaken van het bij de desbetreffende woning behorende en direct en ononderbroken aansluitende perceel; d. de regels ten aanzien van bijbehorende bouwwerken zoals deze zijn opgenomen in de bestemming "Wonen" in acht worden genomen, met inbegrip van de NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|93 mogelijkheden waarin de afwijkingsregels, met de bijbehorende voorwaarden, in de bestemming "Wonen" voorzien. 37.3 Ecologische linten Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de aanleg van ecologische linten, indien en voor zover: a. de aanleg plaatsvindt op gronden met de bestemming "Agrarisch", "Agrarisch met waarden - Komgebied", "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" en de desbetreffende gronden tevens zijn gelegen binnen zones van 10 m (langs de Linge en de Korne 12 m) van gronden die in het plan zijn bestemd als "Water"; b. de aanleg plaatsvindt door, namens of met goedkeuring van de betrokken rivier- of waterbeheerder. 37.4 Grenzen en aanduidingen Het bevoegd gezag kan , mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van: a. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m; b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m; c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m. 37.5 Kleine uitbouwen woningen Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de bouw van kleine uitbouwen aan woningen, indien en voor zover: a. de overschrijding van een krachtens het plan aangegeven begrenzing niet meer bedraagt dan 2 m; 2 b. de oppervlakte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 6 m . 37.6 Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, mits voldaan wordt aan het volgende: a. b. c. d. e. f.
de voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied; op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid; er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu; er vindt geen milieubelemmering plaats voor omliggende functies en bedrijven; er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid; er ontstaat geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|94 37.7 Mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een woning in verband met het verlenen van mantelzorg, indien en voor zover: a. er, ingeval er geen ouder/kind relatie is, sprake is van een vastgestelde medische indicatie; b. de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg; c. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 75 m²; d. er sprake is van een gemeenschappelijke entree; e. het verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken; f. indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, mag naast of in plaats van inwoning door verbouw van de woning ook inwoning plaats vinden in een bestaand bijbehorend bouwwerk, mits voldaan wordt aan het volgende: 1. de vloeroppervlakte in gebruik ten behoeve van mantelzorg mag niet meer bedragen dan 60 m², 2. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de woning mag niet meer bedragen dan 12 m; 3. de getroffen functionele voorzieningen worden na afloop van het gebruik verwijderd. 37.8 Minicampings Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de aanleg en het gebruik van gronden als recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, indien en voor zover: a. de minicamping een nevenactiviteit bij een woning betreft; b. de minicamping binnen een afstand van 70 m tot de bijbehorende woning en op een afstand van tenminste 50 m van enige andere woning is gelegen; c. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen en/of agrarische en andere bedrijven; d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf; e. zorg gedragen wordt voor een inpassing in de omgeving met landschappelijke beplanting; f. sanitaire voorzieningen óf binnen de bestaande (bedrijfs)bebouwing dienen te worden gerealiseerd óf, uitsluitend voor zover het gronden betreft die zijn gelegen binnen of direct aansluiten aan de bestemming "Agrarisch" of "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied", binnen maximaal één extra gebouw ten behoeve van 2 sanitaire voorzieningen met geen groter oppervlak dan 50 m , geen grotere goothoogte dan 3 m en geen grotere hoogte dan 7 m. 37.9 Monumenten 37.9.1 Omgevingsvergunning herstel / herbouw Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de instandhouding, dan wel het herstel of de herbouw van bouwwerken, indien en voor zover de instandhouding, dan wel het herstel of de herbouw, noodzakelijk is om te voldoen aan het bepaalde in de Monumentenwet, dan wel de gemeentelijke Monumentenverordening.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|95 37.9.2 Omgevingsvergunning bouwwerken Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van bouwwerken op een erf dat behoort bij een Rijks- of gemeentelijk monument, mits: a. de bouwwerken een meerwaarde geven aan de (het) aanwezige (ensemble van) monumentale bebouwing; b. alle niet bij het monumentale karakter passende bebouwing wordt gesloopt; c. de gemeentelijke monumentencommissie is gehoord en een positief advies heeft gegeven. 37.9.3 Omgevingsvergunning extra woning monument / karakteristiek pand Het bevoegd gezag kan in afwijking van artikel 20 lid 2.1 sub a, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de realisering van één extra woning, indien en voor zover: a. de extra woning wordt gerealiseerd binnen de bestaande inhoud van een gebouw dat tevens is aangemerkt als Rijksmonument of gemeentelijk monument overeenkomstig de Monumentenwet of de gemeentelijke Monumentenverordening, dan wel is aan te merken als karakteristiek en wordt gerealiseerd met als oogmerk de karakteristiek van het desbetreffende gebouw in stand te houden, dan wel te herstellen, en; b. de extra woning een inhoud heeft van tenminste 300 m³. 37.10 Nieuwe bijgebouwen of vergroting woning na sloop voormalige bedrijfsgebouwen en een aanwezig woonbestemming Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de bouw van een bijgebouw, de vergroting van een bijgebouw of de vergroting van een woning, in geval sprake is van de aanwezigheid van (voormalige) bedrijfsgebouwen en de woning is aangewezen voor de bestemming 'Wonen", met dien verstande dat: a. het geen bebouwing betreft welke als Rijks- of gemeentelijk monument is aangemerkt en gehoord de gemeentelijke monumentencommissie is gebleken dat geen sprake is van een zodanige karakteristieke waarde dat handhaving van de bebouwing vanuit dat oogmerk gewenst is; b. alle aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt; c. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de aanwezige voormalige bedrijfsbebouwing wordt afgebroken; 2 d. voor elke m gesloopte bedrijfsgebouwen 60% van de gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd in de vorm van een nieuw bijgebouw of de uitbreiding van 2 bestaande bijgebouwen, tot een maximale oppervlakte van 200 m , met inbegrip van de oppervlakte van de bestaande bijgebouwen; 2 e. voor elke m gesloopte bedrijfsgebouwen mag de inhoud van de bestaande woning worden vergroot, waarbij de volgende regels worden gehanteerd: 1. indien de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen niet meer 2 2 bedraagt dan 750 m mag, voor elke m gesloopte bedrijfsgebouwen, de 3 woning worden uitgebreid met 0,5 m ; 2. indien de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen meer bedraagt 2 2 dan 750 m mag, voor elke m gesloopte bedrijfsgebouwen boven de 750 2 3 m , de woning worden uitgebreid met 0,35 m ; 3 3. de woning mag hierdoor geen grotere inhoud krijgen dan 1.200 m ; f. het gestelde onder sub d en sub e mag naast elkaar worden gebruikt, mits iedere 2 gesloopte m of voor bijgebouwen of voor de woning wordt gebruikt; g. het gestelde in dit artikellid geldt ook indien sprake is van saldering van mogelijkheden op meerdere percelen, met dien verstande dat: 2 1. per perceel minimaal 250 m aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|96 2. voor elk perceel geldt dat alle aanwezige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt; 3. de vervangende nieuwbouw dient gebouwd te worden op het perceel waar dat uit ruimtelijk oogpunt het meest wenselijk is. 37.11 Nutsvoorzieningen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere hoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m. 37.12 Paardenbakken, tennisbanen, vijvers, zwembaden, (midget)golf, theetuinen en buitenexposities voor galeries Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de aanleg van en het gebruik van gronden als paardenbak, tennisbaan, vijver, zwembad geen gebouw zijnde, (midget)golf, theetuin en buitenexpositie voor een galerie, met dien verstande dat: a. het uitsluitend gronden betreft die niet verder dan 70 m uit de gevel van het hoofdgebouw van de bijbehorende woning zijn gelegen, op een afstand van tenminste 5 m tot een perceelgrens zijn gelegen en niet zijn gelegen binnen de aanduiding "Vrijwaringszone - Weg; b. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het gebruik waarvan afwijking wordt verleend met geen grotere hoogte dan 2,5 m mogen worden gebouwd, met dien verstande dat, voor zover het tennisbanen betreft, bijbehorende hekwerken geen grotere hoogte mogen hebben dan 4 m; c. het bepaalde ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden bij de betreffende bepalingen van het plan waarvan afwijking wordt verleend, tevens in acht wordt genomen; d. ingeval van theetuin en buitenexpositie voor galeries voorzien wordt in parkeergelegenheid op eigen terrein.
ARTIKEL 38 ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS 38.1 Archeologische waarden 38.1.1 Verwijderen dubbelbestemming Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 1", "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 2", "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 3" of "Waarde Archeologisch waardevol gebied", waarbij de bestemming geheel of gedeeltelijk vervalt indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. 38.1.2 Toevoegen dubbelbestemming Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen waarbij gronden alsnog worden bestemd tot "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 1", "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 2", "Waarde - Archeologisch onderzoekgebied - 3" of "Waarde Archeologisch waardevol gebied", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|97 38.2 Nutsvoorzieningen Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en transformatorruimten, met dien verstande dat: a. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen; b. de inhoud niet meer dan 150 m³ mag bedragen.
ARTIKEL 39 VOORRANGSREGELING DUBBELBESTEMMINGEN 39.1 Wanneer in het plan gronden zijn aangewezen voor één of meer dubbelbestemmingen, moet de voorrangsregeling volgens artikel 39 lid 2 en artikel 39 lid 3 in acht genomen worden. 39.2 De bouwmogelijkheden op grond van de overige voor de gronden of gebouwen geldende bestemmingen vervallen met dien verstande dat bouwwerken overeenkomstig die bestemmingen wel mogelijk zijn voor zover dit uitdrukkelijk in de regels van de dubbelbestemming is aangegeven. 39.3 Wanneer in het plan gronden zijn aangewezen voor meer dan één dubbelbestemming, mogen op grond van de ene dubbelbestemming geen bouwwerken worden toegelaten indien deze op grond van één van de andere dubbelbestemmingen niet toelaatbaar zijn. 39.4 In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming "Leiding - Gas" vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding - Gas" voorrang krijgt.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan
|98
HOOFDSTUK 4: OVERGANGS- EN SLOTREGELS ARTIKEL 40 OVERGANGSRECHT 40.1 Overgangsrecht bouwwerken 40.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 40.1.2 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 40 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 40 lid 1.1 met maximaal 10%. 40.1.3 Uitzondering artikel 40 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan. 40.2 Overgangsrecht gebruik 40.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 40.2.2 Verbod verandering gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 40 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 40.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik Indien het gebruik, bedoeld in artikel 40 lid 2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 40.2.4 Uitzondering artikel 40 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
ARTIKEL 41 SLOTREGEL Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, reparatieplan'.
NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg01
bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan