BELGISCH STAATSBLAD — 05.08.2010 — MONITEUR BELGE
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE
VLAAMSE OVERHEID N. 2010 — 2630 [C − 2010/35532] 9 JULI 2010. — Decreet betreffende de bestuurlijk-administratieve archiefwerking (1) Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende de bestuurlijk-administratieve archiefwerking. HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen, definities en toepassingsgebied Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. Art. 2. Dit decreet wordt aangehaald als : het Archiefdecreet van 9 juli 2010. Art. 3. In dit decreet wordt verstaan onder : 1° archiefbeheer : het organiseren en uitvoeren van de archiefvorming, het ontsluiten, het toegankelijk maken, het selecteren, het vernietigen of bewaren en het beschikbaar stellen van de archiefdocumenten; 2° archiefdocumenten : alle documenten die ongeacht hun datum, vorm, ontwikkelingsstadium of drager naar hun aard bestemd zijn om te berusten onder de zorgdrager die ze heeft ontvangen, verworven of opgemaakt uit hoofde van zijn activiteiten of taken of ter handhaving van zijn rechten; 3° archiefzorg : de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het archiefbeheer; 4° selectielijst : staat van categorieën archiefdocumenten die voor blijvende bewaring dan wel voor vernietiging in aanmerking komen, voorafgegaan door een verantwoording, met vermelding van termijnen na het verstrijken waarvan de vernietiging wel of niet mag plaatsvinden. Art. 4. Dit decreet is van toepassing op de volgende instanties : 1° de door de decreetgever opgerichte administratieve rechtscolleges; 2° de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest; 3° de gemeenten en de districten; 4° de provincies; 5° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden; 6° de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in titel 7 en 8 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 7° de kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 8° de polders en de wateringen; 9° de andere gemeentelijke en provinciale instellingen, met inbegrip van de verenigingen zonder winstoogmerk waarin een of meer gemeenten of provincies minstens de helft van de stemmen in een van de beheersorganen hebben. Zij worden elk hierna zorgdrager genoemd. HOOFDSTUK 2. — Zorg en beheer Art. 5. § 1. Elke zorgdrager draagt de archiefzorg over de onder hem berustende archiefdocumenten. De archiefdocumenten zijn onvervreemdbaar en zijn niet voor verjaring vatbaar. § 2. Elke zorgdrager brengt en bewaart de onder hem berustende archiefdocumenten in goede, geordende en toegankelijke staat gedurende de volledige levenscyclus, van de creatie, verwerving of ontvangst tot aan de eventuele vernietiging. § 3. De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast inzake de goede, geordende en toegankelijke staat. Art. 6. § 1. De archiefzorg van opgeheven of samengevoegde zorgdragers wordt gedragen door de rechtsopvolger. § 2. Voor archiefdocumenten van zorgdragers die gesplitst worden, treffen de rechtsopvolgers in onderlinge overeenstemming een regeling. § 3. Archiefdocumenten van zorgdragers zonder rechtsopvolger worden toevertrouwd aan een bij de ontbinding aangewezen zorgdrager. § 4. Bij ontstentenis van een regeling binnen een redelijke termijn wijst de Vlaamse Regering een zorgdrager aan waaraan de archiefdocumenten worden toevertrouwd. Art. 7. § 1. Het archiefbeheer voldoet aan de volgende criteria : 1° de wijze waarop de zorgdrager zijn archiefdocumenten in goede, geordende en toegankelijke staat brengt en bewaart, wordt vastgesteld in procedures; 2° de archiefdocumenten worden ontsloten in openbare staten, die bekendgemaakt worden;
50321
50322
BELGISCH STAATSBLAD — 05.08.2010 — MONITEUR BELGE 3° de archiefdocumenten die de zorgdrager niet heeft ontvangen of opgemaakt uit hoofde van zijn activiteiten of taken of ter handhaving van zijn rechten, maar van een derde heeft verworven, en die door de wilsuiting van die derde niet of beperkt raadpleegbaar zijn, worden beschreven in een openbare staat, die bekendgemaakt wordt; 4° de uitvoerders van het archiefbeheer zijn voldoende deskundig om die taak uit te voeren; 5° de uitvoerders van het archiefbeheer zijn onderworpen aan een deontologische code. § 2. De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast voor de criteria, vermeld in paragraaf 1. Art. 8. De zorgdragers kunnen op het vlak van hun archiefbeheer onderling samenwerken, met inachtneming van de geldende regelgeving. Art. 9. § 1. De Vlaamse Regering kan, in overleg met de betrokken zorgdragers, een externe audit van het archiefbeheer bij de zorgdragers uitvoeren. § 2. De audit omvat ten minste : 1° de controle op de naleving van de bepalingen over archiefzorg, vermeld in artikel 5 en 6; 2° de controle op het archiefbeheer, vermeld in artikel 7; 3° de controle op de naleving van de selectielijsten, vermeld in artikel 12; 4° de controle op het verlenen van toegang tot archiefdocumenten voor wetenschappelijke doeleinden, vermeld in artikel 14; 5° een identificatie van de mogelijkheden tot verbetering van de effectiviteit en de efficiëntie van het archiefbeheer van de betrokken zorgdragers. § 3. De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast inzake de werking, de financiering en de periodiciteit van de audit. HOOFDSTUK 3. — Ondersteuning Art. 10. De Vlaamse Regering zorgt in het kader van de ondersteuning van de archiefzorg en het archiefbeheer bij zorgdragers voor de uitoefening van de volgende taken : 1° administratieve ondersteuning van de selectiecommissies; 2° beeldvorming en communicatie; 3° beheer van het centrale register, vermeld in artikel 16; 4° praktijkondersteuning; 5° praktijkontwikkeling; 6° zorg voor de onderlinge consistentie van de selectielijsten. De Vlaamse Regering kan de taken vermeld in het eerste lid, concretiseren of aanvullen. HOOFDSTUK 4. — Selectie en vernietiging Art. 11. § 1. De Vlaamse Regering stelt per bestuursniveau een selectiecommissie samen, belast met het opstellen en op geregelde tijdstippen actualiseren van de algemene selectielijst voor dat bestuursniveau. De selectiecommissie bestaat uit leden die in hoge mate vertrouwd zijn met de materie. § 2. Als een of meer archiefdocumenten of categorieën van archiefdocumenten niet opgenomen zijn in een algemene selectielijst, kan een zorgdrager een aanvullende, specifieke selectielijst voorleggen aan de betrokken selectiecommissie. De selectiecommissie toetst de specifieke selectielijsten aan de bepalingen van paragraaf 3, en bezorgt ze aan de Vlaamse Regering. § 3. Bij het ontwerpen van een selectielijst moet rekening gehouden worden met : 1° de taak van de zorgdragers; 2° de verhouding van de zorgdragers tot andere zorgdragers; 3° de waarde van de archiefdocumenten als bestanddeel van het culturele patrimonium; 4° het belang van de in de archiefdocumenten voorkomende gegevens voor zorgdragers, recht- of bewijszoekenden of wetenschappelijke doeleinden. Bij de selectielijst wordt een verantwoording gevoegd. § 4. De Vlaamse Regering bekrachtigt de selectielijsten. De selectielijsten worden bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de Vlaamse Regering. § 5. De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen vast inzake de selectielijsten, de samenstelling en de werking van de selectiecommissies, alsook de vergoedingen die uitgekeerd kunnen worden aan de leden ervan. Art. 12. § 1. Zorgdragers kunnen archiefdocumenten alleen vernietigen als ze over een vastgestelde selectielijst beschikken en als die vernietiging overeenstemt met de bepalingen van de vastgestelde selectielijst. § 2. Zorgdragers houden van de vernietiging van archiefdocumenten een gedateerde verklaring bij, die ten minste een specificatie van de vernietigde archiefdocumenten bevat, en die aangeeft op grond waarvan de vernietiging is uitgevoerd. Die verklaring is openbaar en wordt bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de Vlaamse Regering. HOOFDSTUK 5. — Toegang tot archiefdocumenten Art. 13. § 1. Op archiefdocumenten die geen bestuursdocumenten zijn in de zin van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, is voormeld decreet overeenkomstig van toepassing. § 2. De vereiste van het aantonen van een belang vermeld in artikel 17, § 2, en de uitzonderingsgronden vastgelegd in artikelen 13, 14 en 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, kunnen, met uitzondering van deze vermeld in artikel 13, 2° en 6°, artikel 14, 2° en 3°, artikel 15, § 1, 1°, 5°, 6° en 7°, van voormeld decreet, na 30 jaar na opmaak of ontvangst niet langer worden ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren.
BELGISCH STAATSBLAD — 05.08.2010 — MONITEUR BELGE Art. 14. § 1. In afwijking van artikelen 13, § 2, kan elke zorgdrager toegang verlenen tot archiefdocumenten als om toegang wordt verzocht voor wetenschappelijke doeleinden. De zorgdrager kan de toegang onderwerpen aan bijzondere en specifieke voorwaarden. § 2. De aanvraag tot toegang bevat minstens : 1° een bewijs van de identiteit van de aanvrager; 2° een vermelding van de te raadplegen archiefdocumenten; 3° een omstandige motivering en beschrijving van de wetenschappelijke doeleinden en de onderzoeksmethoden die gebruikt zullen worden. De aanvraag is gericht aan de zorgdrager waaronder de archiefdocumenten in kwestie naar hun aard bestemd zijn om te berusten. Ze wordt schriftelijk of elektronisch ingediend, of door persoonlijke overhandiging. § 3. De beslissing over de aanvraag wordt gebaseerd op de volgende criteria : 1° het wetenschappelijke karakter van de onderzoeksmethode; 2° de wetenschappelijke meerwaarde van de doeleinden; 3° de mogelijkheid voor de zorgdrager om het ongepubliceerde onderzoeksresultaat in te kijken; 4° de mate van verspreiding van het onderzoeksresultaat; 5° de wijze waarop gevoelige gegevens verwerkt worden; 6° de wijze waarop persoonsgegevens geanonimiseerd worden; 7° de mate waarin afbreuk gedaan wordt aan de beperkingen die bij wet of decreet gesteld worden aan de openbaarheid van bestuur. § 4. De beslissing over de aanvraag wordt, onverminderd delegatie, genomen door : 1° voor de administratieve rechtscolleges : de griffier; 2° voor de zorgdragers, vermeld in artikel 4, § 1, 2° : de ambtenaar-generaal; 3° voor de gemeenten en de districten : de secretaris; 4° voor de provincies : de griffier; 5° voor de zorgdragers, vermeld in artikel 4, § 1, 5° : de voorzitter van de vereniging; 6° voor de zorgdragers, vermeld in artikel 4, § 1, 6° : de secretaris van het O.C.M.W. of de leidend ambtenaar van de vereniging; 7° voor de zorgdragers, vermeld in artikel 4, § 1, 7° : de voorzitter; 8° voor de polders en de wateringen : de dijkgraaf van de polder of de voorzitter van de watering; 9° voor de zorgdragers, vermeld in artikel 4, § 1, 9° : de voorzitter van de raad van bestuur. § 5. Tenzij hij de toestemming heeft van de betrokkenen, weigert de zorgdrager de toegang voor wetenschappelijke doeleinden evenwel indien de archiefdocumenten : 1° onderhevig zijn aan geheimhoudingsbepalingen; 2° informatie bevatten die door derden vrijwillig is verstrekt en uitdrukkelijk als vertrouwelijk is bestempeld; 3° vertrouwelijke commerciële en industriële informatie bevatten, die om een gelegitimeerd economisch belang te vrijwaren beschermd wordt; 4° op contractuele basis werden verworven en waarvan de tijdelijke geheimhouding werd gestipuleerd. § 6. De aanvraag wordt door de zorgdrager zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen zestig kalenderdagen schriftelijk of elektronisch beantwoord. De negatieve of gedeeltelijk positieve beslissing bevat de reden voor de weigering. De motiveringsverplichting mag evenwel niet : 1° de uitwendige veiligheid van de Staat in het gedrang brengen; 2° de openbare orde verstoren; 3° afbreuk doen aan de eerbied voor het privéleven; 4° afbreuk doen aan de bepalingen over de zwijgplicht. Art. 15. De raadpleging van de archiefdocumenten is kosteloos, maar de overhandiging van een afschrift kan afhankelijk gemaakt worden van de betaling van een bedrag op basis van een redelijke kostprijs. HOOFDSTUK 6. — Centrale ontsluiting van archiefdocumenten Art. 16. § 1. De Vlaamse Regering richt een centraal, geautomatiseerd register op dat de ontsluiting van de archiefdocumenten die door zorgdragers permanent bewaard moeten worden, realiseert en de publieksgerichte en wetenschappelijke valorisatie ervan optimaliseert. De databanken die in dat kader worden opgemaakt, zijn openbaar. § 2. Het register is eigendom van de Vlaamse Gemeenschap. § 3. De Vlaamse Regering stelt de nadere bepalingen over de gegevensinvoer en de werking van het register vast. HOOFDSTUK 7. — Slotbepalingen Art. 17. De bestaande selectielijsten die ingevolge artikel 5 van de Archiefwet van 24 juni 1955 goedgekeurd zijn, blijven gehandhaafd tot ze vervangen zijn door op grond van artikel 11 van dit decreet vastgestelde selectielijsten. Ze kunnen zolang door zorgdragers gebruikt worden om archiefdocumenten te vernietigen, overeenkomstig artikel 12.
50323
50324
BELGISCH STAATSBLAD — 05.08.2010 — MONITEUR BELGE Art. 18. Dit decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 9, dat in werking treedt op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 9 juli 2010. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE Nota (1) Zitting 2009-2010. Stukken. — Ontwerp van decreet : 547 – Nr. 1. — Amendement : 547 – Nr. 2. — Verslag : 547 – Nr. 3. — Tekst aangenomen door de plenaire vergadering: 547 – Nr. 4 Handelingen. — Bespreking en aanneming : vergaderingen van 30 juni 2010.
TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2010 — 2630 [C − 2010/35532] 9 JUILLET 2010. — Décret relatif à l’organisation des archives administratives et de gestion (1) Le Parlement flamand a adopté et Nous, Gouvernement, sanctionnons ce qui suit : Décret relatif à l’organisation des archives administratives et de gestion. CHAPITRE 1er. — Dispositions générales, définitions et champ d’application Article 1er. Le présent décret règle une matière communautaire et régionale. Art. 2. Le présent décret peut être cité comme : le décret sur les archives du 9 juillet 2010. Art. 3. Dans le présent décret, on entend par : 1° gestion archivistique : l’action d’organiser et d’exécuter l’établissement des archives, d’ouvrir, de rendre accessibles, de sélectionner, de détruire ou de conserver et de rendre disponibles les documents d’archives; 2° documents d’archives : tout document, quels que soient sa date, forme, stade de développement ou support, qui de part sa nature est destiné à être confié au garant qui l’a rec¸ u, acquis ou établi du chef de ses activités ou tâches ou en vue du maintien de ses droits; 3° charge archivistique : la responsabilité administrative de la gestion archivistique; 4° liste de sélection : état des catégories de documents d’archives entrant en ligne de compte pour conservation permanente ou pour destruction, précédées d’une justification, avec mention des délais après lesquels la destruction peut avoir lieu, ou non. Art. 4. Le présent décret est d’application aux instances suivantes : 1° les juridictions administratives établies par le législateur décrétal; 2° les services, institutions et personnes morales relevant de la Communauté flamande ou de la Région flamande; 3° les communes et les districts; 4° les provinces; 5° les structures de coopération intercommunale; 6° les centres publics d’aide sociale et les associations, visées aux titres 7 et 8 du décret du 19 décembre 2008 relatif à l’organisation des centres publics d’aide sociale; 7° les fabriques d’églises et les établissements chargés de la gestion du temporel des cultes reconnus; 8° les polders et les wateringues; 9° les autres institutions communales et provinciales, y compris les associations sans but lucratif dans lesquelles une ou plusieurs communes ou provinces ont au moins la moitié des voix dans l’un des organes de gestion. Chacun d’entre eux est appelé garant ci-après. CHAPITRE 2. — Charge et gestion er
Art. 5. § 1 . Tout garant a la charge archivistique des documents d’archives à lui confiés. Les documents d’archives sont inaliénables et ne sont pas susceptibles à la prescription. § 2. Tout garant assure la mise et la conservation en état de bonne qualité, d’ordre et d’accessibilité des documents d’archives à lui confiés durant tout leur cycle de vie à partir de leur création ou réception jusqu’à l’éventuelle destruction. § 3. Le Gouvernement flamand arrête les modalités relatives à l’état de bonne qualité, d’ordre et d’accessibilité. Art. 6. § 1er. La charge archivistique des garants dissous ou fusionnés est reprise par le successeur. § 2. Pour les documents d’archives de garants scindés, les successeurs conviennent un règlement de commun accord.
BELGISCH STAATSBLAD — 05.08.2010 — MONITEUR BELGE § 3. Les documents d’archives des garants sans successeur sont confiés à un garant qui est désigné lors de la dissolution. § 4. A défaut d’un règlement dans un délai raisonnable, le Gouvernement flamand désigne un garant auquel sont confiés les documents d’archives. Art. 7. § 1er. La gestion archivistique répond aux critères suivants : 1° la manière dont le garant assure la mise et la conservation en état de bonne qualité, d’ordre et d’accessibilité, est fixée dans des procédures; 2° les documents d’archives sont rendus accessibles dans des états publics, qui sont publiés; 3° les documents d’archives que le garant n’a pas rec¸ us ou établis du chef de ses activités ou tâches ou en vue du maintien de ses droits, mais qu’il a acquis d’un tiers, et qui par la manifestation de volonté de ce tiers ne sont pas ou que partiellement consultables, sont décrits dans un état public, qui est publié; 4° les réalisateurs de la gestion archivistique sont suffisamment experts pour s’acquitter de cette tâche; 5° les réalisateurs de la gestion archivistique sont soumis à un code de déontologie. § 2. Le Gouvernement flamand arrête les modalités pour les critères, visés au paragraphe 1er. Art. 8. Pour ce qui concerne leur gestion archivistique, les garants peuvent coopérer entre eux, dans le respect de la réglementation en vigueur. Art. 9. § 1er. Le Gouvernement flamand peut effectuer, en consultation avec les garants concernés, un audit externe de la gestion archivistique auprès des garants. § 2. L’audit comprend au moins : 1° le contrôle du respect des dispositions relatives à la charge archivistique, visée aux articles 5 et 6; 2° le contrôle de la gestion archivistique, visée à l’article 7; 3° le contrôle du respect des listes de sélection, visées à l’article 12; 4° le contrôle de l’autorisation d’accès aux documents d’archives à des fins scientifiques, visées à l’article 14; 5° une identification des possibilité d’amélioration de l’effectivité et de efficacité de la gestion archivistique des garants concernés. § 3. Le Gouvernement flamand arrête les modalités relatives au fonctionnement, au financement et à la périodicité de l’audit. CHAPITRE 3. — Appui Art. 10. Le Gouvernement flamand assure les tâches suivantes dans le cadre de l’appui à la charge et à la gestion archivistiques auprès des garants : 1° l’appui administratif des commissions de sélection; 2° création de l’image et communication; 3° gestion du registre central, visé à l’article 16; 4° appui pratique; 5° développement de la pratique; 6° gestion de la compatibilité des listes de sélection. Le Gouvernement flamand peut concrétiser ou compléter les tâches visées à l’alinéa premier. CHAPITRE 4. — Sélection et destruction er
Art. 11. § 1 . Le Gouvernement flamand crée une commission de sélection par niveau administratif, chargée d’établir et d’actualiser régulièrement la liste de sélection générale pour ce niveau administratif. Les membres de la commission de sélection sont experts en la matière. § 2. Lorsqu’un ou plusieurs documents d’archives ou catégories de documents d’archives ne sont pas repris dans une liste de sélection générale, un garant peut soumettre une liste de sélection complémentaire et spécifique à la commission de sélection concernée. La commission de sélection vérifie la conformité des listes de sélection spécifiques aux dispositions du paragraphe 3, et les transmet au Gouvernement flamand. § 3. Les éléments suivants doivent être pris en compte lors de l’établissement d’une liste de sélection : 1° la tâche du garant; 2° la relation des garants vis-à-vis d’autres garants; 3° la valeur des documents d’archives comme faisant partie du patrimoine culturel; 4° l’importance des informations présentes dans les documents d’archives pour les garants, justiciables ou personnes en quête de certaines preuves ou pour des fins scientifiques. Une justification est jointe à la liste de sélection. § 4. Le Gouvernement flamand sanctionne les listes de sélection. Les listes de sélection sont publiées conformément aux dispositions du Gouvernement flamand. § 5. Le Gouvernement flamand arrête les modalités relatives aux listes de sélection, à la composition et au fonctionnement des commissions de sélection, ainsi qu’aux indemnités versées aux membres des commissions. Art. 12. § 1er. Les garants ne peuvent détruire les documents d’archives que lorsqu’ils disposent d’une liste arrêtée et que cette destruction correspond aux dispositions de la liste arrêtée. § 2. Les garants tiennent une déclaration datée de la destruction des documents d’archives. Cette déclaration contient au moins une spécification des documents d’archives détruits et indique également le motif de la destruction. Cette déclaration est publique et est publiée conformément aux dispositions du Gouvernement flamand.
50325
50326
BELGISCH STAATSBLAD — 05.08.2010 — MONITEUR BELGE CHAPITRE 5. — Accès aux documents d’archives Art. 13. § 1er. Les documents d’archives autres que les documents administratifs au sens du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration sont régis par analogie par le décret précité. § 2. A partir de 30 ans après l’établissement ou la réception, l’exigence de démontrer une importance telle que visée à l’article 17, § 2, et les motifs d’exception fixés aux articles 13, 14 et 15 du décret du 26 mars 2004 relatif à la publicité de l’administration, à l’exception de ceux visés aux articles 13, 2° et 6°, 14, 2° et 3°, et 15, § 1er, 1°, 5°, 6° et 7°, du décret précité, ne peuvent plus être invoqués pour refuser la publication. Art. 14. § 1er. Par dérogation aux articles 13, § 2, chaque garant peut donner accès aux documents d’archives lorsque l’accès est demandé à des fins scientifiques. Le garant peut soumettre l’accès à des conditions particulières et spécifiques. § 2. La demande d’accès comprend au moins : 1° une preuve de l’identité du demandeur; 2° la mention des documents d’archives à consulter; 3° une motivation et une description circonstanciées des fins scientifiques et des méthodes de recherche à utiliser. La demande est adressée au garant auquel les documents d’archives en question sont destinés à être confiés en fonction de leur nature. Elle est introduite par écrit ou par voie électronique, ou par remise en main propre. § 3. La décision sur la demande est basée sur les critères suivants : 1° le caractère scientifique de la méthode de recherche; 2° la plus-value scientifique des fins; 3° la possibilité pour le garant de consulter le résultat non publié de la recherche; 4° l’échelle de diffusion du résultat de recherche; 5° la manière de traiter les informations sensibles; 6° la manière d’anonymiser les données à caractère personnel; 7° le degré de dérogation aux restrictions posées par loi ou par décret à la publicité de l’administration. § 4. Sans préjudice de la délégation, la décision sur la demande est prise par : 1° pour les juridictions administratives : le greffier; 2° pour les garants, visés à l’article 4, § 1er, 2° : l’administrateur général; 3° pour les communes et les districts : le secrétaire; 4° pour les provinces : le greffier; 5° pour les garants, visés à l’article 4, § 1er, 5° : le président de l’association; 6° pour les garants, visés à l’article 4, § 1er, 6° : le secrétaire du C.P.A.S. ou le fonctionnaire dirigeant de l’association; 7° pour les garants, visés à l’article 4, § 1er, 7° : le président; 8° pour les polders et wateringues : le surintendant du polder ou le président du wateringue; 9° pour les garants, visés à l’article 4, § 1er, 9° : le président du conseil d’administration. § 5. Sauf dans le cas où le garant a rec¸ u la permission des parties concernées, il refuse cependant l’accès pour des fins scientifiques lorsque les documents : 1° sont soumis à des dispositions de secret professionnel; 2° contiennent des informations fournies de manière volontaire et qualifiées explicitement de confidentielles par des tiers; 3° contiennent des informations confidentielles de nature commerciale et industrielle, devant être protégées en vue de sauvegarder un intérêt économique légitime; 4° ont été acquis sur une base contractuelle avec confidentialité temporaire. § 6. Le garant répond à la demande par écrit ou par voie électronique dans les plus brefs délais et au plus tard dans les soixante jours calendaires. La décision négative ou partiellement positive mentionne également les motifs du refus. L’obligation de motivation ne peut cependant pas : 1° porter atteinte à la sûreté de l’Etat; 2° perturber l’ordre public; 3° porter préjudice au respect de la vie privée; 4° porter préjudice aux dispositions relatives au secret professionnel. Art. 15. La consultation des documents d’archives est gratuite, mais la remise d’une copie peut être subordonnée au paiement d’un montant sur la base d’un coût raisonnable. CHAPITRE 6. — Ouverture centrale des documents d’archives er
Art. 16. § 1 . Le Gouvernement flamand établit un registre central automatisé en vue de réaliser l’ouverture des documents d’archives à conserver par les garants de manière permanente, et d’optimiser leur valorisation publique et scientifique. Les banques de données établies dans ce cadre sont publiques. § 2. Le registre est propriété de la Communauté flamande. § 3. Le Gouvernement flamand fixe les modalités relatives à l’introduction des données et au fonctionnement du registre.
BELGISCH STAATSBLAD — 05.08.2010 — MONITEUR BELGE CHAPITRE 7. — Dispositions finales Art. 17. Les listes de sélection existantes, approuvées en vertu de l’article 5 de la Loi sur les archives du 24 juin 1955, sont maintenues jusqu’à leur remplacement par des listes de sélection fixées en vertu de l’article 11 du présent décret. Tant qu’elles sont maintenues, elles peuvent être utilisées par les garants pour la destruction de documents d’archives, conformément à l’article 12. Art. 18. Le présent décret entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge, à l’exception de l’article 9 qui entre en vigueur à une date à fixer par le Gouvernement flamand. Promulguons le présent décret, ordonnons qu’il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 9 juillet 2010. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand des Affaires administratives, des Affaires intérieures, de l’Intégration civique, du Tourisme et de la Périphérie flamande de Bruxelles, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture, J. SCHAUVLIEGE Note (1) Session 2009-2010. Documents. — Projet de décret : 547– N° 1. — Amendement : 547– N° 2. — Rapport : 547 – N° 3. — Texte adopté en séance plénière : 547 – N° 4. Annales. — Discussion et adoption : séances du 30 juin 2010.
* VLAAMSE OVERHEID N. 2010 — 2631 [2010/204019] 9 JULI 2010. — Decreet tot wijziging van het decreet van 30 april 2004 tot uniformisering van de toezichts-, sanctieen strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot wijziging van het decreet van 30 april 2004 tot uniformisering van de toezichts-, sanctie- en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn. Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. Art. 2. In artikel 2, eerste lid, van het decreet van 30 april 2004 tot uniformisering van de toezichts-, sanctie- en strafbepalingen die zijn opgenomen in de regelgeving van de sociaalrechtelijke aangelegenheden, waarvoor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest bevoegd zijn, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o tussen de woorden ″hierna genoemde regelgeving″ en de woorden ″en bepaalt de administratieve geldboeten″ worden de woorden ″, met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten,″ ingevoegd; 2o punt 10o, 11o, 12o en 13o worden vervangen door wat volgt : « 10o de Verordening (EG) nr. 2035/2005 van de Commissie van 12 december 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1681/94 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied; 11o de Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999; 12o de Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999; 13o de Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van de Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling; ». 3o er worden een punten 18o, 19o, 20o, 21o, 22o, 23o, 24o, 25o, 26o, 27o, 28o, 29o, 30o, 31o, 32o, 33o, 34o en 35o toegevoegd, die luiden als volgt : « 18 o de programmawet van 30 december 1988, titel III Tewerkstelling en Arbeid, hoofdstuk II Opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige openbare besturen, artikel 93 tot en met 101; 19o het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, hoofdstuk IV Tewerkstelling, artikel 11 tot en met 13; 20o het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, hoofdstuk VIII Tewerkstelling, artikel 14 tot en met 18; 21o het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, hoofdstukken XXVII Opleidingscheques en XXXVII Beroepsopleiding; 22o het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid; 23o het decreet van 7 mei 2004 houdende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang; 24o het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector; 25o het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
50327