Gedragsregels ruimtelijke ontwikkelingen In het kader van de gedragscode Flora- en faunawet ‘Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting’
GEDRAGSREGELS RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN
IN HET KADER VAN DE GEDRAGSCODE FLORA- EN FAUNAWET ‘RUIMTELIJKE ONTWIKKELING EN INRICHTING’
GEMEENTE AALBURG
Definitief d.d. 24 februari 2012
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
3
Colofon
Oisterwijk, 24 februari 2012 Opgesteld door
BTL Advies BV. Parklaan 1 5061 JV Oisterwijk Postbus 385 5060 AJ OISTERWIJK t 013 52 99 555 f 013 52 99 550 e
[email protected]
Opdrachtgever
Gemeente Aalburg
Projectnummer
221312
Status
Definitief
Copyright 2012 BTL Advies B.V.: Alle rechten zijn voorbehouden. Niets uit deze opgave mag met commerciële doeleinden worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautoriseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere wijze zonder voorafgaande toestemming van BTL Advies. Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
4
Inhoud Toelichting 6 Gebouwen en werken 8 Droog (kruidenrijk) terrein 10 Moeras en verlandingszones 12 Open water 16 Houtige beplanting en begroeiing 18 Natuurwaardenkaart Babylonienbroek 20 Natuurwaardenkaart Drongelen 21 Natuurwaardenkaart Eethen 22 Natuurwaardenkaart Genderen 23 Natuurwaardenkaart Meeuwen 24 Natuurwaardenkaart Veen 25 Natuurwaardenkaart Wijk en Aalburg 26 Legenda natuurwaardenkaart 27 Lijst beschermde soorten Aalburg 28
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
5
Toelichting
Dit boekje vormt de praktische uitwerking van de ‘integrale leidraad gedragscodes Flora- en faunawet’ van de gemeente Aalburg voor de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen. Met behulp van de informatie in dit boekje kan tijdens ruimtelijke activiteiten (zoals het kappen van een boom/het verbouwen van een woning) op praktische wijze rekening worden gehouden met beschermde planten en dieren. Per werklocatie zijn concrete gedragsregels voorgeschreven die tijdens de werkzaamheden toegepast kunnen worden. Afhankelijk van de situatie (o.a. ligging/periode van uitvoering), het type maatregel en het voorkomen van beschermde soorten zijn deze gedragsregels van toepassing. Aan de hand van de natuurwaardenkaarten achterin dit boekje kan ingeschat worden met welke soorten tijdens de werkzaamheden rekening moet worden gehouden. Per situatie moet daarom door de Teamleider gemeentewerken en/of de projectleider of werkvoorbereider (externe partij) bepaald worden welke van onderstaande gedragsregels nageleefd moeten worden tijdens het werk. De relevante gedragsregels worden locatie-/projectspecifiek in een beknopte omschrijving/werkinstructie vastgelegd. Door dit boekje op de werklocatie beschikbaar te hebben kunnen de benodigde maatregelen nog eens nagelezen worden. Toepasbaarheid In dit boekje worden de in beginsel opgestelde gedragsregels voor kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen beschreven. Het zijn uitvoeringsvoorwaarden waaraan voldaan moet worden als er ontwikkelingen plaatsvinden op locaties waar beschermde soorten aanwezig zijn. De gedragsregels kunnen gebruikt worden bij werken die worden uitbesteed aan derden, ter instructie van de eigen dienst of ter advisering van particulieren. Bij het verlenen van een vergunning in het kader van een kleinschalige particuliere ontwikkeling kunnen specifieke gedragsregels ter advies worden meegegeven. Opbouw gedragsregels In de gedragsregels is onderscheid gemaakt tussen gebouwen en werken en verschillende terreintypen. Per type zijn enkele meest voorkomende voorbeelden van kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen beschreven. Vervolgens zijn de risico’s per soort(groep) bepaald en zijn de meest risicovolle locaties benoemd. Ten slotte is in gedragsregels omschreven hoe op verantwoorde wijze met beschermde planten en dieren wordt omgegaan. Door deze regels na te leven wordt schade en/of verstoring voorkomen.
Teamleider/Werkleider of werkvoorbereider bepaalt welke gedragsregels nodig zijn
Beknopte werkinstructie met vermelding van welke soorten en welke gedragsregels
Raadpleeg voorafgaand aan werk de gedragsregels in dit boekje
Figuur 1 Samenvatting stappen Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
6
7
Gebouwen en werken Toepassing Het betreft het verbouwen, aanbouwen, renoveren of slopen van gebouwen en werken. Risico’s Beschermde soort(groep)
Risicovolle locaties
Vogels (vb. huismus, gierzwaluw, huiszwaluw, scholekster, kerkuil, steenuil) Zoogdieren (vb. bunzing) Vleermuizen (vb. gewone dwerg-, grootoorvleermuis, laatvlieger)
• nesten in dakranden, onder gootbetimmeringen, openingen in gevels, onder dakpannen/dakbeschot; • nesten op zolders, in nestkasten; • nesten op grinddaken, groene daken • verblijfplaatsen onder daken, op zolders, in (hooi)schuren • verblijfplaatsen in spouwmuur, onder dakrand/dakbeschot, op zolders, achter gevelbetimmeringen, achter luiken tegen muur
Tabel
Kans aantreffen
FFW 2
op werklocatie groot
2 3
klein groot
Gedragsregels 1. Uitvoerder (niveau 2) markeert te beschermen locaties en stelt beschermingszones in: a. Beschermingszone rondom in gebruik zijnde nesten, jaarrond beschermde nestlocaties, permanente vaste rust- en verblijfplaatsen (steenmarter), openingen die als toegang in gebruik zijn (bv invliegopeningen vleermuizen); b. Stel beschemingszone in met behulp van bijvoorbeeld afschermlinten, piketten en markeerverf; 2. Jaarrond beschermde vogelnesten en permanente vaste rust- en verblijfplaatsen moeten altijd worden gespaard. Wanneer deze echter tbv de ontwikkeling toch opgeheven moeten worden dient gecompenseerd te worden; 3. Beperk verstoring door geluidsoverlast door: a. Kies bewust de locatie voor apparatuur met een hoge geluidsproductie (bv. aggregaat niet onder een verblijfplaats plaatsen); b. Werk naar een verblijfplaats toe zodat dieren aan het geluid kan wennen. 4. Beperk kunstmatige verlichting in de omgeving van vaste verblijfplaatsen en foerageerlocaties van vleermuizen;
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
8
Werkperioden 5. Voor het bepalen van werkperioden onderstaande risicokalender gebruiken: Risicokalender
6. Wanneer in gebruik zijnde vogelnesten aanwezig zijn gefaseerd werken, door werkzaamheden aan bomen met nesten uit te stellen tot de vogel is uitgebroed en de jongen zijn grootgebracht; 7. Houd rekening met vogels die buiten het indicatieve broedseizoen broeden (15 maart – 15 juli): - Huismus kan tot in augustus broeden - Kerkuil kan tot in december broeden Beperken vestiging beschermde soorten 8. Dit zijn maatregelen om te voorkomen dat beschermde soorten zich vestigen in het plangebied. Hierbij moet worden gedacht aan de volgende maatregelen: a. In perioden dat niet of nauwelijks gewerkt wordt, toch activiteiten in het plangebied uitvoeren waardoor vestiging wordt voorkomen omdat er niet voldoende rust is; b. Dicht gaten en kieren in gebouw of breek het object af om te voorkomen dat vleermuizen of vogels zich kunnen vesti- gen. Dan moet met zekerheid vooraf worden vastgesteld dat er geen individuen aanwezig zijn.
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
9
Droog (kruidenrijk) terrein Toepassing Het betreft werkzaamheden op zand (opgespoten) of kleigrond, braakliggend terrein, grasland, akker, heide en ruigte. Daarbij moet gedacht worden aan afgraven, ophogen, vergraven, verdichten, afdekken, droog leggen, vernatten, beplanten, plaatsen van gebouwen/werken, uitzetwerk en onderzoek. Risico’s Beschermde soort(groep)
Risicovolle locaties
Tabel FFW 2
Vogels (vb. grondbroedende soorten • braakliggend terrein, grasland, akker, ruigte, op als patrijs, kievit, kleine plevier, grasprustige locaties aan randen van bebouwing en in het ieper veldleeuwerik) buitengebied Amfibieën (vb. gewone pad, heikik• heide- en ruigtegebieden in de omgeving van geschikt 1,3 ker) oppervlaktewater Zoogdieren (vb. muizen en konijn) • braakliggend terrein, grasland en ruigte 1
Kans op aantreffen op werklocatie gemiddeld klein gemiddeld
Gedragsregels 1. Uitvoerder (niveau 2) markeert te beschermen locaties en stelt beschermingszones in: a. Bij grotere terreinen (met name grasland en braakliggend terrein) dienen aanwezige nesten van grondbroedende vo- gels (zoals kievit, patrijs, graspieper) in kaart te worden gebracht en gemarkeerd, inclusief rustzone. Rustzone is afhanke- lijk van situatie en soort; b. Holen en burchten van kleine zoogdieren als muizen en konijn moeten wanneer dit van iemand gevergd kan worden te worden afgeschermd (voldoen aan de zorgplicht); 2. Beperk verstoring door geluidsoverlast door: a. Kies bewust de locatie voor apparatuur met een hoge geluidsproductie (bv. aggregaat niet naast/op een verblijfplaats plaatsen); b. Werk naar een verblijfplaats toe zodat fauna aan het geluid kan wennen. 3. Werkrichting aanpassen bij het voorkomen van weidevogels, amfibieën of zoogdieren: werk van drukke kant naar rustige kant en van land naar water;
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
10
Werkperioden 4. Voor het bepalen van werkperioden onderstaande risicokalender gebruiken: Risicokalender
5. Houd rekening met vogels die buiten het indicatieve broedseizoen broeden (15 maart – 15 juli): - Veldleeuwerik kan tot in augustus broeden; - Patrijs kan tot in september broeden. Beperken vestiging beschermde soorten 6. Wanneer op de locatie geen beschermde soorten aanwezig zijn kan het, als er periodes zijn waarin niet gewerkt wordt, verstandig zijn de locatie ongeschikt te maken voor flora en fauna. Hierbij moet worden gedacht aan de volgende maatregelen: a. In perioden dat niet of nauwelijks gewerkt wordt toch activiteiten in het plangebied uitvoeren waardoor vestiging wordt voorkomen omdat er niet voldoende rust is; b. Voorkom de aanwezigheid van steile taluds door aanleg van gronddepots zodat oeverzwaluwen en/of rugstreeppadden zich niet vestigen; c. Beperk het achterblijven van water op zandige oppervlaktes ter voorkoming van kolonisatie door amfibieën. d. Houd voor en tijdens het broedseizoen kruidachtige vegetaties die grote oppervlakten beslaan kort door deze regel- matig te maaien. Dit voorkomt dat grondbroedende vogels zich op de projectlocatie zullen nestelen.
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
11
Moeras en verlandingszones Toepassing Het betreft werkzaamheden in bestaande oeverzones aan oever- en moerasbegroeiing, rietland en plas dras zones of ondiep open water. Daarbij moet gedacht worden aan afgraven, ophogen, vergraven, droog leggen, verdichten, afdekken, vernatten, beplanten, plaatsen van gebouwen/werken, uitzetwerk en onderzoek. Risico’s Beschermde soort(groep)
Risicovolle locaties
Vogels (vb. kleine karekiet, wilde eend) Zoogdieren (vb. waterspitsmuis)
• nesten op/aan de oever, structuurrijke riet- en oevervegetaties • uitgebreide oevervegetatie en verlandingszone, met name natuurgebieden) • poelen, afgesloten wateren, met rijke water- en oeverbegroeiing, 1,3 water waar geen vis voorkomt • oeverbegroeiing, moerasvegetatie 1,2 • paaiplaatsen langs de oever ter plaatse van goed ontwikkelde 2,3 vegetatie, afwisselende oever
Amfibieën (vb. bruine kikker, gewone pad, heidekikker) Vaatplanten (zwanenbloem) Vissen (vb. kleine modderkruiper, bittervoorn)
Tabel FFW 2 3
Kans op aantreffen op werklocatie gemiddeld zeer klein groot groot klein
Gedragsregels 1. Uitvoerder (niveau 2) markeert te beschermen locaties en stelt beschermingszones in: a. Beschermingszone rondom aanwezige groeiplaatsen van beschermde flora; b. Markering van één of enkele planten met behulp van piketten (minstens 3), meerdere exemplaren kan door gebruik van zichtbare markeringen als palen en linten; c. Aanwezige nesten van riet- en watervogels (zoals wilde eend, meerkoet, kleine karekiet) moeten in kaart worden ge- bracht en gemarkeerd, inclusief rustzone. Rustzone is afhankelijk van situatie en soort; d. Zones waar eieren (eiklompen of strengen) van amfibieën zijn afgezet markeren en voorzien van een beschermings- zone; e. Paaiplaatsen van beschermde vissen (zoals bittervoorn) inclusief beschermingszone markeren met linten en piketten. 2. Beperk verstoring door geluidsoverlast door: a. Kies bewust de locatie voor apparatuur met een hoge geluidsproductie (bv. aggregaat niet naast/op een verblijfplaats plaatsen); b. Werk naar een verblijfplaats toe zodat fauna aan het geluid kan wennen. 3. Werkrichting aanpassen bij voorkomen van amfibieën: werk van land naar water. Werkrichting voor vissen geld dat er vrije moge12 Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
lijkheid moet zijn om weg te zwemmen naar onverstoord water; 4. Voorkom onnodige vertroebeling en verstoring van het water; 5. Beperk schrikreacties bij broedende vogels en laat gewenning optreden door materieel op afstand te starten. Afstand afhankelijk van situatie en soort; Werkperioden 6. Voor het bepalen van werkperioden onderstaande risicokalender gebruiken: Risicokalender
7. Houd rekening met vogels die buiten het indicatieve broedseizoen broeden (15 maart – 15 juli): - Watervogels als wilde eend, meerkoet en fuut kunnen tot in september/oktober broeden; - Rietvogels als kleine karekiet en rietgors kunnen tot in augustus/september broeden. 8. Risicoperioden voor zoogdieren gelden voor de streng beschermde waterspitsmuis die zijn verblijfplaats heeft in verborgen gelegen holtes, beschutte plekjes of in holen aan de oevers van de oeverzones. De meest kwetsbare perioden zijn de voortplantingsperiode en winterverblijfperiode; 9. Op locaties met (beschermde) vissen werkzaamheden uitvoeren bij een watertemperatuur boven de vorstgrens en onder de 25 graden Celcius; 10. Op plaatsen waar amfibieën voorkomen werkzaamheden in de winter beperken als de temperatuur beneden de 10 graden Celsius daalt.
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
13
Beperken vestiging beschermde soorten 11. Het gaat om maatregelen om te voorkomen dat beschermde soorten zich vestigen in het plangebied. Hierbij moet worden gedacht aan de volgende maatregelen: a. In perioden dat niet of nauwelijks gewerkt wordt toch activiteiten in het plangebied uitvoeren waardoor vestiging wordt voorkomen omdat er niet voldoende rust is; b. Voorkom de aanwezigheid van steile taluds zodat oeverzwaluwen zich niet kunnen vestigen; c. Maai de oever- en rietvegetatie alvast in de voorkeursperiode zodat hier tegen de tijd dat uitvoering plaatsvindt geen vogels in broeden.
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
14
15
Open water Toepassing Het betreft werkzaamheden in bestaande wateren aan rivieren en kanalen, beken en sprengen, meren, diepere delen van sloten, vijvers, poelen en vennen. Daarbij moet gedacht worden aan verdiepen, verontdiepen, dempen, projectgebonden peilveranderingen, afdekken, plaatsen gebouwen en werken, uitzetwerk, bebakening en onderzoek. Voor werkzaamheden die betrekking op oevers wordt verwezen naar ‘moeras en verlandingszones’. Risico’s Beschermde soort(groep)
Risicovolle locaties
Tabel FFW
Vogels (bv. fuut, meerkoet)
• drijvende vegetatie waarop vogels zich kunnen nestelen, water aangrenzend aan oever • poelen, vijvers en vennen met rijke groei van waterplan- ten en gevarieerde oevers • wateren in verbinding staand met het watersysteem zoals rivieren, kanalen, beken, sloten, visvijvers
2
Kans op aantreffen op werklocatie gemiddeld
1,3
gemiddeld
2,3
klein
Amfibieën (vb. bruine kikker, gewone pad, heikikker) Vissen (bv. kleine modderkruiper, bittervoorn)
Gedragsregels 1. Uitvoerder (niveau 2) markeert te beschermen locaties en stelt beschermingszones in: a. Aanwezige nesten van watervogels (zoals fuut, meerkoet) dienen in kaart te worden gebracht en gemarkeerd, inclusief rustzone. Rustzone is afhankelijk van situatie en soort; b. Zones waar eieren (eiklompen of strengen) van amfibieën zijn afgezet markeren en voorzien van een bescherming szone; c. paaiplaatsen van beschermde vissen inclusief beschermingszone markeren met linten en piketten. 2. Beperk verstoring door geluidsoverlast door: Werk naar een verblijfplaats toe zodat fauna aan het geluid kan wennen. 3. Werkrichting aanpassen wanneer vogels, amfibieën, zoogdieren voorkomen: werk van drukke kant naar rustige kant en van land naar water. Werkrichting voor vissen geldt dat er vrije mogelijkheid moet zijn om weg te zwemmen naar onverstoord water; 4. Op locaties met (beschermde) vissen werkzaamheden uitvoeren bij een watertemperatuur boven de vorstgrens en onder de 25 16 Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
graden Celcius; 5. Op plaatsen waar amfibieën voorkomen werkzaamheden in de winter beperken als de temperatuur beneden de 10 graden Celsius daalt; 6. Voorkom onnodige vertroebeling en verstoring van het water; 7. Beperk schrikreacties bij broedende vogels en laat gewenning optreden door materieel op afstand te starten. Afstand afhankelijk van situatie en soort; Werkperioden 8. Voor het bepalen van werkperioden onderstaande risicokalender gebruiken: Risicokalender
9. Houd rekening met vogels die buiten het indicatieve broedseizoen broeden (15 maart – 15 juli): - watervogels als wilde eend, meerkoet en fuut kunnen tot in september/oktober broeden. Beperken vestiging beschermde soorten 10. Dit zijn maatregelen om te voorkomen dat beschermde soorten zich vestigen in het plangebied. Hierbij moet worden gedacht aan de volgende maatregelen: a. In perioden dat niet of nauwelijks gewerkt wordt toch activiteiten in het plangebied uitvoeren waardoor vestiging wordt voorkomen omdat er niet voldoende rust is; b. Sluit watergangen tijdig af van het watersysteem waardoor watergebonden dieren zoals vissen en amfibieën zich niet zo makkelijk kunnen vestigen in het plangebied.
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
17
Houtige beplanting en begroeiing Toepassing Het betreft werkzaamheden in bestaande beplantingen. Daarbij moet gedacht worden aan deels of geheel vellen, omvormen, het plaatsen van gebouwen/werken en onderzoek. Risico’s Beschermde soort(groep) Vogels (vb. houtduif, merel, roodborst)
Risicovolle locaties
• nesten in struiken, struwelen, bosplantsoen en bomen, Amfibieën (vb. bruine kikker, gewone pad, heikik- • in de buurt van watergangen en -partijen ker) • onder dood hout/strooisel of struweel • omgeving van het Pompveld Zoogdieren (vb. rosse woelmuis, bunzing) • schuilmogelijkheden in de vorm van struiken, dood hout • oudere bomen met holten en spleten Vleermuizen (vb. rosse vleermuis, water-vleer• oudere bomen met holten en spleten (verblijfmuis) plaatsen vleermuizen)
Tabel FFW 2
Kans op aantreffen in beheercategorie groot
1,2,3
gemiddeld
1
gemiddeld
3
gemiddeld
Gedragsregels 1. Uitvoerder (niveau 2) markeert te beschermen locaties en stelt beschermingszones in: beschermingszone rondom holle bomen in gebruik door vogels (bijv. spechten en uilen)/vleermuizen/bunzing, bomen met in gebruikzijnde vogelnesten, bomen met jaarrond beschermde vogelnesten, takkenrillen waar amfibieën onder schuilen; b. Stel beschermingszone in rondom vaste rust en verblijfplaatsen (zoals nestbomen) met behulp van bijvoorbeeld af- schermlinten of piketten; c. Burchten en bouwen van vos moeten van een rustzone te worden voorzien; d. Holen en burchten van algemeen beschermde kleine zoogdieren als muizen en konijn moeten als dit van iemand ver- wacht kan woorden te worden afgeschermd (zorgplicht); 2. Beperk verstoring door geluidsoverlast door: a. Kies bewust de locatie voor apparatuur met een hoge geluidsproductie (bv. aggregaat niet naast/op een verblijfplaats plaatsen); b. Werk naar een verblijfplaats toe zodat fauna aan het geluid kan wennen. 3. De velrichting van bomen moet altijd van een burcht of standplaats af gericht zijn; 18 Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
4. Beperk schrikreacties bij fauna en laat gewenning optreden door materieel op afstand te starten. Bijv. door kettingzaag op 20 meter afstand te starten van een in gebruik zijnd houtduivennest. \Werkperioden 5. Voor afstemming van werkperioden onderstaande risicokalender gebruiken: Risicokalender
6. Houd rekening met vogels die buiten het indicatieve broedseizoen broeden (15 maart – 15 juli): - Blauwe reiger, bosuil en roek kunnen al broeden in de maanden januari en februari; - Houtduif kan tot in het najaar (november) broeden. Beperken vestiging beschermde soorten 7. Dit zijn maatregelen om te voorkomen dat beschermde soorten zich vestigen in het plangebied. Hierbij moet worden gedacht aan de volgende maatregelen: a. In perioden dat niet of nauwelijks gewerkt wordt toch activiteiten in het plangebied uitvoeren waardoor vestiging wordt voorkomen omdat er niet voldoende rust is; b. Dicht gaten en kieren in bomen die buiten gebruik zijn of breek het object af om te voorkomen dat vleermuizen, vogels of bunzing zich kunnen vestigen.
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
19
Eendenveld Natuurwaardenkaart Babylonienbroek
46
47 42
14
34
15
Het Pompveld
1
2
5
22
Babyloniënbroek 43
20
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
Eethen
Babyloniënbroek
Natuurwaardenkaart Drongelen 3
Gende
9
Eethen
39
45
Meeuwen
41 4
8
23 7
17 6 51
48
16
Drongelen 44
35
55 53
54 50
66
49
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
21
Natuurwaardenkaart Eethen 5
Babyloniënbroek
3
Gen
9
Eethen
39
45
Meeuwen 4
22
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
Drongelen
Natuurwaardenkaart Genderen
Wijk en Aalburg
1
2
65 19
5
52
57 18 25 3
38
24
56
26
33
Genderen Eethen
39
10
45
4
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
Drongelen
23
Natuurwaardenkaart Meeuwen
Babyloniënbroek
43
9
Eethen
Meeuwen
41
8 23
17
7
Dron 35
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
24
Natuurwaardenkaart Veen
28
20
Veen
36
27
29
61 67
32
Spijk 60
31 62
64
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
25
Natuurwaardenkaart Wijk en Aalburg Andel
Veen
20
36
27
29
61 32
67
Spijk
62 31
60
63 30
64
12
15
13
21
Wijk en Aalburg
59
58 37
1
2
11
65 19
5 52
broek 57
18 3
25 38 24
56
Genderen Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies Eethen
26
33
26
Legenda natuurwaardenkaart
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
27
Lijst beschermde soorten Aalburg
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
28
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
29
Gedragsregels bestendig beheer, opgesteld door BTL Advies
30