FISCALE ASPECTEN FAGOED-FINANCIERING (II ADVISEUR)
Samengesteld door: mr. E. Marcus FB
Ref. 2023M016/11112011
INHOUDSOPGAVE
Pagina 1. Inleiding
3
2. Overdrachtsbelasting
4
3. 3.1 3.2 3.3
5
Inkomstenbelasting Algemeen Fagoed als financieringsvorm Vermogensrendementsheffing (box III)
5 5 6
4. Successierecht 4.1 Overlijden 4.2 Schenking
7
5. Bedrijfsoverdracht via Fagoed
9
6. Slot
7 8
10
1. Inleiding Fagoed geeft zijn - potentiële - erfpachter als service in een notitie voorlichting over de fiscale aspecten van een erfpachttransactie. Teneinde de leesbaarheid te bevorderen, is in die notitie niet uitputtend ingegaan op wetsartikelen, jurisprudentie en literatuur. Nadrukkelijk is de erfpachter aangeraden zich te laten bijstaan door een fiscaal adviseur. Teneinde u een verantwoord oordeel over de aan de orde zijnde problematiek te laten vellen, is in het navolgende een vaktechnische verantwoording opgenomen. Dit stelt u in staat hetzij onze visie te volgen en voor eigen rekening te nemen dan wel daarvan af te wijken. Tenslotte bent alleen u in staat de persoonlijke omstandigheden van uw cliënt op juiste wijze te wegen. Wij zullen het op prijs stellen indien u ons informeert indien u het in belangrijke mate met ons oneens bent.
3
2. Overdrachtsbelasting De regeling met betrekking tot de overdrachtsbelasting is met ingang van 1 januari 2007 sterk vereenvoudigd. Door het opnemen van een algemene cultuurgrondvrijstelling in het vernieuwde onderdeel q van artikel 15, eerste lid van de Wet Belastingen van Rechtsverkeer is vrijgesteld de verkrijging van ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder begrepen het recht van erfpacht daarop. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de ondergrond van glasopstanden. Aan de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling wordt de voorwaarde gesteld dat de cultuurgrond gedurende een periode van tenminste tien jaar op bedrijfsmatige wijze agrarisch wordt geëxploiteerd. Deze voorwaarde houdt niet in dat degene die een beroep doet op de cultuurgrondvrijstelling de cultuurgrond zelf bedrijfsmatig agrarisch exploiteert. Op grond daarvan kan ook Fagoed een beroep doen op de cultuurgrondvrijstelling mits de erfpachter de cultuurgrond bedrijfsmatig in zijn agrarisch bedrijf blijft aanwenden. Wanneer de agrarische exploitatie niet als zodanig wordt voortgezet, wordt Fagoed alsnog de bij de aankoop vrijgestelde overdrachtsbelasting verschuldigd. Om deze redenen zijn in de erfpachtovereenkomst die tussen Fagoed en uw cliënt wordt aangegaan, bedingen opgenomen die op de eerste plaats uw cliënt verplicht om de grond bedrijfsmatig in zijn agrarisch bedrijf te blijven aanwenden en die op de tweede plaats een regeling geven voor het alsnog doorbelasten van de overdrachtsbelasting aan uw cliënt. De eventueel alsnog verschuldigde overdrachtsbelasting – naar het moment van het aangaan van de erfpachtovereenkomst – wordt geheven over de uitkomst van de rekensom: koopsom verminderd met de contante waarde van de canonverplichting gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst van erfpacht. De berekening van de contante waarde van de canon vindt plaats op grond van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer en de bij dit besluit behorende bijlage. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij de verkrijging van de cultuurgrond niet vervalt indien binnen de tien jaars periode de cultuurgrond door overheidsbeleid aan de landbouw wordt onttrokken ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap.
4
3. Inkomstenbelasting 3.1 Algemeen Over de fiscale kwalificatie van de transactie die met Fagoed wordt aangegaan is een fiscale procedure gevoerd. De uitkomst van de gevoerde procedure is te vinden in het arrest van de Hoge Raad van 10 april 1996, nr. 30 637, gepubliceerd in BNB 1996/274. Op basis van dit arrest mag de transactie worden aangemerkt als het aangaan van een geïndexeerde geldlening. Fagoed is daarmee in fiscale zin een financieringsvorm en niet een verkooptransactie van grond en de aankoop van een vervangend recht van erfpacht. 3.2 Fagoed als financieringsvorm Doordat er sprake is van een geïndexeerde lening zijn de gevolgen van het aangaan van een Fagoed-financiering de navolgende: 1. De transactie wordt in de jaarrekening en dus ook in de aangifte niet verwerkt als een verkoop van grond (juridisch) maar als het aangaan van een lening. 2. Deze lening is geïndexeerd met dezelfde index als waarmee de jaarlijkse canon geïndexeerd is. Jaarlijks wordt de schuld dus ten laste van het resultaat opgehoogd (bij inflatie) met de index. 3. Aangezien de terugkoopmogelijkheid maximaal kan tegen de vrije verkoopwaarde van de grond, kan de geïndexeerde lening niet hoger worden dan de vrije verkoopwaarde van de grond. De opboeking van de lening stopt dus zodra de vrije verkoopwaarde van de grond bereikt wordt. Hier ligt het maximum van de lening. 4. Als de geïndexeerde lening, door de een of andere oorzaak, zou komen te liggen boven deze vrije verkoopwaarde van de grond, dan is in het verleden een te hoge last genomen. Dit deel van de lening valt dan weer vrij ten gunste van het fiscale resultaat in het jaar waarin geconstateerd wordt, dat de geïndexeerde lening ligt boven de vrije verkoopwaarde van de grond. 5. Aangezien door Fagoed elk jaar bij 1/3 deel van de afgesloten contracten een taxatie van de vrije verkoopwaarde van de grond wordt verricht, is bij Fagoed bekend of zich dit verschijnsel voordoet. Tussen Fagoed en de Belastingdienst Arnhem bestaat de afspraak dat Fagoed zal melden of er sprake is van het feit dat in een bepaald geval het maximum van de lening is bereikt. Doordat in eerste instantie de lening maar voor zeventig procent van de vrije verkoopwaarde wordt verstrekt, is de verwachting dat dit niet vaak zal voorkomen. Overigens zal ook de individuele belastingplichtige door Fagoed worden geïnformeerd als voor hem het maximum is bereikt. 6. De afsluitkosten van de lening mogen ten laste van het jaar gebracht worden waarin de notariële akte voor de juridische verkoop van de grond wordt afgesloten. Onder deze kosten is ook de eventueel alsnog verschuldigde overdrachtsbelasting – zij het dan wel in het jaar waarin alsnog betaald moet worden- begrepen (zie hoofdstuk 2). 7. Fagoed verstrekt de erfpachter bij indexatie een overzicht van de gebruikte indexen. Aangezien deze vastliggen per periode van afsluiten van de contracten, is aan de hand van dit overzicht af te leiden welke index voor welk individueel geval van toepassing is. Dit overzicht zal ter beschikking worden gesteld aan het landelijk (agrarisch) overleg, zodat deze het eventueel samen met andere landbouwnormen kan publiceren.
5
De hiervoor beschreven verwerkingswijze is afgestemd met de belastingdienst en heeft de instemming van de belastingdienst verkregen. De belastingdienst is hieraan dus gebonden. Wij merken echter uitdrukkelijk op dat Fagoed vanzelfsprekend geen bindende afspraken kan maken voor een individuele belastingplichtige. Het staat u dan ook vrij een ander standpunt in te nemen. U dient er dan wel op voorbereid te zijn dat de belastingdienst bezwaren kan hebben tegen de door u aangehouden wijze van verwerken. 3.3 Vermogensrendementsheffing (box III) In artikel 2.14, eerste en tweede lid Wet IB 2001 is een rangorderegeling opgenomen voor inkomsten en vermogensbestanddelen. Uitgangspunt van deze rangorderegeling is dat een vermogensbestanddeel dat inkomen genereert of kan generen dat in box I – inkomen uit werk en woning - of box II – inkomen uit aanmerkelijk belang – moet worden belast, niet meer in de grondslag van het forfaitaire rendement kan worden begrepen. Ook na het aangaan van een transactie met Fagoed blijft de grond (en het erfpachtrecht) tot het verplichte ondernemingsvermogen van de ondernemer behoren en wordt dus tot diens winst uit onderneming gerekend. De belastingheffing vindt plaats op grond van de regels van box I. Door de rangorderegeling komt men aan de toepassing van de vermogensrendementsheffing niet toe. Hetzelfde geldt naar onze mening voor het terugkooprecht. Volledigheidshalve merken wij op dat wanneer uw cliënt geen fiscaal ondernemer is en hij een Fagoed-financiering aangaat, de vermogensrendementsheffing dan wel aan de orde komt. Overigens zijn wij dan van mening dat aan het terugkooprecht geen waarde moet worden toegekend omdat het zeer onzeker is of het terugkooprecht te zijner tijd waarde heeft.
6
4. Successierecht 4.1 Overlijden In de Successiewet is in artikel 35b een bedrijfsopvolgingsfaciliteit opgenomen. Op basis van deze faciliteit kan sprake zijn van enerzijds een voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde en anderzijds een voorwaardelijk belaste geconserveerde waarde. De invulling van deze waardebegrippen is grotendeels afhankelijk van de wijze waarop de waardering van het ondernemingsvermogen plaatsvindt. Als ondernemingsvermogen wordt aangemerkt hetgeen voor de inkomstenbelasting als ondernemingsvermogen geldt (artikel 35b SW). Nu dus voor de inkomstenbelasting de Fagoed-financiering wordt aangemerkt als een geïndexeerde geldlening, kan hiervan ook in het successierecht worden uitgegaan. Volgens artikel 21 lid 5 SW wordt wat in het economische verkeer als een eenheid pleegt te worden beschouwd in aanmerking genomen met inachtneming van die omstandigheid. Het vierde lid neemt het ondernemingsvermogen in aanmerking tegen de waarde in het economische verkeer, maar stelt deze in afwijking van het vijfde lid op tenminste de liquidatiewaarde. Er wordt in beginsel dus geen rekening gehouden met onderrentabiliteit welke juist bij agrarische ondernemingen vaak voorkomt. De faciliteit wordt verleend bij verkrijging van ondernemingsvermogen of aandelen van een vennootschap die bij de overledene tot een aanmerkelijk belang behoorden (hierna: ook aan te merken als ondernemingsvermogen) en geeft een vermindering van het te betalen successierecht. Voorwaarde is dat de verkrijger de onderneming gedurende vijf jaren voortzet. De faciliteit wordt geconcretiseerd door het vaststellen van een conserverende aanslag op basis van de belasting die is verschuldigd over de te conserveren waarden. Dit zijn de voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde A, de voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde B en de belaste geconserveerde waarde. In hoofdlijnen is van een voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde A sprake bij een slecht renderende onderneming. De voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde A is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de lagere going-concernwaarde of voortzetttingswaarde, waarbij wordt uitgegaan van een voortzetting van de onderneming gedurende vijf jaren. In het besluit van 12 februari 2004, CPP2003/3061M heeft de staatssecretaris goedgekeurd dat de going-concernwaarde wordt bepaald aan de hand van de Discounted Cash Flowmethode (DCF-methode). In het besluit van 22 februari 2004, CPP2004/322M is een berekeningsmodel opgenomen. De DCF-methode ziet de waarde van een onderneming als een kasstroom aan het einde van een periode van 15 jaren. De geschatte restwaarde komt tegen de contante waarde terug in de going-concernwaarde. Onder een kasstroom wordt in ieder geval verstaan het jaarlijkse resultaat gecorrigeerd met afschrijvingen, financieringslasten en de arbeidsvergoeding. Voor de berekening van de kasstroom kan bij agrarische bedrijven met genormeerde bedragen op basis van KWIN-gegevens worden gewerkt.
7
De voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde B is gelijk aan vijfenzeventig procent van de waarde in het economische verkeer verminderd met de hiervoor vastgestelde voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde A. De belaste geconserveerde waarde is gelijk aan de liquidatiewaarde verminderd met de voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarden A en B. Als aan de voorwaarden van de bedrijfsopvolgingsregeling is voldaan wordt voor het aan de voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarden A en B toe te rekenen successierecht gedurende vijf jaren een renteloos uitstel verleend. Na verloop van deze vijf jaren wordt de belasting vervolgens kwijtgescholden (zie ook het vraag en antwoorden besluit van 16 maart 2004, nr. CPP2003/1717M). Over de aan de belaste geconserveerde waarde toe te rekenen belasting kan gedurende tien jaren een rentedragend uitstel van betaling worden verkregen. 4.2 Schenking De hiervoor beschreven faciliteit voor het recht van successie is ook van kracht voor het recht van schenking. Een extra voorwaarde is ingeval van schenking van ondernemingsvermogen dat de schenker van het ondernemingsvermogen de leeftijd van 55 jaren heeft bereikt of voor 45 procent of meer arbeidsongeschikt is en de onderneming voorafgaande aan de schenking tenminste voor vijf jaren voor rekening van de schenker is uitgeoefend.
8
5. Bedrijfsoverdracht via Fagoed In zijn algemeenheid wordt bij bedrijfsoverdracht in de familiesfeer een lagere prijs betaald dan de vrije verkoopwaarde. In het geval dat deze lagere kostprijs bij de opvolger wordt geactiveerd, ontstaat een prijsverschil waarop de landbouwvrijstelling niet van toepassing is (gebruikersvoordeel). Door het feit dat Fagoed als een financieringsvorm wordt aangemerkt, blijft de grond ongewijzigd op de balans staan. Dit heeft tot gevolg dat het aangaan van een Fagoed-financiering niet tot het ontstaan van fiscale winst leidt. De overdracht aan Fagoed leidt dankzij deze kwalificatie als financieringsvorm ook niet tot het verlies van de toepaste vrijstelling van overdrachtsbelasting bij de bedrijfsoverdracht (ex artikel 15, eerste lid, letter b WBRV). Er blijft sprake van een voortzetting van de onderneming, één van de vereisten van dit artikel. Ook al betaalt de bedrijfsopvolger bij de bedrijfsovername meestal niet de volle prijs voor het ouderlijke bedrijf, toch zal hij of zij er niet altijd in slagen de koopsom op de traditionele wijze gefinancierd te krijgen. Financiering van de bedrijfsoverdracht door gebruik te maken van de erfpachtfinancieringsvorm zoals Fagoed die aanbiedt blijkt in de praktijk een meer dan goed alternatief. Wij zijn de mening toegedaan dat de overdracht van de bloot eigendom van de grond niet leidt tot een handelen in strijd met de in het vorige hoofdstuk omschreven eis dat de onderneming gedurende vijf jaar moet worden voortgezet.
9
6. Slot Wij hopen u met deze notitie een handreiking te hebben gegeven in een zeer specialistische materie. Voor aan- en opmerkingen houden wij ons zeer aanbevolen.
Uden, november 2011 mr. E. Marcus FB Remie Fiscaal Juridisch Adviesbureau 0413 241060
[email protected]
10