SPD Bedrijfsadministratie
Correctiemodel FINANCE & RISK MANAGEMENT DINSDAG 17 DECEMBER 2013 11.30 UUR – 14.00 UUR
Opmerking vooraf: Er zullen kandidaten zijn die balansbedragen en bedragen op de winst en verlies rekening met 100.000 vermenigvuldigen alvorens een berekening te geven. Dit mag goed gerekend worden. Gelieve hiermee rekening te houden.
© 2013 Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
1/9
Opgave 1
Totaal te behalen punten: 51
Vraag 1
3 punten Geef gemotiveerd aan of en zo ja waar in de case sprake is van geïnduceerde investeringen. Neem in uw antwoord ook het begrijp autonome investering mee. Uit de balans blijkt dat er in 2012 (behoorlijk) geïnvesteerd is in het distributiecentrum en kantoor (autonome investering) (1 punt). Het meest logische gevolg hiervan is dat de voorraad ook zal stijgen (geïnduceerde investering). (2 punten). Uit de balans blijkt ook dat eindvoorraad (behoorlijk) is gestegen in 2012. Ook goed: antwoorden van gelijke strekking mits deze op de case gebaseerd zijn goed rekenen.
Vraag 2
Aantal punten: 3 Is de quick ratio van deze onderneming in 2012 ten opzichte van 2011 verbeterd of verslechterd? Motiveer uw antwoord door middel van een berekening. Quick ratio = (VLA – voorraad)/VVK QR 2012 = (130 – 70)/21 = 2,86 QR 2011 = (120 – 55)/20 = 3,25 De QR is in 2012 ten opzichte van 2011 verslechterd
Vraag 3
(1 punt) (1 punt) (1 punt / dwf)
Aantal punten: 5 Bereken de koers waartegen de aandelen in het vierde kwartaal van 2012 verkocht zijn. Motiveer uw antwoord door middel van een berekening De uitkomst van 200 euro kan ook op andere wijze berekend worden. Indien de uitkomst 200
agio 1-1 bonusaandelen agio na bonusaandelen
€ € €
agio na emissie
€ 2.000.000
dus agio uit emissie
€ 2.000.000 - €
aandelenkapitaal op 1-1 bonusaandelen Dus emissie (nominaal) opbrengst emissie nom. agio op emissie totale opbrengst emissie
600.000 300.000 300.000
bedra
300.000 = € 1.700.000
€ 8.000.000 € 300.000 10.000.000 - € 8.300.000 = € 1.700.000
€ 3.400.000 = € 17.000
1 punt
agt dan 5
1 punt
punte n
€ 1.700.000 € 1.700.000 € 3.400.000
aantal verkochte aandelen € 1.700.000 / € Koers van één aandeel
euro
1 punt 100 = 17.000 stuks 200,00
SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
1 punt
toeke nnen.
1 punt
2/9
Vraag 4
Aantal punten: 3 Waarom staat er op deze balans een post debiteuren, terwijl deze onderneming gebruik maakt van factoring? Uit uw antwoord dient tevens te blijken wat onder factoring wordt verstaan. Factoring houdt in dat (vooraf) goedgekeurde vorderingen overgenomen worden door een (krediet)instelling (1 punt). Blijkbaar heeft de onderneming ook vorderingen die niet zijn goedgekeurd door de factormaatschappij. (2 punten) Ook goed: antwoorden van gelijke strekkingen goed rekenen.
Vraag 5
Aantal punten: 3 Waarom worden voorzieningen bij de bepaling toch opgenomen in de berekening als zijnde vreemd vermogen? Een voorziening wordt gevormd indien een toekomstige verplichting verwacht wordt. In de praktijk blijkt dat voorzieningen uiteindelijk ook resulteren in daadwerkelijke schulden/claims. (2 punten) Op grond hiervan neemt men voorzieningen op in de berekening van de solvabiliteit. (1 punt)
Vraag 6
Aantal punten: 5 Bepaal door middel van de debt-ratio of de solvabiliteit in 2012 verbeterd is ten opzichte van 2011. Geef ook uw berekeningen. Debet ratio = (vreemd vermogen/totale vermogen)*100% Debt ratio 2012 = (26-7+21)/228 = 17,54% (2 punten) Debt ratio 2011 = (39 –12+20)/193 = 24,35% (1 punt) De solvabiliteit is in 2012 ten opzichte van 2011 verbeterd. (2 punten) Opmerking: indien de achtergestelde lening niet in mindering gebracht is op het vreemd vermogen, dan ook goed rekenen.
Vraag 7
Aantal punten: 3 In 2011 bedroeg de interest coverage ratio 17. Toon door middel van een berekening aan of de interest coverage ratio in 2012 is verbeterd of verslechterd ten opzichte van 2012. ICR = EBIT / rentelast ICR 2012 = 50 / 2 = 25 De ICR is in 2012 verbeterd
(0 of 2 punten) (1 punt)
SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
3/9
Vraag 8
Aantal punten: 3 Bereken voor het jaar 2012 de rentabiliteit (voor belasting) op het eigen vermogen. Afronden op 1 decimaal. REV = (netto winst / Gemiddeld eigen vermogen)* 100% GEV = (181 + 134)/2 = 157,5 REV = (48 / 157,5) * 100 = 30,5%
Vraag 9
Aantal punten: 3 Bereken voor het jaar 2012 de rentabiliteit (voor belasting) op het totale vermogen. Afronden op 1 decimaal. RTV = (EBIT/GTV) * 100% GTV = ( 228 + 193)/2 = 210,5 RTV = (50 / 210,5) * 100 = 23,8%
Vraag 10
(1 punt) (0 of 2 punten)
(1 punt) (2 punten)
Aantal punten: 4 Geef op basis van uw antwoorden bij vraag 8 en 9 aan of er sprake is van een positief of negatief hefboomeffect. Motiveer uw antwoord. Gebruik hiervoor geen berekening. De REV is groter dan de RTV. (1 punt) Dit kan uitsluitend indien de RVV kleiner is dan de RTV. (2 punten) Er ontstaat zo immers een positieve marge tussen wat betaald is voor vreemd vermogen en wat vreemd vermogen heeft opgeleverd. Er is in deze opgave dan ook sprake van een positief hefboomeffect. (1 punt) Ook goed: Antwoorden van gelijke strekking goed rekenen. Let op doorwerkfouten (die de kandidaat eventueel gemaakt heeft bij het beantwoorden van vraag 8 en vraag 9.) Soepel corrigeren.
Vraag 11
Aantal punten: 3 Wat is het verschil tussen winstmarge en rentabiliteit? Een winstmarge wordt gerelateerd aan omzet, terwijl een rentabiliteit iets zegt over de opbrengst van vermogen. Antwoorden van gelijke strekking goed rekenen. Soepel corrigeren omdat niet duidelijk is welk antwoord is gevraagd.
Vraag 12
Aantal punten: 3 Toon aan of de vermogensbehoefte in 2012 is gestegen, is gedaald of gelijk is gebleven. In 2011 bedroeg de vermogensbehoefte 193 ( x € 100.000) (1pt) In 2012 bedraagt de vermogensbehoefte 228 ( x € 100.000) (1pt) 228 > 193 en dus is de vermogensbehoefte gestegen. (1pt) Let op mogelijkheid dwf.
SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
4/9
Vraag 13
Aantal punten: 3 Noem 3 beperkingen van de statische cashflow. 1. Winst en afschrijving verhogen de liquiditeit niet bij verkoop maar bij ontvangst. (1 punt) 2. Aankopen van grondstoffen en hulpstoffen vinden meestal plaats op rekening. Hierdoor is de primaire liquiditeit groter dan uit hoofden van de cashflow verwacht wordt. (1 punt) 3. Belastingen worden meestal pas later (achteraf) betaald. (1 punt) Andere antwoorden ter beoordeling aan de corrector.
Vraag 14a
Aantal punten: 3 Welk ander instrument had de ondernemer gehad om kapitaalverwatering op te heffen? In plaats van afstempelen had de onderneming ook kunnen kiezen voor inkoop (1 punt) en intrekking (2 punten) van de ingekochte eigen aandelen. Opmerking: de kandidaat dient te vermelden dat de aandelen worden ingetrokken. Indien 1 antwoord wordt gegeven dan 3 punten toekennen.
Vraag 14b
Aantal punten: 2 Geef 2 mogelijke argumenten waarom de directie destijds niet voor deze optie gekozen heeft. 1. Statutaire bepalingen dat inkoop van eigen aandelen niet is toegestaan. (1 punt) 2. Te weinig liquide middelen om de aankoop van eigen aandelen te betalen (1 punt) Ook goed: Aankoop van eigen aandelen is WETTELIJK aan een maximum verbonden. Indien meer zou moeten worden ingekocht dan wettelijk toegestaan is, heeft aankoop van eigen aandelen GEEN zin Opmerking: Let op doorwerkfouten.
Vraag 14c
Aantal punten: 2 Welke van de door u gegeven antwoorden bij vraag 14b is de meest voor de hand liggend? Motiveer uw antwoord. Een bedrijf waar kapitaalverwatering aanwezig is, heeft meestal onvoldoende liquiditeiten. Ook goed: indien de kandidaat naar het oordeel van de corrector een goed antwoord geeft dit ook goedkeuren. Opmerking: Let op doorwerkfouten.
SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
5/9
Opgave 2
Totaal te behalen punten: 49
Vraag 15
Aantal punten: 3 Welke 3 situaties zijn er bij een besluitvormingsproces mogelijk? 1. Besluitvorming onder volledige zekerheid 2. Besluitvorming onder volledige onzekerheid 3. Besluitvorming onder risico
(1 punt) (1 punt) (1 punt)
Indien termen van risicomijdend, risciozoekend en neutraal worden gemeld dan ook ieder 1 punt. Vraag 16
Aantal punten: 4 Voor welk product kiest de onderneming indien men een keuze maakt op basis van het maxmin utility? Motiveer uw antwoord. 1
2
Vraag 17
bepaal per alternatief de slechtste product 1 Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3 0
product 2
product 3
110 -20
kiest hieruit het beste alternatief (maxmin utility) Gekozen wordt dus voor product 2 Stap 1: per goed onderdeel 1 punt (maximaal 3 punten) Stap 2: juiste keuze (1 punt)
Aantal punten: 2 Bij de oude beleggingsstrategieën speelde naast merites ook volatiliteit een belangrijke rol. Wat wordt in dit verband verstaan onder volatiliteit? Volatiliteit geeft de bewegelijkheid van de koers(en).
Vraag 18
Aantal punten: 4 Volgens de efficiënte-markthypothese is het onmogelijk om de markt duurzaam te verslaan. Leg uit waarom dit volgens de efficiënte-markthypothese onmogelijk is. Bij een efficiënte-markthypothese, is het uitgangspunt dat in de prijs van effecten alle publiek toegankelijke informatie en toekomst verwachtingen verwerkt zitten (2 punten). Op basis hiervan zou iedereen exact de waarde kunnen bepalen/voorspellen (2 punten). IEDERE KANDIAAT 4 PUNTEN TOEKENNEN.
SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
6/9
Vraag 19
Aantal punten: 3 Voor minstens 3 doelen is de risicograad van een (order)portefeuille van wezenlijk belang. Welke 3 doelen worden bedoeld? 1. Instrument voor het nemen van beleggings- of investeringsbeslissingen. (1 punt) 2. De risicograad mag een bepaalde grens niet overschrijden. (1 punt) 3. De risicograad moet in overeenstemming zijn met de continuïteit van de organisatie. (1 punt) Indien antwoord 1 gegeven wordt dan 3 punten toekennen, met een maximum voor deze vraag van 3 punten.
Vraag 20
Aantal punten: 3 Noem, naast speculeren à la hausse, nog 3 motieven waarom een ondernemer een dergelijk risico niet zal indekken. 1) Kosten wegen niet op tegen het risico 2) Er is geen (termijn)markt voor het in te dekken risico 3) Speculeren à la baisse
(1 punt) (1 punt) (1 punt)
Bij 1 goed antwoord 2 punten en bij 2 antwoorden goed 3 punten. Vraag 21
Aantal punten: 3 Als de onderneming speculeert à la hausse, koop hij dan meer of minder goederen in dan strikt noodzakelijk is? Motiveer uw antwoord. Bij speculeren à la hausse verwacht de onderneming een prijsstijging (1 punt). Op grond hiervan zal de (economische) voorraad positief zijn en zal een onderneming meer voorraad aanwenden op korte termijn dan voor deze termijn strikt noodzakelijk is (2 punten).
Vraag 22
Aantal punten: 9 Naast commodity risks zijn er nog drie andere soorten financiële risico’s. Noem de 3 andere financiële risico’s en geef van elk een korte omschrijving. 1. Marktrisico: prijs komt tot stand op een markt. 2. Belegginsrisico: fluctuaties in effectenkoersen en ordeportefeuille 3. Investeringsrisico’s: onjuiste inschatting van toekomstige kosten, technologische ontwikkelingen en concurrentie. Elk juist risico 1 punt, juiste beschrijving 2 punten per risico. Andere antwoorden ter beoordeling van de corrector.
SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
7/9
Vraag 23
Aantal punten: 3 Geef per datum aan of de opties: in the money, out of the money of at the money zijn. Op 30 juni: out of the money Op 27 augustus in the money Op 31 augustus at the money
(1 punt) (1 punt) (1 punt)
Na aanleiding van de proefcorrectie: iedere kandidaat 3 punten toekennen. Vraag 24
Aantal punten: 4 De ondernemer besluit om op 27 augustus gebruik te maken van zijn optierecht. Van welk optietype is er sprake, indien de ondernemer gebruik maakt van zijn optierecht op 27 augustus? Motiveer uw antwoord. Het optietype is in dit geval: Amerikaanse opties (2 punten). Amerikaanse opties kenmerken zich dat men gedurende de gehele optieperiode gebruik kan maken van het recht (2 punten) dit in tegenstelling tot de Europese opties.
Vraag 25
Aantal punten: 4 Beschrijf de 2 dimensies van het renterisico. 1. Invloed op de winstgevendheid. Stijging van rente leidt tot hogere rentekosten 2. Invloed op de waarde van de onderneming. De disconteringsvoet heeft immers invloed op de hoogte van een contante waarde, etc. Juiste dimensie en juiste beschrijving (2 * 2 punten = 4 punten).
Vraag 26
Aantal punten: 3 Waartoe dient een rentetypische balans? Een rentetypische balans is bedoeld om inzicht te verkrijgen in de afstemming van activa en passiva. (3 punten) Opmerking: indien de kandidaat uitsluitend omschrijft wat een rentetypische balans is, nul punten toekennen.
Vraag 27a
Aantal punten: 2 Noem 2 manieren om via interne hedging valutarisico’s te beperken. valutatypische financiering, valutaclausule, leading en lagging, matching en netting. per goed onderdeel (1 punt met een maximum van 2 punten).
SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
8/9
Opmerking: de kandidaat hoeft er slechts twee te benoemen. Vraag 27b
Aantal punten: 2 Naast interne hedging van vaulutarisico’s kan men ook kiezen voor externe hedging. Noem 2 manieren om via externe hedging valutarisico’s te beperken. koersrisicoverzekering, valutatermijncontract, valutafuture, valutaopties valuta-swaps. per goed onderdeel (1 punt met een maximum van 2 punten). Opmerking: de kandidaat hoeft er slechts twee te benoemen
SPD Bedrijfsadministratie Finance & Risk management Dinsdag 17 december 2013
9/9