Feesten en gedenkdagen van de Surinaamse Hindoes
De hindoes, hindoestanen in Suriname en Nederland, kennen zeer veel feest- en gedenkdagen. Een aantal wordt door de gehele hindoe gemeenschap gevierd, een klein aantal slechts door de afzonderlijke stromingen. Bij het volgen van de traditionele westerse kalender zijn de voornaamste, die in Nederland gevierd worden, achtereenvolgens: Gedenkdag Swami Dayanand valt altijd op 11 februari. Op deze dag herdenken de Arya Samaji's de geboorte van Swami Dayanand, een belangrijk hindoeïstische sociale en religieuze hervormer die in 1875 de Arya Samaj heeft opgericht. Op deze dag worden thuis in besloten kring of in tempels voor een groter aantal deelnemers erediensten gehouden. Er vindt een hawan plaats en er worden toespraken gehouden. Vaak wordt er voorgelezen uit de Satyaarth Prakaash, het boek waarin de Swami zijn leer uiteenzet. Maha Shiw Raatri valt omstreeks februari, maart, op de veer-tiende dag van de donkere helft van de maand Phagun, de laatste maand. Volgens de hindoes bestaat iedere maand uit twee maanhelften (paksh): een donkere (Krishnapaksh) en een lichtere (Soekla paksh). Dit feest is de 'grote nacht van de godheid Shiw (Shiva), de schepper en vernietiger van het heelal, de vernieuwer. Op deze dag vasten veel Sanatani's, houden thuis in besloten kring een religieuze dienst ter ere van de godheid. In toenemende mate wordt er 's nachts in de tempel of gehuurde zalen een publieke dienst met pudja, hawan en katha gehouden. Ook wordt uit de Shiw Tjalisa, een ode aan Shiw en bestaande uit veertig coupletten, gereciteerd. Tevens wordt er uit de Shiw Puran, een historisch en mythologisch geschrift waarin de kracht en de daden van de godheid (Shiw) zijn beschreven, voorgelezen. Holi (Phagua) valt omstreeks februari, maart op de laatste dag van de maand Phagun. Dit feest is een van de belangrijkste feesten van de hindoes en is niet alleen religieus van aard, in tegenstelling met de meeste andere. Met het Holi-feest worden enkele belangrijke gebeurtenissen gevierd: Oogstfeest. In deze tijd wordt in India en Suriname de oogst binnen gehaald. Traditiegetrouw werd dan op een eenvoudige wijze aan de goden geofferd door wat graan in het vuur te gooien. Er werd geen uitgebreide offerdienst gehouden; Overwinningsfeest. Volgens de hindoestaanse mythologie leefde eens koning Harnaakus (Hiranyakasyapu) die van God het erewoord had gekregen dat hij niet overdag en ook niet 's avonds gedood kon worden, ook niet door een dier of mens. Omdat hij dacht dat hij onsterfelijk was, riep hij zichzelf uit tot god en gebood iedereen in zijn rijk om voortaan alleen hem te aanbidden. Deze koning had een jonge zoon, Prahalaad geheten. Deze was er heilig van overtuigd dat zijn vader maar een mens was, zoals alle andere mensen. Daarom weigerde hij zijn vader als een god te aanbidden en begon hij de ware God te vereren en tot hem te bidden. Dit gedrag van zijn zoon beviel de vader niet. Hij probeerde de jonge prins met lieve woorden tot andere gedachten te brengen. Toen hij met zijn gevlei en aantrekkelijke beloften niets bereikte, ging hij Prahalaad aanpakken. Maar hoe hardhandig hij dot ook deed, hij had geen succes. Het geloof van de prins in de ware God nam met de dag toe. Hij zong mooie liederen ter ere van God en haalde andere kinderen over om met hem mee te zingen en te bidden. Toen de koning zag dat zijn gezag ondermijnd werd, was hij bang dat hij zijn macht zou verliezen. Daarom besloot hij om zijn zoon te doden. Hij gaf bevel Prahalaad in zee te gooien. Toen de handlangers van de koning stenen aan zijn benen gebonden hadden en hem in het water gooiden, bleef Prahalaad als door een wonder geholpen op het water drijven. Hierna werd hij uit het water gehaald en probeerden de soldaten hem met hun wapens te doden. De wapens evenwel ketsten op zijn lichaam af. Hierna werd
hij levend begraven en na een paar weken weer opgegraven: hij bleek nog springlevend. Wat de koning en zijn handlangers ook probeerden, ze konden Prahalaad niet dood krijgen. Koning Harnaakus had een zuster die Holika heette. Zij had het idee dat zij onbrandbaar was. Zij liet een grote brandstapel oprichten en nam met Prahalaad op haar schoot daarop plaats waarna deze in brand werd gestoken. De hele nacht brandde de brandstapel. Toen men de volgende ochtend ging kijken wat het resultaat was, zag men Prahalaad vrolijk bij de as van de brandstapel spelen. Deze gebeurtenis wordt door de hindoes jaarlijks met het Holi-feest gevierd. Ze vieren de overwinning van het goede op het kwade, van de goddelijkheid op de ongoddelijkheid, van het recht op het onrecht. Met dit feest wordt ook de komst van de lente, van nieuw leven herdacht. Nieuwjaarsfeest. Met het Holi-feest begint voor de hindoes het nieuwe jaar omdat het op de eerste dag van de eerste maand (Phagun) van de hindoe-kalender valt. In Nederland begint dit feest met het 's avonds oprichten van een brandstapel op een afgelegen plaats. Alle aanwezigen helpen daarmee. Als de stapel hoog genoeg is, steekt de priester deze in brand nadat hij enkele heilige spreuken uitgesproken heeft. Hiermee wordt symbolisch het kwade verbrand, verbannen. Een zang- en muziekgezelschap zingt onder leiding van hindoestaanse muziekinstrumenten enkele gelegenheidsliederen, waarna het gezelschap naar huis gaat. De volgende dag wordt thuis of in familieverband feest gevierd. Men nuttigt een uitgebreide maaltijd, eet lekkernijen en beluistert tjautaals, kabirs, birha's en andere speciale liederen voor deze gelegenheid. Ook besprenkelt men elkaar met abir (een gekleurde vloeistof) en parfum of gekleurd poeder, als teken dat de grauwe winter voorbij is en de kleurrijke lente is aangebroken. De extra sociale betekenis van het Holi-feest is dat dit een verzoeningsfeest is: ruzies en onenigheden worden vanaf die dag bijgelegd. Tijdens het vieren van het Holi-feest wordt geen onderscheid gemaakt tussen arm en rijk, tussen kasten enz. Men benadrukt dat men als mens aan elkaar gelijk en in ieder geval gelijkwaardig is. Tijdens dit feest wordt ook alcohol gedronken en vis en vlees gegeten, dit in tegenstelling bij de andere, vooral religieus getinte feesten. Het Holi-feest is een van de meest gevierde feesten van de hindoestanen in Nederland. Naast het vieren van dit feest in gezins- of familieverband wordt vooral in de grote steden waar veel hindoes wonen dit feest gezamenlijk gevierd. Hiertoe komt men in een feestzaal of andere grote ruimte bijeen. Er worden dan Holi-liederen gezongen en toespraken gehouden. Veelal organiseert men ook een sari-show, waarbij de Indiase klederdracht gedemonstreerd wordt. Soms houdt men ook een miss-Holi verkiezing. Met het Holi-feest, evenals met het Diwali-feest, stuurt men elkaar wenskaarten. Nawraatri of nawraatan betekent negen avonden. Er zijn twee nawraatri's: de eerste valt in de maand Tjayt, de eerste maand, terwijl de tweede in de maand Kuwaar valt, de zevende maand. Op deze negen avonden wordt in de tempels op iedere avond één reïncarnatie van de godin Durga, de gemalin van god Shiva herdacht. Ter ere van deze godin wordt er een offerdienst gehouden terwijl de priester vertelt over het leven van de godin. Thuis houdt men op een van deze dagen een offerdienst ter ere van Durga. Omdat men maar één dienst houdt worden alle negen incarnaties herdacht en aan hen geofferd. Sommigen gebruiken deze gelegenheid om enkele of alle dagen overdag te vasten. Raamnawmi valt omstreeks maart-april op de negende dag van de lichte maanhelft van de maand Tjayt. Met dit religieus feest wordt de geboortedag van de god Raam (Rama), de zevende incarnatie van de god Wishnu (Vishnu) gevierd. Hij was op de negende dag (nawmi) van de wassende maanhelft van de maand Tjayt in de Treta djug (yuga, de tweede grote periode). Hij kwam op aarde in Ayodhya (een
stad en landstreek in India) als zoon van koning Dasrath van het geslacht Raghu. Raam leefde gelijk als alle stervelingen. Door vele heldendaden te verrichten wist hij de wereld te zuiveren van al het kwaad en onrecht. Nadat hij tot koning gekroond was, vestigde hij het zogenaamde 'Raamradj', een ideaal koninkrijk dat een hoge mate van welvaart en welzijn gekend moet hebben. De vele heldendaden van Raam zijn door de klassieke Indiase wijsgeer en schrijver Baalmiki gezongen in het Sanskriet-epos Raamaayan. In de zestiende eeuw schreef de bekende dichter Tulsidaas in het Hindoestaans een aangepaste versie over het leven van god Raam. Dit heldendicht, de Raamtjarit Maanas, is onder de hindoes van Sanatan Dharma afkomst zeer populair. Tijdens veel religieuze feesten en gedenkdagen wordt hieruit voorgelezen, gereciteerd en gezongen. Vooral met Raamnawmi komen de Sanatan Dharmi's in hun mandir (tempel) bij elkaar. Ter ere van god Raam houdt de priester een pudja en een hawan. Een muziekgezelschap zingt bij deze gelegenheden uit de Raamtjarit Maanas voor onder begeleiding van Indiase muziekinstrumenten. Omdat de tekst in een oude taal geschreven is, geeft de zanger ook uitleg. Ook interpreteert hij de tekst en licht de moraal toe. Dit doet hij omdat elke rechtgeaarde en religieuze hindoe zijn leven moet inrichten en leiden zoals indertijd god Raam dat deed. Hij gaf aan de mens hét voorbeeld, wat ook het doel van zijn incarnatie was. Vrome Sanatani's brengen Raamnawmi vastend of met het nuttigen van vegetarisch door en houden thuis een offerdienst ter ere van Raam. Het leven van Raam wordt ook met de zogenaamde Raamlila herdacht. Een toneelgezelschap vertoont dan de daden van Raam. In Nederland worden regelmatig dergelijke Raamlila's opgevoerd. Hanumaan Jayanti valt omstreeks maart-april, op de dag van de volle maan in de maand Tjayt. Bij dit feest wordt de geboorte van Hanumaan herdacht. Ter ere van hem worden in de tempels speciale erediensten en offerplechtigheden gehouden. Veel hindoes vereren Hanumaan niet zozeer als een god, maar als een dienaar van God. Door hem te vereren probeert men hem gunstig te stemmen. Zo kan hij voor de mensen als bemiddelaar bij god Raam optreden. Wanneer de hindoes pudja's houden, wordt ook Hanumaan geëerd en aan hem geofferd. Tevens worden er rode vlaggen aan een bamboestok voor hem op het erf of binnenhuis in een bloempot geplant. Aan deze vlaggen kan men zien dat men te maken heeft met een vereerder van Hanumaan. Tevens zorgen deze vlaggen er voor dat de boze geesten niet op het erf en in het huis kunnen komen. Hanumaan geldt als de verdrijver van boze geesten. Wanneer een hindoe bang wordt voor boze geesten, kan hij verzen uit Hanumaan Tjalisa (dit werk bevat veertig verzen over en ter ere van Hanumaan) reciteren. Dit geeft moed en houdt de boze geesten op een afstand. Volgens de mythologie, onder andere te lezen in de Raamtjarit Maanas van de dichter Tulsidas, heeft Hanumaan als aanvoerder van een leger apen god Raam geholpen om zijn gemalin Sita uit de handen van de demon Raawan (Ravana) te bevrijden. Daarnaast heeft hij zijn hele leven gewijd aan het dienen van god Raam. Prawasi din: Hindoestaanse immigratie valt op 5 juni. Het feest wordt niet in huiselijke kring uitbundig gevierd, maar in een groot groepsverband. Op 1 juli 1863 werd in Suriname de slavernij afgeschaft. Hoewel de slaven toen de vrijheid kregen, waren ze toch verplicht om tien jaar lang tegen betaling op de plantages te blijven werken. De plantage-eigenaren hadden deze tien jaren (de staatstoezicht) nodig om nieuwe arbeiders aan te werven omdat het vaststond dat de vrijgekomen negerslaven geen zin zouden hebben om hun gebruikelijke arbeid te verrichten. Nederland besloot om in Brits Indië Hindoestanen voor de plantages te werven aangezien zij bekend stonden als harde werkers. In ruil hiervoor kreeg Engeland haar kolonie Goudkust in Afrika. Het eerste schip, Lalla Rookh, met de Brits-Indische contractarbeiders aan boord, kwam op 5 juni 1873 in Suriname aan. De Hindoestanen herdenken ieder jaar op 5 juni de aankomst in Suriname van hun voorouders. Ook
in Nederland vieren zij feest: als hun voorouders niet naar Suriname gebracht zouden zijn, zouden zij nu niet hier zijn. Op deze dag worden in de plaatsen met grote concentraties Hindoestanen een grote ruimte gehuurd waar toneelstukjes worden opgevoerd, muziekgroepen optreden en toespraken gehouden worden. Een nieuwe activiteit op deze dag is het organiseren van zogenaamde Milans, bijeenkomsten, ontmoetingen. Tegen 5 juni wordt door de Hindoestanen een ontmoetingsdag georganiseerd met de bedoeling om culturele groepen kennis te laten nemen van elkaars cultuur. Op deze dag vindt er op een veld een soort braderie, pasar of markt plaats waarbij veel hindoestaanse producten en etenswaren te koop zijn. Deze Milans worden druk bezocht. Raksha Bandhan (Raakhi) valt omstreeks juli-augustus, op purnima (volle maan) van de (vijfde) maand Saawan. Wie op deze dag goed naar Hindoestaanse jongens en mannen kijkt, zal zien dat ze een wollen of katoenen koordje of een ander kleurrijk bandje of koord om hun pols dragen. Dit bandje (Bandhan) heet raakhi (van Raksha = bescherming) en wordt door een meisje of een vrouw om de pols van iemand gebonden van wie ze bescherming of hulp kan verwachten. Het is gebruikelijk dat een zuster de Bandhan voor haar broers bindt. Als zij het voor een niet familielid bindt, dan beschouwt hij haar vanaf dat ogenblik als een zuster en ontstaat er een broer-zus relatie of band. Zij biedt hem daarbij iets lekkers te eten aan en krijgt van hem een geschenk of wat geld: 'wie ooit voor iemand een Raksha Bandhan gebonden heeft, kan altijd van zijn hulp en bescherming verzekerd zijn'. Deze grondregel van de Raksha Bandhan is bij de hindoes meer een traditie dan een sociale norm of verwachting. Het komt niet meer voor dat er een beroep wordt gedaan op deze regel. Wel wordt dit sociale feest gebruikt om de band tussen broers en zusters te versterken. Het feest wordt niet uitbundig gevierd: de zusters gaan wel langs hun broers om de raakhi te binden. Verder wordt de kinderen het belang van goede familierelaties bijgebracht waarbij wel wordt benadrukt dat de jongens voor hun zusters moeten zorgen en hen steunen. Veel hindoes die een eigen, vaste priester hebben en vooral als deze priester tevens hun guru of geestelijk leider is, bezoeken op deze dag hem. Deze bindt dan dit beschermingskoord om hun pols. Dit koord symboliseert dan dat de volgeling voor zijn guru moet zorgen. Tevens biedt het bescherming tegen kwade invloeden of boze geesten. Dit ritueel van het beschermingskoord is terug te vinden in de Veda's en in de mythologische verhalen. Eens voerde god Indra, god van de regen, de natuur en de positieve krachten daarin, een langdurige oorlog tegen de demonen of negatieve krachten in het heelal. Het lukte hem niet de demonen te verslaan en op een gegeven ogenblik leek het alsof hij de strijd zou verliezen. Toen kwam zijn gemalin Indrani hem te hulp. Door haar gebeden, vasten, offerdiensten enz. vergaarde zij veel kracht en gunsten van de goden. Deze kracht en gunsten bundelde ze samen in een koord en bond deze om de rechterpols van haar gemaal Indra. Hierdoor kon hij in de oorlog de overwinning behalen. Krishna Janma Astmi valt omstreeks augustus-september, op de achtste dag te middernacht van de donkere maanhelft van de maand Bhado. Op deze dag en avond wordt de geboorte van de god Krishna gevierd en herdacht. In de Bhaagwat Puran wordt zijn geboorte als volgt beschreven: Midden in de donkere nacht werd de stralende en allesdoordringende verhevene geboren, zoals de maan in het oosten opkomt. Hij vertoont zich aan Waasudew en Dewki in zijn goddelijke gedaante, vierarmig, met kinkhoorn, knots, werpschijf en lotus in zijn handen, donker van huidskleur als een donderwolk, met edelstenen versierd, in een geel gewaad gehuld, getooid met diadeem en oorhangers van lazuursteen, die met hun schittering zijn krullende haren omlijsten. En zij herkenden hem als het opperste wezen en aanbaden hem. Na in zijn goddelijke gedaante zijn ouders toegesproken en hun geloof in hem versterkt te
hebben, veranderde hij in een gewoon hulpbehoevend pasgeboren kind, dat zijn nooddrift door schreien bekend maakt. De geboortedag van Krishna wordt met een speciale plechtigheid in de mandir (tempel) gevierd. Na de algemene pudja van alle goden, hawan ter ere van alle goden wordt er specifiek aandacht aan Krishna besteed. Een beeld van Krishna wordt, onder het verrichten van verschillende rituele handelingen, tegen middernacht in een speciaal daartoe opgehangen wieg gelegd, waarna plechtig de offerspijs aan Krishna wordt aangeboden. Onder het luid klinken van de kinkhoorn, gong en andere instrumenten wordt de geboorte van Krishna aangekondigd.
Pitri Pudja (jaarlijkse dodenherdenking) valt omstreeks september-oktober, in de donkere helft van de maand Kuwaar. Deze donkere maanhelft is gewijd aan de herdenking van de doden in het algemeen en de eigen voorouders, eigenlijk voorvaderen, in het bijzonder. Er worden speciale offerplechtigheden voor de overledenen gehouden. Dit gebeurt zowel in gezinsverband thuis als in groepsverband in de tempels. Middels de offers en de offerranden voedt men de geest van de overledenen en smeekt men hun gunst af. Het offeren aan de doden is gebaseerd op de gedachte, het geloof en de traditie dat er een hemel en een hel in het hiernamaals is. Om het leven van de geesten aldaar aangenaam te maken wordt er voor en namens hen aan de goden geofferd. Zodoende krijgt de hindoe ieder jaar tijdens deze periode in het bijzonder de gelegenheid zijn voorouders van dienst te zijn. Het dienen van de ouders en voorouders is in het hindoeïsme erg belangrijk. Diwali valt omstreeks oktober-november op de laatste dag van de donkere maanhelft van de (achtste) maand Kaatik. Het Diwali-feest is het meest gevierde en belangrijkste feest van de hindoes. Dit feest wordt ook wel het lichtfeest genoemd omdat het meest opvallende van dit feest de aarden lampjes zijn die men laat branden. Met het Diwali-feest worden verschillende feesten met een religieuze achtergrond gevierd. Omdat al deze feesten, gedenkdagen en bezinningsmomenten min of meer samenvallen, worden ze niet meer afzonderlijk gevierd. Bij al deze feesten is het centrale thema de overwinning van het goede op het kwade, van het licht op de duisternis, van de warmte op de koude, van de waarheid op de onwaarheid, van de reinheid op de onreinheid. Op deze dag herdenkt de hindoe de overwinning van god Raam op de demon Raawan (Ravana). God Raam kwam na zijn overwinning terug in zijn geboortestad Ayodhya. Het volk was zeer verheugd en onthaalde god Raam op feestelijke wijze. 's Avonds werd zeer uitbundig feest gevierd waarbij de hele stad extra verlicht werd. Vandaar dat men op Diwali veel lampjes en lichtjes aansteekt. Op deze dag herdenkt men ook de overwinning die god Krishna op de demon Narkaasur behaalde. De handelaren gebruiken deze dag om hun nieuwe boeken te openen. Op deze dag begint het nieuwe jaar volgens de jaartelling van keizer Vikramaditya omdat hij op deze dag tot keizer gekroond was. Voor de Arya Samaji's heeft deze dag een bijzondere betekenis omdat de grondlegger van hun geloof, Swami Dayanand, op deze dag is overleden: hij verliet de aarde om in de hemel opgenomen te worden. In veel gezinnen wordt een dag voor het Diwali-feest één aarden lampje aangestoken, ter ere van god Yam, de god die over het dodenrijk heerst. Zo poogt men deze god gunstig te stemmen. Volgens de Hindoestaanse mythologie gaat op de avond van het Diwali-feest de godin Lakshmi langs alle huizen. De huizen die niet rein en verlicht zijn, loopt ze voorbij. In de schone en verlichte woningen blijft zij een jaar lang en brengt ze welvaart. Daarom maken de hindoes met de komst van het Diwali-feest hun huizen en omgeving schoon. Op de dag van Diwali zelf reinigt ieder grondig zijn lichaam en trekt schone kleren aan. Op die dag, en naar gelang men religieus is enkele dagen ervoor, wordt alleen vegetarisch voedsel genuttigd en geen alcohol gedronken. Bij het aanbreken van de avond komt het hele gezin bij elkaar om te bidden en God te vereren. Bij deze gelegenheid wordt
er speciaal gebeden tot de godin Lakshmi, de gemalin van god Wishnu. Zij is de godin van welvaart, welzijn en het licht. Na het bidden en het offeren worden er diya's aangestoken, aarden schoteltjes met roomboter als brandstof en een katoenen pitje. Voor de hindoes heeft het vuur een speciale betekenis omdat het licht en warmte geeft en als zuiveringsmiddel werkt. Daarnaast is het vuur de mond van de goden. Door middel van het offeren in het vuur zorgt men ervoor dat de offeranden, beter gezegd de krachten die daarin zitten, tot de goden komen.
De bedoeling van het Diwali-feest is dat de mensen niet alleen het uiterlijke mooi en schoon maken, maar vooral hun geest of het innerlijke verlichten. Het hart moet warmte en liefde krijgen voor anderen, het hoofd moet openstaan voor ware kennis en inzicht, de handen moeten tot algemeen nut aangewend worden: zo moet ieders heil nagestreefd worden.
Het Diwali-feest wordt in huiselijke kring gevierd. Op die dag wordt een uitgebreide vegetarische maaltijd met lekkernijen en zoetigheden klaargemaakt. Sommigen gaan in de avonduren naar de tempel. Daar wordt onder begeleiding van de priester een speciale (offer)dienst gehouden ter ere van de godin Lakshmi. In Nederland, vooral in de grote steden, wordt het feest in de avonduren in feestzalen gevierd. Er treden muziek- en dansgroepen op. In toespraken wordt ingegaan op de inhoud en betekenis van het Diwali-feest. Ook worden er fakkeloptochten georganiseerd. De mensen gaan dan met lampjes en fakkels door de straten. De optocht eindigt dan bij de feestzaal, waar het feest verder gevierd wordt.