Pro Memorie TAX / Februari 2014
Alle fiscale feiten en cijfers op een rij meijburg.nl
Realisatie: KPMG Marketing & Salessupport Tekstproductie: KPMG Accountants Belastinggroep, KPMG Meijburg & Co en KPMG MKB Meer informatie over onze dienstverlening vindt u op www.kpmg.nl,www.meijburg.nl en www.kpmgmkb.nl
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Inhoud 1 Inkomstenbelasting 3 1.1 Loon en bijtelling privégebruik auto van de zaak 4 1.1.1 Bijtelling op jaarbasis 4 1.1.1.1 Bijtelling afhankelijk van CO2-uitstoot 4 1.1.1.2 Bestelauto van de zaak 5 1.1.2 Aftrek eigen bijdrage privégebruik auto 5 1.2 Winst uit onderneming 5 1.2.1 Bijtelling privégebruik auto 5 1.2.2 Bijtelling privégebruik woning 5 1.2.3 Forfaitaire winstbepaling zeescheepvaart 6 1.2.4 Bijzondere fiscale waarderingsvoorschriften 7 1.2.4.1 Beperking fiscale afschrijving 7 1.2.4.2 Willekeurige afschrijving 7 1.2.4.3 Waarderingsvoorschrift onderhanden werk/opdrachten 7 1.2.5 Mkb-winstvrijstelling 8 1.2.6 Van winst aftrekbare kosten privévervoermiddel 8 1.2.7 Investeringsaftrek 8 1.2.7.1 Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 8 1.2.7.2 Energie-investeringsaftrek 9 1.2.7.3 Milieu-investeringsaftrek 9 1.2.7.4 Research- & developmentaftrek (RDA) 10 1.2.8 Ondernemersaftrek 10 1.2.8.1 Urencriterium 10 1.2.8.2 Zelfstandigenaftrek, startersaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid 11 1.2.8.3 Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek) 11 1.2.8.4 Meewerkaftrek/partnervergoeding 12 1.2.8.5 Stakingsaftrek 12 1.2.9 Oudedagsreserve 13 1.3 Eigen woning 13 1.3.1 Eigenwoningforfait 13 1.3.2 Tariefaanpassing aftrek kosten eigen woning 14 1.3.3 Kapitaalverzekering eigen woning 14 1.4 Reisaftrek 15 1.5 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 15 1.5.1 Premies voor lijfrenten 15 1.5.2 Extra lijfrentepremieaftrek bij stakende ondernemers 16 1.6 Inkomen uit sparen en beleggen 16 1.6.1 Forfaitair rendement 16 1.6.2 Rendementsgrondslag 17
1.6.2.1 Vrijstellingen box 3 1.6.2.2 Drempel schulden box 3 1.7 Heffingvrij vermogen 1.7.1 Ouderentoeslag 1.7.2 AOW-leeftijd 1.8 Uitgaven voor monumentenpanden 1.9 Verliesverrekening 1.9.1 Verliesverrekening 1.9.2 Verliesverdamping 1.10 Tarieven in de boxen 1.10.1 Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning 1.10.2 Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 1.10.3 Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen 1.11 Heffingskortingen 1.11.1 Heffingskortingen in verband met beleggingen 2 Toeslagen 2.1 Zorgtoeslag 2.2 Kindgebonden budget 2.3 Kinderopvangtoeslag 2.3.1 Maximumuurtarief kinderopvang 2.4 Huurtoeslag 2.5 Vermogenstoets voor zorg-, huurtoeslag en kindgebonden budget 3 Vergoedingen, verstrekkingen en aftrekposten 3.1 Beperking van aftrekposten en belastingvrije vergoedingen 3.1.1 Vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen werkruimte eigen woning 3.1.2 Normbedragen maaltijden in bedrijfskantines 3.2 Eindheffing op belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen 3.3 Werkkostenregeling 3.3.1 Tabel gerichte vrijstellingen 3.4 Schematisch overzicht werkkostenregeling 4 Loonbelasting 4.1 Loonheffingskorting 4.2 Afdrachtvermindering loonheffing 4.2.1.1 S&O-afdrachtvermindering (niet-starters) 4.2.1.2 S&O-afdrachtvermindering (starters)
18 18 18 19 19 19 20 20 20 20 20 22 22 23 24 25 25 25 25 26 26 26 27 27 29 30 30 31 31 33 34 34 34 34 34
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
1
Inhoud 2 4.3 Gebruikelijk loon 35 4.4 Pseudo-eindheffing voor hoge lonen 35 4.5 Vrijwilligersregeling 36 4.6 Modelstaat voor loonberekening 2014 36 4.7 Bestanddelen van het loon 2014 37 4.8 Werknemersverzekeringen 37 4.8.1 Premieheffingen 37 4.8.2 Uitkeringen ZW/WW/WIA 38 5 Vennootschapsbelasting 39 5.1 Aftrekfaciliteiten en waarderingsvoorschriften 39 5.2 Verliesverrekening 39 5.3 Tarieven 39 5.3.1 Reguliere tarieven vennootschapsbelasting 39 5.3.2 Boxtarieven vennootschapsbelasting 39 6 Dividendbelasting 40 7 Omzetbelasting 41 7.1 Tarieven en regelingen 41 7.2 Correctie privégebruik auto van de zaak 41 7.2.1 Hoofdregel correctie privégebruik auto van de zaak 41 7.2.2 Forfaitaire correctie privégebruik auto van de zaak 41 8 Belastingen van rechtsverkeer en kansspelbelasting 42 9 Erf- en schenkbelasting 43 9.1 Vrijstellingen schenkbelasting 43 9.2 Vrijstellingen erfbelasting 43 9.3 Vrijstelling bij bedrijfsopvolging 44 9.4 Tarieven 44 9.4.1 Tarief erf- en schenkbelasting 2014 44 9.4.2 Tarief erf- en schenkbelasting 2013 44 9.4.3 Tarief erf- en schenkbelasting 2012 45 10 Uitkeringen op grond van sociale wetten 46 10.1 AOW 46 10.2 Anw 46 10.3 Bijstandsuitkeringen en normbedragen 47 10.3.1 IOAW-uitkering per maand 47 10.3.2 WWB-nettonormbedragen per maand 47 10.4 Minimumloon per maand 48 10.5 Kinderbijslag (AKW) 48 10.5.1 Uitkeringen per kwartaal 48 10.5.2 Maximale nettobijverdiensten per kwartaal 48 11 Zorgverzekeringswet 49 12 Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) 50 12.1 Verpakkingenbelasting 50 12.2 Afvalstoffenbelasting 50
12.3 Belasting op leidingwater 50 12.4 Kolenbelasting 50 12.5 Energiebelasting 51 12.5.1 Aardgas (per m3) 51 12.5.2 Elektriciteit (per kWh) 51 13 Discontopercentages en wettelijke rente 52 13.1 Wettelijke rente, belastingrente en invorderingsrente 52 13.2 Heffings- en invorderingsrente bij belastingen 53 13.3 Rentetarieven ECB 53 13.4 Discontovoet 53 13.5 U-Rendement 54 14 Koersen 55 14.1 Valutakoersen 55 15 Lijst met afkortingen 56
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
2
Reisaftrek
Winst uit onderneming
Resultaat uit overige werkzaamheden
Periodieke uitkeringen
Ontvangen alimentatie
Eigenwoningforfait
Aftrekbare kosten
Reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang
Vervreemdingsvoordelen uit
aanmerkelijk belang
Spaargeld, tweede woning, aandelen e.d. minus schulden
(voor zover dit meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen)
Gemiddeld vermogen
Aftrekposten
Inkomsten
(4%)
X rendement
Vast
Aftrekposten van de eigen woning
inkomstenvoorzieningen
uitgaven voor
Premies voor lijfrenten en andere
Aftrekposten
Loon (incl. auto van de zaak), pensioen
Inkomstenbelasting
Inkomsten
1
beleggen
en
uit sparen
Voordeel
Box 3
Box 2
=
=
belang
aanmerkelijk
verliezen uit
Te verrekenen
en woning
verliezen uit werk
Belastbaar inkomen
Box 3
belang
Arbeidskorting Werkbonus Inkomensafhankelijke combinatiekorting Ouderschapsverlofkorting (Aanvullende) alleenstaande-ouderkorting
(Alleenstaande) ouderenkorting Levensloopverlofkorting Korting groene beleggingen
Jonggehandicaptenkorting
Algemene heffingskorting
Heffingskortingen
en box 2
box 3
ook in
= aanmerkelijk
Inkomen uit
in box 1, eventueel
Box 2
Aftrekken
woning
uit werk en
Inkomen
gebonden aftrek
Box 1
Persoons-
Te verrekenen
Uitgaven weekendbezoek gehandicapten
Uitgaven voor specifieke zorgkosten
Levensonderhoud kinderen jonger dan 21 jaar
Alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen
Box 1
Aftrekposten
Belastbaar
Box 2
inkomen
= inkomen
=
Belastbaar
Box 1
Giften
X 30%
25%
X tot
22%
52%
X tot
36,25%
Uitgaven monumentenpanden
=
=
=
bedrag
Te betalen
korting
Heffings-
belasting
Totaal
Belasting
Box 3
Belasting
Box 2
Belasting
Box 1
Studiekosten en andere scholingsuitgaven
_
+
Inhoud
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
3
Inhoud
1.1 Loon en bijtelling privégebruik auto van de zaak Het voordeel van het privégebruik van de (bestel)auto van de zaak wordt belast als loon. Werkgevers moeten hierover loonbelasting, premies volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) inhouden. Per 1 januari 2013 is het voordeel ook loon voor de werknemersverzekeringen.
1.1.1
Bijtelling op jaarbasis
1.1.1.1 Bijtelling afhankelijk van CO2-uitstoot 2014
2013
2012 1 januari3)
2012
GRAM/KM
GRAM/KM
GRAM/KM
GRAM/KM
0% bijtelling5)
–
<51
<51
<51
4% bijtelling
BIJTELLING1,2)
1 juli4)
ALLE BRANDSTOFFEN MET UITZONDERING VAN DIESEL
0
–
–
–
7% bijtelling6)
1-50
–
–
–
14% bijtelling
51-88
51-95
51-110
51-102
6)
20% bijtelling
89-117
96-124
111-140
103-132
25% bijtelling
> 117
>124
>140
>132
0% bijtelling5)
–
<51
<51
<51
4% bijtelling
6)
0
–
–
–
7% bijtelling
6)
DIESEL
1-50
–
–
–
14% bijtelling
51-85
51-88
51-95
51-91
20% bijtelling
86-111
89-112
96-116
92-114
25% bijtelling
>111
>112
>116
>114
De bijtelling voor privégebruik is ten minste het vermelde percentage van de cataloguswaarde van de auto (inclusief btw en bpm). Afhankelijk van het daadwerkelijke privégebruik kan een hoger percentage van toepassing zijn. Voor auto’s die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen geldt de waarde in het economisch verkeer als grondslag en, met ingang van 1 januari 2010, een bijtelling van 35% in plaats van 25%. 2) De bijtelling is nihil als een auto niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. In beginsel is een rittenadministratie nodig om te bewijzen dat sprake is van 500 privékilometers of minder. De woon-werkkilometers tellen hierbij als zakelijke kilometers. De werknemer kan ook een ‘verklaring geen privégebruik’ aanvragen om de bijtelling door de werkgever achterwege te laten. Voor de bestelauto gelden verder nog specifieke regels. Zie het aanvraagformulier verklaring geen privégebruik dat via de site van de Belastingdienst is te downloaden. 3) Auto’s met een 20%- of 14%-bijtelling waarvan het kenteken vóór 1 juli 2012 op naam is gesteld, houden dat lagere bijtellingspercentage totdat de auto een andere eigenaar én andere gebruiker krijgt. In dat geval zal het bijtellingspercentage met ingang van 1 juli 2017 worden aangepast overeenkomstig de dan geldende normen. 4) Auto’s met een 20%- of 14%-bijtelling die vanaf 1 juli 2012 op naam worden gesteld, houden dat lagere bijtellingspercentage voor een periode van 60 maanden. Die periode van 60 maanden begint op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld. Aan het eind van die periode wordt bekeken of de auto tegen de dan geldende CO2-grenzen opnieuw voor een 60-maandenperiode voor een verlaagd bijtellingspercentage in aanmerking komt. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
4
Inhoud
Voor auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km die in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 zijn aangeschaft, geldt gedurende 60 maanden een 0%-tarief voor de bijtelling. Op auto’s die al voor 1 januari 2012 zijn aangeschaft en niet meer dan 50 gr/km CO2 uitstoten, is voor zover ze daar nog geen recht op hadden, vanaf 1 januari 2012 het 0%-tarief van toepassing tot 1 januari 2017. 6) Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km die in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 worden aangeschaft, geldt gedurende 60 maanden een bijtelling van ten minste 4%. Indien de CO2 uitstoot hoger is dan 0 gr/km maar niet hoger dan 50 gr/km, geldt gedurende 60 maanden een bijtelling van 7%. 5)
1.1.1.2 Bestelauto van de zaak Een werknemer die een bestelauto van de zaak uitsluitend zakelijk (dus: 0 kilometer privé) gebruikt, kan vanaf 1 januari 2012 gebruikmaken van de ‘verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’. Er vindt dan geen bijtelling auto van de zaak plaats en er hoeft geen rittenregistratie te worden bijgehouden. Dit is een aparte regeling naast bijvoorbeeld de mogelijkheid om met behulp van een rittenregistratie aan te tonen dat het privégebruik niet meer dan 500 km per jaar bedraagt.
1.1.2 Aftrek eigen bijdrage privégebruik auto
Betalingen aan werkgever voor privégebruik
1)
2014
2013
2012
Aftrekbaar
Aftrekbaar
Aftrekbaar
De betalingen aan de werkgever kunnen per saldo niet leiden tot een negatieve bijtelling.
1)
1.2 Winst uit onderneming 1.2.1
Bijtelling privégebruik auto Zie de tabel bij 1.1.1 voor de bijtelling als gevolg van de onttrekking wegens privégebruik van een tot het ondernemingsvermogen behorende auto.
1.2.2
Bijtelling privégebruik woning De bijtelling als gevolg van de onttrekking voor het privégebruik van de tot het ondernemingsvermogen behorende woning1) wordt bepaald aan de hand van de onderstaande tabel: 2014 WONINGWAARDE 2) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BIJTELLING OP JAARBASIS %
–
12.500
0,95
12.500
25.000
1,20
25.000
50.000
1,35
50.000
75.000
1,50
75.000
1.040.000
1,70
1.040.000
–
2,053)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
5
Inhoud
2013 WONINGWAARDE 2) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
–
BIJTELLING OP JAARBASIS %
12.500
0,85
12.500
25.000
1,05
25.000
50.000
1,20
50.000
75.000
1,30
75.000
1.040.000
1,50
1.040.000
–
1,903)
2012 WONINGWAARDE 2) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
–
BIJTELLING OP JAARBASIS %
12.500
0,80 1,00
12.500
25.000
25.000
50.000
1,15
50.000
75.000
1,25
75.000
1.040.000
1,40
1.040.000
–
1,753)
Onder woning wordt ook verstaan een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen. Een werkruimte maakt deel uit van de woning, tenzij de werkruimte een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van de woning is (voldoende te onderscheiden van de woning) en het inkomen hoofdzakelijk in of vanuit de werkruimte wordt verdiend. 2) De woningwaarde(n) is/zijn de volgens de Wet WOZ voor die woning vastgestelde waarde of waarden voor het tijdvak waarbinnen het kalenderjaar valt. 3) 2014: EUR 17.850 plus 2,05% van de woningwaarde boven de EUR 1.040.000. 2013: EUR 15.600 plus 1,75% van de woningwaarde boven de EUR 1.040.000. 2012: EUR 14.560 plus 1,75% van de woningwaarde boven de EUR 1.040.000. 1)
1.2.3
Forfaitaire winstbepaling zeescheepvaart TONNAGE IN NETTOTON1)
WINST UIT ZEESCHEEPVAART PER DAG PER 1.000 NETTOTON
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Tot en met 1.000
9,08
9,08
9,08
Voor het meerdere tot en met 10.000
6,81
6,81
6,81
Voor het meerdere tot en met 25.000
4,54
4,54
4,54
Voor het meerdere tot en met 50.000 Voor het meerdere boven 50.000
2,27
2,27
2,27
0,502)
0,502)
0,502)
ot 1 juli 2013 werd voor toepassing van de tabel het nettotonnage van een schip op 1.000 ton naar T beneden afgerond. 2) Het tarief van EUR 0,50 per 1.000 nettoton per dag is slechts van toepassing op schepen die na 31 december 2008 een vlag zijn gaan voeren en sindsdien onder het tonnageregime vallen, of op schepen die ten minste gedurende de laatste vijf jaar voor hun toetreding tot de tonnageregeling onder de vlag van een land waren geregistreerd dat geen EU-lidstaat is of niet tot de EER behoort. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
6
Inhoud
1.2.4
Bijzondere fiscale waarderingsvoorschriften
1.2.4.1 Beperking fiscale afschrijving VASTGOED VASTGOED IN EIGEN GEBRUIK
BELEGGINGSVASTGOED
Afgeschreven kan worden tot 50% van de WOZ-waarde
Afgeschreven kan worden tot 100% van de WOZ-waarde
GOODWILL1,2)
OVERIGE BEDRIJFSMIDDELEN1,2)
Op jaarbasis ten hoogste 10% van de aanschafkosten
Op jaarbasis ten hoogste 20% van de aanschafkosten
Er geldt overgangsrecht voor goodwill en overige bedrijfsmiddelen waarop al is afgeschreven voor 1 januari 2007. De boekwaarde op 1 januari 2007 kan niet eerder worden afgeschreven dan over 120 maanden (goodwill) respectievelijk 60 maanden (overige bedrijfsmiddelen) minus het aantal maanden waarover al is afgeschreven voor 1 januari 2007. 2) Omstandigheden die ten tijde van het investeren in een bedrijfsmiddel al bekend waren, kunnen geen aanleiding geven voor een afwaardering naar een lagere bedrijfswaarde. 1)
1.2.4.2 Willekeurige afschrijving INVESTERING IN KALENDERJAAR
2014
2013
2012
%
%
%
75
75
75
In investeringsjaar maximaal
N.v.t.
503)
N.v.t.
Ingebruikname bedrijfsmiddel uiterlijk voor
N.v.t.
1 januari 2016
N.v.t.
Willekeurige afschrijving milieu-bedrijfsmiddelen (VAMIL) 1)
Maximaal Tijdelijke verruiming willekeurige afschrijving als crisismaatregel2)
1)
Willekeurige afschrijving is mogelijk zodra in het betreffende kalenderjaar een investeringsverplichting is aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt. Het bedrag van de willekeurige afschrijving kan echter niet hoger zijn dan de gemaakte voortbrengingskosten of het bedrag dat ter zake van de investeringsverplichting is betaald. 2) Een aantal bedrijfsmiddelen is uitgezonderd. De belangrijkste uitzonderingen zijn: gebouwen, grond-, weg- en waterbouwkundige werken, dieren, immateriële activa (waaronder software), bromfietsen, motorrijwielen en personenauto’s. Uitgesloten zijn ook bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor terbeschikkingstelling aan derden. Taxi’s en zeer zuinige personenauto’s mogen wel willekeurig worden afgeschreven. 3) Geldt voor investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen die zijn gedaan tussen 1 juli 2013 en 31 december 2013. 1)
1.2.4.3 Waarderingsvoorschrift onderhanden werk/opdrachten De winstneming mag niet meer worden uitgesteld tot de oplevering van het werk. Er moet voortschrijdend winst worden genomen.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
7
Inhoud
1.2.5
Mkb-winstvrijstelling 2014
Aftrek van de winst na toepassing van de ondernemersaftrek (zie 1.2.8)
1.2.6
2013
2012
%
%
%
14
14
12
Van winst aftrekbare kosten privévervoermiddel Gebruikt een ondernemer een tot zijn privévermogen behorende of door hem in privé gehuurd vervoermiddel voor zijn onderneming, dan zijn de kosten beperkt aftrekbaar. 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Aftrek per kilometer
0,19
1)
1)
1.2.7
0,19
0,19
Woon-werkkilometers zijn zakelijke kilometers.
Investeringsaftrek
1.2.7.1 Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek1) 2014 Bij investeringsbedrag in kalenderjaar van: MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BEDRAAGT DE KLEINSCHALIGHEIDSINVESTERINGSAFTREK:
–
2.300
2.300
55.248
– 28% van het investeringsbedrag
55.248
102.311
EUR 15.470
102.311
306.931
EUR 15.470 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de EUR 102.311 te boven gaat
306.931
–
–
2013 Bij investeringsbedrag in kalenderjaar van: MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BEDRAAGT DE KLEINSCHALIGHEIDSINVESTERINGSAFTREK:
–
2.300
2.300
55.248
– 28% van het investeringsbedrag
55.248
102.311
EUR 15.470
102.311
306.931
EUR 15.470 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de EUR 102.311 te boven gaat
306.931
–
–
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
8
Inhoud
2012 Bij investeringsbedrag in kalenderjaar van: MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
–
BEDRAAGT DE KLEINSCHALIGHEIDSINVESTERINGSAFTREK:
2.300
–
2.300
55.248
55.248
102.311
28% van het investeringsbedrag EUR 15.470
102.311
306.931
EUR 15.470 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de EUR 102.311 te boven gaat
306.931
–
–
Indien de onderneming van de belastingplichtige deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer andere belastingplichtigen die daarbij winst uit onderneming genieten of met belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting, dan worden voor de bepaling van het investeringsbedrag hun investeringen voor het samenwerkingsverband opgeteld. Bedrijfsmiddelen waarvoor het investeringsbedrag minder is dan EUR 450 komen niet voor de investeringsaftrek in aanmerking.
1)
1.2.7.2 Energie-investeringsaftrek1) 2014
2013
INVESTERINGSBEDRAG
ENERGIEINVESTERINGSAFTREK
NIET MEER DAN MAAR MEER DAN EUR
EUR
%
–
2.500
2.500
118.000.000
2012
INVESTERINGSBEDRAG MAAR NIET MEER DAN
MEER DAN EUR
EUR
– 41,5
ENERGIEINVESTERINGSAFTREK %
–
2.300
2.300
118.000.000
INVESTERINGSBEDRAG MAAR NIET MEER DAN
MEER DAN EUR
EUR
– 41,5
ENERGIEINVESTERINGSAFTREK %
–
2.300
2.300
118.000.000
– 41,5
Bij een samenwerkingsverband worden de investeringen voor het hele samenwerkingsverband opgeteld. Investeringen kunnen in aanmerking komen voor zowel de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek als de energie-investeringsaftrek. Indien voor een investering bij de aangifte wordt gekozen voor energie-investeringsaftrek, dan blijft toepassing van de milieu-investeringsaftrek achterwege.
1)
1.2.7.3 Milieu-investeringsaftrek1) Categorie I 2014
2013
INVESTERINGSBEDRAG
MILIEUINVESTERINGSAFTREK
MAAR NIET MEER DAN
MEER DAN EUR
EUR
%
–
2.500
2.500
–
– 36
2012
INVESTERINGSBEDRAG
MILIEUINVESTERINGSAFTREK
MAAR NIET MEER DAN
MEER DAN EUR
EUR
%
–
2.300
2.300
–
– 36
INVESTERINGSBEDRAG
MILIEUINVESTERINGS-AFTREK
MAAR NIET MEER DAN
MEER DAN EUR
EUR
%
–
2.300
2.300
–
– 36
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
9
Inhoud
Categorie II 2014
2013
INVESTERINGSBEDRAG MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
MILIEUINVESTERINGSAFTREK %
–
2.500
2.500
–
2012
INVESTERINGSBEDRAG MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
– 27
MILIEUINVESTERINGSAFTREK %
–
2.300
2.300
–
INVESTERINGSBEDRAG MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
– 27
MILIEUINVESTERINGSAFTREK %
–
2.300
2.300
–
– 27
Categorie III 2014
2013
INVESTERINGSBEDRAG MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
MILIEUINVESTERINGSAFTREK %
–
2.500
2.500
–
– 13,5
2012
INVESTERINGSBEDRAG MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
MILIEUINVESTERINGSAFTREK %
–
2.300
2.300
–
INVESTERINGSBEDRAG MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
– 13,5
MILIEUINVESTERINGSAFTREK %
–
2.300
2.300
–
– 13,5
De milieu-investeringsaftrek is van toepassing naast de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Indien voor een investering bij de aangifte wordt gekozen voor energie-investeringsaftrek, dan blijft toepassing van de milieu-investeringsaftrek achterwege.
1)
1.2.7.4 Research- & developmentaftrek (RDA)1) 2014
Research- & developmentaftrek
2013
2012
%
%
%
60
54
40
De RDA is gericht op de S&O-uitgaven die niet betrekking hebben op arbeid, bijvoorbeeld investeringen in apparatuur en materialen. De RDA wordt als extra aftrekpost in aanmerking genomen bij de fiscale winstbepaling. De aftrek bedraagt een percentage van de door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (www.rvo.nl) vastgestelde kosten en uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan S&O dat is erkend in een S&O-verklaring.
1)
1.2.8
Ondernemersaftrek
1.2.8.1 Urencriterium Onder het urencriterium wordt verstaan dat een ondernemer in het kalenderjaar ten minste 1.225 uren besteedt aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit winst wordt genoten. Bovendien moet van de totaal beschikbare tijd voor winst uit onderneming, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden meer dan de helft worden besteed aan het drijven van een of meer ondernemingen. Voor de startende ondernemer die in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was, geldt alleen de eis van minimaal 1.225 uren. Zwangere ondernemers worden geacht gedurende hun periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof hun werkzaamheden voor de onderneming niet te hebben onderbroken.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
10
Inhoud
1.2.8.2 Zelfstandigenaftrek, startersaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid De zelfstandigenaftrek voor niet-starters kan niet worden verrekend met ander box 1-inkomen. De niet-verrekende zelfstandigenaftrek kan maximaal negen jaar vooruit worden gewenteld. Dan kan worden verrekend met toekomstige winsten. Deze regeling geldt niet voor starters.
Zelfstandigenaftrek
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
7.280
7.280
7.280
2.123
2.123
2.123
eerste jaar
12.000
12.000
12.000
tweede jaar
8.000
8.000
8.000
derde jaar
4.000
4.000
4.000
Startersaftrek
1)
2)
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid:3)
De ondernemer moet voldoen aan het urencriterium (zie 1.2.8.1). De zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt (zie 1.7.2), bedraagt 50% van de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die dan nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt. 2) Als de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met de startersaftrek. De startersaftrek voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt (zie 1.7.2), bedraagt 50% van de startersaftrek voor de ondernemer die dan nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt. 3) De ondernemer moet recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in het kalenderjaar en mag bij het begin van het kalenderjaar nog niet de AOW-leeftijd hebben bereikt (zie 1.7.2). Daarnaast hoeft hij niet te voldoen aan het urencriterium van 1.225 uur (zie 1.2.8.1), maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De aftrek is het genoemde bedrag, maar niet meer dan de winst. Onder winst wordt verstaan het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen. 1)
1.2.8.3 Aftrek voor speur- & ontwikkelingswerk (S&O-aftrek)1) AANTAL UREN BESTEED AAN S&O
BEDRAAGT DE S&O-AFTREK
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
S&O-AFTREK
Minder dan 500 uur Ten minste 500 uur
0
0
0
12.310
12.310
12.310
0
0
0
6.157
6.157
6.157
AANVULLENDE S&O-AFTREK 2)
Minder dan 500 uur Ten minste 500 uur
De ondernemer moet voldoen aan het urencriterium (zie 1.2.8.1). Zwangere ondernemers worden geacht gedurende de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof hun werkzaamheden voor de toepassing van de S&O-aftrek niet te hebben onderbroken. Verder moet aan de werkzaamheden een S&O-verklaring van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (www.rvo.nl) ten grondslag liggen. 2) Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de S&O-aftrek is toegepast, bestaat recht op de aanvullende S&O-aftrek voor starters. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
11
Inhoud
1.2.8.4 Meewerkaftrek/partnervergoeding Meewerkaftrek als percentage van de winst1, 2) AANTAL UREN MEEWERKEN VANAF
2014
2013
2012
MEEWERKAFTREK
MEEWERKAFTREK
MEEWERKAFTREK
TOT
–
525
%
%
%
–
–
–
525
875
1,25
1,25
1,25
875
1.225
2,00
2,00
2,00
1.225
1.750
3,00
3,00
3,00
1.750
–
4,00
4,00
4,00
De meewerkaftrek geldt voor de ondernemer die voldoet aan het urencriterium (zie 1.2.8.1) en van wie de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht in een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. 2) Winst is het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit ondernemingen waarin de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht, verminderd met onteigeningswinst, stakingswinst en eindafrekeningswinst. 1)
Partnervergoeding 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Beloning voor meewerkende partner minimaal
5.000
5.000
5.000
Een lagere vergoeding is niet aftrekbaar van de winst. De ontvangende partner hoeft in dat geval niets aan te geven.
1.2.8.5 Stakingsaftrek
Stakingsaftrek
1)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
3.630
3.630
3.630
De stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van een of meer gehele ondernemingen waaruit hij als ondernemer winst geniet. De in voorafgaande jaren genoten stakingsaftrek wordt hierop in mindering gebracht.
1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
12
Inhoud
1.2.9
Oudedagsreserve De FOR maakt deel uit van de fiscale winst en van het ondernemingsvermogen. Indien er meer ondernemingen zijn, mag de ondernemer zelf bepalen aan welk ondernemingsvermogen hij de FOR toerekent. 2014
2013
2012
Dotatie is percentage van de als ondernemer genoten winst uit een of meer ondernemingenvoor mutaties FOR met een maximum1) Percentage
10,9%
Maximale dotatie in euro
12% 9.542
12% 9.542
9.542
Dotaties zijn alleen mogelijk als de ondernemer voldoet aan het urencriterium (zie 1.2.8.1) en hij bij aanvang van het kalenderjaar nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt (zie 1.7.2). De toevoeging is ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen aan het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve aan het begin van het kalenderjaar te boven gaat. De toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremies.
1)
1.3 Eigen woning 1.3.1
Eigenwoningforfait 20142) EIGENWONINGWAARDE1) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
BIJTELLING OP JAARBASIS
EUR
%
–
12.500
nihil
12.500
25.000
0,25
25.000
50.000
0,40
50.000
75.000
0,55
75.000
1.040.000
0,70
1.040.000
–
1,803)
20132) EIGENWONINGWAARDE1) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BIJTELLING OP JAARBASIS %
–
12.500
nihil
12.500
25.000
0,20
25.000
50.000
0,35
50.000
75.000
0,45
75.000
1.040.000
0,60
1.040.000
–
1,554)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
13
Inhoud
20122) EIGENWONINGWAARDE1) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BIJTELLING OP JAARBASIS %
–
12.500
nihil
12.500
25.000
0,20
25.000
50.000
0,35
50.000
75.000
0,45
75.000
1.040.000
0,60
1.040.000
–
1,305)
De eigenwoningwaarde(n) is/zijn de volgens de Wet WOZ voor die woning vastgestelde waarde of waarden voor het tijdvak waarbinnen het kalenderjaar valt. De periode tussen het gebruik van de WOZwaarde en de waardepeildatum is één jaar. Onder woning wordt ook verstaan een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen. 2) Een aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld wordt verleend als het saldo van het eigenwoningforfait verminderd met de aftrekbare kosten, zoals hypotheekrente, positief is. De aftrek is gelijk aan het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten. Hierdoor kan het eigenwoningforfait nooit leiden tot een positief inkomensbestanddeel in box 1. 3) EUR 7.350 plus 1,80% van de eigenwoningwaarde boven de EUR 1.040.000. 4) EUR 6.360 plus 1,55% van de eigenwoningwaarde boven de EUR 1.040.000. 5) EUR 6.240 plus 1,30% van de eigenwoningwaarde boven de EUR 1.040.000. 1)
1.3.2
Tariefaanpassing aftrek kosten eigen woning 2014
Maximaal aftrektarief1) 1)
1.3.3
2013
2012
%
%
%
51,5
52
52
Het tarief waartegen de aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning in de vierde belastingschijf kunnen worden afgetrokken wordt ieder jaar met 0,5%-punt verlaagd totdat het aftrektarief 38% bedraagt.
Kapitaalverzekering eigen woning ONBELASTE UITKERING UIT KAPITAALVERZEKERING1)
2014 2)
20132)
EUR
Bij premiebetaling 15 tot en met 19 jaar Bij premiebetaling 20 jaar of langer
2012
EUR
EUR
36.300
35.700
34.900
160.000
157.000
154.000
Onbelast is het rentevoordeel begrepen in de uitkeringen uit een kapitaalverzekering eigen woning en een spaarrekening eigen woning en het rendement begrepen in de uitkering uit een beleggingsrecht eigen woning. De totale vrijstelling kan nooit meer bedragen dan EUR 160.000 (2013: EUR 157.000 en 2012: EUR 154.000) per belastingplichtige gedurende zijn leven. 2) Per 1 januari 2013 is de vrijstelling voor de kapitaalverzekering eigen woning, de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning vervallen voor mensen die op 31 maart 2013 niet een dergelijk product hadden. Voor bestaande gevallen blijft het fiscale regime voor de kapitaalverzekering eigen woning, de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning bestaan. In die gevallen kunnen de kapitaalverzekering eigen woning, de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning echter niet meer worden verhoogd, tenzij de verhoging van de inleg voortvloeit uit het op 31 maart 2013 bestaande contract. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
14
Inhoud
1.4 Reisaftrek Regelmatig woon-werkverkeer per openbaar vervoer REISAFTREK1)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
BIJ EEN REISAFSTAND PER OPENBAAR VERVOER MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
KM
KM
–
10
–
–
–
10
15
436
436
436
15
20
582
582
582
20
30
974
974
974
30
40
1.207
1.207
1.207
40
50
1.574
1.574
1.574
50
60
1.751
1.751
1.751
60
70
1.943
1.943
1.943
70
80
2.008
2.008
2.008
80
–
2.036
2.036
2.036
De belastingplichtige moet beschikken over een openbaarvervoerverklaring of een reisverklaring. Als op één, twee of drie dagen per week naar hetzelfde werkadres wordt gereisd, is de reisaftrek: a) bij een reisafstand van maximaal 90 kilometer: een kwart, de helft respectievelijk driekwart van het in de tabel aangegeven bedrag; b) bij een reisafstand van meer dan 90 kilometer: EUR 0,23 (2013 en 2012: eveneens EUR 0,23) per kilometer vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar niet meer dan EUR 2.036 (2013 en 2012: eveneens EUR 2.036) per jaar. Als naar verschillende werkadressen wordt gereisd, is de tabel afzonderlijk van toepassing op het reizen naar elk van deze plaatsen. De totale reisaftrek is maximaal EUR 2.036 (2013 en 2012: eveneens EUR 2.036) per jaar. Als op dezelfde dag naar verschillende werkadressen wordt gereisd, is het voorafgaande uitsluitend van toepassing op het reizen naar de meest bereisde plaats van werkzaamheden. Worden twee werkadressen even vaak bereisd, dan geldt de grootste afstand.
1)
1.5 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 1.5.1
Premies voor lijfrenten1) AFTREKBEDRAGEN 2)
Jaarruimte (maximaal)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
25.181
27.618
27.618
Reserveringsruimte 15,5% (2012 en 2013: 17%) van de premiegrondslag voor personen meer dan 10 jaar jonger dan de AOW-leeftijd (maximaal)4)
6.989
6.989
6.989
Reserveringsruimte 17% van de premiegrondslag voor personen ten hoogste 10 jaar jonger dan de AOW-leeftijd (maximaal)4)
13.802
13.802
13.802
3)
1)
Of daarmee gelijk te stellen bedragen betaald voor een lijfrentespaarrekening of -beleggingsrecht. Premies zijn aftrekbaar voor zover sprake is van een pensioentekort. De hoogte van het aftrekbaar bedrag moet worden bepaald aan de hand van de jaarruimte of de reserveringsruimte. Aftrek is mogelijk voor personen die bij aanvang van het kalenderjaar de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt (zie 1.7.2).
2)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
15
Inhoud
Bij de berekening van de jaarruimte zijn het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. 4) Indien in de onmiddellijk aan het kalenderjaar voorafgaande periode van zeven jaar minder premies voor lijfrenten zijn betaald dan was toegestaan, kan dit tekort worden ingehaald in de reserveringsruimte. Zie voor AOW-leeftijd 1.7.2. 3)
1.5.2
Extra lijfrentepremieaftrek bij stakende ondernemers EXTRA RUIMTE AAN PREMIEAFTREK BIJ:
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Overdrachten door ondernemers die ten hoogste 5 jaar jonger zijn dan de AOWleeftijd, overdrachten door ondernemers die voor 45% of meer arbeidsongeschikt zijn of het staken van de onderneming door overlijden
443.059
443.059
443.059
Overdrachten door ondernemers met een leeftijd tussen de 15 en 5 jaar lager dan de AOW-leeftijd, of overdrachten door onder nemers indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan
221.537
221.537
221.537
In andere gevallen
110.774
110.774
110.774
Bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek zijn het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. Ondernemers mogen in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken op verzoek daarvan afwijken en bij de berekening van de lijfrentepremieaftrek ervoor kiezen om de gegevens van het kalenderjaar zelf te gebruiken. In het volgende kalenderjaar, waarin weer moet worden uitgegaan van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingswinst niet nogmaals in aanmerking worden genomen bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek.
1.6 Inkomen uit sparen en beleggen 1.6.1
Forfaitair rendement 2014
Forfaitair rendement
1)
2013
2012
%
%
%
4
4
4
Het forfaitair rendement wordt berekend over de grondslag sparen en beleggen, dat is de rendementsgrondslag voor zover deze meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen. De peildatum voor de rendementsgrondslag is 1 januari van het kalenderjaar.
1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
16
Inhoud
1.6.2
Rendementsgrondslag BELAST
VRIJGESTELD1)
• Onroerende zaken
• Eigen woning • T ot het ondernemingsvermogen behorende onroerende zaken • Bossen • Natuurterreinen • O nbebouwde gedeelten van aangewezen landgoederen
• R echten die (indirect) betrekking hebben op onroerende zaken Bijvoorbeeld recht van erfpacht, recht van opstal, appartementsrecht, recht van vruchtgebruik/gebruik/ bewoning van een onroerende zaak • R oerende zaken die niet worden gebruikt/verbruikt voor persoonlijke doeleinden
• R oerende zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt/verbruikt
• R oerende zaken die wel worden gebruikt/verbruikt voor persoonlijke doeleinden maar hoofdzakelijk als belegging dienen
• V oorwerpen van kunst en wetenschap Tenzij zij dienen als belegging (bewijslast bij inspecteur). Het behoren tot een verzameling impliceert niet automatisch dat sprake is van een belegging
• R echten op roerende zaken Bijvoorbeeld termijn- of optiecontracten
• R echten op roerende zaken krachtens erfrecht, mits gebruikt voor persoonlijke doeleinden en niet hoofdzakelijk dienend als belegging (bewijslast bij inspecteur)
• R echten die geen betrekking hebben op zaken Bijvoorbeeld chartaal en giraal geld, effecten, warrants, opties, schuldvorderingen (waaronder vorderingen inzake erfbelasting, winstrechten, kapitaalverzekeringen • Overige vermogensrechten Dit is een restcategorie, waaronder bijvoorbeeld niet-bedrijfsmatig geëxploreerde vergunningen vallen. Afgezonderd particulier vermogen (bijvoorbeeld vermogendat in een trust is ondergebracht) wordt rechtstreeks toegerekend aan de inbrenger. Dat kan vermogen in box 3 zijn, maar ook in box 1 of 2
• R echten op kapitaalsuitkeringen uitsluitend ter zake van invaliditeit/ziekte/ongeval • Rechten op termijnen van de overdrachtsprijs van een aanmerkelijk belang, indien de overdrachtsprijs uit een of meer termijnen bestaat waarvan op het vervreemdingstijdstip het aantal of de omvang onbekend is • O verige vrijstellingen, zie tabel vrijstellingen box 3, 1.6.2.1
AFTREKBAAR
NIET AFTREKBAAR
• Schulden Verplichtingen met waarde in het economisch verkeer, inclusief schulden waarvan de rente niet aftrekbaar is in box 1 of box 2, inclusief schulden inzake erfbelasting maar exclusief overige belastingschulden
• D rempel voor schulden, zie tabel drempel schulden box 3, 1.6.2.2 • Contante waarde van verplichtingen, bijvoorbeeld op grond van periodieke giften of alimentatie, als deze al als persoonsgebonden aftrek in aanmerkingkunnen worden genomen
1)
ermogensbestanddelen die in box 1 of box 2 worden aangegeven, worden in box 3 niet in aanmerking V genomen tenzij specifieke allocatieregels anders bepalen.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
17
Inhoud
1.6.2.1 Vrijstellingen box 3 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Rechten op overlijdensuitkeringen, mits maximaal
6.859
6.859
6.859
Contant geld en vergelijkbare vermogensrechten (bijvoorbeeld chipkaart, cadeaubonnen) Per belastingplichtige Gezamenlijk met partner
512 1.024
512 1.024
512 1.024
17.025
17.025
17.025
56.420 112.840
56.420 112.840
56.420 112.840
– –
– –
56.420 112.840
123.428
123.428
123.428
Geblokkeerde spaartegoeden/aandelenoptierechten/ aandelen/winstbewijzen op grond van een spaarloonregeling tot een gezamenlijk bedrag van maximaal1) Groene beleggingen Per belastingplichtige Gezamenlijk met partner 2)
Beleggingen in durfkapitaal Per belastingplichtige Gezamenlijk met partner Op 14 december 1999 bestaande kapitaalverzekeringen, maximaal3)
De spaarloonregeling is vervallen per 1 januari 2012. Vanaf 1 januari 2012 kan het hele tegoed belastingvrij worden opgenomen. Men kan er ook voor kiezen het tegoed op de spaarloonrekening te laten staan om gebruik te kunnen blijven maken van de vrijstelling in box 3. Elk jaar blijft dan een deel van het spaartegoed vrijvallen. Op dat deel is dan niet langer de vrijstelling van box 3 van toepassing. Voor het deel van het spaarloon dat op de spaarloonrekening blijft staan met uitzondering van het vrijgevallen tegoed blijft de vrijstelling van box 3 gelden tot 1 januari 2016. 2) Met ingang van 2013 zijn alleen nog groene beleggingen (beleggingen in fiscaal erkende groene fondsen) vrijgesteld. Voor 2013 gold deze vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen (groene en sociaalethische beleggingen). 3) Partners kunnen bij de aangifte verzoeken om toepassing van tweemaal de (maximale) vrijstelling, ongeacht de mate waarin zij ieder zijn gerechtigd tot de polis. 1)
1.6.2.2 Drempel schulden box 3 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Drempel voor belastingplichtige zonder partner
2.900
2.900
2.900
Gezamenlijke drempel voor belastingplichtige met partner
5.800
5.800
5.800
1.7 Heffingvrij vermogen
Basisbedrag Ouderentoeslag
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
21.139
21.139
21.139
Zie 1.7.1
Zie 1.7.1
Zie 1.7.1
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
18
Inhoud
1.7.1
Ouderentoeslag Het heffingvrij vermogen wordt verhoogd met de ouderentoeslag als de belastingplichtige bij het einde van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt (zie 1.7.2), en de grondslag sparen en beleggen voor vermindering met de ouderentoeslag maximaal EUR 279.708 (2013 en 2012: eveneens EUR 279.708) bedraagt. 2014
2013
BOX 1-INKOMEN1)
BOX 1-INKOMEN1)
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
1)
OUDERENTOESLAG EUR
2012
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BOX 1-INKOMEN1)
OUDERENTOESLAG EUR
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
OUDERENTOESLAG EUR
–
14.302
27.984
–
14.302
27.984
–
14.302
27.984
14.302
19.895
13.992
14.302
19.895
13.992
14.302
19.895
13.992
19.895
–
–
19.895
–
–
19.895
–
–
Voor inachtneming van de persoonsgebonden aftrek.
Als de belastingplichtige een partner heeft, mag de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen voor vermindering met de ouderentoeslag niet meer zijn dan EUR 559.416 (2013 en 2012: eveneens EUR 559.416).
1.7.2
AOW-leeftijd JAAR
AOW-LEEFTIJD
2014
65 jaar en twee maanden
2013
65 jaar en een maand
2012
65 jaar
1.8 Uitgaven voor monumentenpanden ALLOCATIE WONING
Aftrek onderhoudskosten
2014
20131)
20121)
BOX 1
BOX 3
BOX 1
BOX 3
BOX 1
BOX 3
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja2)
2)
2)
2)
2)
2)
Aftrek vaste lasten
Neen
Neen
Neen
Neen
Neen
Neen
Aftrek afschrijvingslasten
Neen
Neen
Neen
Neen
Neen
Neen
Er geldt een overgangsregeling voor 2012 en 2013. Als kan worden aangetoond dat vóór 1 januari 2012 onherroepelijke betalingsverplichtingen zijn aangegaan waarvan de betaling pas in 2012 of 2013 wordt gedaan, kan alleen voor de onderhoudskosten voor de betalingen die hieruit voortvloeien nog een beroep worden gedaan op de regeling zoals die luidde in 2011. De onderhoudskosten zijn dan voor 100% aftrekbaar, rekening houdend met de drempel. De drempel bedraagt 0,8% van de WOZ-waarde als het monument een eigen woning is. In andere gevallen is de drempel dan 4% van de WOZ-waarde. 2) 80% van de onderhoudskosten. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
19
Inhoud
1.9 Verliesverrekening 1.9.1
Verliesverrekening 2014
2013
2012
JAAR
JAAR
JAAR
Voorwaarts
9
9
9
Achterwaarts
3
3
3
Voorwaarts
9
9
9
Achterwaarts
1
1
1
TOTAALTARIEF 2)
HEFFING OVER TOTAAL VAN DE SCHIJVEN
VERLIESCOMPENSATIETERMIJNEN VOOR INKOMEN UIT WERK EN WONING (BOX 1)
VERLIESCOMPENSATIETERMIJNEN VOOR INKOMEN UIT AANMERKELIJK BELANG (BOX 2)
1.9.2
Verliesverdamping VERLIEZEN UIT BELASTINGJAAR
JAAR VAN VERDAMPING
Verliezen uit 2002 of eerder
2012 of eerder
Verliezen uit 2003
2013
Verliezen uit 2004
2014
Verliezen uit 2005
2015
1.10 Tarieven in de boxen 1.10.1 Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning 2014 BELASTBAAR INKOMEN IN BOX 1
BELASTINGTARIEF
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
TARIEF PREMIES VOLKSVERZEKERINGEN
%
%
%
EUR
JONGER DAN AOW-LEEFTIJD
–
19.645
5,10
31,15
36,25
7.121
19.645
33.363
10,85
31,15
42,00
12.882
33.363
56.531
42,00
–
42,00
22.612
56.531
–
52,00
–
52,00
–
AOW-LEEFTIJD EN OUDER
Geboren vanaf 1 januari 1946 –
19.645
5,10
13,25
18,35
3.604
19.645
33.363
10,85
13,25
24,10
6.910
33.363
56.531
42,00
–
42,00
16.640
56.531
–
52,00
–
52,00
–
Geboren voor 1 januari 19461) –
19.645
5,10
13,25
18,35
3.604
19.645
33.555
10,85
13,25
24,10
6.956
33.555
56.531
42,00
–
42,00
16.605
56.531
–
52,00
–
52,00
–
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
20
Inhoud
2013 BELASTBAAR INKOMEN IN BOX 1
BELASTINGTARIEF
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
TARIEF PREMIES VOLKSVERZEKERINGEN
%
%
TOTAALTARIEF
%
HEFFING OVER TOTAAL VAN DE SCHIJVEN
EUR
JONGER DAN AOW-LEEFTIJD
–
19.645
5,85
31,15
37,00
7.268
19.645
33.363
10,85
31,15
42,00
13.029
33.363
55.991
42,00
–
42,00
22.532
55.991
–
52,00
–
52,00
–
3.752
AOW-LEEFTIJD EN OUDER
Geboren vanaf 1 januari 1946 –
19.645
5,85
13,25
19,10
19.645
33.363
10,85
13,25
24,10
7.058
33.363
55.991
42,00
–
42,00
16.561
55.991
–
52,00
–
52,00
– 3.752
Geboren voor 1 januari 19461) –
19.645
5,85
13,25
19,10
19.645
33.555
10,85
13,25
24,10
7.104
33.555
55.991
42,00
–
42,00
16.527
55.991
–
52,00
–
52,00
–
2012 BELASTBAAR INKOMEN IN BOX 1
BELASTINGTARIEF
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
TARIEF PREMIES VOLKSVERZEKERINGEN1)
%
%
TOTAALTARIEF
%
HEFFING OVER TOTAAL VAN DE SCHIJVEN
EUR
JONGER DAN AOW-LEEFTIJD
–
18.945
1,95
31,15
33,10
6.270
18.945
33.863
10,80
31,15
41,95
12.528
33.863
56.491
42,00
–
42,00
22.031
56.491
–
52,00
–
52,00
–
18.945
1,95
13,25
15,20
2.879 6.466
AOW-LEEFTIJD EN OUDER
Geboren vanaf 1 januari 1946 – 18.945
33.863
10,80
13,25
24,05
33.863
56.491
42,00
–
42,00
15.969
56.491
–
52,00
–
52,00
–
Geboren voor 1 januari 1946
1)
–
18.945
1,95
13,25
15,20
2.879
18.945
34.055
10,80
13,25
24,05
6.512
34.055
56.491
42,00
–
42,00
15.935
56.491
–
52,00
–
52,00
–
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
21
Inhoud
PREMIEPERCENTAGES VOLKSVERZEKERINGEN
2014
2013
2012
%
%
%
17,90
17,90
17,90
JONGER DAN AOW-LEEFTIJD (ZIE 1.7.2)
AOW Anw
0,60
0,60
1,10
AWBZ
12,65
12,65
12,15
–
–
–
OUDER DAN AOW-LEEFTIJD (ZIE 1.7.2)
AOW Anw
0,60
0,60
1,10
AWBZ
12,65
12,65
12,15
1) 2)
Voor personen geboren vóór 1 januari 1946 loopt de tweede schijf iets verder door. Tariefaanpassing aftrek kosten eigen woning zie 1.3.2.
1.10.2 Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang INKOMSTEN UIT AANMERKELIJK BELANG
2014
2013
2012
%
%
%
Tarief tot een inkomen van EUR 250.000
22
25
25
Tarief voor het meerdere boven de EUR 250.000
25
25
25
1.10.3 Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen 2014
Tarief
2013
2012
%
%
%
30
30
30
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
22
Inhoud
1.11 Heffingskortingen 2014
2013
2012
JONGER DAN AOWAOW-LEEFLEEFTIJD TIJD EN OUDER
JONGER DAN AOWAOW-LEEFLEEFTIJD TIJD EN OUDER
JONGER DAN AOWLEEFTIJD
AOWLEEFTIJD EN OUDER
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Algemene heffingskorting1) Maximaal voor lagere inkomens
2.103
1.065
2.001
1.034
2.033
934
Minimaal voor hogere inkomens
1.366
693
2.001
1.034
2.033
934
2.097
1.062
1.723
890
1.611
740
367
186
550
284
1.533
704
Arbeidskorting2) Maximaal voor lagere inkomens Minimaal voor hogere inkomens
1.119
Werkbonus (maximaal)3) Inkomensafhankelijke combinatiekorting (maximaal)4) Alleenstaande-ouderkorting
5)
Aanvullende alleenstaande- ouderkorting (maximaal)6) Ouderenkorting
1.100
-
2.133
1.080
2.133
1.101
2.133
980
947
480
947
489
947
435
1.319
668
1.319
681
1.319
606
7)
Alleenstaande ouderenkorting8)
1.032
1.032
762
429
429
429
Jonggehandicaptenkorting9)
708
708
708
Levensloopverlofkorting10)
205
205
205
Maximale tijdelijke heffingskorting voor VUT en prepensioen11)
121
182
Ouderschapsverlofkorting, per verlofuur12)
4,29
4,24
4,18
Geldt voor iedereen. Vanaf 1 januari 2014 is de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk gemaakt. Dat betekent dat vanaf een inkomen van EUR 19.645 de algemene heffingskorting lager wordt naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning stijgt. 2) Geldt voor iedereen die met tegenwoordige arbeid inkomen geniet (loon, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden). 3) Geldt voor iedereen die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 64 jaar en een van de volgende inkomsten heeft: loon, winst uit onderneming of resultaat overige werkzaamheden (arbeidsinkomen). De opbouw van de werkbonus begint bij 90% van het wettelijk minimumloon en bedraagt maximaal het in het tabel genoemde bedrag. Dit maximum wordt bereikt bij een inkomen vanaf 100% van het wettelijk minimumloon en loopt door tot 120% van het wettelijk minimumloon. Boven 120% van het wettelijk minimumloon wordt de werkbonus lineair afgebouwd tot nihil bij 175% van het wettelijk minimumloon. De werkbonus is met ingang van 2013 in de plaats gekomen van de leeftijdsafhankelijke doorwerkbonus (2012: maximaal EUR 719 bij 62 jaar, EUR 2.873 bij 63 jaar, EUR 4.070 bij 64 jaar, EUR 958 bij 65 of 66 jaar en EUR 417 bij 67 jaar of ouder). 4) Geldt voor minstverdienende partners en alleenstaande ouders tot wiens huishouden in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden een kind behoort dat bij aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 12 jaar en dat op hetzelfde woonadres staat ingeschreven. Men moet met werken een arbeidsinkomen (winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit overige werkzaamheden) hebben van meer dan EUR 4.814 (2013 en 2012: eveneens EUR 4.814), of recht op de zelfstandigenaftrek. De heffingskorting bedraagt EUR 1.204 (2012 en 2013: eveneens EUR 1.204) plus 4% (2013 en 2012: eveneens 4%) van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan EUR 4.814 (2013 en 2012: eveneens EUR 4.814), maar maximaal het in de tabel opgenomen bedrag. Dit maximale bedrag wordt bereikt bij een arbeidsinkomen uit werk van EUR 32.539 (2013 en 2012: eveneens EUR 32.539). 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
23
Inhoud
Geldt voor degene die in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden geen partner heeft, die een huishouden voert met een kind dat in belangrijke mate wordt onderhouden en dat op hetzelfde woonadres staat ingeschreven, en die deze huishouding voert met geen ander dan kinderen waarvan de jongste bij aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 18 jaar. 6) Geldt voor degene die recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting, tegenwoordige arbeid verricht en tot wiens huishouden in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden een kind behoort dat bij aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 16 jaar en dat gedurende die tijd op hetzelfde woonadres staat ingeschreven. De aftrek is 4,3% (2013 en 2012: eveneens 4,3%) van de inkomsten uit tegenwoordige arbeid, maar maximaal het in de tabel opgenomen bedrag. 7) Geldt voor belastingplichtigen die aan het einde van het kalenderjaar de AOW-leeftijd hebben bereikt (zie 1.7.2) en die een verzamelinkomen hebben van niet meer dan EUR 35.450 (2013 en 2012: eveneens EUR 34.450). Vanaf 2013 bedraagt de ouderenkorting EUR 150 bij een inkomen boven de EUR 35.450. 8) Geldt voor degene die in het kalenderjaar in aanmerking komt voor een AOW-uitkering voor alleenstaanden. 9) Geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. 10) De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenslooptegoed, met een maximum van EUR 205 (2013 en 2012: eveneens EUR 205) per jaar waarin is gestort in de levensloopregeling. Bedragen aan levensloopverlofkorting die in voorafgaande jaren al zijn genoten, worden in mindering gebracht. De levensloopverlofkorting is per 1 januari 2012 vervallen, omdat de levensloopregeling per die datum is afgeschaft. De in het verleden opgebouwde levensloopverlofkorting blijft intact voor deelnemers die op 31 december 2011 een positief saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een saldo van minimaal EUR 3.000 hebben staan, kunnen doorgaan met de levensloopregeling. Bij een nieuwe inleg wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. 11) Geldt voor de belastingplichtige die de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt en die een uitkering geniet ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding waarop een inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw wordt ingehouden. De korting bedraagt 0,67% (2013: 1%) van deze uitkeringen. 12) Recht op deze korting bestaat indien de belastingplichtige gebruikmaakt van zijn wettelijk recht op ouderschapsverlof. De korting wordt berekend door het aantal uren ouderschapsverlof in het kalenderjaar te vermenigvuldigen met het in de tabel opgenomen bedrag (dat is 50% van het bruto minimumuurloon) per opgenomen verlofuur. De korting bedraagt niet meer dan de terugval in het belastbaar loon ten opzichte van het voorafgaande kalenderjaar. 5)
1.11.1 Heffingskortingen in verband met beleggingen
Korting groene beleggingen (maximaal)1) Korting directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen (maximaal)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
395
395
395
Vervallen
Vervallen
395
Met ingang van 2013 is deze heffingskorting alleen voor groene beleggingen (beleggingen in fiscaal erkende groene fondsen). Voor 2013 gold deze heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen (groene en sociaalethische beleggingen). De korting bedraagt 0,7% (2013 en 2012: eveneens 0,7%) van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld in box 3, zie 1.6.2.1.
1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
24
Inhoud
2
Toeslagen
2.1 Zorgtoeslag 2014 2)
20132)
2012
MAXIMAAL VERZAMELINKOMEN
MAXIMALE TOESLAG
MAXIMAAL VERZAMELINKOMEN
MAXIMALE TOESLAG
MAXIMAAL VERZAMELINKOMEN
MAXIMALE TOESLAG
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Alleenstaanden1) Gehuwden of samenwonenden
1)
28.482
865
30.939
1.060
35.059
838
37.145
1.655
42.438
2.062
51.691
1.742
Bij een hoger verzamelinkomen bestaat geen recht meer op zorgtoeslag. Zie ook www.toeslagen.nl voor het maken van proefberekeningen. 2) Er bestaat geen recht op zorgtoeslag indien het vermogen groter is dan de in tabel 2.5 genoemde bedragen. 1)
2.2 Kindgebonden budget AANTAL KINDEREN JONGER DAN 18 JAAR
2014
2013
2012
MAXIMALE TOESLAG BIJ INKOMEN TOT EUR 28.8972)
MAXIMALE TOESLAG BIJ INKOMEN TOT EUR 28.8972)
MAXIMALE TOESLAG BIJ INKOMEN TOT EUR 28.8972)
EUR
EUR
EUR
1 kind
1.017
1.017
1.017
2 kinderen
1.553
1.553
1.478
3 kinderen
1.736
1.736
1.661
4 kinderen
1.842
1.842
1.767
1.948
1.948
1.873
5 kinderen
1)
Leeftijdsgebonden verhoging kindgebonden budget Voor 12- tot en met 15-jarige kinderen
231
231
231
Voor 16- tot 17-jarige kinderen
296
296
296
1) 2)
Voor het vierde kind en volgende EUR 106 (2013 en 2012: eveneens EUR 106) extra per kind. Vanaf dit inkomen wordt het kindgebonden budget verminderd. Zie ook www.toeslagen.nl voor het maken van proefberekeningen.
2.3 Kinderopvangtoeslag
KINDEROPVANGTOESLAG1)
1)
Gezinnen met kinderen kunnen een bijdrage in de kosten van kinderopvang krijgen via de kinderopvangtoeslag van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van: • de hoogte van het verzamelinkomen; • de werkelijke kinderopvanguren; • de betaalde uurprijs. Zie voor maximale uurtarieven de tabel 2.3.1; • het aantal kinderen dat van de opvang gebruikmaakt.
Zie ook www.toeslagen.nl voor het maken van proefberekeningen.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
25
Inhoud
2.3.1
Maximumuurtarief kinderopvang 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Kindercentrum (dagopvang)
6,70
6,46
6,36
Kindercentrum (buitenschoolse opvang)
6,25
6,02
5,93
Gastouderopvang (dagopvang en buitenschoolse opvang)
5,37
5,17
5,09
2.4 Huurtoeslag
HUURTOESLAG1)
De huurtoeslag is bedoeld voor mensen met een laag inkomen. De hoogte van de huurtoeslag is afhankelijk van: • de samenstelling van het huishouden; • de hoogte van de huur; • de hoogte van het inkomen en het vermogen. Er is geen recht op huurtoeslag indien het vermogen groter is dan de in tabel 2.5 genoemde bedragen.
Zie ook www.toeslagen.nl voor het maken van proefberekeningen.
1)
2.5 V ermogenstoets voor zorg-, huurtoeslag en kindgebonden budget 20141)
20141)
20131)
20131)
VRIJSTELLING ZORGTOESLAG/ KINDGEBONDEN BUDGET
VRIJSTELLING HUURTOESLAG
VRIJSTELLING ZORGTOESLAG/ KINDGEBONDEN BUDGET
VRIJSTELLING HUURTOESLAG
EUR
EUR
EUR
EUR
Jonger dan AOW-leeftijd
21.139
21.139
21.139
21.139
Jonger dan AOW-leeftijd en alleenstaande ouder
21.139
42.278
21.139
42.278
AOW-leeftijd en inkomen is niet meer dan EUR 14.3022)
49.123
49.123
49.123
49.123
AOW-leeftijd en inkomen is meer dan EUR 14.302, maar niet meer dan EUR 19.8952)
35.131
35.131
35.131
35.131
AOW-leeftijd en inkomen is meer dan EUR 19.8952)
21.139
21.139
21.139
21.139
Het bedrag van de vrijstelling is per persoon. De vrijstelling wordt voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget verhoogd met EUR 81.360 (2013: EUR 80.000) voor een alleenstaande en een aanvrager met partner. Deze verhoging geldt dus niet per persoon. Voor de huurtoeslag geldt geen verhoging. Bij de bepaling van het vermogen mag geen rekening worden gehouden met de vrijstellingen in box 3 ter zake van groene beleggingen. 2) Uitgegaan moet worden van het inkomen voor aftrek van de persoonsgebonden aftrek. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
26
Inhoud
3
Vergoedingen, verstrekkingen en aftrekposten
3.1 Beperking van aftrekposten en belastingvrije vergoedingen I BELASTINGPLICHTIGE/ WERKNEMER (IB/LB) VERGOEDINGENSFEER
II WINST IB: KOSTEN SPECIFIEK VOOR DE ONDERNEMER BIJ DE EENMANSZAAK EN RESULTAAT OVERIGE WERKZAAMHEDEN
III WINST IB/VPB: KOSTEN TEN AANZIEN VAN IEDERE ONDERNEMING
Geschenken in natura
2014: EUR 70 2013: EUR 70 2012: EUR 70
Aftrekbaar
Aftrekbaar
Verstrekking en terbeschikking stelling van computers, e.d.1)
2014: belast 2013: belast 2012: belast
Aftrekbaar
Aftrekbaar
Verstrekking en terbeschikking stelling van telewerkplek2)
2014: EUR 1.815 2013: EUR 1.815 2012: EUR 1.815
Aftrekbaar
Aftrekbaar
Vrijwilligersvergoeding
Per jaar: 2014: EUR 1.500 2013: EUR 1.500 2012: EUR 1.500 Per maand: 2014: EUR 150 2013: EUR 150 2012: EUR 150
N.v.t.
Slechts aftrekbaar als de vrijwilliger werkzaam is voor een sportorganisatie die onderworpen is aan vennootschaps belasting
Woon-werkverkeer
Per kilometer: 2014: EUR 0,19 2013: EUR 0,19 2012: EUR 0,19
Per kilometer: 2014: EUR 0,19 2013: EUR 0,19 2012: EUR 0,19
Aftrekbaar
Zakelijk gebruik privéauto
Per kilometer: 2014: EUR 0,19 2013: EUR 0,19 2012: EUR 0,19
Per kilometer: 2014: EUR 0,19 2013: EUR 0,19 2012: EUR 0,19
Aftrekbaar
Er is elders geen werkruimte beschikbaar en het inkomen wordt voor 70% of meer in of vanuit de werkruimte in de privéwoning en voor 30% of meer in die werkruimte verworven
Vergoeding en verstrekking onbelast tot 20% van de huur of 20% van de huurwaarde bij een eigen woning (zie 3.1.1)
Aftrekbaar
Aftrekbaar
Er is elders wel een werkruimte beschikbaar en het inkomen wordt voor 70% of meer in de werkruimte in de privéwoning verworven
Vergoeding en verstrekking onbelast tot 20% van de huur of 20% van de huurwaarde bij een eigen woning (zie 3.1.1)
Aftrekbaar
Aftrekbaar
Huisvesting buiten de woonplaats
Onbelast voor een periode van maximaal twee jaar
Maximaal twee jaar aftrekbaar
Aftrekbaar
Kleding en persoonlijke verzorging, uitgezonderd werkkleding
Belast
Niet aftrekbaar
Aftrekbaar
Literatuur, uitgezonderd vakliteratuur
Belast
Niet aftrekbaar
Aftrekbaar
Representatie
Onbelast
2014: aftrekbaar 73,5%4) 2013: aftrekbaar 73,5%4) 2012: aftrekbaar 73,5%4)
2014: aftrekbaar 73,5%5) 2013: aftrekbaar 73,5%5) 2012: aftrekbaar 73,5%5)
Muziekinstrumenten, geluids apparatuur, gereedschap, tekstverwerkers, schrijf- en rekenmachines, e.d.
Onbelast
Niet aftrekbaar6)
Aftrekbaar
Werkruimte in privéwoning3)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
27
Inhoud
I BELASTINGPLICHTIGE/ WERKNEMER (IB/LB) VERGOEDINGENSFEER
II WINST IB: KOSTEN SPECIFIEK VOOR DE ONDERNEMER BIJ DE EENMANSZAAK EN RESULTAAT OVERIGE WERKZAAMHEDEN
Verhuiskosten7)
Onbelast maximaal: 2014: EUR 7.750 2013: EUR 7.750 2012: EUR 7.750
Aftrekbaar maximaal: 2014: EUR 7.750 2013: EUR 7.750 2012: EUR 7.750
Aftrekbaar
Overbrenging inboedel
Onbelast
Aftrekbaar
Aftrekbaar
Studie-/opleidingskosten
Onbelast
Aftrekbaar
Cursussen, congressen, seminars, symposia, studiereizen, e.d. inclusief reis- en verblijfkosten
Onbelast
2014: aftrekbaar 73,5% 2013: aftrekbaar 73,5%4) 2012: aftrekbaar 73,5%4)
2014: aftrekbaar 73,5%5) 2013: aftrekbaar 73,5%5) 2012: aftrekbaar 73,5%5)
Personeelsfestiviteiten, e.d.8)
2014: EUR 454 2013: EUR 454 2012: EUR 454
N.v.t.
Aftrekbaar
Voedsel, drank en genotmiddelen Consumpties tijdens werktijd
Per dag: 2014: EUR 0,55 2013: EUR 0,55 2012: EUR 0,55
2014: aftrekbaar 73,5%4) 2013: aftrekbaar 73,5%4) 2012: aftrekbaar 73,5%4)
2014: aftrekbaar 73,5%5) 2013: aftrekbaar 73,5%5) 2012: aftrekbaar 73,5%5)
Maaltijden in bedrijfskantine
Forfaitaire bedragen (zie 3.1.2)
2014: aftrekbaar 73,5%4) 2013: aftrekbaar 73,5%4) 2012: aftrekbaar 73,5%4)
2014: aftrekbaar 73,5%5) 2013: aftrekbaar 73,5%5) 2012: aftrekbaar 73,5%5)
Overige maaltijden, mits het zakelijke karakter meer is dan 10%
Onbelast
2014: aftrekbaar 73,5%4) 2013: aftrekbaar 73,5%4) 2012: aftrekbaar 73,5%4)
2014: aftrekbaar 73,5%5) 2013: aftrekbaar 73,5%5) 2012: aftrekbaar 73,5%5)
Geldboeten (inclusief kosten criminele activiteiten)
Belast9)
Niet aftrekbaar
Niet aftrekbaar
Telefoon en internet10)
Onbelast indien meer dan 10% zakelijk gebruik
Niet aftrekbaar zijn de telefoonabonnementen voor aansluitingen in de woonruimte
Aftrekbaar
Extraterritoriale kosten11)
Onbelast
Aftrekbaar
Aftrekbaar
III WINST IB/VPB: KOSTEN TEN AANZIEN VAN IEDERE ONDERNEMING
Aftrekbaar 4)
De werkgever mag aan een werknemer een computer en dergelijke apparatuur (en bijbehorende apparatuur) alleen onbelast vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen indien de apparatuur voor 90% of meer zakelijk wordt gebruikt. Als de apparatuur een meerjarig belang heeft, mag de werkgever maximaal het bedrag van de jaarlijkse afschrijving onbelast vergoeden of verstrekken. Als de kostprijs inclusief omzetbelasting minder is dan EUR 450, mag de werkgever het hele bedrag ineens onbelast vergoeden of verstrekken. Is de kostprijs inclusief omzetbelasting hoger dan EUR 450, dan kan de werkgever de apparatuur ook in één keer onbelast vergoeden of verstrekken als hij met de werknemer afspreekt dat deze verplicht is tot vergoeding van het privégebruik. Aan het einde van de dienstbetrekking moet de werknemer de waarde die de apparatuur op dat moment heeft, vergoeden aan de werkgever. 2) Voor zover de waarde in het economisch verkeer van de inrichting van de werkruimte in de woning van de werknemer in het kalenderjaar en de vier voorafgaande jaren de genoemde bedragen niet overtreft. 3) De werkruimte moet een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van de woning vormen. 4) De belastingplichtige kan kiezen tussen de procentuele aftrekbaarheid van de kosten of het niet aftrekken van de kosten tot een bedrag van EUR 4.400 (2013 en 2012: eveneens EUR 4.400). 5) Bij belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting die werknemers in dienst hebben is de aftrekdrempel voor gemengde kosten 0,4% van het belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid van alle werknemers, met een minimum van EUR 4.400 (2013 en 2012: eveneens EUR 4.400). Loon uit vroegere dienstbetrekking aan ex-werknemers blijft daarbij naar keuze buiten beschouwing. De mogelijkheid bestaat verder om niet te kiezen voor het forfait, maar om 26,5% (2013 en 2012: eveneens 26,5%) van de werkelijk gemaakte kosten niet in aftrek te brengen. 6) Als deze tot het privévermogen behoren. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
28
Inhoud
De vrije vergoeding kan worden verstrekt indien de werknemer in het kader van de dienstbetrekking is verhuisd. De verhuizing van de werknemer wordt geacht in het kader van de dienstbetrekking te zijn als hij binnen twee jaar na aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking of na overplaatsing binnen de bestaande dienstbetrekking verhuist en de afstand tussen zijn woning en de plaats van zijn dienstbetrekking is verkleind met ten minste 60%, terwijl tot die verhuizing de afstand tussen zijn woning en de plaats van zijn dienstbetrekking ten minste 25 kilometer bedroeg. Voor de ondernemer (en resultaatgenieter) in de inkomstenbelasting wordt de verhuizing geacht in het kader van de onderneming te zijn indien hij binnen twee jaar na de verplaatsing van de onderneming door verhuizing de afstand tussen zijn woning en de vestigingsplaats van de onderneming met ten minste 60% verkleint terwijl tot die verhuizing de afstand tussen zijn woning en de vestigingsplaats van de onderneming ten minste 25 kilometer bedroeg. 8) Wanneer de werkgever niet gebruikmaakt van de werkkostenregeling, kan hij de kosten van personeelsfestiviteiten en dergelijke vergoeden voor zover de kosten per werknemer niet meer bedragen dan EUR 454. Hierbij geldt dat personeelsreizen, personeelsfestiviteiten en dergelijke incidentele personeelsvoorzieningen een gezamenlijk karakter moeten dragen en dat de deelname openstaat voor ten minste driekwart van de werknemers of voor ten minste driekwart van de werknemers die behoren tot een organisatorische of functionele eenheid. 9) Tenzij sprake is van een verkeersboete, opgelegd aan de werkgever. 10) Smartphones en BlackBerry’s zijn voor deze regeling ook mobiele telefoons; pocket-pc’s, tabletcomputers en mininotebooks niet. 11) Onder extraterritoriale kosten worden verstaan de extra kosten die worden gemaakt in verband met het tijdelijk werken buiten het land van herkomst. Bepaalde werknemers kunnen zonder nader tegenbewijs een forfaitaire vergoeding van 30% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking onbelast vergoed krijgen. Als gebruik wordt gemaakt van de 30%-regeling kan daarnaast gebruik worden gemaakt van andere vrije vergoedingen en verstrekkingen. Het moeten dan kosten betreffen die hun grond niet vinden in de uitzending. 7)
3.1.1
Vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen werkruimte eigen woning1) De huurwaarde wordt bepaald aan de hand van de onderstaande tabel. 2014 WONINGWAARDE 2) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BIJTELLING OP JAARBASIS %
–
12.500
0,95
12.500
25.000
1,20
25.000
50.000
1,35
50.000
75.000
1,50
75.000
1.040.000
1,70
1.040.000
–
2,053)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
29
Inhoud
2013 WONINGWAARDE 2) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BIJTELLING OP JAARBASIS %
–
12.500
0,85
12.500
25.000
1,05
25.000
50.000
1,20
50.000
75.000
1,30
75.000
1.040.000
1,50
1.040.000
–
1,903)
2012 WONINGWAARDE 2) MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
BIJTELLING OP JAARBASIS %
–
12.500
0,80
12.500
25.000
1,00
25.000
50.000
1,15
50.000
75.000
1,25
75.000
1.040.000
1,40
1.040.000
–
1,753)
Onder woning wordt verstaan een eigen woning waarop het eigenwoningforfait van toepassing is bij de desbetreffende werknemer. Onder woning wordt ook verstaan een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen. 2) De woningwaarde(n) is/zijn de volgens de Wet WOZ voor die woning vastgestelde waarde of waarden voor het tijdvak waarbinnen het kalenderjaar valt. 3) 2014: EUR 17.850 plus 2,05% van de woningwaarde boven de EUR 1.040.000. 2013: EUR 15.600 plus 1,90% van de woningwaarde boven de EUR 1.040.000. 2012: EUR 14.560 plus 1,75% van de woningwaarde boven de EUR 1.040.000. 1)
3.1.2
Normbedragen maaltijden in bedrijfskantines 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Warme maaltijd
4,60
4,45
4,30
Koffiemaaltijd/lunch
2,40
2,30
2,25
Ontbijt
2,40
2,30
2,25
3.2 E indheffing op belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen 2014
Geschenken in natura Geschenken met een waarde in het economisch verkeer van EUR 136 per verstrekking en maximaal EUR 272 per jaar
2013
2012
%
%
%
20
20
20
Gebruteerd tabeltarief
Gebruteerd tabeltarief
Gebruteerd tabeltarief
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
30
Inhoud
3.3 Werkkostenregeling Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling (WKR) ingevoerd. De werkgever kan, uitgaande van een vrije ruimte, onbelast vergoedingen en verstrekkingen doen aan zijn werknemer. Daarnaast is er een aantal gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen. Over het bedrag boven de vrije ruimte zal de werkgever loonbelasting moeten betalen in de vorm van een gebruteerde eindheffing. De WKR komt in de plaats van de huidige regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Het is nog niet verplicht gebruik te maken van de WKR. Tot en met 2014 mag ieder jaar worden gekozen voor de WKR of voor de bestaande regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen. Na 2014 geldt de WKR verplicht voor alle werkgevers. 2014
2012
%
%
%
1,5
1,5
1,4
Zie tabel
Zie tabel
Zie tabel
80
80
80
Onbelast
Onbelast
Onbelast
Vrije ruimte1) Gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen2) Bruteringspercentage bij overschrijden vrije ruimte Intermediare kosten (vergoeding) (zie tabel)
2013
De grondslag van de vrije ruimte wordt bepaald door het totale fiscaal loon. Naast de vrije ruimte kan een aantal gerichte vergoedingen of verstrekkingen worden gedaan. Verder geldt een nihilwaardering voor bepaalde loonbestanddelen.
1) 2)
3.3.1
Tabel gerichte vrijstellingen VERGOEDING OF VERSTREKKING 1)
Vervoer en reiskosten: • abonnementen voor reizen met openbaar vervoer • zakelijke reizen en woon-werkverkeer met eigen vervoer, per kilometer maximaal • losse kaartjes voor zakelijke reizen openbaar vervoer Kosten van tijdelijk verblijf in het kader van dienstbetrekking Bijscholing, cursussen, congressen, vakliteratuur (alleen op werkplek), training en dergelijke, voor zover ze van belang zijn voor het werk van de werknemer (inclusief kosten van inschrijving in een beroepsregister) Studie- en opleidingskosten Procedures tot erkenning van verworven competenties (EVC-procedures) Outplacement Maaltijden als gevolg van overwerk, koopavonden, dienstreizen, e.d. (per dag) Verhuiskosten, maximaal Extraterritoriale kosten 1)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Vrijgesteld
Vrijgesteld
Vrijgesteld
0,19 Vrijgesteld
0,19 Vrijgesteld
0,19 Vrijgesteld
Vrijgesteld
Vrijgesteld
Vrijgesteld
Vrijgesteld Vrijgesteld
Vrijgesteld Vrijgesteld
Vrijgesteld Vrijgesteld
Vrijgesteld Vrijgesteld
Vrijgesteld Vrijgesteld
Vrijgesteld Vrijgesteld
Vrijgesteld
Vrijgesteld
Vrijgesteld
7.750
7.750
7.750
Vrijgesteld
Vrijgesteld
Vrijgesteld
Het bovenmatig deel van de gerichte vrijstelling valt in de vrije ruimte.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
31
Inhoud
Tabel nihilwaarderingen VOOR DE VOLGENDE SOORTEN LOON IN NATURA GELDT EEN NIHILWAARDERING:
• v oorzieningen op de werkplek zoals bedrijfsfitness, gereedschappen, de vaste computer, het kopieerapparaat en de vaste telefoon; • arbovoorzieningen; • consumpties op de werkplek die geen deel uitmaken van een maaltijd; • ter beschikking gestelde kleding die (bijna) uitsluitend geschikt is om tijdens het werk te dragen, zoals uniformen en overalls, werkkleding die op het werk achterblijft en ter beschikking gestelde werkkleding met beeldmerken (logo) van de werkgever van samen ten minste 70 cm2 per kledingstuk; • de renteloze personeelslening als uw werknemer daarmee een fiets, elektrische fiets of elektrische scooter voor woon-werkverkeer koopt (ook binnen cafetariaregelingen); • de kosten en het rentevoordeel van een personeelslening voor de eigen woning van uw werknemer als deze aftrekbaar zijn in de inkomstenbelasting; • ter beschikking gestelde mobiele telefoon, BlackBerry, smartphone of tabletcomputer met een beelddiagonaal van minder dan 7 inch (17,78 cm), als het zakelijk gebruik meer dan 10% is; • ter beschikking gestelde hulpmiddelen, waaronder computers en dergelijke apparatuur, gereedschappen en toebehoren die de werknemer ook ergens anders dan op de werkplek kan gebruiken, als het zakelijk gebruik 90% of meer is. Hierbij geldt dat het zakelijk gebruik van een tabletcomputer (iPad, e.d.) met een beelddiagonaal van 7 inch (17,78 cm) of groter ook 90% of meer dient te zijn; • ov-jaarkaart en voordeelurenkaart, als uw werknemer deze kaart ook voor het werk gebruikt; • niet-permanente huisvesting op de werkplek, waarbij het redelijkerwijs niet mogelijk is dat de werknemer zich hieraan kan onttrekken, bijvoorbeeld aan boord van zeeschepen, of bij parate diensten in een brandweerkazerne of ziekenhuis, op boorplatforms of bij slaapdiensten in de gehandicaptenzorg.
Tabel zonder nihilwaarderingen LOON IN NATURA ZONDER NIHILWAARDERING, NORMBEDRAGEN VOOR:
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Maaltijden op de werkplek
3,15
3,05
2,95
Huisvesting en inwoning, per dag1)
5,35
5,25
5,10
1)
Inclusief energie, water en bewassing. Niet van toepassing wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is dat de werknemer zich aan deze voorziening kan onttrekken.
Tabel intermediaire kosten VERGOEDINGEN VOOR INTERMEDIAIRE KOSTEN ZIJN VERGOEDINGEN VOOR BEDRAGEN DIE DE WERKNEMER MEESTAL IN OPDRACHT EN VOOR REKENING VAN DE WERKGEVER VOORSCHIET VOOR:
• • • •
zaken die tot het vermogen van het bedrijf gaan horen; zaken die tot het vermogen van het bedrijf horen en die aan de werknemer ter beschikking zijn gesteld; kosten die specifiek samenhangen met de bedrijfsvoering en niet met het functioneren van de werknemer; kosten die de werknemer maakt voor externe representatie van het bedrijf.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
32
Onbelast
Geen heffing
Geen heffing
Nihilwaarderingen
Overige vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen
Geen loon voor werknemer
Bruteringspercentage zie tabel 3.3
- Vrije ruimte -------------------------------------------- In eindheffing te betrekken
+ Bovenmatig gerichte vrijstellingen
Aangewezen als eindheffingsbestanddeel
Gerichte vrijstellingen
Onbelast
Intermediaire kosten
Vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen
Loon voor werknemer
Reguliere heffing
+ Regulier loon + Niet aangewezen werkkosten + Bovengebruikelijke werkkosten (rekening houdend met waarderingen) -------------------------------------------- Belastbaar loon
Niet aangewezen als eindheffingsbestanddeel
Inhoud
3.4 Schematisch overzicht werkkostenregeling
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
33
Inhoud
4
Loonbelasting
4.1 Loonheffingskorting Er zijn zes heffingskortingen die een werkgever of uitkeringsinstantie mag toepassen bij de inhouding van belasting en premie, samen de loonheffingskorting genoemd. Deze mag maar door één werkgever/ uitkeringsinstantie tegelijkertijd worden toegepast. Wel of geen loonheffingskorting?
Hebt u naast de werkgever/ uitkeringsinstantie waarvan u dit formulier hebt ontvangen, nog een andere werkgever/uitkeringsinstantie?
Ja
Wordt bij uw andere werkgever/ uitkeringsinstantie de loonheffingskorting toegepast?
Nee
Ja
De werkgever/uitkeringsinstantie waarvan u dit formulier hebt ontvangen, moet de loonheffingskorting niet toepassen.
Nee
De werkgever/uitkeringsinstantie waarvan u dit formulier hebt ontvangen, moet de loonheffingskorting toepassen.
4.2 Afdrachtvermindering loonheffing Om voor de afdrachtvermindering in aanmerking te komen, moet worden voldaan aan specifieke eisen. De bepaling van de hoogte van de afdrachtvermindering is per categorie verschillend. Voor werknemers van een schip dat onder Nederlandse vlag vaart. Werknemers van bepaalde schepen vallen niet onder de afdrachtvermindering.
Zeevaart
Speur- en ontwikkelingswerk Werkgevers kunnen een afdrachtvermindering van loonbelasting krijgen voor werknemers die (gekwalificeerd) speur- & ontwikkelingswerk (S&O) verrichten.
4.2.1.1 S&O-afdrachtvermindering (niet-starters) 2014
2013
S&O-LOONSOM MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
VERMINDERING %
2012
S&O-LOONSOM MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
VERMINDERING %
S&O-LOONSOM MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
VERMINDERING %
–
250.000
35
–
200.000
38
–
110.000
42
250.000
14.000.000
14
200.000
14.000.000
14
110.000
14.000.000
14
4.2.1.2 S&O-afdrachtvermindering (starters) 2014
2013
S&O-LOONSOM MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
VERMINDERING %
2012
S&O-LOONSOM MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
VERMINDERING %
S&O-LOONSOM MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
VERMINDERING %
–
250.000
50
–
200.000
50
–
110.000
60
250.000
14.000.000
14
200.000
14.000.000
14
110.000
14.000.000
14
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
34
Inhoud
4.3 Gebruikelijk loon 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Gebruikelijk loon1,2)
44.000
43.000
42.000
Het loon van een werknemer die arbeid verricht voor een vennootschap of coöperatie waarin hij een aanmerkelijk belang heeft of waaraan hij vermogensbestanddelen ter beschikking stelt, wordt in een kalenderjaar ten minste gesteld op het in de tabel genoemde bedrag. De mogelijkheid bestaat dat een afwijkend loon in aanmerking moet worden genomen. Tegenbewijs is hierbij mogelijk. 2) Is het gebruikelijk loon niet hoger dan EUR 5.000, dan is de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing. Voor een aanmerkelijkbelanghouder met een gebruikelijk loon van EUR 5.000 of lager geldt het volgende: • Krijgt deze aanmerkelijkbelanghouder geen loon voor zijn werkzaamheden, dan hoeft geen loonheffing meer te worden betaald over het gebruikelijk loon. • Krijgt deze aanmerkelijkbelanghouder wel loon voor zijn werkzaamheden, dan is zijn loon belast loon. De grens van EUR 5.000 geldt voor het totaal van de werkzaamheden van de aanmerkelijkbelanghouder; de grens wordt dus niet per onderneming getoetst. 1)
Wel of geen inhouding loonheffing bij gebruikelijk loon?
Is het gebruikelijk loon hoger dan Nee EUR 5.000?
Is het gebruikelijk loon lager dan EUR 5.0001) en wordt het lagere bedrag feitelijk uitbetaald?
Ja
Nee
De gebruikelijkloonregeling is niet van toepassing. De inhoudingsplichtige hoeft geen loonheffing in te houden.
Ja
De inhoudingsplichtige moet over het feitelijk uitbetaalde loon loonheffing inhouden. Als het gebruikelijk loon hoger is dan EUR 5.000, moet dit als grondslag worden genomen voor de inhouding van loonheffing. 1)
De grens van EUR 5.000 geldt voor het totaal van de werkzaamheden van de aanmerkelijkbelanghouder; de grens wordt dus niet per vennootschap getoetst.
4.4 Pseudo-eindheffing voor hoge lonen In 2013 en 2014 geldt een maatregel die als tijdelijk is bestempeld voor werkgevers met werknemers die in 2012 en/of 2013 een hoog loon uit tegenwoordige dienstbetrekking kregen. Voor zover het loon betaald aan een werknemer de norm voor hoge lonen overstijgt, dient de werkgever over het meerdere extra loonheffing af te dragen. Daarbij moet zowel het loon betaald door de werkgever zelf als het loon van met de werkgever verbonden vennootschappen worden meegeteld. De loonheffing dient in het aangiftetijdvak waarin 31 maart 2013 valt respectievelijk 31 maart 2014, te worden aangegeven. 2014
Pseudo-eindheffing over loon dat meer bedraagt dan EUR 150.000
2013
2012
%
%
%
16
16
N.v.t.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
35
Inhoud
4.5 Vrijwilligersregeling Vrijgesteld zijn de vergoeding of verstrekking aan een vrijwilliger die niet bij wijze van beroep arbeid verricht voor een algemeen nut beogende instelling, een sportorganisatie of een niet als zodanig aan te merken lichaam dat niet is onderworpen aan de vennootschapsbelasting of daarvan is vrijgesteld. VRIJGESTELD IS DE VERGOEDING OF VERSTREKKING MET EEN GEZAMENLIJKE WAARDE VAN:
2014
2013
EUR
2012
EUR
Per maand Per kalenderjaar
EUR
150
150
150
1.500
1.500
1.500
4.6 Modelstaat voor loonberekening 2014 TE BETALEN DOOR
Brutoloon
Werkgever
Pensioenpremie
Werkgever Werknemer
BEREKENING NETTOLOON
BEREKENING LOONKOSTEN
BEREKENING
EUR
EUR
EUR
B
B +
–
Loon in natura
Werkgever
Bijtelling auto van de zaak
Werkgever
Eigen bijdrage voor privégebruik auto van de zaak
Werknemer
–
Levensloopsparen1)
Werknemer
–
– +
–
– – U
Werknemer
–
Eindheffing voor rekening van werkgever (zie ook 3.2)
+
Premie WW-Awf (2,15%)
Werkgever
+
Premie sectorfonds (variabel per sector)
Werkgever
+
Basispremie WAO/WIA (5,45%)
Werkgever
+
Gedifferentieerde premie Whk (variabel per werkgever)
Werkgever
+
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (7,50%)
Werkgever
+
Nettoloon werknemer Afdrachtvermindering
+ +
(Uniform loonbegrip) Loonheffing, rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeids korting inclusief werkbonus oudere werknemers (indien van toepassing)
B
N Werkgever
–
Loonkosten werkgever
K
U = Uniform loonbegrip (grondslag voor loonheffing, premie volksverzekeringen, werknemersverzekeringen en zorgverzekering) B = brutoloon N = nettoloon werknemer K = loonkosten werkgever 1)
Als de waarde van het levenslooptegoed van de werknemer per 31 december 2011 minimaal EUR 3.000 was en per 1 januari 2014 meer bedraagt dan nihil.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
36
Inhoud
4.7 Bestanddelen van het loon 2014 Per 1 januari 2013 is de Wet Uniformering loonbegrip in werking getreden. Hierdoor worden de grondslagen van het loon voor de loonbelasting/volksverzekeringen, de werknemersverzekeringen en de Zvw gelijk. Voor de heffing van de werknemersverzekeringen en de Zvw geldt wel een maximumpremieloon waarover de premies en bijdragen zijn verschuldigd.
4.8 Werknemersverzekeringen 4.8.1
Premieheffingen 2014
2013
2012
AOW-leeftijd
AOW-leeftijd
AOW-leeftijd
LEEFTIJDSGRENS
WW, WIA Zvw (verzekerd vanaf 18 jaar)
Geen
Geen
EUR
PREMIELOON
Geen
EUR
EUR
Maximaal per werkdag: Zvw
197,74
WW en WIA/WAO Premievrije voet per werkdag voor WW
195,58
192,55
197,74
195,58
192,55
Vervallen
Vervallen
66,27
260
260
260
MAXIMUMPREMIELOON PER JAAR
Bij maximumaantal werkdagen van: Voor Zvw
51.414
50.853
50.064
Voor WW-Awf
51.414
50.853
17.229
Voor WIA
51.414
50.853
50.064
verplichte bijdrage werkgever aan Zorgverzekeringsfonds
3.856
3.941
3.554
zonder verplichte bijdrage werkgever
2.776
2.873
MAXIMALE INKOMENSAFHANKELIJKE PREMIE ZVW
PREMIE
2.503
%
%
%
–
–
7,10
–
–
5,00
Totale premie: Voor Zvw Voor Zvw (inkomensafhankelijke bijdrage zonder v ergoeding)
5)
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw
7,50
7,75
–
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw5)
5,40
5,65
–
Zvw voor zeevarenden Voor WW-wachtgeldverzekering1)
0,00
0,00
0,00
Variabel
Variabel
Variabel
Voor opslag kinderopvang1)
0,50
0,50
0,50
Voor WW-Awf2)
2,15
1,70
4,55
Voor WIA-/WAO-basispremie3, 4)
4,95
4,65
5,05
De premie is per werkgever verschillend. Per 1 januari 2013 is de premievrije voet afgeschaft. Tot 2013 gold er een premievrije voet voor werkgevers. 3) De WIA-/WAO-basispremie komt geheel voor rekening van de werkgever. 4) Werkgevers kunnen een premiekorting van maximaal EUR 7.000 (tot 2013: EUR 6.500 per jaar) toepassen bij het in dienst nemen van een gehandicapte of uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder (ongeacht de duur van de uitkering) en indien men over een zogenoemde doelgroepverklaring beschikt. 1) 2)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
37
Inhoud
De premiekorting voor het in dienst houden van werknemers van 62 jaar en ouder komt te vervallen. Tot 2013 bedroeg de korting EUR 2.750 per jaar. Met ingang van 1 juli 2014 treedt de premiekorting jongere werknemers in werking. De regeling is gericht op jongeren van 18 tot 27 jaar die een WW- of bijstandsuitkering ontvangen. Het is een regeling van tijdelijke aard die is gericht op nieuwe banen in de periode van 1 januari 2014 tot 1 januari 2016. Het moet gaan om een dienstverband van ten minste 32 uur per week en er moet ten minste sprake zijn van een halfjaarcontract. De hoogte van de premiekorting is vastgesteld op EUR 3.500 per jaar (2014: maximaal EUR 1.750). 5) Voor directeuren-grootaandeelhouders die niet zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen, geldt het lagere percentage voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
4.8.2 Uitkeringen ZW/WW/WIA 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
197,00
MAXIMUMDAGLOON UITKERING ALS PERCENTAGE VAN HET DAGLOON
%
194,85 %
191,82 %
ZW, ziekengeld1)
70
70
70
Zwangerschap + bevalling
100
100
100
Loongerelateerde uitkering
Loongerelateerde uitkering
Loongerelateerde uitkering
75
75
75
75/702)
75/702)
75/702)
WIA
- WGA (ten minste 35% tot 80% loonverlies of ten minste 80% loonverlies met zicht op herstel) - IVA (ten minste 80% loonverlies, geen zicht op herstel) WW MAXIMUMUITKERINGSDUUR
ZW, ziekengeld
104 weken
104 weken
104 weken
WIA (voorheen WAO)
Tot AOW-leeftijd
Tot AOW-leeftijd
Tot AOW-leeftijd
WW
Afhankelijk van arbeidsverleden
Afhankelijk van arbeidsverleden
Afhankelijk van arbeidsverleden
1) 2)
Over twee ziektejaren samen betaalt de werkgever maximaal 170% van het laatstverdiende loon. Eerste twee maanden 75%, daarna 70%.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
38
Inhoud
5
Vennootschapsbelasting
5.1 Aftrekfaciliteiten en waarderingsvoorschriften De in 1.2.3, 1.2.4 en 1.2.7 genoemde aftrekfaciliteiten en waarderingsvoorschriften zijn ook van toepassing op de winstbepaling voor de vennootschapsbelasting.
5.2 Verliesverrekening 2014
2013
2012
JAAR
JAAR
JAAR
Voorwaarts
9
9
9
Achterwaarts
1
1
1
VERLIESCOMPENSATIETERMIJNEN
Standaardverrekeningstermijnen
5.3 Tarieven 5.3.1 Reguliere tarieven vennootschapsbelasting
5.3.2
2014
2013
2012
BIJ EEN BELASTBAAR BEDRAG VAN
BIJ EEN BELASTBAAR BEDRAG VAN
BIJ EEN BELASTBAAR BEDRAG VAN
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
%
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
%
MEER DAN
MAAR NIET MEER DAN
EUR
EUR
%
–
200.000
20,0
–
200.000
20,0
–
200.000
20,0
200.000
–
25,0
200.000
–
25,0
200.000
–
25,0
Boxtarieven vennootschapsbelasting TARIEVEN
Innovatiebox (voorheen octrooibox)1)
2014
2013
2012
%
%
%
5
5
5
Voordelen uit immateriële activa waarvoor de belastingplichtige zelf een octrooi heeft verkregen, kunnen op verzoek worden belast naar een verlaagd tarief. Dit geldt ook voor kwekersrechten. Immateriële activa waarvoor geen octrooi is verleend maar die wel zijn voortgekomen uit een speuren ontwikkelingsproject en waarvoor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (www.rvo.nl) een S&O-verklaring heeft afgegeven, vallen ook onder de regeling. Met ingang van 1 januari 2011 is wettelijk vastgelegd dat verliezen op innovatieve activiteiten aftrekbaar zijn tegen het normale tarief in plaats van tegen het verlaagde tarief. Per 1 januari 2011 is de innovatiebox verruimd waardoor innovatievoordelen behaald tussen de aanvraag van een octrooi en het verlenen ervan in de box kunnen worden betrokken. Per 1 januari 2013 bestaat de keuzemogelijkheid om de aan de innovatiebox toe te rekenen winst op forfaitaire wijze te bepalen. Als in het betreffende jaar of in de twee daaraan voorafgaande jaren een immaterieel activum is voortgebracht dat kwalificeert voor toepassing van de innovatiebox, kan men ervoor kiezen om 25% van de totale winst toe te rekenen aan de innovatiebox, met een maximum van EUR 25.000.
1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
39
Inhoud
6
Dividendbelasting 2014
Belasting voor rekening van gerechtigde
1)
Belasting voor rekening van inhoudingsplichtige
1)
Korting dooruitdeling2)
2013
2012
%
%
%
15
15
15
(100/85)x15
(100/85)x15
(100/85)x15
3
3
3
Dividenduitkeringen aan in EU-lidstaten gevestigde rechtspersonen kunnen onder een 0%-tarief vallen als wordt voldaan aan alle vereisten voor de vrijstelling. 2) Indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kan een korting worden toegepast op de af te dragen dividendbelasting bij ‘dooruitdeling’ van buitenlandse deelnemingsdividenden. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
40
Inhoud
7
Omzetbelasting
7.1
Tarieven en regelingen 2014
Tarieven
1)
Bedrijfskantines2) Kantines sportvereniging bij toepassing forfaitaire methode
2013
2012
%
%
%
0/6/21
0/6/21
0/6/19/21
6
6
6
11,5
11,5
11
EUR
EUR
Kleine-ondernemersregeling: als gevolg van vermindering, geen btw verschuldigd als het per saldo af te dragen btw-bedrag gelijk is aan of minder dan3)
EUR
1.345
1.345
1.345
Het algemene btw-tarief is sinds 1 oktober 2012 verhoogd van 19% naar 21%. Bij toepassing van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA). 3) Daarboven neemt de vermindering geleidelijk af tot nihil bij een af te dragen bedrag van EUR 1.883. 1) 2)
7.2
Correctie privégebruik auto van de zaak
7.2.1
Hoofdregel correctie privégebruik auto van de zaak 2014
2013
2012
Correctie ondernemers/werknemers met privéritten1)
Werkelijk privégebruik
Werkelijk privégebruik
Werkelijk privégebruik
Grondslag
Btw op de gemaakte uitgaven
Btw op de gemaakte uitgaven
Btw op de gemaakte uitgaven
1)
7.2.2
Woon-werkverkeer wordt als privé aangemerkt. De bijtelling ter zake van het privégebruik (bestel)auto moet in beginsel op basis van het daadwerkelijke privégebruik worden gecorrigeerd. Men mag ervoor kiezen om het privégebruik volgens een forfaitaire wijze te corrigeren (zie 7.2.2). De in deze onderdelen opgenomen teksten en percentages voorzien niet in de situatie dat een werknemer een vergoeding betaalt voor het privégebruik.
Forfaitaire correctie privégebruik auto van de zaak CORRECTIE ONDERNEMERS/WERKNEMERS MET PRIVÉRITTEN
Forfait Verlaagd forfait Grondslag
1)
1)
2014
2013
2012
%
%
%
2,7
2,7
2,7
1,5
1,5
1,5
catalogusprijs, incl. btw en bpm
catalogusprijs, incl. btw en bpm
catalogusprijs, incl. btw en bpm
Vanaf het vijfde jaar na het jaar van ingebruikname bedraagt de forfaitaire heffing geen 2,7% maar 1,5%. De heffing bedraagt eveneens 1,5% als bij de aanschaf van de auto geen btw is afgetrokken, en bij marge-auto’s.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
41
Inhoud
8
Belastingen van rechtsverkeer en kansspelbelasting 2014
2013 %
2012 %
%
Overdrachtsbelasting : 1)
• Woningen
2
2
2
• Aanhorigheden van woningen die later worden verkregen
2
2
6
• Overige onroerende zaken
6
6
6
Vrijgesteld
Vrijgesteld
Vrijgesteld
Assurantiebelasting
21
21
9,7
Kansspelbelasting
29
29
29
Ruiling landerijen
De termijn waarin een vermindering van overdrachtsbelasting kan worden verkregen bij doorverkoop van een woning of bedrijfspand, is met ingang van 1 september 2012 tijdelijk verruimd van 6 naar 36 maanden (tot 1 januari 2015).
1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
42
Inhoud
9
Erf- en schenkbelasting
9.1 Vrijstellingen schenkbelasting1) 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Verkrijging door: Kind
5.229
5.141
5.030
Kind tussen 18 en 40 jaar (2012: 18 en 35 jaar) (eenmalig) naar keuze: • ter vrije besteding • voor eigen woning of voor een studie2) • tijdelijke verruiming voor eigen woning3) • voor eigen woning overgangsregeling
25.096 52.281 100.000 27.187
24.676 51.407 100.000 26.731
24.144 50.300 26.156
Overige verkrijgers • ter vrije besteding • tijdelijke verruiming voor eigen woning3)
2.092 100.000
2.057 100.000
2.012 –
Door de Belastingdienst aangemerkte algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s)
Geheel
Geheel
Geheel
Amateursportinstellingen en niet-commerciële dorpshuizen, hobbyclubs, personeelsverenigingen, jeugdgroepen en buurtverenigingen (SBBI’s)
Geheel
Geheel
Geheel
Voor toepassing van de vrijstellingen en het tarief worden schenkingen binnen hetzelfde kalenderjaar samengeteld. 2) Bedrag kan worden gesplitst in ter vrije besteding en gedeeltelijk voor aankoop woning of voor een studie. 3) De tijdelijke verruiming geldt voor de periode 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015. De schenking mag ook worden verkregen van een familielid of van een derde, waarbij de leeftijd van de verkrijger niet hoeft te zijn tussen de 18 en 40 jaar. De schenking mag ook worden gebruikt ter aflossing van een restschuld eigen woning, De schenking en besteding moet vóór 1 januari 2015 hebben plaatsgevonden. 1)
9.2 Vrijstellingen erfbelasting PARTNER1) EN (KLEIN)KINDEREN
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Verkrijging door: Partner • maximaal
627.367
616.880
603.600
• minimaal (na pensioenimputatie)
162.071
159.361
155.930
• ziek/gehandicapt
59.601
58.604
57.342
• overig
19.868
19.535
19.114
Kleinkind
19.868
19.535
19.144
Ouders
47.053
46.266
45.270
2.092
2.057
2.012
Kind
Overige verkrijgers Door de Belastingdienst aangemerkte algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s)
Geheel
Geheel
Geheel
Amateursportinstellingen en niet-commerciële dorpshuizen, hobbyclubs, personeelsverenigingen, jeugdgroepen en buurtverenigingen (SBBI’s)
Geheel
Geheel
Geheel
1)
Zie voetnoot 1 bij tabel 9.4.3 voor een beschrijving van het partnerbegrip.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
43
Inhoud
9.3 Vrijstelling bij bedrijfsopvolging 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Verkrijging ondernemingsvermogen van erflater of schenker1) vrijstelling 100% tot een waarde van
1.045.611
1.028.132
1.006.000
vrijstelling 83% boven waarde van
1.045.611
1.028.132
1.006.000
2)
Aan zowel de erflater als schenker worden voorwaarden gesteld, waaronder zij ondernemingsvermogen onder toepassing van de vrijstelling kunnen overdragen, daarnaast gelden vereisten waaraan de voortzetter van de verkregen onderneming moet voldoen. 2) Voor het bedrag van de verschuldigde erf- en schenkbelasting bestaat de mogelijkheid uitstel van betaling te verkrijgen voor een periode van tien jaar. Er is echter wel invorderingsrente verschuldigd. 1)
9.4 Tarieven 9.4.1
Tarief erf- en schenkbelasting 2014 VERKRIJGING TUSSEN
9.4.2
I. PARTNERS EN KINDEREN1)
EN
(1)
(2)
A
EUR
EUR
EUR
B
II. KLEINKINDEREN A
%
III. ANDERE VERKRIJGERS B
EUR
A %
B
EUR
%
–
117.214
–
10
–
18
–
30
117.214
hoger
11.721
20
21.099
36
35.164
40
Tarief erf- en schenkbelasting 2013 VERKRIJGING TUSSEN
I. PARTNERS EN KINDEREN1)
EN
(1)
(2)
A
EUR
EUR
EUR
B
II. KLEINKINDEREN A
%
III. ANDERE VERKRIJGERS B
EUR
A %
B
EUR
%
–
118.254
–
10
–
18
–
30
118.254
hoger
11.825
20
21.286
36
35.476
40
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
44
Inhoud
9.4.3
Tarief erf- en schenkbelasting 2012 VERKRIJGING TUSSEN
EN
I. PARTNERS EN KINDEREN1)
II. KLEINKINDEREN
III. ANDERE VERKRIJGERS
(1)
(2)
A
A
A
EUR
EUR
EUR
B %
B
EUR
%
B
EUR
%
–
115.708
–
10
–
18
–
30
115.708
hoger
11.571
20
20.827
36
34.712
40
A: Belasting over het in kolom (1) genoemde bedrag. B: Heffingspercentage over het gedeelte van de (belaste) verkrijging dat ligt tussen de bedragen van kolom (1) en kolom (2). Als partners kwalificeren de volgende personen: a) gehuwden en daarmee gelijkgestelde geregistreerde partners (personen die gescheiden zijn van tafel en bed worden aangemerkt als ongehuwd); b) ongehuwden die voldoen aan de volgende voorwaarden: 1) beiden zijn meerderjarig; 2) volgens de basisadministratie persoonsgegevens voeren de ongehuwden een gezamenlijke huishouding; 3) op basis van een notariële akte is sprake van een wederzijdse zorgverplichting (aan deze voorwaarde hoeft niet te worden voldaan, mits personen vijf jaar samenwonen); 4) ongehuwden zijn geen bloedverwant in de rechte lijn (aan deze voorwaarde hoeft niet te worden voldaan, mits een van de partners een mantelzorger is. Er moet dan wel een mantelzorgcompliment zijn ontvangen); 5) er is geen sprake van meerrelaties. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
45
Inhoud
10 Uitkeringen op grond van sociale wetten 10.1 AOW 2014
2013
2012
BRUTO P. MND
VAK. UITK. P. MND
BRUTO P. MND
VAK. UITK. P. MND
BRUTO P. MND
VAK. UITK. P. MND
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Gehuwden Gehuwden met maximale toeslag (partner jonger dan pensioengerechtigde leeftijd)
734,41
50,11
722,21
49,36
718,47
43,47
1.468,82
100,22
1.444,42
98,72
1.436,94
86,94
Maximale toeslag
734,41
722,21
718,47
Ongehuwden
1.074,25
70,16
1.056,72
69,12
1.046,28
60,87
Ongehuwden met kind tot 18 jaar
1.362,20
90,22
1.338,07
88,87
.327,00
78,25
1.074,25
70,16
1.056,72
69,12
1.046,28
60,87
AOW-PENSIOEN INGEGAAN VOOR 1-2-1994
Gehuwden zonder toeslag (partner jonger dan pensioengerechtigde leeftijd) Maximale toeslag
394,57
Gehuwden met maximale toeslag (partner jonger dan 65)
387,70
1.468,82
100,22
390,66
1.444,42
98,72
1.436,94
86,94
TOESLAGEN
MKOB1)
25,59
28,14
33,65
Bedragen AOW zijn exclusief Mogelijke Koopkrachttegemoetkoming voor Oudere Belastingplichtigen.
1)
10.2 Anw 2014
2013
20122)
BRUTO P. MND
VAK. UITK. P. MND
BRUTO P. MND
VAK. UITK. P. MND
BRUTO P. MND
VAK. UITK. P. MND
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Nabestaandenuitkering (alleenstaande ouder)1)
1.405,04
107,92
1.369,05
106,14
1.365,72
94,19
Nabestaandenuitkering
1.127,17
83,93
1.119,52
82,56
1.111,95
73,27
Nabestaandenuitkering (voor degene die voor 1-7-1996 AWW hadden)
445,68
35,66
440,82
35,27
433,98
34,72
Verzorgingsuitkering
726,38
59,95
723,41
58,97
718,18
52,33
–
–
249,53
23,58
253,77
20,92
Halfwezenuitkering Wezenuitkering tot 10 jaar
360,69
26,86
358,25
26,42
355,82
23,45
Wezenuitkering van 10 tot 16 jaar
541,04
40,29
553,37
39,63
533,74
35,17
Wezenuitkering van 16 tot 21/27 jaar
721,39
53,72
716,49
52,84
711,65
46,89
TOESLAGEN
Tegemoetkoming Anw
16,50
16,23
15,88
Alleenstaande ouder met kind jonger dan 18 jaar. De halfwezenuitkering van 20% van het minimumloon is opgenomen in de nabestaandenuitkering voor alleenstaande ouders. 2) De bijdrage Zvw is 7,10% van de bruto nabestaandenuitkering Anw. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
46
Inhoud
10.3 Bijstandsuitkeringen en normbedragen 10.3.1 IOAW-uitkering per maand De IOAW is bestemd voor oudere, langdurig werklozen die 50 jaar of ouder waren op het moment dat zij werkloos werden, en voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen, ongeacht hun leeftijd. 2014
2013
2012
EUR1)
EUR1)
EUR1)
(EXCL. 8% VAKANTIETOESLAG)
(EXCL. 8% VAKANTIETOESLAG)
(EXCL. 8% VAKANTIETOESLAG)
Gehuwde en ongehuwde partners beiden vanaf 21 jaar
1.454,98
1.451,30
1.430,06
Eenoudergezinnen
1.400,73
1.386,94
1.383,48
Alleenstaanden vanaf 23 jaar
1.121,87
1.113,73
1.098,11
Alleenstaanden van 22 jaar
882,95
875,50
860,03
Alleenstaanden van 21 jaar
744,10
737,02
725,39
Op deze bedragen worden de bruto-inkomsten van de rechthebbende en zijn partner in mindering gebracht.
1)
10.3.2 WWB-nettonormbedragen per maand Nettonormbedrag voor mensen die een uitkering krijgen op grond van de Wet werk en bijstand. 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
(EXCL. 5% VAKANTIE- TOESLAG)
(EXCL. 5% VAKANTIETOESLAG)
(EXCL. 4,7% VAKANTIETOESLAG)
LEEFTIJD VAN 21 JAAR TOT PENSIOENGERECHTIGDE LEEFTIJD
Gehuwden of ongehuwd samenwonenden
1.286,81
1.255,86
1.269,60
Alleenstaande ouders
900,77
879,10
888,72
Alleenstaanden
643,41
627,93
634,80
Maximale toeslag alleenstaande ouders en alleenstaanden
257,36
251,17
253,92
Gehuwden of ongehuwd samenwonenden beiden de pensioengerechtigde leeftijd of ouder
1.360,13
1.327,43
1.342,07
Gehuwden of ongehuwd samenwonenden met een partner tot de pensioengerechtigde leeftijd
1.360,13
1.327,43
1.342,07
Alleenstaande ouders
1.243,53
1.249,69
1.256,48
988,15
964,40
975,03
Pensioengerechtigde leeftijd of ouder
Alleenstaanden
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
47
Inhoud
10.4 Minimumloon per maand 2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
(EXCL. 8% VAKANTIETOESLAG)
(EXCL. 8% VAKANTIETOESLAG)
(EXCL. 8% VAKANTIETOESLAG)
23 jaar en ouder
1.485,60
1.469,40
1.446,60
22 jaar
1.262,75
1.249,00
1.229,60
21 jaar
1.077,05
1.065,30
1.048,80
20 jaar
913,65
903,70
889,65
19 jaar
779,95
771,45
759,45
18 jaar
675,95
668,60
658,20
17 jaar
586,80
580,40
571,40
16 jaar
512,55
506,95
499,10
15 jaar (vakantiewerkers)
445,70
440,80
434,00
10.5 Kinderbijslag (AKW) 10.5.1 Uitkeringen per kwartaal 0 T/M 5 JAAR
6 T/M 11 JAAR
12 T/M 17 JAAR
EUR
EUR
EUR
Per kind
191,65
232,71
273,78
10.5.2 Maximale nettobijverdiensten per kwartaal SITUATIE/LEEFTIJD1)
ENKELVOUDIGE KINDERBIJSLAG MINDER DAN:
TWEEVOUDIGE KINDERBIJSLAG MAXIMAAL:
EUR
EUR
Thuiswonend
2)
0 tot 16 jaar 16 en 17 jaar
Onbeperkt
Onbeperkt
1.266
N.v.t.
1.790
1.103
Uitwonend
3)
Alle kinderen
Als het kind 16 jaar of ouder is of niet thuis woont, moet onderscheid worden gemaakt tussen wat het kind verdient in de zomervakantie en in de rest van het jaar. In de zomermaanden (juni, juli en augustus) mag het kind met vakantiewerk in totaal EUR 1.300 netto (2014) bijverdienen zonder dat dit van invloed is op de kinderbijslag. Daarnaast bestaat de verplichting om inkomen hoger dan de maximale nettobijverdienstengrens aan de SVB door te geven. 2) Het kind van 16 jaar of ouder mag het van toepassing zijnde bedrag van de maximale nettobijverdienste aan inkomen hebben om de kinderbijslag niet te verspelen. 3) Voor uitwonende kinderen geldt hetzelfde als voor thuiswonende kinderen. Maar in een aantal bijzondere situaties is het niet vanzelfsprekend dat de ouder het kind onderhoudt. De ouder moet dan aantonen dat hij/zij het kind voor een bepaald bedrag onderhoudt. 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
48
Inhoud
11 Zorgverzekeringswet Degene die niet in loondienst werkt, zoals een zelfstandig ondernemer, freelancer of alfahulp, moet zelf de inkomensafhankelijke bijdrage betalen.
Zvw-inkomensgrens voor de inkomensafhankelijke bijdrage Premie (%) Maximale premie (EUR)
1)
1)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
51.414
50.853
50.064
5,40
5,65
5,00
2.776
2.873
2.503
Naast de inkomensafhankelijke bijdrage is de verzekerde een nominale premie verschuldigd aan de zorgverzekeraar.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
49
Inhoud
12 Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) 12.1 Verpakkingenbelasting 2014
2013
2012
VERPAKKING
VERPAKKING
VERPAKKING
EUR
EUR
EUR1)
MATERIAALSOORT
Glas
Afgeschaft
Afgeschaft
0,0734
Aluminium
Afgeschaft
Afgeschaft
0,9726
Overig metaal
Afgeschaft
Afgeschaft
0,1622
Kunststof
Afgeschaft
Afgeschaft
0,4813
Biokunststof
Afgeschaft
Afgeschaft
0,0814
Papier en karton
Afgeschaft
Afgeschaft
0,0814
Hout
Afgeschaft
Afgeschaft
0,0215
Afgeschaft
Afgeschaft
0,1796
Afgeschaft
Afgeschaft
0,5200
Andere materiaalsoorten Algemeen tarief (indien geen uitsplitsing mogelijk is)
2)
Tarief per kilogram verpakkingsmateriaal. Voor iedere belastingplichtige geldt een belastingvrijstelling van 50.000 kilogram. 2) Het algemene tarief kan lager uitvallen indien de belastingplichtige aannemelijk kan maken dat er geen hoogbelaste materialen worden gebruikt. 1)
12.2 Afvalstoffenbelasting VOOR HET STORTEN VAN
Afvalstoffen 1)
PER
20141)
2013
2012
EUR
EUR
EUR
1.000 kilogram (excl. omzetbelasting)
17
N.v.t.
N.v.t.
Met ingang van 1 april 2014, voor het storten van afval. Het tarief voor het verbranden van afval is nihil.
12.3 Belasting op leidingwater VOOR HET VERBRUIK VAN
PER
2014
2013
2012
Leidingwater
m3 (excl. omzetbelasting)
EUR
EUR
EUR
0 - 300
0,33
300 - 50.000
0,40
50.000 - 250.000
0,36
250.000 - 1.250.000
0,26
> 1.250.000
0,05
0,165
0,161
12.4 Kolenbelasting VOOR HET GEBRUIK VAN
Kolen
PER
1.000 kilogram (excl. omzetbelasting)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
14,27
14,03
13,73
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
50
Inhoud
12.5 Energiebelasting 12.5.1 Aardgas (per m3) TARIEVEN (EXCLUSIEF OMZETBELASTING)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Aardgas (m ) 3
0 - 5.000
0,1894
0,1862
0,1667
5.000 - 170.000
0,1894
0,1862
0,1443
170.000 - 1.000.000
0,0446
0,0439
0,0400 0,0127
1.000.000 - 10.000.000
0,0163
0,0160
> 10.000.000
NIET ZAKELIJK
0,0117
0,0115
0,0119
> 10.000.000
ZAKELIJK
0,0117
0,0115
0,0083
0,1280
0,0639
0,0318
Aardgas voor CNG-vulstation
12.5.2 Elektriciteit (per kWh) TARIEVEN (EXCLUSIEF OMZETBELASTING)1)
2014
2013
2012
EUR
EUR
EUR
Elektriciteit (kWh) 0 - 10.000
0,1185
0,1165
0,1140
10.000 - 50.000
0,0431
0,0424
0,0415
50.000 - 10.000.000
0,0115
0,0113
0,0111
> 10.000.000
NIET ZAKELIJK
0,0010
0,0010
0,0010
> 10.000.000
ZAKELIJK
0,0005
0,0005
0,0005
Op de energiebelasting die aan de hand van deze tarieven is berekend, wordt vervolgens per elektriciteitsaansluiting met een verblijfsfunctie een belastingvermindering van EUR 318,62 toegepast. Voor elektriciteitsaansluitingen zonder verblijfsfunctie geldt een belastingvermindering van EUR 119,62.
1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
51
Inhoud
13 Discontopercentages en wettelijke rente 13.1 Wettelijke rente, belastingrente en invorderingsrente BELASTINGRENTE VENNOOTSCHAPSBELASTING1) %
BELASTINGRENTE OVERIGE BELASTINGEN1)
INVORDERINGSRENTE1)
%
%
NIET-H ANDELSTRANSACTIES
HANDELS TRANSACTIES
%
%
Per 1 januari 2005
4
9,09
Per 1 juli 2005
4
9,05
Per 1 januari 2006
4
9,25
Per 1 juli 2006
4
9,83
Per 1 januari 2007
6
10,58
Per 1 juli 2007
6
11,07
Per 1 januari 2008
6
11,20
Per 1 juli 2008
6
11,07
Per 1 januari 2009
6
9,50
Per 1 juli 2009
4
8,00
Per 1 januari 2011
3
8,00
Per 1 juli 2011
3
8,00
Per 1 januari 2011
3
8,00
Per 1 juli 2011
4
8,25
Per 1 januari 2012
4
8,00
Per 1 juli 2012
3
8,00
Per 1 januari 2013
3
3
3
3
8,00
Per 1 juli 2013
3
3
3
3
8,50
Per 1 januari 2014
3
3
3
3
8,50
Per 1 april 2014
8
4
3
3
8,50
Bron: www.rijksoverheid.nl en www.wettelijkerente.net 1)
De Belastingdienst brengt vanaf 2013 belastingrente in rekening als het opleggen van een belastingaanslag met een door de belanghebbende te betalen bedrag door toedoen van die belanghebbende te lang op zich laat wachten. Voorts vergoedt de Belastingdienst belastingrente als hij er te lang over doet een belastingaanslag met een uit te betalen bedrag vast te stellen, als die aanslag overeenkomt met een ingediende aangifte. Belastingrente heeft betrekking op periodes die aanvangen vanaf 1 januari 2012. Per 1 april 2014 gaat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting aansluiten bij de wettelijke rente voor handelstransacties, met een minimum van 8%. De belastingrente voor de overige belastingen en de invorderingsrente zijn per 1 april minimaal 4%. Tot 1 april 2014 geldt daarvoor nog het tarief van 3%.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
52
Inhoud
13.2 Heffings- en invorderingsrente bij belastingen 20121)
2011 %
%
Per 1 januari
2,85
2,50
Per 1 april
2,30
2,50
Per 1 juli
2,50
2,75
Per 1 oktober
2,25
3,00
Bron: www.belastingdienst.nl Per 1 januari 2013 is de heffingsrente vervangen door belastingrente, zie 13.1.
1)
13.3 Rentetarieven ECB BASISHERFINANCIERINGSRENTE
DEPOSITORENTE
MARGINALE BELENINGSRENTE
%
%
%
2012 week 1
2012
0,25
1,00
1,75
2012 week 28
2012
0,00
0,75
1,50
2013 week 19
2013
0,00
0,50
1,00
0,00
0,25
0,75
2013 week 46
Bron: De Nederlandsche Bank (www.statistics.dnb.nl)
13.4 Discontovoet Bij toepassing van IAS 19 voor de verwerking en toelichting van toegezegdpensioenregelingen in de jaarrekening worden de pensioenlasten in het jaar bepaald door gebruik te maken van (actuariële) veronderstellingen, waaronder de disconteringsvoet. DISCONTOVOET GEMIDDELDE (RESTERENDE) LOOPTIJD VAN PENSIOENAAN SPRAKEN OP GROND VAN TOEGEZEGDPENSIOENREGELINGEN IN NEDERLAND PER:
30 DECEMBER 20131) %
30 DECEMBER 20121) %
30 DECEMBER 20112) %
5 jaar
1,7
1,5
1,4
10 jaar
2,7
2,4
2,3
15 jaar
3,3
2,9
2,8
20 jaar
3,6
3,2
3,0
25 jaar
3,9
3,3
3,2
30 jaar
4,0
3,3
3,2
40 jaar
4,0
3,2
3,2
Bron: Eurozone IAS 19 discount rate guidance based on Bloomberg AA-rated corporate bond universe (exclusief supranationale obligaties (verbeterde methode)) 2) Bron: Eurozone IAS 19 discount rate guidance based on Bloomberg AA-rated corporate bond universe (exclusief supranationale obligaties (oude methode)) 1)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
53
Inhoud
13.5 U-Rendement VOOR DE OPRENTING VAN RESERVERINGEN ZOALS EEN STAMRECHTRESERVE WORDT VAAK HET U-RENDEMENT GEBRUIKT.
2013
2012
2011
%
%
%
Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
1,30 1,25 1,35 1,44 1,46 1,33 1,32 1,41 1,61 1,78 1,87 1,84
2,16 2,05 1,96 1,87 1,86 1,80 1,64 1,51 1,41 1,42 1,40 1,38
2,49 2,68 2,89 2,99 3,15 3,15 3,11 2,95 2,73 2,50 2,28 2,18
Jaargemiddelde
1,50
1,71
2,76
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
54
Inhoud
14 Koersen 14.1 Valutakoersen 31 december 20132)
31 december 20121)
31 december 20111)
Canada
per
EUR 1
CAD
1,4645
1,3137
1,3215
Denemarken
per
EUR 1
DKK
7,4590
7,4610
7,4342
Groot-Brittannië
per
EUR 1
GBP
0,8322
0,8161
0,8353
Japan
per
EUR 1
JPY
144,5000
113,6100
100,2000
Noorwegen
per
EUR 1
NOK
8,3675
7,3483
7,7540
Verenigde Staten
per
EUR 1
USD
1,3770
1,3194
1,2939
Zweden
per
EUR 1
SEK
8,8630
8,5820
8,9120
Zwitserland
per
EUR 1
CHF
1,2265
1,2072
1,2156
Bron: Het Financieele Dagblad Bron: ABN AMRO
1) 2)
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
55
Inhoud
15 Lijst met afkortingen AKW
Algemene Kinderbijslagwet
ANW
Algemene nabestaandenwet
AOW
Algemene Ouderdomswet
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWW
Algemene Weduwen- en Wezenwet
BPM
Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
BTW
Belasting toegevoegde waarde
ECB
Europese Centrale Bank
EER
Europese Economische Ruimte
IB
Inkomstenbelasting
IOAW
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers
IVA
Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
LB
Loonbelasting
VPB
Vennootschapsbelasting
WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
WBM
Wet belastingen op milieugrondslagen
WGA
Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
WKR
Werkkostenregeling
WOZ
Wet waardering onroerende zaken
WW
Werkloosheidswet
WWB
Wet werk en bijstand
ZVW
Zorgverzekeringswet
ZW
Ziektewet
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs. Alle rechten voorbehouden.
Pr o Me mo r i e fe b ru a r i 2 014
56
Inhoud
Contact us KPMG Meijburg & Co Laan van Langerhuize 9 1186 DS Amstelveen Postbus 74600 1070 DE Amsterdam Meijburg.nl
Hoewel bij de totstandkoming van deze uitgave de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, bestaat de mogelijkheid dat bepaalde informatie na verloop van tijd verandert of niet meer juist is. Dit kan ten gevolge van (aanpassing van) regelgeving die bekend is geworden na het opmaken van deze uitgave. KPMG, KPMG Meijburg & Co en KPMG MKB zijn dan ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van activiteiten die worden ondernomen of nagelaten op basis van informatie in deze uitgave. Gehele of gedeeltelijke vermenigvuldiging of overname van teksten en/of bedragen op welke wijze dan ook, is alleen toegestaan met bronvermelding.
© 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen, staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348 en maakt deel uit van KPMG International Cooperative (“KPMG International”), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden.