Examenreglement Atlas College
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 1
Inhoud 1. Algemene bepalingen ........................................................................................................... 4 Artikel 1 Begripsbepalingen............................................................................................... 4 Artikel 2: Rechtsgrond, toepassing van dit reglement ......................................................... 5 Artikel 3a: Programma van toetsing en afsluiting ................................................................. 5 Artikel 3b: Examendossier .................................................................................................... 9 Artikel 3c: Regels voor het profielwerkstuk, het sectorwerkstuk, de praktische opdrachten en de opdrachten in het kader van het handelingsdeel ........................................ 9 1. Profielwerkstuk havo en vwo ......................................................................... 9 2. Sectorwerkstuk gemengde en theoretische leerweg ..................................... 10 3. Praktische opdrachten in het havo en vwo ................................................... 11 4. Praktische opdrachten voor het vbo en mavo ............................................... 11 5a. Handelingsdeel vbo en mavo ...................................................................... 12 5b. Praktijkopdrachten bij de beroepsgerichte vakken...................................... 13 Artikel 4a: Indeling van het eindexamen: schoolexamen, centraal examen en landelijk examen .............................................................................................................. 13 Artikel 4b: Inhoud van het examen ..................................................................................... 13 Artikel 5: Toelating tot het examen, start en afsluiting schoolexamen ............................. 14 Artikel 6: Keuze van examenvakken en programma’s ...................................................... 15 Artikel 7a: Vrijstelling vbo-opleiding voor het examen in een vak .................................... 15 Artikel 7b: Vrijstelling eindexamen havo en vwo voor bepaalde vakken ........................... 16 2. Afname van de examens .................................................................................................... 18 Artikel 8: Rol van gecommitteerden en toezichthouders bij de afname van het examen. 18 Artikel 9: Gang van zaken tijdens het centraal examen en/of landelijk examen ............... 18 Artikel 10: Gedragsregels kandidaten centraal examen en/of landelijk examen ................. 19 Artikel 11: Toegestane hulpmiddelen.................................................................................. 20 3. Onregelmatigheden, beroepsmogelijkheid, verhindering en klachtencommissie......... 21 Artikel 12: Onregelmatigheden ........................................................................................... 21 Artikel 13: Beroep ............................................................................................................... 21 Artikel 14: Verhindering deelname aan examen ................................................................. 22 Artikel 15: Klachtencommissie schoolexamen en klachten m.b.t. het centraal examen ..... 23 4. Vaststelling examencijfers en uitslag van het eindexamen............................................. 24 Artikel 16: Bevoegdheid tot het vaststellen van examencijfers........................................... 24 Artikel 17: Vaststelling cijfer schoolexamen, centraal examen .......................................... 24 Artikel 18: Vaststelling uitslag eindexamen ........................................................................ 26 Artikel 19a: Regels aan de hand waarvan de uitslag van het examen wordt vastgesteld..... 26 Artikel 19b: Spreiding voltooiing examen........................................................................... 28 5. Herkansingsregels landelijk examen, centraal examen en schoolexamen, uitgesteld examen ................................................................................................................................ 30 Artikel 20a: Vervallen.......................................................................................................... 30 Artikel 20b: Herkansing centraal examen............................................................................ 30 Artikel 20c: Vervallen.......................................................................................................... 30 Artikel 20d: Vervallen ......................................................................................................... 30 2.2 / 2
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
Artikel 20e: Herkansing schoolexamen voor havo- en vwo-kandidaten .......................... 30 Artikel 20f: Herkansing schoolexamen voor vbo en mavo kandidaten ........................... 31 Artikel 21: Uitgesteld centraal examen ............................................................................... 33 6. Diploma’s, certificaten en cijferlijsten ............................................................................. 34 Artikel 22: Diploma’s, certificaten en cijferlijsten .............................................................. 34 7. Overige bepalingen ............................................................................................................ 36 Artikel 23: Bewaren examenwerk en inzage door de kandidaat ......................................... 36 Artikel 24: Afwijkende wijze van examinering ................................................................... 36 Artikel 25: Geheimhouding ................................................................................................. 37 Artikel 26: Onvoorziene omstandigheden ........................................................................... 37 Artikel 27: Overgangs- en slotbepalingen ........................................................................... 37 Bijlage Instructie toezichthouders centraal examen......................................................................... 38 Tijd en plaats ............................................................................................................................ 38 Aanwezigheid kandidaten......................................................................................................... 38 Aanwezigheid hulpmiddelen voor toezichthouder in examenzaal ........................................... 38 Aanvang zitting ........................................................................................................................ 38 Materiaal en papier ................................................................................................................... 39 Tijdens het examen................................................................................................................... 39 Meerkeuzevragen ..................................................................................................................... 40 Onregelmatigheden................................................................................................................... 40
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 3
1. Algemene bepalingen Artikel 1
Begripsbepalingen
Dit examenreglement verstaat onder: 'kandidaat':
een ieder die door het bevoegd gezag tot het examen wordt toegelaten;
‘klachtencommissie schoolexamen’: de commissie die bestaat uit de examencommissie aangevuld met drie docenten die het beroep behandelt tegen de uitslag van enig onderdeel van het schoolexamen; commissie van beroep: de onafhankelijke commissie ingesteld door het Bevoegd Gezag , bestaande uit een locatiedirecteur, een examensecretaris (beide afkomstig uit een niet bij de klacht betrokken locatie) en een lid van het College van Bestuur, die het beroep behandelt tegen een maatregel van de locatiedirecteur zo- als omschreven in artikel 12, lid 3 van dit examenreglement; ‘locatiedirecteur’:
de directeur van een locatie behorende tot het Atlas College;
‘examenstof’:
de aan de kandidaat te stellen eisen;
‘toets’:
een toets met schriftelijke, mondelinge of digitale vragen en opdrachten of een praktische opdracht;
‘rekentoets’:
rekentoets als bedoeld in artikel 29, vijfde lid van de wet op het voortgezet onderwijs
‘centraal examen’: het gedeelte van het examen dat plaatsvindt volgens door de CEVO vastgestelde en landelijk genormeerde toetsen; ‘schoolexamen’:
het gedeelte van het examen dat plaatsvindt volgens het voor elke locatie door de locatiedirecteur goed gekeurde programma van toetsing en afsluiting;
‘centraal schriftelijk en practisch examen’ Gedeelte van het examen landelijk vastgesteld en genormeerd waarin theorie en praktijk van het beroepsvak wordt getoetst ‘herkansing’:
het opnieuw dan wel alsnog deelnemen aan een toets van het centraal examen of het schoolexamen.
‘vakken’:
wat het havo en vwo betreft, vakken, deelvakken en andere programmaonderdelen
2.2 / 4
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
‘examinator’
Artikel 2:
de docent die belast is met het geven van onderwijs, het afnemen van het examen en de correctie/beoordeling van het gemaakte examenwerk in enig jaar waarover het schoolexamen zich uitstrekt Rechtsgrond, toepassing van dit reglement
1. Dit examenreglement is gebaseerd op: vigerende wetgeving zoals opgenomen de richtlijnen van het ministerie (Eindexamenbesluit VO, WVO, etc). Alle daaruit voortvloeiende rechten en plichten zijn onverkort van kracht. Indien er sprake is van tegenstrijdigheid tussen dit reglement en de vigerende wetgeving is de vigerende wetgeving van toepassing. 2. Het examenreglement is van toepassing voor de vijf locaties van het Atlas College, te weten: locatie SG Copernicus, locatie SG De Dijk, locatie OSG West-Friesland, locatie SG Newton en locatie SG De Triade. 3. Het examenreglement heeft betrekking op het examen dat plaats vindt: a. binnen havo 4 en 5 en binnen vwo 4 en 5 volgens de examenprogramma’s van de vernieuwde tweede fase; b. binnen mavo-3 en 4 en vbo-3 en 4 (VMBO) volgens de examenprogramma’s voor de nieuwe leerwegen c. binnen vbo basisberoepsgerichte leerweg (VMBO-B) volgens de examenprogramma’s voor de het leerwerktrajecten. 4. Het eindexamen wordt per locatie overeenkomstig de bepalingen in dit reglement afgenomen door de examinatoren onder verantwoordelijkheid van de locatiedirecteur het gestelde in dit examenreglement. Het bevoegd gezag draagt de eindverantwoordelijkheid. 5. Op elke locatie wordt door de locatiedirecteur een secretaris van het eindexamen benoemd. De locatiedirecteur, de afdelings/kernteamleider (van de afdeling waarin het examen plaatsvindt) en de secretaris vormen samen de examencommissie van de locatie. De examencommissie ziet toe op de correcte voorbereiding, het correcte verloop en de correcte afhandeling van de examens met inbegrip van het correct toepassen van het gestelde in dit examenreglement. De locatiedirecteur is voorzitter van de examencommissie, de secretaris neemt de daadwerkelijke organisatie van het examen voor zijn rekening. 6. Vervallen 7. De examencommissie van een locatie draagt er zorg voor dat een samenvatting van het reglement wordt opgenomen in het programma van toetsing en afsluiting en dat het volledige reglement (opgenomen in het Atlas Dossier) door leerlingen en ouders kan worden ingezien op een voor hen goed toegankelijke plaats. 8. Indien een locatie werkt met een examendossier dat verder gaat dan een overzicht van voor het schoolexamen behaalde resultaten (dit ter bepaling door de directie van de locatie), kan de examencommissie er voor kiezen om het volledige examenreglement op te nemen in het examendossier (zie ook artikel 3b). 9. De examencommissie draagt er zorg voor dat met name voor de kandidaten van belang zijnde onderdelen van dit reglement met hen besproken worden in samenhang met het programma van toetsing en afsluiting (zie artikel 3). Artikel 3a:
Programma van toetsing en afsluiting
1. Op elke locatie van het Atlas College wordt voor de afdeling(en) waarbinnen het examen zich afspeelt een programma van toetsing en afsluiting (PTA) ontworpen. Dit gebeurt door de examencommissie in overleg met de verschillende vaksecties. EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 5
2. De locatiedirecteur keurt jaarlijks uiterlijk op 1 oktober het programma van toetsing en afsluiting van de betreffende locatie goed. De locatiedirecteur zorgt er voor dat het goedgekeurde PTA wordt toegezonden aan de inspectie. 3. De examencommissie laat het voor haar locatie en voor de betreffende afdeling van toepassing zijnde programma van toetsing en afsluiting uiterlijk voor 1 oktober aan de kandidaten uitreiken en draagt er zorg voor dat dit PTA in samenhang met het examenreglement wordt besproken met de kandidaten. Havo- en vwo-kandidaten krijgen bij aanvang (voor 1 oktober) van havo-4, respectievelijk vwo-4 een PTA dat betrekking heeft op dat schooljaar. Bij aanvang van havo-5, vwo-5 en vwo-6 gebeurt hetzelfde. Het schoolexamen wordt nl. afgenomen in havo-4 en -5 respectievelijk in vwo-4, -5 en -6. Mavo- en vbo-kandidaten (VMBO-kandidaten) krijgen bij aanvang (voor 1 oktober) van mavo-3 (VMBO-T) respectievelijk vbo-3 (VMBO 3 B, K en 3G) een PTA dat betrekking heeft op dat schooljaar. Bij aanvang van mavo-4 (VMBO-T) respectievelijk vbo-4 (VMBO-B, K en G) gebeurt hetzelfde. Het schoolexamen wordt nl. voor deze leerlingen afgenomen in mavo 3 (VMBO-T 3) en 4 (VMBO-T 4) respectievelijk vbo 3 (VMBO 3 B, K en 3G) en 4 (VMBO 4B, K en 4G). 4. In het algemene deel van het programma van toetsing en afsluiting wordt ten minste opgenomen: a. de namen van de leden van de examencommissie en de namen van de leden van de ‘klachtencommissie schoolexamen’ (zie artikel 15). b. een rooster waarin de data en tijdstippen van het schoolexamen en de centrale examens (alle drie de tijdvakken) zijn aangeven. Het schoolexamen havo en vwo vindt plaats in verschillende perioden en (indien van toepassing) bijpassende toetsweken. Een overzicht daarvan met data wordt in het PTA opgenomen c. een lijst met de examenkandidaten met de (deel)vakken en programma’s waarin iedere kandidaat examen aflegt; d. een overzicht van vakken waaronder de rekentoets en in dien van toepassing deelvakken en programma’s, waarin de kandidaat examen kan afleggen; e. onder welke voorwaarden kandidaten een of meer extra examenvakken kunnen kiezen. f. de datum en het tijdstip waarvoor de kandidaten dienen aan te geven (voor zover van toepassing) in welke vakken zij het schoolexamen willen afleggen. g. de datum waarvoor een kandidaat uiterlijk een aanvraag bij de locatiedirecteur dient in te dienen om in aanmerking te komen voor een afwijkende wijze van examineren. h. de datum waarop de examinatoren uiterlijk de definitieve eindcijfers voor het schoolexamen dienen in te leveren bij de locatiedirecteur; i. de datum en het tijdstip waarop de kandidaten uiterlijk het overzicht ontvangen van door hen voor het schoolexamen behaalde eindcijfers en beoordelingen (met inachtneming van het gestelde in artikel 33 van het examenbesluit); j. de datum en het tijdstip waarop eventuele bezwaren tegen de schriftelijk aan de kandidaat doorgegeven eindcijfers voor het schoolexamen moeten zijn ingediend bij de locatiedirecteur. k. de datum en het tijdstip waarvoor de kandidaten dienen aan te geven in welke vakken zij centraal examen willen afleggen. l. de data en tijdstippen waarop door de kandidaten verzoeken tot herkansing voor het centraal examen uiterlijk moeten zijn ingediend bij de locatiedirecteur. m. de data en tijdstippen waarop door de kandidaten verzoeken tot herkansing voor het schoolonderzoek uiterlijk moeten zijn ingediend.
2.2 / 6
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
n. de datum waarop een kopie van een officieel document ingeleverd moet zijn waaruit de identiteit van de kandidaat blijkt. o. Een expliciete verwijzing naar de artikelen in het examenreglement waarin de regels die betrekking hebben op het profielwerkstuk (havo en vwo) en het sectorwerkstuk (theoretische en gemengde leerweg (VMBO-T resp. VMBO G) zijn omschreven. Zie voor deze regels artikel 3c van dit examenreglement. p. De data waarop het profielwerkstuk en sectorwerkstuk (uiterlijk) ingeleverd moeten zijn (zie ook artikel 3c van dit reglement) q. Een expliciete verwijzing naar de artikelen in het examenreglement waarin de regels die betrekking hebben op de praktische opdrachten en handelingsopdrachten voor het havo en vwo en het vbo (VMBO B, K en G) en het mavo (VMBO-T) binnen de leerwegen zijn omschreven. Zie voor deze regels artikel 3c van dit examenreglement r. Een samenvatting van het examenreglement. Indien de directie van de locatie kiest voor een examendossier waarin het volledige examenreglement kan worden opgenomen, kan de examencommissie er voor kiezen om geen samenvatting van het examenreglement op te nemen in het PTA, maar het volledige examenreglement op te nemen in het examendossier. In dat geval kan de examencommissie er tevens voor kiezen het PTA op te nemen in het examendossier. 5. In het vakgedeelte van het programma van toetsing en afsluiting wordt voor elk afzonderlijk vak ten minste opgenomen: a. welke onderdelen van het examenprogramma op het schoolexamen worden getoetst; b. de toetsen voor het schoolexamen: een korte beschrijving van de inhoud van elke toets en waar mogelijk een verwijzing naar hoofdstukken in het leerboek. Een toets is: - een groot schriftelijk of mondeling tentamen - een proefwerk, - een aantal kleine schriftelijke en/of mondelinge overhoringen waarvan de examinator het aantal nader (dus in de loop van het trimester waarin deze werkjes zijn gepland) kan bepalen, - praktische opdrachten en opdrachten voor het handelingsdeel: verslagen, presentaties, werkstukken, practica, e.d. Hieronder vallen ook de opdrachten van de kunstvakken en LO, - praktijkopdrachten bij de beroepsgerichte vakken. c. de wijze waarop de afzonderlijke toetsen plaatsvinden (schriftelijk, mondeling, praktisch of een combinatie daarvan, werkstukken/verslagen, etc.. ); d. de momenten (datum-, week- of trimesteraanduiding) waarop de afzonderlijke toetsen worden afgenomen en het moment waarop werkstukken/verslagen (praktische opdrachten en opdrachten voor het handelingsdeel), e.d. moeten worden ingeleverd. Waar mogelijk is het PTA voor een vak chronologisch ingedeeld; e. de wijze waarop de toets wordt beoordeeld: met een cijfer, een letter of met de aantekening ‘naar behoren afgerond’; f. de regels die aangeven op welke wijze het eindcijfer/de eindbeoordeling van het betreffende vak voor het schoolexamen tot stand komt, d.w.z. de weging van de afzonderlijke toetsen. Per toets wordt de wegingsfactor vermeld. Indien sprake is van een door de docent/examinator nader te bepalen aantal kleine schriftelijke en/of mondelinge overhoringen wordt de wegingsfactor voor het totaal in het PTA opgenomen; g. de herkansingsmogelijkheden voor de afzonderlijke onderdelen van het schoolexamen (bij een toets die niet herkansbaar is wordt dit in het PTA vermeld), met inachtneming van het over de herkansing van het schoolexamen vastgestelde in dit examenreglement: zie artikel 20. EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 7
6. Voor het PTA en het schoolexamen voor het mavo (VMBO-T) en het vbo (VMBO B, K en G) geldt in aanvulling op het gestelde in dit artikel, het volgende: a. In het derde en vierde leerjaar wordt het schoolexamen afgenomen. De toetsen en opdrachten die deel uitmaken van het schoolexamen dienen representatief te zijn voor de eindtermen van het gehele examenprogramma. De vakspecifieke vaardigheden dienen onderdeel te zijn van de toetsing in het schoolexamen. De basisvaardigheden zoals genoemd in de exameneenheden K/2 van de algemene vakken dienen gespreid over de vakken in het schoolexamen opgenomen te worden. b. In het derde leerjaar worden drie of meer trimesters/perioden onderscheiden. Een vak geeft aan het einde van elk trimester/elke periode een rapportcijfer. Aan het einde van het laatste trimester/periode wordt bovendien een eindcijfer voor het gehele derde leerjaar gegeven (het eindrapportcijfer). c. In het vierde leerjaar worden twee of meer trimesters/perioden onderscheiden. Een vak geeft aan het eind van elk trimester/elke periode een rapportcijfer. Aan het einde van het laatste trimester wordt bovendien een eindrapportcijfer gegeven d. alleen toetsen voor het schoolexamen dragen bij aan de rapport- en eindrapportcijfers in het derde en vierde leerjaar. e. Een rapportcijfer voor een trimester/periode is het gewogen gemiddelde van de cijfers die zijn behaald voor de toetsen die voor dat trimester/periode zijn opgenomen in het PTA. De weging vindt plaats overeenkomstig de wegingsfactoren die bij elke toets in het PTA zijn vermeld. f. Het eindrapportcijfer van het derde leerjaar is het gewogen gemiddelde van de rapportcijfers van de onderscheiden trimester/perioden. De weging vindt plaats overeenkomstig de formule die door elk vak in het PTA wordt vermeld. Het verdient aanbeveling (voorzover mogelijk) om binnen een locatie voor alle vakken of voor clusters van vergelijkbare vakken dezelfde formule toe te passen. De directie van een locatie beslist daarover. g. vervallen h. Het eindcijfer voor het schoolexamen van een vak dat de kandidaat volgt in het derde en vierde leerjaar is het gewogen gemiddelde van het eindrapportcijfer van het derde leerjaar en de rapportcijfers van de in de locatie onderscheiden trimesters/perioden in het vierde leerjaar. De weging vindt plaats overeenkomstig de formule die door elk vak in het PTA wordt vermeld. Het verdient aanbeveling om voor alle vakken of voor clusters van vergelijkbare vakken dezelfde wegingsfactor toe te passen. De directie van de locatie beslist daarover. i. Het eindcijfer voor het schoolexamen van maatschappijleer in het gemeenschappelijke deel wordt vastgesteld aan het einde van het derde leerjaar. Het is het eindrapportcijfer dat wordt berekend overeenkomstig het gestelde in dit artikel onder punt e en f. Indien de kandidaat een beoordeling heeft lager dan 6 kan de kandidaat gebruik maken van de herexamenregeling vermeld in artikel 20 f, lid 3. j. De eindbeoordeling voor het schoolexamen van het kunstvak 1 wordt vastgesteld aan het einde van het derde leerjaar. Het is afgeleid van het eindrapportcijfer voor het vak dat wordt berekend overeenkomstig het gestelde in dit artikel onder punt e en f. Dit eindrapportcijfer wordt omgezet in een letter (o, v of g). De beoordeling dient minimaal voldoende te zijn om te kunnen slagen. Indien geen voldoende beoordeling kan worden gegeven kan de leerling gebruik maken van de herexamenregeling vermeld in artikel 20 f, lid 4 k. De eindbeoordeling voor het schoolexamen van het vak LO wordt vastgesteld aan het einde van het laatste trimester/periode van het vierde leerjaar. Het is afgeleid van het eindrapportcijfer dat wordt bepaald overeenkomstig het gestelde in dit artikel onder de 2.2 / 8
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
punten e, f, g en h. Dit eindrapportcijfer wordt vervolgens omgezet in een letter (o, v of g). De eindbeoordeling dient minimaal voldoende te zijn om te slagen. Indien de beoordeling onvoldoende is, kan de kandidaat gebruik maken van de herexamenregeling vermeld in artikel 20 f, lid 5. l. De (eind)rapportcijfers worden vastgesteld in een decimaal nauwkeurig. Afronding vindt plaats overeenkomstig het gestelde in artikel 17. 8. m. Kandidaten in de gemengde en theoretische leerweg zijn in het derde leerjaar verplicht een minimum aantal algemene examenvakken te volgen. Een deel daarvan laten zij aan het eind van het derde leerjaar vallen. Het eindrapport van het derde leerjaar is het document waarin wordt vastgelegd dat de kandidaten voldaan hebben aan deze verplichting. Het eindrapport van het derde leerjaar maakt deel uit van het examendossier. n. Op een locatie worden de PTA’s van de afzonderlijke vakken in een en hetzelfde format weergeven (dit ter bepaling van de locatiedirectie); 7. Bepalingen opgenomen in de programma’s van toetsing en afsluiting mogen niet strijdig zijn met de bepalingen opgenomen in dit reglement. In geval van strijdigheden gelden de bepalingen in dit reglement. Artikel 3b:
Examendossier
1. De resultaten van het schoolexamen voor havo en vwo en voor vbo (VMBO B, K en G) en mavo (VMBO-T) in de leerwegen worden als een samenhangend geheel gedocumenteerd in een examendossier. De examencommissie van een locatie bepaalt de vorm van het examendossier. Het examendossier kan digitaal worden vastgelegd of bijvoorbeeld bestaan uit een klapper waarin meer wordt opgenomen dan een overzicht van behaalde resultaten. 2. Het examendossier bevat in ieder geval de resultaten van het schoolexamen: de voor het schoolexamen behaalde cijfers/beoordelingen inclusief informatie over de beoordeling van activiteiten verricht voor het handelingsdeel. In het examendossier van kandidaten die examen doen in de gemengde en theoretische leerweg wordt bovendien het eindrapport van het derde leerjaar opgenomen. . Artikel 3c:
Regels voor het profielwerkstuk, het sectorwerkstuk, de praktische opdrachten en de opdrachten in het kader van het handelingsdeel
1. Profielwerkstuk havo en vwo a. Het schoolexamen vwo en havo omvat mede een profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is een werkstuk, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geïntegreerde wijze kennis inzicht en vaardigheden aan de orde komen die van betekenis zijn in het desbetreffende profiel. b. Het profielwerkstuk heeft betrekking op een of meer (deel)vakken (naar keuze van de kandidaat) die deel uitmaken van het profieldeel van de kandidaat met dien verstande dat indien het betreft het profiel cultuur en maatschappij, tot deze vakken en deelvakken tevens worden gerekend Nederlandse taal en letterkunde en Engelse taal en letterkunde uit het gemeenschappelijke deel. c. Het profielwerkstuk wordt ingeleverd in het laatste examenjaar. In dit jaar vindt ook de begeleiding van de kandidaat plaats. d. De examencommissie draagt er zorg voor (organiseert) dat de kandidaat een keuze maakt voor het vak/de vakken waar het profielwerkstuk betrekking op heeft en zorgt ervoor dat de kandidaten een begeleider krijgen.
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 9
e. De eisen waaraan het profielwerkstuk dient te voldoen en de beoordelingscriteria worden door de begeleider aan de kandidaat bekend gemaakt aan het begin van het begeleidingstraject. f. De begeleider van het profielwerkstuk ziet er op toe dat de beoordeling (en indien van toepassing het werkstuk zelf, zie hieronder bij punt g.) van het profielwerkstuk wordt opgenomen in het examendossier. g. De examencommissie van een locatie bepaalt in welke vorm het profielwerkstuk wordt opgenomen in het examendossier. h. Vervallen i. De beoordeling van het profielwerkstuk weegt niet mee in het eindcijfer voor het schoolexamen van afzonderlijke vakken. De beoordeling wordt apart op de cijferlijst vermeld (zie artikel 22) j. Indien de kandidaat zijn profielwerkstuk niet inlevert voor of op de in het programma van toetsing en afsluiting vastgelegde datum en voor deze overschrijding van de inleverdatum geen geldige reden heeft, vindt er geen inhoudelijke beoordeling van het werkstuk plaats. De kandidaat krijgt de mogelijkheid het werkstuk alsnog in te leveren op een (tweede) door de examencommissie vast te stellen moment (deze tweede uiterste inleverdatum wordt ook vastgelegd in het PTA). Indien opnieuw de inleverdatum wordt overschreden zonder geldige reden, dit ter beoordeling van de examencommissie, vindt geen beoordeling meer plaats. De kandidaat kan in dat geval niet slagen voor het eindexamen. k. Indien de kandidaat zijn profielwerkstuk voor of op de eerste inleverdatum heeft ingeleverd, maar de inhoudelijke beoordeling niet kan leiden tot de waardering voldoende of goed, kan de kandidaat het bijgestelde profielwerkstuk opnieuw inleveren voor of op de in lid 2 genoemde tweede uiterste inleverdatum. 2. Sectorwerkstuk gemengde en theoretische leerweg (VMBO-G resp. VMBO-T) a. Het sectorwerkstuk is een werkstuk, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geintegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen die van betekenis zijn in de desbetreffende sector. Het sectorwerkstuk heeft betrekking op een vakoverstijgend thema dat past binnen de sector waarin de kandidaat examen doet. Het sectorwerkstuk gaat bij voorkeur over maatschappelijk relevante onderwerpen of onderwerpen die te maken hebben met de beroepswereld die bij de sector past. b. De kandidaat kiest het vak waarop het sectorwerkstuk betrekking heeft. Dit met in achtneming van het hierboven onder a en het hieronder onder c. gestelde. c. De examencommissie heeft de mogelijkheid de keuze van de leerling uit vakken waarin het sectorwerkstuk wordt gemaakt te beperken. De examencommissie zorgt er verder voor (organiseert) dat de kandidaat een keuze maakt en zorgt ervoor dat de kandidaat een begeleider krijgt: de examinator/docent van het vak waarbinnen de kandidaat de opdracht wil verrichten en waarvan de kandidaat in dat jaar onderwijs krijgt. Tevens zorgt de examencommissie ervoor dat aan de begeleider een tweede examinator wordt toegevoegd (zie lid f) d. Het sectorwerkstuk wordt ingeleverd in het vierde leerjaar. In dit jaar vindt ook de begeleiding van de kandidaat plaats. e. De eisen waaraan het sectorwerkstuk dient te voldoen en de beoordelingscriteria worden door de begeleider aan de kandidaat bekend gemaakt aan het begin van het begeleidingstraject. Bij de beoordeling wordt zowel de beoordeling van het proces als van het product betrokken.
2.2 / 10
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
f. De beoordeling van het sectorwerkstuk vindt plaats door de begeleider en een tweede examinator g. De begeleider van het sectorwerkstuk ziet er op toe dat de beoordeling (en indien van toepassing het werkstuk zelf, zie hieronder bij punt h) van het sectorwerkstuk wordt opgenomen in het examendossier. h. De examencommissie van een locatie bepaalt in welke vorm het sectorwerkstuk wordt opgenomen in het examendossier. i. De beoordeling van het sectorwerkstuk is voldoende of goed. Indien de beoordeling van het sectorwerkstuk niet kan leiden tot minimaal een voldoende waardering kan de kandidaat niet slagen. j. De beoordeling van het sectorwerkstuk weegt niet mee in het eindcijfer voor het schoolexamen van afzonderlijke vakken. De beoordeling wordt apart op de cijferlijst vermeld (zie artikel 22) k. Indien de kandidaat zijn sectorwerkstuk niet inlevert voor of op de in het programma van toetsing en afsluiting vastgelegde datum en voor deze overschrijding van de inleverdatum geen geldige reden heeft, vindt er geen inhoudelijke beoordeling van het werkstuk plaats. De kandidaat krijgt de mogelijkheid het werkstuk alsnog in te leveren op een (tweede) door de examencommissie vast te stellen moment. Deze tweede uiterste inleverdatum wordt ook vastgelegd in het PTA. Indien opnieuw de inleverdatum wordt overschreden zonder geldige reden, dit ter beoordeling van de examencommissie, vindt geen beoordeling meer plaats. De kandidaat kan in dat geval niet slagen. l. Indien de kandidaat zijn sectorwerkstuk voor of op de eerste inleverdatum heeft ingeleverd, maar de inhoudelijke beoordeling niet kan leiden tot de waardering voldoende of goed, kan de kandidaat het bijgestelde werkstuk opnieuw inleveren voor of op de in lid k van dit artikel genoemde tweede uiterste inleverdatum. Indien ook in het tweede geval niet een voldoende beoordeling kan worden gegeven, kan de kandidaat niet slagen. m. Het sectorwerkstuk dient een zodanige omvang te hebben dat een gemiddelde kandidaat tenminste 20 uur aan het sectorwerkstuk dient te besteden om een voldoende beoordeling te verkrijgen n. In het kader van het sectorwerkstuk verzamelt de kandidaat schriftelijke documentatie. Deze informatie of het sectorwerkstuk zelf wordt gebruikt bij de opdracht gedocumenteerd schrijven in het centraal examen Nederlands. 3. Praktische opdrachten in het havo en vwo a. De in het examenprogramma verplichte praktische opdrachten worden in principe beperkt tot een per (deel)vak. De praktische opdrachten worden beoordeeld met een cijfer. De weging van het cijfer voor een praktische opdracht in het cijfer voor het schoolexamen is 20%. In afwijking van het voorgaande draagt het cijfer voor de praktische opdracht voor ANW 25% bij aan het cijfer voor het schoolexamen. b. Indien de kandidaat een praktische opdracht inlevert na de inleverdatum die met de betreffende docent is afgesproken, en voor deze overschrijding geen geldige reden heeft, dit ter beoordeling van de docent, kent de docent voor de praktische opdracht het cijfer 1 toe. De leerling heeft in dit geval de gelegenheid om de praktische opdracht te herkansen. Deze herkansingsmogelijkheid valt onder de regels vermeld in artikel 20 van dit examenreglement. 4. Praktische opdrachten voor het vbo (VMBO B, K en G) en mavo (VMBO-T) a. Een praktische opdracht voor een vak is een toetsvorm waarbij vaardigheden (K2 en K3 uit de examenprogramma’s, basisvaardigheden en vakvaardigheden) getoetst worden in EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 11
b.
c. d. e.
f.
g.
h.
i. j.
k.
l.
combinatie met de leerstof uit de overige exameneenheden van het vak. De onderwerpen worden bij voorkeur ontleend aan de maatschappelijke of beroepsmatige realiteit. Ook in de theoretische leerweg is het mogelijk om ideeën voor opdrachten te ontlenen aan beroepsgerichte contexten. De kandidaat voert totaal twee grote praktische opdrachten uit. De omvang van elke opdracht is zodanig dat een gemiddelde kandidaat voor een voldoende prestatie bij benadering tien klokuren aan deze opdracht zou moeten besteden. Deze twee opdrachten worden in het derde leerjaar voltooid Naast deze twee opdrachten krijgt de kandidaat geen praktische opdrachten die de kandidaat buiten de lessen veel tijd kost. De twee grote praktische opdrachten vinden plaats bij de volgende vakken: een vak in het sectordeel en een vak buiten het sectordeel of beide vakken in het sector deel. De examencommissie van een locatie heeft de mogelijkheid om de keuze uit vakken waarin een praktische opdracht wordt gemaakt te beperken. Met in achtneming van het hiervoor in punt e gestelde kiest de kandidaat binnen welke vakken de twee grote praktische opdrachten worden verricht. De examencommissie draagt er zorg voor (organiseert) dat de kandidaat een keuze maakt. De kandidaat krijgt van de examencommissie het advies om in het derde leerjaar een grote praktische opdracht te doen bij een sectorvak dat de kandidaat vrijwel zeker zal gaan volgen in het vierde leerjaar. In dat geval kan de praktische opdracht de basis vormen voor het sectorwerkstuk. De kandidaat krijgt van de examencommissie het dringende advies om in het derde leerjaar de twee grote praktisch opdrachten uit te voeren binnen vakken die vrijwel zeker worden meegenomen naar het vierde leerjaar. Indien de kandidaat het vak waarin een praktische opdracht is verricht niet meeneemt naar het vierde leerjaar zal de kandidaat opnieuw een praktische opdracht moeten maken. De eisen waaraan het werkstuk dient te voldoen en de beoordelingscriteria worden gelijktijdig met de opdracht door de docent aan de kandidaat bekend gemaakt. Indien de kandidaat een praktische opdracht inlevert na de inleverdatum die met de betreffende docent is afgesproken, en voor deze overschrijding geen geldige reden heeft, dit ter beoordeling van de docent, kent de docent voor de praktische opdracht het cijfer 1 toe. De leerling heeft in dit geval de gelegenheid om de praktische opdracht te herkansen. De herkansingsmogelijkheid valt onder de regels vermeld in artikel 20 van dit examenreglement. Een praktische opdracht wordt door de betreffende vakdocent (examinator) beoordeeld met een cijfer. Daarin wordt zo mogelijk zowel een beoordeling van het proces als van het product verdisconteerd. In het vakdeel van het PTA geeft elk vak de wegingsfactor aan voor een grote praktische opdracht. Bij het ontwerpen van de wegingssystematiek voor een vak wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat een kandidaat geen grote praktische opdracht maakt voor het betreffende vak. Het is mogelijk de grote praktische opdrachten bij meer vakken te laten meetellen of docenten van verschillende vakken op verschillende aspecten te laten beoordelen. De directie van de locatie bepaalt in hoeverre van deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt en draagt vervolgens zorg voor de noodzakelijke organisatie.
5a. Handelingsdeel vbo (VMBO B, K en G) en mavo (VMBO-T) a. het handelingsdeel van een vak bestaat uit een of meer opdrachten waarvan per kandidaat door de examinator moet worden vastgesteld of deze naar behoren zijn uitgevoerd. Er wordt geen beoordeling gegeven met een cijfer of letter. 2.2 / 12
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
b. De uitvoering van een opdracht die tot het handelingsdeel behoort, blijkt uit een korte mondelinge of schriftelijke reflectie daarop door de kandidaat. c. De beoordeling draagt niet bij aan het cijfer voor het schoolexamen en telt dus ook niet mee voor een rapportcijfer. d. Indien de kandidaat het handelingsdeel van een vak niet naar behoren uitvoert kan geen uitslag van het examen worden vastgesteld. e. Indien de kandidaat het handelingsdeel niet naar behoren uitvoert, dient de kandidaat de volledige opdracht of de reflectie daarop (zie hierboven onder punt b) opnieuw uit te voeren tot dat sprake is van een voldoende uitvoering. f. De examencommissie ziet er op toe (organiseert) dat het aantal opdrachten in het kader van het handelingsdeel beperkt blijft. De commissie zorgt er tevens voor dat de kandidaat bij een van de vakken (naar keuze van de kandidaat) een vakoverstijgende handelingsopdracht verricht met als thema ‘oriëntatie op leren en werken’ 5b. Praktijkopdrachten bij de beroepsgerichte vakken De eisen waaraan de praktijkopdracht dient te voldoen en de beoordelingscriteria worden gelijktijdig met de opdracht door de docent aan de kandidaat bekend gemaakt. Artikel 4a:
Indeling van het eindexamen: schoolexamen, centraal examen en landelijk examen
1. Het eindexamen kan voor een vak bestaan uit alleen een schoolexamen of een schoolexamen en een centraal examen. 2. Vervallen 3. Vervallen 4. Voor het vbo(VMBO B, K en G) en mavo (VMBO-T) geldt het volgende: a. maatschappijleer 1, lichamelijke opvoeding en het kunstvak 1 (alle behorende tot het gemeenschappelijk deel) kennen alleen een schoolexamen. b. de vakken Nederlands en Engels van het algemene deel en de algemene vakken van het sectordeel en het vrije deel kennen zowel een schoolexamen als een centraal examen c. de beroepsvakken van de basisberoepsgerichte leerweg kennen een schoolexamen en een CSPE (Centraal Schriftelijk en Practisch Examen). d. e beroepsvakken van de kaderberoepsgerichte leerweg kennen een schoolexamen en een CSPE (Centraal Schriftelijk en Practisch Examen) . e. de beroepsvakken van de gemengde leerweg kennen een schoolexamen en een CSPE (Centraal Schriftelijk en Practisch Examen). f. de beeldende vakken niet behorend tot het algemene deel kennen een schoolexamen, een centraal praktisch en een centraal schriftelijk examen Artikel 4b:
Inhoud van het examen
1. Het centraal examen heeft betrekking op de door de minister vastgestelde examenprogramma’s met de door de CEVO vastgestelde toetsen en bijbehorende correctievoorschriften en normen. 2. Onderdeel van het eindexamen is de rekentoets a. Het College voor examens stelt regels voor de uitvoering van de rekentoets. Het College voor examens stelt in ieder geval een regeling vast voor de uitvoering van de correctie voor zover de rekentoets bestaat uit open vragen. b. De regeling, bedoeld in het eerste lid, treedt slechts in werking na goedkeuring door 2.2 / 13 EXAMENREGLEMENT 2015--2016
Onze Minister. Onze Minister kan zijn goedkeuring onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. c. Met inachtneming van de artikelen 23, zevende lid, 24, zevende lid, en 25, vijfde lid, worden de beoordelingsnormen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de Wet College voor examens bij de beoordeling van de rekentoets toegepast. d. De rekentoets wordt afgenomen in het voorlaatste en laatste leerjaar. e. Het College voor examens kan bij regeling bepalen dat de rekentoets niet onder toezicht van een of meer gecommitteerden staat. f. Artikel 43 en artikel 44 zijn van overeenkomstige toepassing. g. Indien de leerling de rekentoets heeft afgelegd in het voorlaatste leerjaar en niet is bevorderd tot het laatste leerjaar, vervallen de met de rekentoets behaalde resultaten. In afwijking hiervan kan de leerling die na het voorlaatste leerjaar van het vwo deelneemt aan het laatste leerjaar van het havo en de leerling die na het voorlaatste leerjaar van het havo deelneemt aan het laatste leerjaar van één van de leerwegen van het vmbo, het op het vwo respectievelijk havo behaalde cijfer voor de rekentoets behouden. Rekentoets voor kandidaten met ernstige rekenproblemen h. Er is een rekentoets ER waarbij de opgaven zijn aangepast voor kandidaten met ernstige rekenproblemen. i. Het bevoegd gezag informeert een kandidaat tijdig voor de eerste gelegenheid over de mogelijkheid van het afleggen van de rekentoets ER, alsmede over de mogelijke gevolgen voor doorstroom naar het vervolgonderwijs of voor de arbeidsmarkt. j. Op verzoek van een kandidaat verleent de directeur toestemming voor het afleggen van de rekentoets ER, indien de kandidaat aantoonbaar ernstige problemen heeft met de beheersing van de vereiste rekenvaardigheden. k. Er is in ieder geval sprake van aantoonbare ernstige rekenproblemen indien de kandidaat: a. zich heeft ingespannen de vereiste rekenvaardigheden te leren; b. daarbij gebruik heeft gemaakt van de door de school geboden extra ondersteuning; en c. hij desondanks aanhoudend onvoldoende resultaten laat zien. 3. De inhoud van het schoolexamen wordt per vak op hoofdlijnen vermeld in het voor de betreffende locatie van toepassing zijnde programma van toetsing en afsluiting (zie artikel 3a). De inhoud van het schoolexamen wordt vastgesteld door de minister (behalve voor door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen die onderdeel zijn van het eindexamen). De minister stelt daartoe examenprogramma’s vast waarin is vastgelegd over welk deel van de examenstof het schoolexamen zich uitstrekt. Tevens kunnen in het examenprogramma zijn opgenomen voorschriften betreffende aard, de om- vang, het aantal, de beoordeling en de weging van de onderdelen van het schoolexamen. Artikel 5:
Toelating tot het examen, start en afsluiting schoolexamen
1. Aan de leerlingen van het Atlas College die tot de klassen zijn toegelaten waar onderdelen van het eindexamen worden afgenomen, wordt gelegenheid gegeven een eindexamen af te leggen, met inachtneming van het gestelde in dit reglement en het voor de betreffende locatie van toepassing zijnde programma van toetsing en afsluiting. 2. Degene die niet als leerling(e) aan de school is ingeschreven, kan door het bevoegd gezag eveneens in de gelegenheid worden gesteld een examen af te leggen, met inachtneming van 2.2 / 14 EXAMENREGLEMENT 2015--2016
het gestelde in lid 1 van dit artikel. Met betrekking tot het toelatingsbedrag is artikel 2 lid 5 en 6 van het Eindexamenbesluit van toepassing. 3. De locatiedirecteur van een locatie bepaalt (met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 lid 4) het tijdstip waarop het schoolexamen aanvangt. Het schoolexamen wordt afgesloten voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen. 4. De locatiedirecteur kan in afwijking van de tweede volzin een kandidaat die ten gevolge van ziekte of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid het schoolexamen niet heeft kunnen afsluiten voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen, in de gelegenheid stellen het schoolexamen in dat vak af te sluiten voor het centraal examen in dat vak, doch na de aanvang van het eerste tijdvak. 5. In afwijking van de tweede volzin van lid 3 van dit artikel geldt voor het vbo (VMBO B, K en G) en mavo (VMBO-T) dat het schoolexamen voor de vakken waarin geen centraal examen wordt afgelegd en voor zover van toepassing het sectorwerkstuk, uiterlijk moeten zijn afgesloten op een datum gelegen na de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen, doch uiterlijk een week voordat de uitslag wordt vastgesteld. De locatiedirecteur kan kandidaten in de gelegenheid stellen de in dit lid genoemde vakken en het sectorwerkstuk af te ronden na aanvang van het eerste tijdvak doch uiterlijk een week voorafgaand aan het vaststellen van de uitslag. De locatiedirecteur draagt zorg voor zo spoedig mogelij-
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 15
ke verzending van de behaalde resultaten aan de inspectie. De kandidaten die voornoemde vakken en/of het sectorwerkstuk niet hebben afgerond voorafgaand aan het eerste tijdvak van het centraal examen worden toegelaten tot het centraal examen met inachtneming van het gestelde in artikel 20b lid 2. 6. In afwijking van de tweede volzin van lid 3 van dit artikel geldt voor het havo en vwo dat kandidaten worden toegelaten tot het centraal examen die het schoolexamen havo of vwo niet hebben afgesloten voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen doordat het profielwerkstuk, het deelvak culturele en kunstzinnige vorming 1 of het deelvak lichamelijke opvoeding 1 niet is afgesloten. Het voorgaande geldt met inachtneming van artikel 20b lid 2. De locatiedirecteur kan de in dit lid genoemde kandidaten in de gelegenheid stellen het schoolexamen in het desbetreffende deelvak of het profielwerkstuk af te sluiten na de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen doch uiterlijk een week voordat de uitslag wordt vastgesteld. De locatiedirecteur draagt er zorg voor dat de behaalde resultaten zo spoedig mogelijk aan de inspectie worden gezonden.
Artikel 6:
Keuze van examenvakken en programma’s
1. In het voor de betreffende locatie en afdeling van toepassing zijnde programma van toetsing en afsluiting staat vermeld uit welke examenvakken en uit welke programma’s de kandidaten een keuze kunnen maken. 2. De kandidaten kiezen in overleg met hun docenten voorafgaand aan het schoolexamen en voor een door de examencommissie aangegeven datum (opgenomen in het programma van toetsing en afsluiting) hun examenvakken of programma’s (in het geval van intrasectorale programma’s. 3. Vervallen. 4. Vervallen. 5. De kandidaten kunnen in meer dan het in de artikelen 11, 12, 13 en 22 t/m 24 van het Eindexamenbesluit voorgeschreven aantal vakken dat een eindexamen vormt, examen afleggen. In het programma van toetsing en afsluiting van elke locatie wordt vermeld onder welke voorwaarden een kandidaat een of meer extra examenvakken kan kiezen. 6. Vervallen Artikel 7a:
Vrijstelling vbo-opleiding (VMBO B, K en G)) voor het examen in een vak
1. Een verzoek om vrijstelling van toepassing op kandidaten van de vbo-opleiding(VMBO B, K en G), wordt per examenvak bij de examencommissie ingediend. Indien de examencommissie de gevraagde vrijstelling verleent, verstrekt zij de verzoeker een bewijs van vrijstelling. Voor het examen in een vak kan slechts vrijstelling worden verleend op basis van: a. een in het desbetreffende vak afgelegd examen aan een school voor voortgezet onderwijs, volgens een examenprogramma ten minste op het niveau van het programma van het examen waarvan vrijstelling wordt verzocht, indien een eindcijfer van 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald; b. een overgangsbewijs naar het vijfde leerjaar havo of het vierde leerjaar vwo, indien voor het desbetreffende vak een rapportcijfer van 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald; c. een overgangsbewijs naar het vierde leerjaar h.a.v.o., indien voor het desbetreffende vak een rapportcijfer van 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald 2.2 / 16
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
en indien door het bevoegd gezag een onderzoek naar de kennis en vaardigheden van de examenkandidaat is ingesteld waaruit blijkt dat hij/zij in het bezit is van voldoende kennis en vaardigheden terzake van dat vak; d. een diploma of getuigschrift, dan wel een ander bewijs van afgelegd examen uitgereikt in een lidstaat van de Europese Unie, waarop het desbetreffende vak vermeld is, indien een eindcijfer van 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald. De voorbereiding op het examen in dat vak moet tenminste gelijkwaardig zijn met het gevolgd hebben van vier jaar voortgezet onderwijs in Nederland; e. drie jaar werkervaring, voor een beroepsgericht vak waarvoor de werkervaring relevant is, mits de examencommissie een onderzoek instelt naar de kennis en vaardigheid van de examenkandidaat waaruit blijkt, ter beoordeling van de examencommissie, dat hij/zij in het bezit is van voldoende kennis en vaardigheden terzake van dat vak. Bij toepassing van de uitslagregeling, van dit reglement, geldt voor de vakken waarvoor vrijstelling is verleend, dat voor wat betreft het meewegen van het eindcijfer voor die vakken, wordt uitgegaan van het cijfer 6. Artikel 7b:
Vrijstelling eindexamen havo en vwo voor bepaalde vakken
1. De leerling van een school/afdeling vwo die in het bezit is van een diploma havo is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen, geschiedenis en maatschappijleer. Indien het het atheneum betreft, is de leerling tevens vrijgesteld van culturele en kunstzinnige vorming 1. 2. De examencommissie kan een vwo-leerling op diens verzoek of indien de leerling minderjarig is, op verzoek van diens ouders, voogden of verzorgers, vrijstellen van het volgen van onderwijs in de deelvakken Franse taal en letterkunde 1 of Duitse taal en letterkunde 1 in de volgende gevallen: a. de leerling werd in de eerste drie leerjaren met toepassing van artikel 21, tweede lid, van het inrichtingsbesluit vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de vakken Franse taal of Duitse taal, respectievelijk van het volgen van onderwijs in beide; b. de leerling is voor de eerste maal tot een school/afdeling voor vwo toegelaten, is geplaatst in een hoger leerjaar dan het derde en heeft voorheen buiten Nederland vergelijkbaar onderwijs gevolgd en daarbij geen of te weinig onderwijs in het overeenkomstige vak, respectievelijk de overeenkomstige vakken, gevolgd; c. de leerling is in het bezit van het diploma havo en werd met toepassing van het hierna volgende lid 3 vrijgesteld van het volgen van onderwijs in het deelvak moderne taal en letterkunde 1. 3. De examencommissie kan een havo-leerling op diens verzoek, of indien de leerling minderjarig is, op verzoek van zijn ouders, voogden of verzorgers, vrijstellen van het volgen van onderwijs in het deelvak moderne taal en letterkunde 1 in de volgende gevallen: a. de leerling werd in de eerste drie leerjaren met toepassing van artikel 21, tweede lid, van het inrichtingsbesluit vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de beide vakken Franse taal en Duitse taal; b. de leerling is voor de eerste maal tot een school/afdeling voor havo toegelaten, is geplaatst in een hoger leerjaar dan het derde en heeft voorheen buiten Nederland vergelijkbaar onderwijs gevolgd en daarbij geen of te weinig onderwijs in het overeenkomstige vak gevolgd; c. de leerling is in het bezit van het diploma mavo (VMBO-T) en werd met toepassing van artikel 11e eerste lid van de wet vrijgesteld van het volgen van onderwijs in een tweede moderne taal. EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 17
4.
5.
6.
De examencommissie, gehoord het College van Bestuur , kan de in het tweede en derde lid bedoelde vrijstelling in bijzondere gevallen ook verlenen aan een leerling die niet voldoet aan een van de in die leden genoemde voorwaarden. De vrijstelling behoeft de goedkeuring van de inspectie. De examencommissie bepaalt in de in het tweede, derde, en vierde lid genoemde gevallen welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt van het onderwijs waarvoor vrijstelling is verleend, met dien verstande dat het vervangende onderwijs ten minste dezelfde normatieve studielast heeft als het onderwijs waarvoor vrijstelling is verleend en betrekking heeft op taal en letterkunde. Indien de examencommissie van mening is dat dit laatste niet mogelijk is of ondoelmatig is, stelt zij de inspectie daarvan in kennis. Daarbij doet de examencommissie een voorstel voor een andere vervanging. Deze vervanging behoeft de goedkeuring van de inspectie. De examencommissie kan een leerling, na overleg met de leerling en indien deze minderjarig is met diens ouders, voogden of verzorgers, vrijstelling verlenen van het volgen van het onderwijs in het deelvak lichamelijke oefening 1 indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen. De examencommissie geeft de inspectie kennis van de verleende vrijstelling en vermeldt daarbij de gronden.
2.2 / 18
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2. Afname van de examens Artikel 8:
Rol van gecommitteerden en toezichthouders bij de afname van het examen
1. Aanwezigheid bij de afname van de examens is, behalve aan examenkandidaten, examinatoren, toezichthouders en de directie, slechts voorbehouden aan de inspectie en voor zover van toepassing aan gecommitteerden. 2. Gecommitteerden zijn belast met het toezicht op het examen overeenkomstig de door of namens de Minister te geven richtlijnen. 3. Vervallen. 4. Toezichthouders zijn belast met het toezicht op het examen. Dit toezicht wordt verricht overeenkomstig de in artikel 9 genoemde richtlijnen. Artikel 9:
Gang van zaken tijdens het centraal examen en/of landelijk examen
1. Bij de afname van het centraal en landelijk examen zijn minimaal twee toezichthouders per examenlokaal aanwezig, wanneer zich daarin minder dan 26 kandidaten bevinden. Vervolgens is per 25 kandidaten één toezichthouder extra aanwezig. Het is de examinatoren en de toezichthouders niet toegestaan tijdens het toezicht bij de examens andere werkzaamheden te verrichten. 2. De toezichthouders zien toe op naleving van de in artikel 10 vastgelegde gedragsregels voor de kandidaten. 3. De toezichthouders maken van iedere zitting van het centraal examen en van het landelijk examen een procesverbaal op en leveren dit in bij de voorzitter van de examencommissie (de locatiedirecteur) of bij een door hem aangewezen functionaris. In het proces-verbaal wordt vermeld: - de namen en de handtekeningen van alle examinatoren/toezichthouders; - het tijdstip van vertrek van de kandidaten; - eventuele bijzonderheden zoals geluidsoverlast, onwel worden van kandidaten; - het toestaan van bijzondere faciliteiten (afwijkende wijze van examineren, zie artikel 24 van dit reglement) per kandidaat. - het tijdstip waarop de kandidaat het examenlokaal betreedt indien dit gebeurt nadat het examen is gestart. 4. Tijdens deze zittingen van het examen worden aan de kandidaten geen mededelingen van welke aard ook, aangaande de opgaven gedaan, tenzij dit uitdrukkelijk is bepaald voor: - de centrale examens door de CEVO; - de landelijke examens door het Examenbureau VBO. 5. Naast de voorschriften genoemd in dit artikel volgen de toezichthouders de voorschriften op die zijn opgenomen in ‘instructie toezichthouders centraal examen en landelijk examen Atlas College’. Deze instructie is als bijlage aan dit reglement toegevoegd. Elke toezichthouder ontvangt van de locatiedirecteur tijdig deze instructie. 6. In het examenlokaal zijn naast de in lid 3 genoemde protocollen aanwezig: - een exemplaar van het examenreglement van het Atlas College; - een exemplaar van de instructie toezichthouders centraal examen en landelijk examen Atlas College; - een overzicht van leerlingen waaraan bijzondere faciliteiten zijn toegekend met een beschrijving van deze faciliteiten; EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 19
- een overzicht van toegestane hulpmiddelen per vak, - een klok zichtbaar en leesbaar voor de examenkandidaten. Artikel 10:
Gedragsregels kandidaten centraal examen en/of landelijk examen
1. De kandidaat dient uiterlijk 15 minuten voor de aanvang van een examenzitting aanwezig te zijn op de plaats waar de examenzitting plaatsvindt. De plaats waar het examen wordt afgenomen staat voor elke examendag vermeld op het examenrooster dat is opgenomen in het voor de betreffende locatie van toepassing zijnde programma van toetsing en afsluiting. 2. Een kandidaat die te laat komt, mag tot uiterlijk een half uur na de aanvang van een examenzitting tot die zitting worden toegelaten. Hij/zij levert evenwel het gemaakte examenwerk in op het daarvoor vastgestelde tijdstip. Indien een kandidaat meer dan een half uur na de aanvang van een zitting verschijnt, mag hij/zij niet meer deelnemen aan deze zitting. Bij een geldige reden, ter beoordeling van de locatiedirecteur, is artikel 14 lid 2 en 3 van toepassing. 3. Het meenemen van tassen, etuis, jassen en dergelijke in het examenlokaal is niet toegestaan. Thee/koffie/frisdrank wordt aan de kandidaten verstrekt door de school. Consumpties die door de kandidaten het examenlokaal ingebracht worden, zijn verpakt in doorzichtig materiaal (bijvoorbeeld een plastic zakje, een glazen flesje e.d.). 4. Er mogen geen andere boeken, tabellen of andere hulpmiddelen gebruikt worden dan in het aan de kandidaten verstrekte ‘overzicht van hulpmiddelen voor de verschillende vakken’ vermeld staan. Toegestane hulpmiddelen worden gecontroleerd door een toezichthouder. 5. Het examenwerk dient gemaakt te worden op papier dat door de school is verstrekt en gewaarmerkt. Dit geldt ook voor het kladpapier. Er mag geen papier meegenomen worden door de kandidaat naar het examenlokaal. Op elk papier dat door de school verstrekt wordt ten behoeve van het examen, dient de kandidaat zijn naam en kandidaatnummer te vermelden. 6. Het examenwerk wordt niet met potlood gemaakt. Het gebruik van correctielak (typ-ex) is niet toegestaan. 7. De opgaven en aantekeningen, respectievelijk kladwerk mogen niet vóór het officiële einde van de examenzitting buiten het examenlokaal worden gebracht. 8. Zonder toestemming van een toezichthouder mag een kandidaat gedurende een examenzitting de examenzaal niet verlaten. Wanneer een kandidaat tijdens de examenzitting de examenzaal wil verlaten voor toiletbezoek, begeleidt een toezichthouder de kandidaat. 9. Een kandidaat die tijdens een examenzitting onwel wordt, kan onder begeleiding de examenzaal verlaten. In overleg met de kandidaat beoordeelt de locatiedirecteur of de kandidaat na enige tijd het examenwerk kan hervatten. De tijd die verloren is gegaan, kan toegevoegd worden aan de officiële examentijd. Dit laatste is ter beoordeling van de locatiedirecteur. 10. Tot uiterlijk 15 minuten vóór het einde van een examenzitting wordt aan de kandidaten die hun examenwerk af hebben, de gelegenheid gegeven het examenlokaal te verlaten. De kandidaten moeten hun werk, de opgaven en het kladpapier aan de toezichthouders overhandigen. Pas als het gemaakte examenwerk is ingeleverd mogen de kandidaten na toestemming van de toezichthouder de examenzaal verlaten. Opgaven en kladpapier kunnen na het einde van de examenzitting door de kandidaat worden opgehaald. De examenzitting is pas beëindigd nadat alle leerlingen die een verlengde examentijd hebben gekregen (zie artikel 24), het werk hebben ingeleverd.
2.2 / 20
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
11. Aan het einde van de examenzitting blijven de kandidaten zitten. Het werk wordt opgehaald door de toezichthouders, waarbij de kandidaten hun werk aan de betreffende toezichthouder overhandigen. 12. Door deelname aan een examenzitting geeft een kandidaat te kennen op de hoogte te zijn van en in te stemmen met de strekking van dit examenreglement Artikel 11:
Toegestane hulpmiddelen
Ruim voorafgaand aan het centraal examen verstrekt de locatiedirecteur de kandidaten een overzicht van per vak toegestane hulpmiddelen.
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 21
3. Onregelmatigheden, beroepsmogelijkheid, verhindering en klachtencommissie Artikel 12:
Onregelmatigheden
1. Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het examen aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan de voorzitter van de examencommissie (de locatiedirecteur) na overleg met de andere leden van de examencommissie en het College van Bestuur maatregelen nemen. 2. De toezichthouder/examinator stelt de desbetreffende kandidaat en de voorzitter van de examencommissie (locatiedirecteur) onmiddellijk op de hoogte van de geconstateerde onregelmatigheid. 3. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, die afhankelijk van de aard van de onregelmatigheden ook in combinatie met elkaar genomen kunnen worden, zijn: a. het toekennen van het cijfer 1 voor een toets van het schoolexamen, de rekentoets of het centraalexamen, b. het ontzeggen van deelname of verdere deelname aan het examen, c. het ongeldig verklaren van een of meer toetsen van het reeds afgelegde het schoolexamen, de rekentoets of het centraalexamen, en d. het bepalen dat het diploma en de cijferlijst slechts kunnen worden uitgereikt na een hernieuwd examen in de door de locatiedirecteur aan te wijzen onderdelen. Indien het hernieuwd examen, bedoeld in de vorige volzin, betrekking heeft op een of meer onderdelen van het centraal of landelijk examen, vindt dit plaats bij de eerst volgende gelegenheid. 4. Alvorens een beslissing ingevolge het derde lid door de voorzitter van de examencommissie wordt genomen, horen de voorzitter van de examencommissie, de secretaris van het examen en de afdelings/kernteamleider van de betreffende afdeling (alle drie zijnde lid van de examencommissie) de kandidaat. De kandidaat kan zich door een door hem aan te wijzen meerderjarig persoon laten bijstaan. Alvorens de voorzitter van de examencommissie een beslissing neemt, vindt overleg plaats met het College van Bestuur over te nemen maatregelen. Zonder goedkeuring van het College van Bestuur is het besluit van de locatiedirecteur niet geldig. De locatiedirecteur deelt zijn beslissing binnen 24 uur mede aan de kandidaat, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk. In de schriftelijke mededeling wordt tevens gewezen op het bepaalde in artikel 13. De schriftelijke mededeling wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan het College van Bestuur , de inspectie en aan de ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat indien deze minderjarig is. Artikel 13:
Beroep
1. De kandidaat kan tegen een beslissing van de locatiedirecteur bedoeld in artikel 12 in beroep gaan bij de in lid 2 van dit artikel genoemde commissie van beroep. Het beroep wordt binnen drie dagen nadat de beslissing van de locatiedirecteur schriftelijk ter kennis van de kandidaat is gebracht, door de kandidaat schriftelijk bij de secretaris van de commissie van beroep ingediend. De commissie stelt een onderzoek in en beslist binnen twee weken, tenzij zij de termijn met reden omkleed heeft verlengd met ten hoogte twee weken. De commissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het examen geheel of gedeeltelijk af te leggen, onverminderd 2.2 / 22
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
het bepaalde in de laatste volzin van artikel 12 lid 3. De commissie deelt haar beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat, aan de ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat indien deze minderjarig is, aan de locatiedirecteur en aan de inspectie. De beslissing van de commissie is bindend. 2. Het adres van de commissie van beroep is: Commissie van Beroep Eindexamen Atlas College, p/a Centraal Bureau Atlas College Dampten 14, 1624 NR Hoorn 3. Indien een beroepszaak niet voor het centraal schriftelijk afgehandeld is neemt de betreffende locatiedirecteur contact op met de inspectie. Artikel 14:
Verhindering deelname aan examen
1. Een kandidaat die door ziekte of om andere reden is verhinderd aan een onderdeel van het examen deel te nemen, dient dit te melden aan de secretaris van het examen, uiterlijk op de dag van het desbetreffende examen en voor de aanvang van het desbetreffende examen. Het bericht van verhindering dient binnen twee dagen schriftelijk bevestigd te worden.. 2. Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter van de examencommissie (de locatiedirecteur) verhinderd is aan één of meer toetsen van het examen deel te nemen, wordt hem voor zover van toepassing gelegenheid geboden: a. de toetsen van het schoolexamen af te leggen; b. het landelijk examen alsnog af te leggen; c. van het centraal examen in het tweede tijdvak ten hoogste twee toetsen af te leggen. d. Indien een kandidaat in het tweede tijdvak evenzeer om een geldige reden verhinderd is of om andere geldige redenen niet in staat was het examen te voltooien, wordt de kandidaat in de gelegenheid gesteld in het derde tijdvak ten overstaan van de staatsexamencommissie het eindexamen te voltooien of gebruik te maken van zijn recht op herkansing (zie artikel 20b). 3. Per locatie wordt in het programma van toetsing en afsluiting vastgelegd wanneer de betreffende toets(en) van het schoolexamen moet(en) worden ingehaald. De kandidaat die om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter van examencommissie (locatiedirecteur), niet heeft kunnen deelnemen aan een onderdeel van een schoolexamen, maakt op de dag van terugkomst op school een afspraak met de betreffende examinator over het inhalen van het gemiste onderdeel. Wanneer het inhalen van het landelijk examen (vbo- en vbo/mavo-kandidaten) betreft overlegt de voorzitter van de examencommissie met het Examenbureau VBO wanneer de betreffende toets(en) van het landelijk examen moet(en) worden ingehaald. 4. Indien een kandidaat wegens ziekte een lange tijd afwezig is en daardoor niet aan examentoetsen zal kunnen deelnemen, zal voor hem/haar in overleg met de examencommissie en docent-examinatoren een regeling worden ontworpen (zie bij voorbeeld artikel 19 lid 3). 5. Kandidaten die centraal examen afleggen en het schoolexamen niet tijdig afsluiten, dienen er rekening mee te houden, dat zij pas in het derde tijdvak via het staatsexamen het diploma kunnen behalen. 6. Indien een kandidaat nalaat te handelen overeenkomstig het gestelde in lid 1, wordt hij/zij geacht onwettig afwezig te zijn geweest. De voorzitter van de examencommissie (locatiedirecteur) kan op grond hiervan maatregelen nemen conform artikel 12 van dit examenreglement. 7. Indien een kandidaat niet in verband met geldig geachte redenen, ter beoordeling van de voorzitter van de examencommissie (locatiedirecteur), afwezig is tijdens een onderdeel van
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 23
het examen, kan de locatiedirecteur op grond hiervan maatregelen nemen conform artikel 12, lid 3 van dit reglement. Artikel 15:
Klachtencommissie schoolexamen en klachten m.b.t. het centraal examen
1. Klachtencommissie schoolexamen: Elke locatie stelt voor 1 oktober van elk jaar een klachtencommissie schoolexamen in. Met betrekking tot de uitslag van elk onderdeel van het schoolexamen is beroep mogelijk bij deze klachtencommissie. Leden van deze commissie zijn: de leden van de examencommissie en minimaal twee docent- examinatoren. De voorzitter van de examencommissie (de locatiedirecteur) is voorzitter van de klachtencommissie. De namen van de leden van de commissie worden opgenomen in het programma van toetsing en afsluiting van elke locatie. Indien de klacht betrekking heeft op een docent-examinator die tevens lid is van de klachtencommissie wordt door de locatiedirecteur een vervanger voor dit lid aangewezen. Het beroep wordt schriftelijk inge- diend bij de locatiedirecteur binnen één week nadat het werk met de kandidaat is besproken of nadat de aanleiding tot de klacht zich heeft voorgedaan. De commissie adviseert de locatiedirecteur, tevens de voorzitter van de klachtencommissie. De locatiedirecteur neemt, rekening houdend met het advies van de klachtencommissie, een besluit en deelt zijn beslissing binnen drie dagen met redenen omkleed zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk aan de kandidaat mee. De schriftelijke mededeling wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat indien deze minderjarig is. De uitspraak van de locatiedirecteur is bindend. Overeenkomstig de beslissing van de locatiedirecteur krijgt de betreffende examinator van de locatiedirecteur (indien nodig) de opdracht om het betreffende werk of de betreffende prestatie (al of niet na overmaking of na een nieuwe verrichting) opnieuw te beoordelen. 2. Klachten van kandidaten die betrekking hebben op onregelmatigheden tijdens het centraal examen, kunnen worden ingediend bij de locatiedirecteur en/of de inspecteur. Indien het centraal examen naar het oordeel van de inspectie niet op regelmatige wijze heeft plaatsgehad, kan zij besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor een of meer kandidaten opnieuw wordt afgenomen.
2.2 / 24
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
4. Vaststelling examencijfers en uitslag van het eindexamen Artikel 16:
Bevoegdheid tot het vaststellen van examencijfers
1. Het cijfer voor het centraal examen wordt, met inachtneming van de aanwijzingen van de CEVO en het gestelde in artikel 17 lid 1 van dit reglement, in onderling overleg vastgesteld door de examinator en de gecommitteerde. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde cijfer. Indien het gemiddelde bedoeld in de voorgaande volzin, een cijfer is dat als tweede decimaal een 5 of hoger heeft, wordt de eerste decimaal met 1 verhoogd. 2. Vervallen 3. Het cijfer voor het schoolexamen wordt vastgesteld door de examinator met inachtneming van het bepaalde in lid 4 van dit artikel. 4. Indien en voorzover het schoolexamen in een vak op mondelinge wijze plaatsvindt, kan dit geschieden in aanwezigheid van een andere leerkracht van de school (een bijzitter). Dit wordt nader bepaald bij de vaststelling van het rooster voor het mondelinge schoolexamen. Bij de schriftelijke werken van het schoolexamen kan een andere leerkracht van de school als tweede corrector optreden. Verder is het mogelijk dat bij een werkstuk of practische opdracht een tweede leerkracht is betrokken. Ook kan bij het schoolexamen een gecommitteerde betrokken zijn. Indien bij een mondeling examen behorende tot het schoolexamen naast de examinator een bijzitter aanwezig is of er gewerkt wordt met een tweede corrector, een tweede beoordelaar dan wel een gecommitteerde, bepaalt de examinator het cijfer, waarbij hij/zij terdege rekening houdt met het advies van de bijzitter/tweede beoordelaar/gecommitteerde/tweede corrector. 5. Het eindcijfer van het eindexamen wordt vastgesteld door de examinator conform artikel 17. Artikel 17:
Vaststelling cijfer schoolexamen, centraal examen
1. Het cijfer van alle vakken voor het centraal examen, het schoolexamen en de rekentoets wordt uitgedrukt in een cijfer uit een schaal van cijfers lopende van 1 tot en met 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. Afronding op een decimaal geschiedt door alleen te kijken naar de tweede decimaal. Indien deze decimaal vijf of hoger is, wordt de eerste decimaal naar de naast hogere decimaal afgerond. 2. Het eindcijfer voor alle vakken van het eindexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10. De afronding van het eindexamencijfer op een geheel getal geschiedt door alleen te kijken naar de eerste decimaal. Indien deze decimaal vijf of hoger is wordt naar het naast hogere gehele getal afgerond. Indien het eindcijfer van een vak alleen wordt bepaald door een schoolexamen wordt eerst afgerond overeenkomstig het gestelde in lid 1 van dit artikel. 3. In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid worden in het havo en vwo het deelvak culturele en kunstzinnige vorming 1, het deelvak loopbaanoriëntatie en begeleiding en het deelvak lichamelijke opvoeding 1 uit het gemeenschappelijk deel van elk profiel beoordeeld met ‘voldoende’ of ‘goed’. Deze beoordeling gaat uit van de mogelijkheden van
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 25
de leerling en geschiedt op de grondslag van het genoegzaam afsluiten van de desbetreffende deelvakken zoals blijkend uit het examendossier. 4. In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid wordt in het havo en vwo het profielwerkstuk beoordeeld met ‘voldoende’ of ‘goed’. Deze beoordeling geschiedt op de grondslag van het genoegzaam voltooien van het profielwerkstuk zoals blijkend uit het examendossier. 5. In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid worden in het vbo en mavo de vakken lichamelijke opvoeding 1 en de kunstvakken 1, alle behorende tot het algemene deel, en het sectorwerkstuk beoordeeld met voldoende of goed. Deze beoordeling gaat uit van de mogelijkheden van de leerling en geschiedt op de grondslag van het genoegzaam afsluiten van de desbetreffende vakken zoals blijkend uit het examendossier. 6. In de in lid 1 en 2 genoemde schalen komt aan de gehele cijfers 1 tot en met 10 de volgende betekenis toe: 1 = zeer slecht 6 = voldoende 2 = slecht 7 = ruim voldoende 3 = zeer onvoldoende 8 = goed 4 = onvoldoende 9 = zeer goed 5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend 7. Indien van toepassing bepaalt de examinator het eindcijfer van het eindexamen door middel van het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Is het rekenkundig gemiddelde niet een geheel getal, dan wordt het, indien de cijfers achter de komma minder zijn dan 50, naar beneden afgerond en indien deze 50 of meer zijn, naar boven afgerond (conform lid 2 van dit artikel). Indien in een vak alleen een schoolexamen is gehouden, is het cijfer of de beoordeling van het schoolexamen (indien noodzakelijk na afronding conform lid 1 van dit artikel en indien noodzakelijk daarna conform lid 2 van dit artikel) tevens het eindcijfer of de eindbeoordeling van het examen. 8. Vervallen 9. Het cijfer van een vak voor het schoolexamen is het gewogen gemiddelde van de beoordelingen die aan de deeltentamens zijn toegekend. Indien het gemiddelde, als bedoeld in dit lid, een cijfer is dat als tweede decimaal een 5 of hoger heeft, wordt de eerste decimaal met 1 verhoogd (conform lid 1 van dit artikel). 10. De wijze waarop van een vak het eindcijfer/de beoordeling voor het schoolexamen tot stand komt, met inbegrip van de weging van de cijfers voor de verschillende onderdelen van het schoolexamen, wordt per vak vastgelegd in het voor de betreffende locatie van toepassing zijnde programma van toetsing en afsluiting. 11. Vervallen 12. Voor een door de examencommissie te bepalen datum (opgenomen in het programma van toetsing en afsluiting) maar uiterlijk drie dagen voor de aanvang van het centraal examen deelt de voorzitter van de examencommissie (locatiedirecteur) de kandidaat schriftelijk mede welke cijfers (indien van toepassing met aanduiding van het soort programma) hij/zij heeft behaald voor het schoolexamen in de vakken waarin hij/zij tevens centraal zal afleggen. Indien van toepassing deelt de locatiedirecteur bovendien de beoordelingen mee die hij heeft gehaald voor het schoolexamen. Indien de kandidaat niet akkoord gaat met de in de eerste en tweede volzin bedoelde cijfers en beoordelingen, neemt hij/zij voor een door de locatiedirecteur nader aan te geven datum en tijdstip (opgenomen in het programma van toetsing en afsluiting) contact op met de locatiedirecteur. Indien de kandidaat niet voor deze datum en tijdstip reageert, betekent dit dat de kandidaat akkoord gaat met de in de eerste en tweede volzin bedoelde cijfers en beoordelingen. 2.2 / 26
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
13. Vervallen 14. Van iedere beoordeling die meetelt bij het bepalen van het eindcijfer of het eindoordeel van het schoolexamen, stelt de examinator de kandidaat en de secretaris van het examen zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen twee werkweken na afname van de toets, in kennis. De examinator laat de kandidaat indien van toepassing het werk inzien en bespreekt het. Artikel 18:
Vaststelling uitslag eindexamen
1. De locatiedirecteur en de secretaris van het eindexamen stellen de uitslag vast met inachtneming van artikel 19 en met inachtneming van het bepaalde in lid 5 van dit artikel. 2. Indien dat nodig en mogelijk is om de kandidaat te laten slagen, betrekken de locatiedirecteur en de secretaris van de examencommissie een of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de definitieve uitslag. De overgebleven vakken dienen een eindexamen te vormen. Indien er meerdere keuzen mogelijk zijn, stellen de locatiedirecteur en de secretaris van de examencommissie de kandidaat een keuze uit eindcijfers voor. De keuze is definitief, wanneer de kandidaat niet binnen vier dagen heeft medegedeeld dat een andere keuze gemaakt moet worden. 3. Vervallen 4. Vervallen 5. Indien een kandidaat in het derde tijdvak van het centraal examen zijn examen voltooit, stelt de staatsexamencommissie de uitslag vast en bericht zij de kandidaat. Artikel 19a: Regels aan de hand waarvan de uitslag van het examen wordt vastgesteld Uitslag eindexamen leerwegen vmbo 1. De kandidaat die het eindexamen van een leerweg in het vmbo heeft afgelegd, is geslaagd indien: a. het rekenkundig gemiddelde van zijn bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 is; b. hij voor: 1°. de rekentoets als eindcijfer 5 of meer heeft behaald en voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer 6 of meer heeft behaald; of voor 2°. de rekentoets als eindcijfer 6 of meer heeft behaald en voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer 5 of meer heeft behaald; c. hij onverminderd onderdeel b: 1°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 of meer en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald; 2°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer waarvan ten minste één 7 of meer heeft behaald; of 3°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer waarvan ten minste één 7 of meer heeft behaald; d. hij voor de vakken lichamelijke opvoeding en het kunstvak uit het gemeenschappelijk deel de kwalificatie «voldoende» of «goed» heeft behaald; en e. als het een eindexamen gemengde of theoretische leerweg betreft: hij voor het EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 27
sectorwerkstuk de kwalificatie «voldoende» of «goed» heeft behaald. 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, wordt het eindcijfer van het afdelingsvak of het intrasectorale of intersectorale programma in de basisberoepsgerichte en de kaderberoepsgerichte leerweg meegerekend als twee eindcijfers. 3. In afwijking van het eerste lid, is de kandidaat die eindexamen van een leerweg in het vmbo heeft afgelegd ter afsluiting van een leerwerktraject als bedoeld in artikel 10b1 van de wet geslaagd indien hij voor het beroepsgerichte programma ten minste het eindcijfer 6 en voor de rekentoets en voor het vak Nederlandse taal ten minste het eindcijfer 5 en het eindcijfer 6 heeft behaald. Indien de vakken waarin examen is afgelegd, tezamen een eindexamen vormen van de basisberoepsgerichte leerweg, bedoeld in artikel 10b van de wet, zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing. 4. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag zijn vastgesteld, maakt de directeur deze schriftelijk aan de kandidaat bekend, onder mededeling van het in artikel 51 bepaalde. De uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 51, eerste lid, geen toepassing vindt. Uitslag eindexamen vwo en havo 5. De kandidaat die eindexamen vwo of havo heeft afgelegd, is geslaagd indien: a. het rekenkundig gemiddelde van zijn bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 is; b. hij voor: 1°. één van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing wiskunde A, wiskunde B of wiskunde C als eindcijfer 5 of meer heeft behaald en hij voor de rekentoets en het andere vak dan wel vakken, genoemd in dit subonderdeel als eindcijfer 6 of meer heeft behaald; of voor 2°. de rekentoets als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing wiskunde A, wiskunde B of wiskunde C als eindcijfer 6 of meer heeft behaald; c. hij onverminderd onderdeel b: 1°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 of meer en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald; 2°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt; 3°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt; of 4°. voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt; d. hij voor geen van de onderdelen, genoemd in het tweede lid, lager dan het eindcijfer 4 2.2 / 28
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
heeft behaald; en e. hij voor de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, de kwalificatie «voldoende» of «goed» heeft behaald. 6. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, wordt het gemiddelde van de eindcijfers van ten minste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer en het profielwerkstuk. Het bevoegd gezag kan daaraan toevoegen: a. literatuur, als onderdeel van alle afzonderlijke moderne talen, met dien verstande dat indien het bevoegd gezag daartoe niet besluit, literatuur voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het schoolexamen van de desbetreffende taal en literatuur; b. algemene natuurwetenschappen in het havo; c. bij bijzondere scholen: godsdienst of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, met dien verstande dat indien het bevoegd gezag daartoe niet besluit, godsdienst of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs geen onderdeel is van het eindexamen, tenzij Onze Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend met toepassing van artikel 11, eerste lid, onder c, artikel 12, eerste lid, onder c, of artikel 13, eerste lid, onder c. 7. Indien het bevoegd gezag toepassing geeft aan de tweede volzin van het tweede lid, wordt in het examenreglement, bedoeld in artikel 31, vermeld welk onderdeel of welke onderdelen worden toegevoegd. 8. De directeur bepaalt het eindcijfer, bedoeld in het tweede lid, als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. 9. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag zijn vastgesteld, maakt de directeur deze schriftelijk aan de kandidaat bekend, onder mededeling van het in artikel 51 bepaalde. De uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 51, eerste lid, geen toepassing vindt. Artikel 19b: Spreiding voltooiing examen 1. De locatiedirecteur kan, de inspectie gehoord, toestaan dat ten aanzien van een kandidaat die in het laatste leerjaar langdurig ziek is, en ten aanzien van een kandidaat die lange tijd ten gevolge van een bijzondere, van de wil van de kandidaat onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest het onderwijs in alle betrokken eindexamenvakken gedurende het laatste leerjaar te volgen, het eindexamen gespreid over twee opeenvolgende schooljaren wordt afgelegd. In dat geval wordt het eindexamen in een vak in het eerste of in het tweede van deze schooljaren afgesloten. Het gestelde is ook van toepassing op de rekentoets. Dit besluit van de locatiedirecteur is niet geldig zonder goedkeuring van het College van Bestuur 2. De locatiedirecteur geeft zijn in het eerste lid bedoelde toestemming uiterlijk voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen. In bijzondere gevallen kan de locatie-
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 29
3.
4.
5. 6.
directeur afwijken van de eerste volzin ten behoeve van een kandidaat die nog niet in alle betrokken eindexamenvakken centraal examen heeft afgelegd. De regels voor herkansing centraal examen (zie artikel 20) zijn ten aanzien van de kandidaat van toepassing in het eerste en in het tweede schooljaar van het gespreid examen, met dien verstande dat het in deze regels omschreven recht in het eerste schooljaar ontstaat nadat de eindcijfers van de vakken waarvoor in het eerste schooljaar het eindexamen is afgesloten, voor de eerste maal zijn vastgesteld. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de cijfers van de centrale examens die zijn afgelegd in het eerste schooljaar van het gespreid eindexamen, zendt de locatiedirecteur aan de inspectie een lijst waarop voor die kandidaat de gegevens zijn vermeld, genoemd in artikel 56, onderdelen a t/m d van het examenbesluit. De vaststelling van de uitslag geschiedt overeenkomstig het gestelde in artikel 19a. De locatiedirecteur en de secretaris van het eindexamen kunnen aan het einde van het eerste schooljaar van het gespreid eindexamen toepassing geven aan het vijfde lid.
2.2 / 30
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
5. Herkansingsregels landelijk examen, centraal examen en schoolexamen, uitgesteld examen Artikel 20a: Vervallen Artikel 20b: Herkansing centraal examen 1. De kandidaat heeft voor één vak waarin hij reeds centraal examen heeft afgelegd, nadat de cijfers bekend zijn gemaakt, het recht om in het tweede tijdvak, of indien er sprake is van verhindering overeenkomstig artikel 14 lid 2, in het derde tijdvak opnieuw deel te nemen aan het centraal examen. 2. Vervallen 3. Het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde centrale examen geldt als definitief cijfer voor het centraal examen. 4. De kandidaat kan een schriftelijk verzoek tot herkansing in het tweede tijdvak bij de locatiedirecteur indienen voor een nader door de locatiedirecteur aan te geven datum en tijdstip (opgenomen in het programma van toetsing en afsluiting). De kandidaat kan een schriftelijk verzoek tot herkansing in het derde tijdvak (ten overstaan van de staatsexamencommissie) bij de locatiedirecteur indienen voor een nader door de locatiedirecteur aan te geven datum en tijdstip (opgenomen in het programma van toetsing en afsluiting). De kandidaat meldt zich zo spoedig mogelijk door tussenkomst van de locatiedirecteur aan bij de voorzitter van de betreffende staatsexamencommissie. 5. Na afloop van de herkansing in het tweede tijdvak wordt de definitieve uitslag vastgesteld door de locatiedirecteur en de secretaris van het examen met overeenkomstige toepassing van artikel 18 en 19 en meegedeeld aan de kandidaat. 6. Na afloop van de herkansing in het derde tijdvak stelt de staatsexamencommissie de uitslag vast en deelt deze aan de kandidaat mee. Daarbij worden de bepalingen zoals weergegeven in artikel 18 en 19 van dit reglement toegepast. 7. Vervallen 8. Binnen de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg geldt in aanvulling op het in dit artikel gestelde dat een kandidaat die het centraal praktisch examen heeft afgelegd, naast een vak van het centraal schriftelijk examen, ook (onderdelen van) het centraal praktisch centraal examen mag herkansen. Artikel 20c: Vervallen Artikel 20d: Vervallen Artikel 20e: Herkansing schoolexamen voor havo- en vwo-kandidaten 1. In havo-4, vwo-4, en vwo-5 bestaat een schooljaar uit zes (examen)perioden met aan het eind van elke periode een toetsweek. Voor locatie OSG West-Friesland geldt dat een kandidaat in elk voornoemd leerjaar van de herkansbare toetsen die zijn afgenomen in een periode er één mag herkansen tijdens de inhaaldag van de toetsweek van de daaropvolgende periode. Daarbij geldt dat de laatste toets van een vak in een leerjaar niet herkansbaar is. Totaal krijgt een kandidaat per leerjaar dus vijf herkansingsmogelijkheden verspreid over d eerste vijf toetsweken. EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 31
2.
3. 4.
5.
6.
Voor locatie Copernicus geldt voor havo-4, vwo-4 en vwo-5 dat een kandidaat na afloop van elke periode 1 herkansbare toets afgenomen in die periode mag herkansen met in achtneming van het hierna volgende. Toetsen afgenomen in de laatste periode zijn niet herkansbaar. In havo-5 en vwo-6 bestaat een schooljaar uit vijf (examen)perioden met aan het eind van elke periode een toetsweek. Voor locatie OSG West-Friesland geldt dat een kandidaat in elk voornoemd leerjaar van de herkansbare toetsen die zijn afgenomen in een periode er één mag herkansen tijdens de inhaaldag van de toetsweek van de daarop volgende periode. Daarbij geldt dat de laatste toets van een vak in een leerjaar niet herkansbaar is. Totaal krijgt een kandidaat per leerjaar dus vier herkansingsmogelijkheden verspreid over de eerste vier toetsweken. Voor locatie Copernicus geldt voor havo-5 en vwo-6 dat een kandidaat na afloop van elke periode 1 herkansbare toets afgenomen in die periode mag herkansen met in achtneming van het hierna volgende. Toetsen afgenomen in de laatste periode zijn niet herkansbaar. Het hoogste cijfer behaald bij de herkansing en bij de eerder afgelegde toets van het schoolexamen geldt als definitief cijfer voor die toets Een leerling van havo-5, vwo-5 of vwo-6 die in het voorafgaande leerjaar voor een of meer afgesloten vakken voor het schoolexamen een onvoldoende eindbeoordeling heeft behaald, kan in aanvulling op het in lid 1 en 2 gestelde, in de maand september deel nemen aan een herexamen voor dit vak respectievelijk deze vakken. De eindbeoordeling van het afgesloten vak kan na herkansing niet hoger zijn dan het cijfer 6. Met inachtneming van het gestelde in de laatste volzin geldt het hoogst behaalde cijfer. Ten aanzien van het gestelde in lid 1 en 2 van dit artikel gelden de volgende beperkingen: a. alleen de kandidaten die een verzoek hebben ingediend bij de locatiedirecteur (of bij een door hem aangewezen functionaris), mogen deelnemen aan een herkansing (voor de data van indiening, zie het programma van toetsing en afsluiting) b. de kandidaat die een toets (met inbegrip van een herkansing) mist zonder geldige reden, mag die toets niet herkansen; c. bij bepaalde vakken geldt geen recht op herkansing voor bepaalde toetsen. De toetsen die niet voor herkansing in aanmerking komen, worden in het vakdeel van het programma van toetsing en afsluiting genoemd; d. Met inachtneming van het gestelde in artikel 3c lid 3b van dit reglement komen niet voor herkansing in aanmerking: de praktische opdrachten, de handelingsdelen en het profielwerkstuk. e. De kandidaat aan wie de locatiedirecteur een maatregel opgelegd heeft wegens onregelmatigheden bij een bepaalde toets, mag die toets niet herkansen (zie ook artikel 12, lid 3 van dit examenreglement); f. Met inachtneming van het gestelde in dit artikel kan een kandidaat een toets van een vak alleen herkansen indien hij alle handelingsdelen van dit vak heeft voltooid waarvan de inleverdatum ligt voor het moment van de herkansing. Bij het inhalen van een gemiste toets (zie artikel 14 van dit reglement) verspeelt de kandidaat het recht op herkansing van deze toets. Dit laatste met inachtneming van het gestelde in artikel 14, lid 4 van dit reglement.
Artikel 20f: Herkansing schoolexamen voor vbo (VMBO B, K en G) en mavo (VMBO-T) kandidaten 1. Het schoolexamen in het derde leerjaar speelt zich af in drie of meer trimesters/perioden. Het schoolexamen in het vierde leerjaar speelt zich af in twee of meer trimesters/perioden. 2.2 / 32
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2. 3.
4.
5.
6.
7.
De kandidaat mag in zowel het derde als vierde leerjaar twee toetsen herkansen. De toetsen waarin herkanst wordt mogen niet afgenomen zijn in dezelfde periode/ hetzelfde trimester. Indien de locatiedirectie kiest voor het centraal organiseren van de herkansing wordt door de examencommissie aangegeven wanneer de herkansing plaats vindt en uit welke perioden/trimesters de herkansbare toetsen afkomstig dienen te zijn. Het hoogste cijfer behaald bij de herkansing en bij de eerder afgelegde toets van het schoolexamen geldt als definitief cijfer voor die toets. Een kandidaat die in vbo-3 of mavo-3 (VMBO-3) voor maatschappijleer een eindbeoordeling krijgt voor het schoolexamen lager dan 5,5 (dit met in acht neming van het gestelde in artikel 17.1) kan in aanvulling op het in lid 1 van dit artikel gestelde, in de eerste week van het daaropvolgende schooljaar (dus in vbo-4 (VMBO 4 B, K en G) respectievelijk mavo-4 ( VMBO-T 4)) een herexamen afleggen, mits de kandidaat naar dit volgende schooljaar is bevorderd. De eindbeoordeling van het afgesloten vak kan na het herexamen niet hoger zijn dan het cijfer 6. Een kandidaat die in vbo-3 (VMBO 3 B, K en G) of mavo-3 VMBO-T 3) voor het kunstvak 1 een eindbeoordeling krijgt lager dan voldoende, kan in aanvulling op het in lid 1 gestelde, in de eerste week van het daaropvolgende schooljaar (dus in vbo-4 (VMBO 4 B, K en G) respectievelijk mavo-4 ( VMBO-T 4) een herexamen afleggen, mits de kandidaat naar dit volgende schooljaar is bevorderd. De eindbeoordeling van het afgesloten vak kan na het herexamen niet hoger zijn dan voldoende. Een kandidaat die in vbo-4 (VMBO 4 B, K en G) of mavo-4 ( VMBO-T 4) voor het vak LO een eindbeoordeling voor het schoolexamen krijgt lager dan voldoende, kan in aanvulling op het in lid 1 gestelde een herexamen afleggen. Ten aanzien van het gestelde in lid 1 van dit artikel gelden de volgende beperkingen: a. Indien een locatiedirectie heeft gekozen voor de centrale organisatie van de herkansing, mogen alleen de kandidaten die een verzoek hebben ingediend bij de locatiedirecteur deelnemen aan een herkansing. Voor de data van indiening van het verzoek, zie het programma van toetsing en afsluiting b. de kandidaat die een toets mist zonder geldige reden, mag die toets niet herkansen; c. bij bepaalde vakken geldt geen recht op herkansing voor bepaalde toetsen. De toetsen die niet voor herkansing in aanmerking komen, worden in het vakgedeelte van het programma van toetsing en afsluiting genoemd; d. de handelingsdelen en het sectorwerkstuk komen niet voor herkansing in aanmerking. e. Met in achtneming van het gestelde in artikel 3c lid 4.i komen praktische opdrachten niet in aanmerking voor herkansing. f. kandidaten die een herkansing met geldige reden missen, mogen de betreffende toets alsnog een maal over doen; g. de kandidaat aan wie de locatiedirecteur een maatregel opgelegd heeft wegens onregelmatigheden bij een bepaalde toets, mag die toets niet herkansen (zie ook artikel 12, lid 3 van dit examenreglement); Bij het inhalen van een gemiste toets (zie artikel 14 van dit reglement) verspeelt de kandidaat het recht op herkansing van deze toets. Dit laatste met inachtneming van het gestelde in artikel 14, lid 4 van dit reglement.
Artikel 20g Herkansing rekentoets 1. De kandidaat heeft recht op één herkansing in de rekentoets binnen de periode waarin de rekentoets wordt afgenomen.
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 33
Artikel 21: 1.
2.
Uitgesteld centraal examen
Kandidaten die een of meer zittingen van het eerste tijdvak hebben gemist, kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 en 14 tijdens het tweede tijdvak van het centraal examen alsnog aan maximaal twee zittingen deelnemen. Door de in de eerste volzin genoemde kandidaten kan tijdens deze twee zittingen alleen examen worden afgelegd in vakken waarover in het eerste tijdvak door de kandidaat geen examen kon worden afgelegd. De Staatsexamencommissie biedt de kandidaten die het centraal examen in het eerste noch in het tweede tijdvak voltooid hebben en kandidaten die in het tweede tijdvak hun examen voltooid hebben en van hun recht op herkansing gebruik willen maken, de gelegenheid om dit alsnog te doen.
2.2 / 34
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
6. Diploma’s, certificaten en cijferlijsten Artikel 22:
Diploma’s, certificaten en cijferlijsten
1. De locatiedirecteur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke kandidaat, die eindexamen heeft afgelegd een cijferlijst uit waarop voorzover van toepassing zijn vermeld: - de cijfers voor het schoolexamen, - de cijfers van het centraal examen - bij havo en vwo het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk en de beoordeling van het profielwerkstuk - bij mavo en vbo het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk. - bij havo en vwo de beoordeling van de deelvakken culturele en kunstzinnige vorming 1 en lichamelijke opvoeding 1 - bij mavo en vbo de beoordeling van het kunstvak en het vak lichamelijke oefening uit het gemeenschappelijk deel. - de eindcijfers voor de examenvakken alsmede - de uitslag van het eindexamen. 2. De locatiedirecteur reikt op grond van de definitieve uitslag aan iedere voor het eindexamen geslaagde kandidaat, daaronder mede begrepen de kandidaat die zijn eindexamen met gunstig gevolg heeft voltooid ten overstaan van de staatsexamencommissie, een diploma uit waarop: - alle vakken zijn vermeld die bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken. - bij havo en vwo het profiel of de profielen staan vermeld die betrokken zijn bij de uitslag van het examen; - bij mavo (VMBO-T) en vbo (VMBO B, K en G) de leerweg staat vermeld die is betrokken bij de uitslag 3. Duplicaten van diploma’s worden niet uitgereikt. 4. Vervallen 5. Vervallen 6. Indien een kandidaat in meer vakken examen heeft afgelegd dan in de vakken die tenminste tezamen een eindexamenvormen, worden de eindcijfers van de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken, op de cijferlijst vermeld., tenzij de kandidaat daartegen bezwaar heeft. 7. Vervallen 8. Vervallen. 9. De locatiedirecteur reikt aan de definitief voor het eindexamen afgewezen kandidaat die de school verlaat en die voor een of meer vakken van zijn laatst afgelegde eindexamen een eindcijfer van 6 of meer heeft behaald, een certificaat uit. Voor een mavo of vbo kandidaat wordt tevens vermeld het thema van het sectorwerkstuk indien dit werkstuk is beoordeeld met voldoende of goed. Dit laatste geldt eveneens voor de havo of vwo-kandidaat wat betreft het profielwerkstuk 10. Het certificaat genoemd in lid 9 van dit artikel vermeldt het vak of de vakken waarvoor de kandidaat een eindcijfer van 6 of meer heeft behaald, de soort van school (afdeling) waaraan het examen heeft plaatsgevonden, alsmede de datum waarop de uitslag van het examen is vastgesteld. Op een aparte cijferlijst toe te voegen aan het certificaat worden de cijfers vermeld: het eindcijfer en de cijfers van het schoolexamen en centraal examen (voor zover van toepassing). EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 35
11. De datum op de diploma’s certificaten en cijferlijsten is de datum waarop de uitslag van het betreffende examen is vastgesteld of de datum waarop diploma’s, certificaten en cijferlijsten worden uitgereikt. 12. De directeur en de secretaris van het eindexamen tekenen de diploma’s, certificaten en cijferlijsten.
2.2 / 36
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
7. Overige bepalingen Artikel 23:
Bewaren examenwerk en inzage door de kandidaat
1. De opgaven, normen en de examenbescheiden die onderdeel zijn van het landelijk en centrale examen en die door de kandidaat zijn ingevuld, alsmede de examenbescheiden die door de examinator(en) zijn ingevuld naar aanleiding van de prestaties van de kandidaat, alsmede de door de locatiedirecteur en secretaris van het examen ondertekende lijst bedoeld in artikel 56 van het examenbesluit , worden gedurende ten minste zes maanden na het bekend maken van de uitslag bewaard. 2. De examenbescheiden kunnen door de kandidaat, en indien deze minderjarig is door zijn ouders, op afspraak onder toezicht van een lid van de schoolleiding worden ingezien. De kandidaat, en indien van toepassing zijn ouders, kan daarbij gebruik maken van een deskundige. Indien de kandidaat, en indien van toepassing zijn ouders, vaststelt dat er bij de correctie een objectief constateerbare fout gemaakt is, kan deze dat melden bij de locatiedirecteur. 3. Als de in lid 1 en 2 bedoelde bewaartermijn van zes maanden is verstreken kan een kandidaat zijn werkstukken terug krijgen. Wanneer binnen een maand na het verlopen van de bewaartermijn van zes maanden de kandidaat zijn werkstuk(ken) niet heeft teruggevraagd, vervallen deze aan het bevoegd gezag. Artikel 24: Afwijkende wijze van examinering 1. De locatiedirecteur kan toestaan dat een lichamelijk of geestelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van de kandidaat. De locatiedirecteur staat een afwijkende wijze van examineren alleen toe, indien er een deskundigenverklaring is opgesteld door een ter zake deskundige orthopedagoog of psycholoog. Dit laatste is niet noodzakelijk, indien de lichamelijke handicap objectief waarneembaar is. In dat geval bepaalt de locatiedirecteur na overleg met de centrale directie de wijze waarop het examen zal worden afgelegd. Zonder goedkeuring door het College van Bestuur is het besluit van de locatiedirecteur niet geldig. De locatiedirecteur doet van het besluit zo spoedig mogelijk mededeling aan de betreffende kandidaten en hun ouders/verzorgers en de inspectie. 2. Kandidaten waarvan door een deskundige orthopedagoog of psycholoog is vastgesteld dat zij dyslectisch zijn (vastgelegd in een deskundigenverklaring), vallen binnen de in de eerste volzin van lid 1 van dit artikel genoemde categorie kandidaten. Voor aldus erkende dyslectici bestaat de afwijkende wijze van examineren in ieder geval uit een verlenging van de duur van afzonderlijke schriftelijke toetsen behorende tot het eindexamen met ten hoogste 30 minuten. Wanneer de locatiedirecteur besluit om alleen verlenging van de examenduur met 30 minuten toe te staan, is goedkeuring van het College van Bestuur , zoals bedoeld in het eerste lid, niet vereist. 3. In het algemeen is voor lichamelijk of geestelijk gehandicapte kandidaten de wijze van afwijking van het examen zodanig dat de omstandigheden waaronder door hen het schoolexamen, landelijk examen en centraal examen worden afgelegd, zoveel mogelijk gelijk zijn aan die voor andere kandidaten. 4. De locatiedirecteur staat toe dat, ten aanzien van een kandidaat die met inbegrip van het schooljaar waarin hij/zij examen aflegt ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en voor wie het Nederlands niet de moedertaal is, wordt afgeweken van de voorEXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 37
schriften gegeven bij of krachtens het Eindexamenbesluit of dit reglement. De in de eerste volzin bedoelde afwijking kan betrekking hebben op: het vak Nederlandse taal, het vak Nederlandse taal en letterkunde, enig ander vak waarbij het gebruik van de Nederlandse taal van overwegende betekenis is. De afwijking bestaat uit een verlenging van de duur van de betreffende toets met ten hoogste 30 minuten en het verlenen van toestemming tot het gebruik van een verklarend woordenboek der Nederlandse taal. De locatiedirecteur doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de betreffende kandidaten en de inspectie. 5. Een kandidaat die in aanmerking wil komen voor een afwijkende wijze van examineren, zoals bedoeld in dit artikel, dient daartoe een aanvraag bij de locatiedirecteur in te dienen voor een door de locatiedirecteur aan te geven datum. Deze datum is opgenomen in het programma van toetsing en afsluiting Artikel 25:
Geheimhouding
Een ieder die betrokken is bij het eindexamen en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij/zij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij het eindexamen de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit. Artikel 26:
Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin dit examenreglement noch het Eindexamenbesluit voorziet en waaromtrent een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist het College van Bestuur in goed overleg met de betreffende locatiedirecteur. De locatiedirecteur deelt de beslissing zo spoedig mogelijk mee aan de betrokkenen (voor zover nodig de kandidaat, examinatoren, (LEC-)gecommitteerden, Examenbureau VBO). De locatiedirecteur informeert op met de inspectie. Artikel 27:
Overgangs- en slotbepalingen
1. Dit examenreglement treedt in werking met ingang van 1 augustus 1999 en wordt jaarlijks geactualiseerd. 2. Het examenreglement dat in schooljaar 1998/1999 binnen het Atlas College van kracht was wordt ingetrokken. Indien in andere regelingen of documenten van het Atlas College iets is opgenomen over het eindexamen dat strijdig is met het in dit reglement gestelde, geldt dit reglement. 3. Dit examenreglement kan worden aangehaald als: Examenreglement Atlas College
2.2 / 38
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
Bijlage examenreglement Atlas College (artikel 10, lid 5) Instructie toezichthouders centraal Tijd en plaats - Kandidaten en toezichthouders dienen tijdig (minimaal 15 minuten voor de aanvang van de examenzitting) in het examenlokaal/de examenzaal aanwezig te zijn. - Een kandidaat die te laat komt, mag uiterlijk tot een half uur na het begin van de zitting tot het examenlokaal worden toegelaten. - Wie te laat komt, levert zijn werk toch in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt. - Kandidaten die meer dan een half uur na aanvang van de zitting aankomen, mogen niet meer deelnemen aan deze zitting. Aanwezigheid kandidaten - Vóór de zitting dient gecontroleerd te worden, of elke kandidaat aanwezig is. Afwezigheid wordt door de toezichthouder direct gemeld aan de locatiedirecteur (of aan een door hem aangewezen functionaris). Aanwezigheid hulpmiddelen voor toezichthouder in examenzaal - In de examenzaal zijn aanwezig: 1. een procesverbaal; 2. een exemplaar van het examenreglement van het Atlas College; 3. een exemplaar van de ‘instructie toezichthouders centraal en landelijk examen’; 4. een overzicht van de leerlingen waaraan bijzondere faciliteiten zijn verleend met een omschrijving van de faciliteiten; 5. een overzicht van toegestane hulpmiddelen per vak Aanvang zitting - Nadat alle kandidaten hun plaats hebben ingenomen, controleert een daartoe aangewezen toezichthouder aan de hand van de op de enveloppe vermelde gegevens omtrent schooltype, vak, datum en tijdstip of de enveloppe de juiste is. Deze en eventueel andere op de enveloppe vermelde gegevens worden daarna aan de kandidaten voorgelezen. Eerst als alle gegevens in orde zijn bevonden, wordt de enveloppe geopend. Het verdient aanbeveling vóór het openen de enveloppe aan de kandidaten te tonen en een van hen de tekst te laten (mee)lezen. - De toezichthouder controleert of de inhoud van de enveloppe overeenstemt met de gegevens op de enveloppe. Het komt voor dat in dezelfde enveloppe een of meer bij de opgaven behorende bijlagen zijn verpakt. Dit is op de opgaven vermeld. - Onmiddellijk nadat de enveloppe geopend is, worden de opgaven en de eventueel daarbij behorende bijlage(n) uitgedeeld. Daarbij dient nauwkeurig te worden toegezien dat geen andere opgaven dan de bedoelde in handen van de kandidaten komen; bij mavo- en vbo-kandidaten (C en D) lette men op de juiste programma-aanduiding. EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 39
- Tijdens het uitdelen van de opgaven dient er volkomen rust in het examenlokaal te heersen. - De toezichthouders mogen aan de kandidaten geen enkele mededeling doen, ook niet bij constatering van een al of niet vermeende fout, tenzij dit uitdrukkelijk is bepaald door de CEVO. Materiaal en papier - Tassen, etuis, jassen, e.d. mogen niet in de examenzaal meegenomen worden. Consumpties die door de kandidaten het examenlokaal ingebracht worden, zijn verpakt in doorzichtig materiaal (bijvoorbeeld een plastic zakje, een glazen flesje e.d.). - Het werk mag niet met potlood gemaakt worden. Dit laatste is niet van toepassing op tekeningen en grafieken, en in sommige gevallen bij meerkeuzevragen. Het gebruik van correctielak (typ-ex) is niet toegestaan. - Er mogen geen andere boeken, tabellen of hulpmiddelen gebruikt worden dan in het overzicht van hulpmiddelen voor de verschillende vakken vermeld staan (zie overzicht toegestane hulpmiddelen per vak). - Het examenwerk moet gemaakt worden op door de school gewaarmerkt papier. De school verstrekt eveneens gewaarmerkt kladpapier en millimeterpapier, e.d. (zie overzicht hulpmiddelen). Kandidaten mogen geen gebruik maken van eigen kladpapier. - Indien de kandidaat te kennen geeft extra papier nodig te hebben, verzorgt de toezichthouder dit. Tijdens het examen - Een kandidaat die tijdens een zitting onwel wordt, kan onder begeleiding van een toezichthouder het examenlokaal verlaten. In overleg met de kandidaat beoordeelt de locatiedirecteur of de kandidaat na enige tijd het werk kan hervatten. De locatiedirecteur bepaalt hoelang de betreffende kandidaat na het officiële einde van de examenzitting mag doorwerken. - Tijdens een zitting is het een toezichthouder niet geoorloofd andere werkzaamheden te verrichten dan toezicht houden. - Zij die bij het examen toezicht hebben gehouden, maken over het verloop een procesverbaal op (de processen-verbaal zijn aanwezig in de examenzaal). 1. Elke toezichthouder dient het proces-verbaal te tekenen. 2. Op het proces-verbaal wordt het tijdstip vermeld waarop elke kandidaat het lokaal verlaat, als ook het tijdstip waarop de kandidaten die te laat zijn gekomen, zijn begonnen. 3. Op het proces-verbaal worden eventuele bijzonderheden vermeld (geluidsoverlast, onwel worden van kandidaten, e.d.). 4. Op het proces-verbaal wordt per kandidaat aangeven welke bijzondere faciliteiten (afwijkende wijze van examineren) zijn toegestaan. - De kandidaat levert zijn werk in bij een toezichthouder. Deze controleert het werk op naam en nummer waarna hij de kandidaat toestaat het examenlokaal te verlaten. Het verdient aanbeveling dat de toezichthouders tevens nagaan of kandidaten niet iets vergeten in te leveren, waarbij in het bijzonder op eventuele bijlagen gelet moet worden. Na het verlaten van het examenlokaal mag de kandidaat onder geen beding worden toegestaan nog aan het desbetreffende examen te werken. - Een kwartier voor het einde van de zitting geeft een daartoe aangewezen toezichthouder dit tijdstip aan. - Om organisatorische redenen is het niet toegestaan, dat tijdens het laatste kwartier van de zitting kandidaten vertrekken. 2.2 / 40
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
- Aan het einde van de zitting halen de toezichthouders het werk op dat de kandidaten hen overhandigen en een van hen controleert of alle kandidaten hun werk hebben ingeleverd. Het verdient aanbeveling dat tevens wordt nagegaan of geen kandidaat heeft vergeten iets in te leveren. - Aan het einde van de zitting blijven de kandidaten zitten, totdat een toezichthouder het sein geeft om het examenlokaal te verlaten. - Het werk van kandidaten, het getekende proces-verbaal en de resterende opgaven worden door een daartoe aangewezen toezichthouder onmiddellijk aan de locatiedirecteur ter hand gesteld. - Kandidaten die voor het einde van de zitting hun werk inleveren en de examenzaal verlaten, mogen hun opgaven en kladpapier niet meenemen. Pas na afloop van het examen kunnen zij opgaven en kladpapier bij een toezichthouder ophalen. De examenzitting is beëindigd als alle leerlingen die een verlengde examentijd hebben gekregen (zie artikel 24), het werk hebben ingeleverd. - Zonder toestemming van een toezichthouder mag een kandidaat gedurende de examenzitting de examenzaal niet verlaten. Een kandidaat die naar het toilet wil, wordt begeleid door een toezichthouder. Meerkeuzevragen - Bij examens uitsluitend bestaande uit meerkeuzevragen controleren de toezichthouders of de persoonsgegevens volledig ingevuld zijn (naam, kandidaatnummer, geslacht en schooltype). - Bij examens uitsluitend bestaand uit meerkeuzevragen worden de antwoordbladen, nadat de examenzitting beëindigd is, in aanwezigheid van minstens twee kandidaten in de door het CITO verstrekte enveloppe gedaan, die onmiddellijk gesloten en voor 17.00 uur van dezelfde dag door de locatiedirecteur aangetekend verzonden wordt. Onregelmatigheden - Indien een kandidaat zich bij het examen aan enige onregelmatigheid schuldig maakt, kan de locatiedirecteur hem de (verdere) deelneming aan het examen ontzeggen, dan wel andere maatregelen nemen. Een onregelmatigheid dient onmiddellijk door een toezichthouder aan de locatiedirecteur gemeld te worden.
EXAMENREGLEMENT 2015--2016
2.2 / 41