Erasmus’ betekenis 'Het beschaafde mensdom heeft reden, Erasmus' naam in ere te houden, al was het enkel omdat hij de innig oprechte prediker is geweest van die algemene zachtmoedigheid, die de wereld nog zo bitter nodig heeft'. Met deze zin beëindigde Johan Huizinga in 1928 zijn biografie over Erasmus. Nu, bijna tachtig jaar later, hebben deze woorden nog niets aan kracht verloren. Wel streed Erasmus vol overgave tegen de onvolmaaktheid van de wereld, maar bij de radicalen voelde hij zich niet thuis. Zij maakten naar zijn mening evenveel kapot als ze opbouwden. Huizinga was niet blind voor de nadelen die deze houding met zich meebracht. Erasmus bleef dan wel roepen dat alles anders moest, maar toen het er op aankwam, koos hij voor de partij van traditie en behoud: de oude kerk. Vrede en eensgezindheid gingen hem namelijk boven alles. Van onenigheid had hij een grote afkeer. Deze eigenschap ontlokte Huizinga de uitspraak dat Erasmus geen held der geschiedenis kan worden genoemd, omdat zijn karakter kleiner was dan zijn geest. Erasmus stelde zich terughoudend op, omdat hij als geen ander inzag dat alle vraagstukken twee kanten hebben. Deze uit zijn karakter voortkomende gematigdheid heeft veel invloed op zijn omgeving gehad, aldus Huizinga. De herhaalde pogingen om in het grote kerkelijke conflict (de Reformatie) nog tot een compromis te komen, al was dit tot mislukken gedoemd, werden door Erasmus' opstelling ingegeven. Uit de door de regenten van de Republiek in stand gehouden armen-, wees- en gasthuizen sprak Erasmus' geest van sociale verantwoordelijkheid. Bovendien is de geschiedenis van Nederland minder bloedig en wreed dan die van de omringende landen. Zo is de gruwel van de terechtstellingen van heksen in de Republiek meer dan een eeuw eerder opgehouden dan elders in Europa. De mentaliteit die hieruit spreekt, is die van Erasmus. Het godsdienstig leven was naar de mening van Erasmus in de loop van de middeleeuwen overwoekerd door nutteloze praktijken, ceremoniën en tradities met als onvermijdelijke gevolg dat het evangelie aan kracht had verloren. Wat het geloof volgens hem nodig had, was vereenvoudiging. Hij wilde terug naar de bronnen, naar het oorspronkelijke en zuivere, nog niet overgroeid of door tal van handen gegaan. In plaats van een wereld door de kerk gedomineerd, zag Erasmus de wereld van de oudheid, maar dan doortrokken van het christelijk geloof. Een schitterend uitvloeisel van dit denken vormen de elf gebrandschilderde ramen (Glazen) in het koor van de Goudse Sint-Janskerk, die scènes laten zien uit de levens van Johannes de Doper en Jezus. De manier waarop dit verhaal wordt verteld, is ingegeven door de wens van Erasmus om de bijbel voor iedereen toegankelijk te maken. De bijbelvertalingen die daarvan in het begin van de zestiende eeuw het gevolg waren, vonden hun pendant in de bijbelillustraties uit diezelfde periode. Deze afbeeldingen inspireerden op hun beurt het kerkbestuur, de opdrachtgevers en glazeniers Dirk en Wouter Crabeth bij het ontwerpen van de ramen. In al zijn uitingen speelde bij Erasmus de vorm een belangrijke rol. Van zijn schrijven ging een bekoring uit die voor zijn geleerde tijdgenoten onweerstaanbaar was. Bij Erasmus was kwaliteit belangrijk. Wat hij schreef was nooit vaag, nooit onbegrijpelijk, altijd plausibel. Het was, om met Huizinga te spreken, volmaakt van toon, zinval en accent. Vooral zijn brieven waren modellen van uitstekende stijl, smakelijk Latijn, geestige uitdrukking en elegante geleerdheid. (Nico Habermehl) Nico Habermehl (1946) is historicus en voorzitter van de Historische Vereniging 'die Goude'. Hij was achtereenvolgens zeeman en leraar geschiedenis en is thans beleidsmedewerker bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen.
Tidinge van die Goude 131
Geraadpleegde literatuur voor de rasterteksten in dit nummer • P.H.A.M Abels., K. Goudriaan, N.D.B. Habermehl, J.H. Kompagnie (red.), Duizend jaar Gouda. Een stadsgeschiedenis (Hilversum 2002). • Paul H.A.M Abels, 'Desiderius Erasmus van Rotterdam of van Gouda?', Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis 8 (2005) 66. • A.J. Dunning, '”Lieve God!”'. Medische kanttekeningen', NRC Handelsblad (6 november 1986). • Joh. Dyserinck, Stillen in den lande. Herinneringen aan dr. M.A.G. Vorstman en mevrouw J.C. Vorstman-Perier ('s-Gravenhage 1895) 11. • Xander van Eck, Erasmus en de Crabeths (Gouda 2002). • Erasmus en zijn tijd II (2 delen, Rotterdam 1969). • Erasmus von Rotterdam. Vorkämpfer für Frieden und Toleranz (Bazel 1986). • K. Goudriaan, 'Het elfde klooster. Over een handschrift afkomstig uit het convent Emaus in het Land van Stein', in: N.D.B. Habermehl, P.H.A.M. Abels, H.A. van Dolder-de Wit, L.B. Korstanje (red.), In de stad van die Goude (Delft 1992) 87-122. • Goudsche Courant (26 september 1936). • Dalm[atius] van Heel, Oude kloosters te Gouda. De reguliere kanunniken van het klooster Emmaus in het Land van Stein (z.p., z.j.). ook verschenen in: Haarlemse Bijdragen. Bouwstoffen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem 62 (1953) 32-69. • Johan Huizinga, Erasmus 10e herziene druk (Rotterdam 2001). • Albert Hyma, The youth of Erasmus (Ann Arbor 1930). • H. de Jong-Maasland, 'Erasmus en Gouda', Hermenevs 31 (1959) 7-15, 32-37. • B. de Keijzer, ''Erasmus ook van ons!”. Erasmus van Rotterdam (1469-1536)', Ons Voorgeslacht 61 (2006) 253-264. • Jan Willem Klein, 'Erasmus en Gouda', De Schatkamer 19 (2005) 50-55. • A.C.F. Koch, The year of Erasmus' birth and other contributions to the chronology of his life (Utrecht 1969). • A.M. Koldewij, Erasmus. Zicht op een geleerde in zijn tijd (Amsterdam 1986). • [G. Schrijvers], 'Strijd om Erasmus' geboorteplaats', Goudsche Courant (20 juni 1959). • A.J. van de Ven, 'David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, en de priesterwijding van Erasmus', Rotterdams Jaarboekje 1970, 196-209. • M.A.G Vorstman, 'De geboorteplaats van Erasmus,' Nederlandsch Archief voor Kerkelijke Geschiedenis 15 (1845) 233-239. Met N.C. K[ist], 'Bijvoegsel', 240. • Ignatius Walvis, Beschrijving der stad Gouda I (2 delen, Gouda en Leiden 1714) 259-275.
132 Tidinge van die Goude
Erasmus’ tijdlijn 1469
Erasmus verwekt te Gouda Zijn geboorte vindt plaats in de nacht van 27 op 28 oktober te Rotterdam, Gouda of ergens onderweg tussen beide steden
1473
Hij gaat naar school bij Pieter te Winckel in Gouda
1478
Hij wordt leerling van de kapittelschool van Sint Lebuïnus in Deventer
1484
Zijn moeder overlijdt in Deventer aan de pest, waarna hij moet terugkeren naar zijn vader in Gouda. Kort daarop overlijdt ook zijn vader Erasmus' voogden sturen hem vervolgens naar de Latijnse School in 's-Hertogenbosch
1487
Hij doet zijn intrede in het klooster Stein tussen Gouda en Haastrecht
1488
Hij legt zijn kloostergeloften af
1492
Bisschop David van Bourgondië wijdt hem tot priester
1493
Hij verlaat het klooster Stein om in dienst te treden als secretaris van Hendrik van Bergen, bisschop van Kamerijk
1494
Reizen door de Zuidelijke Nederlanden als secretaris van de bisschop van Kamerijk Erasmus voltooit zijn eerste grote geschrift: de Antibarbari
1495
Hij gaat voor studie naar Parijs en woont in het Collège de Montaigu
1497
Hij geeft in Parijs een bundel gedichten uit van zijn vriend Willem Hermans
1499
Reis naar Engeland, waar hij Greenwich en Oxford bezoekt Ontmoetingen met Thomas More en koning Hendrik VIII
1500
Vertrek uit Engeland, waarbij de douane in Dover zijn geld afneemt Dat noopt hem tot de uitgave van de Adagia Hij verblijft in Calais, Orléans en Parijs
1501
Reis naar Holland. Hij mag van de prior van Stein nog één jaar studeren Studie in Leuven. Voltooit enkele vertalingen uit het Grieks
1504
Hij verlaat Leuven en keert terug naar Parijs
1505
Tweede bezoek aan Engeland Tidinge van die Goude 133
1506
Hij begeleidt twee zonen van de lijfarts van de Engelse koning op een studiereis naar Italië. Bezoekt Florence, Bologna, Venetië, Padua, Siena en Rome
1509
Hij verlaat Italië. Op weg naar Engeland schrijft hij zijn Lof der Zotheid
1511
Korte reis naar Parijs. Hij verblijft daarna te Londen en Cambridge
1512
Hij geeft colleges in het Grieks en in de theologie in Cambridge
1514
Erasmus verlaat Engeland. Hij reist naar Bazel, waar hij Hans Holbein ontmoet
1516
Reis naar de Zuidelijke Nederlanden. Hij wordt Raadsheer van keizer Karel V
1517
Hij krijgt dispensatie van paus Leo X om het ordekleed te dragen. Ook maakt deze paus hem definitief vrij van alle belemmeringen die te maken hebben met zijn onwettige geboorte en die hem belemmeren bij het aanvaarden van prebendes Hij wordt tevens ontslagen van alle formele bindingen aan het klooster Stein Verblijf te Brussel, Antwerpen en Gent
1518
Korte reis naar Bazel
1519
Briefwisseling met Luther over de reformatie
1521
De paus verlangt van Erasmus duidelijke stellingname tegen Luther Verblijft in Anderlecht en Leuven Vertrekt metterwoon naar Bazel
1522
Erasmus bestudeert de kerkvaders en publiceert uitgebreide versie van de Colloquia, waarin de grote vragen van zijn tijd worden behandeld
1523
Holbein schildert drie portretten van Erasmus
1524
Hij schrijft zijn De Libero Arbitrio tegen Luther
1527
Erasmus' huisdrukker Johannes Froben overlijdt
1529
De rooms-katholieke mis wordt in Bazel verboden Erasmus vertrekt per schip naar Freiburg
1530
Hij vestigt zich in Freiburg in het huis ‘Zum Walfisch’
1531
Hij koopt een eigen huis in Freiburg
1535
Hij keert terug naar Bazel
1536
Erasmus stelt zijn testament op en overlijdt in de nacht van 11 op 12 juli
134 Tidinge van die Goude
Erasmus’ geboorte Erasmus schrijft in 1524 dat hij 57 jaar geleden in de nacht van 27 op 28 oktober te Rotterdam is geboren. Zijn vader Gerard was, aldus Erasmus' eigen weergave, vooruitlopend op een huwelijk in het geheim verbonden met Magaretha, de dochter van een geneesheer uit Zevenbergen. Dit tot groot ongenoegen van zijn vader Helias (Elias), moeder Catharina en negen broers, die hem tot priester hadden voorbestemd. Nadat het Gerard duidelijk was geworden dat hij geen toestemming voor een huwelijk zou krijgen, verliet hij zijn familie en de inmiddels zwangere Margaretha, en trok naar Rome. Het kind dat zij kreeg, werd grootgebracht in het huis van zijn grootmoeder te Rotterdam. Nadat hij bericht van zijn ouders had ontvangen dat Margaretha was overleden, liet hij zich tot priester wijden en keerde terug naar Gouda. Toen zij bij zijn terugkeer nog bleek te leven, trouwde hij haar niet. Het is moeilijk te zeggen wat in het verhaal van Erasmus waar is en wat niet. Hij is volgens overlevering geboren te Rotterdam in het huis van zijn grootmoeder van moederszijde aan de Nieuwe Kerkstraat (thans Wijde Kerkstraat geheten), tegenover de Sint-Laurenskerk. Sommige auteurs zijn van mening dat Erasmus' vader reeds priester was toen de jongen werd geboren omdat Erasmus een drie jaar oudere broer had: Pieter. Voor Erasmus vormde zijn onwettige geboorte een obsessie. Het wierp een smet op zijn reputatie en carrière. Met het ouder worden had hij de neiging zijn geboortejaar terug in de tijd te plaatsen. Het meest genoemd worden de jaren 1469, 1467 en 1466, waarbij eerstgenoemd jaar het meest nauwkeurig lijkt. Mogelijk dat hij op deze wijze zijn geboorte wilde plaatsen vóór de priesterwijding van zijn vader. In het verlengde hiervan is het niet uitgesloten dat Erasmus ook zijn geboorteplaats Gouda wilde verdoezelen. Maar wat zijn daarvoor de bewijzen? In de Goudse librije bevindt zich een handgeschreven uittreksel van een door de Goudse theoloog en humanist Cornelis Loos (1540-1597) in 1582 uitgegeven boek over beroemde schrijvers in zijn tijd. Dit uittreksel bevat onder meer een korte levensschets van Erasmus waarin Rotterdam als diens geboorteplaats wordt genoemd. Interessant is dat deze levensschets wordt gevolgd door een Notitie waarin de samensteller van het uittreksel - een niet bij name bekende kloosterling van Stein - verklaart dat veel van zijn medebroeders uit de mond van Reinier Snoy (14771537), burgemeester en geneesheer te Gouda, tijdgenoot en vriend van Erasmus, hadden gehoord dat Erasmus in Gouda zou zijn geboren. Die getuigenis luidt in vertaling: 'Deze [Snoy] was gewoon aan onze broeders, bij wie hij dikwijls in de dagen der aderlatingen kwam (want hij was onze dokter), te zeggen dat hij wel voor tweehonderd gulden liever wilde dat Erasmus zich den Gouwenaar had geteekend, zooals hij zich nu den Rotterdammer noemde; want in waarheid - sprak hij - weet ik, dat hij te Gouda geboren is, maar te Rotterdam opgevoed'. Ook andere bronnen noemen Gouda als de geboorteplaats van Erasmus. Zo heeft volgens de stadsgeschiedschrijver Ignatius Walvis (1653-1714) de eerder genoemde Reinier Snoy meer dan eens tijdens zijn leven verklaard, dat 'Erasmus hem en anderen verscheide maalen getuigd hadde, dat hij niet alleen ter Goude ontfangen, maar ook ter wereld gekoomen was, korts na sijne geboorte na Rotterdam vervoerd, en aldaar in stilte opgevoed'. De Leuvense hoogleraar Andreas Valerius (1588-1655) getuigt dit, aldus Walvis, zelf in de handschriften van het klooster Stein te hebben gelezen. Cornelis Adriaansz Diephorst, de laatste regulier van het klooster Stein, op 21 mei 1631 in de ouderdom van 83 jaar te Gouda overleden, die de uit het klooster afkomstige afbeelding van Erasmus aan de librije schonk, vertelde volgens Walvis Tidinge van die Goude 137
meermalen te hebben vernomen dat oude mensen hem hadden verzekerd te weten dat men 'Erasmus op den eigen nacht als hij geboren wierd met een schuitje na Rotterdam vervoerde'. Tot slot weet Walvis te melden dat in Gouda wordt verteld dat voorheen een eigenhandig geschreven brief van Erasmus aan Herman, wellicht Lethmaet (1492-1555), in de librije aanwezig was, waarin hij niet alleen openlijk verklaarde in Gouda te zijn geboren, maar 'ook leetweezen te hebben, dat hij zich oit Rotterdammer, en niet altoos Gouwenaar genoemd hadde'. Deze brief is echter volgens zeggen gestolen, zo laat Walvis er als een anti-climax op volgen. Erasmus' redelijke gegoede en voor zijn tijd geleerde vader Gerard was volgens Walvis voorkomend en zo goed van de tongriem gesneden dat de Gouwenaars, in hun ijver om iemand van een bijnaam te voorzien, hem in de wandeling 'Praet' noemden. Volgens overlevering heeft Gerard Praet in de Vijverstraat en in de Peperstraat tussen de Kuiperstraat en 't houten of laatste brugje gewoond. Erasmus' moeder was de uit Zevenbergen afkomstige Margaretha, dochter van een geneesheer. Zij had twee broers die tot op hoge leeftijd in Dordrecht hebben gewoond en daar ook zijn gestorven. Van Erasmus' vader weten wij dat hij in Italië is geweest en daar de kost heeft verdiend met het kopiëren van handschriften. Er zijn enkele Italiaanse handschriften bekend waarin de naam Gerardus Helye als kopiïst vermeld staat. Deze persoon noemt zichzelf daar voluit Gerardus Helye Rotterdammis (= Gerard Eliasz van Rotterdam). Uit de datering van de manuscripten blijkt dat hij daar in ieder geval in 1457 en 1458 werkzaam was. Het is niet onwaarschijnlijk dat Gerard, de vader van Erasmus, dezelfde persoon is als Gerardus Helye, de Hollandse kopiist in Italië. (Nico Habermehl)
Voorgevel van het huis in Rotterdam in de Wijde Kerkstraat waar Erasmus zijn kleuterjaren zou hebben doorgebracht. Het huis werd verwoest bij het bombardement op Rotterdam in mei 1940.
138 Tidinge van die Goude
Erasmus’ opleiding en vorming Erasmus' vader zond hem reeds op jonge leeftijd in Gouda naar school. Als leraar trad op zijn oom Pieter Winckel, de latere onderpastoor van de Sint-Janskerk te Gouda. De stad telde diverse scholen met de parochieschool als de belangrijkste. Oorspronkelijk stond de parochieschool naast de Sint-Janskerk, maar in 1407 werd een nieuw gebouw neergezet op de plaats van het huidige gebouw Arti Legi aan de Markt. In deze school was plaats voor 300 leerlingen. Rond 1450 werd het houten schoolgebouw vervangen door een stenen onderkomen. Ten tijde van Erasmus' jeugd was Gouda een door muren en wallen omgeven middeleeuwse stad met veel torens en torentjes, bevolkt door zo'n 9.000 inwoners. Stenen gebouwen als het kasteel, stadhuis, gasthuis, Sint-Janskerk, tolhuis, parochieschool en kloosters, temidden van de nog veelal houten stadswoningen, bepaalden het aanzien van Gouda. Wegen, stegen en erven vormden de openbare ruimte. Beeldbepalend was het water in de stad. De Haven en de Gouwe werden druk bevaren. Bij de sluizen en in mindere mate bij de vele bruggen die Gouda telde, was het vaak een drukte van belang. Voor de jonge Erasmus moet dit een boeiende wereld zijn geweest, al heeft hij zich hierover nooit uitgelaten. De ouders van Erasmus vonden de Goudse school niet goed genoeg voor hun zoons. Vandaar dat zij Erasmus en zijn broer Pieter in 1475 naar de beroemde Lebuïnusschool te Deventer stuurden. Moeder Margaretha vergezelde hen daarbij. Deventer was als Hanzestad, eerder dan de plaatsen in het westen van Nederland, een centrum van handel en verkeer. De welvaart van de stad was af te lezen aan de fraaie kerken, welvarende kloosters en imposante stadswoningen. Daarnaast was de stad een middelpunt van de Moderne Devotie. Deze beweging legde de nadruk op het lijden van Jezus, waarbij diens mens-zijn centraal stond. Na een verblijf van twee à drie jaar te Deventer stuurden Erasmus' ouders hem naar de kathedraalschool te Utrecht om daar, vermoedelijk onder leiding van de bekende musicus Jacob Obrecht (1430Hans Holbein de jongere, Studies naar de handen van Erasmus, 1505), een opleiding tot 1523. In Gouda leerde de jonge Erasmus lezen en schrijven. koorknaap te volgen. De Tidinge van die Goude 167
kathedraal van Utrecht ondersteunde tien koorknapen, die gezamenlijk in een huis woonden. Zij vormden de kern van de kapittelschool, waar zij les kregen in grammatica, logica en muziek. Erasmus' verblijf in Utrecht wierp weinig vruchten af. Hij verbleef er niet langer dan twee jaar. Waarschijnlijk waren zijn leermeesters teleurgesteld over zijn stem, anders zou hij er zeker zijn gebleven. Hij keerde naar Deventer terug. De Lebuïnusschool genoot een zekere humanistische faam: Alexander Hegius (1433-1498), vriend van Rudolf Agricola (1443-1485), was hoofd van de school. Eénmaal ontmoette Erasmus de beroemde Agricola, die een diepe indruk op hem maakte. Agricola op zijn beurt was onder de indruk van Erasmus' begaafdheid en voorspelde hem een roemvolle toekomst. De dood van Erasmus' moeder in 1484 door de pest maakte een plotseling einde aan het verblijf van Erasmus en zijn broer Pieter in Deventer. De vader liet zijn beide zoons naar Gouda terugkomen, maar stierf zelf kort daarna. Erasmus en zijn broer bleven achter onder de hoede van drie voogden, onder wie hun oom en voormalige schoolmeester Pieter Winckel. De voogden stuurden beide jongens in 1485 naar 's-Hertogenbosch waar zij tot 1487 in het Fraterhuis van de Broeders des Gemenen Levens verbleven. Aan dit Fraterhuis was een school verbonden waar op strenge en hardhandige manier onderwijs werd gegeven, volgens Erasmus gespeend van elke humanistische belangstelling. Eén van de meesters, Rombold, trachtte de jonge Erasmus tevergeefs over te halen zich bij de Broeders des Gemenen Levens aan te sluiten. Na het uitbreken van een pestepidemie aldaar keerden de broers terug naar Gouda. (Nico Habermehl)
168 Tidinge van die Goude
Erasmus’ kloosterleven Erasmus' voogden stelden alles in het werk hem en zijn broer Pieter te bewegen in het klooster te gaan. Hun belangrijkste drijfveer zullen de financiën zijn geweest. De opvoeding van de jongens kostte immers geld. Vermoedelijk door wanbeheer van de voogden was de erfenis van hun vader niet meer beschikbaar. Pieter gaf als eerste toe en ging naar het klooster Sion bij Delft. Erasmus verzette zich langer, maar na een bezoek aan het klooster Stein of Emmaus bij Gouda, waar hij zijn vroegere schoolkameraad uit Deventer Cornelis van Woerden († 1493) terugvond, die het klooster afschilderde als een oord van rust, vrijheid en eensgezindheid, met een overvloed aan boeken en gelegenheid tot studie, trad hij tot dit klooster toe. Spoedig daarna, waarschijnlijk nog in het jaar 1488, legde Erasmus de gelofte af. Aanvankelijk woonden de kloosterlingen in Gouda. Toen hun huis aan de Spieringstraat te klein was geworden, wisten zij beslag te leggen op een stuk land in Stein, enkele kilometers buiten de stad, waarop zij in 1419 een nieuw onderkomen bouwden. De kloosterlingen, maximaal veertig in aantal, van wie er zo'n 25 de gelofte hadden afgelegd, leidden een beschouwend leven. Hun dagen waren gewijd aan gebed en handenarbeid, voornamelijk schrijven. Het klooster bezat een welvoorziene bibliotheek, vooral op theologisch gebied. Naast medische en geschiedenisboeken waren er ook werken van klassieke auteurs. Erasmus beschikte hier over meer vrije tijd en rust voor studie dan in Deventer, vooral omdat de prior hem om gezondheidsredenen had vrijgesteld van het nachtelijke koorgebed. Erasmus hernieuwde in het klooster de kennismaking met zijn oude kameraad en vond er nieuwe vrienden, die zijn idealen deelden. Onder deze vrienden nemen de Gouwenaars Cornelis Gerards (1460-1531), Willem Hermans (1466/69-1510), Erasmus' meest vertrouwde vriend, en Servaas Rogier († 1540) de belangrijkste plaats in. In die periode heeft Erasmus veertien brieven aan Servaas Rogier geschreven. Hieruit spreekt een gevoelige aard, die vriendschap zoekt. Servaas, dezelfde die als prior in 1514 Erasmus terugriep naar Stein, toonde zich van de overdreven en veeleisende vriendschap niet gediend. De latere brieven van Erasmus zijn daardoor veel terughoudender. De sentimentele Erasmus maakt plaats voor de geestige latinist. Gedurende het grootste deel van de tijd dat de kloostergemeenschap van de regulieren in het Land van Stein verbleef (1419-1549), waren de banden tussen het klooster en de stad nauw. De regulieren van Stein beschouwden hun convent nadrukkelijk als een Gouds klooster. Erasmus en zijn medebroeders kwamen bij Gouwenaars over de vloer, zoals bij de aan de Westhaven woonachtige Bertha, de weduwe van Jan Heye, een weldoenster voor de armen, die Erasmus later in een 'grafrede' herdacht. Ook onderhield Erasmus contacten met boekdrukker Gerard Leeu (1445/501493), die hij omschreef als 'een erg charmante man'. Eind 1489 deed hij Leeu, die een bezoek aan het klooster had gebracht, uitgeleide tot aan de oever van de IJssel, die deze moest oversteken. Erasmus dacht later met weinig plezier aan Stein terug: 'De plaats was zo moerassig en ongezond dat hij amper geschikt was om koeien te houden, dus zeker niet voor mijn teer gestel'. Ook het intellectuele peil stelde volgens hem weinig voor: 'Studie stond er niet in aanzien en was ook ongebruikelijk'. Erasmus zelf 'troostte zich door te studeren, voor zover mogelijk; want het moest in het geheim gebeuren, terwijl openlijke dronkenschap wel was toegestaan'. Het is niet uitgesloten dat hij overdreef uit vrees naar Stein te moeten terugkeren. Vast staat dat Erasmus er de klassieken bestudeerde. Daarmee werd Stein de springplank voor zijn Europese carrière.
198 Tidinge van die Goude
Op 25 april 1492 ontving Erasmus te Utrecht de priesterwijding onder (en niet van) bisschop David van Bourgondië (1427-1496). Het valt namelijk niet te verwachten dat de bisschop persoonlijk Eramus heeft gewijd. Daarvoor voelden de middeleeuwse bisschoppen, die tevens landsheren waren, zich te hoog. Bovendien was David van Bourgondië al op leeftijd. Zij werden voor ceremoniële werkzaamheden bijgestaan door helpers, de wij-bisschoppen. In 1492 werd de functie van wij-bisschop vervuld door de karmeliet Jan van Riet († 1497). Vermoedelijk is hij het geweest die Erasmus in de Dom te Utrecht tot priester heeft gewijd. In 1493 verruilde Erasmus de rust van het klooster Stein voor de drukte van het hof van de bisschop van Kamerijk, Hendrik van Bergen (1449-1502). De bisschop bereidde zich voor op een reis naar Rome, waar hij de kardinaalshoed hoopte te verwerven. Daartoe kon hij Erasmus, die de post van secretaris kreeg toebedeeld, met zijn kennis van het Latijn goed gebruiken. Nog een enkele keer bracht Erasmus een kort bezoek aan het klooster om er vervolgens nooit meer terug te keren, ondanks herhaalde aanmaningen daartoe van de prior. (Nico Habermehl)
Fragment van een handschrift uit een Regulierenklooster, uit de tijd dat Erasmus in het klooster Stein intrad.
Tidinge van die Goude 199
Erasmus' graf en nalatenschap Erasmus heeft tientallen boeken en duizenden brieven nagelaten. Het merendeel daarvan is uit het Latijn vertaald. Daarmee is zijn geestelijke erfenis voor een breed publiek toegankelijk geworden. Verder zijn er verspreid over Europa schilderijen, tekeningen en prenten met afbeeldingen van Erasmus. Rest de vraag wat er verder nog van hem aanwezig is. Waar bevindt zich zijn graf en waar is zijn nalatenschap gebleven, in het bijzonder zijn bibliotheek? Na een kort ziekbed overleed Erasmus op 12 juli 1536 in het huis van zijn vriend en drukker Hieronymus Froben (1501-1563) te Bazel. Zijn laatste woorden waren: 'Lieve God', uitgesproken in zijn moedertaal. Enkele dagen later werd hij in het middenschip van de Münsterkerk te Bazel begraven. Boven zijn graf werd een dekplaat aangebracht. Enkele jaren later lieten zijn vrienden een marmeren gedenksteen op enige afstand van het graf plaatsen. Tot het midden van de negentiende eeuw bleef de situatie ongewijzigd. De kerkvloer werd in 1850 opengebroken voor de aanleg van verwarmingsbuizen. Daarbij raakte de dekplaat van Erasmus' graf zoek, terwijl de gedenksteen enkele jaren later werd verplaatst. Het gevolg was dat het graf van Erasmus niet meer exact kon worden gelokaliseerd. Dat bleek in 1928 toen het vermoedelijke graf van Erasmus werd geopend. De onderzoekers troffen een vermolmde lijkkist aan met daarin een nog redelijk gaaf geraamte. Het meest opvallend was de schedel, die aan de achterzijde was afgeplat. Daarnaast werden enkele botverdikkingen waargenomen, die duidden op syfilis. Opmerkelijk omdat de levenswandel van Erasmus daartoe geen enkele aanleiding gaf. De resten werden herbegraven, maar de twijfels over de juistheid van het graf bleven. In 1974 vonden opnieuw opgravingen in de kerk plaats. Naast het graf uit 1928 werd een geraamte aangetroffen met bovenop de gekruiste handen een penning met de afbeelding van Erasmus. Deze vondst versterkte de twijfels over de juistheid van het graf uit 1928. Helaas was de schedel van het in 1974 aangetroffen geraamte geheel vergaan. Omdat een definitieve identificatie niet mogelijk was, zijn beide skeletten in Erasmiaanse verdraagzaamheid in één eiken kist aan de voet van de marmeren gedenksteen herbegraven. Dolk, mes en priem van Erasmus.
230 Tidinge van die Goude
De rechtsgeleerde Bonifacius Amerbach (1495-1562) trad op als executeur-testamentair. Hij verdeelde de goederen en gelden die Erasmus aan zijn vrienden had nagelaten. Verder zorgde hij ervoor dat de nog uitstaande schulden werden voldaan. Wat overbleef waren enkele persoonlijke bezittingen die Amerbach toevoegde aan zijn verzameling, het Amerbachkabinet. Deze collectie vormt de oorsprong van het Historisch Museum te Bazel. In dit museum bevinden zich onder meer Erasmus' bestek, zandloper, deksel- Zandloper met etui van Erasmus. beker en zegelring. Reeds in 1525 had Erasmus zijn bibliotheek verkocht aan zijn Poolse vriend Jan Laski, zij het onder de voorwaarde dat hij tot zijn dood over zijn boeken zou kunnen beschikken. Na het overlijden van Erasmus in 1536 werden conform afspraak zijn boeken in drie grote vaten naar Krakau verscheept. Weliswaar is van de verzonden boeken een lijst van 413 titels bewaard gebleven, maar deze is door het ontbreken van de naam van de drukker of uitgever en het jaar van uitgave beperkt bruikbaar. Lang bleef de bibliotheek niet in tact. Door geldnood gedwongen verkocht Laski de boeken. Daarnaast schonk hij de nodige exemplaren aan vrienden en relaties. In Nederland zijn tot op heden negen boeken uit Erasmus' bibliotheek aangetroffen, tegen vier exemplaren in buitenlandse bibliotheken. (Nico Habermehl) Tekening van Erasmus op zijn doodsbed.
Tidinge van die Goude 231