Enkele suggesties voor syndicalisten die betrokken zijn bij het afsluiten van cao’s en sectorconvenanten, of zetelen in het CPB of de OR.
Duurzaam werken
COLOFON ‘Duurzaam werken. Enkele suggesties voor syndicalisten die betrokken zijn bij het afsluiten van cao’s en sectorconvenanten, of zetelen in het CPB of de OR’ is een publicatie van Arbeid & Milieu vzw. Arbeid & Milieu is het samenwerkingsverband tussen de vakbeweging (ACV, ABVV en ACLVB) en de milieubeweging (BBL) in Vlaanderen. Deze brochure is verkrijgbaar bij Arbeid & Milieu vzw, Statiestraat 179, 2600 Berchem, tel: 03-218 74 72, e-mail:
[email protected], http://www.a-m.be Redactie: Arbeid & Milieu vzw, april 2006 Cartoons: Arnout Fierens Verantwoordelijke uitgever: Valérie Vanhoutte, Statiestraat 179, 2600 Berchem Bijzondere dank aan iedereen die meegewerkt heeft om deze brochure te realiseren! -2-
Duurzaam werken
Inhoud brochure ‘Duurzaam werken’ 1. Inleiding
4
2. Wat is duurzaam werken
5
3. Wat kan je doen als vakbondsafgevaardigde
7
4. Over cao’s en sectorconvenanten
9
5. Suggesties
14
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12 5.13 5.14
15 18 21 24 28 32 36 40 43 47 52 56 57 60
Duurzaam consumeren in jouw bedrijf Duurzaam produceren in jouw bedrijf Wieg tot graf benadering van een product Een sociaal aansprakelijkheidscertificaat voor bedrijven Ethisch beleggen van sectorale pensioenfondsen Sectorale Noord-Zuid clausule Duurzame mobiliteit Bodemsanering van bedrijfsgronden Bedrijventerreinen en ruimtelijke zorg Vervanging van schadelijke stoffen Syndicale informatierechten met betrekking tot energie Fonds om bij werknemers thuis REG-maatregelen te financieren Mens en gezinsvriendelijkere bedrijven Diversiteit in het personeelsbeleid
6. Wil je meer weten…
62
7. Afkortingenlijst
63
-3-
Duurzaam werken
1 Inleiding Duurzaam ondernemen, ook wel maatschappelijk verantwoord ondernemen genaamd, is in. Hoewel ondernemers nog altijd vooral de economische belangen laten primeren, hebben ze, al dan niet onder druk van de wetgeving, ook meer en meer aandacht voor de sociale en ecologische aspecten van hun bedrijfsvoering. Duurzaam ondernemen geeft dan ook een positief imago aan bedrijven en daar zijn bedrijfsleiders niet ongevoelig voor. Werknemers, omwonenden en consumenten worden immers kritischer en eisen dat bedrijven op een sociaal en ecologisch meer verantwoorde manier produceren. Ondanks deze positieve tendens kunnen de bedrijven toch nog een duwtje in de rug gebruiken. En precies daar komen de werknemers, en meer bepaald de syndicalisten, in beeld.
Syndicalisten hebben immers via verschillende kanalen de mogelijkheid om werkgevers te overtuigen van het belang van duurzaam ondernemen en duurzaam werken. Dit kan zowel op ondernemingsniveau (via de ondernemingsraad, OR, of via het comité ter preventie en bescherming op het werk, CPB) maar ook interessant is het afsluiten van duurzame cao’s of sectorconvenanten. Een duurzame cao bijvoorbeeld is een cao waarin niet (alleen) over loon wordt gepraat, maar waarin de werkgever en werknemer concrete maatregelen afspreken om het bedrijf in kwestie duurzamer te maken. Duurzaamheid heeft zowel te maken met milieu, mobiliteit, energie als met de combinatie gezin-arbeid, personeelsbeleid (bv. gelijke kansen) en de kwaliteit van arbeid. Deze brochure legt uit wat precies bedoeld wordt met duurzaam werken en geeft een overzicht van de verschillende mogelijkheden van sociaal overleg. Er wordt ingegaan op wat een vakbondsafgevaardigde nu effectief kan betekenen op het vlak van duurzaam werken. Vervolgens worden 14 suggesties voorgesteld die in een duurzame cao of sectorconvenant aan bod kunnen komen of kunnen besproken worden op het CPB of de OR. Het gaat onder meer over het ethisch beleggen van sectorale pensioenfondsen, bedrijfsvervoerplannen, het sociaal aansprakelijkheidscertificaat en over bodemsanering. Doel van deze publicatie is syndicalisten ideeën verschaffen om zelf een duurzame cao af te sluiten of actie te ondernemen in het bedrijf. Het vergt wél creativiteit, vooral van de onderhandelaars, omdat men nieuwe paden moet inslaan. Bijkomende suggesties en ervaringen zijn steeds welkom op het Arbeid & Milieusecretariaat (
[email protected]; tel: 03-218 74 72)! -4-
Duurzaam werken
2 Wat is duurzaam werken? 2.1 Duurzame ontwikkeling Lange tijd werden milieubescherming, armoedebestrijding en economische ontwikkeling apart bekeken. Duurzame ontwikkeling gaat er echter van uit dat deze drie aspecten in onderling verband moeten worden bekeken. Bij iedere activiteit moet nagedacht worden over wat eventueel de negatieve en positieve gevolgen zijn vanuit zowel sociaal, economisch als ecologisch oogpunt. Daar waar zowel sociale, economische als ecologische belangen elkaar raken begint duurzame ontwikkeling. Volgende figuur illustreert dit:
Sociaal
Economie
Duurzame Ontwikkeling
Ecologie
Aan de hand van de ‘Ecologische Voetafdruk’ worden de principes van duurzame ontwikkeling wat concreter uitgelegd: De Ecologische Voetafdruk De ecologische voetafdruk is een ideaal voorbeeld om aan te tonen dat duurzame ontwikkeling nodig is, willen we onze planeet niet langer overmatig belasten: een ecologische voetafdruk is ‘de oppervlakte aarde die nodig is om te voorzien in de levensstijl van een persoon, stad of land’. Voor alles wat we consumeren, alle afval die we produceren wordt berekend hoeveel hectare land er nodig is om dat voort te brengen of te verwerken. Bij een huidige wereldbevolking van minstens 6 miljard mensen, is er voor ieder mens op aarde zo’n 1,88 ha beschikbaar. Die 1,88 ha noemen we het eerlijke aarde-aandeel. Op dit moment neemt de gemiddelde wereldburger echter al 2,87 hectare in beslag! De gemiddelde ecologische voetafdruk van de mensheid ligt op dit ogenblik dus reeds boven de ecologische draagkracht van de aarde! Voornamelijk industrielanden eigenen zich meer land toe dan er beschikbaar is. Zo beslaat de voetafdruk van de gemiddelde Amerikaan 12,46 hectare en die van een gemiddelde Belg 6,59 hectare terwijl de voetafdruk van een Chinees slechts 1 hectare beslaat en die van een inwoner van India amper 0,73 ha. Dit buitensporig milieubeslag van het Noorden, met zijn hoge productie- en consumptiepatronen, ondermijnt het wereldmilieu en hypothekeert tevens de ontwikkelingskansen van het Zuiden.
-5-
Duurzaam werken
De ecologische voetafdruk toont aan dat we in het Noorden inspanningen moeten leveren om onze afdruk binnen de perken te houden. Want dat we boven ‘onze stand’ leven is duidelijk. Ogenschijnlijk kleine ingrepen maken ook reeds een verschil: een sticker om reclamedrukwerk te weigeren, vermindert de voetafdruk jaarlijks met 826 m²; de was drogen zonder droogkast doet de afdruk met 1250 m² afnemen en een dag per week geen vlees eten brengt jaarlijks per persoon 825 m² op. (bron: VODO, www.voetafdruk.be) 2.2 Duurzaam werken Om tot een duurzame ontwikkeling te komen moet iedereen zijn steentje bijdragen, ook de werknemers en bedrijven! Dit wordt ook wel duurzaam werken of maatschappelijk verantwoord werken genoemd. Duurzaam werken is nog altijd niet evident want het is een feit dat bedrijven door de bikkelharde concurrentiestrijd verplicht worden hoge winstcijfers voor te leggen en daardoor eerder uit zijn op korte termijn winst dan het algemeen belang dat zich op lange termijn stelt. Bedrijven die duurzaam werken, laten in hun bedrijfsvoering naast financiële en economische, ook sociale en milieuoverwegingen meespelen. Bovendien treden ze in dialoog met hun werknemers, aandeelhouders, leveranciers, klanten, omwonenden, de overheid en andere belanghebbenden. Duurzaam werken is een ruim concept waaraan een verschillende invulling kan gegeven worden. Wat is duurzaam werken niet? Energieverspilling We laten onze eigen arbeiders in goede omstandigheden werken maar laten een deel van de productie uitvoeren door kinderen in Pakistan. Gebrekkige communicatie met omwonenden Verschillende soorten van discriminatie … Wat houdt duurzaam werken dan wel in? Het opstellen van bedrijfsvervoersplannen Werken aan energie-efficiëntie Aandacht voor arbeidsomstandigheden bij onderaannemers en leveranciers Voorkomen van afval … Meer info: Trivisi (www.trivisi.be) zet Vlaamse bedrijven op het spoor van duurzaam werken Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling (ICDO): www.icdo.fgov.be Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO): www.belspo.be/frdocfdd Centrum voor Duurzame Ontwikkeling: http://cdonet.ugent.be Billy Globe: www.billy-globe.org/nl_2001/duurzaamondernemen/index.php
-6-
Duurzaam werken
3 Wat kan je doen als vakbondsafgevaardigde? Overleg en inspraak over sociale, economische en milieuthema's (kortom duurzaam werken) zijn essentieel in het bedrijf. CPB, OR en syndicale afvaardiging (SA) spelen hier een belangrijke rol in. Zij moeten beletten dat duurzaam werken een loos modewoord wordt en het mag dan ook niet ontbreken op de agenda. Enerzijds moeten de klassieke thema’s (loon- en arbeidsvoorwaarden, veiligheid, preventie, …) in een breder - duurzaam kader geplaatst worden. Anderzijds zijn milieu, ruimtelijke ordening, mobiliteit en energie thema’s die inhoudelijk verder moeten worden uitgebouwd binnen de bedrijven. 3.1 Informatie en adviesrechten Het is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan om bovenstaande thema’s op de agenda te plaatsen en om de nodige informatie te krijgen. In ieder geval hebben de leden van het CPB en de OR van de wetgever een aantal kanalen gekregen langswaar ze belangrijke informatie en adviesrechten krijgen over milieu en preventie: Milieuvergunning: Het is de taak van de leden van het CPB de milieuvergunning in het oog te houden.Welk soort vergunning is het (klasse I of II)? Hoe lang loopt de vergunning nog? Jaarlijkse toelichting van de werkgever: De werkgever moet één keer per jaar aan het CPB een toelichting geven bij het milieubeleid van de onderneming. Dit is niet hetzelfde als het jaarverslag van de coördinator. Het jaarverslag handelt over de activiteiten van de milieucoördinator, bij de jaarlijkse toelichting gaat het over het milieubeleid van het bedrijf Integraal milieujaarverslag: Sinds maart 2005 is het klassieke milieujaarverslag dat bedrijven jaarlijks vóór 1 april moesten overmaken aan de afdeling Milieuvergunningen van AMINAL verleden tijd. Het werd vervangen door het integrale milieujaarverslag. Niet alleen de inhoud is gewijzigd, ook de datum van indiening. Het nieuwe integrale document moet voor 15 maart bij de Vlaamse milieuadministratie toekomen. Het CPB, de OR en de SA ontvangen tegelijkertijd een kopie van het verslag. Het verslag bevat, net als het vroegere milieujaarverslag, de afvalstoffenmelding en de emissiegegevens voor lucht en water. De deelverslagen geluid en immissies echter worden niet langer opgenomen in het integrale verslag. Nieuwigheden zijn de aangifte en melding van de lozing van afvalwater, de aangifte met betrekking tot de vaststelling van de heffing op de winning van grondwater en informatie over de winning van grondwater. Al deze documenten moesten voordien afzonderlijk en op verschillende tijdstippen worden ingediend bij verschillende overheidsinstanties. Jaarverslag van de milieucoördinator: Vanaf 4 juli 1996 moeten alle klasse I-bedrijven een milieucoördinator aanstellen. Die staat in voor de milieuwerking op het bedrijf en hij moet tevens alle informatie, wetgeving en documenten met betrekking tot het milieu bewaren en ter beschikking stellen van het CPB. Bij hem kan je dus terecht voor vragen met betrekking tot het milieu. Ieder jaar voor 1 april moet de coördinator een jaarverslag afgeven aan de bedrijfsleiding, het CPB en de OR. In dit verslag brengt hij een overzicht van zijn werkzaamheden. -7-
Duurzaam werken
Globaal preventieplan en jaarlijks actieplan en maand- en jaarverslagen van de diensten voor preventie en bescherming op het werk: Ieder bedrijf is verplicht om een preventiedienst en een bedrijfsarts te voorzien. Het globaal preventieplan (GPP) en het jaarlijks actieplan (JAP) zijn de belangrijkste instrumenten bij de organisatie van de preventie in een onderneming. Het GPP is een document waarin preventiemaatregelen op lange termijn gestalte krijgen op maat van de onderneming. Het JAP bevat de meer concrete uitwerking van het GPP. Het is belangrijk dat alle werknemers meewerken aan deze plannen. Werknemers hebben immers de ervaring op de werkvloer en zijn zeker in staat suggesties en opmerkingen te geven in verband met het arbeidsprocédé. Daarnaast zijn er nog de maandverslagen van de preventieadviseur waarin meer bepaald de arbeidsongevallen en de beroepsziekten moeten worden opgesomd en ook een samenvatting ervan. Er kunnen ook nog inlichtingen gehaald worden uit het jaarlijkse verslag van de externe dienst PB. Economische financiële informatie (EFI): De ondernemingsraad krijgt elk jaar de economische financiële informatie van het bedrijf. De kern van de informatie bestaat uit de bespreking van de jaarrekeningen van de onderneming. Je kan er in zien welke investeringen de onderneming doorgevoerd heeft. Elke onderneming die het goed meent met zichzelf, moet vandaag de dag investeren in milieu, al was het maar om aan de geldende wetgeving te voldoen. Het is de taak van de afgevaardigden om bovenstaande documenten grondig door te nemen en te bespreken op het CPB of de OR. Onregelmatigheden moeten zeker aangekaart worden maar een goede suggestie (bv. eerlijke koffie in de kantine) kan zeker ook aan bod komen. Maak in ieder geval gebruik van deze rechten! Daarnaast heeft de vakbond tevens als taak om te controleren of het bedrijf de collectieve arbeidsovereenkomsten die op bedrijfsniveau, op sectorniveau of op interprofessioneel niveau zijn afgesloten (zie verder), naleeft. Indien de sectorale cao waartoe het bedrijf behoort bijvoorbeeld zegt dat het woon-werk verkeer met het openbaar vervoer voor 100% moet terugbetaald worden, dan moet het bedrijf deze overeenkomst naleven. 3.2 Samenwerken Als vakbondsafgevaardigde heb je heel wat taken. Gelukkig sta je er niet alleen voor. In de eerste plaats is het aan te raden om samen te werken met de andere vakbonden en syndicale bedrijfsorganen. Je kan immers veel meer bereiken indien alle afgevaardigden overtuigd zijn van het nut van duurzaam werken en aan hetzelfde zeel trekken. Aarzel ook niet om extra informatie te vragen aan de milieucoördinator, de preventieadviseur of de bedrijfsleiding over onderwerpen waar je minder thuis in bent als bijvoorbeeld ruimtelijke ordening. Daarnaast moeten bedrijfsmilitanten kunnen rekenen op voldoende ondersteuning van de gewesten en de centrales: die zouden kunnen instaan voor de basisdienstverlening. Voorts is het belangrijk dat er samenwerking is tussen de verschillende bedrijven en sectoren om duurzaam werken in de praktijk te brengen. Informatiedoorstroming is hierbij essentieel. Indien één sector een duurzame cao onderhandelt heeft is het belangrijk dat de vakbond hierover communiceert met andere sectoren opdat deze hiervan kan leren.
-8-
Duurzaam werken
4 Over cao’s en sectorconvenanten Via het CPB en de OR kan het concept ‘duurzaam werken’ goed ingevuld worden maar ook via de andere vormen van sociaal overleg kan heel wat gerealiseerd worden, denk maar aan de collectieve arbeidsovereenkomsten en de sectorconvenanten. Dit is dus een oproep aan alle syndicalisten die betrokken zijn bij deze vorm van overleg.
4.1 Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) Sociaal overleg resulteert meestal in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s). Dat is een overeenkomst die tussen werkgeversvertegenwoordigers en afgevaardigden van werknemers (ABVV, ACV, ACLVB) wordt gesloten om de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van individuele contracten te regelen. Naast lonen en bepaalde voordelen kunnen zeer uiteenlopende onderwerpen worden opgenomen zoals werkzekerheid, opleiding, sociale begeleiding, inspraak in de onderneming en zo meer. Cao’s vormen met andere woorden een aanknopingspunt om maatregelen af te spreken die een sector en de bedrijven binnen deze sector, duurzamer kunnen maken. Cao’s kunnen, behalve in een sector, ook op nationaal of ondernemingsvlak worden gesloten. Zij gelden voor alle werknemers en werkgever(s) in respectievelijk een bepaalde onderneming, sector of het hele land. Een overzicht van de verschillende cao’s op verschillende niveau’s: Op niveau van de onderneming: bedrijfs-cao Op het niveau van de onderneming of een groep ondernemingen kunnen bedrijfsovereenkomsten worden gesloten tussen directie en vakbond. Vakbondsafgevaardigden, militanten en leden moeten bij het bedrijfsoverleg worden betrokken (de manier waarop verschilt sterk van sector tot sector, van bedrijf tot bedrijf), maar de eigenlijke ondertekening van de bedrijfs-cao moet door de vakbondssecretarissen gebeuren. Enkel zij kunnen de vakbond binden aan een akkoord met de patroons. Op bedrijfstak- en sectorniveau: sectorale cao De Paritaire Comités (PC’s) vormen de belangrijkste pijlers van het sectorale overleg in België. Momenteel bestaan er zo’n 100 PC’s die zich over bijna alle bedrijfstakken uitstrekken. Iedere onderneming (en dus iedere werknemer) behoort tot één van deze paritaire comités (Voor een online overzicht met links naar de paritaire (sub)comités, zie: http://www.meta.fgov.be/pc/pce/pcep/nlcep11.htm). In deze paritaire comités worden sectorale cao’s afgesloten die gelden voor alle werknemers van een welbepaalde sector. -9-
Duurzaam werken Op centraal niveau: interprofessionele cao De Nationale Arbeidsraad (NAR) en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) vormen samen de koepel van de overlegstructuur tussen werknemers en werkgevers in België. Representatieve vertegenwoordigers van werknemersorganisaties (vakbonden) en werkgeversorganisaties zetelen in beide raden. Binnen de NAR worden interprofessionele collectieve arbeidsonderhandelingen (cao's) afgesloten, die voor alle sectoren en bedrijven en dus voor alle werknemers in België bindend zijn. In de CRB overleggen de sociale partners over de algemene economische toestand (zo is o.a. wettelijk bepaald dat de CRB moet vaststellen of de concurrentiepositie van de bedrijven in het gedrang komt).
foto: Rob Stevens (ACV)
Groep van tien: interprofessionele akkoorden Buiten de formele overleginstanties komen de leidende instanties van werknemers- en werkgeversorganisaties regelmatig samen. Deze zogeheten ‘groep van 10’ is essentieel voor de relaties tussen de sociale partners onderling en met de federale regering. Hier worden de InterProfessionele Akkoorden (IPA’s) afgesloten. Deze centrale akkoorden dienen als minimumcriteria voor het regeringsbeleid en voor de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers op sectorniveau, als leidraad bij hun onderhandelingen. Concrete uitwerking gebeurt via regelgeving (wetten en besluiten) en hierboven besproken interprofessionele cao’s en sectorale cao’s. Uiteenlopende thema’s Bovenstaande cao’s vormen dus een aanknopingspunt om maatregelen af te spreken die een sector en de bedrijven binnen de sector, duurzamer kunnen maken. Er is reeds al wat werk verricht want de laatste jaren bespeuren we uiteenlopende onderwerpen in de afgesloten cao’s die verder gaan dan loonovereenkomsten: Permanente vorming: In 2001-2002 werd gestreefd naar een vormingsinspanning van 1,6% van de loonkosten. De meeste sectoren hadden echter tijdens de overlegronde 19992000 hun bijdragen reeds verhoogd, en beslisten hun inspanningen niet verder op te voeren. Enkele sectoren gingen in tegen deze tendens en verdiepten hun opleidingsbeleid.
- 10 -
Duurzaam werken Opleiding en vorming van risicogroepen: In de sectorale akkoorden 1999-2000 hebben tal van sectoren hiervoor extra inspanningen geleverd - hetzij door minstens 0,10% van de loonkost of door een striktere definiëring van risicogroep. Mobiliteit: De wettelijke tussenkomst werd in het interprofessioneel akkoord 2000 tot 60% verhoogd. Enkele sectoren stimuleerden in de sectorale onderhandelingen 2001-2002 het gebruik van het openbaar vervoer bij hun werknemers door een hogere terugbetaling van het abonnement. Een aantal sectoren voerde ook een fietsvergoeding in.
Personeelsbeleid en diversiteit is een ruim concept, met diverse subthema’s die als aangrijpingspunt kunnen dienen tijdens de sectorale onderhandelingen. Gezinsvriendelijke bedrijven: vele sectoren hebben het (minimale) tijdskrediet van 1 jaar uitgebreid voor hun werknemers. Arbeidsmarktbewust personeelsbeleid: opleidingskansen geven aan werkzoekenden. Diversiteit: bv. een racismevrij ondernemingsbeleid uitwerken. Leeftijdsbewust personeelsbeleid: de bestaande sectorale eindeloopbaanregelingen werden voor 2001-2002 in de meeste bedrijfstakken verlengd. Oprichting sectorale pensioenfondsen: Nieuw in de sectorale onderhandelingen 20012002 was de oprichting van sectorale pensioenfondsen. Om de bedrijfstakken te stimuleren eigen pensioenfondsen op te richten, werd met de regering overlegd de bijdragen niet in de loonnorm op te nemen. Een aantal sectoren namen alvast het voortouw. Voorbeeld: eerste duurzame cao bij L’Oréal in Libramont – 12 juli 2001 Op 12 juli 2001 werd bij L’Oréal in Libramont (650 werknemers) een historische cao op bedrijfsniveau afgesloten. Voor het eerst kreeg een eerder abstract begrip als duurzame ontwikkeling, een concreet gezicht in een bedrijf. De nadruk op een mensvriendelijk personeelsbeleid hoeft niet haaks te staan op het economisch streven van een bedrijf. Werknemers die last hebben van spier- en gewrichtsaandoeningen door bandwerk, krijgen binnen het bedrijf een omscholing om met nieuwe technologieën om te gaan. Ook wordt de nodige aandacht besteed aan de negatieve gevolgen van stress en flexibiliteit. Jonge bestaansminimumtrekkers en langdurig werklozen uit de streek krijgen in het bedrijf een opleiding tot inpakker of vorkheftruckchauffeur. Kaderleden geven hun kennis door aan lokale kmo’s en sociale werkplaatsen. Een werkgroep Mobiliteit werd opgericht, die probeert o.a. carpoolen te stimuleren (ook al betaalt het bedrijf de taxirit van en naar het station). Er komt ook een jaarlijkse milieubalans, naast de reeds bestaande sociale en financiële balans. In deze milieubalans worden de vorderingen aangegeven op het vlak van minder verbruik van elektriciteit en water en een geringere afvalproductie. Meer info: FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg: http://meta.fgov.be/pa/nla_index.htm - 11 -
Duurzaam werken 4.2 Sectorconvenanten Naast de cao is er ook de sectorconvenant als onderhandelingsinstrument voor syndicalisten die duurzame aspecten in hun sector willen loodsen. Het gaat hier om een Vlaamse maatregel, gebaseerd op het Vlaams werkgelegenheidsakkoord van 12 februari 2001. Opgelet: de sectorconvenant is niet hetzelfde als de sectorale cao. Waar de cao een afdwingbare overeenkomst is tussen de sociale partners, is bij de sectorconvenant ook de overheid betrokken en is ze eerder vrijblijvend. Niemand wordt verplicht een sectorconvenant af te sluiten. Indien een sector een sectorconvenant afsluit krijgt ze wat meer ruimte betreffende de precieze invulling ervan terwijl een cao nauwgezet opgevolgd moet worden. Een sectorconvenant wordt dus afgesloten tussen de sociale partners van één bepaalde sector en de Vlaamse regering. Opvallend is ook dat sectorconvenanten niet meteen over koopkracht in de strikte economisch zin van het woord gaan. Door zo’n sectorconvenant te ondertekenen, verbindt een sector zich ertoe engagementen te nemen die betrekking hebben op minstens één van de vier volgende thema’s: het verhogen van de arbeidsdeelname van kansengroepen en het diversiteitsbeleid; het verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt; het bevorderen van opleiding, competentiemanagement en loopbaanontwikkeling; het versterken van het mobiliteitsbeleid. Iedere sector kan zijn eigen accenten leggen. In ruil voor hun engagement krijgen de sectoren de hulp van sectorconsulenten die moeten zorgen voor de uitvoering van het convenant. Reeds vanaf 2002 konden de sectoren zo’n convenant afsluiten. En het moet gezegd, er zijn er heel wat op ingegaan. Tot op heden zo’n 25 sectoren. Dat komt neer op zo’n 70% van de Vlaamse arbeidsmarkt op basis van het aantal werknemers in Vlaanderen. De voornaamste sectoren die nog ontbreken in het lijstje van de sectorconvenants zijn o.a. de sector van de wasserijen, de sector van de schoonmaak, de distributiesector, de sector van de internationale handel en de sector van de verzekeringen en banken. Een aantal van deze sectoren (o.a. distributie, schoonmaak, …) heeft een relatief belangrijk potentieel van laaggeschoolden waardoor de mogelijkheid tot inschakeling van laaggeschoolden op de arbeidsmarkt kan worden verhoogd. Als afgevaardigde is het belangrijk op de hoogte te zijn van het feit of je sector zo’n sectorconvenant heeft afgesloten en zo ja, hoe lang de convenant nog geldt. Een overzicht van welke sectoren reeds een convenant afgesloten hebben is te vinden op: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_convenants.htm. Je kan er tevens zien hoe lang de convenant nog loopt. Indien je sector nog geen convenant afsloot is je kans nog niet verkeken. Op 31 maart 2003 sloten de sociale partners en de Vlaamse regering immers een Vlaams Akkoord 2003-2004. In dit Akkoord is bepaald dat de maatregel van de sectorconvenants in 2004-2005 wordt verlengd en uitgebreid tot nieuwe sectoren. Om de sociale partners op weg te helpen heeft de administratie een aangepast model van de sectorconvenant en bijhorend actieplan ontworpen die als inspiratie en voorbeeld - 12 -
Duurzaam werken kunnen dienen voor de sectoren. Alle sectoren moeten immers zowel een sectorconvenant opstellen waarin de krijtlijnen en thema’s staan als een sectoraal actieplan die een reeks voorstellen en concrete acties omvat ter aanvulling van het convenant. De voorbeeldmodellen van deze documenten, vormen de basis voor de onderhandelingen met de sectoren die in het najaar 2004 starten over het afsluiten van nieuwe convenants en verlenging/vernieuwing van bestaande convenants (www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_modelconvenant.htm). De overheid roept de sectoren op om vooral aandacht te hebben voor de thema’s diversiteit en mobiliteit. Wat betreft mobiliteit heeft ongeveer de helft van de sectoren een engagement genomen om initiatieven te nemen die de mobiliteit van werkzoekenden en werknemers ten goede komen bijvoorbeeld een uitzendbus om werkzoekenden te vervoeren naar bedrijventerreinen, een sectoraal mobiliteitsplan, … . Diversiteit gaat over het toeleiden en opleiden van kansengroepen. Hier engageren al heel wat sectoren zich tot een zeer brede waaier van initiatieven en concrete acties o.a.: werknemers uit de kansengroepen opleiden waarvan ten minste een bepaald percentage allochtonen, gratis aanbieden van taalcursussen, opleidingen aanpassen aan de noden van arbeidsgehandicapten, campagnes opstarten om leeftijdsbewust personeelsbeleid in bedrijven te bevorderen en zo meer. Verder in deze brochure vind je nog fiches over de thema’s mobiliteit en diversiteit. Meer info: Website van de Vlaamse gemeenschap: www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_situering.htm
- 13 -
Duurzaam werken
5 Suggesties In de deelhoofdstukken hierna doen we een aantal duurzaamheidsuggesties die enerzijds op korte termijn in een bedrijf haalbaar zouden kunnen zijn. Anderzijds bespreken we enkele thema’s die op langere termijn eventueel in cao’s, bij voorkeur op sectorniveau, kunnen worden opgenomen. Zoals gezegd is deze brochure een bundeling van tips die mensen aan het denken kan zetten om duurzaamheid in de eigen werkomgeving toe te passen. Vanzelfsprekend is dit slechts een greep uit het aanbod. Er kunnen nog héél wat andere aspecten opgenomen worden, ieder bedrijf heeft ook zijn eigenheid en specifieke noden. Voel je vrij om te experimenteren met andere thema’s als dat nodig blijkt. Doel van deze publicatie is immers werknemers ideeën te verschaffen om zelf duurzaam te werken. Veel succes! Overzicht van de thema’s die aan bod komen: Duurzaam consumeren in jouw bedrijf Duurzaam produceren in jouw bedrijf Wieg tot graf benadering van een product Een sociaal aansprakelijkheidscertificaat voor bedrijven Ethisch beleggen van sectorale pensioenfondsen Sectorale Noord-Zuid clausule Duurzame mobiliteit Bodemsanering van bedrijfsgronden Bedrijventerreinen en ruimtelijke zorg Vervanging van schadelijke stoffen Syndicale informatierechten met betrekking tot energie Fonds om bij werknemers thuis energiezuinige maatregelen te financieren Mens en gezinsvriendelijkere bedrijven
- 14 -
Duurzaam werken
Suggestie 1: Duurzaam consumeren in jouw bedrijf ‘Sensibilisering rond een duurzaam aankoopbeleid’
Leden van het CPB en de OR gaan bewuster letten op het koopgedrag van het
bedrijf en gaan ook hun collega’s en/of werkgever daarop attent maken via CPB en OR.
Het is ongelooflijk wat een bedrijf allemaal aankoopt om te kunnen functioneren. Een bedrijf dat duurzaam wil werken, dient dan ook voldoende aandacht te besteden aan die aankopen door na te gaan of de producten duurzaam zijn: ‘Is bij de productie van de producten rekening gehouden met sociale en ecologische aspecten, geven ze de mogelijkheid tot een verantwoord verbruik (bv. energiezuinige toestellen)’? Zowel leden van de ondernemingsraad (OR) als leden van het comité ter preventie en bescherming op het werk (CPB) kunnen het aankoopbeleid van een onderneming beïnvloeden. CPB-leden kunnen hun voorkeur uiten voor milieuvriendelijke, sociaal verantwoorde en veilige producten. Vakbondsvertegenwoordigers in de OR kunnen het management aanmanen om mens- en milieuvriendelijke investeringen te doen. Op die manier gaan syndicalisten bewuster letten op het consumptiegedrag van het bedrijf en maken ze hun collega’s en werkgever attent op de mogelijkheden van een duurzaam aankoopbeleid in het bedrijf. Hieronder volgen een aantal suggesties voor vakbondsafgevaardigden die in hun bedrijf ‘duurzaam consumeren’ willen promoten: -Het bedrijf geeft voorrang aan duurzame producten in zijn aankoopbeleid: bij de aankoop van producten wordt rekening gehouden met sociale- en milieucriteria. Het aankoopbeleid van een bedrijf kan het best op het CPB worden besproken, omdat werknemers met deze aangekocht stoffen en producten Spaarlamp moeten werken. Vraag de hulp van de preventieadviseur en de milieucoördinator (als die er zijn). Zij kunnen het voorbereidende werk doen en stimulerend werken naar het voltallige CPB. Het is niet altijd eenvoudig na te gaan welk product het meest duurzaam is. Gelukkig zijn er een aantal websites om ons daarbij te helpen: On-line gids voor duurzame aankopen www.gidsvoorduurzameaankopen.be Deze site is in de eerste plaats bedoeld voor de aankoopdiensten van de (federale) overheid. De lijsten met criteria die er te vinden zijn kunnen van pas komen in het bestek van een offertevraag. De site kan echter iedereen helpen om ecologisch en sociaal verantwoorde aankopen te doen, vooral in de kantoor- en huishoudsfeer. Er worden regelmatig updates gemaakt.
- 15 -
Duurzaam werken Milieukoopwijzer www.milieukoopwijzer.be Deze site is opgesteld door de Bond Beter Leefmilieu en wil aankoopverantwoordelijken van scholen, lokale besturen en administraties een helder en toegankelijk instrument aanbieden om een milieuverantwoorde aankoop mogelijk te maken van de meest gebruikte producten. De koopwijzer omvat enerzijds een inhoudelijk luik, waarin per product de meest relevante milieucriteria toegelicht worden en anderzijds een praktisch luik waarin de verkrijgbaarheid aan bod komt: met lijsten van milieusparende merken en hun leveranciers.
-Milieuvriendelijk bedrijfsdrukwerk: Bij het drukken van brochures, briefpapier en andere documenten, kan het bedrijf milieuvriendelijke eisen stellen zoals het gebruik van kringlooppapier, drukken met vegetale inkten, levering in gerecycleerde kartons, verminderd verbruik van fotochemicaliën door toepassing van meer digitale druktechnieken, nabije ligging drukkerij (minder transport), duurzaam documentenbeheer (bijv. meer werken met ‘tijdloze’ documenten en losbladige systemen), standaardformaat (minder papierresten), … . -Slim papiergebruik (o.a. kringlooppapier): Ook binnen het bedrijf kan vast nog milieuvriendelijker met papier worden omgesprongen. Papier besparen kan op verschillende manieren: dubbelzijdig printen, gebruik kringlooppapier, gebruik kladpapier bij niet-definitieve afdrukken en gewoon minder printen. CPB-leden zouden hun collega’s hierop attent kunnen maken, onder meer door sensibiliserende affiches naast de printer te hangen. -Eerlijke producten: ‘Eerlijke’ koffie en thee (met fair trade label zoals bijvoorbeeld Max Havelaar) op de vergadertafel en in de kantine.
-Waterbesparende tips: Vaak volstaan enkele kleine ingrepen in het bedrijf om vele liters water te besparen: spaartoetsen in het toilet, onmiddellijk herstellen van lekkende kranen, waterbesparende douchekop, het installeren van ééngreepsmengkranen (hierdoor gaat geen water verloren met het zoeken naar de juiste temperatuur). Ook wanneer het gaat over grotere aankopen zoals een productiemachine, moeten vakbondsafgevaardigden, meestal leden van de OR, nagaan of het bedrijf de meest duurzame keuze gemaakt heeft. Leden van de OR kunnen de bedrijfsleiding immers advies geven over het investeringsbeleid van de onderneming. Zo kunnen ze hun werkgevers aansporen te kiezen voor bijv. de meest energiezuinige optie. - 16 -
Duurzaam werken In vele bedrijven werken onderaannemers, denk maar aan onderhoudsmensen en herstellers van machines. Het is belangrijk dat ook zij ‘veilige’ producten meebrengen en gebruiken. Als afgevaardigde kan je hen daar attent op maken, want zij kennen niet altijd de reglementering van het bedrijf. Spreek er ook je milieucoördinator of preventieadviseur over aan zodat zij afspraken kunnen laten opnemen in het contract. Meer info: -OVAM (de openbare afvalstoffenmaatschappij) heeft in 2001 een ‘handboek milieubewust consumeren’ uitgegeven. Doel was alle beschikbare kennis en informatie over de milieuimpact van 10 productgroepen te verzamelen en verspreiden. De brochure is gratis te downloaden en te bestellen op
[email protected]. -www.koopfairtrade.be -www.gidsvoorduurzameaankopen.be -www.milieukoopwijzer.be -Oxfam-Wereldwinkels: www.oww.be Lees ook: -Suggestie 2: Duurzaam produceren -Suggestie 3: Wieg tot graf benadering van een product -Suggestie 4: Sociaal aansprakelijkheidscertificaat
- 17 -
Duurzaam werken
Suggestie 2: Duurzaam produceren in jouw bedrijf
Leden van het CPB en de OR gaan via hun informatie- en adviesrechten na of
het productieproces in hun bedrijf wel duurzaam verloopt. Ze trachten eveneens via het CPB en de OR hun werkgever en/of collega’s attent te maken op de noodzaak van een duurzame productiewijze.
Bedrijven moeten bij de productie van hun producten trachten zo weinig mogelijk ecologische en sociale schade toe te brengen. Hiervoor kunnen ze onder meer een beroep doen op de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Dit zijn technieken waarbij de impact op het milieu zoveel mogelijk beperkt wordt en die tegelijkertijd economisch haalbaar zijn. De vakbond, en meer bepaald de OR en het CPB, heeft via de informatie en adviesrechten die ze heeft verworven (zie pagina 7), de taak op zich genomen om na te gaan of het bedrijf duurzaam produceert: OR-leden kunnen het bedrijf bijvoorbeeld aanspreken over het inkrimpen van het bedrijfsafval, energie-efficiëntie of het integraal waterbeheer. Ze hebben immers de bevoegdheid om het bedrijf advies te geven over milieu-investeringen, onderzoek en ontwikkeling en de toekomstverwachtingen van het bedrijf. Ook het CPB kan toezien op het milieu- en preventiebeleid van het bedrijf bijvoorbeeld naar aanleiding van de jaarlijkse milieuvergadering waar het milieujaarverslag en het verslag van de milieucoördinator besproken worden. Beter is echter om milieuaspecten regelmatig op het CPB ter sprake te brengen en niet te wachten tot op de jaarlijkse vergadering.
Afgevaardigden hebben de handen vol met het opvolgen van het gewone vakbondswerk en het preventiebeleid van hun onderneming. De vaak technische materie maakt het er niet eenvoudiger op. Toch is het enorm belangrijk om als vakbondsafgevaardigde aandacht te - 18 -
Duurzaam werken hebben voor het milieubeleid in je bedrijf. Milieuvervuiling leidt immers onvermijdelijk tot gezondheidsklachten (voor werknemers, consumenten en buurtbewoners) en bedrijven die het niet nauw nemen met het milieu riskeren hun milieuvergunning kwijt te raken (en dus spelen ze met de tewerkstelling van hun werknemers). Bovendien spelen ze met de reputatie van hun bedrijf: consumenten worden immers (terecht) meer en meer milieubewust.
-MILIEUCHECKLISTvoor de vakbondsafgevaardigde Tot welke klasse behoort je bedrijf? Moet je bedrijf een milieuvergunning hebben en zo ja, is er een vergunning? Wanneer vervalt de huidige vergunning? Staan er bijzondere voorwaarden in de vergunning, die specifiek aan jouw bedrijf zijn opgelegd? Krijgen de vakbondsafgevaardigden een exemplaar van het milieujaarverslag en het jaarlijks actieplan (JAP) en dergelijke (zie ook pagina 7)? Is er in je bedrijf een milieucoördinator? Wie is bevoegd voor milieuaangelegenheden indien er geen milieucoördinator is aangesteld? Wie is de preventieadviseur (verplicht) in je bedrijf? Zijn er al klachten (geluid, stank, …) van omwonenden gesignaleerd. Hoe reageert het bedrijf hierop? Heb je zicht op de emissies in de lucht en de lozingspunten van je bedrijf? Weet je of voor bepaalde stoffen de normen overschreden worden? Heb je zicht op de kwaliteit van de binnenlucht in je bedrijf? Worden de wettelijke grenswaarden terzake gerespecteerd? Zijn de terreinen of het grondwater waarop het bedrijf is gevestigd vervuild en zo ja is er al gesaneerd of is men het van plan? Heb je zicht op de emissies in het afvalwater en de lozingspunten van je bedrijf? Weet je of voor bepaalde stoffen de normen overschreden worden? Wordt er gewerkt aan een zuiniger gebruik en hergebruik van water in het bedrijf? Wordt er bijvoorbeeld gebruik gemaakt van gesloten watersystemen? Wordt er getracht zo weinig mogelijk afval te produceren en wordt het afval naderhand gesorteerd? Is er in je bedrijf sprake van geluidsoverlast, geuroverlast of lichthinder? Komen er werknemers in contact met stralingen? Worden er giftige, kankerverwekkende of agressieve producten gebruikt of geproduceerd in je bedrijf? Wordt er veilig mee omgesprongen? Voorgaande checklist kan je helpen om het milieubeleid in je onderneming beter op te volgen en niets over het hoofd te zien. Indien je vragen hebt over het milieu- en preventiebeleid van je onderneming, aarzel dan niet om aan te kloppen bij de milieucoördinator of preventieadviseur van je bedrijf. Ook de secretaris van je vakbond kan je verder helpen.
- 19 -
Duurzaam werken
Meer info: -Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest (alle info over de milieuwetgeving): www.emis.vito.be -Vlaamse navigator milieuwetgeving: hier is alle milieuwetgeving terug te vinden: http://www.emis.vito.be/navigator/ -Milieu en gezondheid in en om de onderneming: een syndicaal actiepunt (november 2003)! Dit is een uitgave van Arbeid en Milieu vzw en is gratis aan te vragen bij je vakbond of bij Arbeid en Milieu. Lees ook: -Suggestie 1: Duurzaam consumeren -Suggestie 3: Wieg tot graf benadering van een product: -Suggestie 4: Sociaal aansprakelijkheidscertificaat
- 20 -
Duurzaam werken
Suggestie 3: Wieg tot graf benadering van een product
Via sectorale cao’s meer informatierechten afdwingen (zowel op sociaal als
milieuvlak) over de gehele productieketen van een product.
Vorige suggesties richtten zich specifiek tot het productieproces binnen het bedrijf maar duurzaam werken houdt meer in. Voor ieder vervaardigd product moeten zowel de milieu als sociale aspecten voor de hele productieketen worden bekeken. Bedrijven concentreren zich in de praktijk nog teveel op het eigen bedrijf, het eigen productieproces, en houden geen rekening met het milieubeleid en de sociale omstandigheden van hun onderaannemers en leveranciers. ‘Stroomopwaarts’ speelt bijvoorbeeld de manier waarop grondstoffen worden gewonnen een rol, of hoe wordt omgesprongen met werknemersrechten en met kinderarbeid bij leveranciers. ‘Stroomafwaarts’ kan men niet rond zaken als productveiligheid, het energiegebruik van een product en afvalbeheer. Voorbeeld
In een bedrijf worden autozetels gemaakt. De productie ervan in het bedrijf gebeurt op de juiste sociale en ecologische manier: arbeidsrechten worden gerespecteerd, werknemers worden billijk betaald, er wordt met de Beste Beschikbare Technieken (BBT) gewerkt, het milieu wordt minimaal belast. Tot daar is alles in orde. De wieg tot graf benadering vraagt echter om verder te kijken: wat er aan vooraf ging en wat er tijdens en na gebruik met het product gebeurt? Werden de stoffen onder correcte sociale omstandigheden geweven, werd tijdens het verven het water gezuiverd, waaruit bestaat de schuimvulling, wat gebeurt er met de zetels eens ze op het autokerkhof beland zijn, enzovoort. Wie echt verantwoord een product wil vervaardigen en verkopen, kan dus niet anders dan de volledige keten ervan in ogenschouw te nemen. De gezondheidsaspecten, de milieuaspecten en de sociale aspecten moeten ook buiten de muren van het bedrijf gerespecteerd worden. De vraag is wel: ‘Hoe doe je dit? Hoe kom je te weten hoe de productieketens van de verschillende producten die door je bedrijf vervaardigd worden er uitzien?’ Dat is inderdaad niet eenvoudig! Het bedrijf zelf kent meestal slechts een klein deel van deze keten, met name de directe toeleveranciers. Weinig bedrijven weten hoe de hele productieketen eruit ziet, ze willen hiervoor ook geen verantwoordelijkheid opnemen. Dat laten ze aan hun leveranciers over. Als afgevaardigde kan het nuttig zijn om de productieketens van je bedrijf wat nader te bekijken en/of er vragen over te stellen aan de bedrijfsleiding. Een handig hulpmiddel hierbij is de brochure die het Centrum voor Duurzame Ontwikkeling (CDO) ontwikkeld heeft. Aan de hand daarvan kan je de volledige productieketen in je bedrijf nagaan, maar - 21 -
Duurzaam werken ook in de bedrijven die grondstoffen leveren aan jouw bedrijf. De brochure behandelt onder meer milieuthema’s als luchtverontreiniging en geurhinder, maar ook sociale zaken als kinderarbeid en lonen worden onder de loep genomen. Aanvragen kan op: http://cdonet.ugent.be/product/onderzoek/brochure.htm. Een eenvoudigere manier om na te gaan of je bedrijf of een toeleverancier de sociale en ecologische regels respecteert, is te achterhalen of jouw bedrijf of de toeleverancier één of ander keurmerk behaald heeft. Zo zijn er sociale labels/certificaten, milieulabels/certificaten en labels die een erkenning van duurzaam beheer geven. Een label wordt meestal toegekend aan een product terwijl een certificaat voor een gans bedrijf geldt. In suggestie vier gaan we dieper in op een aantal sociale labels/certificaten. Zo heeft de Belgische overheid een eigen label geïnstalleerd: het ‘social label’ (www.social-label.be). Een dergelijk label is een bewijs dat over de gehele productieketen, de fundamentele IAO conventies gerespecteerd zijn. De aanvraag van een sociaal label zet het bedrijf aan tot een sociaal verantwoord ketenbeheer. Een voorbeeld van een ecolabel is het Europese ecolabel 'De Bloem' dat sinds 1992 wordt toegekend aan producten die gedurende de volledige levenscyclus minder schade aan het milieu berokkenen (europa.eu.int/comm/environment/ecolabel).
Informatie Om te achterhalen of jouw bedrijf rekening houdt met de volledige productieketen van het product en de checklist van het Centrum Duurzame Ontwikkeling (CDO) te kunnen invullen, heb je informatie nodig. Pas als je alle informatie hebt over de stroomopwaartse en de stroomafwaartse handelingen, kan je een ketenanalyse maken van de producten die in je bedrijf worden vervaardigd en/of verkocht. Tracht daarom het recht op die informatie vast te leggen in een sectorale cao. Op die manier verkrijg je transparantie over de productieketen. Om goed te kunnen onderhandelen over deze bijkomende inforechten, moet over de bedrijven (en de vakbonden) heen overleg gepleegd worden om: Te onderzoeken waaruit de productieketen van je bedrijf/sector mogelijkerwijs zou kunnen bestaan. De checklist kan hiervoor een handig hulpmiddel zijn. Het helpt om zorgvuldig te kunnen nadenken over de weg die het product dat je bedrijf verkoopt, heeft afgelegd. Een gezamenlijk standpunt hieromtrent te vormen. Eens je dit recht hebt verworven en bijgevolg zicht hebt op de volledige keten, heb je het materiaal in handen om te onderhandelen, om druk uit te oefenen. - 22 -
Duurzaam werken Volgend lovenswaardig voorbeeld van de kleding en de confectiesector kan misschien ook in jouw sector toegepast worden:
Gedragscode in de kleding en confectiesector met betrekking tot sociaal verantwoorde productie In de confectiesector (paritair comité nr. 109) werd in mei 2003 een cao afgesloten tussen werkgevers en vakbonden waarbij de ondertekenende partijen zich verbinden om alle confectie-ondernemingen aan te sporen om in de volledige productieketen (eigen onderneming, onderaannemer, contractant, hoofdleverancier, licentiehouder, …) de conventies van de IAO na te leven (o.a. geen dwangarbeid, verbod op kinderarbeid, behoorlijke werkomstandigheden). De sociale partners willen met deze gedragscode ijveren voor een sociale Belgische kleding- en confectiesector. Zowel de werknemersorganisaties als de werkgeversorganisaties zijn er immers van overtuigd dat aandacht voor menswaardige levensomstandigheden essentieel is voor een duurzame economie en samenleving. Met deze gedragscode verbinden de sociale partners zich ertoe om zowel de werkgevers als de werknemers degelijk te informeren over de inhoud van deze gedragscode en om een aantal eigen en gemeenschappelijke acties op te zetten die binnen het paritaire comité besproken zullen worden. Daartoe wordt een stappenplan opgesteld. De partijen engageren zich eveneens om gezamenlijke stappen te zetten opdat een haalbaarheidsstudie kan worden gestart om de IAO de controle van de arbeidsomstandigheden in de ondernemingen toe te kennen. De gedragscode is er in de confectiesector gekomen ter vervanging van allerhande labels die veel bedrijven in andere sectoren behalen. Omdat confectiebedrijven zich kenmerken door voortdurend wisselende producten met een zeer korte productieduur duurt de toekenning van allerhande labels soms langer dan de ontwerp- en productiefase samen. Daarnaast zijn de kostprijs en opvolging van dergelijke labels voor het gemiddeld Belgisch confectiebedrijf (meestal KMO’s) te duur. Meer info: -Centrum Duurzame Ontwikkeling: http://cdonet.ugent.be/ Lees ook: -Suggestie 1: Duurzaam consumeren -Suggestie 2: Duurzaam produceren -Suggestie 4: Sociaal aansprakelijkheidscertificaat
- 23 -
Duurzaam werken
Suggestie 4: Een sociaal aansprakelijkheidscertificaat voor bedrijven
Via een sectorale cao kunnen bedrijfssectoren er naar streven dat alle
bedrijven in hun sector op termijn sociale producenten zullen worden. De bedrijven kunnen dit bijvoorbeeld doen door een sociaal aansprakelijkheidslabel te verwerven.
In suggestie 3 hebben we het sociale aansprakelijkheidscertificaat al kort aangehaald. Omdat het thema zo belangrijk is, gaan we er hier nog wat dieper op in. Want duurzaam werken houdt ook in dat het bedrijf aandacht heeft voor sociale thema’s als kinderarbeid, arbeidsomstandigheden en rechtvaardige verloning. En dit niet alleen in de Vlaamse vestigingen van het bedrijf, maar in al de vestigingen, waar ook ter wereld. Bedrijven die zich echt willen engageren betreffende duurzaam werken kunnen proberen een sociaalaansprakelijkheidslabel te bekomen. Dat bewijst dat een product in sociaal eerlijke omstandigheden werd vervaardigd. We stellen je een tweetal certificaten voor:
Het SA 8000 certificaat Het SA 8000 certificaat werd ontwikkeld door de Amerikaanse organisatie Social Accountability International (SAI). SA staat dus voor social accountability of ook sociale aansprakelijkheid. Doel is de arbeidsomstandigheden in bedrijven wereldwijd te verbeteren. Een bedrijf dat een certificaat wil behalen, moet aan een aantal sociale criteria voldoen – en dit geldt op termijn ook voor al de onderaannemers en leveranciers van het bedrijf. Het merendeel van deze criteria zijn gebaseerd op conventies van de internationale arbeidsorganisatie (IAO). Het certificaat richt zich op negen kernthema’s: kinderarbeid, gedwongen arbeid, gezondheid en veiligheid, compensatie, arbeidsuren, discriminatie, discipline, vrije vereniging en collectieve afspraken en managementsystemen. Bedrijven die - 24 -
Duurzaam werken graag een dergelijk SA 8000 certificaat willen behalen, worden gecertificeerd door een onafhankelijk controleorganisme dat daartoe erkend is. Dat controleorganisme onderzoekt of een bedrijf dat een SA certificaat wil, aan de normen voldoet. Het onafhankelijke controleorganisme moet overigens advies inwinnen bij vakbonden en NGO’s vooraleer ze een bedrijf een certificaat kan toewijzen. Tenslotte moet het controleorganisme ook klachten- en beroepsmogelijkheden voorzien waar individuele werknemers, organisaties, en andere betrokkenen terecht kunnen ingeval gecertificeerde bedrijven activiteiten aan de dag zouden leggen die onverenigbaar zijn met het SA 8000 certificaat. Eens een bedrijf het certificaat behaald heeft, mogen ze ermee uitpakken naar hun consumenten door een label aan te brengen op hun producten. Gecertificeerde bedrijven worden aan een halfjaarlijkse controle-audit onderworpen. Meer info over het SA 8000 certificaat is te vinden op www.cepaa.org.
In augustus 2004 waren 430 bedrijven SA 8000 gecertificeerd, in 44 industriële sectoren en verspreid over 40 landen. In België zijn zowel het uitzendkantoor Randstad als de lingerieproducent Van De Velde gecertificeerd:
Van De Velde pakt uit met schone lingerie De lingerieproducent Van De Velde uit het Oost-Vlaamse Schellebelle kreeg in december 2003 als eerste kledingbedrijf in ons land het SA 8000 label toegekend. Het zijn de vakbonden die Van De Velde zo ver hebben gekregen door het belang van een duurzaam ondernemerschap herhaaldelijk aan te kaarten bij de bedrijfsleiding. Tot nog toe (eind 2004) beschikt enkel de Belgische afdeling over het SA 8000 label. Het is de bedoeling om ook de productie-eenheden in Hongarije, China en Tunesië door te lichten. De Belgische Van De Velde werknemers vinden immers dat ook hun buitenlandse collega’s recht hebben op werk in sociaal aanvaardbare omstandigheden. Ze hopen ten laatste begin 2005 ook voor hen het label te behalen. Het wordt zonder twijfel moeilijker om aan de SA 8000normen te voldoen in de lageloonlanden waar Van De Velde voornamelijk produceert, dan in de afdeling in België. In België vindt immers maar zo’n 7% van de productie plaats. Toch zien de Belgische textielbonden geen grote problemen, op het gebrek aan sociaal overleg na. Het ‘spreekrecht’ van de werknemers, en dus de betrouwbaarheid van een audit die ter plaatse de situatie op de werkvloer onderzoekt, is in Tunesië, China en Hongarije ook veel beperkter dan bij ons. Daarom heeft de Textielbond ACV Textura nu gesprekken met plaatselijke vakbondsmensen om hen voor te bereiden op de audit. Als Van De Velde het SA 8000 certificaat haalt voor zijn buitenlandse productievestigingen, kan het bedrijf een voorbeeldfunctie vervullen voor de andere Belgische bedrijven, zeggen de bonden. Meer info: ACV-Textura, Oude Vest 146, Dendermonde, tel: 052/25 95 70, Carl De Clercq.
- 25 -
Duurzaam werken Het Belgisch sociaal label Met de wet van 27 februari 2002 ter bevordering van een sociaal verantwoorde productie, heeft de Belgische overheid het initiatief genomen om zelf een keurlabel te creëren. Er gaan immers steeds meer stemmen op, niet in het minst van de vakbonden, voor een toezicht van de overheid op de sociale labels. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij het SA 8000-label. Het Belgische Sociaal Label zal tevens niet worden toegekend aan een bedrijf in zijn geheel maar zal worden toegekend aan producten of diensten van een bedrijf, waarbij tijdens alle fases van het productieproces, dus in alle bedrijven die deel uitmaken van de gehele productieketen, de belangrijkste sociale rechten van de arbeiders gerespecteerd worden. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de meeste producten niet in één bedrijf in één land worden geproduceerd, maar in een hele productieketen waarbij verschillende ondernemingen betrokken zijn. Om het Belgisch Sociaal Label te bekomen, moeten de producten vervaardigd zijn in omstandigheden waar respect geldt voor vakbondsvrijheid, het verbod geldt op dwangarbeid, het verbod geldt op discriminatie, en de strijd tegen kinderarbeid. Elk bedrijf kan de toekenning van het sociale label aanvragen voor een product dat door haar vervaardigd en/of gecommercialiseerd wordt en dat in België op de markt wordt gebracht. Het ministerie van Economische zaken onderzoekt dan of voldaan werd aan de criteria vastgesteld in de wet, en kent het label toe of weigert het. Iedere drie jaar wordt een nieuwe officiële controle uitgevoerd, om het label te hernieuwen. In de tussenliggende periode kan al wie vaststelt dat de voorwaarden voor het toegekende sociaal label niet nageleefd worden, een klacht indienen. Meer info over het Belgisch sociaal label is te vinden op www.sociaal-label.be. Randstad Belgium Randstad is in België een toonaangevende human resources dienstverlener. Het bedrijf zet dagelijks 18.600 mensen aan het werk en heeft 925 permanente medewerkers en 120 kantoren verspreid over het hele land. Op acht december 2003 verkreeg Randstad Belgium het Belgisch Sociaal Label. Dit betekent dat binnen de gehele productieketen de 8 basisconventies van de IAO gerespecteerd worden. Voor Randstad leek het een logische stap om zich te verbinden aan dergelijk initiatief. Het bedrijf wil immers een voortrekkersrol blijven spelen, zowel in de eigen sector als op algemeen economisch niveau. Randstad Belgium werd in 2003 niet minder dan acht keer geauditeerd. Sommige van deze audits werden uitgevoerd voor het verkrijgen van het SA 8000 certificaat. Elk van deze audits met hun bijbehorende verslagen stelt Randstad in staat de lat steeds hoger te leggen voor de toepassing van en het respect voor alle kwaliteitsnormen, veiligheidsnormen en ethische normen. Wat betreft de norm op non-discriminatie bijvoorbeeld, werkte Randstad in 2002 mee aan 19 “sociale cohesieprojecten” in samenwerking met de overheid, de sociale economie, de sectoren en de bedrijven. Het resultaat was de duurzame tewerkstelling van 850 oorspronkelijk kansarme werknemers. Veertien procent van de Randstad-uitzendkrachten had tevens een andere dan de Belgische nationaliteit. Meer info: Benoit Van Grieken; 02/474 60 22;
[email protected]
- 26 -
Duurzaam werken En jouw bedrijf? De impact van sociale labels en certificaten groeit. Steeds meer bedrijven erkennen de voordelen van het systeem, zowel voor de werknemers (garantie van goede arbeidsomstandigheden) als voor de bedrijfsleiding (creatie van een goed bedrijfsimago, minder arbeidsongevallen). Als afgevaardigde kan je het beleid van je bedrijf attent maken op het bestaan van dergelijke labels en certificaten en polsen naar de intenties om zo’n keurmerk aan te vragen. Je kunt wijzen op het economisch voordeel dat er een markt van bewuste klanten bestaat die graag kiezen voor een product die op een sociaal rechtvaardige manier tot stand is gekomen. Een sociaal keurmerk hoeft dus geen bijkomende last voor het bedrijf te zijn. Integendeel, het kan zich zelfs vrij vlug vertalen in nieuwe afzetmogelijkheden. Dit kan op zijn beurt andere bedrijven aanzetten om ook te streven naar een dergelijk label of certificaat.
Ambitieuzer zou zijn dat alle bedrijfssectoren in een sectorale cao laten opnemen dat de bedrijven in hun sector er op termijn naar zullen streven sociale producenten te worden en dit te bewijzen door een label te behalen. Let wel: een sociaal label is alleen een bewijs van goed sociaal beheer en zegt niets over het milieubeleid van de onderneming. Meer info: -Belgisch sociaal label: www.sociaal-label.be -SA 8000 certificaat: www.cepaa.org Lees ook: -Suggestie 1: Duurzaam consumeren -Suggestie 2: Duurzaam produceren -Suggestie 3: Wieg tot grafbenadering van een product
- 27 -
Duurzaam werken
Suggestie 5: Ethisch beleggen van sectorale pensioenfondsen
IJveren
voor
een
sectorale
cao
waarin
vastgelegd
wordt
dat
er
pensioenfondsen opgericht zullen worden en dat deze pensioenfondsen op een ethische manier zullen belegd worden.
Pensioenstelsel: over de eerste, tweede en derde pijler Dankzij het klassieke pensioenstelsel, de eerste pijler, heeft iedereen recht op een wettelijk pensioen. Dit wettelijke pensioen is afhankelijk van de beroepsloopbaan en is beperkt tot een bepaald plafond. Het waarborgt dat iedereen het sociale minimum krijgt. De financiering van het pensioen gebeurt op basis van een ‘enveloppesysteem’. Dit betekent dat er een solidariteit bestaat tussen de generaties: de sociale zekerheidsbijdragen van de huidige actieven worden aangewend voor de betaling van de pensioenen van de huidige gepensioneerden. Dit solidariteitsprincipe is financieel houdbaar zolang de verhouding tussen actieven en gepensioneerden relatief contant is. Het probleem is dat die verhouding meer en meer scheef groeit door de toenemende vergrijzing van onze samenleving. Enerzijds groeit de groep mensen die betaald moeten worden uit de pensioenkas van de overheid. Anderzijds groeit de groep mensen die de kas spekken, niet of toch niet even snel. De overheid is zich bewust van het probleem en heeft daarom het ‘Zilverfonds’ opgericht. Dat fonds zal in de volgende decennia aangewend kunnen worden om enerzijds de vermindering van de bijdragen van de actieven en anderzijds de verhoging van de pensioenuitgaven op te vangen.
Ten gevolge van de berekeningswijze van het wettelijke pensioen (op grond van een begrensd loon), zien de werknemers als ze met pensioen gaan hun beschikbare inkomen sterker afnemen naarmate hun vroeger loon hoog was. De invoering van een aanvullende pensioenregeling (tweede pensioenpijler) heeft dan ook tot doel het wettelijke pensioen aan te vullen en de levenstandaard van de werknemers na hun pensionering op peil te houden. Let wel: deze tweede pijler geldt alleen als aanvulling op het klassieke stelsel, niet ter vervanging ervan. Voor deze tweede pijler gaat een percentage van het loon naar een pensioenfonds, dat ofwel beheerd wordt door je bedrijf, ofwel door de sector waarin je - 28 -
Duurzaam werken werkt. Hier hebben de vakbonden een controlefunctie, als medebeheerder van die fondsen. De werknemer kan zijn pensioen dan opnemen als hij met pensioen gaat. De overheid moedigt de vorming van die aanvullende pensioenen aan. Daartoe heeft ze de Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP, 2001) goedgekeurd. De wet maakt de tweede pijler democratischer en meer solidair. De wet regelt onder meer dat iedereen moet kunnen genieten van een aanvullend pensioen (en niet alleen werknemers uit grote bedrijven en bedienden) en dat periodes van ziekte, werkloosheid, invaliditeit, enz. gelijkgesteld worden. Dat wil zeggen dat je ook in die periodes verder bouwt aan je pensioenfonds. Ook moet er een syndicaal toezicht zijn op het beheer van het fonds door middel van paritair beheer. Door de nieuwe wet krijgen de paritaire comités dus de mogelijkheid in een duidelijk juridisch kader en via sectorale regelingen te zorgen voor meer gedemocratiseerde aanvullende pensioenen. Zowel het ABVV als het ACLVB hebben brochures over de ‘Wet op de aanvullende pensioenen’. Vraag ernaar. In België zijn er reeds verschillende sectorale pensioenspaarplannen opgesteld: vb: PC 105, het paritaire comité voor de non-ferro metalen, heeft op 19/06/2001 een sectorale cao afgesloten over extra legaal pensioen (cao nr. 58393), die algemeen bindend is verklaard. Vanaf 1/1/2002 wordt jaarlijks 0,6% van de individuele brutolonen gestort in een extralegaal pensioenfonds op ondernemingsvlak. De derde pijler tenslotte heeft betrekking op de individuele aanvullende pensioenvorming, door middel van pensioenspaarformules bij banken en verzekeringsmaatschappijen. Ethisch beleggen van de pensioenfondsen De vakbonden staan achter de idee van de tweede pijler mits ze voldoen aan een aantal democratische en solidaire principes. Gedeeltelijk voorziet de wet daarin maar de vakbonden willen de solidariteit doortrekken: het geld van de aanvullende pensioenfondsen zou uitsluitend op een maatschappelijk verantwoorde manier belegd mogen worden. Dat wil zeggen dat het mag gebruikt worden voor de financiering van ondernemingen die maatschappelijk verantwoord werken en die dus de werknemersrechten respecteren en goede milieuzorgsystemen hebben. Op die manier steun je als spaarder bedrijven die inspanningen leveren voor een duurzame samenleving. Op een indirecte manier verminder je zo de sociale ongelijkheid en de druk op het milieu. Dit noemt men ethisch beleggen. Het is makkelijk te achterhalen of het pensioenfonds van je sector/onderneming het ethisch beleggen principe hanteert. Artikel 42 van de Wet op de Aanvullende Pensioenen verplicht de pensioensinstelling, of de in de cao of in het pensioenreglement aangeduide rechtspersoon, immers om jaarlijks een verslag op te stellen voor alle betrokken partijen: inrichter, werkgever en werknemer. Dit verslag moet naast de wijze van financiering, het rendement van de beleggingen, de kostenstructuur en de eventuele winstdeling ook informatie bevatten over de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de sociale, ethische en leefmilieuaspecten ervan. In België vinden we zowel binnen de cao aanvullend pensioen van de sector garages, maar ook binnen de sectoren metaalhandel, koetswerk en elektriciens een passage in verband met ethisch beleggen. Jammer genoeg zijn het slechts holle woorden en is er nog niets omgezet in de praktijk. - 29 -
Duurzaam werken Wat kan jij doen als afgevaardigde? Tracht in eerste instantie na te gaan of je sector of onderneming al een pensioenfonds heeft en zo ja of het ethisch beleggen-principe geïntegreerd is. Zoniet tracht het dan op de agenda te plaatsen van de sectorale onderhandelingsronde 2005-2006. De stappen die reeds binnen een aantal andere sectoren zijn gezet, kunnen zeker als inspiratie dienen. Indien je sector overweegt een pensioenfonds op te starten, zorg er dan voor dat er rekening gehouden wordt met duurzaamheidscriteria (sociale, ethische en leefmilieuaspecten). Vakbonden kunnen immers zeer moeilijk tolereren dat geld uit een sectoraal pensioenfonds wordt geïnvesteerd in bedrijven die fundamentele arbeidsrechten met voeten treden. Pensioenfondsen zullen zich overigens niet aansluiten bij een bestaand beleggingsfonds. Ze zoeken één of meerdere vermogensbeheerders en kunnen daarmee afspreken welke beleggingscriteria zullen worden toegepast. Dit kunnen zowel bestaande ‘ethische beleggingsproducten’ zijn (bv. het Ethibel label) als criteria op maat. Het is belangrijk dat bij de oprichting van een pensioenfonds reeds in een vroeg stadium gesproken wordt over de criteria die men wenst toe te passen. Dan kunnen deze criteria ook van bij het begin meegenomen worden in de selectieprocedure en de prijsonderhandelingen met de vermogensbeheerders. Sectoren die hun pensioenfondsen ethisch willen beleggen, kunnen voor advies terecht bij Ethibel (zie kader).
- 30 -
Duurzaam werken
Meer info Ethibel Ethibels hoofdactiviteit bestaat uit het screenen en evalueren van bedrijven op het vlak van maatschappelijke verantwoordelijkheid op vraag van ethische beleggingsfondsen maar ook op vraag van overheden, ngo’s en zo meer. Indien een bedrijf gescreend en goed bevonden is door Ethibel, wordt het opgenomen in een lijst, het zogenaamde ‘investeringsregister’. Beleggingsfondsen die uitsluitend investeren in bedrijven uit deze lijst kunnen het Europese Ethibel keurmerk krijgen. Naast het Ethibel label biedt Ethibel nog allerlei andere ethische investeringsproducten en –diensten aan. Momenteel telt ons land zo’n 35 beleggingsfondsen die zichzelf ethisch noemen. Hun aantal groeit snel. Voor meer info kan je terecht op http://www.ethibel.be; 02/206 11 11. Netwerk Vlaanderen Netwerk Vlaanderen is een pluralistische organisatie die via informatie, vorming en acties de bestaande geldcultus wil doorprikken en de noodzaak van ‘anders omgaan met geld’ wil aantonen. Op de site vind je informatie over duurzaam sparen en beleggen en de projecten die Netwerk Vlaanderen ondersteunt. Netwerk Vlaanderen ontwikkelde immers diverse duurzame spaar- en beleggingsproducten in samenwerking met banken. Netwerk Vlaanderen en Houtekiet hebben ook een ‘Gids voor ethisch sparen en beleggen’ uitgegeven. Meer info vind je op www.netwerk-vlaanderen.be. Zelf duurzaam sparen Als particulier is het uiteraard mogelijk om zelf ook ethisch te beleggen of te sparen. Verschillende banken hebben in hun beleggingsaanbod een ethisch fonds. Let wel: niet alle fondsen hebben een even diepgaand ethisch karakter. Er bestaan verschillende gradaties of – zoals ook wordt gezegd – generaties van fondsen. Indien je zou overwegen om geld te beleggen moet je zich ervan vergewissen welke kwaliteit het beleggingsfonds heeft.
- 31 -
Duurzaam werken
Suggestie 6: Sectorale Noord-Zuid clausule
Sectoren kunnen in een sectorale cao laten vastleggen dat een bepaald
percentage van de loonmassa naar een internationaal syndicaal project gaat via een sectorale Noord-Zuid clausule.
Alle Vlaamse vakbonden hebben een internationale dienst. Eén van de taken van die internationale dienst is het opzetten van ontwikkelingsprojecten in ontwikkelingslanden. De meeste projecten ondersteunen de syndicale werking in een land waar de vakbond nog niet goed vertegenwoordigd is waar andere projecten dan weer zaken ondersteunen als het uitbouwen van een onderwijsnet voor straatkinderen. De financiering van de projecten gebeurt in alle vakbonden op een gelijkaardige manier. Om te beginnen wordt er een percentage van de lidgelden in een fonds gestort ter financiering van de projecten. Daarbovenop krijgen de vakbonden nog extra middelen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. In het InterProfessioneel Akkoord (IPA 2001-2002) van 22 december 2000 vragen de sociale gesprekspartners om toegang te krijgen tot kredietlijnen en overheidssubsidies om de samenwerking met hun collega’s in de landen van Oost-Europa en de derde wereld te ondersteunen. Een vraag waar de overheid op ingegaan is. In het kader vind je een voorbeeld van zo’n internationaal project voor elk van de vakbonden.
foto: ACLVB
Sectorale Noord-Zuid Clausule Naast bovenstaande internationale werking van de vakbonden, kunnen ook de sectoren afzonderlijk een extra inspanning doen om internationale projecten uit te werken en te steunen. Dit kan bijvoorbeeld door het streven naar een sectorale Noord-Zuid clausule waarbij een bepaald procent van de loonmassa naar een internationaal syndicaal project gaat. Op dit moment (eind 2004) beschikt enkel de textiel- en de voedingssector over een dergelijke clausule.
- 32 -
Duurzaam werken Textielsector In de sectorale CAO van 30/03/2001, verlengd door de CAO van 10/04/2003, werd overeengekomen 0,05% van de loonmassa in de textielsector te reserveren voor internationale projecten. De textielvakbonden kunnen volgens een bepaalde verdeelsleutel uit deze middelen putten om samenwerkingsprojecten te financieren. Het gaat vooral om projecten die de syndicale werking ondersteunen. Voedingssector Ook de voedingssector kent zo’n sectorale Noord-Zuidclausule. Vanaf 1 januari 2002 is 0,05% van de loonmassa, geheven door het R.S.Z., bestemd voor de financiering van ontwikkelingsprojecten in de derde wereld. De projecten die met het geld gefinancierd worden moeten wel betrekking hebben op de verbetering van de voedselketen en dienen ingediend te worden door Belgische organisaties voor ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast moeten de projecten niet alleen goedgekeurd worden door de vakbonden zelf maar door het paritair comité dat dit fonds beheert. Meer info: Wil je ook solidariteitsacties opzetten om de vakbeweging in het zuiden te versterken. Vraag dan raad aan de internationale dienst van je vakbond: -ABVV - Internationale Dienst: Contact: 02/506 83 52 of mail
[email protected] -ACV - Dienst Internationale Betrekkingen en Instituut voor Internationale Arbeidsvorming (I.I.A.V.): Contact: 02/246 36 00 of mail
[email protected] -ACLVB - Beweging voor Internationale Solidariteit (BIS): Contact: 0479/27 52 93 of mail
[email protected] of surf naar www.bis-msi.be -Wil je meer weten over ontwikkelingssamenwerking in het algemeen dan kan volgende site je al heel wat verder helpen: Portaal van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging: www.11.be Enkele voorbeelden van internationale projecten om inspiratie op te doen ACLVB De ACLVB ontwikkelt sinds vele jaren programma’s van internationale samenwerking en daartoe is BIS (Beweging voor Internationale Solidariteit) opgericht. Op basis van de noden van de lokale vakbonden realiseert BIS tal van projecten met als doel het versterken van de syndicale structuren buiten Europa. In het kader van een project dat BIS uitvoert om de sociale vooruitgang en de rechten van de vrouw te promoten, waren er begin oktober 2004 vijf vrouwelijke vakbondsmilitanten uit Mauritanië bij de Liberale Vakbond te gast. Gedurende een week kregen zij opleiding over thema’s als het versterken van de lokale vakbondsstructuren en de uitbouw van sociale rechten voor iedereen. Op hun vraag werd er voornamelijk aandacht geschonken aan de situatie van de werkende vrouw. Vrouwen die in hun land buitenshuis werken, ondervinden immers grote problemen om hun kinderen (gemiddeld zes per gezin) op te vangen. Kinderopvang is niet voorzien, evenmin als andere wettelijke mogelijkheden (zoals tijdskrediet, ouderschapsverlof,…) om hun gezinstaken te combineren met hun werk. - 33 -
Duurzaam werken
Vele vrouwen blijven dus thuis om voor de kinderen te zorgen, maar zo hebben ze te weinig financiële middelen om de eindjes aan elkaar te knopen. Daarom werd er uitgebreid stilgestaan bij de Belgische regeling van kinderopvang voor de allerkleinsten, bij de werking van peuter– en kleuterscholen en bij voor– en naschoolse opvang. (meer info over het project in Mauritanië van ACLVB: André Bruyneel: 02/558 51 50)
ACV-Kempen gaat Roemeens Sinds enkele jaren heeft het ACV een algemeen actieplan i.v.m. ontwikkelingssamenwerking. Het bestaat eruit dat elke centrale en elk verbond een samenwerkingsverband tot stand brengt met een vakbondspartner uit een ander continent, een uitbreidingsland bij de Europese Unie of een partner binnen de Europese Unie. Zo heeft ACV-Kempen sinds maart 1999 een samenwerkingsverband met de Roemeense vakbond Cartel Alfa uit Valcea. Daarbij gaat veel aandacht naar syndicale vorming, technische ondersteuning om gezamenlijke projecten te ontwikkelen, dialoog over het syndicaal beleid en positieve beeldvorming. Van bij de start was het een bewuste keuze om interprofessionele en ondernemingsmilitanten te betrekken bij het project en de uitwisselingen. Tijdens die uitwisselingen kwamen heel concrete thema’s aan bod: hoe loopt het vakbondswerk lokaal en in de ondernemingen, hoe kijken we aan tegen de uitbreiding van Europa, hoe gaan we om met problemen als werkloosheid, armoede, uitsluiting,…? Er werden ook al specifieke uitwisselingsprojecten georganiseerd met jongeren en vrouwen. ACV-Kempen maakt het zijn Roemeense collega’s ook mogelijk om deel te nemen aan internationale fora waar ook het ACV bij betrokken is. Zo nam ACV-Kempen de kosten ten laste voor het verblijf van een Roemeense delegatie op het Europees Sociaal Forum in Parijs. Naast ACV-Kempen hebben ook de verbonden Zuid-West-Vlaanderen en Gent een samenwerkingsverband met Roemenië (meer info over dit en andere projecten van ACVKempen: Koen Smits: 014/40 30 45)
- 34 -
Duurzaam werken
ABVV-CMB: Syndicale vorming metaalvakbondsleiders in Cuba Ook de Centrale der Metaalindustrie van België (CMB) heeft een aantal projecten lopen op het vlak van internationale samenwerking waaronder een project in Cuba. De laatste jaren kent Cuba immers heel wat economische hervormingen die gepaard gaan met de inbreng van kapitalistische elementen, saneringen, meer productie en efficiëntie, waardoor de rol van de vakbond als vertegenwoordiger van de arbeid(st)ers nog belangrijker wordt dan ooit tevoren. Een goede voorbereiding en vorming van de vakbondsleiders en arbeiders is dus onontbeerlijk, willen ze hun rol goed vervullen.
Jammer genoeg beschikken de Cubaanse vakbonden over onvoldoende financiële en technologische middelen om een efficiënte vorming uit te bouwen. Daarom heeft CMB in samenwerking met CTC (Central de Trabajadores de Cuba) en SNTM (Sindicato Nacional de Trabajadores de la Industria Metalùrgica) een project uitgewerkt met als algemene doelstelling de slagkracht van de vakbond van de metaalindustrie in Cuba te versterken dankzij de realisatie van een vormingsprogramma op provinciaal en op basisniveau. Met dit project wil het CMB de vakbond materiële hulpbronnen aanbieden om aan vorming te doen. Zelf beschikken de Cubaanse vakbonden over voldoende menselijke hulpbronnen en methodologie. De ondersteuning van het vormingsproces van de Cubaanse Metaalvakbond gebeurt op verscheidene niveaus (land, provincie, gemeente, bureaus en syndicale secties). Zo zal in elk Provinciaal Comité van de Vakbond een aula hersteld en uitgerust worden. Ook de vakbondsaula’s op basisniveau in elke provincie zullen versterkt worden, in het bijzonder door de installatie van computerinfrastructuur, die de permanente communicatie en de systematische actualisatie van de opgedane kennis zal bevorderen (meer info over dit en andere projecten van het CMB: Marc Lenders: 02/627 74 20.
- 35 -
Duurzaam werken
Suggestie 7: Duurzame mobiliteit
Via allerhande maatregelen het woon-werkverkeer voor de werknemers
aangenamer maken en zo tevens de verkeersgroei een halt toeroepen.
Onze wegen slibben hoe langer hoe meer dicht. De files hangen vaak samen met de uren dat mensen van en naar het werk gaan. Een goed georganiseerd woon-werkverkeer is dus een must en kent vele voordelen voor de werknemers. Minder lang pendelen tussen thuis en het werk vermindert de kosten (o.a. brandstof, gezin dat de aankoop van een tweede wagen kan uitsparen) en zorgt voor minder stress. Werknemers die opteren voor het openbaar vervoer kunnen hun reistijd ook nuttig invullen. Vaak zijn werkgevers bereid tot een (beperkte) inspanning inzake tijd en middelen om bijvoorbeeld studiewerk rond woon-werkverkeer te doen, maar tegelijkertijd schrikken ze terug voor de financiële en/of organisatorische gevolgen van de invoering van een aantal maatregelen. Nochtans heeft een goed georganiseerd woon-werkverkeer ook voordelen voor de werkgever: minder gestresseerde werknemers die tijdig toekomen op het werk, het vermijden van parkeerproblemen op het bedrijf, een betere bereikbaarheid van het bedrijf voor leveranciers en klanten en potentiële werknemers, verhoogde veiligheid voor het personeel en zo meer. Genoeg redenen dus om het mobiliteitsthema op de sociale onderhandelingstafel te brengen. Bedrijfsvervoersplan Wie over een duurzaam woon-werkverkeer spreekt, denkt onmiddellijk aan bedrijfsvervoersplannen. Een bedrijfsvervoersplan is een middel (voor grote bedrijven) om het woon-werkverkeer efficiënt en met een minimaal aantal motorvoertuigen te doen verlopen. Jammer genoeg bestaan er geen kant en klare bedrijfsvervoersplannen die zomaar door elk bedrijf ingevoerd kunnen worden: elk bedrijfsvervoersplan is maatwerk. Om een degelijk bedrijfsvervoersplan uit te werken, zijn er een aantal stappen die gevolgd moeten worden: een vooronderzoek naar de bereikbaarheid van het bedrijf en de woonplaats van de werknemers, een enquête bij alle werknemers over hun vervoerskeuzen en motivering, een analyse van de enquêteresultaten en toetsing aan de bereikbaarheidsstudie, een reeks individuele reisadviezen en zonodig investeringen in informatiemateriaal en in voorzieningen voor alternatieve vervoerswijzen. In functie van het vooronderzoek en de enquête zal het bedrijf een korf van maatregelen samenstellen die het best aansluit bij de noden van het bedrijf.
- 36 -
Duurzaam werken
Oprichten van een vervoerssubcommissie van de ondernemingsraad (OR): doel is een constructieve samenwerking tussen de bedrijfsleiding en de afgevaardigden. Dit hoeft niet veel tijd in beslag te nemen maar een vast aanspreekpunt is belangrijk. Samenwerking op het vlak van woon-werkverkeer bevorderen tussen verschillende kleinere bedrijven binnen eenzelfde bedrijvenzone (het is echter zeer moeilijk met alle bedrijven in een bedrijvenzone hierover te onderhandelen, laat staan akkoord te raken: dus realistischer is met enkele ondernemingen te starten en de rest later laten aansluiten). Herlokalisering van bedrijven in de buurt van stations. Verhuispremie om werknemers aan te moedigen dichter bij hun arbeidsplaats te komen wonen. Arbeidsorganisatie: invoering van flexibele werktijden geeft minder filelast, een spreiding in aankomst en vertrek van werknemers en het bedrijf kan soepeler inspelen op de uurregelingen van het openbaar vervoer. Deze flexibele werktijden mogen wel niet ten koste gaan van de werknemers. Reiskostenvergoeding: het volledig of meer dan het wettelijk verplichte aandeel vergoeden van het openbaar vervoersabonnement. Om dit te financieren, kan men de terugbetaling van de verplaatsingen met de wagen verminderen. Afspraken tussen bedrijf en openbare vervoersmaatschappij: hogere frequentie van het openbaar vervoer, betere aansluiting van trein-tram-bus op het spoorvervoer en zo meer. Samenwerking tussen nabijgelegen bedrijven (eventueel in bedrijvenzones) is hiervoor wel aangewezen. Inleggen van een pendelbus tussen een station en het bedrijf. Carpoolen aanmoedigen door voor hen speciale parkeerplaatsen te voorzien, een promotiecampagne te voeren, hulp te bieden bij het samenstellen van carpoolteams, inschrijving in de carpoolbank en zo meer. Fietsen aanmoedigen door een fiets van de zaak te geven, beveiligde fietsenstallingen te plaatsen, het installeren van douches en omkleedruimtes, het geven van een billijke fietsvergoeding (bv. 0,15 euro per km), bedrijfsfietsen ter beschikking stellen aan het station (traject station-werk) maar ook voor verplaatsingen op het bedrijventerrein. Het bedrijf beschikt over een dienstreizenreglement waarin wordt aangegeven welke verplaatsingen op welke manier moeten gebeuren (met bijzondere aandacht voor de meest duurzame verplaatsing). Tenslotte is informatie, communicatie en sensibilisering cruciaal! De voorbeeldfunctie van de directie (een manager op de fiets!) en actieve betrokkenheid van de vakbondsvertegenwoordigers in eerste instantie, en later van het voltallige personeel is uiterst belangrijk. Leden van het CPB of de OR kunnen hun bedrijfsleiding stimuleren om een bedrijfsvervoersplan te laten uitvoeren en een maatregelenpakket samen te stellen. Om hun taak eenvoudiger te maken kan op sectoraal niveau een cao afgesloten worden waarbij alle bedrijven met meer dan 500 werknemers binnen een bepaalde sector er zich toe verbinden een bedrijfsvervoersplan op te stellen. In kleinere bedrijven is het niet altijd nodig (eerst) een bedrijfsvervoersplan op te stellen om iets aan het woon-werkverkeer te doen en een efficiënte maatregel door te voeren. Zo kan een bedrijf beslissen om bijvoorbeeld meer dan het wettelijke verplichte aandeel van de - 37 -
Duurzaam werken reiskostenvergoeding van het openbaar vervoer terug te betalen. Indien de werkgever aanvaardt om 80% van het treinabonnement te betalen, dan legt de overheid de resterende 20% bij. Dergelijke afzonderlijke maatregelen kunnen ook opgenomen worden in een sectorale cao. Om steviger in hun schoenen te staan over het mobiliteitsdebat, hebben afgevaardigden via hun vakbond de mogelijkheid om vorming te volgen. Daarnaast heeft ook de overheid een aantal maatregelen uitgewerkt om een optimalisatie van het woon-werkverkeer te promoten. Als afgevaardigde kan je er zeker gebruik van maken om je slag thuis te halen:
De Vlaamse Gemeenschap heeft een website opgezet waar al haar initiatieven rond woonwerkverkeer gebundeld staan (http://www.mobielvlaanderen.be/woonwerk.php). Eén van die initiatieven is het ideeënboek ‘maatregelen duurzame mobiliteit’. Het bevat een aantal steekkaarten met daarop de meest innovatieve, meest populaire of makkelijkst toepasbare mobiliteitsmaatregelen op het vlak van woon-werkverkeer. Het boek is er gekomen in het kader van het werkgelegenheidsakkoord en moet de bedrijfswereld ondersteunen en informeren over bestaande maatregelen inzake woon-werkverkeer. Je kunt je werkgever attent maken op het bestaan ervan. Of je kunt er zelf je licht opsteken. Het ideeënboek is te downloaden op www.woonwerkverkeer.be/ideeenboek.html. Een ander initiatief is Mobidesk waardoor sinds 15 maart 2004 provinciale mobiliteitscoördinatoren aan de slag zijn in de provincies West-Vlaanderen, OostVlaanderen, Vlaams-Brabant en Limburg. Zowel lokale overheden en werkgevers maar ook werknemers kunnen bij deze provinciale coördinatoren terecht met vragen en advies over woon-werkverkeer en bedrijfsvervoersplannen. Voordeel van deze provinciale aanspreekpunten is dat de provincies de effecten van het woon-werkverkeer beter kunnen inschatten en de verbinding kunnen leggen tussen lokale overheden, werkgevers en werknemers. De coördinatoren trekken ook op het terrein om ter plekke oplossingen uit te dokteren en maatregelen uit de bestaande vervoersplannen te implementeren. Voor meer informatie over Mobidesk en de provinciale mobiliteitscoördinatoren van jouw provincie: www.woonwerkverkeer.be/mobiliteitscoordinatoren.html. Al heel wat bedrijven hebben werk gemaakt van hun woon-werkverkeer en hebben een bedrijfsvervoersplan opgesteld, zo ook Agfa-Gevaert: Agfa-Gevaert Mortsel Heel wat maatregelen om duurzame mobiliteit te promoten. Van de 4.465 werknemers die bij Agfa-Gevaert werken (oktober 2004) komt de meerderheid met de auto naar het werk. Daarnaast komt 8,2% met het openbaar vervoer, neemt 8,73% de personeelsbus, doet 7,66% aan carpooling en neemt 20,76% de fiets. 3.711 van de werknemers werken in de vestiging te Mortsel. Agfa-Mortsel kampt met een aantal specifieke problemen waardoor mobiliteit moeilijk op bedrijfsniveau te organiseren valt: wegens weinig bedrijven in de buurt, is er slechts een beperkte samenwerking mogelijk met omliggende bedrijven. Doordat zowat de helft van de arbeiders in 3 of 4 ploegen werkt zijn flexibele werktijden moeilijk te organiseren en zijn de mogelijkheden van het openbaar
- 38 -
Duurzaam werken vervoer beperkt. Toch probeert Agfa-Mortsel duurzame mobiliteit zoveel mogelijk te promoten. Een aantal faciliteiten zijn via syndicale weg afgedwongen: Personeelsbussen: Tussen 7u en 16u30 rijden 10 dagbussen van en naar Lier, Heist-Opde-Berg, Aarschot en Gierle. Drie maal daags zijn er ook ploegbussen (8 in totaal). Als tarief geldt een maandabonnement van het openbaar vervoer. Carpooling: Carpoolers krijgen parkeerplaatsen kort bij de fabrieksingang. Human Resources helpt bij het samenstellen van carpoolgroepen. Deze regeling geldt enkel voor werknemers die met minstens 3 personen samen rijden, of 2 indien de afstand meer dan 50 km bedraagt. Fietsen: Voor fietsers is er een bewaakte fietsenstalling voorzien, een opfrisruimte (o.a. douche) en een reparatieset bij de portier. De personeelswinkel verkoopt ook bepaalde fietsaccessoires (o.a. regenkledij). Agfa voorziet een fietsvergoeding van 0,15 euro per km. Openbaar vervoer: Bedienden krijgen gedurende de duurtijd van de huidige CAO hun abonnement terugbetaald. De dienstregelingen van de NMBS en De Lijn worden zoveel mogelijk verspreid. Systeem derdebetaler van NMBS wordt ernstig overwogen. Andere initiatieven zijn de oprichting van een vervoerssubcommissie binnen de OR en in de mate van het mogelijke de invoering van flexibele werktijden vooral n.a.v. de werken in Mortsel en Antwerpen: minder filelast, een spreiding in aankomst en vertrek van werknemers. Er wordt ook hulp voorzien bij vervoersproblemen wanneer een werknemers moet overwerken. Voor meer info contacteer Ingrid De Herdt, Manager Diensten aan Personeel, AgfaGevaert N.V. (
[email protected] of 03/444 89 30). Sleutelen aan de bedrijfsmobiliteit is nooit af. Er moeten tijd en middelen worden gestoken in het onderhoud ervan. Door de steeds wisselende omstandigheden in het privé- en beroepsleven van de werknemers, is het noodzakelijk steeds bij te sturen, nieuwe noden te beantwoorden. Zoniet verzwakt de impact zeer snel. Meer info: -De Vlaamse Carpoolbank (beheerd door de Lijn i.s.m. Taxistop) op www.taxistop.be/carpool, tel 09/242 32 15 of mail
[email protected] -De Vlaamse Stichting Verkeerskunde (www.verkeerskunde.be), heeft onder meer een handboek uitgewerkt over mobiliteit voor vakbondsafgevaardigden. Dit handboek maakt deel uit van een compleet vormingspakket, waarbij de nadruk ligt op vormingsdagen of avonden op maat van groepen, aangepast aan hun specifieke problematiek. -De Vlaamse overheid op www.mobielvlaanderen.be -De Federale overheid op www.mobilit.fgov.be
- 39 -
Duurzaam werken
Suggestie 8: Bodemsanering van bedrijfsgronden
Per sector, of sectoroverschrijdend, een fonds oprichten waarmee saneringen
worden betaald. De saneerkost wordt dus collectief door de sector meegedragen.
Bedrijven die te kampen hebben met een bodemverontreiniging uit het
verleden, doen er goed aan om een financiële voorziening aan te leggen om indien nodig te besteden aan sanering.
Bedrijfssectoren en afzonderlijke bedrijven zouden werk moeten maken van
een betere informatiedoorstroming over de bodemvervuiling en eventuele financiële
aspecten
(zeker
bij
grote
dossiers)
ervan
naar
de
werknemersvertegenwoordigers.
Hoe langer hoe meer wordt duidelijk dat een deel van de Vlaamse bodem ernstig vervuild is. Heel wat giftige stoffen zijn de bodem binnengesijpeld en dit betekent een ernstige bedreiging voor de gezondheid. Het is een probleem van grote omvang dat een goed georkestreerde aanpak vergt. De Vlaamse regering maakte een begin in 1995 met het uitvaardigen van het bodemsaneringsdecreet. Dit bodemsaneringsdecreet legt enerzijds een juridische en administratieve basis voor de inventarisering en sanering van historische verontreinigingen. Anderzijds vormt het ook de ruggengraat van een preventief beleid inzake bodemverontreiniging. De bepalingen over de uitvoering van het bodemsaneringsdecreet zijn vastgelegd in het Vlarebo (Vlaams Reglement voor Bodemsanering). De OVAM (Openbare Vlaamse AfvalstoffenMaatschappij) kreeg een centrale taak toebedeeld bij de inventarisering en behandeling van verontreinigde gronden. De Vlaamse Regering heeft een lijst opgesteld van inrichtingen of activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. Bij de overdracht van gronden die op de lijst staan, bij sluiting van een inrichting of bij stopzetting van een activiteit die op de lijst staat, moet er een oriënterend bodemonderzoek (OBO) uitgevoerd worden. Die moet gebeuren door een door OVAM erkende bodemsaneringsdeskundige. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat de bodem mogelijk vervuild is, volgt een beschrijvend bodemonderzoek (BBO), waarna de grond eventueel gesaneerd moet worden. Niet alleen bij de stopzetting van een activiteit of overdracht van een grond is een OBO verplicht. Exploitanten van bepaalde categorieën van inrichtingen die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken, worden verplicht tot een periodiek oriënterend bodemonderzoek. De bedoeling van de onderzoeksplicht is de bodemverontreiniging in Vlaanderen te inventariseren, om kandidaat-kopers van verontreinigde gronden te informeren en te beschermen. Op dit moment zijn er al heel wat vervuilde bodems gekend. Vele bedrijven zijn er zich niet van bewust een bodemverontreiniging veroorzaakt te hebben. Die verontreinigingen zullen
- 40 -
Duurzaam werken pas aan het licht komen wanneer er bijvoorbeeld een activiteit stopgezet wordt of een grond overgedragen wordt en er een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd wordt. Door de Vlaamse wetgeving wordt bodemvervuiling opgedeeld in ‘nieuwe’ en ‘historische’ vervuiling. Een nieuwe bodemverontreiniging is een vervuiling die tot stand kwam na het decreet van 29 oktober 1995. Indien een nieuwe bodemverontreiniging vastgesteld wordt, moet de gebruiker van de grond zelf onmiddellijk de sanering laten uitvoeren. Tenzij hij kan bewijzen dat hij niet zelf verantwoordelijk is voor de vervuiling. Of dat hij op het ogenblik van de controle, niet op de hoogte was of behoorde te zijn van de bodemverontreiniging en er sinds 1 januari 1993 geen inrichting gevestigd was of geen activiteit werd uitgevoerd die was opgenomen in de lijst van activiteiten of inrichtingen die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. In dit geval is de eigenaar (en niet de gebruiker) saneringsplichtig. Een historische vervuiling is een verontreiniging die tot stand kwam vóór de inwerkingtreding van het decreet. In dit geval moet enkel gesaneerd worden indien de bodemverontreiniging een ernstige bedreiging vormt voor de gezondheid. Er dient hier dus minder snel tot sanering te worden overgegaan. De saneringsplichtige is niet verplicht te saneren wanneer hij het bewijs levert dat hij de verontreiniging niet heeft veroorzaakt en hij op het ogenblik dat hij eigenaar of gebruiker werd van de grond, niet op de hoogte was of behoorde te zijn van de bodemverontreiniging.
Wat heb ik als vakbondsafgevaardigde daar nu mee te maken? Wel, om te beginnen gaan bedrijven die te kampen hebben met een bodemverontreiniging, meestal gebukt onder een loodzware financiële last. Bodemsaneringen zijn immers heel duur. Meestal proberen bedrijven de problemen dan ook zo lang mogelijk af te wenden tot de wet hen verplicht de bodem te saneren. Dit kan het financiële resultaat van het bedrijf een flinke knauw geven. Een andere reden om je als afgevaardigde in te zetten voor deze problematiek is de impact op de gezondheid van bodemverontreinigingen. Daarom drie voorstellen om het saneerproces te bewerkstelligen. Sectoraal fonds historische bodemverontreiniging In de praktijk worden de saneringen van historische bodemverontreinigingen meestal door de overheid gedragen. Met andere woorden: de gemeenschap draait ervoor op. Voor de vakbonden en de milieubeweging is het niet vanzelfsprekend dat de kosten voor het opruimen van historische vervuiling volledig door de gemeenschap zouden worden gedragen. Wel integendeel, de vakbonden zijn eerder voorstander van een systeem van fondsvorming. Sectoren die veel gronden historisch vervuild hebben, kunnen een fonds opzetten waarin de bedrijven verhoudingsgewijs bijdragen. Met dit fonds zouden, eventueel samen met de gemeenschap, de kosten van de sanering van deze historisch vervuilde - 41 -
Duurzaam werken gronden betaald kunnen worden. Bij kwaad opzet, geldt uiteraard ‘de vervuiler betaalt’, en moet de factuur voor de sanering door de vervuiler worden betaald. Pas op: alle vervuilingen die nieuw zijn vallen onder de wetgeving van het bodemsaneringsdecreet en moeten uiteraard door het bedrijf in kwestie gesaneerd worden! Voorbeeld: BOFAS BOFAS vzw (bodemsaneringsfonds voor tankstations) is een fonds dat opgericht werd ter ondersteuning van de tankstations die wettelijk tot sanering verplicht zijn of die op vrijwillige basis tot sanering overgaan. Elke exploitant, eigenaar of feitelijke gebruiker van een tankstation die aan de wettelijk vastgelegde voorwaarden van het Samenwerkingsakkoord (hierin staan de regels, werking en organisatie van BOFAS) voldoet, kan bij BOFAS een aanvraag indienen voor financiële en/of operationele steun bij de uitvoering van de bodemsanering. BOFAS is operationeel sinds 26 maart 2004. De financiering van het Fonds gebeurt volgens een 50/50-verhouding. De helft van de kosten wordt gedragen door de petroleumsector, de andere helft door de automobilist volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. In de praktijk betekent dit voor een automobilist die gemiddeld 10.000 km per jaar rijdt, ongeveer 2€ per jaar. BOFAS heeft berekend dat 5.000 tankstations aan de voorwaarden kunnen beantwoorden. Geschat wordt dat 4.000 tankstations een aanvraag zullen indienen. BOFAS zou voor een 1000-tal dossiers het mandaat krijgen voor het bewerkstelligen en financieren van de sanering, terwijl voor 3000 aanvragen de tussenkomst beperkt zou blijven tot een terugbetaling van de geprefinancierde kosten. Het Fonds heeft een erkenning voor tien jaar gekregen, met optie om deze initiële termijn met vijf jaar te verlengen en wil binnen deze termijn zijn opdracht vervullen. Meer info: www.bofas.be of tel: 02-788 29 00 of mail
[email protected] Provisie aanleggen Afgevaardigden hebben via de bestaande milieu-informatierechten voldoende toegangsmogelijkheden tot de nodige informatie om na te gaan of hun bedrijf in de toekomst misschien een bodemsanering zal moeten ondergaan (zie ook pagina 7). Indien dit het geval blijkt, of indien je bedrijf tot een risicosector behoort, kunnen de leden van de ondernemingsraad (OR) er bij de bedrijfsleiding op aandringen om een som geld (provisie) opzij te houden om sanering van mogelijke bodemverontreiniging te kunnen betalen zodat het bedrijf niet in moeilijkheden komt bij de ontdekking van een bodemverontreiniging en zo de toekomst van het bedrijf – en de daarbij horende tewerkstelling – te garanderen. Meer info: -OVAM (Openbare Vlaamse AfvalstoffenMaatschappij): www.ovam.be, tel: 015 284 284, op deze site vind je ook alle informatie over het bodemsaneringsdecreet en Vlarebo.
- 42 -
Duurzaam werken
Suggestie 9: Bedrijventerreinen en ruimtelijke zorg
Vakbondsafgevaardigden (OR en CPB) kunnen binnen het bedrijf waar zij
werken impulsen geven voor een duurzamer en intensiever gebruik van het bedrijfsterrein.
Syndicalisten kunnen trachten om deel uit te maken van de Gecoro in hun
gemeente of Procoro van hun provincie en op die manier ijveren voor een duurzamere inplanting en gebruik van bedrijfsterreinen in hun streek.
Het beleid van een bedrijf mag zich niet beperken tot aan de bedrijfsmuren. De relatie met de omgeving en de manier waarop het bedrijf omgaat met haar bedrijventerreinen, verdient de nodige aandacht. Soms bezitten bedrijven heel wat gronden terwijl slechts een klein deel effectief gebruikt wordt. Bedrijven willen deze terreinen toch behouden voor het geval dat ze eventueel willen uitbreiden. Hierdoor moet de overheid, ondanks het feit dat vele bedrijventerreinen nog niet volgebouwd zijn, telkens nieuwe gebieden als industriezone inkleuren om aan de vraag te voldoen. Dat belast onnodig de schaarse open ruimte die ons nog rest. De beschikbare ruimte op bedrijventerreinen zou intensiever gebruikt kunnen worden. Dit kan bijvoorbeeld door de kantoren bovenop de productieruimtes te plaatsen en dus in twee lagen te bouwen.
Met deze fiche willen we je er attent op maken dat ook afgevaardigden kunnen helpen nadenken over duurzamere manieren waarop de bedrijfsterreinen ingeplant of gebruikt worden. Vakbondsafgevaardigden in OR en CPB kunnen hun bedrijfsleiders alvast op een aantal zaken attent maken. We geven je hier een aantal tips over. Er wordt ook aandacht besteed aan de inspraakmogelijkheden van syndicalisten in de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (Gecoro) of de provinciale commissie voor ruimtelijke ordening (Procoro).
- 43 -
Duurzaam werken
Tips voor afgevaardigden om aan te brengen op de OR of het CPB Lege ruimtes in het bedrijfsgebouw kunnen een nieuwe functie krijgen: ze kunnen verhuurd worden als kantoorruimte of ook als vergaderruimte voor de plaatselijke jeugdbeweging of als leslokalen voor een vormingscentrum, … . De open ruimte van een bedrijf kan in het weekend opengesteld worden als sportterrein voor de buurtbewoners. Bij Milliken Europe NV te Gent is zo’n samenwerking er gekomen. De overdekte parking van het bedrijf werd omgebouwd tot een sportzaal waar de buurtbewoners tijdens het weekend gebruik kunnen van maken. Iedere zaterdag en zondag wordt de parking door vrijwilligers opengehouden. Op die manier wordt tegemoetgekomen aan het gebrek aan open ruimte in de buurt. Bij bedrijven die een afvalstof produceren die voor een ander bedrijf als grondstof dient, is het aangewezen dat deze bedrijven bij elkaar in de buurt liggen. Dit om de transportkosten de kop in te drukken. Dit is uiteraard voornamelijk haalbaar bij nieuwe bedrijvensites. Een interessant voorbeeld is de chipsfabrikant Westimex (het vroegere Croky) te Veurne. In hun afvalwater bevindt zich heel wat zetmeel die ze zelf niet opnieuw kunnen gebruiken. Een Fins bedrijf, Raiso, dat verpakking produceert heeft zich op het terrein van Westimex gevestigd. Eén van de grondstoffen bij de productie van hun verpakking is namelijk zetmeel en zo is de cirkel rond. Om ruimte te sparen kunnen bedrijven een aantal gemeenschappelijke zaken invoeren. Zo kunnen laad- en loszones en parkings gedeeld worden zodat een gedeelte in groenruimte omgezet kan worden. Bedrijven kunnen gezamenlijk hun afval stockeren en eventueel samen windenergie opwekken (windmolen). Colruyt en Kraft Food liggen naast elkaar op hetzelfde industrieterrein te Halle. Beide bedrijven zijn verplicht het afvalwater van hun voedselproductie te reinigen. In plaats van elk een installatie te bouwen hebben ze besloten om in één gezamenlijke waterzuiveringsinstallatie te investeren. Op die manier wordt er zuiniger gebruik gemaakt van de ruimte en voor beide bedrijven betekent het een financiële besparing. Afgevaardigden zouden mee kunnen nadenken over de al dan niet haalbaarheid of toepasbaarheid van stedenbouwkundige voorschriften die streven naar een duurzaam materiaalgebruik, waterdoorlatende parkings en zo meer. Wanneer bedrijven nieuwe bedrijfsgebouwen willen bouwen of renoveren kunnen afgevaardigden hun bedrijfsleiding tips geven over bijvoorbeeld een doorgedreven isolatie en ventilatie, het gebruik van hoogrendementsglas en het compact en aaneengesloten bouwen. Gecoro & Procoro Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) of een Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) wordt grotendeels opgesteld door de overheid. In deze plannen wordt bepaald wat de bestemming wordt van de resterende open ruimte. Meer nog: de plannen kunnen eisen stellen naar de inrichting en het beheer van deze ruimtes. Zo kan men eisen dat wie de grond koopt, een bouwverplichting kent om de speculatieve aankoop van de gronden te vermijden. Doordat de gemeenten een deel van de plannen en de voorwaarden zelf opstellen, hebben ze in feite een vrij grote invloed over welke bedrijven zich op hun - 44 -
Duurzaam werken grondgebied komen vestigen. Vooruitstrevende gemeenten zouden bijvoorbeeld enkel bedrijven kunnen toelaten die zich aan een aantal duurzaamheidscriteria houden. Volgens het decreet van 18 mei 1999 (van kracht sinds 1 mei 2000) moet elke gemeente (vanaf 10.000 inwoners) een Gecoro (Gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening) hebben. Dat is hét adviesorgaan voor ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau. Zo kan de Gecoro advies geven over het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (RSP) en de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP), de uitrusting van straten, de aanleg van nutsvoorzieningen, bouwvergunningen en zo meer. De voornaamste maatschappelijke groepen moeten vertegenwoordigd zijn in de commissie. De gemeenteraad beslist zelf aan welke organisaties en verenigingen zij vraagt kandidaten voor te dragen. Afhankelijk van het inwonersaantal zijn er minimum 7 en maximum 21 leden.
Het spreekt voor zich dat een sterke aanwezigheid van de vakbonden en de milieubeweging in de Gecoro wenselijk is. De vakbond en de milieubeweging kunnen er immers voor zorgen dat er in de plannen ook voorschriften staan die de duurzaamheid ten goede komen. Informeer dan ook bij je gemeente naar de toelatingsvoorwaarden voor de Gecoro. Aangezien deze materie niet eenvoudig is, zullen de vakbondsstructuren de afgevaardigden voldoende moeten steunen. Hier alvast een aantal tips die je als afgevaardigde kan aankaarten op de Gecoro van je gemeente: Een minimale bouwhoogte zou door een RUP of BPA kunnen vastgelegd worden. Twee of meer bouwlagen op elkaar bespaart immers ruimte. Kantoren kunnen in vele gevallen zonder veel problemen boven de productieruimte komen. Een meer zuinig ruimtegebruik stimuleren zoals parkings delen en zo meer. Naast deze tips kun je op de Gecoro ook de tips aankaarten die we al aanhaalden voor afgevaardigden op het CPB of OR in het begin van deze fiche. Naast de Gecoro heeft iedere provincie zijn Procoro (Provinciale commissie voor ruimtelijke ordening) en heeft Vlaanderen zijn Vlacoro (Vlaamse commissie voor ruimtelijke ordening). Ook in deze commissies moeten de voornaamste maatschappelijke groepen vertegenwoordigd zijn. Indien een syndicalist een mandaat opneemt in één van deze raden, dan is het aangewezen dat hij/zij dit laat weten aan de achterban. Op die manier kan de achterban eventueel vragen stellen of suggesties geven via de syndicalist die in de Procoro/Vlacoro zetelt.
- 45 -
Duurzaam werken
Arbed-site, Gentbrugge bron: doublezero.be
In stedelijke gebieden wordt aan leegstaande solitaire (fabrieks)locaties vaak de economische functie ontrokken ten behoeve van de functie wonen (en kantoren). Dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Niet-hinderlijke bedrijfsactiviteiten kunnen zonder probleem ingepast worden in deze stedelijke omgeving en vermijden dat buitenstedelijk gebied moet worden aangesneden. Een voorbeeld hiervan is de ARBED-site in Gentbrugge. Het terrein (dat uit twee aparte delen bestaat) wordt op dit moment omgetoverd tot een modern gemengd bedrijventerrein/woongebied/parkgebied. Het bedrijventerrein wordt ontwikkeld door de stad Gent die de bedrijven koos op basis van een aantal criteria zoals tewerkstelling, huidige zonevreemdheid, duurzaamheid en het lokaal Gents karakter. Op dit moment zijn er al een aantal bedrijven gevestigd zoals het callcenter Sebeco en het Centrum voor Sociale Economie De Punt. Het duurzame karakter tekent zich onder meer af in het feit dat er één grote centrale gemeenschappelijke parkeerzone is. Dit moet leiden tot een efficiënter ruimtegebruik per parkeerplaats (vergeleken bij aparte kleinere parkeerzones per bedrijf). Om zo zuinig mogelijk met de beschikbare ruimte om te springen, zal er bovendien meerlaags moeten worden geparkeerd. Meer info: -Info over de wetgeving betreffende ruimtelijke ordening is te vinden op www.ruimtelijkeordening.be -De provincie Oost-Vlaanderen geeft subsidies voor duurzame bedrijventerreinen: http://mineco.fgov.be/redir_new.asp?loc=/enterprises/vademecum/Vade27_nl.htm -Het duurzaam bedrijventerrein Kamp C van de provincie Antwerpen: www.provant.be/kampc/ -De BBL heeft een folder uitgegeven over de samenstelling en de werking van de Gecoro. Deze brochure is te downloaden op www.bondbeterleefmilieu.be/theme.php/16 -Op de site van de VVSG is er ook informatie te vinden over ruimtelijke ordening en de Gecoro: www.vvsg.be/nl/omgeving/ruimtelijke_ordening.shtml
- 46 -
Duurzaam werken
Suggestie 10: Vervanging van schadelijke stoffen: goede informatiedoorstroming
Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van de schadelijke stoffen die je bedrijf
gebruikt. Tracht je directie aan te sporen alternatieven te zoeken.
Chemische stoffen: niet altijd onschuldig voor werknemer en consument Dagelijks worden we geconfronteerd met chemische stoffen. Heel gewone producten zoals speelgoed, cosmetica, televisies, waspoeder, kleding en meubilair - bevatten tal van chemicaliën. Nogal wat van die stoffen blijken schadelijk te zijn voor de gezondheid: weekmakers in fopspenen, gebromeerde brandvertragers in computers en televisies, om maar enkele voorbeelden te noemen. Van sommige van die stoffen is bekend (of bestaat er een sterk vermoeden) dat ze giftig zijn maar van de meeste stoffen weet men eigenlijk heel weinig. Er bestaat nauwelijks of geen informatie over de milieu- en gezondheidseffecten van het grootste deel (95%) van de meer dan 100.000 chemische stoffen die op de markt zijn. Sommige chemische stoffen blijven jarenlang in het milieu aanwezig en stapelen er zich op. Ze vervuilen ons drinkwater, de voedselketen, de lucht, de bodem, het grondwater, het regenwater en de oceanen en tasten de gezondheid aan van mensen en dieren. Sommige kunnen kanker veroorzaken, andere kunnen vruchtbaarheidsproblemen of geboorteafwijkingen tot gevolg hebben. Nog andere kunnen beschadigingen aan de hersenen of het zenuwstelsel teweegbrengen of astmatische problemen veroorzaken.
Het European Agency for Safety and Health at Work rapporteert dat 21 % van de werknemers in Europa – 32 miljoen mensen – in contact komt met kankerverwekkende stoffen. 22% ademt giftige dampen, rook of stof in tijdens het werk. 16 % van de werknemers in de EU komt gedurende een kwart van de werktijd in contact met gevaarlijke stoffen. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) leidt de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk wereldwijd jaarlijks tot 2.631.000 nieuwe gevallen van chronische luchtwegaandoeningen. Maar ook huidziekten, kankers en neurologische aandoeningen - 47 -
Duurzaam werken komen regelmatig voor als gevolg van het contact met gevaarlijke stoffen op het werk. Arbeidsgebonden huidziekten kosten de EU naar schatting jaarlijks 600 miljoen €. Beroepsastma bijvoorbeeld kost 55.000 € per persoon. Europese oplossing: REACH Eind oktober ‘03 lanceerde de Europese Commissie een voorstel voor nieuwe Europese regels voor chemische stoffen. Via een nieuw systeem, REACH (registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen), zouden bedrijven die per jaar één ton of meer van een bepaalde chemische stof aanmaken of invoeren, die stof in een centrale databank moeten registreren en er veiligheidsinformatie over moeten leveren. Experten zullen, voor sommige stoffen, deze veiligheidsgegevens evalueren. Dit is het geval voor stoffen die in hogere hoeveelheden worden geproduceerd en voor bepaalde zorgwekkende stoffen. Deze evaluatie kan leiden tot gebruiksbeperkingen of de noodzaak van een vergunning waarin de gebruiksvoorwaarden en –omstandigheden worden bepaald. Dit voorstel is nog steeds niet goedgekeurd, onder meer omdat de industriële lobby er alles aan doet om het tegen te houden. Ze beweren dat de uitvoering van REACH enorme kosten met zich zou meebrengen voor de sector en stellen dat dit tot verschuivingen zou leiden in tewerkstelling. REACH is nochtans absoluut nodig, vinden vakbonden, consumenten en milieubeweging. REACH garandeert immers gezondere werkomstandigheden, naast een betere volksgezondheid en een betere bescherming van ons leefmilieu. Momenteel worden op kosten van de overheid (zeer uitvoerige) risicoanalyses op chemische stoffen uitgevoerd. Pas wanneer uit een dergelijke studie blijkt dat die stof giftig is, kan ze worden gebannen. Met als gevolg dat het jaren duurt vooraleer een stof wordt beoordeeld. REACH zou nu voor gevolg moeten hebben dat de bewijslast wordt omgekeerd, en dat producenten eerst moeten aantonen dat een stof veilig is, vooraleer het op de markt zou worden gebracht. En dit niet alleen voor nieuwe stoffen, maar ook voor alle stoffen die nu al op de markt zijn. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste problemen waarmee werknemers op het vlak van chemische stoffen geconfronteerd worden. De vakbonden verwachten van REACH dat het een groot deel van deze problemen zal oplossen. Informatie: volledig en correct? Werknemers hebben op het vlak van veiligheid en gezondheid een aantal fundamentele rechten. Een eerste is een volledig informatierecht. Het zou evident moeten zijn dat werknemers tenminste op de hoogte worden gebracht van de risico’s waaraan ze worden blootgesteld. De praktijk bewijst het tegendeel. Meer dan de helft van de werknemers krijgt zelden of nooit dergelijke schriftelijke informatie over de stoffen waarmee ze werken. Een opleiding komt nog minder voor. Zowel de Europese als Belgische wetgeving voorziet nochtans in procedures om de informatiedoorstroming te garanderen. Probleem is dat - 48 -
Duurzaam werken werknemers voor deze informatie volledig afhankelijk zijn van hun werkgever. Vooral in KMO’s waar geen syndicale vertegenwoordiging is, ligt dit moeilijk. Soms krijgt de werkgever zelf geen informatie van de producent of leverancier. En zelfs al komt de informatie tot bij de werknemer, dan heeft die geen zekerheid over de volledigheid of de correctheid van de informatie. REACH kan ervoor zorgen dat over alle chemische stoffen volledige en correcte informatie bestaat en dat deze informatie bovendien voor iedereen beschikbaar is, zowel voor werknemers als voor de consument. Op dit ogenblik worden bepaalde risico’s alleszins teveel onderschat. Dit leidt tot het onderschatten van de noodzakelijke preventiemaatregelen. Dat hier in ons land, vooral wat langetermijneffecten betreft, nog één en ander op punt gesteld moet worden, wordt geïllustreerd door het aantal beroepsgebonden kankers. In België worden die geschat op 4% van alle kankergevallen, ofwel ongeveer 1600 per jaar1. Dit is acht keer het aantal doden als gevolg van een arbeidsongeval. Schrijnend is dat minder dan 100 kankergevallen per jaar door het Fonds voor Beroepsziekten worden (h)erkend als beroepsziekte. Als afgevaardigde moet je dan ook voortdurend trachten te ijveren om informatie te krijgen over de schadelijkheid van de stoffen waarmee het personeel te maken krijgt. Zo zou op de werkvloer bij ieder product een volledig en correct ingevuld veiligheidsinformatieblad moeten liggen. Deze informatie zou het bedrijf ook ter beschikking moeten stellen aan consumenten wanneer ze hun product op de markt brengen. Producenten en invoerders zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en dit voor de gehele levenscyclus van hun producten, met inbegrip van recyclage en verwijdering. Preventie van risico’s Een tweede basisrecht volgt uit dit informatierecht. Als je eenmaal weet wat de risico’s zijn, dient je bedrijf het personeel volledig te beschermen tegen dergelijke beroepsrisico’s. De Belgische veiligheids- en gezondheidsreglementering voorziet ook in dit recht, mede onder impuls van een aantal Europese richtlijnen. Een eerste manier om werknemers te beschermen tegen beroepsrisico’s is er voor te zorgen dat er geen risico meer is. Het middel hiertoe is het vervangen van iets wat gevaarlijk is door iets dat niet of minder gevaarlijk is. Dit heet substitutieverplichting, een plicht die ingeschreven staat in de welzijnswetgeving. Ook bij het werken met chemische stoffen moet dit waar mogelijk toegepast worden2. Maar dit is niet altijd even eenvoudig: slechts voor een beperkt aantal toepassingen zijn er alternatieven op de markt. Waar ze bestaan, worden ze niet altijd gebruikt wegens ongekend, gewoonte, niet dezelfde kwaliteit, te duur, … . REACH kan het zoeken naar alternatieven en het toepassen van vervanging bevorderen door bepaalde stoffen te verbieden en andere aan strenge vergunningsvoorwaarden te onderwerpen.
1
Belgische federatie tegen kanker i.s.m. ligue nationale contre le cancer (Frankrijk) en het Fonds voor Beroepsziekten: “Beroepsgebonden kankers”, april 2002. 2 Codex over het welzijn op het werk, Titel V, Hoofdstuk 1, art 18 (omzetting van Europese Richtlijn 98/24/EG van 7 april 1998).
- 49 -
Duurzaam werken
Maatregelen om nadelen REACH op te vangen Om oneerlijke concurrentie te vermijden, vragen vakbonden en milieubeweging dat de EU stappen onderneemt om de principes van REACH wereldwijd te doen erkennen en om er in ieder geval voor te zorgen dat producten die ingevoerd worden aan dezelfde regels moeten voldoen. De (te) hoge kostprijs en de mogelijke impact op de tewerkstelling in KMO’s kan opgevangen worden door het delen van de kosten tussen producenten en gebruikers en vooral tussen grote en kleine ondernemingen. Een voorbeeld van kostenbesparing is het maken van afspraken tussen ondernemingen die dezelfde stoffen produceren. Zo moet elke stof slechts één keer getest worden. In ieder geval moet gewaakt worden over het behoud van de wetgeving ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers. Nieuwe regels in het kader van REACH mogen deze wetgeving niet tegenspreken of afzwakken.
Wat kan ik in mijn eigen bedrijf doen? Vermits schadelijke stoffen gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van werknemers, buurtbewoners en consumenten is het zeer belangrijk dat bedrijven zo volledig mogelijk informeren over de producten waar ze mee werken. En dit in begrijpbare taal. Daarom is het noodzakelijk dat vakbondsvertegenwoordigers in het CPB een aantal zaken kunnen aankaarten. Met een checklist van vragen, kan je informeren over het gebruik van gevaarlijke stoffen in jouw bedrijf. Indien er zich problemen met bepaalde stoffen aandienen, dan kan je de bedrijfsleiding vragen wat ze van plan zijn daartegen te ondernemen. Checklist: Worden er giftige, kankerverwekkende of agressieve producten gebruikt of geproduceerd in je bedrijf? Is er op elke werkplek een lijst aanwezig met de gevaarlijke producten die er worden gebruikt of geproduceerd? - 50 -
Duurzaam werken
Is er in verband met gevaarlijke producten een risicobeoordeling uitgevoerd en zijn de bevindingen bekend gemaakt? Wordt het gebruik van gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk beperkt door het gebruik van substitutiematerialen? Worden de nodige beschermingsmaatregelen toegepast om vrijstelling in de lucht te voorkomen (afzuiging, filters, …)? Beschikken de werknemers over doeltreffende persoonlijke beschermingsmaatregelen (handschoenen, bril, maskers, beschermkledij, …)? Krijgen de werknemers via een veiligheidsinformatieblad de nodige informatie en instructies in verband met de risico’s en preventiemaatregelen? Krijgen de werknemers indien nodig een goede opleiding? Is elke container voor gevaarlijke stoffen (bv. vaten, flessen, opslagtanks enz.) voorzien van een etiket met de identiteit van het product en passende waarschuwingen met betrekking tot de gezondheidsgevaren? Meer informatie? Geïnteresseerde werknemers die meer wensen te weten komen over deze thematiek, kunnen zich wenden tot verschillende adressen. Zo bevat de expertise van de VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek - www.vito.be) een schat aan informatie. Op de site www.meta.fgov.be vind je de regelgeving omtrent gevaarlijke stoffen op het werk. Ook bij de vakbonden zelf zijn brochures over deze thema’s geschreven: ABVV: “Veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen en preparaten”, ook te downloaden op www.abvv.be. ACV: “Praktische gids gevaarlijke producten” + cd-rom. Deze databank met informatie over meer dan 800 stoffen is ook consulteerbaar via www.acv-online.be
- 51 -
Duurzaam werken
Suggestie 11: Syndicale informatierechten met betrekking tot energie
Gebruik je informatierecht om te weten hoe je bedrijf presteert op het
gebied van energiezuinigheid.
Wie duurzaam wil werken, kan niet voorbij het energiebeleid van zijn bedrijf. Het energiebeleid wordt steeds meer een strategisch element in de bedrijfsvoering. Energieefficiënte bedrijven drukken namelijk hun energiekosten naar beneden door te investeren in verbeterde processen. Zo moderniseren ze hun bedrijf en verbeteren ze hun concurrentiepositie. Dàt is op zijn beurt een verzekering voor de tewerkstelling. Daarom is het van groot belang om dit thema syndicaal op te volgen. Kyoto Bovendien betekent energie verbruiken dat er koolstofdioxide (CO2) de lucht in geblazen wordt. Teveel CO2 in de atmosfeer veroorzaakt de opwarming van de aarde wat allerhande negatieve gevolgen heeft: meer overstromingen, meer ziektes, toenemende woestijnvorming in de derde wereld en zo meer. Indien we iets aan deze CO2-uitstoot willen doen zullen er onder andere inspanningen geleverd moeten worden om ons energieverbruik in te perken. Met het Kyotoprotocol heeft Vlaanderen naar de industrie toe twee belangrijke maatregelen getroffen.
Om te beginnen hebben bedrijven met een jaarlijks energieverbruik van meer dan 0,5 PJ de mogelijkheid om deel te nemen aan het energie-benchmarkingconvenant. Een vestiging dat toetreedt tot het convenant (op dit moment zo’n 180 vestigingen), belooft de nodige investeringen te doen om zijn energie-efficiëntie op te tillen tot het niveau van de wereldtop in hun sector. Als tegenprestatie beloofde de Vlaamse overheid onder meer deze bedrijven geen bijkomende CO2-taks op te leggen (tenzij Europa anders zou beslissen) en hen de nodige emissierechten toe te kennen zodat ze voldoen aan de Europese richtlijn inzake emissiehandelrechten. Deze bedrijven kunnen dus blijven groeien op voorwaarde dat ze bewijzen dat ze energie-efficiënt zijn (voor meer info: www.benchmarking.be). Daarnaast zijn er vanaf 2004 een 500-tal bedrijven die onder de regeling van het Vlaams Besluit Energieplanning vallen: Bestaande vestigingen met een energiegebruik groter dan 0,1 - 52 -
Duurzaam werken PJ en minder dan 0,5 PJ dienen bij de eerstvolgende aanvraag tot hernieuwing van hun milieuvergunning, een conform verklaard energieplan mee te sturen. Zo’n energieplan bevat een lijst met maatregelen die het specifieke energiegebruik in de inrichting kunnen verminderen. Bij een wijziging aan een bestaande installatie of bij de oprichting van een nieuwe inrichting, moet bij de vergunningsaanvraag een energiestudie gevoegd worden. In de energiestudie dient aangetoond te worden dat de nieuwe inrichting de meest energieefficiënte inrichting is die economisch haalbaar is (Beste Beschikbare Technieken) (voor meer info: www.energiesparen.be). Bestaande inrichtingen met een energiegebruik van meer dan 0,5 PJ, die niet toegetreden zijn tot het benchmarkingconvenant, dienen voor 1 januari 2005 in het bezit te zijn van een conform verklaard energieplan. Tegen 2007 moeten alle rendabele investeringen in energieefficiëntie (investeringen die zichzelf terugbetalen in een drie à viertal jaar, door hun energiebesparing) doorgevoerd zijn. Syndicale informatierechten Als afgevaardigde kan je aan de bedrijfsleiding het signaal geven dat werknemers de klimaatproblemen belangrijk vinden door het thema op de agenda van het CPB en OR te plaatsen en een aantal voorstellen te lanceren. Als werknemer zie je immers op welke plaatsen er nog aan energiebesparing kan worden gedaan. Misschien bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van groene stroom of heeft het bedrijf er voordeel bij om een warmtekrachtkoppeling te installeren. De Vlaamse overheid voorziet immers heel wat subsidies waarop het bedrijf aanspraak kan maken. Probleem is dat vakbondsafgevaardigden tot nog toe vaak enkel geïnformeerd worden wanneer het de directie past. Goed nieuws echter want sinds het voorjaar van 2004 heb je het wettelijke recht om rond energie geïnformeerd te worden. Analoog aan de verplichtingen die in Vlaanderen gelden voor wat betreft het milieubeleid van de onderneming, zijn er nu ook syndicale informatierechten inzake energie op het niveau van de onderneming. Die rechten zijn wettelijk ingeschreven in het decreet tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, het zogenaamde REG-decreet. Met dit decreet wil het Vlaamse Gewest onder meer het rationele energiegebruik (REG) bevorderen. Informatierecht volgens de wet: REG-decreet, goedgekeurd op 31 maart 2004, Art 17 §5
‘De energiedeskundige stelt de energieplannen en de energiestudies ter beschikking van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming of bij ontstentenis van deze organen, de vakbondsafvaardiging’.
- 53 -
Duurzaam werken Energieplannen van het bedrijf opvragen Dit recht betekent dat alle bedrijven die een energieplan en/of energiestudie moeten opmaken, de vakbonden hierover moeten informeren via hun afgevaardigden in OR en CPB. Voor de bedrijven die deelnemen aan het benchmarkingconvenant geldt dat de doorlichting en het investeringsplan uit het convenant gelden als energiestudie en energieplan. Het informatierecht geldt dus evenzeer voor de resultaten van de studies die in het kader van het convenant gebeuren. Dit is voor vakbondsafgevaardigden in de benchmarkbedrijven zeer interessant omdat ze hierdoor strategische informatie kunnen verkrijgen met betrekking tot de concurrentiepositie van het bedrijf tot de wereldtop. Deze studies hebben immers tot doel om de afstand tot de wereldtop met betrekking tot energieefficiëntie te bepalen. Het opvolgen van deze plannen is bij uitstek materie voor de OR. Indien blijkt dat je bedrijf nog een afstand af te leggen heeft qua energie-efficiëntie, moet het een besparingsplan opstellen met maatregelen en investeringen. Binnen de ondernemingsraad heb je steeds het recht om vragen te stellen over de economische en financiële informatie (EFI) van je bedrijf, onder meer over de energie-investeringen die je bedrijf al dan niet van plan is door te voeren en het kostenplaatje van energie in je bedrijf. Mogelijk geeft je werkgever zelf informatie over energie maar indien hij dit niet doet, heb je het recht om hier zelf vragen over te stellen. Energie-efficiënte investeringen in een bedrijf betekenen immers ook de concurrentiepositie en de tewerkstelling verbeteren. Bedenk overigens dat investeren in energie-efficiëntie dikwijls serieuze aanpassingen aan de productieprocessen betekent. En dat het dus zeker zinvol is dat je daar met je neus bovenop zit, want dit zal ook zijn consequenties hebben op de arbeidsorganisatie. Dit zal gepaard moeten gaan met bijkomende opleidingen en het creëren van nieuwe hoogkwalitatieve jobs. Hulp van deskundigen Om de syndicale werking rond energie in een bedrijf te kunnen uitbouwen, moeten vakbondsvertegenwoordigers een zo goed mogelijk zicht hebben op het energiegebruik en het energiebeleid van het bedrijf waar ze werken. Een energievragenlijst (zie verder) zou alvast enkele aanknopingspunten kunnen bieden. Omdat dit soms vrij technisch kan worden (bijvoorbeeld de afregeling van de aangrijpingskracht van motoren), moet een vakbondsafgevaardigde er niet voor terugschrikken om de hulp in te roepen van technisch onderlegde mensen binnen (de preventieadviseur of milieucoördinator) of buiten het bedrijf (milieudeskundige in jouw vakbond). Een vergadering van CPB of OR kan met (syndicale) deskundigen van buiten het bedrijf worden voorbereid. Deskundigen kunnen ook als waarnemer worden uitgenodigd op de OR of CPB vergadering zelf, mits het respecteren van bepaalde, wettelijke of in het huishoudelijk reglement van OR of CPB vermelde, te volgen procedures. In de praktijk wordt hier soms te weinig gebruik van gemaakt. Op de Emis-website (het Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest) is heel wat informatie terug te vinden over energie. Indien je niet direct een - 54 -
Duurzaam werken antwoord vindt op je vraag, stel deze dan aan de helpdesk. Dan krijg je zo snel mogelijk een antwoord op je vraag (www.emis.vito.be). Energievragenlijst Zegt de milieuvergunning iets over energie? Komt energie aan bod in het jaarlijks milieuverslag dat de milieucoördinator overmaakt aan het CPB? Wie is eindverantwoordelijke voor energiezaken in het bedrijf? Welke primaire energiebron wordt gebruikt in de productie/verwarming: steenkool (ton/jaar); aardolie/stookolie (liter/jaar); gas (m3/jaar); elektriciteit (kWh/jaar)? Hoeveel (per jaar)? Wat is de evolutie (over 5 jaar)? Hoeveel brandstof besteedt het bedrijf per jaar aan transport (binnen en buiten het bedrijf)? Wat is de evolutie (over 5 jaar)? Kan er in het productieproces van het bedrijf energie worden bespaard? Waar? Kan er in de kantoren van het bedrijf energie worden bespaard? Wordt warmte en/of warm (proces)water op een of andere manier hergebruikt? Zou dit kunnen binnen het bedrijf? Koopt het bedrijf groene stroom aan bij een groenestroomproducent? Hoeveel? Werd reeds een energie-audit uitgevoerd in het bedrijf? Is er een beleid rond energiebesparing in de onderneming? Wordt dit energiebeleid bekend gemaakt aan alle werknemers van het bedrijf? SD-Worx bouwt een nieuw duurzaam kantoor te Kortrijk SD-Worx heeft recent een nieuw kantoorgebouw in Kortrijk geopend. Bij de bouw is ruim aandacht besteed aan vooruitstrevende technologische, energiezuinige toepassingen qua duurzaam bouwen en is ook de nodige aandacht besteed aan het comfort van de medewerkers. Cenergie (consulent in energiezorg, ingenieursbureau duurzaam bouwen, projectbegeleider hernieuwbare energie) werkte mee aan dit project (www.cenergie.be). Meer info: -VREG (Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt): www.vreg.be -Informatie over Benchmarking: www.benchmarking.be -Informatie over groene stroom: energie.greenpeace.org -Informatie over het Vlaamse energiebeleid: www.energiesparen.be Lees ook: -Suggestie 12: Reg-Fonds
- 55 -
Duurzaam werken
Suggestie 12: Fonds om bij werknemers thuis energiezuinige maatregelen (REG) te financieren
Bedrijven of sectoren kunnen in een cao laten vastleggen dat er een fonds
opgericht moet worden waarmee werknemers bij hen thuis energiebesparende maatregelen kunnen financieren.
Sectoren (en/of individuele bedrijven) die de mond vol hebben van duurzaam werken, zouden de daad op een originele manier bij het woord kunnen voegen: door voor hun werknemers een fonds in het leven te roepen waarin een bepaald percentage van de loonmassa (bijvoorbeeld 0,5%) wordt gestort. Dit fonds is dan bedoeld om bij de werknemers thuis energiebesparende maatregelen mee te helpen financieren, zoals bijvoorbeeld de aankoop en plaatsing van een zonneboiler. Het fonds kan aangewend worden door bijvoorbeeld per werknemer binnen de sector, jaarlijks een forfaitair bedrag af te spreken waarmee men energiezuinige investeringen kan doorvoeren in de woning. Eventueel zou de werknemer de som gedurende een aantal jaren op kunnen sparen voor een grotere investering (bijvoorbeeld een hoogrendementsverwarmingsketel). Een andere mogelijkheid om de middelen van dit fonds te verzilveren, zou het ontwikkelen van een systeem van duurzame energiecheques kunnen zijn. Dergelijke energiecheques zouden enkel ter betaling van energiezuinige maatregelen (bv. de aankoop van spaarlampen of van een spaardouchekop) kunnen worden voorgelegd. Hierover moeten dan wel wettelijke regelingen worden getroffen, zoals dit het geval is bij maaltijd- of cultuurcheques. Het spreekt voor zich dat bovenstaande suggestie nogal ambitieus is. Niet alle sectoren zullen bereid zijn hierin mee te gaan. Laat je in ieder geval niet te snel ontmoedigen en spreek er verschillende mensen over aan! Meer info: Of werknemers nu al dan niet kunnen genieten van een REG-fonds in hun bedrijf/sector, iedereen heeft sowieso recht op de premies van de netbeheerders en gemeenten of de fiscale maatregelen van de overheid bij het invoeren van energiezuinige toepassingen in de woning. Meer informatie hierover vind je op www.energiesparen.be. Je vindt er enerzijds op welke premies je recht hebt maar je kan er ook allerlei interessante brochures aanvragen over rationeel energiegebruik. Deze info is ook aan te vragen op de Vlaamse infolijn: 0800/3 02 01. Lees ook: -Suggestie 11: Syndicale informatierechten met betrekking tot energie
- 56 -
Duurzaam werken
Suggestie 13: Mens- en gezinsvriendelijkere bedrijven
Werknemers moeten hun rechten die verband houden met een betere
onderlinge afstemming tussen arbeid en gezin, arbeidskwaliteit en gezondheid en welzijn durven op te nemen.
Afgevaardigden kunnen op het CPB voorstellen lanceren die een mens- en
gezinsvriendelijker bedrijf bevorderen.
Mensvriendelijke bedrijven zijn bedrijven die oog hebben voor het welzijn van hun werknemers en in het bijzonder voor de combinatie tussen werk en privéleven. Steeds meer mannen en vrouwen wensen immers een volwaardig beroepsleven te combineren met een volwaardig privé- en gezinsleven. Vooral vrouwen geven in een bepaalde levensfase vaak een stuk van hun carrière op om voor de kinderen te zorgen. Hier kan wat aan gedaan worden: bedrijven kunnen gezinsvriendelijke maatregelen uitwerken, zoals glijdende werktijden of soepele verlofregelingen. Daarnaast heeft de overheid een resem maatregelen uitgewerkt met als doel een betere afstemming werk/gezin (denk maar aan het tijdskrediet of het vaderschapsverlof) en welzijn op het werk. In de praktijk blijkt het echter niet zo eenvoudig. Zo staan nogal wat bedrijven negatief tegenover werknemers die een tijdskrediet willen opnemen of deeltijds willen werken. Zelfs wettelijk geregelde rechten worden niet altijd gerespecteerd door de werkgever. Nochtans varen niet alleen werknemers hier wel bij. Ook het bedrijf plukt er de vruchten van: betere prestaties, grotere productiviteit, minder ziekteverzuim en zo meer. Om een bedrijf mensvriendelijk te maken is er regelmatig overleg nodig tussen de bedrijfsleiding en de werknemers. Zo kan het bedrijf een enquête bij haar werknemers uitvoeren om na te gaan wat de reële behoeften van de werknemers zijn. Na inventarisatie van de knelpunten en de noden kan een actieplan worden opgesteld. Uiteindelijk moeten we tot een cultuur komen waar werknemers het ‘normaal’ gaan vinden dat zij deze mens- en gezinsvriendelijke rechten kunnen opnemen in hun bedrijf. Om tot deze cultuur te komen zouden gezinsvriendelijke bedrijven hun expertise en nuttige ervaringen over de onderlinge afstemming van arbeid en gezin aan andere bedrijfsleiders kunnen meedelen, bijvoorbeeld door het organiseren van een vormingssessie. In syndicaal zwakkere sectoren kunnen de vakbonden werknemers extra ondersteuning bieden door het inrichten van bijvoorbeeld een sectorale vormingsavond. Afgevaardigden kunnen er op het CPB bij hun werkgever op aandringen om bepaalde maatregelen door te voeren of uit te bouwen. Een aantal ideeën: Arbeidstijd Meer en meer werknemers zien het traditionele ‘9 tot 5’-werkschema liever aangepast aan hun persoonlijke gezinssituatie. Dit kan er voor zorgen dat het combineren van werk, gezin, zorg en vrije tijd iets soepeler verloopt. Deeltijds werken kan bijvoorbeeld via - 57 -
Duurzaam werken verschillende roosters worden ingevuld: telkens halve dagen werken of bijvoorbeeld een week wel en een week niet werken. Een andere mogelijkheid is voltijds werken in de drukke maanden en 60% in kalmere periodes. In heel wat bedrijven werkt men met glijdende werkuren. Bij glijdende werkuren bepalen medewerkers zelf, binnen vastgelegde limieten, wanneer ze hun dagtaak aanvatten of beëindigen. Bij ploeg- en bandwerk is dit moeilijker te organiseren. Een andere mogelijkheid is het tijdskrediet. Dit wil zeggen dat werknemers gedurende een bepaalde periode loopbaanonderbreking kunnen opnemen. (meta.fgov.be/pc/pce/pcet/nlcet11.htm) Ter compensatie van hun loon krijgen ze een onderbrekingspremie van de RVA en een aanmoedigingspremie van de Vlaamse overheid. Je vakbond heeft heel wat informatie over de verschillende mogelijkheden om de arbeidstijd anders in te delen. Vraag ernaar! Telewerk De informatica-evolutie maakt het mogelijk dat bepaalde werknemers niet langer dagelijks fysiek aanwezig moeten zijn op hun bedrijf. Van thuis uit kan in vele gevallen minstens even efficiënt gewerkt worden. Een voordeel van telewerk is dat de werknemer tijd en geld wint op het vlak van woon-werkverkeer. Ook de werkgever wint hier geld op en heeft bovendien minder kantoorruimte nodig. Minder filestress, een betere combinatie werk/gezin en meer autonomie en verantwoordelijkheid leidt tevens tot meer arbeidstevredenheid en een grotere werkmotivatie wat voor beide partijen positief is. De werkgever moet wel een vergoeding voorzien voor de werknemers die aan telewerk doen (telefoon, verwarming, elektriciteit). Een belangrijke waarschuwing alvast: de grens tussen privé en werk dreigt te vervagen door telewerken. Een strikte werkplanning is dan ook aangewezen. Bovendien neemt de voeling met de collega’s af. Afwisselend telewerken en werken op het bedrijf wordt dan ook aangeraden. Daarenboven is het van belang dat telewerk moet worden aangeboden als een mogelijkheid waar werknemers vrijwillig kunnen op ingaan. Keuzevrijheid is hier heel belangrijk. Vanuit syndicaal oogpunt is het ook belangrijk om toe te zien dat door het telewerken sociale verworvenheden zoals inspraak in het bedrijf niet inboeten. Financiële voordelen Meer en meer bedrijven zijn er voor gewonnen om hun werknemers extralegale voordelen bovenop hun loon te bieden. De keuze is groot: vergoeding woon-werkverkeer, hospitalisatieverzekering, korting bij aankoop bedrijfsproducten, maaltijd-, sport- of cultuurcheques, een lening tegen een gunstige rente of een premie of geschenk bij een geboorte. Dergelijke financiële beloningen verhogen de arbeidsmotivatie. Let wel: uit onderzoek blijkt dat de grootste arbeidsvreugde volgt uit de jobinhoud en de sociale contacten en niet zozeer uit financiële beloningen. Opleiding en vorming Om in te kunnen spelen op de vele en snelle veranderingen in de maatschappij, zal ieder van ons voortdurend moeten bijleren (levenslang leren). Niemand mag hierbij uitgesloten worden: levenslang leren moet voor iedereen een recht worden, actief en niet actief, oud en - 58 -
Duurzaam werken jong, werknemers in KMO’s en grote bedrijven en zo meer. Alle werknemers hebben dan ook recht op educatief verlof. Voor de vakbonden is het essentieel dat werknemers inspraak krijgen in hun eigen leertraject. Om werknemers te verzekeren van hun recht op opleiding, kan in een sectorale cao het recht op een minimaal aantal opleidingsdagen er werknemer per jaar worden vastgelegd. Op bedrijfsvlak moet dan verder worden onderhandeld over de opleidingsplannen. Opleidingscheques helpen het bedrijf om de opleidingen te betalen. Gezondheid en welzijn Een preventief welzijnsbeleid, op vlak van veiligheid en gezondheid, rendeert op termijn: minder geld kruipt immers in afwezigheden door ziekte, stress en werkongevallen. Zo kan het bedrijf een halve dag verlof geven aan vrouwen die naar een borstkankerscreening wensen te gaan of het bedrijf kan begeleiding voorzien voor werknemers met een alcoholprobleem. Het bedrijf kan ook een kleine sportruimte installeren waar werknemers over de middag gebruik kunnen van maken. Ook stress moet aangepakt worden door bijvoorbeeld een bevraging naar de knelpunten. Ook kan er een preventiebeleid uitgewerkt worden (dat is meer dan de aanstelling van een preventie-adviseur) voor zaken als pesten en ongewenst seksueel gedrag. Het Comité ter Preventie en Bescherming op het werk (CPB) kan op haar bijeenkomsten bovenstaande voorstellen aankaarten. Deze thema’s en bijhorende suggesties zijn slechts een greep uit een heel uitgebreid aanbod. Als afgevaardigde is het belangrijk je ogen en oren op je bedrijf goed open te houden en zo te ontdekken waar de werknemers in jouw bedrijf behoefte aan hebben. Meer info: -Op de site van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg vind je de reglementering van heel wat zaken die hierboven behandeld zijn, o.a. de regelgeving over educatief verlof: meta.fgov.be -De site www.evenwichtmaaktsterk.be is een project van het Europees Sociaal Fonds in samenwerking met de Administratie werkgelegenheid en de SERV. Via deze website kan een bedrijf op een snelle en gratis manier meer inzicht krijgen in het efficiënt combineren van werk en privé via de Family and Business Quick Scan. Vervolgens kan de Family and Business Audit uitgevoerd worden wat zorgt voor een nog systematischere inventaris van alle aspecten die voor dat bedrijf of die organisatie op het vlak van de combinatie werkprivé van belang zijn.
Lees ook: -Suggestie 14: Diversiteit
- 59 -
Duurzaam werken
Suggestie 14: Diversiteit in het personeelsbeleid
De ongelijkheid op de werkvloer wegwerken en alle bevolkingsgroepen het
recht geven op goed werk met goede arbeidsvoorwaarden.
In deze laatste suggestie van de brochure duurzaam werken willen we de aandacht kort richten op ‘diversiteit’, meer bepaald de verscheidenheid aan werknemers op de werkvloer. Ondanks de vele bevolkingsverschillen (jong, oud; kortgeschoold, hooggeschoold; autochtoon, allochtoon; met/zonder handicap; homo, hetero; man, vrouw) die er in Vlaanderen zijn, is daar op de werkvloer weinig van te merken. Dit is te verklaren door het feit dat bepaalde groepen, bijvoorbeeld allochtonen en personen met een handicap, beduidend minder kansen krijgen op de arbeidsmarkt. De vakbonden hebben vanzelfsprekend oog voor deze ongelijkheid: iedereen heeft immers evenveel recht op goed werk met goede arbeidsvoorwaarden. ACV, ABVV en ACLVB besloten dan ook samen de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt aan te gaan met het Europees project Colourful Workshop – Kleurrijke Werkvloer. Met dit sensibiliserende project richten ze zich naar jou, namelijk vakbondsafgevaardigden in bedrijven. Jullie spelen immers een belangrijke rol in de strijd tegen discriminatie. Het project heeft ondermeer een leergids ontwikkeld. Deze gids bevat een reeks voorbeelden uit bedrijven waar men een diversiteitbeleid op de werkvloer doorgevoerd heeft. Zo kan men in de bedrijfskeuken rekening houden met mensen die geen varkensvlees eten door keuzemenu’s aan te reiken; kunnen er dicht bij de ingang van het bedrijf parkeerplaatsen vrijgehouden worden voor medewerkers met een handicap en kunnen oudere werknemers ingeschakeld worden als coach voor jongere werknemers. Uit deze en veel andere voorbeelden kunnen afgevaardigden ideeën halen om zelf een diversiteitsbeleid op te starten of helpen mee uit te bouwen. Afgevaardigden, militanten en personeel uit vijftien verschillende bedrijven uit diverse sectoren en uit vijf Vlaamse provincies werkten mee aan deze gids (de gids is gratis te downloaden op www.colourfulworkshop.be/files/finale%20leergids.pdf). Er zal ook een ‘handleiding’ en een ‘vormingspakket’ voor diversiteit op de werkvloer verschijnen. Om militanten, afgevaardigden en secretarissen te helpen het thema ‘diversiteit’ in hun bedrijf ingang te laten vinden, hebben de vakbonden samen 12 diversiteitsconsulenten in dienst genomen. Zij motiveren de militanten om op te komen voor een bedrijfscultuur waar het goed werken is voor mensen met een andere huidskleur, maar ook voor vrouwen, personen met een handicap en oudere werknemers. Indien je in je bedrijf wil werken rond het thema diversiteit kan je het best contact opnemen met één van de diversiteitsconsulenten van je vakbond (zie www.colourfulworkshop.be of www.vakbondenvoordiversiteit.be). - 60 -
Duurzaam werken Ook Trivisi biedt instrumenten aan om je bedrijf op het spoor van duurzaam werken, ondermeer diversiteit te zetten. Trivisi is een initiatief van de Vlaamse Minister van Werkgelegenheid, met als doel Vlaamse bedrijven op weg naar duurzaam ondernemen te zetten. Heel wat bedrijven, NGO’s, sociale partners, mensen uit de academische wereld en deskundigen dragen bij tot dit proces. Zij proberen instrumenten te ontwikkelen en wisselen hun ervaringen en beste praktijken op dit gebied uit. Op hun website vindt je allerlei publicaties over diversiteit die gratis aan te vragen zijn (www.trivisi.be). In de publicaties bevinden zich tal van tips om diversiteit op de werkvloer te promoten. Meer info: Zowel ACV, ACLVB als ABVV hebben naast de publicaties die in het kader van ‘Colourful Workshop’ opgesteld zijn, ook eigen publicaties/websites over het thema diversiteit en racisme. Voor ACLVB kan je de informatie vinden op www.aclvbdiversiteit.centerall.com, voor het ABVV op www.welkom.be. Ook het ACV heeft een aantal brochures over diversiteit, die zijn te bestellen op www.acv-csc.be. Lees ook: -Suggestie 13: Mens- en gezinsvriendelijkere bedrijven
- 61 -
Duurzaam werken
6 Wil je meer weten… ABVV Hoogstraat 42 1000 Brussel Tel 02-506 82 11 Fax 02-506 82 29 http://www.abvv.be ACLVB, Vlaamse Regionale Poincarélaan 72-74 1070 Brussel Tel 02-558 51 60 Fax 02-558 51 61 http://www.aclvb.be ACV Haachtsesteenweg 579 1031 Brussel Tel 02-246 31 11 Fax 02-246 30 10 http://www.acv-online.be Arbeid & Milieu vzw Statiestraat 179 2600 Berchem Tel 03-218 74 72 http://www.a-m.be Bond Beter Leefmilieu Tweekerkenstraat 47 1000 Brussel Tel 02-282 17 20 Fax 02-230 53 89
[email protected] http://www.bblv.be VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) Boeretang 200 2400 Mol Tel 014-33 55 11 Fax 014-33 55 99 http://www.vito.be Vito-Emis Energie en Milieu Informatiesysteem voor het Vlaamse Gewest http://www.emis.vito.be Alle info over milieuwetgeving
- 62 -
Duurzaam werken
7 Afkortingenlijst A&M ABVV ACLVB ACV BBL BBO BBT BIS BPA CAO CDO CMB CO2 CPB CRB EFI EMIS EU Externe dienst PB FRDO Gecoro GPP IAO ICDO IIAV Interne dienst PB IPA JAP KMO NAR NGO OBO OR OVAM OWW PA PC PJ Procoro
Arbeid & Milieu vzw Algemeen Belgisch Vakverbond Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België Algemeen Christelijk Vakverbond Bond Beter Leefmilieu Beschrijvend Bodemonderzoek Beste Beschikbare Technieken Beweging voor Internationale Solidariteit Bijzonder Plan van Aanleg Collectieve Arbeidsovereenkomst Centrum voor Duurzame Ontwikkeling Centrale der Metaalindustrie van België Koolstofdioxide Comité voor Preventie en Bescherming op het werk Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Economische en Financiële Informatie Energie en Milieu Informatiesysteem Europese Unie Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening Globaal Preventieplan Internationale Arbeidsorganisatie Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling Instituut voor Internationale Arbeidsvorming Interne dienst voor preventie en bescherming op het werk Interprofessioneel Akkoord Jaarlijks Actieplan Kleine en Middelgrote Onderneming Nationale ArbeidsRaad Niet-Gouvernementele Organisatie Oriënterend Bodemonderzoek Ondernemingsraad Openbare Afvalstoffen Maatschappij Oxfam Wereldwinkel Preventieadviseur Paritair Comité Petajoule Provinciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening - 63 -
Duurzaam werken REACH REG RSP RSZ RUP SA SA SAI VITO VITO Vlacoro Vlarebo Vlarem VMM VODO VREG VVSG WAP WHO
Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemische Stoffen Rationeel Energiegebruik Ruimtelijk Structuurplan Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Ruimtelijk Uitvoeringsplan Syndicale Afvaardiging Sociale Aansprakelijkheid Social Accountability International Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Vlaams Instituut voor Technologische Ontwikkeling Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening Vlaams reglement inzake bodemsanering Vlaams Reglement voor de Milieuvergunning Vlaamse Milieumaatschappij Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteit en Gasmarkt Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Wet op de Aanvullende Pensioenen Wereldgezondheidsorganisatie
- 64 -