Geeske Hovingh 1. ‘Zilver en goud heb ik niet, maar wat ik heb, geef ik u: in de naam van Jezus Christus’. Die woorden uit de Handelingen van de Apostelen, vormen zoals u intussen weet, het thema van deze dag. Ik sloeg de bijbel open en las ze nog eens over, dacht er op door en werd toen ineens herinnerd aan een sprookje dat ik lang geleden hoorde, maar altijd heb onthouden. Ik wil er dan ook graag mijn lezing mee beginnen. Het is in 1946 geschreven door Godfried Bomans en ik waarschuw u alvast maar: het is een sprookje zonder happy end! 2. Er was eens een bramenplukker die alleen in een groot bos woonde en daar zeer gelukkig was. Iedere dag bij het opstaan genoot hij van de wereld om hem heen, iedere avond viel hij tevreden in slaap. Op een avond klopte er een ontdekkingsreiziger aan zijn deur die zocht naar een onderkomen voor de nacht. De bramenplukker was zeer verheugd: een mens precies als hij! Hij danste van plezier om de reiziger heen en maakte een maaltijd voor hem. De ontdekkingsreiziger vond hem maar een rare vent, maar at met smaak zijn eten op en wilde met een goudstuk betalen. De bramenplukker weigerde echter en zei: ‘Dank, meneer, maar ik heb dat niet nodig’. ‘Hoezo niet?’ antwoordde de ontdekkingsreiziger. ‘Ach’, sprak de bramenplukker, ‘ik heb diamanten.’ ‘Hoeveel?’ vroeg de reiziger gretig. ‘Nou, een paar grasvelden vol.’ De reiziger spitste zijn oren. ‘Een paar grasvelden?!? Dan bent u dus zeer rijk!’ ‘Het is nog niet alles’, zei de bramenplukker, ‘ik heb ook nog een paar duizend spiegels, sommigen zo groot dat je een dag nodig hebt om er omheen te lopen.’ ‘Waar?’ vroeg de reiziger die nu met stemverheffing sprak. ‘In mijn huis natuurlijk’ zei de bramenplukker. ‘Maar dan is je huis dus heel groot?’ ‘Jazeker, het is een paleis, ik heb het zelfs nooit helemaal kunnen bekijken, daarvoor is het gewoon te groot.’ De ontdekkingsreiziger begon zijn spullen in te pakken. ‘Maar u zou toch blijven slapen?’ vroeg de bramenplukker. Hij antwoordde: ‘Tijd is geld. Ik moet onmiddellijk de anderen hier van op de hoogte brengen. Dit is de grootste ontdekking die ik ooit heb gedaan.’ De bramenplukker vond het jammer om hem te moeten zien gaan, maar de gedachte dat hij de volgende dag terug zou keren en dan ook nog in het gezelschap van andere mensen, stemde hem vrolijk en die nacht sliep hij als een roos. Toen de ontdekkingsreiziger in zijn stad was teruggekeerd, ging hij onmiddellijk naar de burgemeester om te vertellen wat hij had gehoord. De burgemeester was zo onder de indruk dat hij een bijeenkomst organiseerde op het grote marktplein. De ontdekkingsreiziger sprak er
1
de verzamelde menigte toe en vroeg: ‘Hebben jullie parels nodig? Of spiegels zo groot als dit marktplein? Kom dan vanavond met me mee, ik laat het jullie allemaal zien!’ Zo vertrok hij met een paar duizend mensen in de richting van het bos waar de bramenplukker woonde. Die stond hen al op te wachten en riep: ‘ Welkom, wat fijn dat jullie met zoveel gekomen zijn! Ik heb misschien niet genoeg ontbijtkoek voor iedereen, maar er is in ieder geval water en brood.’De burgemeester riep: ‘We komen de parels halen, waar zijn ze?’ De bramenplukker antwoordde: ‘Morgenochtend zullen jullie ze kunnen zien. ‘ Mopperend legde de hele groep zich te ruste, maar de gedachte dat ze volgende dag rijk zouden zijn, maakte veel goed. Die ochtend stonden ze allemaal al vroeg op en ongeduldig keken ze naar de deur van de bramenplukker. Toen die eindelijk openging, kwam de bramenplukker naar buiten en keek zwijgend naar de velden; zijn ogen stonden vol tranen. ‘Jullie treffen het wel,’ sprak hij zachtjes. ‘Wat zegt ‘ie?’ mompelde de burgemeester. ‘Ik zeg: jullie treffen het wel,’ hernam de bramenplukker glimlachend, ‘zoveel parels liggen er anders nooit.’ ‘Ik zie geen parels,’ antwoordde de burgemeester. ‘Zien jullie geen parels?’ vroeg de bramenplukker verbaasd. ‘Wij zien niets,’ riepen de mensen, ‘wij zien helemaal niets.’ ‘Wat hebben jullie dan een slechte ogen!’ riep hij uit, ’kijk om je heen! Zie je het niet?’ ‘Dat is dauw,’ sprak de burgemeester boos. ‘Dat… dat wist ik niet,’ stamelde de bramenplukker, ‘ik dacht…’ ‘Waar zijn de zuilengangen?’ vroeg de burgemeester kort. ‘Daar,’ fluisterde de bramenplukker. ‘Dat zijn bomen,’ antwoordde de burgemeester, ‘Waar is het mozaïek?’ ‘Daar,’ sprak de bramenplukker. De burgemeester hief de ogen naar de purperen hemel. ‘Dat is lucht,’ zei hij, ‘gewoon lucht. Waar zijn de spiegels?’ De bramenplukker wees zwijgend in de verte. ‘Dat zijn vijvers,’ sprak de burgemeester. ‘Waar is de muziek?’ De bramenplukker stak de wijsvinger op; de burgemeester luisterde. Toen richtte hij zich op en sprak met een bittere glimlach: ‘Dat is een nachtegaal, onnozele! Een simpele nachtegaal! Wij zijn bedrogen.’ ‘Wij zijn bedrogen’ schreeuwden de mensen, ‘wij zijn bedrogen!’ ‘Maar ik heb toch precies verteld zoals het is!’ riep de bramenplukker, ‘ik heb toch precies…’ ‘Hang hem op!’ riepen de mensen, ‘hang hem toch op!’ En toen 's avonds de nachtegaal zijn trillend lied begon, was er niemand om te luisteren. Want de bramenplukker hing juist een tak lager, dood.
2
3. Ik was 18 toen ik dit verhaal las en weet nog goed dat het me verdrietig stemde. Ik had medelijden met de bramenplukker en snapte niet goed dat de titel van het verhaal ‘de rijke bramenplukker was’. Wat was er nou rijk aan? Dat is nu ongeveer twaalf jaar geleden. In dat jaar haalde ik mijn diploma en stond ik voor de vraag of ik meteen zou gaan studeren, of misschien iets anders zou gaan doen. Ik betrapte mezelf erop dat ik behoefte had gekregen aan een ander soort kennis dan die uit de boeken. En zo kwam ik in contact met ‘Missie en Jongeren’, een organisatie die u misschien wel kent, en die jonge mensen voor enkele maanden uitzendt naar vrijwilligersprojecten in ‘het Zuiden’, naar landen zoals Chili, Oeganda, India en Ghana. De achterliggende gedachte van dit soort projecten is dat de jongeren er kennismaken met een ander soort leven, meestal een leven in armoede, (in de letterlijke zin van het woord dan) die een vorm van bewustwording bij hen ontwikkelt en waarmee ze –hopelijk- uiteindelijk weer een steentje bij kunnen dragen aan de maatschappij. De plekken waar jongeren naartoe gaan, staan allemaal in nauw contact met missieposten, de broeders en zusters aldaar stellen zich dan ook verantwoordelijk voor het wel en wee van de jongeren in kwestie. En voor dat je naar zo’n project afreist, krijg je van Missie en Jongeren een gedegen voorbereidingstraject aangeboden. Zo kwamen we met een groep van zo’n twintig jongeren samen om te praten over onze dromen en verwachtingen. We draaiden mee op kleine vrijwilligersprojecten in Nederland zelf (want ook hier is natuurlijk veel te doen) en wat de meesten vooral heel erg heeft geïnspireerd, waren de bijdragen van missionarissen die regelmatig als gastspreker optraden tijdens voorbereidingsweekenden. Mensen die soms wel veertig jaar in verschillende Afrikaanse landen hadden doorgebracht vertelden hun verhaal, volledig pretentieloos, zonder opschepperigheid, maar heel puur en eerlijk. Dat ze een stem hadden gehoord die hen simpelweg had opgedragen: ‘ga en probeer de wereld een beetje mooier te maken, help mensen die zichzelf niet kunnen helpen.’ Zo wilden we dat zelf allemaal ook wel doen, een steentje bijdragen aan een betere wereld… Maar dat bleek helemaal niet zo makkelijk. Samen met een reisgenoot vertrok ik voor acht maanden naar Ghana om daar in een klein dorpje op een lagere school te werken. Aanvankelijk was het allemaal heel avontuurlijk en leuk, maar er kwamen natuurlijk ook momenten dat we heimwee voelden, ziek werden. En ook ons geduld werd op de proef gesteld: alles ging langzamer, de dingen gingen bovendien heel vaak anders dan je verwachtte, en de armoede vormde soms een grote uitdaging. Voortdurend werden we geplaagd door schuldgevoel: wij konden gemakkelijk het vliegtuig weer terugpakken naar het comfortabele Nederland, maar deze mensen niet. Gelukkig hadden we ter plekke goed contact met broeders en zusters van verschillende congregaties, zoals de FIC-Brothers en de SMI-Sisters. En als er problemen waren, hielpen ze, we mochten soms mee-eten en er was altijd een luisterend oor. Wanneer ik het even niet meer zag zitten, wendde ik me tot Sister Virginia, een zeer kranige 75-jarige vrouw die me op weergaloze wijze de schoonheid van het Ghanese leven liet inzien. 3
Ze nam me bijvoorbeeld mee naar haar familiehuis waar de mensen zichtbaar in ernstige armoede leefden, maar desalniettemin een enorme gastvrijheid ten toon spreidden. Met het kleine beetje dat ze hadden, wisten ze altijd weer een maaltijd te fabriceren die ook nog genereus met je gedeeld werd. Goud en zilver hadden ze niet, maar wat een kostbare schatten waren dat… Ik zal dat soort gebaren –want ik maakte dat vaker mee in Ghana- niet snel vergeten. 4. Het verblijf in Ghana heeft me dan ook behoorlijk gevormd. Zo heeft het me doen besluiten Culturele Antropologie te gaan studeren, intussen ben ik alweer negen keer naar het land teruggekeerd, onder meer voor eigen projecten, zoals het bouwen van een weeshuis en het is daarnaast niet helemaal toevallig dat mijn partner er vandaan komt. Missie en Jongeren hecht ook sterk aan het vervolgtraject: wat ga je doen met de ervaringen die je in den verre hebt opgedaan? Stop je je foto’s in een album, hang je je mooie kleurige jurken in de kast en herneem je je oude leven? Of integreer je de ervaringen die je daar opdeed met je leven hier? Natuurlijk pak je gauw de Nederlandse draad weer op, -voordat ik het wist, stond ik weer te vloeken op de trein die 5 minuten te laat was- maar er bleef ook iets fundamenteels hangen. Ik ontmoette Afrikanen in Nederland en besefte hoe pijnlijk het verschil is; zij komen allemaal uit landen waar gastvrijheid het handelsmerk vormt, hier stuiten ze op dichte deuren, op over elkaar geslagen armen in plaats van uitgestrekte handen. Dat spoorde me aan om iets voor en met deze mensen te willen doen en zo kwam ik terecht in het Jeannette Noelhuis, een opvangplek in de Amsterdamse Bijlmer voor asielzoekers zonder papieren. Iedere week ga ik er heen om een aantal van hen wat woordjes Nederlands te leren, een brief van de advocaat te vertalen, of wat er ook maar voorbij komt, maar zij leren mij nog veel meer: hoe je je rug recht houdt in moeilijke situaties, hoe je altijd weer op zoek moet gaan naar nieuwe mogelijkheden, naar lichtpuntjes… 5. De bramenplukker uit het sprookje kwam er helaas niet goed van af . Maar er valt ook iets moois uit het verhaal te destilleren: de manier waarop de bramenplukker naar de wereld kijkt, zouden de meesten als naïef beschouwen, maar zijn visie kan ook inspirerend zijn en door mijn ervaringen in Ghana, het contact met mensen die over grenzen heen gekeken en gegaan zijn, ben ik het sprookje anders gaan lezen, kan ik de wereld nu soms zo waarnemen als de bramenplukker dat deed: dat je het zonlicht in de namiddag op de daken ziet schijnen en dat dat alles in vuur en vlam zet, het lijkt wel goud, zo mooi, zo kostbaar. En zo is dat ook in de contacten met mensen. Een hand op je schouder voelen, een vriendelijk woord, een glimach. Iemand helpen die het moeilijk heeft. Dat is wat u, hier vandaag bijeengekomen, ook doet, en ik verzeker u: dat is meer waard dan zilver en goud... Ik wens u een goede dag toe.
4
Zr. Elvira Telik S.sp.S Vooreerst wil ik de werkgroep KRL bedanken voor de uitnodiging om mijn ervaringen met u allen te mogen delen op deze themadag. Ik ben Zr. Elvira, lid van de congregatie Dienaressen van de Heilige Geest, of de SSpS. In oktober 2006 ben ik vanuit Indonesië (West Timor) in Nederland gekomen. Mijn thuisland waar ik mijn familie heb achter gelaten. Mijn koffer was niet zwaar toen ik in Nederland aankwam. Waarom zeg ik dat? Omdat ik denk aan het thema van vandaag: Ik had ook niet veel zilver en goud. Maar mijn bagage bestond vooral uit levenservaring tot nu toe, ervaring waar ik van geleerd heb. Bijvoorbeeld de mentaliteit van mijn godsdienstige ouders en van goede leraren. Maar mijn bagage is ook mijn verlangen om steeds te blijven leren in de situaties die zich voordoen. TILBURG De eerste indrukken van Nederland zijn onder andere: bij het openbaar vervoer moet de bus op tijd zijn bij de haltes, anders worden de mensen ongeduldig. Thuis moest ik vaak een hele dag wachten. De bruggen die open gaan als een stuk van de weg. Er zijn mooie brede wegen. Ook valt het mij op, dat deuren en ramen dicht zijn dat mensen binnen leven. Voor kinderen zijn er veel speeltuinen open. Fietsers overal. Ik heb ook hier fietsen geleerd. Opvallend is ook al die vergaderingen. Dit zijn maar een paar voorbeelden. Het leven hier is heel anders dan thuis. Vooral ook het klimaat. Het kan koud en winderig zijn. Dan heb ik heimwee naar de zon. In de stad heb ik ontdekt dat je zonder de Nederlandse taal niets kunt doen. De taal leren werd een dagtaak. Tegelijk met het inburgeren in allerlei nieuwe gewoontes. Thuis raken in het openbaar vervoer, het drukke verkeer, de grote supermarkten, een open huis in plaats van een gesloten klooster, omgaan met allerlei apparaten. Dat vraagt tijd. En dat gebeurt meestal via ontmoetingen, waardoor je kennissen krijgt en zelfs vrienden. Bijvoorbeeld op het zangkoor waar ik lid van ben. Ik heb langzaamaan kennis gemaakt met de Nederlandse cultuur, politiek, geschiedenis en de sociale structuur. De interviews en opdrachten van de inburgeringcursus die ik gedaan heb waren een goede gelegenheid daarvoor. Zo heb ik het gevoel gekregen dat ik in Nederland geen vreemde meer ben, vrij ben om met anderen om te gaan. Het gevoel “zij en ik,” is veranderd naar een meer “wij” gevoel. De contacten zijn internationaal en interreligieus in mijn woonomgeving. Internationaal, want in de wijk waar ik vrijwilligerswerk doe zijn veel nationaliteiten en religies. Zo heb ik bijvoorbeeld in een interreligieuze kookgroep, koor en handwerkgroep gezeten. Tilburg, waar ik de eerste tijd woonde, was als een proeftuin voor ontmoetingen. Dat gebeurde via bijeenkomsten rond de Bijbel, bij zangrepetities en in contact met jongeren en oude mensen. Voor de inburgeringcursus ben ik heel dankbaar. Die heeft mij veel geholpen om me hier meer thuis te voelen. DEN HAAG Na twee jaar ben ik naar Den Haag verhuisd en ben lid geworden van HIRCOS, dat betekent Haagse Internationale Religieuze Communiteit Schilderswijk. Ik woon daar samen met 2 5
medezusters en 5 medebroeders SVD. HIRCOS is een gemeenschap, die zich inzet binnen de plaatselijke kerk, maar daar een eigen missionaire opdracht heeft. Het begin was niet zo gemakkelijk voor me. Na een tijdje begon ik werk te zoeken. Ik ging met mijn medezusters en broeders naar hun werkterreinen. Daar probeerde ik me van alles op de hoogte te stellen. Daarna dacht ik na wat goed zou zijn voor mijn ontwikkeling. Dat werd na enige tijd werken met de kinderen, met de jongeren, met vrouwen en met dak- en thuislozen, ik leer daar veel. En ook van de cursus van de pastorale school, die ik heb gevolgd tot nu toe. Elke keer probeer ik me aan te passen aan de diverse groepen, want ik doe telkens veel nieuwe ervaringen op, die telkens weer anders zijn. Door deze activiteiten ontmoet ik veel mensen en het zijn vaak verrijkende en inspirerende contacten. Ze geven energie om door te gaan. Blijven leren is eigenlijk een mooie en belangrijke opgave. Alleen met anderen kan ik uitgroeien en de talenten gebruiken die ik heb. Dat is mijn “zilver en goud.” Het is goud voor mij als ik mag werken met spontane kinderen. Het is minstens zilver als het met jongeren klikt in het kamp of bij de 25 groep of in het parochiewerk. En nog steeds heb ik een lege koffer als missiezuster, die de gelofte van armoede heeft afgelegd en alleen maar verzamelt om uit te delen. Als missiezuster heb ik aandacht voor mijn innerlijke leven. Mijn relaties hebben een innerlijke bron. Mijn motto heb ik genomen uit de brief aan de Filip 4:4-9 waar Paulus zegt: “Verheug u altijd in de Heer.” Bijbel, geestelijke lezing en gebed zijn dan belangrijk. Van daaruit, kan ik mijn bijdrage leveren aan mijn communiteit waar ik woon en aan mijn omgeving en werk. In ons leven gaat het niet om grote dingen. In Nederland hoor ik wel eens, ‘Het zijn de kleine dingen die het doen.’ En dat is een liedje. Wie kent het? “ Het zijn de kleine dingen die het doen” (4x). Over kleine dingen gesproken, ik voel me vaak als een brandend olielampje. Ik wil daarmee zeggen, ik heb anderen nodig, als olie. God weet hoe rijk en dankbaar ik me dan voel. NU VOORUITKIJKEN Hoe kijk ik nu naar de toekomst? Belangrijk blijft het leren van de taal en de voorbereiding van mijn activiteiten. Ook bij het werken met de kinderen en jongeren. Naarmate het met de Nederlandse taal beter gaat, kan ik gemakkelijker werk aannemen. Zoiets als gastvrouw in een inloopcentrum. Of een parochieavond. Ik wil ook verder op de pastorale school. Dat geeft me inzicht in de liturgie hier om het door te geven. Ik heb zelfs al een negenjarige leerling. Nu doe ik nog Nederlands - Indonesische spelletjes met haar. Vooruitkijkend hoop ik in mijn werk op meer contacten via een verzorgingshuis en via alles wat zich aandient. Mijn woonsituatie stimuleert me om daar attent op te zijn. Ik besef dat evangelisch willen leven best bijzonder is. Dat heb ik uit gedrukt in de volgende woorden: Mijn koffer is een rugzak geworden en wordt vaak geopend Om er het juiste woord uit te halen Dat wat op dat moment nodig is De bagage van alle taallessen Is om ervan uit te delen Maar er is meer. Een lied als een gedicht over echte rijkdom met lege handen: 6
De Geest des Heren heeft voor mij een nieuw begin gemaakt Hij is een bron van hoop, in alle dorst en duur Wie weet vanwaar Hij komt, wie wordt Zijn Licht gewaar Hij opent ons de mond en schenkt ons aan elkaar. Graag nog even een paar woorden over het thema van vandaag. “ Goud en zilver heb ik niet, maar wat ik heb geef ik u”. En Petrus sprak: Genezen ben je. Dat wonder van Petrus spreekt me aan, omdat ik zelf ooit zoiets meegemaakt heb. Ik was heel ernstig ziek. Goud en zilver hadden mij toen niet kunnen redden. Ik was al zover heen dat ik, wat van belang was, weggaf aan ’n medezuster, zo ziek was ik. De gang naar een ander ziekenhuis was eigenlijk al te veel. Toch ben ik gegaan. Wat bleek bij aankomst toen in Surabaya: dat ik beter was en genezing had terug gekregen. Genezing en verandering. Mijn vertrouwen in het leven is daardoor verdiept en onbewust neem ik dat overal met me mee, in iedere ontmoeting. Maar ook als ik in het buitenland ben wordt mijn vertrouwen versterkt. Ik voel dat als een geschenk van God. Van het Leven! Goede ontmoetingen inspireren mij. Daar kan ik mee verder. Tenslotte heb ik nog wat geestelijke bagage voor de toekomst. Het volgende lied gaat over: Ik weet dat God de weg in het leven open houdt (2x) Als mijn leven in Zijn richting gaat Soms tegen wereldse stromingen in Ik weet dat God de weg in het leven open houdt.
7