Princetonlaan 6 Postbus 80015 3508 TA Utrecht www.tno.nl/milieu
TNO-rapport TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Effecten van maatregelen t.b.v. zelfredzaamheid: Een onderzoek naar de kwantificeerbaarheid van zelfredzaamheid bevorderende maatregelen
Datum
april 2009
Auteur(s)
Dion Oude Spraaksté
Projectnummer
034.20534/01.04
Opdrachtgever
TNO
Praktijkcoaches
Mw. ir. drs. I.J.M. Trijssenaar-Buhre MTD.
Schoolcoach
Dhr. W. Smeitink (Saxion Hogeschool, Enschede)
2e lezer
Dhr. D.J. de Boer (Saxion Hogeschool, Enschede) Dr.ir. J.E.A. Reinders (TNO)
Aantal pagina's Aantal bijlagen
120 (incl. bijlagen) 4
Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
© 2009 TNO
T 030 256 42 56 F 030 256 42 75
2 / 65
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
3 / 65
Voorwoord Voor u ligt het onderzoek ‘Effecten van maatregelen t.b.v. zelfredzaamheid’. Dit onderzoek is erop gericht maatregelen te identificeren en deze te beoordelen op hun effectiviteit en kwantificeerbaarheid. Vervolgens is in dit onderzoek een selectie van maatregelen geïmplementeerd in het “Model Zelfredzaamheid”, een model dat het mogelijk maakt om zelfredzaamheid mee te nemen in een risicoanalyse. Ik, Dion Oude Spraaksté, student van de opleiding Integrale Veiligheidskunde aan de Saxion Hogeschool Enschede, heb gedurende de periode september 2008 tot en met januari 2009, een afstudeeronderzoek uitgevoerd bij TNO. In deze scriptie wordt het onderzoek beschreven dat is uitgevoerd in opdracht van mw. I. Trijssenaar-Buhre, van de afdeling industriële en externe veiligheid (IEV). Dankwoord Hierbij wil ik in het algemeen de afdeling IEV bedanken voor de leerzame ervaring en de mogelijkheid om binnen deze organisatie een afstudeeropdracht te mogen uitvoeren. Allereerst wil ik graag mw. I. Trijssenaar-Buhre bedanken voor de goede begeleiding. Ten tweede wil ik dhr. P. Hochs bedanken voor de wiskundige ondersteuning en dhr. P. van der Weijde voor zijn hulp bij het programmeren in visual basic. Ten derde wil ik graag een ieder bedanken die tijdens besprekingen input heeft gegeven voor dit onderzoek.
4 / 65
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
5 / 65
Samenvatting Dit rapport is geschreven in het kader van het Kennis InvesteringsProject “Gewonden, zelfredzaamheid en maatregelen”. Dit project is erop gericht om de effecten van zelfredzaamheid van burgers zichtbaar te maken om deze zo uiteindelijk mee te kunnen nemen bij het maken van kwantitatieve risico analyses. Bij een risicoanalyse voor externe veiligheid wordt er in Nederland gerekend met vastgestelde scenario’s en faalfrequenties. Dit verhoogt de eenduidigheid, maar beperkt de mogelijkheid onderscheid te maken voor situaties waarbij specifieke veiligheidsmaatregelen (fysiek of organisatorisch) genomen zijn. Een gevolg van deze standaardisering zou kunnen zijn dat de drijfveer van bedrijven om maatregelen te treffen of te verbeteren afneemt, aangezien de inspanningen geen weerslag zullen hebben op de gemodelleerde risico’s, doordat de risicocontouren er niet door beïnvloed worden. Daarnaast wordt de mogelijkheid voor ruimtelijke ontwikkeling beperkt doordat effecten van extra maatregelen moeilijk gewaardeerd kunnen worden; de risico’s lijken niet af te nemen waardoor moeilijk aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico voldaan kan worden. Dit rapport heeft betrekking op het kwantificeren van zelfredzaamheid-bevorderende maatregelen. De volgende probleemstelling staat centraal in dit onderzoek: Wat zijn de effecten van zelfredzaamheid bevorderende maatregelen en hoe zijn deze te kwantificeren in een risicoanalyse? De probleemstelling wordt aan de hand van de volgende onderzoeksvragen beantwoord: Welke technische maatregelen zijn er te nemen ter bevordering van de zelfredzaamheid? Welke organisatorische maatregelen zijn er te nemen ter bevordering van de zelfredzaamheid? Wat zijn de effecten van de zelfredzaamheid-bevorderende maatregelen? Hoe kunnen effecten van maatregelen kwantificeerbaar worden gemaakt? Hoe kan uit de resultaten van de voorgaande vraagstukken een rekenmodel ontwikkeld worden om de slachtofferreductie, door maatregelen ter bevordering van zelfredzaamheid, weer te geven? Door middel van een literatuuronderzoek zijn 84 maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid naar voren gekomen. Uit de lijst met maatregelen is een drietal maatregelen geselecteerd op basis van het te verwachten effect en de kwantificeerbaarheid van de maatregel: - Het verbreden of vermijden van een bottleneck, zoals een versmalling of (rol-)trap, op de vluchtroute - Het verkorten van de tijd totdat men begint met vluchten - De mogelijkheid om te schuilen De geselecteerde maatregelen zijn gemodelleerd en vervolgens geïmplementeerd in het “Model Zelfredzaamheid”. Met het “Model Zelfredzaamheid” kan zelfredzaamheid meegenomen worden in een kwantitatieve risicoanalyse om vervolgens het aantal personen te kunnen bepalen dat niet zelfredzaam is. Daarnaast is het model de basis om
6 / 65
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
het effect van zelfredzaamheid bevorderende maatregelen te kunnen kwantificeren in een risicoanalyse. Het “Model Zelfredzaamheid” is beschreven in diverse publicaties [ 1 ], [ 5 ]. Het “Model Zelfredzaamheid” is momenteel geïmplementeerd in Excel, maar zal in de toekomst in EFFECTS en RiskCurves (softwarepakketten van TNO voor resp. effectberekeningen en risicoanalyses) geïmplementeerd worden. De effecten van de maatregelen zoals deze nu in het model zitten zijn scenario en gebiedsafhankelijk. Op dit moment zit in het model alleen de stof acrylonitril, hiermee is een casus berekening uitgevoerd. Uit deze ene berekening kunnen geen generieke conclusies getrokken worden over de effecten van de maatregelen, hiervoor dient eerst een gevoeligheidsanalyse te worden uitgevoerd. Uit de casus, een ongeval waarbij de toxische vloeistof acrylonitril vrijkomt, komen de volgende resultaten naar boven: De effecten van een bottleneck worden in de casus vooral zichtbaar in de plaats waarop de personen niet meer zelfredzaam raken. Bij het verhogen van de capaciteit van de bottleneck met een factor 2 (van 5 naar 10 personen per seconde) vallen er aanzienlijk minder gewonden ter plaatse van de bottleneck. Bij het verwijderen van de bottleneck kunnen de personen een grotere afstand van de bron bereiken. De resultaten zijn sterk afhankelijk van het scenario en de locatie van de bottleneck ten opzichte van het ongeval. Het beperken van de tijd tot de start van het vluchten kan bijvoorbeeld door alarmering of door verkorten van de pre-movementtijd. Alarmering m.b.v. sirenes heeft in deze casus relatief weinig effect voor personen dichtbij de bron, doordat het te lang duurt voordat er gealarmeerd wordt. De personen dicht bij de bron zijn ten tijde van de alarmering al aan het vluchten (gewaarschuwd door eigen waarneming) of al niet meer zelfredzaam. Dit is wel afhankelijk van de stof en concentratie. Een kortere pre-movementtijd zal ervoor zorgen dat men korter wordt blootgesteld aan hogere concentraties, wat de zelfredzaamheid ten goede komt. Schuilen is de maatregel die het grootste effect heeft in de casus, omdat dit zowel de vluchtafstand (hierdoor ook de blootstellingstijd) als de concentratie, waaraan men wordt blootgesteld, vermindert. Ook dit is echter scenario- en gebiedsafhankelijk. Vooruitblik Dit onderzoek is deel van een lopend onderzoek binnen TNO, waarover met enige regelmaat gepubliceerd zal worden. In de eerste helft van 2009 zal het rapport” kwantificeren aantallen gewonden” verschijnen, waarin verschillende methodieken worden vergeleken om het aantal gewonden te bepalen in een risicoanalyse. In september 2009 zal het onderzoek gepresenteerd worden op de ESREL conferentie in Praag, inclusief de paper “Self-rescue and safety measures in quantitative risk analysis, modelling and case studies for accidental toxic releases”.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
7 / 65
Verklarende woordenlijst
Bottleneck Vernauwing in de vluchtroute, zoals een gang of een trap. Building EXODUS Een software programma van the University of Greenwich om ontruimings- en evacuatiescenario’s mee te simuleren. EFFECTS Een software programma van TNO om de fysieke effecten van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen te berekenen. Fractional Incapacitation Dose (FID) Fractie van de dosis waarbij men uitgeschakeld wordt (verstikkende gassen). Fractional Irritant Concentration (FIC) Fractie van de concentratie waarbij irritatie optreedt (irriterende gassen). Letaal letsel Opgelopen letsel met dood als gevolg. Mobiliteit De mate waarin men in staat is zich te bewegen. In dit geval is de mate van mobiliteit van invloed op de vluchtsnelheid. Parts per million (ppm) Aantal deeltjes van een stof per 1 miljoen deeltjes. In dit rapport gebruikt om de concentratie aan te geven. RISKCURVES Een software programma van TNO om kwantitatieve risicoanalyses mee uit te voeren. Subletaal letsel Verwondingen. In het verband met zelfredzaamheid vaak gelijk aan het niet langer zelfredzaam zijn. Zelfredzaamheid De mate waarin een persoon, zonder hulp van anderen, in staat is zichzelf voort te bewegen naar een veilige locatie.
8 / 65
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
9 / 65
Inhoudsopgave Voorwoord ....................................................................................................................................... 3 Samenvatting ................................................................................................................................... 5 Verklarende woordenlijst............................................................................................................... 7 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding ........................................................................................................................ 11 Aanleiding van het onderzoek ....................................................................................... 11 Opdrachtgever................................................................................................................ 12 Doel van het onderzoek ................................................................................................. 12 Startsituatie “Model Zelfredzaamheid” ......................................................................... 12 Probleemstelling en onderzoeksvragen.......................................................................... 12 Leeswijzer...................................................................................................................... 13
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4
Onderzoeksmethodiek ................................................................................................. 15 Onderzoekmethoden ...................................................................................................... 15 Randvoorwaarden onderzoek......................................................................................... 15 Verantwoording onderzoek............................................................................................ 15 Literatuuronderzoek....................................................................................................... 16 Selectie van maatregelen ............................................................................................... 16 Modellering.................................................................................................................... 16 Interviews en besprekingen ........................................................................................... 17
3 3.1 3.2 3.3
Maatregelen en selectie................................................................................................ 19 De maatregelen .............................................................................................................. 19 De selectie...................................................................................................................... 21 Geselecteerde maatregelen ............................................................................................ 24
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3
Kwantificering maatregelen........................................................................................ 27 Het verbreden of vermijden van een bottleneck ............................................................ 27 Grid ................................................................................................................................ 27 Bottleneck ...................................................................................................................... 28 Berekenen zelfredzaamheid ........................................................................................... 30 Berekenen overlijdingskans, plaats en tijdstip............................................................... 34 Voorbeeld berekening verbreden/ vermijden bottleneck ............................................... 36 Beperken van de tijd tot vluchten .................................................................................. 37 De ontdekkingstijd......................................................................................................... 38 Alarmeringstijd .............................................................................................................. 39 Pre-movementtijd .......................................................................................................... 41 De totale tijd tot vluchten............................................................................................... 42 Resultaten tijd tot vluchten ............................................................................................ 45 Schuilen ......................................................................................................................... 46 Berekening toxische stoffen binnenshuis....................................................................... 46 Berekenen binnenkomende luchtstromen ...................................................................... 48 Resultaten schuilen ........................................................................................................ 49
5 5.1 5.1.1
Implementatie van de maatregelen in het model ...................................................... 51 Oorspronkelijk model .................................................................................................... 51 Excel Model................................................................................................................... 51
10 / 65
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
5.1.2 5.2 5.3 5.4
Resultaten uit het oorspronkelijke model ...................................................................... 52 Verbreden of vermijden van de bottleneck .................................................................... 52 Tijd tot vluchten............................................................................................................. 53 Schuilen ......................................................................................................................... 53
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Casus acrylonitril......................................................................................................... 55 Scenario ......................................................................................................................... 55 Huidige methodiek......................................................................................................... 55 Zelfredzaamheid ............................................................................................................ 56 Zelfredzaamheid met bottleneck.................................................................................... 56 Zelfredzaamheid met bottleneck en schuilen................................................................. 58
7 7.1 7.2
Conclusies en aanbevelingen....................................................................................... 61 Conclusies...................................................................................................................... 61 Aanbevelingen ............................................................................................................... 63
8
Referenties .................................................................................................................... 65
9
Ondertekening.............................................................................................................. 67
Bijlagen: 1 Technische maatregelen 2 Organisatorische maatregelen 3 Effecten van maatregelen 4 Handleiding invoerparameters
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
1
11 / 65
Inleiding Dit rapport is geschreven in het kader van het Kennis InvesteringsProject “Gewonden, zelfredzaamheid en maatregelen”. Dit project is erop gericht om de effecten van zelfredzaamheid van burgers zichtbaar te maken om deze zo uiteindelijk mee te kunnen nemen bij het maken van kwantitatieve risico analyses.
1.1
Aanleiding van het onderzoek In Nederland wordt er gerekend met vastgestelde scenario’s en faalfrequenties. Dit verhoogt de eenduidigheid, maar beperkt de mogelijkheid onderscheid te maken voor situaties waarbij specifieke veiligheidsmaatregelen (fysiek of organisatorisch) genomen zijn. Een gevolg hiervan kan zijn dat de drijfveer van bedrijven om maatregelen te treffen of te verbeteren afneemt, aangezien de inspanningen geen weerslag zullen hebben op de gemodelleerde risico’s, omdat de risicocontouren er niet door beïnvloed worden. Anderzijds wordt de ruimte voor ruimtelijke ontwikkeling beperkt doordat effecten van extra maatregelen slecht gewaardeerd kunnen worden; de risico’s lijken niet af te nemen waardoor moeilijk aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico voor overheden voldaan kan worden [ 2 ]. In de eerste fase van het onderzoek is er een literatuuronderzoek uitgevoerd. Het doel van deze literatuurstudie is het verzamelen van gegevens over de mogelijke maatregelen en de effecten ervan. In de tweede fase is een model ontwikkeld, dat de effecten van de geselecteerde maatregelen berekent. Modelresultaten zijn onder andere de afstanden ten opzichte van de locatie van het ongeval en de tijden verlopen na het ongeval, waarop personen niet langer zelfredzaam zijn en de tijden waarop men een vooraf ingestelde overlijdingskans bereikt. Dit is vooral van belang voor de hulpverlening, risicodragende bedrijven en risicoanalyses. Voor de hulpverlening is het van belang te weten hoeveel mensen er gewond zijn en wat hun mate van zelfredzaamheid zal zijn. Wanneer men dit weet kan de capaciteit van de hulpverlening hierop aangepast worden. Voor risicodragende bedrijven is het van belang te weten welke maatregelen ze mogelijk kunnen nemen en wat hier het effect van is. Het model gaat alleen uit van personen buiten de inrichting. Bedrijven kunnen echter, door de grote hoeveelheid mogelijke maatregelen, deze inventarisatie gebruiken om te kijken of een maatregel ook positieve invloed kan hebben op eigen personeel. Momenteel wordt er bij een risicoanalyse alleen rekening gehouden met letale (dodelijke) slachtoffers en een vaste blootstellingsduur; voor toxische blootstelling 30 minuten en voor brand 20 seconden, daarnaast gaat men ervan uit dat iedereen stil blijft staan. Echter, wanneer zich een ramp voordoet en dit wordt waargenomen, zal iedereen die hiertoe in staat is trachten te vluchten. Hierdoor zal de blootstellingsduur voor toxische stoffen korter kunnen zijn dan het half uur waar momenteel van uit wordt gegaan in de huidige modellen en kan de blootstellingsduur bij brand bijvoorbeeld langer zijn dan 20 seconden als er zich veel mensen bevinden op de vluchtweg.
12 / 65
1.2
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Opdrachtgever Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van TNO, onder leiding van ir. drs. I.J.M. Trijssenaar-Buhre MTD, wetenschappelijk medewerkster van de afdeling Industriële en Externe Veiligheid en projectleider van het Kennis Investerings Project “Gewonden, zelfredzaamheid en maatregelen”.
1.3
Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is het kwantificeren van de effecten van zelfredzaamheidbevorderende maatregelen. Dit zal geïmplementeerd worden in het “Model Zelfredzaamheid” [ 1 ]. Dit model kan ingezet worden als uitbreiding van de TNO software EFFECTS en RiskCurves. bij de verantwoording van het groepsrisico
1.4
Startsituatie “Model Zelfredzaamheid” Bij aanvang van dit project is er al een model zelfredzaamheid ontwikkeld door TNO dat het effect van toxische chemicaliën op de evacuatiesnelheid en de blootstellingsduur kwantificeert [ 5 ]. Dit model koppelt zelfredzaamheid aan de mobiliteit, die weer gekoppeld is aan de opgelopen dosis. Het model zelfredzaamheid heeft momenteel als focus dat personen van buiten naar binnen of uit het invloedsgebied vluchten. Daarom bevinden alle personen in dit onderzoek zich aanvankelijk buiten. Een gedetailleerdere beschrijving van het oorspronkelijke model is terug te vinden in paragraaf 5.1.
1.5
Probleemstelling en onderzoeksvragen De probleemstelling is als volgt: Wat zijn de effecten van zelfredzaamheid bevorderende maatregelen en hoe zijn deze te kwantificeren in een risicoanalyse? De probleemstelling is opgedeeld in de volgende vraagstukken: 1. Welke technische maatregelen zijn er te nemen ter bevordering van de zelfredzaamheid? Om te bepalen welke maatregelen worden opgenomen in het model, dient er uitgezocht te worden welke technische maatregelen er mogelijk zijn. 2. Welke organisatorische maatregelen zijn er te nemen ter bevordering van de zelfredzaamheid? Om te bepalen welke maatregelen worden opgenomen in het model, dient er uitgezocht te worden welke organisatorische maatregelen er mogelijk zijn. 3. Wat zijn de effecten van de zelfredzaamheid-bevorderende maatregelen? Niet alle maatregelen zullen de gewenste effecten leveren. De beantwoording van deze vraag zal laten zien wat de positieve en negatieve effecten zijn en tevens op welke parameter (vluchtsnelheid, concentratie, afstand e.d.) ze van invloed zijn. 4. Hoe kunnen effecten van maatregelen kwantificeerbaar worden gemaakt?
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
13 / 65
Hier zullen de effecten gekwantificeerd worden. Tevens kan aan de hand van de kwantificeerbaarheid van de effecten een selectie worden gemaakt van de maatregelen die in het model zullen worden opgenomen. 5. Hoe kan uit de resultaten van de voorgaande vraagstukken een rekenmodel ontwikkeld worden om de slachtofferreductie, door maatregelen ter bevordering van zelfredzaamheid, weer te geven? Uiteindelijk wordt er een model ontwikkeld, waarin de geselecteerde maatregelen en de effecten zijn verwerkt, zodat hieruit de slachtofferreductie kan worden weergegeven. 1.6
Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de methodiek die is gebruikt in het onderzoek en een verantwoording hiervan. Hoofdstuk 3 gaat verder in op de maatregelen en de selectie van de maatregelen. De complete lijst met maatregelen en selectie is terug te vinden in bijlage 1 t/m 3. In hoofdstuk 4 worden de 3 hoofdmaatregelen uitgewerkt en gekwantificeerd. Hoofdstuk 5 gaat verder in op het implementeren van de maatregelen in het model “Zelfredzaamheid” gevolgd door een casus acrylonitril in hoofdstuk 6. Tot slot volgen de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 7. De handleiding bij het model is terug te vinden in bijlage 4.
14 / 65
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
2
15 / 65
Onderzoeksmethodiek Van belang voor elk onderzoek is de methode die wordt gebruikt voor de uitvoering ervan. In dit hoofdstuk vindt een verantwoording plaats van de gebruikte methoden en technieken. Om antwoord te geven op de onderzoeksvragen worden zowel kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksmethoden ingezet, te weten; literatuuronderzoek, eigen onderzoek en interviews.
2.1
Onderzoekmethoden De volgende onderzoekmethoden worden in dit onderzoek gebruikt: Soort
Beschrijving
Literatuuronderzoek en
Om te bepalen welke maatregelen er genomen kunnen worden
documentanalyse
ter bevordering van de zelfredzaamheid en welke effecten deze hebben, heeft er een literatuuronderzoek plaatsgevonden naar alle mogelijke maatregelen. Echter zijn niet voor alle maatregelen effecten beschikbaar en meetbaar, daarvoor zijn experimenten nodig. Het uitvoeren van deze experimenten valt buiten de grenzen van dit onderzoek en is daarom achterwege gelaten.
Modellering
Het modelleren ligt in het verlengde van het literatuuronderzoek. Niet alle maatregelen zijn kwantificeerbaar of hebben een duidelijk effect, daardoor zijn niet alle maatregelen mee te nemen. Aan de hand van enkele factoren is een selectie gemaakt tussen de maatregelen. Ook de geselecteerde maatregelen zijn niet direct toepasbaar in het model, deze dienen te worden aangepast, zodat ze in het model “zelfredzaamheid” kunnen worden opgenomen.
Interviews
Om de informatie die is verzameld door het literatuur- en eigen onderzoek aan te vullen, dan wel te valideren hebben er meerdere interviews en besprekingen plaats gevonden, dit zowel met interne als externe experts.
2.2
Randvoorwaarden onderzoek Voorafgaand aan het onderzoek is er door TNO een model ontwikkeld dat de zelfredzaamheid berekent, zie hiervoor paragraaf 1.4. Het kwalitatieve onderzoek zal over alle mogelijke maatregelen gaan. In verband met de duur van het onderzoek wordt de focus gelegd op maatregelen die betrekking hebben op het toxische scenario.
2.3
Verantwoording onderzoek Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende schriftelijke en mondelinge bronnen. In deze paragraaf zal de keuze voor de bronnen verantwoord worden.
16 / 65
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
2.3.1
Literatuuronderzoek Met betrekking tot zelfredzaamheid bevorderende maatregelen zijn verschillende literatuurbronnen gebruikt. Het merendeel van de maatregelen komt uit de rapporten: TNO rapport, Bufferzone Kampstraat, (2007) [ 16 ] Rapport NIFV, Maatregelen zelfredzaamheid, (2005) [ 3 ] Rapport Arcadis Infra, Externe veiligheid langs transportassen (2005) [ 21 ] Daarnaast is het internet, het intranet van TNO en de bibliotheek van de Universiteit van Utrecht en Saxion Hogeschool gebruikt om aanvullende bronnen te vinden. De gebruikte bronnen zijn terug te vinden in de referentielijst. De hieruit voortkomende maatregelen zijn later aangevuld met maatregelen die naar voren zijn gekomen tijdens de interviews en besprekingen.
2.3.2
Selectie van maatregelen Uit het literatuuronderzoek zijn ruim 80 maatregelen gekomen. Deze maatregelen zijn niet allemaal kwantificeerbaar binnen de duur van dit onderzoek, daarom is er besloten een selectie in de maatregelen te doen. De selectie is gedaan aan de hand van het volgende schema:
Maatregel
Invloed op welk scenario: brand, explosie en/of toxische wolk
Wat zijn de positieve effecten
Wat zijn de negatieve effecten
Wat is de grootte van de effecten
Invloed op welke parameters in het “Model Zelfredzaamheid”
In hoeverre is de maatregel kwantificeerbaar
Wordt de maatregel opgenomen in het model Figuur 1
2.3.3
Selectieschema.
Modellering De geselecteerde maatregelen zijn niet direct implementeerbaar in het model. Om de maatregelen te implementeren moet de berekening hiervan dusdanig worden aangepast dat ze toepasbaar is in het model. Daarvoor zijn submodellen gemaakt met nieuwe
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
17 / 65
berekeningen. Deze berekeningen zijn geverifieerd door experts op de betreffende gebieden. 2.3.4
Interviews en besprekingen Door middel van interviews en besprekingen met zowel interne als externe experts zijn de gegevens uit het literatuuronderzoek aangevuld en de parameters en formules geverifieerd. Deze experts kwamen van TNO, NIFV (Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid) en OGS (Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen) netwerk van de NVBR (Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding).
18 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
19 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
3
Maatregelen en selectie Uit het literatuuronderzoek zijn ruim tachtig maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid naar voren gekomen, deze zijn te verdelen in technische maatregelen en organisatorische maatregelen. Aan de hand van een selectie worden er enkele maatregelen gekozen waar op dit moment de focus ligt.
3.1
De maatregelen Maatregelen zijn onder te verdelen in technische en organisatorische maatregelen. Wanneer er wordt gekeken naar zelfredzaamheid bevorderende maatregelen gaat het bij technische maatregelen vooral om aanpassingen aan installaties, gebouwen, openbare ruimte en al het andere om het vluchten veiliger en makkelijker te maken. Dit zijn maatregelen, waarbij ten tijde van een ramp, geen of een enkele menselijke handeling nodig zal zijn om de zelfredzaamheid te vergroten. Hierbij wordt het risicodragend object buiten beschouwing gelaten. Bij organisatorische maatregelen worden alle taken op het gebied van organisatie en logistiek, met betrekking tot zelfredzaamheid bedoeld. Deze maatregelen worden vaak genomen in combinatie met technische maatregelen, ter stimulatie van juist gebruik. De maatregelen zijn verkregen uit diverse literatuurbronnen, opgenomen in de referentielijst, daarnaast zijn is binnen de afdeling IEV en de afdeling Explosie, ballistiek en bescherming en workshop gehouden om nog meer maatregelen naar voren te laten komen. In de onderstaande tabel zijn alle maatregelen te vinden die uit de literatuurstudie en diverse besprekingen naar voren zijn gekomen, tevens is aangegeven op welk scenario de maatregel invloed heeft (B= Brand, E= Explosie, T= Toxische wolk), een uitgebreide beschrijving van de maatregelen is terug te vinden in bijlage 1 en 2.
Tabel 1
Zelfredzaamheid bevorderende maatregelen. Maatregel
Invloed op scenario
Technische
Omgeving
Maategelen
Vermijden van obstakels op de vluchtroute
BT
Verbreden/vermijden bottlenecks op de vluchtroute
BT
Verbreden/vermijden/verlagen trappen en traptreden op de vluchtroute
BT
Routeringsysteem
BT
Vermijden van kruisingen met wegen/paden voor voertuigen
BT
Openbare, collectieve schuilplaatsen
BT
Vluchtroute loodrecht op de meest voorkomende windrichting
BT
Vergroten van de wegcapaciteit
BT
Opheffen/aanpassen verkeershindernissen
BT
Meerdere vluchtwegen
BT
Hoge bebouwing rondom het risico object
BT
Hitte en drukbestendige muur/wal aan de zijde van het risico object
BET
Diepe greppel/ kanaal
BT
Waterscherm
BT
Ventilatoren
T
Warmtebronnen
T
Begroeiing bomen
T
20 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Maatregel
Invloed op scenario
Technische
Vergroten overdrachtsgebied
maategelen
Injectie van neutraliserende stoffen
BET T
Lucht- of stoomgordijnen
T
Waarschuwen Sirenes
BT
Luidsprekers in de openbare ruimte
BT
Alarmlicht
BT
Alarmering vanuit rijdende patrouillewagens (brandweer/politie)
BT
Bericht via internet
BT
Alarmbox in kamers en gebouwen
BT
Persoons- of groepsgerichte sms via telefoon of mobiele telefoon
BT
Cell broadcasting
BT
Centraal omroepsysteem in gebouwen
BT
Brand en toxiciteit melder aan het gebouw
BT
Gas/damp detectie bij het risicodragend object
BT
Ontruimingsinstallatie
BT
Constructie en afbouw Bescherming dragende delen tegen brand
B
Versterking dragende delen
BE
Voorkoming progressief instorten
BE
Vorm van het gebouw
E
Vermijden van hoogbouw in het invloedsgebied
BT
Vermijden van gebouwfuncties met minder mobiele personen
BT
Druk bestendige gevels
E
Vlakke gevels
E
Minimaliseren gevelarmatuur en gevelornamenten
E
Hitte bestendige beglazing
E
Verminderen van het glasoppervlak aan de zijde van het risico object
BET
Blinde muur
BET
Vermindering van het aantal te openen ramen
T
Plaatsen van glasopvangende middelen of gebruik
E
Gelamineerd glas
E
“Sacrificial roof”
E
Lekdichte gebouwen
T
Verbreding/verwijdering van gangen, deuren e.a. bottlenecks
BT
Safe Havens
BT
Brandcompartimentering
B
Installaties en voorzieningen Vluchtroute binnen gebouw onder overdruk
BT
Discontinu overdruksysteem
BT
Ad hoc afsluiten ventilatiesystemen en luchtverversingskanalen
BT
Centrale afsluiting van de ventilatie in gebouwen
BT
Geautomatiseerde afsluiting van ramen en het ventilatiesysteem
BT
Een koolstoffilter in het ventilatiesysteem
BT
21 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Maatregel
Invloed op scenario
Mobiele luchtzuiveringsinstallaties
BT
Preventief lekwerende middelen in het gebouw
BT
Sprinklersysteem langs de vluchtroute
BT
Een watergordijn aan de zijden van het gebouw
BT
Ademluchtdistributienet aanbrengen in het gebouw
BT
Duidelijk zichtbare markering vluchtroute
BT
Indeling gebouwen Kwetsbare groepen zo ver mogelijk van de risicobron plaatsen Lage bezettingsgraad aan de zijde van het risico object Nooduitgang uit gebouw van risico object af gericht
BT BET BT
Organisatorische
Opleiding en training
maatregelen
Ontvluchtingbegeleiders oprichten
BT
Buren-belsysteem
BT
Personele verkeersregeling
BT
Ontruiming in fases
BT
Gecontroleerd lift gebruik
BT
Oefenen Het bedrijf informeert de omgeving tijdens een ramp
BT
Publieke oefeningen
BET
Uitvoeren van een simulatie door computermodel
BET
Interactief oefenen via media
BET
Campagnes en voorlichting Het vergroten van het veiligheidsbewustzijn
BET
Instructies over middelen en handelingen
BET
Individueel aanschafbare middelen Gelaatsmaskers
BT
Repressief lekwerende middelen
BT
Persoonlijke schuileenheid (tent)
T
Verstrekken van middelen ter bescherming van vliegvuur en het
B
nathouden van de eigen woning Hitte beschermende kleding
3.2
B
De selectie Omdat er ruim 80 maatregelen uit het literatuuronderzoek zijn gekomen en niet alle maatregelen geheel kwantificeerbaar zijn binnen de tijdsduur van dit onderzoek zijn er enkele maatregelen geselecteerd die in het model zullen worden opgenomen, dit is gedaan aan de hand van het schema uit paragraaf 2.3.2. Hieronder volgt een korte beschrijven van de stappen uit het schema. - Op welk scenario heeft deze maatregel effect Er zijn drie scenario’s waarop maatregelen effect kunnen hebben, dit zijn; brand, explosie en uitstroom van toxische stoffen. - Positieve effecten Dit zijn de effecten die de zelfredzaamheid bevorderen.
22 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
-
Negatieve effecten Dit zijn bijvoorbeeld effecten die de zelfredzaamheid of de hulpverlening tegenwerken. - De grootte van de effecten Er kan ook verschil zitten in de grootte van de effecten, zo kunnen twee maatregelen wel dezelfde effecten hebben, maar is bij de ene maatregel het effect veel groter dan bij een andere. - Op welke parameter is de maatregel van invloed Voor bepaling van de effecten is vooral de parameter waarop de maatregel betrekking heeft van belang. Sommige parameters hebben meer invloed op zelfredzaamheid dan andere parameters en de ene parameter is eenvoudiger beïnvloedbaar in het model dan de andere. Verderop in deze paragraaf zal een lijst te vinden zijn met mogelijke parameters. - In hoeverre is de maatregel kwantificeerbaar Alle maatregelen zijn wel iets te kwantificeren, maar niet alle maatregelen zijn volledig kwantificeerbaar binnen de duur van dit onderzoek. Bij de selectie zal dus rekening worden gehouden of een maatregel geheel te kwantificeren is. Het belangrijkste criterium is het scenario, aangezien de focus ligt op het scenario toxische wolk zijn alle maatregelen die hier geen invloed op hebben niet opgenomen in de selectie. Daarnaast zal het verwachtte effect van de maatregel en de kwantificeerbaarheid ervan maatgevend zijn in de selectie van maatregelen. Parameters Voor bepaling van de effecten is vooral de parameter waarop de maatregel betrekking heeft van belang. Sommige parameters hebben meer invloed op zelfredzaamheid dan andere parameters en de ene parameter is eenvoudiger beïnvloedbaar in het model dan de andere. Deze komen voort uit het door TNO ontworpen “Model Zelfredzaamheid” en de gevonden maatregelen. Begin afstand Dit is de afstand tussen de bron en de persoon. Reactietijd Dit is in het oorspronkelijke model de tijd tussen het moment dat de wolk de persoon bereikt en het moment dat de persoon besluit te vluchten. In het nieuwe model wordt dit aangeduid met tijd tot vluchten, wat bestaat uit; de ontdekkingstijd, de alarmeringstijd en de pre-movementtijd. Initiële vluchtsnelheid Dit is de begin vluchtsnelheid, waarbij nog geen sprake is van verminderde zelfredzaamheid. Mate van activiteit Dit is de mate waarin men activiteiten verricht om zo rekening te kunnen houden met het ademvolume van een persoon. Deze is verdeeld in rust (7,1 liter per minuut), lichte activiteit (25 liter per minuut) en zware activiteit (50 liter per minuut). Druk Dit is de druk buiten, dit is nodig om het molair volume te berekenen en eventueel de instroom van toxische stoffen van buiten naar binnen. Temperatuur Dit is de temperatuur buiten, dit is nodig om het molair volume te berekenen en eventueel de instroom van toxische stoffen van buiten naar binnen. Gewenst gedrag Dit is de mate waarin men doet wat er op dat moment gewenst wordt, zoals het sluiten van ramen en deuren, het aanzetten van de radio of juist het meteen wegvluchten.
23 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Vluchtafstand De afstand die men dient af te leggen tot het bereiken van een veilige locatie, dit kan zowel buiten de toxische wolk zijn of binnen schuilen. Concentratie toxische stoffen Dit is de concentratie toxische stoffen dat in de lucht aanwezig is. Ontdekkingstijd Dit is de tijd die nodig is om de uitstroom van toxische stoffen te ontdekken, meer hierover is te vinden in paragraaf 5.1. Alarmeringstijd Dit is de tijd die nodig is om men te alarmeren, meer hierover is te vinden in paragraaf 5.2. Pre-movementtijd Dit is de tijd die men nodig heeft om zich bewust te worden dat er daadwerkelijk iets aan de hand is en om eventuele nog enkele acties uit te voeren, voordat men begint met vluchten. Een uitgebreide beschrijving van de pre-movementtijd is terug te vinden in paragraaf 5.3. Instroom toxische stoffen Dit is de mate waarin toxische stoffen de plaats om te schuilen binnendringen. Inhalatie toxische stoffen Dit is de mate waarin toxische stoffen het lichaam binnendringen door inhalatie. Vluchtrichting Dit is de richting waarin men vlucht ten opzichte van de wolk. In de onderstaande tabel zijn alle parameters zichtbaar evenals hun invloed op de zelfredzaamheid en de mate waarin ze te beïnvloeden zijn. Tabel 2
Parameters.
Parameter
Invloed op zelfredzaamheid
Beïnvloedbaarheid
Begin afstand
+
+
Reactietijd
+
+
Initiële vluchtsnelheid
+
+
Mate van activiteit
+
-
Druk
-
-
Temperatuur
-
-
Gewenst gedrag
+
-
Vluchtafstand
+
+
Concentratie toxische stoffen
+
-
Ontdekkingstijd
+
+
Alarmeringstijd
+
+
Pre-movementtijd
+
+
Instroom toxische stoffen
+
+
Inhalatie toxische stoffen
+
-
Vluchtrichting
+
-
Maatregelen die invloed hebben op een parameter waartoe een minteken behoort zullen niet worden opgenomen in de selectie, voor de overige maatregelen is het effect maatgevend.
24 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
De totale lijst met maatregelen en de selectiecriteria is terug te vinden in bijlage 3, hieronder is een voorbeeld van een maatregel zichtbaar, met de criteria waarop de selectie plaats vindt. Op deze wijze zijn alle maatregelen beoordeeld. Tabel 3
Voorbeeld selectie maatregel.
Vermijden van obstakels op de vluchtroute Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
De vluchtsnelheid wordt niet vertraagd en er ontstaat geen opstopping.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
NEN 1815 stelt vaste minimum vrije doorgangsruimte met betrekking tot de openbare ruimte en gebouwen. Objecten
Min. vrije doorgangsruimte (cm)
Trap
110
Deuren
85
Hellingbaan
120 (180 bij veel gebruik)
De trap zal verderop specifiek worden behandeld, verder kunnen deze maatregelen op dezelfde manier berekend worden als bottlenecks. Implementeren in het model?
3.3
Ja, de maatregel zal als bottleneck terug komen in het model.
Geselecteerde maatregelen Aan de hand van het de criteria uit de vorige paragraaf zijn alle maatregelen uitgewerkt en beoordeeld, waarna is besloten de onderstaande maatregelen op te nemen in de selectie. Deze maatregelen zijn gekozen op basis van hun kwantificeerbaarheid en de grote invloed die ze hebben op de zelfredzaamheid. In de selectie zijn alleen technische maatregelen opgenomen, dit doordat technische maatregelen beter te kwantificeren zijn en een duidelijker effect hebben dan organisatorische maatregelen.
25 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Tabel 4
Geselecteerde maatregelen.
Maatregel
Invloed op parameter
Hoofdmaatregel
Vermijden van obstakels op de vluchtroute
Vluchtsnelheid
Verbreden of
Verbreden/vermijden bottleneck op de vluchtroute
Vluchtsnelheid
vermijden van
Verbreden/vermijden trappen op de vluchtroute
Vluchtsnelheid
een bottleneck
Sirenes
Alarmeringstijd Pre-movementtijd
Luidsprekers in de openbare ruimte
Alarmeringstijd Pre-movementtijd
Alarmlicht
Alarmeringstijd Pre-movementtijd
Alarmering vanuit rijdende patrouillewagens
Alarmeringstijd Pre-movementtijd
Alarmbox in kamers en gebouwen
Tijd tot vluchten
Alarmeringstijd Pre-movementtijd
Persoons- of groepsgerichte sms
Alarmeringstijd Pre-movementtijd
Cell broadcasting
Alarmeringstijd Pre-movementtijd
Gas/damp detectie bij het risicodragend object
Ontdekkingstijd
Discontinu overdruk systeem
Concentratie binnen
Persoonlijke schuileenheid
Vluchtafstand
Openbare collectieve schuilplaatsen
Vluchtafstand
Lekdichte gebouwen
Vluchtafstand
“Safe Havens”
Vluchtafstand
Schuilen
Uit de bovenstaande tabel zijn 3 hoofdmaatregelen te halen die in hoofdstukk 4 verder zijn uitgewerkt. Dit zijn: Tabel 5
Hoofdmaatregelen.
Hoofdmaatregel
Invloed op parameter
Verbreden of vermijden van een bottleneck
Vluchtsnelheid
Beperken tijd tot vluchten
Ontdekkingstijd, alarmeringstijd en premovementtijd
Schuilen
Concentratie en vluchtafstand
De geselecteerde maatregelen bestaan alleen uit technische maatregelen, dit omdat voor organisatorische maatregelen te weinig empirische gegevens beschikbaar zijn.
26 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
4
27 / 67
Kwantificering maatregelen In dit hoofdstuk zullen de 3 hoofdmaatregelen, kwantificeerbaar gemaakt worden. Te weten; het verbreden of vermijden van een bottleneck, het beperken van de tijd tot vluchten en schuilen. Voor elk van deze maatregelen zullen er ook enkele resultaten worden weergegeven. Daarnaast wordt in paragraaf 4.1.3 en 4.1.4 de berekening van de tijd totdat men niet zelfredzaam is en de tijd totdat men letaal is uitgelegd.
4.1
Het verbreden of vermijden van een bottleneck De eerste maatregel die door de selectie is gekomen is het verbreden of vermijden van een bottleneck. Een bottleneck is een vernauwing van de vluchtroute die zorgt voor een vertraging van de vluchtsnelheid en soms ook een opstopping. Bij een bottleneck valt te denken aan; deuren, trappen, gangpaden e.d. De vertraging en opstopping wordt veroorzaakt doordat er meerdere mensen tegelijk door willen, daar is echter de ruimte niet altijd voor, waardoor men langzamer moet lopen of zelfs in een rij moet wachten. De vluchtsnelheid in de bottleneck is afhankelijk van de bottleneck, in de meeste gevallen zal dit hetzelfde zijn als de initiële vluchtsnelheid, echter zal deze in sommige gevallen anders zijn, te denken valt aan trappen en dergelijke. De effecten van een bottleneck zijn nog niet te modelleren met het door TNO ontworpen “Model Zelfredzaamheid” dat slechts met één persoon kan rekenen, om de effecten van een bottleneck te meten moet er met een hele groep mensen gerekend worden. Door middel van een grid zal niet een persoon maar een gebied gemodelleerd kunnen worden, waar er aan het eind van het gebied ook een bottleneck zou kunnen bevinden.
4.1.1
Grid Een grid is een verdeling van een gebied in kleinere gebieden, hier is voor gekozen omdat er anders niet genoeg mensen gemodelleerd kunnen worden en er geen afstanden bepaald kunnen worden.
Het gebruiken van een grid sluit goed aan op het gebruik van een bevolkingsgrid in kwantitatieve risicoanalyses. Het gegenereerde grid is afhankelijk van de lengte en breedte van het gebied en de stapgrootte. In tegenstelling tot het huidige “Model
28 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Zelfredzaamheid” is deze stapgrootte in meters. Zo kan er een groot gebied, met veel personen worden berekend zonder dat het veel tijd hoeft te kosten. Het werken met decimalen is hierbij niet gewenst, aangezien er niet 2,5 persoon ergens aanwezig kan zijn. Het model dient simpel en duidelijk te zijn, daarom is er voor gekozen om eerst de lengte en breedte afstanden van het gebied naar het dichtstbijzijnde meervoud van de stapgrootte te veranderen. De stapgrootte bepaalt hoe groot de subruimten (gridcellen) zullen zijn en dus ook uit hoeveel cellen het grid zal bestaan. Door de afstanden te delen door de stapgrootte wordt het aantal subruimtes per lengte en breedte berekend. Vervolgens kan er door een macro in Excel per subruimte een random aantal personen gegenereerd worden, waarvan het totaal maximaal 5% afwijkt van het ingevoerde aantal personen. Zo ontstaat er een grid waarbij personen random worden verdeeld over een bepaalde oppervlakte. Het aantal personen per grid kan later handmatig nog worden bijgesteld mocht dit nodig zijn voor een meer gedetailleerde verdeling.
4.1.2
Bottleneck Ook bij het verwerken van de gegevens van de bottleneck worden alle afstanden afgerond op veelvoud van de stapgrootte. Om te bepalen hoeveel mensen er op welk tijdstip door de bottleneck gaan, worden de subruimtes gerangschikt op afstand van de bottleneck. Dit wordt gedaan door de diagonale afstand tussen de subruimte en de bottleneck te berekenen. Aangezien de subruimten op dezelfde positie zowel links als rechts van de bottleneck dezelfde afstand zullen hebben, worden deze samengevoegd.
29 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Tijd tot het bereiken van de bottleneck Om de totale tijd te berekenen die men nodig heeft om vanuit subruimte r de bottleneck te bereiken dienen de volgende stappen te worden doorgelopen:
lengte nlengte nint x breedte nbreedte nint x Waarbij, nlengte = nbreedte = nint = ∆x =
(1)
Lengte tot aan de bottleneck (stappen) Breedte tot aan de bottleneck (stappen) Nearest Integer Stapgrootte (m)
Door de lengte en breedte te delen door de stapgrootte en dit af te ronden wordt het gebied gelijk gemaakt aan het gegenereerde grid. Het afronden gebeurt omdat er niet met halve cellen gewerkt kan worden.
n diagonaal , r (nlengte , r 0,5) 2 nbreedte, r
2
(2)
Waarbij, nlengte = Lengte tot aan de bottleneck (stappen) nbreedte = Breedte tot aan de bottleneck (stappen) ndiagonaal = Diagonale afstand tot aan de bottleneck (stappen) Omdat het niet aannemelijk is dat men in de subruimte allemaal bij elkaar zal staan, wordt door het aftrekken van 0,5 van nlengte het middelpunt van de subruimte genomen. Bij de breedte is dit niet van belang omdat er aangenomen wordt dat de bottleneck zich in het midden van de subruimte zal bevinden. Door het bepalen van de diagonale afstand kunnen de subruimten worden gerangschikt naar afstand tot de bottleneck. Tevens is de diagonale afstand de realistische loopafstand van de personen. Wanneer deze afstand bekend is kan de tijd tot het bereiken van de bottleneck als volgt worden uitgerekend:
t x bottle
n diagonaal
,r
x
v vlucht ( t )
(3)
tx bottle = Tijd tot het bereiken van de bottleneck (s) vvlucht = Vluchtsnelheid (m/s) afhankelijk van de tijd, zie paragraaf 4.2.4 Vertraging bij de bottleneck Doordat er veel mensen tegelijk door de bottleneck vluchten, zal er een vertraging ontstaan op het moment dat de capaciteit van de bottleneck niet langer toereikend is. De volgende formule berekent de doorkomsttijd van de laatste persoon uit gridcell r om de bottleneck uit te komen.
30 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
t wacht , r
Pr
(4)
cbottle
Wanneer subruimte r moet wachten op mensen uit subruimte r-1 dan wordt de formule:
t wacht , r
Pr cbottle
t wacht , r 1
afstand r afstand r 1 vvlucht
(5)
Hier wordt de vertraging van subruimte r-1 erbij opgeteld en het verschil in tijd tot aankomst tussen subruimte r en subruimte r-1 er weer vanaf getrokken. afstand = Afstand tot de bron (m) twacht = Wachttijd voor de bottleneck (s) P = Populatie cbottle = Capaciteit van de bottleneck (p/s) Vertraging in de bottleneck De bottleneck zorgt niet alleen voor vertraging doordat men moet wachten totdat men door de bottleneck kan, maar in de bottleneck kan ook vertraging van de vluchtsnelheid ontstaan, hierbij valt te denken aan (rol)trappen, nauwe gangen en hellingen. Deze vertraging in de bottleneck (tbottle) wordt berekend door de lengte van de bottleneck (Lbottle) te delen door de vluchtsnelheid in de bottleneck (vbottle):
t bottle
Lbottle vbottle
(6)
Totale tijd tot uit de bottleneck Door de uitkomsten van de vorige formules bij elkaar op te tellen kan de totale vertraging door de bottleneck berekend worden.
t tot , r t x bottle t wacht , r t bottle 4.1.3
(7)
Berekenen zelfredzaamheid Doordat het oorspronkelijke “Model Zelfredzaamheid” slechts met één persoon rekent en er nu met meerdere personen op meerdere afstanden wordt gerekend vraagt dit om een aanpassing in de berekening van de zelfredzaamheid. In het Excel model zal er een extra tabblad komen dat per subruimte uitrekent wanneer de personen uit die subruimte niet langer zelfredzaam zijn. Waar in het oorspronkelijke model de tijd bepalend was voor de afstand en zo ook de concentratie, de FID en de mobiliteit is in het nieuwe model de afstand bepalend voor de concentratie, de FID, de mobiliteit en de tijd. In deze paragraaf wordt het model doorgelopen om zo uiteindelijk tot de tijd te komen dat men niet langer zelfredzaam is (0% mobiel). Berekenen ppm Vanuit EFFECTS (een software programma van TNO om de fysieke effecten van het vrijkomen van toxische stoffen te berekenen) worden afstanden en de bijbehorende
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
31 / 67
concentraties geïmporteerd. Voor elke afstand j zal de bijbehorende concentratie worden opgezocht in het tabblad invoer. De afstand j wordt bepaald door:
Afstand j Afstand j 1 x
(8)
Afstandj = De huidige afstand ten opzichte van de bron (m) ∆x = De stapgrootte (m) Berekenen fractional incapacitation dose (FID) Voor de formules die gebruikt zijn ter berekening van het FID (fractie van de dosis waarbij men uitgeschakeld wordt) zijn de formules uit het oorspronkelijke model zelfredzaamheid gebruikt. De oorspronkelijke formule neemt ook CO2 en O2 mee, dit zit er in omdat het oorspronkelijke model ook bedoeld was voor de effecten van rookontwikkeling op de zelfredzaamheid bij brand. Hierbij heeft CO2 en O2 invloed op de inname van andere toxische stoffen. Het nieuwe “Model Zelfredzaamheid” is bedoeld om de effecten van toxische stoffen op de zelfredzaamheid te berekenen, hierbij zijn CO2 en O2 dus minder relevant en daarom niet verder meegenomen. De formule in het oorspronkelijke model voor het berekenen van de FID is [ 37 ]:
t n RMV Cj 60 RMVrust n 30 C AEGL30
VCO2 FID j
FID j FID j 1 FID j ΔFIDj FIDj VCO2 Δt Cj n RMV CAEGL30
(9)
(10)
= verandering in Fractional Incapacitation Dose op afstand j = Fractional Incapacitation Dose op afstand j = Hyperventilatie vermenigvuldigingsfactor = Tijdstap (s) = Concentratie op afstand j (ppm) = n waarde van de probit relatie van een toxische stof [ 38 ] = Respiratory Minute Volume (ademvolume) = Concentratie grenswaarde AEGL2 voor een blootstellingstijd van 30 minuten (ppm)
De vermenigvuldiging met het RMV/RMVrust is een compensatie van het ademvolume bij het uitvoeren van activiteiten, wanneer men vlucht zal men sneller gaan ademen dan wanneer men stilstaat. Het ademvolume bij rust is 8,5 liter per minuut, voor lichte activiteit is dit 25 l/p.m. en voor zware activiteit is dit 50 l/p.m. In het nieuwe model is VCO2 gelijk aan 1, omdat het niet langer wordt meegenomen, maar voor later wel terug te vinden dient te zijn. Mobiliteit Wanneer de FID bekend is kan de mobiliteit berekend worden. Bij een mobiliteit van 0% is men niet langer zelfredzaam en zal men op de afstand waar de 0% mobiliteit optreed blijven liggen. Afhankelijk van de hoogte van de FID zijn er verschillende percentages van mobiliteit van toepassing. FID ≤ 0,90
Mobiliteit 100%
32 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
≤ 0,95 <1 =1 Tabel 6
Figuur 2
90% 80% 0% Relatie FID en mobiliteit
Relatie FID en mobiliteit.
33 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Vluchtsnelheid De vluchtsnelheid is afhankelijk van de initiële vluchtsnelheid, de mate van mobiliteit en eventuele andere reducerende factoren zoals een bottleneck. Het model zal afhankelijk van de afstand bepalen of de initiële vluchtsnelheid van toepassing is of de vluchtsnelheid in de bottleneck. Deze vluchtsnelheid vermenigvuldigd met het percentage mobiel bepaalt de uiteindelijke vluchtsnelheid. Berekenen tijd tot 0% mobiel Op een bepaalde afstand zal men niet langer mobiel zijn, de FID is dan groter dan 1. Echter is het waarschijnlijk dat men niet exact op het moment dat die afstand wordt bereikt ook niet langer zelfredzaam is, waardoor de aangegeven totale tijd niet overeenkomt met de werkelijke tijd tot 0% mobiel. Om dit te corrigeren wordt formule (11) toegepast, zodra de FID de waarde van 1 heeft overschreden. Deze formule (11) is afgeleid van formule (9). Het berekenen van de ∆FID wordt gegeven door:
t n RMV Cj 60 RMVrust n 30 C AEGL30
VCO2 FID j
(9)
VCO2 is gelijk aan 1 waardoor,
t n RMV Cj 60 RMVrust FID j n 30 C AEGL 30
(9a)
dus,
t n Cj RMV 60 FID j , n 30 C AEGL 30 RMVrust
(9b)
en,
FID j
C nj t RMV n , 60 * 30 C AEGL 30 RMVrust
(9c)
waardoor,
FID j t , 60 * 30 C j n RMV C AEGL 30 RMVrust
(9d)
zodat,
C t FID j 60 30 AEGL 30 C j
n
RMVrust . RMV
(9e)
34 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Waardoor de t0%mob berekend kan worden door:
FID j FID j 1
t 0% mob t tot
C ( FID j 1) 60 30 AEGL 30 C j
(11) n
RMVrust RMV
(12)
Door de vermenigvuldiging met FID(j)-1 wordt de extra tijd berekend na het bereiken van FID is 1. Als dit van de totale tijd wordt afgetrokken blijft de tijd over totdat men de 0% mobiel grens heeft bereikt. t0%mob = Tijd tot het bereiken van 0% mobiliteit (s) ttot = Totale tijd berekend voor afstand j (s) CAEGL30 = AEGL2-waarde voor het bereiken van subletaal letsel voor 30 minuten Cj = Concentratie op afstand j 4.1.4
Berekenen overlijdingskans, plaats en tijdstip Behalve het berekenen van het moment waarop men niet langer zelfredzaam is, kan het model ook berekenen wanneer er een bepaalde kans op overlijden optreed. Hiervoor dient de letaliteitgrens te worden ingevoerd. Overlijdingskans Om te berekenen wat de kans op overlijden is, wordt er gebruik gemaakt van de volgende formules uit het Paarse Boek [ 38 ].
Pr a b ln(C n t )
(13)
Pr 5 P 0,5 1 erf 2
(14)
Waarbij:
erf( x)
2
x
t e dt 2
(15)
0
De probit is een functie van de toxische dosis. De toxische dosis kan als volgt worden berekend:
D Cn t Pr = Probit behorende bij de overlijdingskans a,b,n = Probit constanten voor de toxiciteit van een stof C = Concentratie (mg/m3) = concentratie (ppm)·molmassa/molair volume t = Blootstellingtijd (minuten) P = Overlijdingskans D = Toxische dosis
(16)
35 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Van overlijdingskans naar blootstellingstijd Om terug te rekenen hoeveel tijd er nodig is om een bepaalde kans op overlijden te bereiken dienen de hiervoor genoemde formules worden omgedraaid. Dus in plaats dat er door middel van de probitrelatie de kans op overlijden wordt berekend, zal de kans op overlijden worden ingevoerd waardoor de probit berekend kan worden. Wanneer de probit is gegeven kan de dosis en zo ook de tijd tot overlijden berekend worden. De kans P op overlijden is gegeven door:
Pr 5 0,5 1 erf P , 2
(13a)
dus
Pr 5 erf 2P 1 , 2
(13b)
en
Pr 5 2
erf 1 (2 P 1) ,
(13c)
zodat uiteindelijk,
Pr 5 2 erf 1 (2 P 1) .
(17)
De onderstaande berekening van de inverse error-functie komt uit het artikel “A Handy approximation for the error function and its inverse” van Sergei Winitzki [ 6 ].
a
8 3 8887 7 0.14 3 4 63473 50
2 ln(1 x 2 ) 1 erf x a 2
(18)
2 ln(1 x ) 2 a 2
2
1 2 ln(1 x ) a
1/ 2
(19)
Waarbij:
x (2 P 1)
(20)
Berekenen van de dosis Nu de Pr bekend is kan de dosis worden berekend met de volgende formule:
Pr a b ln D ,
(21a)
En
ln D
Pr a , b
(20b)
zodat
Pr a D exp . b
(20c)
36 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Berekenen van de tijd tot het bereiken van de letaliteitgrens De dosis is berekend en aan de hand van formule (13) kan nu de blootstellingtijd berekend worden door:
tl
D D(t j ) C nj
60 t j
(22)
Waarbij voor niet schuilen:
D (t j )
t j 1 60
n
Co
t j t j 1 60
C nj
(23)
En wanneer er wel geschuild wordt:
D(t j )
t j to n n to Co Ci 60 60
(24)
Hierbij is j gelijk aan de positie waarop men niet langer zelfredzaam is. tl = Tijd tot het bereiken van de letaliteitgrens (s) to = Tijd tot het bereiken van een locatie om te schuilen (s) tj = Tijd tot het bereiken van 0% mobiel (s) D(tj) = Totaal opgelopen dosis op tijdstip j
C o = Gemiddelde concentratie opgelopen buiten C i = Gemiddelde concentratie opgelopen binnen De gemiddelde concentraties worden berekend door de concentraties op elke stap bij elkaar op te tellen en te delen door de tijd die men buiten of binnen verkeert. 4.1.5
Voorbeeld berekening verbreden/ vermijden bottleneck Voor het berekenen van de effecten van een bottleneck is er en gebied gemodelleerd van 300 bij 100 meter op een afstand van 300 meter tot de bron, met daarin een random verdeling van 5000 personen. Er is daarbij één uitgang aan het eind van het gebied en dat betreft een hal (bottleneck) van 30 meter lang. De tijd tot vluchten is vastgesteld op 97 seconden en de initiële vluchtsnelheid is 1,2 m/s. De bron bestaat uit een plas acrylonitril van 600 m2.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Figuur 3
37 / 67
Effecten bottleneck
Resultaten voorbeeld berekening Op de X-as is de startafstand van de personen zichtbaar, deze afstand is de afstand tot de bron. Op de Y-as is de eindafstand van de personen zichtbaar, dit is de afstand waarop de personen niet langer zelfredzaam zullen zijn, ook deze afstand is de afstand ten opzichte van de bron. In figuur 3 is af te lezen dat bij een bottleneck met een capaciteit van 5 personen per seconde, een ieder die start met vluchten op een startafstand van ongeveer 520 meter of minder niet verder dan de bottleneck komt die zich op 600 meter van de bron bevind. Wanneer de capaciteit van de bottleneck verdubbeld wordt (10 personen per seconde) wordt de startafstand waarbij men niet voorbij de bottleneck komt ongeveer 470 meter. Dit komt erop neer dat bij een capaciteit van 5 p/s er 812 mensen voorbij de bottleneck komen en er bij een capaciteit van 10 p/s er 2065 mensen voorbij de bottleneck kunnen komen. Het aantal personen dat voorbij de bottleneck komt is dus 2.5 keer zo groot bij een vergroting van de capaciteit van 5 p/s naar 10 p/s. Echter zijn de effecten van een bottleneck locatie afhankelijk aangezien het effect door vele parameters bepaald wordt, te weten; - het totaal aantal personen - de positie van de bottleneck - de grootte van het gebied - de capaciteit van de bottleneck Hierdoor kunnen er voor een ander scenario geheel andere effecten ontstaan door de aanwezigheid van een bottleneck, mocht deze al effecten weergeven. 4.2
Beperken van de tijd tot vluchten De mate van zelfredzaamheid is ondermeer afhankelijk van de blootstellingduur aan en concentratie van gevaarlijke stoffen. De blootstellingsduur is niet alleen afhankelijk van de tijd die men erover doet om uit de wolk te komen, maar ook van de tijd die men nodig heeft totdat men besluit te vluchten.
38 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
De tweede maatregel die opgenomen wordt in het model is het beperken van de tijd totdat men begint met vluchten. Dit is een vervanging van de parameter reactietijd uit het oorspronkelijke “Model Zelfredzaamheid”, zie hiervoor paragraaf 5.1. De tijd totdat men begint te vluchten bestaat uit de ontdekkingstijd, alarmeringstijd en pre-movementtijd.
De ontdekkingstijd is de tijd vanaf het ontstaan van de bron, tot het moment dat de bron gedetecteerd is. De alarmeringstijd is de tijd na het detecteren van de bron tot het alarm in het invloedsgebied afgaat. De pre-movementtijd is de tijd tussen het horen van het alarm en het ook daadwerkelijk beginnen met vluchten. 4.2.1
De ontdekkingstijd Het eerste onderdeel van de totale tijd totdat men begint met vluchten is de ontdekkingstijd. Het detecteren van een toxische release kan op twee manieren plaatsvinden, door een detectiesysteem of door waarnemingen van personen. Wanneer het om een ongeval tijdens transport gaat is er vaak geen detectie aanwezig en afhankelijk van het ongeval is het mogelijk dat de chauffeur niet in staat is hier melding van te maken. Daarom zal er in geval van transport enkel worden uitgegaan van waarneming, dit kan zijn door mensen uit de omgeving die het ongeval zien of mensen uit de omgeving die de stof waarnemen. De ontdekkingstijd van detectiesystemen hangt af van het systeem en de locatie ervan ten opzichte van de bron, als standaard wordt hier 1 minuut aangenomen (30 sec. detectie, 30 sec. verificatie), waarbij detectie bij de bron plaatsvindt. De ontdekkingstijd door middel van waarneembaarheid is onder andere afhankelijk van het soort stof dat vrij komt, de persoon die waarneemt, de afstand die de persoon heeft tot de bron en de windsnelheid. Het model maakt geen onderscheid tussen personen, waardoor de ontdekkingstijd door waarneembaarheid gelijk is aan de tijd tot de contaminanten de persoon bereiken, op voorwaarde dat de stof waarneembaar is. In het model kan dit worden aangegeven met ja of nee, wanneer het model in EFFECTS of RiskCurves geïmplementeerd wordt zou de waarneembaarheid opgenomen kunnen worden in de database voor toxische stoffen. Wanneer een binnenbrand niet wordt waargenomen en er geen detectiesysteem aanwezig is, bedraagt de standaard ontdekkingstijd 15 minuten, dit is op basis van ervaringscijfers en statistische gegevens[ 7 ]. Voor toxische stoffen zijn geen ervaringscijfers en statistische gegevens bekend, daarom is in overleg met enkele experts (dhr. P. Van Beek, brandveiligheidsdeskundige en manager database FACTS bij TNO en dhr. D. Arentsen, senior onderzoeker, docent en adviseur gevaarlijke stoffen bij het NIFV en secretaris van het OGS (Officiers Gevaarlijke Stoffen) netwerk van de NVBR (Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding)) de volgende aanname gedaan; Wanneer een toxische wolk niet waarneembaar is en niet gedetecteerd wordt, zal er na het bewusteloos raken (0% mobiel) van 10 mensen een melding gedaan worden, onder de voorwaarde dat deze mensen zichtbaar voor andere mensen zijn.
39 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Tabel 7
Ontdekkingstijd.
Ontdekkingsmethode
Ontdekkingstijd (s)
Detectiesysteem
60
Waarneming door personen
Geen
4.2.2
Afstand persoon tot bron (m) Windsnelheid (m/s) Tijd tot 10 personen 0% mobiel bereiken
Alarmeringstijd Het tweede onderdeel van de totale tijd tot vluchten is de alarmeringstijd, dit is de tijd tussen het moment dat de ramp ontdekt wordt en het moment dat men gewaarschuwd wordt. Deze bestaat uit de meldtijd, de opkomsttijd, beeldvorming, oordeelvorming en besluitvorming (BOB) en eventuele vertraagde alarmering.
Meldtijd De meldtijd is afhankelijk van de manier waarop de ontdekking wordt doorgegeven en de manier waarop men gewaarschuwd wordt. De gemiddelde meldtijd voor brand, door middel van 112, bedraagt 84 sec, bij Oms-meldingen (Openbaar meldingssysteem) bedraagt de tijd 35 seconden [ 8 ]. Bij Oms-meldingen worden de hulpdiensten direct gealarmeerd door een op het meldingssysteem van de brandweer aangesloten detectie- of alarmsysteem. OMS systemen worden doorgaans alleen binnen gebouwen gebruikt. Voor toxische stoffen ligt dit anders, bij incidenten van enige omvang (bijvoorbeeld branden of incidenten met mogelijk gevaar voor de omgeving) moeten bedrijven een zogenaamde CIN-melding doen aan het Centraal Incidentennummer (CIN). Dat is een soort conferentiegesprek, waarbij de meldkamers van alle hulpdiensten meeluisteren. De politiecentralist fungeert als gespreksleider, de andere hulpdiensten luisteren mee en kunnen aan het eind van het gesprek vragen stellen[ 9 ]. Daarnaast zullen toxische stoffen vaak herkend worden aan stankoverlast, wat gemeld kan worden bij de milieuklachtenlijn van het DCMR of de milieudienst van de betreffende gemeente. Zolang hier echter nog niet meer informatie over bekend is wordt aangenomen dat de tijd die men kwijt is om de melding te maken gelijk is aan de 84 seconden voor brand. Opkomsttijd en beeldvorming, oordeelvorming en besluitvorming (BOB) Er is geen standaard tijdsduur totdat de brandweer besluit het algemeen alarmsysteem (momenteel sirenenet) aan te zetten. Dit zal voornamelijk situatie afhankelijk zijn. Verschillende meningen hierover zijn: - De brandweer heeft ter plaatse telefonisch contact met de AGS (Adviseur Gevaarlijke Stoffen) en in overleg met de AGS wordt besloten het sirenenet in werking te stellen. (8 minuten opkomsttijd brandweer) - De eerste metingen van de meetploeg zijn binnen en de brandweer heeft telefonisch contact met de AGS. (15 minuten opkomsttijd meetploeg)
40 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
-
De AGS komt ter plaatse en besluit het sirenenet in werking te stellen. (30 minuten opkomsttijd AGS of ROGS (Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen))
Na overleg met de in paragraaf 4.2.1 genoemde experts is besloten om een opkomsttijd van 480 seconden aan te houden en een BOBtijd van 420 seconden, dit is volgens dhr. D. Arentsen, een uiterst conservatieve aanname, aangezien de tijdsduur tussen meldtijd en alarmering sterk afhangt van lokale werkwijzen en procedures. Hierop is besloten deze tijdsduur als invoerparameter mee te nemen in het model. Vertraagde uitvoering alarmering Na de besluitvorming zal indien nodig worden geacht de alarmering in werking worden gesteld. Hierbij is het mogelijk dat de alarmering vertraging oploopt wanneer er een boodschap geformuleerd dient te worden of er nog aanrijdtijd is. Bij gesproken alarmering zal er ook nog een boodschap moeten worden bepaald met de gebeurtenis, de locatie en hoe er gehandeld dient te worden, daarom wordt er bij de gesproken boodschap 60 seconden extra waarschuwingstijd genomen. Bij alarmering vanuit rijdende patrouillewagens wordt de waarschuwingstijd met 480 seconden verlengd, dit is gelijk aan de maximaal gestelde opkomsttijd van de brandweer [ 7 ]. De gesproken alarmering vanuit rijdende patrouillewagens geschied door de politie en brandweer, in de meeste gevallen zal dit door de politie gebeuren, aangezien de brandweer ten tijde van een ramp de capaciteit niet heeft om ook nog eens de bevolking te alarmeren. De aanrijdtijd van de politie zal minder dan 480 seconden bedragen, maar doordat niet iedereen meteen bij aankomst van de patrouillewagens in het gebied bereikt wordt door de alarmering wordt er toch uitgegaan van 480 seconden vertraging bij alarmering door patrouillewagens. Wanneer men gealarmeerd wordt door andere personen bedraagt de waarschuwingstijd de tijd die men nodig heeft om deze actie uit te voeren, 60 seconden, dit wordt verder besproken in de volgende paragraaf. De totale waarschuwingstijd wordt dan een optel som van de meldtijd, de opkomsttijd, de bobtijd en de eventuele vertraging. In tabel 8 is een overzicht gegeven van de mogelijke manieren om mensen te waarschuwen en de bijbehorende waarschuwingstijd. Tabel 8
Waarschuwingstijd.
Manier van waarschuwen
Maatregel om te waarschuwen
Waarschuwingstijd (s)
Alarmering door centraal
Sirenes
(84+480+420)= 984
Alarmlicht
(84+480+420)= 984
Gesproken alarmering
Luidsprekers in de openbare ruimte
(84+480+420+60)= 1044
en
Alarmering vanuit rijdende patrouillewagens
(84+480+420+480)= 1044
Alarmering door autoriteiten
Alarmbox in kamers en gebouwen
(84+480+420+60)= 1044
Persoons- of groepsgerichte sms
(84+480+420+60)= 1044
Cell broadcasting
(84+480+420+60)= 1044
Alarmering door andere personen
60
alarmsysteem
Alarmering door andere personen
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
4.2.3
41 / 67
Pre-movementtijd Het laatste onderdeel van de totale tijd tot vluchten is de pre-movementtijd, dit is de tijd nadat men gealarmeerd is en voordat men daadwerkelijk begint met vluchten. De premovementtijd kan worden onderverdeeld in de reactietijd en de tijd die men nodig heeft om één of meerdere acties uit te voeren.
De reactietijd is de tijd vanaf de perceptie tot aan een actie. In de reactietijd beslist men dat er iets aan de hand is, het bevestigen ervan en het beslissen wat er nou gedaan moet worden. De wijze van alarmeren is belangrijk voor de pre-movement tijd. Wanneer men alleen een alarm hoort, weet men niet precies wat er aan de hand is. Daarnaast is er in de meeste gevallen van een alarm sprake van een oefening, waardoor een groot deel van de mensen hier niet op zal reageren, bij brandalarmen is dit meer dan 75% [ 9 ]. Als laatste is de manier waarop er gealarmeerd wordt belangrijk, aangezien niet alle mensen met elke manier van alarmeren bereikt worden [ 9 ]. In Tabel 9 wordt de reactietijd weergegeven, hier zijn duidelijk de verschillen te zien in de manier van alarmeren[ 11 ]. Naast de reactietijd is er ook de tijd die men nodig heeft om een bepaalde actie uit te voeren, deze acties kunnen zijn: Het alarmeren van hulpdiensten Het alarmeren van anderen De tijd die men kwijt is met de actie ‘vluchten’ is afhankelijk van de afstand tot een veilige locatie en de vluchtsnelheid. Het ondernemen van een bepaalde actie en de kans dat dit gebeurt is evenals de reactietijd afhankelijk van de wijze van alarmeren. Tabel 10 geeft per wijze van alarmeren de kans op een bepaalde actie[ 11 ] en de tijd die men hiervoor kwijt is. Zo is af te lezen dat wanneer een stof wordt waargenomen, er 40% kans is dat men de hulpdiensten alarmeert, wat 84 seconden kost. De kansen en bijbehorende tijden komen uit het evacuatiemodel voor brand van FIERAsystem [ 11 ], onder andere opgesteld door mw. G. Proulx, aangezien er geen data voor toxische stoffen beschikbaar zijn. Na deze kansen en tijden te hebben voorgelegd aan enkele experts is besloten om de reactietijd bij alarmering door autoriteiten te verhogen naar 60 seconden en de kans op het alarmeren van de hulpdiensten te verlagen tot 40%. De reactietijd bij het alarmeren door autoriteiten is verhoogd omdat men tegenwoordig niet direct naar autoriteiten luistert, tevens zal het waarschuwen door autoriteiten ’s nachts langer duren dan overdag, 60 seconden is dus een gemiddelde van overdag en ’s nachts. Het verlagen van het percentage dat de hulpdiensten zal alarmeren is verlaagd omdat gevaarlijke stoffen niet zo herkenbaar zijn als brand. Verder wordt de gemiddelde tijd van 84 seconden, zie meldtijd paragraaf 4.2.2, genomen als de tijd die men kwijt is om de hulpdiensten te alarmeren. Voor het alarmeren van anderen is geen standaard tijd beschikbaar en dit is situatie afhankelijk, het model zal daarom uitgaan van 60 seconden. Eventueel kan een nieuw onderzoek zorgen voor een meer actuele tijdsduur.
42 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Tabel 9
Reactie tijd.
Manier van waarschuwen
Tabel 10
Reactietijd (s)
Waarneembaar
40
Gesproken alarmering
40
Alarmering door autoriteiten
60
Alarmering door andere personen
80
Alarmering centraal alarmsysteem
160
Kans op actie [ 11 ].
Manier van waarschuwen
Alarmeren hulpdiensten
Alarmeren van anderen
Vluchten
40%
20%
40%
Gesproken alarmering
nvt
nvt
100%
Alarmering door hulpdiensten
nvt
nvt
100%
Alarmering door andere personen
10%
10%
80%
Alarmering centraal alarmsysteem
nvt
nvt
100%
Tijdsduur (s)
84
60
Waarneembaar
4.2.4
De totale tijd tot vluchten In deze paragraaf zal aan de hand van drie schema’s, behorende bij de drie hier voorafgaande paragrafen, de totale tijd tot het starten met vluchten worden berekend. De tijd die uit elk van de schema’s komt kan bij elkaar worden opgeteld om zo de totale tijd tot vluchten te berekenen. Bepalen ontdekkingstijd Ontdekkingstijd (s)
Detectie aanwezig?
Nee
Waarneembaar?
Ja
Nee
Tijd tot 10 personen niet zelfredzaam hebben bereikt
Ja
Tijd tot waarnemen <= tijd tot detectie?
Ja
Afstand tot de bron Windsnelheid
Nee 60 Figuur 4
Bepalen ontdekkingstijd.
Eerst dient er worden ingegeven of er detectie aanwezig is bij de bron, wanneer dit niet het geval is zal worden gekeken of de vrijgekomen stof waarneembaar is. Wanneer dit ook niet het geval is zal de ontdekkingstijd gelijk zijn aan het moment dat er 10 personen bewusteloos raken (niet zelfredzaam). Als de stof wel waarneembaar is, dan bedraagt de ontdekkingstijd de tijd die de stof nodig heeft om de persoon te bereiken.
43 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Mocht er wel detectie aanwezig zijn, dan moet worden gekeken of waarneming eerder gebeurt dan detectie, wanneer dit niet het geval is bedraagt de ontdekkingstijd 60 seconden. Bepalen alarmeringstijd Alarmeringstijd (s) 84 480 420+ 984 Meldtijd Opkomsttijd BOBtijd
Figuur 5
Ja +420 Ja +60
Reistijd?
Boodschap Formulering? Nee +0
1464
Nee +0
1044
Ja +480
1464
Nee +0
984
Reistijd?
Bepalen alarmeringstijd.
Voor het bepalen van de alarmeringstijd worden er 3 factoren meegenomen: De meldtijd, opkomsttijd en BOBtijd Dient er een boodschap geformuleerd te worden Kan het alarm direct worden ingeschakeld of is er reistijd nodig In het model is ‘alarmering door hulpdiensten’ de enige maatregel waar reistijd aan gekoppeld is. Aangezien de boodschap kan worden geformuleerd terwijl de patrouillewagens onderweg zijn naar de locatie, zal de extra tijd voor boodschapformulering niet worden meegenomen. In het bovenstaande schema wordt dit weergegeven door de reistijd, wanneer er sprake is van en boodschap formulering en reistijd, met 60 seconden te verminderen. Bepalen pre-movement Uit Tabel 9 kan de reactietijd worden afgelezen, die bij een bepaalde manier van alarmeren hoort. Uit Tabel 10 kan men aflezen hoe groot de kans is dat men 112 belt, ander waarschuwt en gaat vluchten, hiervan is alleen sprake bij perceptie door middel van waarneming en alarmering door andere personen. Deze tabellen zijn terug te vinden in paragraaf 5.3. Het model is niet bedoeld om verschillende parameters voor verschillende personen toe te passen en daarom wordt er een gemiddelde genomen per wijze van alarmeren. Er bestaat op 3 momenten een mogelijkheid om te kiezen tot vluchten: - Direct na de reactietijd - Na het bellen van de brandweer of het waarschuwen van anderen - Na beide Het voorbeeld hieronder betreft de perceptie ‘waarneming’, zie Tabel 8 Waarschuwingstijd.
44 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Kans op vluchten 1e mogelijkheid
2e mogelijkheid
3e mogelijkheid
40%
32+8 = 44%
8+8 = 16%
waarschuwen 0,4*0,2=8%
bellen 40%
perceptie
vluchten
32%
vluchten
12%
8%
vluchten
8%
40%
waarschuwen 20%
Figuur 6
vluchten
vluchten
bellen 0,2*0,4=8%
Kans op vluchten.
Uit figuur 6 is af te lezen dat 40% bij de eerste mogelijkheid tot vluchten dit ook zal doen, 40% kiest ervoor om de hulpdiensten te bellen en 20% kiest ervoor om andere mensen te waarschuwen. Bij de tweede mogelijkheid tot vluchten zal 44% (32+12) van de mensen vluchten en 16% zullen de hulpdiensten bellen of anderen waarschuwen, waarna deze op de derde mogelijkheid ook zullen gaan vluchten. De manier waarop gealarmeerd wordt is als eerste bepalend voor de reactietijd, de kans op een bepaalde actie en de tijd die dit kost wordt hierbij opgeteld. Doorgaand op het voorbeeld ‘waarneembaar’ kan de volgende berekening gemaakt worden: Moment tot vluchten
Kans op vluchten
Tijdsduur (s)
1e mogelijkheid perceptie
0,4
40
2e mogelijkheid na waarschuwen
0,4*(1-0,2)=0,32
40+84=124
2e mogelijkheid na bellen
0,2*(1-0,4)=0,12
40+60=100
3e mogelijkheid na beide
0,6*0,2+0,2*0,6=0,16
40+84+60=184
Gemiddeld wordt de pre-movementtijd bij waarneming dan: Gem. = 0,4*40+0,32*124+0,12*100+0,16*184 Gem. ≈ 16 + 39,7 + 12 + 29,4 Gem. ≈ 97 seconden
45 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Voor de overige vormen van perceptie geldt: Tabel 11
Reactietijden.
Manier van waarschuwen (perceptie)
Reactietijd (s)
Waarneembaar
97
Gesproken alarmering
40
Alarmering door hulpdiensten
60
Alarmering door andere personen
80
Alarmering centraal alarmsysteem
160
Voorbeeld: totale tijd tot vluchten De totale tijd tot vluchten bestaat uit de som van de ontdekkingstijd, de alarmeringstijd en de pre-movementtijd. Stel dat er ammoniak vrijkomt, zonder dat dit gedetecteerd wordt door een detectiesysteem. De eerste personen staat op 120 meter van de bron en de windsnelheid bedraagt 1,5 meter per seconde. Er wordt gealarmeerd door middel van het sirenenet. Dit betekent dat de ontdekkingstijd (120/1,5) 80 seconden bedraagt. De alarmeringstijd bedraagt dan (84 seconden 112-melding, 480 seconden opkomsttijd brandweerd, 420 seconden BOB) 984 seconden. De ontdekkingstijd en alarmeringstijd samen bedraagt dus (80+984) 1064 seconden, dat betekent dat het sirenenet pas in werking wordt gezet na 1064 seconden. Op dat moment heeft de toxische wolk zich al over een lengte van (1064*1.5) 1596 meter verspreid. Dit betekend dat mensen die zich bevinden op een positie binnen 1596 meter van de bron geen baat meer hebben bij de alarmering, omdat ze de stof al eerder hebben waargenomen. Voor deze mensen bestaat er een pre-movementtijd van 97 seconden, zie tabel 11. Voorbij 1596 meter zullen mensen eerder worden gealarmeerd dan dat de wolk hun bereikt, echter doordat de pre-movementtijd bij waarneming 97 seconden lager ligt dan bij alarmering (via sirenenet, centrale alarmering) 160 seconden, zal een deel van de mensen alsnog eerst de wolk waarnemen voordat ze beginnen met vluchten. Mensen vanaf een afstand van (1596+(160-97)*1.5) 1690.5 meter hebben dus pas baat hebben bij alarmering. 4.2.5
Resultaten tijd tot vluchten De opgelopen dosis voordat men begint met vluchten, is niet alleen afhankelijk van de tijd tot vluchten, maar ook van de concentratie op die afstand. In de onderstaande grafiek zijn voor twee verschillende afstanden van de bron de effecten van de tijd tot vluchten weergeven. Dit is gedaan aan de hand van de casus met acrylonitril, andere stoffen zullen andere waarden met zich mee brengen, maar wel dezelfde trend hebben. De initiële vluchtsnelheid is 1,2 meter per seconde.
46 / 67
Figuur 7
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Resultaten tijd tot vluchten.
Op de X-as is de tijd tot vluchten weergegeven, dit is de tijd dat men wacht in de toxische wolk voordat men begint te vluchten, op de Y-as is de tijd totdat men niet langer mobiel weergegeven. Uit de grafiek is af te lezen dat het verkorten van de tijd tot vluchten veel minder effect heeft op een startafstand van 200 meter ten opzichte van de bron dan op een afstand van 500 meter. Dit komt doordat er dichter bij de bron een hogere concentratie van de toxische stof aanwezig is en men daardoor eerder de 0% mobiel grens bereikt. Uit het voorbeeld op de vorige pagina kan worden geconcludeerd dat –in deze situatiealarmeren voor mensen die zich op een korte afstand tot de bron bevinden weinig zin heeft, omdat deze al geruime tijd aan de toxische stof zijn blootgesteld en daardoor al minder zelfredzaam zijn (bij een niet waarneembare stof) of al zijn gaan vluchten (bij een waarneembare stof). Deze afstand tot de bron is afhankelijk van de windsnelheid en de concentratie. 4.3
Schuilen De laatste maatregel die wordt gekwantificeerd en in het model wordt geïmplementeerd is de mogelijkheid om te schuilen. Om veilig te zijn hoeft men niet altijd het invloedsgebied uit te vluchten, want ook binnen blijven heeft een reducerend effect op de inname van toxische stoffen. Aan de hand van het Groene Boek, hoofdstuk Protection against toxic substances by remaining indoors [ 13 ], kan de concentratie binnen berekend worden. Bij het berekenen van bebouwingsinvloeden wordt uitgegaan van normale bebouwing voorzien van de huidige technieken en wordt de achtergrondconcentratie buiten beschouwing gelaten.
4.3.1
Berekening toxische stoffen binnenshuis In het Groene Boek staan de formules 26 en 27 die aan de hand van de concentratie buiten, de tijd, het volume, het ventilatievoud en de absorptiefrequentie, de concentratie
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
47 / 67
binnen bepalen. Formule 26 bepaalt de toenemende concentratie binnen. Echter wanneer de toxische wolk is overgetrokken en er geen toxische stoffen meer buiten zijn, zal de concentratie binnen ook afnemen, dit wordt berekend aan de hand van formule 27. In deze berekeningen wordt absorptie van de toxische stoffen meegenomen, hiervoor is onder andere het absorberend oppervlak (m2) nodig en dit is te gebouwspecifiek. De mate van absorptie zal daarom niet wordt meegenomen in de berekening van de concentratie binnenshuis. Wat betekent dat fv/fva gelijk zal zijn aan 1. Eventueel kan dit later veranderd worden wanneer er gemiddelden hiervoor beschikbaar zijn. Voor t≤tuitstroom geldt:
C i (t )
fv C o (1 exp( f va t )) f va
(26)
Waarbij:
f
v
fa
V in V
v ads Aads V
=
Ventilatievoud (s-1)
=
Absorptiefrequentie (s-1)
f va f v f a ( s 1 ) Ci = Concentratie in het vertrek (kg/m3) t = Tijd (s) Vi = Binnenkomende luchtstromen (m3/s) V = Volume van het vertrek (m3) vads = Absorptiesnelheid (m/s) Aads = Absorberend oppervlak (m2) Co = Concentratie in de buitenlucht (kg/m3) tuitstroom = Tijdsduur uitstroom (s) Wanneer de toxische wolk is overgetrokken zal de concentratie binnen langzaam afnemen. De afname van de concentratie wordt bepaald door: Voor t>tuitstroom geldt:
C i (t )
fv C o (exp( f va t uitstroom ) 1) exp( f va t ) f va
(27)
Uit de onderstaande grafiek is de concentratie als functie van de tijd te zien, hier is het verschil tussen de concentratie buiten en binnen duidelijk zichtbaar. Deze berekening is gedaan aan de hand van de casus terug te vinden in hoofdstuk 5, waar een 600m2 grote plas acrylonitril verdampt. De mogelijkheid tot schuilen betreft eengezinswoning op 100 meter afstand van de bron met een volume van 450m3, een gebruiksoppervlak van 100m2, met gesloten ramen en deuren en een gebalanceerd mechanisch ventilatiesysteem. Dit wordt in de volgende paragraaf verder uitgelegd.
48 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Concentratie verhouding
Concentratie (ppm)
1000 800 600
Concentratie buiten
400
Concentratie binnen
200 0 0
20
40
60
80
Tijd (min) Figuur 8
4.3.2
Concentratie verhouding binnen en buiten.
Berekenen binnenkomende luchtstromen Voor de berekening van binnenkomende luchtstromen in het model, zullen de volgende factoren worden meegenomen; natuurlijke en mechanische ventilatie (luchtroosters, ventilatiesystemen), bewuste ventilatie (stand ramen e.d.) en infiltratie. In het model kunnen de onderstaande parameters worden ingesteld. De totale som hiervan, na het omrekenen tot m3/s, is de binnenkomende luchtstroom. Aanwezigheid ventilatiesysteem Er zijn 2 soorten ventilatiesystemen; natuurlijke en mechanische. Natuurlijke ventilatie komt tot stand door de invloed van temperatuurverschillen en wind, dit gebeurt door middel van ventilatieopeningen, zoals roosters. Mechanische ventilatie wordt tot stand gebracht door middel van ventilatoren. Er wordt gesteld dat bij mechanische aan- en afvoer de minimale luchtdoorlatendheid 0,4 liter/s per m2 gebruiksoppervlak is en bij andere ventilatiesystemen 1,00 liter/s per m2 gebruiksoppervlak [ 12 ]. Dit zijn echter minimale waarden, daarom is ervoor gekozen om handmatig een andere waarde in te vullen. Stand van deuren en ramen In de onderstaande tabel is het ventilatievoud (h-1) per stand zichtbaar [ 13 ]. Het ventilatievoud is het aantal malen per uur dat er een hoeveelheid lucht in een ruimte wordt gebracht die gelijk is aan de inhoud van de ruimte. Voor de berekening zal overal het maximale van worden genomen. Ramen en deuren dicht : 0,0-0,5 Ramen op een kier : 0,8-4,0 Ramen half open : 5-10 Ramen compleet open : 9-15 Ramen en deuren tegen elkaar open : 40
49 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Infiltratie Doordat een gebouw vaak niet hermetisch af te sluiten is, zal er altijd een kleine hoeveelheid toxische stoffen het gebouw weten te infiltreren. De volgende gemiddelde hoeveelheden zijn hierop van toepassing[ 13 ]: Flat : 0,05 m3/s Eengezinswoning : 0,10 m3/s Anders <500m3 : 0,20 m3/s Anders >500m3 : 0,30 m3/s 4.3.3
Resultaten schuilen In de onderstaande grafiek is het voorbeeld uit paragraaf 4.3.1 verder uitgewerkt met een berekening wanneer de ramen op een kier staan, zoals gebruikelijk is bij de meeste huishoudens. Verder is er een berekening gedaan waar zowel ramen en deuren evenals het ventilatiesysteem is afgesloten.
Concentratie verhouding 900 800 Concentratie buiten Concentratie (ppm)
700 600
Concentratie binnen ramen en deuren gesloten
500 400
Concentratie binnen ramen op een kier
300
Concentratie binnen alles gesloten
200
Ideale scenario
100 0 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Tijd (min) Figuur 9
Resultaten schuilen.
In de bovenstaande grafiek is af te lezen wat de verschillende concentraties binnen zijn voor het scenario waarbij een plas van 600m2 acrylonitril verdampt en de mogelijkheid tot schuilen op 100 meter van de bron bevind. Niet alleen zijn de parameters, stand van ramen en deuren, de ventilatie en de mate van infiltratie, van invloed op de totale concentratie binnen, maar ook op de duur van de concentratie binnen. Wanneer de ramen op een kiertje staan wordt de concentratie binnen wel hoger, maar is deze concentratie ook veel sneller verdwenen, maar wanneer de ramen gesloten blijven wordt de totale concentratie beperkt, maar blijven de toxische stoffen langere tijd binnen aanwezig. Aangezien zelfredzaamheid afhankelijk is van de opgelopen dosis, dat weer afhankelijk is van de concentratie in de lucht, kan er geconcludeerd worden dat zelfredzaamheid het positiefst beïnvloed wordt door alles te af te sluiten en direct na het passeren van de
50 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
toxische wolk alles open wordt gezet. Dit is in de grafiek weer gegeven als het ideale scenario, waarbij men alles afsluit en direct na het passeren van de wolk alles openzet. Om inzicht te geven in het effect op het aantal gewonden wanneer men schuilt is een scenario acrylonitril doorgerekend met 10.000 personen op een gebied van 500 bij 100 meter dat zich 100 meter van de bron bevindt. De eerste mogelijkheid om te schuilen bevindt zich op een afstand van 500 meter van de bron, dit betreft een fabriekshal met een volume van 25.000m3 en een gebruiksoppervlak van 2000m2. Aangezien het niet meer zelfredzaam zijn gelijk wordt gesteld aan gewond zijn zal er bij deze berekening worden gekeken naar wie er na een half uur niet meer zelfredzaam is. Tabel 12
Effect van schuilen op het aantal gewonden.
Schuil scenario Niet schuilen
Aantal gewonden 10086
Schuilen met gesloten ramen en deuren
5177
Schuilen ramen op een kier
6841
Schuilen met afgesloten ramen, deuren en ventilatie
5177
Schuilen met ideale scenario
5177
Uit tabel 12 is af te lezen dat schuilen wel effect heeft op het aantal gewonden, maar dat er tussen de verscheidene schuil scenario’s weinig verschil is, alleen de stand van de ramen heeft invloed op het aantal gewonden. Uit de berekening waren wel de effecten van ventilatie zichtbaar, maar dit resulteerde niet in een verschil van het aantal gewonden na 30 minuten. Door schuilen kan het aantal gewonden met bijna 50% gereduceerd worden.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
5
51 / 67
Implementatie van de maatregelen in het model De in het vorige hoofdstuk uitgewerkte maatregelen kunnen niet rechtstreeks in het model worden opgenomen, ze dienen toepasbaar te worden gemaakt voor het huidige model. Eerst is er een submodel voor elke hoofdmaatregel gemaakt, waarna deze submodellen in het model Zelfredzaamheid zijn geïmplementeerd. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de submodellen zijn geïmplementeerd.
5.1
Oorspronkelijk model Bij aanvang van dit onderzoek is er al een model zelfredzaamheid ontwikkeld door TNO dat het effect van toxische chemicaliën op de evacuatiesnelheid en de blootstellingsduur kwantificeert. Voor een verstikkende stof, zoals koolstofmonoxide en Acrylonitril, zorgt de concentratie in het bloed wat naar de hersenen stroomt voor de belangrijkste effecten op de mens. De concentratie in het bloed is afhankelijk van de concentratie in de lucht, de blootstellingsduur en het ademvolume. Daarom is het subletaal letsel (niet langer zelfredzaam zijn) ook gerelateerd aan de opgenomen dosis. D.A. Purser heeft voor verscheidene stoffen hun relatie tot de zelfredzaamheid beschreven in het Fractional Incapacitation Dose (FID) model [ 4 ]. Deze FID-relaties kunnen worden toegepast om de mate van zelfredzaamheid te bepalen. De formules behorende bij de FID-relaties zijn terug te vinden in paragraaf 4.1.3. Het effect van verstikkende stoffen op de vluchtsnelheid wordt gekenmerkt door een relatief plotselinge afname van de mobiliteit, ook dit is terug te vinden in paragraaf 4.1.3. Deze mobiliteitsfactor is een fractie van de initiële vluchtsnelheid en staat in relatie tot de FID. Door grenswaarden te selecteren die uitspraak doen over de mate van zelfredzaamheid kunnen de mobiliteitsrelaties van de FID-methode worden gebruikt voor toxische chemicaliën. Voor deze grenswaarden zijn de AEGL-2-waarden gebruikt, aangezien deze uitspraak doet over het wel of niet zelfredzaam zijn. Deze waarden geeft de concentratie van een stof weer, waarbij de zelfredzaamheid zal verslechteren.
5.1.1
Excel Model Door middel van de theorie en de formules uit paragraaf 4.1.3 is een model zelfredzaamheid ontwikkeld in Excel. Hieronder zal een korte beschrijving van dit model worden gegeven. Het Excel model zelfredzaamheid bestaat uit de volgende onderdelen: - Algemeen (invoerparameters voor de blootgestelde persoon, fysische omstandigheden en de berekening) - Stofparameters (per stof een aantal probitconstanten voor het berekenen van letaal en subletaal letsel, en de grenswaarden volgens de AEGL richtlijnen) - Invoer (een afstand-concentratie tabel voor een specifieke stof) - Uitkomsten (afstand en tijd uitkomsten waarbij een persoon niet langer zelfredzaam is) Invoer parameters Behalve het invoeren van een afstand-concentratie tabel dienen er ook algemene gegevens te worden ingevoerd. De invoerparameters voor de blootgestelde persoon bestaan uit: - Startafstand (ten opzichte van de bron) - Reactietijd (s) - Initiële vluchtsnelheid (m/s)
52 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
-
Mobiliteit variabel (ja/nee) Meenemen CO2 (ja/nee) Mate van activiteit (rust, lichte activiteit en zware activiteit), dit bepaalt het ademhalingsvolume. De fysische omstandigheden zijn nodig om het molair volume te berekenen, zodat daarna van mg/m3 naar ppm en terug te reken is. Deze bestaan uit: Druk (in Pascal) Temperatuur (in Celcius) Gasconstante (J/kmol K)
De invoerparameters van de berekening zijn bedoeld om nauwkeurigere of juist grotere berekeningen te doen. Deze invoerparameters bestaan uit: Stapgrootte (seconden) Tijdsduur (tijdsduur van de uitstroom in minuten) 5.1.2
Resultaten uit het oorspronkelijke model In het oorspronkelijke model zelfredzaamheid wordt er met 1 persoon gerekend. Door middel van de initiële vluchtsnelheid, mate van mobiliteit en stapgrootte wordt er telkens een nieuwe afstand berekend waar de persoon zich bevind. Vervolgens zoekt het model de bij die afstand horende concentratie op en bepaald die concentratie samen met de stapgrootte en de mate van activiteit de opgelopen dosis binnen die stap. Dan wordt uit het onderdeel stofparameters gekeken bij welke dosis er subletaal letsel optreedt en wordt berekent wat de fractie van de opgelopen dosis is ten opzichte van de dosis waarbij subletaal letsel optreed (∆ FID (Fractional Incapacitation Dose)). Deze fractie wordt bij de fractie uit de voorgaande stappen opgeteld om zo de totaal opgelopen dosis te bepalen (FID). Daarna wordt de nieuwe mate van mobiliteit berekend en begint de volgende stap. Dit gaat door totdat er een FID van 1 is bereikt en men niet langer zelfredzaam is. Dan kan er afgelezen worden op welk tijdstip en op welke afstand men niet langer zelfredzaam is. Een opmerking hierbij is wel dat het model stelt dat het bereiken van subletaal letsel en het niet langer zelfredzaam zijn hetzelfde zijn.
5.2
Verbreden of vermijden van de bottleneck Hoe de effecten van een bottleneck worden berekend en uitgewerkt is terug te vinden in paragraaf 4.1. In het oorspronkelijke model werd er enkel met 1 persoon gerekend. Echter is er voor berekening van de effecten van de bottleneck een hele groep personen nodig, deze zijn later onderverdeelt in subruimten. In de onderstaande afbeelding zijn de invoerparameters zichtbaar. Omdat het oorspronkelijke model eerst voor 1 persoon een berekening van de effecten maakte, is er een geheel nieuw tabblad in het model opgenomen dat voor elke groep een berekening van de effecten maakt. Per groep wordt in het nieuwe model de afstand, tijd, mobiliteit, vluchtsnelheid, concentratie buiten, concentratie binnen, FID (Fractional Incapacitation Dose) en ∆FID berekend. Wanneer er een FID van 1 wordt bereikt, worden de resultaten gekopieerd naar een ander tablad, waar ook de tijd tot een bepaalde letaliteitgrens wordt berekend.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Figuur 10
5.3
53 / 67
Excelonderdeel grid en bottleneck.
Tijd tot vluchten De berekening van de tijd die men kwijt is tot het beginnen met vluchten, is uitgelegd in paragraaf 4.2 van dit rapport. Onder de tijd tot vluchten wordt verstaan, de ontdekkingstijd, de alarmeringstijd en de pre-movementtijd. Dit submodel was eenvoudig te implementeren in het model zelfredzaamheid, aangezien het enkel invloed heeft op de tijd wanneer een persoon begint te vluchten. Ook wel zichtbaar als t0 = ontdekkingstijd + alarmeringstijd + pre-movementtijd. In de figuur 11 zijn de parameters weergegeven voor het berekenen van de tijd tot vluchten.
Figuur 11
5.4
Excelonderdeel tijd tot vluchten.
Schuilen Als laatste maatregel bestaat er de mogelijkheid om te schuilen in plaats van het invloedsgebied uit te vluchten. Deze maatregel is van grote invloed op de afstand die men dient af te leggen naar een veilige locatie. Schuilen is echter niet altijd veilig, er zal
54 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
altijd een kleine concentratie toxische stoffen de ruimte binnen dringen. De onderstaande afbeelding geeft de invoer parameters weer om de concentratie binnen te berekenen. Aan de hand van de afstand tot binnen wordt bepaald of de persoon zich binnen of buiten bevindt en zal de ∆FID worden berekend aan de hand van de daarbij behorende concentratie.
Figuur 12
Excelonderdeel schuilen.
55 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
6
Casus acrylonitril Om de effecten van de zelfredzaamheid en zelfredzaamheid bevorderende maatregelen weer te geven evenals de mogelijkheden die het model biedt, zullen er aan de hand van twee scenario’s enkele berekeningen worden gedaan. Het eerste scenario zal het verschil beschrijven tussen de huidige methodiek voor risicoberekening met en zonder zelfredzaamheid. Daarna zal een tweede scenario het verschil weergeven wanneer er maatregelen genomen zullen worden.
6.1
Scenario Het vrijkomen van toxische vloeistoffen tijdens railtransport, waarbij er een plas van 600m2 die gedurende 30 minuten continue verdampt. De gasdispersie vindt plaats bij weerklasse F1,5 en de gaswolk gedraagt zich als een neutraal gas. Op 100 meter van de bron begint er een gebied met 10.000 mensen verspreid over een gebied van 500 bij 100 meter. De wolk komt recht over het gebied heen. Aanvullend wordt er gesteld dat alle mensen buiten zullen zijn.
6.2
Huidige methodiek De huidige methodiek voor risicoberekening gaat ervan uit dat men een half uur stil blijft staan in de toxische stof en daarna dood of levend zal zijn. Hierbij wordt het vluchten van mensen dus helemaal buiten beschouwing gelaten. Wanneer deze gegevens uit het scenario in het model worden ingevoerd, komen de volgende resultaten hieruit: Tabel 13
Casus huidige methodiek.
Niet meer zelfredzame
Aantal personen binnen 1%
Aantal personen binnen
personen
letaal grens
99% letaal grens
10086
8116
0
56 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Wanneer dit herberekend wordt kunnen de exacte getallen afwijken, dit komt door de random-factor die de personen over het grid verdeeld. 6.3
Zelfredzaamheid Hetzelfde scenario is op nieuw uitgerekend met het verschil dat mensen dit keer wel zullen vluchten. Er wordt gesteld dat iedereen de stof waarneemt, waardoor er een gemiddelde pre-movement tijd ontstaat van 97 seconden. Verder zullen de mensen met de wind mee vluchten, waardoor ze een maximale tijd aan de toxische stoffen worden blootgesteld. De initiële vluchtsnelheid wordt gesteld op 1,2 meter per seconde.
Tabel 14 Vluchten
Casus zelfredzaamheid. Niet meer zelfredzame
Aantal personen
Aantal personen
personen
binnen 1% letaal grens
binnen 99% letaal grens
Nee
10086
8116
0
Ja
10086
5441
0
In de bovenstaande grafiek tabel is te zien dat wanneer men vlucht er uiteindelijk een kleine 3000 personen minder binnen de 1% letaal grens zullen zijn. Aangezien dit voor elk mogelijke scenario anders zal zijn kan hier enkel uit geconcludeerd worden dat het meenemen van zelfredzaamheid (vluchten) in de risico berekening een positief effect geeft op het aantal berekende slachtoffers. 6.4
Zelfredzaamheid met bottleneck Om de effectiviteit van zelfredzaamheid bevorderende maatregelen aan te tonen, is een berekening gedaan met de aanwezigheid van een bottleneck. In dit geval kan dat een steegje zijn waar iedereen uit dat gebied door moet om te kunnen vluchten. Dit steegje heeft een capaciteit van 5 personen per seconde. Om de verschillen goed te zien zal er een verband tussen de startafstand van de personen en de afstand waarop men niet langer zelfredzaam zal zijn.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Figuur 13
57 / 67
Casus Bottleneck op de vluchtroute.
In figuur 13 is zichtbaar dat door de aanwezigheid van de bottleneck en deel van de personen gehinderd zullen worden door de bottleneck (op 600 meter), waardoor ze voor de bottleneck niet langer zelfredzaam zijn. Mensen die starten op een afstand van ongeveer 520 meter of minder tot de bron zullen dus niet voorbij de bottleneck komen. De mensen die verder dan 520 meter van de bron starten komen wel door de bottleneck, maar zullen door de aanwezigheid van de bottleneck wel enige vertraging oplopen waardoor ze eerder niet meer zelfredzaam zijn.
58 / 67
6.5
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Zelfredzaamheid met bottleneck en schuilen In deze berekening is de capaciteit van de bottleneck vergroot tot 10 personen per seconden en is er een mogelijkheid tot schuilen op een afstand van 700 meter ten opzichte van de bron. Dit betreft een fabriekshal, met een volume van 25000m3 en een gebruiksoppervlak van 2000m2, waarvan de ramen en deuren gesloten zullen zijn en er mechanische ventilatie plaats vind.
Figuur 14
Casus bottleneck en schuilen in afstand.
In de figuur 14 is zichtbaar dat door het vergroten van de capaciteit van de bottleneck er minder mensen vertraging door de bottleneck zullen ondervinden. De personen met een startafstand van 480 meter of groter, ten opzichte van de bron, zullen voorbij de bottleneck komen. En personen met een startafstand van 510 meter of groter zullen de fabriekshal bereiken om te kunnen schuilen. Dit zegt echter nog niet of het schuilen invloed heeft op de zelfredzaamheid, alleen dat door verbreding van de bottleneck meer mensen voorbij de bottleneck kunnen komen. Het effect van schuilen op de zelfredzaamheid is te zien in figuur 15 op de volgende pagina.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Figuur 15
59 / 67
Casus bottleneck en schuilen in tijd.
In de bovenstaande grafiek is beter dan in figuur 14 zichtbaar dat mensen met een startafstand groter dan 510 meter de fabriekshal bereiken om te schuilen. De tijd totdat deze mensen niet meer zelfredzaam zijn (bereiken 0% mobiel) schiet omhoog, waardoor er na een half uur veel minder gewonden zullen zijn. De constante lijn tot 230 meter komt door de tijd tot vluchten, in de eerste stap in het model wordt namelijk gekeken of de persoon na het verstrijken van de tijd tot vluchten nog zelfredzaam is, wanneer dit niet het geval is geeft het model de tijd tot vluchten aan. In dit geval is dat dus 97 seconden en hieronder vallen alle personen die zich binnen een afstand van 230 meter ten opzichte van de bron bevinden. In dit scenario heeft de maatregel schuilen het meeste effect, dit hoeft niet altijd de meest effectieve maatregel te zijn. De effecten van de maatregelen zijn erg gebieds- en concentratieafhankelijk, waardoor er geen harde conclusies uit deze casus kan worden getrokken. Om hardere conclusies uit het model te trekken kan er een gevoeligheidsanalyse worden uitgevoerd, echter is dit niet haalbaar binnen het tijdsbestek van dit onderzoek.
60 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
61 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
7
Conclusies en aanbevelingen De conclusies zijn in dit hoofdstuk weergegeven aan de hand van de onderzoeksvragen uit hoofdstuk 1. Vervolgens zijn aanbevelingen gedaan voor verdere modelverbeteringen.
7.1
Conclusies Welke technische maatregelen zijn er te nemen ter bevordering van de zelfredzaamheid? Uit het literatuur onderzoek en diverse besprekingen zijn 67 technische maatregelen naar voren gekomen die positieve invloed op de zelfredzaamheid hebben. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in de onderstaande categorieën en terug te vinden in bijlage 1.
Vluchtstrategie
Maatregelen met betrekking tot:
Vluchten van buiten naar binnen
omgeving
of uit het invloedsgebied
Openbare ruimte infrastructuur Gebiedsindeling
waarschuwingstijd
Openbaar waarschuwende middelen Persoonlijk waarschuwende middelen
Schuilen binnen
waarschuwingstijd
Waarschuwende middelen in gebouwen
Constructie en afbouw
Constructie Gevels Beglazing Inbouw
Installaties en voorzieningen
Ventilatie Overige voorzieningen Indeling
Welke organisatorische maatregelen zijn er te nemen ter bevordering van de zelfredzaamheid? Uit het literatuuronderzoek en diverse besprekingen zijn 16 organisatorische maatregelen naar voren gekomen die positieve invloed op de zelfredzaamheid hebben. Deze zijn onder te verdelen in onderstaande categorieën (zie bijlage 2): - Opleiding, training en oefening - Campagnes voor instructies en voorlichting - Individueel aanschafbare middelen Wat zijn de effecten van de zelfredzaamheid bevorderende maatregelen? De effecten van alle maatregelen zijn onderzocht door middel van literatuuronderzoek en besprekingen (zie bijlage 3). Uit het literatuuronderzoek en de documentanalyse kwam naar voren dat er niet voor alle maatregelen voldoende gegevens voorhanden zijn, waardoor niet alle maatregelen gekwantificeerd kunnen worden. Dit is vooral het geval bij de organisatorische maatregelen. Door nader onderzoek naar deze maatregelen kunnen deze gegevens verkregen worden, dit valt echter buiten de scope van dit onderzoek.
62 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Voor de selectie van de maatregelen die binnen dit onderzoek gekwantificeerd zullen worden zijn de volgende criteria gebruikt: - het scenario waarop de maatregel van toepassing is - de positieve effecten van de maatregel - de negatieve effecten van de maatregel - de grootte van de effecten - op welke parameter is de maatregel van invloed - in hoeverre is de maatregel kwantificeerbaar Na beoordeling van alle maatregelen op de bovenstaande criteria is een drietal hoofdmaatregelen geselecteerd die gekwantificeerd en gemodelleerd zijn: Tabel 15
Hoofdmaatregelen.
Hoofdmaatregel
Invloed op parameter
Verbreden of vermijden van een bottleneck
Vluchtsnelheid
Beperken tijd tot vluchten
Ontdekkingstijd, alarmeringstijd en premovementtijd
Schuilen (binnen)
Concentratie en vluchtafstand
Hoe kunnen de effecten van maatregelen kwantificeerbaar worden gemaakt? Één van de criteria waarop de maatregelen zijn beoordeeld is de parameter waarop ze van invloed zijn. Deze parameters komen uit het oorspronkelijke model zelfredzaamheid. Per maatregel is gekeken naar de onderdelen die van invloed zijn op de betreffende parameters. De invloed van de bottleneck op de vluchtsnelheid bijvoorbeeld kan worden gekwantificeerd met de volgende invoerparameters: - het aantal personen dat door de bottleneck moet - de grootte van het gebied, waarover de personen zijn verdeeld (van invloed op af te leggen afstand en blootstellingstijd voor het bereiken van de bottleneck) - de capaciteit van de bottleneck Hoe kan uit de resultaten van de voorgaande vraagstukken een rekenmodel ontwikkeld worden om de slachtofferreductie, door maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid, weer te geven? Voor elke hoofdmaatregel is een submodel gemaakt en elk submodel heeft invloed op één of meerdere parameters uit het oorspronkelijke “model zelfredzaamheid”. Met dit model kan het effect van de geselecteerde maatregelen worden doorgerekend voor een specifieke situatie. Het uiteindelijke doel is dat het “model zelfredzaamheid” zal worden geïntegreerd in EFFECTS en RiskCurves, software programma’s van TNO om de effecten en risico’s van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen te berekenen. Conclusies uit de voorbeeldresultaten Ter illustratie van de werking van het model zijn enkele voorbeelden doorgerekend voor een scenario waarbij een plas van 600m2 acrylonitril verdampt (acrylonitril is een toxische vloeistof met dosisafhankelijk subletaal letsel). De conclusies die hieruit getrokken zijn, zijn specifiek voor dit voorbeeld, bij een ander scenario of andere invoerparameters kunnen de effecten van de maatregelen anders zijn. Verbreden of vermijden van een bottleneck De effecten van een bottleneck worden in de casus vooral zichtbaar in de plaats waarop de personen niet meer zelfredzaam raken. Bij het verhogen van de capaciteit van de bottleneck met een factor 2 (van 5 naar 10 personen per seconde) vallen er aanzienlijk
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
63 / 67
minder gewonden ter plaatse van de bottleneck: het aantal personen dat voorbij de bottleneck komt is 2.5 keer zo groot bij de verhoogde capaciteit. Bij het verwijderen van de bottleneck kunnen de personen een gemiddeld nog grotere afstand van de bron bereiken. De resultaten zijn sterk afhankelijk van het scenario en de locatie van de bottleneck ten opzichte van het ongeval. Beperken van de tijd tot vluchten Het beperken van de tijd tot vluchten kan bijvoorbeeld door alarmering of door verkorten van de pre-movementtijd. Alarmering bijvoorbeeld m.b.v. sirenes heeft in deze casus relatief weinig effect voor personen dichtbij de bron, doordat het vaak te lang duurt voordat er gealarmeerd wordt. De personen dicht bij de bron zijn ten tijde van de alarmering al aan het vluchten (gewaarschuwd door eigen waarneming) of al niet meer zelfredzaam. Dit is wel afhankelijk van de stof en concentratie. Een kortere pre-movementtijd zal ervoor zorgen dat men korter wordt blootgesteld aan hogere concentraties, wat de zelfredzaamheid ten goede komt. Schuilen Schuilen is de maatregel die het grootste effect heeft in de casus, schuilen is de enige maatregel in de casus die tot een reductie van het aantal slachtoffers leidt, de reductie van het aantal gewonden is bijna 50% (N.B. de casus berekeningen zijn uitgevoerd voor relatief korte afstanden tot de bron). Schuilen vermindert zowel de vluchtafstand (hierdoor ook de blootstellingstijd) als de concentratie, waaraan men wordt blootgesteld. Ook dit is echter scenario- en gebiedsafhankelijk. Het ideale schuilscenario is overigens: ten tijde van de wolk de ruimte zoveel mogelijk ramen, deuren en ventilatiemogelijkheden afsluiten en na het passeren van de wolk de ruimte zoveel mogelijk laten doorluchten. 7.2
Aanbevelingen Verder te onderzoeken maatregelen In dit onderzoek zijn 3 van de 83 maatregelen uitgewerkt. Een groot aantal van de overige maatregelen is eveneens interessant om te kunnen kwantificeren. Uit een workshop met de afdeling Industriële en Externe Veiligheid van TNO, werd aangegeven dat onderstaande maatregelen het meest interessant zijn voor vervolgonderzoek: - Meerdere vluchtwegen - Begeleid vluchten - Duidelijk zichtbare markering van de vluchtroute - Hoge bebouwing rondom het risicodragend object Verificatie model zelfredzaamheid Om te controleren of het model zelfredzaamheid en maatregelen ook betrouwbare en valide uitkomsten geeft, wordt aanbevolen het model te verifiëren met een evacuatiemodel, zoals Building EXODUS. Andere scenario’s Vooralsnog is alleen het scenario toxische wolk, met als stof acrylonitril gemodelleerd, maar ook andere stoffen en de scenario’s brand en explosie kunnen worden opgenomen in het model. Voor andere stoffen dient er alleen een nieuwe afstand/concentratie tabel in het model te worden opgenomen en de stofparameters te worden aangepast. Voor de scenario’s brand en explosie kan de lijst met maatregelen uit bijlage 3 gebruikt worden. Deze maatregelen zijn nog niet geselecteerd, gekwantificeerd en gemodelleerd.
64 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Relateren type slachtoffers aan dosis In het huidige model zelfredzaamheid wordt bepaald of personen nog zelfredzaam zijn of niet, afhankelijk van de opgelopen dosis. Het modelresultaat is het totaal aantal te verwachten gewonden. Voor de hulpverlening is het zeer waardevol om een indicatie te hebben van de mate van gewondheid (T1, T2 en T3) afhankelijk van de dosis en de bijbehorende afstand tot de bron. Gevoeligheidsanalyse Om te bepalen wanneer maatregelen het meeste effect hebben of om te bepalen welke maatregel het meeste effect heeft zou een gevoeligheidsanalyse gedaan moeten worden. Door middel van een gevoeligheidsanalyse zou ook bepaald kunnen worden welke maatregelen meegenomen dienen te worden in EFFECTS of RiskCurves. Vooruitblik Dit onderzoek is deel van een lopend onderzoek binnen TNO, waarover met enige regelmaat gepubliceerd zal worden. In de eerste helft van 2009 zal het rapport” kwantificeren aantallen gewonden” verschijnen, waarin verschillende methodieken worden vergeleken om het aantal gewonden te bepalen in een risicoanalyse. In september 2009 zal het onderzoek gepresenteerd worden op de ESREL conferentie in Praag, inclusief de paper “Self-rescue and safety measures in quantitative risk analysis, modelling and case studies for accidental toxic releases”.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
8
65 / 67
Referenties [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [ 10 ] [ 11 ] [ 12 ] [ 13 ] [ 14 ] [ 15 ] [ 16 ] [ 17 ] [ 18 ] [ 19 ] [ 20 ] [ 21 ] [ 22 ] [ 23 ]
[ 24 ]
Raben, I., Trijssenaar-Buhre, I.J.M., & Wijnant, S.I. (2007), Kwantificering zelfredzaamheid. VROM (2007), Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico Oberijé, N., & van den Brand, R. (2005), Maatregelen zelfredzaamheid. Purser, D.A. (2005), “Toxicity assesment of combustion product”. In: The SFPE handbook of fire protection engineering. Quincy, Massachusetts: NFPA Trijssenaar-Buhre, I.J.M., & Rosmuller, N. (2008), ‘Kwantificering van zelfredzaamheid in externe veiligheid’. In: Tijdschrift voor Veiligheid. Winitzki, S. (2008), A Handy approximation for the error function and its inverse [Elektronische versie]. Inspectie openbare orde en veiligheid (2007), Operationele prestaties brandweer ‘Opkomsttijden’. Den Haag Regionale Brandweer Hollands Midden (2008), Effectrapportage operationele grenzen & opkomsttijden incidenten 2006 – 2007 Akzo Nobel Base Chemicals (september 2006), ‘Tijdens een incident draait alles om juiste informatie’. In: Milieu en arbojaarverslag 2005, 9 [Elektronische versie]. Proulx, G. (2000), Why building occupants ignore fire alarms [Elektronische versie], Construction Technology Update, 42 Raboud, D.W., Benichou, N., Kashef, A., Proulx, G., & Hadjisophocleous, G.V. (2002), FIERAsystem Occupant Response and Occupant Evacuation Models Theory Report. Nederlands Normalisatie-instituut (2004), NEN 5128:2004 PGS 1 (2005), Methoden voor het bepalen van mogelijke schade. Hoofdstuk 5 § 3.1.2 Fujiyama, T., & Tyler, N., An explicit study on walking speeds of pedestrians on stairs. University College London Wijnant-Timmerman, S.I. (2007), Inventarisatie van CFD pakketten Wiersma, T., Wijnant-Timmerman, S.I., Kamperveen, J., & Boonstra, B. (2007), Bufferzone Kampstraat Basis registratie adressen en gebouwen, objecttype openbare gebouwen, verkregen op 12 oktober, 2008, van http://bag.vrom.nl/bag_com/f8bf8e4cdf87d10b37ca25a20e027c4f.php Rotterdam Rijnmond (2005), SMS-Alarmering [Elektronische versie] Fact sheet (2008), Cell broadcast techniek voor burger alarmering. [Elektronische versie] Baldridge, S.M., & Humay, F.K. (2003), Preventing Progressive Collapse in Concrete Buildings [Elektronische versie] Lezwijn, S.A., & van der Giessen, A.A. (2005), Externe veiligheid langs transportassen Paxcon protective coating, verkregen op 15 oktober, 2008, van http://www.paxcon.com/home.shtml At the Sharp end of fire resistant glazing, verkregen op 15 oktober, 2008, van http://hemmingfire.com/news/fullstory.php/aid/154/At_the_sharp_end _of_fire_resistant_glazing.html Westminster International Technical Library (2002), AntiBlast and Safety Film [Elektronische versie]
66 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
[ 25 ] [ 26 ] [ 27 ] [ 28 ] [ 29 ] [ 30 ] [ 31 ] [ 32 ]
[ 33 ] [ 34 ] [ 35 ] [ 36 ] [ 37 ] [ 38 ]
NIFV (2006), Landelijk protocol schuilen of ontruimen/evacueren Someren van, P., Stienstra, H., Wever, J., & Klunder, G. (2007), Menselijk gedrag bij vluchten uit gebouwen. Safe Haven Enterprises, verkregen op 14 oktober, 2008, van http://www.safehavenenterprise.com Jong de, A., & Pothuis, J.W. (2003), Bouwbesluit 2003 Protected escape routes, verkregen op 14 oktober, 2008, van http://www.aercon-pul.com/protected-escape-routes FEMA 453, Saferooms and shelters [Elektronische versie] Stichting Bevordering Sprinklerbeveiliging, verkregen op 17 oktober, 2008, van http://www.bhvwinkel.nl/encyclopedie/sprinkler.htm Hogendoorn, F., Pomptoepassingen voor de industriële en procestechnologie. In: Pumps magazine [Elektronische versie] verkregen via, http://www.mainpress.com/nederlands/dossier_pompen/ pomptoepassingen.htm Breathing air distribution system, verkregen op 10 oktober, 2008, via http://www.msafire.com/catalog/product20969.html Jung, W.J., & Gibson, K. (2007), The Use of Landmarks in Fire Emergencies: A Study of Gender and the Descriptive Quality of Landmarks on Successful Wayfinding [Elektronische versie] Persoonlijke schuileenheid, verkregen op 16 oktober, 2008, van http://us.st12.yimg.com/us.st.yimg.com/I/yhst37934209954568_2016_3604918 Hitte beschermende kleding, verkregen op 16 oktober, 2008, van http://www.hittebescherming.nl/kleding/ Kamperveen J. (2008), spreadsheetmodel zelfredzaamheid versie 8c Paarse Boek (1999), Richtlijn voor kwantitatieve risicoanalyse, CPR 18, eerste druk
67 / 67
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
9
Ondertekening Naam en adres van de opdrachtgever:
TNO
Namen en functies van de projectmedewerkers:
Dion Oude Spraaksté
student Saxion Hogeschool, Enschede
Namen van instellingen waaraan een deel van het onderzoek is uitbesteed:
nvt
Datum waarop, of tijdsbestek waarin, het onderzoek heeft plaatsgehad:
september 2008 – januari 2009
Naam en paraaf tweede lezer:
Dr.ir. J.E.A. Reinders
Ondertekening:
Autorisatie vrijgave:
Ir. drs. I.J.M. Trijssenaar-Buhre MTD. Dr.ir. N. Rosmuller projectleider team manager
Bijlage 1 | 1 / 9
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
1
Technische maatregelen Maatregelen zijn onder te verdelen in technische en organisatorische maatregelen. Wanneer er wordt gekeken naar zelfredzaamheid bevorderende maatregelen gaan de technische maatregelen om aanpassingen aan installaties, gebouwen, openbare ruimte en al het andere om het vluchten veiliger en makkelijker te maken. In dit hoofdstuk zal antwoord gegeven worden op de vraag welke technische maatregelen er te nemen zijn ter bevordering van de zelfredzaamheid. Dit zijn maatregelen, waarbij ten tijde van een ramp, geen of een enkele menselijke handeling nodig zal zijn om de zelfredzaamheid te vergroten. Hierbij wordt het risicodragend object buiten beschouwing gelaten, verder zullen alle mogelijke maatregelen beschreven worden, echter zal de prioriteit liggen op het vluchten van buiten naar binnen of uit het vluchtgebied. De volgende categorieën maatregelen zullen aan bod komen:
Vluchtstrategie
Maatregelen met betrekking tot:
Vluchten van buiten naar binnen
De omgeving
of uit het invloedsgebied
De openbare ruimte De infrastructuur Gebiedsindeling
De waarschuwingstijd
Openbaar waarschuwende middelen Persoonlijk waarschuwende middelen
Schuilen binnen
De waarschuwingstijd
Waarschuwende middelen in gebouwen
Constructie en afbouw
Constructie Gevels Beglazing Inbouw
Installaties en voorzieningen
Ventilatie Overige voorzieningen Indeling
2 / 9 | Bijlage 1
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
1. Maatregelen met betrekking tot de omgeving Het model is bedoeld om de zelfredzaamheid van mensen buiten te meten, de maatregelen die buiten genomen worden zijn dan ook het meest van belang. Buiten kunnen er op drie manieren aanpassingen worden gedaan ter bevordering van de zelfredzaamheid. Dit kan gebeuren door de openbare ruimte, de infrastructuur en/of de gebiedsindeling aan te passen. 1.1 Openbare ruimte Vermijden van obstakels op de vluchtroute Wanneer men vlucht tijdens een ramp gaat dit met behoorlijke snelheid, obstakels op de vluchtroute zorgen voor vertraging van de vluchtsnelheid met als eventueel gevolg ongevallen en opstoppingen. Verbreden/vermijden bottlenecks op de vluchtroute Door de aanwezigheid van bottlenecks zal er een opstopping ontstaan wanneer er een bepaald aantal personen tegelijkertijd een ruimte tracht te ontvluchten. Hierbij valt te denken aan steegjes, hekjes e.d.
Verbreden/vermijden/verlagen trappen en traptreden op de vluchtroute De aanwezigheid van een trap zal zowel op als neer de vluchtsnelheid vertragen. [ 14 ] Daarnaast kan er sprake zijn van een opstopping wanneer de trap fungeert als bottleneck. Routeringsysteem Door het aanbrengen van een routeringsysteem (bewegwijzering), niet zullen meer mensen de juiste vluchtroute nemen. Instinctief zal de meerderheid van de mensen tijdens een ramp via de hoofdwegen proberen het invloedsgebied uit te komen. Een routeringsysteem moet de stroom mensen meer verspreiden, waardoor er minder chaos ontstaat en de vluchtduur korter zal zijn. Vermijden van kruisingen met wegen/paden voor voertuigen Wanneer de vluchtroute voor lopende mensen kruist met vluchtroutes voor voertuigen zal dit niet alleen leiden tot vertraging van de vluchtsnelheid, maar ook zorgen voor chaos en ongevallen. Openbare, collectieve schuilplaatsen Deze bouwwerken bieden een mogelijkheid voor mensen uit meerdere gebouwen om te schuilen wanneer reguliere ruimten niet voldoende bescherming bieden. 1.2 Infrastructuur Vluchtroute loodrecht op de meest voorkomende windrichting Door tegen de wind in te vluchten zal men korter blootstaan aan toxische belasting, echter is de concentratie van contaminanten in dit gebied wel hoger. Vergroten van de wegcapaciteit Door het vergroten van de wegcapaciteit zal er minder vertraging en verkeerschaos ontstaan wanneer men uit het bedreigde gebied wil vertrekken, waardoor men sneller in een veilig gebied kan zijn. Te denken valt hierbij aan het verbreden van de wegen of bij ontvluchten de tegenliggende rijstrook ook te laten gebruiken.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 1 | 3 / 9
Opheffen/aanpassen verkeershindernissen Door het opheffen en aanpassen van verkeershindernissen zal er minder vertraging en verkeerschaos ontstaan wanneer men uit het bedreigde gebied wil vertrekken, waardoor men sneller in een veilig gebied kan zijn. Meerdere vluchtwegen Meerdere vluchtwegen zullen tot een betere verspreiding van het verkeer leiden, waardoor er minder opstoppingen plaatsvinden en de vluchttijd verminderd. 1.3 Gebiedsindeling Hoge bebouwing rondom het risico object Door de omgeving van het risico object met hoge bebouwing af te schermen zal de concentratie contaminanten achter de bebouwing afnemen. Hierdoor zullen mensen langer en verder in staat zijn te vluchten. [ 15 ] Hitte en drukbestendige muur/wal aan de zijde van het risico object Deze muur werkt als een soort barrière voor de gaswolk. Bij de wand zal er turbulentie ontstaan, de wolk zal omhoog en opzij verspreiden en er zal opmenging met de omringende lucht ontstaan.[ 16 ] Verder beperkt een muur de warmtestraling en drukgolf. Dit kan geschieden door een enkele muur, dubbele muur of een aarden wal.
Diepe greppel/ kanaal Een diepe greppel of kanaal langs het overdrachtgebied kan als een soort barrière fungeren, dit is vooral effectief bij het ontsnappen van zwaar gas. Het gas wordt verzameld in de greppel of het kanaal en kan daaruit worden afgevoerd. De grootte van de greppel of het kanaal is afhankelijk van de grootte van de toxische wolk. Waterscherm Een waterscherm zal niet alleen de brandontwikkeling beperken, maar ook zorgen voor turbulentie waardoor de toxische wolk wordt verdund. Afhankelijk van het soort toxische stof kan een waterscherm ervoor zorgen dat de wolk uitregent, wat een verdere reductie van de wolk oplevert.
Ventilatoren
4 / 9 | Bijlage 1
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Door ventilatoren in het overdrachtsgebied te plaatsen kan er mechanische inmenging van lucht plaatsvinden en er een opwaartse luchtstroom gecreëerd worden. Hierdoor zal de toxische wolk meer verspreiden en verdunnen. Warmtebronnen Door de aanwezigheid van warmtebronnen wordt er een opwaartse stroming gegenereerd wat voor een verdunning van de toxische wolk kan zorgen. Als warmtebron kan bijvoorbeeld vuur worden genomen, hierbij is het eveneens mogelijk dat een deel van de toxische stoffen verbranden. Begroeiing bomen Een bossage rondom het risico dragend object kan zorgen voor extra turbulentie, daarnaast kunnen zware gassen een tijdje in het bos blijven hangen.
Vergroten overdrachtsgebied Door het vergroten van het overdrachtsgebied wordt de afstand tussen de bron en de risico-ontvangers vergroot, waardoor het langer zal duren dat de effecten van de ramp van invloed zijn op de bevolking. Injectie van neutraliserende stoffen Door middel van een leidingsysteem zouden neutraliserende stoffen in de wolk gespoten kunnen worden. De neutraliserende stof is voor elke stof verschillend en nog niet voor elke stof bekend. Lucht- of stoomgordijnen Door middel van een leidingsysteem kan er lucht of stoom omhoog in de wolk worden geblazen. Dit zal leiden tot turbulentie, waardoor de wolk zal verdunnen. Bij stoom is het effect groter dan bij lucht.
2. Maatregelen met betrekking tot de waarschuwingstijd Deze maatregelen zijn van invloed op de waarschuwingstijd. Een kortere waarschuwingstijd geeft men meer tijd om te vluchten of te preparen. Dit is niet alleen bevorderlijk voor de zelfredzaamheid, maar ook voor de hulpverlenende diensten. 2.1 Openbaar waarschuwende middelen Sirenes Dit is de huidige manier van waarschuwen. Dit is voor doven en slechthorenden vaak moeilijk hoorbaar evenals voor mensen die buiten het sirenenetwerk wonen. Door middel van de landelijke campagne is men op de hoogte van wat te doen als de sirene gaat. Luidsprekers in de openbare ruimte Via luidsprekers kan er direct informatie worden gegeven over de handelswijze en eventuele alternatieve vluchtroutes e.d. Onder openbare ruimte wordt verstaan: een door de gemeenteraad als zodanig aangewezen benaming van een binnen één woonplaats gelegen buitenruimte[ 17 ]. Alarmlicht Een op het huidige openbare lichtnetwerk aansluitbaar alarmsysteem. Door middel van een landelijke campagne kan men op de hoogte worden gebracht wat te doen bij alarm. Alarmering vanuit rijdende patrouillewagens (brandweer/politie) Directe informatie uit betrouwbare bron, waarbij ook instructies over handelswijze kan worden gegeven. Bericht via internet
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 1 | 5 / 9
Via internet kan er duidelijk informatie worden gegeven over het type ongeval en handelswijze. 2.2 Persoonlijk waarschuwende middelen Alarmbox in kamers en gebouwen Door zowel een licht als geluid signaal kan er via de alarmbox informatie worden gegeven over het ongeval en de handelswijze. Persoons- of groepsgerichte sms via telefoon of mobiele telefoon Via sms kan er duidelijke informatie worden gegeven over het type ongeval en handelswijze[ 18 ]. Dit gaat via het mobiele netwerk en is nummer gebonden. Cell broadcasting Via sms kan er direct duidelijke informatie worden gegeven over het type ongeval en handelswijze [ 19 ] in een bepaald gebied. Het verschil met waarschuwing per sms is dat dit gebiedsverbonden is en overbelasting van het mobiele netwerk heeft geen invloed op de cell broadcast. 2.3 Waarschuwende middelen in gebouwen Centraal omroepsysteem in gebouwen Via het omroepsysteem kan er direct duidelijke informatie worden gegeven over het type ongeval en handelswijze. Ontruimingsinstallatie Door middel van een ontruimingsinstallatie kan een ontruiming worden gefaciliteerd. Brand en toxiciteit melder aan het gebouw Een detector aan het gebouw wat warmtestraling, rook of toxische stoffen waarneemt. Eventueel kan deze melder gekoppeld worden aan een alarm- en ontruimingssysteem of aan een systeem voor het automatisch sluiten van ramen en ventilatiesystemen. Gas/damp detectie bij het risicodragend object Dit detectiesysteem, gekoppeld aan een alarmeringssysteem, kan de hele omgeving snel op de hoogte stellen van een uitstroom van gassen.
3. Maatregelen m.b.t. de constructie en afbouw van gebouwen Naarmate de constructies sterker worden en er sterkere producten voor de afbouw gebruikt worden, zullen personen in het gebouw beter beschermd zijn voor gevaren van buiten. Doordat men beter beschermd is raakt men minder snel gewond, wat een positief effect voor de zelfredzaamheid oplevert. 3.1 Constructie Bescherming dragende delen tegen brand Door de dragende constructies te versterken, door middel van coating, brandwerende pleisters of brandwerende beplating, is het gebouw langer bestand tegen brand. Versterking dragende delen Wanneer de dragende constructie versterkt wordt is het gebouw beter bestand tegen een drukgolf. Dit kan onder andere geschieden door het koppelen van constructiedelen, het aanbrengen van een gewapende, betonnen overlaging en het aanbrengen van een ondersteuningsconstructie. Voorkoming progressief instorten Bij progressief instorten, storten verdiepingen in door de toegenomen druk van bovenliggende, ingestorte verdiepingen. Dit kan voorkomen worden door andere, sterkere materialen en constructies te gebruiken [ 20 ].
6 / 9 | Bijlage 1
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Vorm van het gebouw Door het gebouw een bepaalde vorm te geven kan de drukgolf langs het gebouw geleid worden, waardoor schade aan het gebouw beperkt wordt [ 21 ]. Vermijden van hoogbouw in het invloedsgebied Er ontstaat een kortere vluchtroute voor de mensen die anders in hoogbouw zaten, aangezien de vluchtroute bij laagbouw veelal korter is. Vermijden van gebouwfuncties met minder mobiele personen Minder mobiele personen hebben een langere vluchttijd aangezien hun vluchtsnelheid lager ligt dan mobiele personen, daarnaast kunnen ze de mobiele personen vertragen door bijvoorbeeld een opstopping te creëren. 3.2 Gevels Druk bestendige gevels Door het aanbrengen van drukbestendige gevels zal men beter bestand zijn tegen een drukgolf als gevolg van een explosie. De gevels kunnen drukbestendiger worden gemaakt door het versterken van de gevel, maar ook door het gebruik van een coating [ 22 ]. Vlakke gevels Door terugliggende gevelgedeelten en overkappingen kan de drukgolf versterkt worden. Wanneer gevels vlak zijn, zal dit effect niet plaatsvinden. Minimaliseren gevelarmatuur en gevelornamenten Dit zijn functionele apparatuur en/of versieringen, zoals verlichting, aan een gevel, deze kunnen veranderen in rondvliegende objecten tijdens een drukgolf. Vermindering van deze armatuur en ornamenten kan zorgen voor minder gewonden. 3.3 Beglazing Hitte bestendige beglazing Door het aanbrengen van hitte bestendige beglazing zal het gebouw beter beschermd zijn tegen warmtestraling en zal de tijd om het gebouw veilig te ontvluchten toenemen. Dit kan oplopen tot 3 uur [ 23 ]. Verminderen van het glasoppervlak aan de zijde van het risico object Door de aanwezigheid van minder glas, zullen er minder gewonden vallen tijdens het springen van de beglazing. Blinde muur Onder een blinde muur wordt verstaan een muur gebouwd van steen, beton of een ander brandwerend materiaal, zonder ramen en openingen of andere brandgevoelige materialen. [ 24 ] De aanwezigheid van een blinde muur vergroot de brandwerendheid, verminderd de instroom van contaminanten en verminderd het aantal gewonden door springend glas. Vermindering van het aantal te openen ramen Door het aantal te openen ramen te beperken zal er, bij ongewenst gedrag (het vergeten te sluiten), minder instroom van contaminanten uit de buitenlucht plaatsvinden. Plaatsen van glasopvangende middelen of gebruik gelamineerd glas Door het plaatsen van glasopvangende middelen [ 25 ] of het gebruik van gelamineerd glas, zullen er minder gewonden vallen tijdens het springen van de beglazing.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 1 | 7 / 9
3.4 Inbouw “Sacrificial roof” Dit dak, boven een beschermend plafond, absorbeert de druk van de drukgolf, zodat de kans op instorting van het gebouw kleiner is, dit geldt voornamelijk wanneer de explosie en/of drukgolf zich boven het gebouw bevind.
Lekdichte gebouwen Door gebouwen geheel lekdicht te maken, zal de instroom van contaminanten uit de buitenlucht verminderen [ 25 ]. Verbreding/verwijdering van gangen, deuren e.a. bottlenecks Door het verbreden of verwijderen van eventuele bottlenecks zal de vluchtsnelheid hoger liggen en er minder kans zijn op opstopping [ 26 ]. Safe Havens “Safe Havens” zijn ruimten binnen of buiten een gebouw die lekdicht, brandwerend en drukbestendig zijn. Hier kan men schuilen wanneer reguliere ruimten niet voldoende bescherming bieden [ 27 ]. Brandcompartimentering Dit gedeelte van één of meer bouwwerken, is bestemd als het maximale uitbreidingsgebied van een brand, waarbij het minstens 30 minuten bestand moet zijn tegen branddoorslag en brandoverslag [ 28 ].
4.
Maatregelen m.b.t. installaties en voorzieningen van gebouwen
Ook binnen het gebouw kunnen maatregelen getroffen worden die de zelfredzaamheid positief beïnvloeden. Deze installaties en andere voorzieningen zorgen ervoor dat er veilig gevlucht en geschuild kunnen worden binnen het gebouw. 4.1 Ventilatie Vluchtroute binnen gebouw onder overdruk
8 / 9 | Bijlage 1
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Overdruk kan gecreëerd worden door een ventilatiesysteem, de norm hiervoor is 0,62 mbar. Door het creëren van overdruk, zal de instroom van contaminanten en rook op de vluchtroute beperkt blijven [ 29 ]. Discontinu overdruksysteem Door binnen een overdruk te creëren ten opzichte van buiten wordt de instroom van contaminanten beperkt [ 25 ]. Ad hoc afsluiten ventilatiesystemen en luchtverversingskanalen Door het direct afsluiten van systemen die buitenlucht aanvoeren zal de instroom van contaminanten verminderd worden. Centrale afsluiting van de ventilatie in gebouwen Door middel van een centrale afsluiting wordt de gehele ventilatie van een gebouw op één plaats gesloten en één keer, waardoor ongewenst gedrag vermeden wordt en de instroom van contaminanten beperkt blijft. Geautomatiseerde afsluiting van ramen en het ventilatiesysteem Door het automatisch sluiten van ramen en het ventilatiesysteem, kan er geen ongewenst gedrag plaats vinden en zal de instroom van contaminanten beperkt blijven. Een koolstoffilter in het ventilatiesysteem Een koolstoffilter beperkt de instroom van toxische stoffen die het gebouw binnen stromen wanneer het ventilatiesysteem aan staat. Dit gebeurd doordat de lucht door het koolstof heen gaat en het koolstof de contaminanten absorbeert. Mobiele luchtzuiveringsinstallaties Doormiddel van draagbare luchtzuiveringsinstallaties [ 30 ] kunnen “Safe Havens” vrij worden gemaakt van contaminanten. Tevens kan deze installatie zorgen voor frisse lucht, wanneer men lange tijd binnen dient te blijven. Het voordeel hiervan is dat dit eenvoudig toepasbaar is bij bestaande bouw, aangezien er geen compleet ventilatiesysteem dient te worden geïnstalleerd.
4.2 Overige voorzieningen Preventief lekwerende middelen in het gebouw Door de aanwezigheid van preventief lekwerende middelen in het gebouw (deurstrips, afsluiten ventilatiekanalen e.d.)[ 25 ], zal de instroom van contaminanten uit de buitenlucht verminderen. Sprinklersysteem langs de vluchtroute De aanwezigheid van een sprinklerinstallatie zal de warmtestraling en schadelijke effecten van rook beperken. Tevens zal het zicht op de vluchtweg verbeteren [ 31 ]. Een watergordijn aan de zijden van het gebouw Door het aanbrengen van een watergordijn zal het gebouw langer bestand zijn tegen brandoverslag [ 21 ]. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat tijdens ongevallen met gevaarlijke stoffen die zwaarder zijn dan lucht en watergordijn in 25% van de gevallen een reducerend effect heeft [ 32 ].
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 1 | 9 / 9
Ademluchtdistributienet aanbrengen in het gebouw Door middel van een ademluchtdistributienet of een ademluchttoestel is men in staat schone lucht in te ademen. Dit kan geschieden door middel van een toestel [ 33 ] of een compleet netwerk door het hele gebouw. Duidelijk zichtbare markering vluchtroute Duidelijk zichtbare markering, zoals nalichtende strips en speciale vormen, voorkomt dat mensen in de rook verkeerd lopen, waardoor ze sneller kunnen vlucht en er minder paniek ontstaat [ 34 ].
5. Maatregelen wat betreft de indeling van gebouwen Door gebouwen op een bepaalde manier in te richten kan de vluchtroute ingekort worden en de gemiddelde vluchtsnelheid hoger liggen. Kwetsbare groepen zo ver mogelijk van de risicobron plaatsen Met kwetsbare groepen wordt bedoeld, mensen die minder mobiel zijn, denk hierbij aan kinderen, ouderen en gehandicapten. Door kwetsbare groepen verder van de risicobron te plaatsen zal hun inname van contaminanten beperkter zijn en zijn ze langer zelfredzaam. Wijziging indeling gebouwen Door grote groepen personen, die gedurende lange tijd op dezelfde plek verblijven, op de begane grond, dicht bij een nooduitgang te plaatsen, kunnen mensen sneller een ‘logische’ uitweg vinden. Dit lijdt tot een verkorting van de vluchttijd. Hiermee wordt bedoeld dat niet de kantine, waar men slechts een half uur per dag zit, op de begane grond zit, maar bijvoorbeeld de kantoorruimtes, waar men 8 uur per dag aanwezig is. Nooduitgang uit gebouw van risico object af gericht Door de nooduitgang van het risicodragend object af te plaatsen, vluchten mensen zonder verdere instructies van het risico object af. Lage bezettingsgraad aan de zijde van het risico object Door ruimten met een lage bezettingsgraad (magazijnen e.d.) aan de zijde van het risico object te plaatsen, zullen er minder gewonden vallen. Dit doordat de gedeelten met een hogere bezettingsgraad zo beter en langer beschermd zijn tegen warmtestraling en toxische stoffen.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
2
Bijlage 2 | 1 / 3
Organisatorische maatregelen In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag welke organisatorische maatregelen kunnen worden genomen ter bevordering van de zelfredzaamheid. Hiermee worden alle taken op het gebied van organisatie en logistiek, met betrekking tot zelfredzaamheid bedoeld. Deze maatregelen worden vaak genomen in combinatie met technische maatregelen, ter stimulatie van juist gebruik. Deze maatregelen zijn opgedeeld in opleiding, training en oefeningen, campagnes voor instructies en voorlichting en individueel aanschafbare middelen.
1.
Opleiding, training en oefeningen (OTO)
Ontvluchtingbegeleiders oprichten Mensen zijn eerder geneigd instructies op te volgen van voor hen bekende personen, waardoor ongewenst gedrag (vluchten via niet vluchtroutes) minder voorkomt. Buren-belsysteem Buren stellen elkaar telefonisch op de hoogte tijdens een eventuele ramp. Wanneer men afwezig is, dan zou men mobiel bereikt kunnen worden, zodat men niet het invloedsgebied in gaat. Personele verkeersregeling Duidelijke aanwijzingen door herkenbare autoriteiten hebben een positief effect op het naleven van de ‘juiste’ vluchtroute. Hierdoor raakt het verkeer beter verspreid en zal men sneller het risicogebied kunnen verlaten. Ontruiming in fases Door middel van een gefaseerde ontruiming zal het deel dat het dichtst ligt bij het effect gebied eerst ontruimd worden, dan die daarna enz. Hierdoor zal de groep die het meeste risico lopen het eerst kunnen vluchten en zal er geen rijvorming bij de trap ontstaan [ 30 ]. Gecontroleerd lift gebruik Door gecontroleerd liftgebruik, uitgevoerd door BHV’ers, ontstaat er minder chaos en paniek, waardoor mensen sneller per lift kunnen vluchten. Een voorwaarde is wel dat de lift hiertoe ook bestemd is. Het bedrijf informeert de omgeving tijdens een ramp Door dit periodiek te oefenen raken burgers beter bekend met dit systeem en weten ze wat te doen tijdens een ramp. Daarnaast weet een bedrijf, vaak beter dan de overheid, wat er speelt. Publieke oefeningen Wanneer men iets gedaan heeft, blijft dit langer in hun geheugen dan wanneer ze iets gelezen hebben. Het oefenen van rampen, door burgers uit het invloedsgebied, kan het gedrag van de burger bij een daadwerkelijke ramp gunstig beïnvloeden. Uitvoeren van een simulatie door computermodel Door met een educatief computermodel mogelijke scenario’s te oefenen kan de gebruiker zich voorbereiden op een echte situatie. Interactief oefenen via media Door realistisch rampen te oefenen via televisie of radio kan het gedrag van burgers tijdens een ramp positief beïnvloed worden.
2 / 3 | Bijlage 2
2.
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Campagnes voor instructies en voorlichting
Het vergroten van het veiligheidsbewustzijn Door mensen meer bewust te maken met veiligheid en de gevaren, zal men meer moeite nemen zich voor te bereiden op een ramp, waardoor er meer gewenst gedrag zal plaatsvinden. Instructies over middelen en handelingen Door het geven van instructies raakt men beter bekend met bepaalde middelen en acties, waardoor er minder ongewenst en oncorrect gedrag plaats zal vinden. Een boodschap is iets anders dan een instructie, instructies worden veelal in de preparatiefase gegeven, een boodschap kan per sms of cell broadcast ten tijde van een ramp worden gegeven om een specifieke actie door te geven. Enkele voorbeelden van deze instructies zijn: Instructie over de gebruikte waarschuwingsmiddelen Instructie over het gebruik van lekwerende middelen Instructie over het verlaten van het effect gebied Instructie om mensen van buiten binnen te laten Bevolking voorzien van instructiekaart schuilen en evacueren Procedures voor ontalarmeren Boodschap: Bij toxische dreiging en kou buiten: verwarming uit zetten Bij BLEVE/explosie/drukgolf ramen en deuren openzetten Boodschap: Er is beveiliging op verlaten huizen/bedrijven/terreinen
3.
Individueel aanschafbare middelen
Gelaatsmaskers De inademing van toxische stoffen wordt beperkt door het dragen van gelaatsmaskers, in hoeverre deze bescherming biedt is afhankelijk van het soort masker. Repressief lekwerende middelen Door lekwerende middelen aan te brengen, zoals natte handdoeken onder de deur, zal de instroom van contaminanten worden beperkt. Persoonlijke schuileenheid (tent) Dit betreft een grote tent waarin meerdere personen kunnen schuilen. Door middel van een ventilator met filter, wordt er overdruk gecreëerd, wat er voor zorgt dat binnen in de tent een beperkte instroom van toxische stoffen is[ 35 ]. Verstrekken van middelen ter bescherming van vliegvuur en het nathouden van de eigen woning
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 2 | 3 / 3
Hierdoor zijn mensen, mits juist gebruik, beter in staat hun huis te beschermen tegen brand, al lopen ze zelf meer risico om gewond te raken. Hitte beschermende kleding Door het dragen van hitte beschermende kleding zijn mensen beter beschermd tegen de warmtestraling [ 36 ].
Bijlage 3 | 1 / 32
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
3
Effecten van maatregelen In deze bijlage zullen zowel de positieve als negatieve effecten per maatregel worden aangeven. De technische haalbaarheid, juridische haalbaarheid en de kosten van de maatregel worden hierbij buiten beschouwing gelaten, daarnaast wordt gewenst gedrag als uitgangspunt genomen. Daarnaast wordt aangegeven of de maatregel in het “Model Zelfredzaamheid” wordt toegepast, dit geschied op basis van het effect en de mate van kwantificeerbaarheid.
Maatregelen met betrekking tot de ruimtelijke ordening Openbare ruimte Vermijden van obstakels op de vluchtroute Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
De vluchtsnelheid wordt niet vertraagd en er ontstaat geen opstopping.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
NEN 1815 stelt vaste minimum vrije doorgangsruimte met betrekking tot de openbare ruimte en gebouwen. Objecten
Min. vrije doorgangsruimte (cm)
Trap
110
Straatmeubilair
90
Deuren
85
Hellingbaan
120 (180 bij veel gebruik)
De trap zal verderop specifiek worden behandeld, kunnen deze maatregelen op dezelfde manier berekend worden als bottlenecks. Implementeren in het model?
Ja, met uitzondering van het straatmeubilair, de vluchtroute wordt slechts een korte periode smaller, waardoor men deze enkele uitwijkende stappen op straat zal zetten. De overige maatregelen zullen als bottleneck terug komen in het model.
2 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Verbreden/vermijden bottleneck in de vluchtroute Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
De vluchtsnelheid wordt niet of minder vertraagd en er ontstaat geen of minder opstoppingen.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
De capaciteit van de bottleneck en het aantal mensen in de ruimte bepaalt de vertraging die een persoon oploopt bij de bottleneck..
Implementeren in het model?
Ja, een bottleneck heeft grote invloed op de vluchtsnelheid en hierdoor ook op de zelfredzaamheid. Het is belangrijk deze maatregel in het model te implementeren.
Verbreden/vermijden/verlagen trappen en traptreden op de vluchtroute Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Er zal minder tot geen daling van de vluchtsnelheid plaatsvinden en er
Toxische wolk zal geen opstopping ontstaan Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Uit een eerder onderzoek van het Centre for Transport Studies is de snelheid in m/s van traplopen voor zowel normaal als snel onderzocht onder verschillende groepen. Bij het bereiken van de trap zal de vluchtsnelheid afnemen tot de uit dat rapport gebleken snelheid. Daarnaast dient men hier rekening te houden met een opstopping, deze is afhankelijk van het aantal personen die op dat moment gebruik van de trap moet maken en de breedte van de trap die minimaal 95 cm bedraagt.
Implementeren in het model?
Ja, trappen zijn veel voorkomend op vluchtwegen en zijn dus van wezenlijk belang voor het bepalen van de totale vluchttijd en zo ook voor bepalen van de hoeveelheid toxische stoffen waaraan men wordt blootgesteld.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 3 / 32
Routeringsysteem (bewegwijzering) Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Betere verkeersspreiding, waardoor er een korte vluchttijd zal zijn.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Om de meetbaarheid van een routeringsysteem tijdens rampen aan te
Gewenst gedrag geven, zal eerst onderzoek naar de exacte effecten ervan gedaan moeten worden. Implementeren in het model?
Nee, deze maatregel is nog niet kwantificeerbaar
Vermijden kruising met wegen/paden voor voertuigen Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Er zal geen daling van de vluchtsnelheid plaatsvinden en er zullen geen ongelukken en paniek ontstaan.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Een onderzoek zou kunnen uitwijzen wat de exacte vertraging zal zijn wanneer voetgangers en voertuigen elkaar kruizen tijdens het vluchten. Echter kan men ervan uit gaan dat ten tijde van een ramp iedereen zichzelf zo snel mogelijk in veiligheid probeert te brengen. Hierdoor zullen automobilisten geen grote groep voetgangers voor laten gaan en geen kleine groep. Daarom kan een kruising met een weg voor voertuigen als permanent onontkoombaar obstakel worden gezien.
Implementeren in het model?
Nee, behalve dat het moeilijk te kwantificeren is, is het niet waarschijnlijk dat vluchtroutes elkaar kruisen.
Openbare, collectieve schuilplaatsen Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Mensen uit meerdere gebouwen kunnen hier tijdelijk schuilen.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtafstand
Kwantificeerbaarheid
De veilige locatie is dan de schuilplaats in plaats van buiten het
Toxische wolk
invloedsgebied. Implementeren in het model?
Ja, het kan een groot effect hebben, aangezien mensen een kortere vluchtweg zullen hebben en het is implementeerbaar in het model.
4 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Infrastructuur Vluchtroute loodrecht op de meest voorkomende windrichting Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Kortere blootstelling aan contaminanten en rook
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtafstand
Kwantificeerbaarheid
De totale concentratie contaminanten waarin met wordt blootgesteld kan
Implementeren in het model?
Door de totale concentratie vanaf de locatie van de persoon tot een
hoger liggen dan wanneer met de wind mee wordt gevlucht. veilige locatie te meten, kan de meest gunstige vluchtroute bepaald worden. Op deze manier kan er berekend worden of men tegen of met de wind mee moet worden gevlucht. Vergroten van de wegcapaciteit Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Minder opstopping en hogere vluchtsnelheid
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Maximale wegcapaciteit verandert.
Implementeren in het model?
Nee, want auto’s worden niet meegenomen in het model.
Opheffen/aanpassen verkeershindernissen Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Geen vertraging in de vluchtsnelheid
Effecten negatief
-
Toxische wolk
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Per hindernis dient onderzocht te worden wat het effect op de snelheid is
Implementeren in het model?
Nee, het gaat hier om obstakels die het gemotoriseerde verkeerde
tijdens een vluchtsituatie. afremmen en hebben dus weinig tot geen invloed op de zelfredzaamheid.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 5 / 32
Meerdere vluchtwegen Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Door een betere spreiding van het verkeer zullen er minder opstoppingen plaats vinden en zal vluchttijd afnemen.
Effecten negatief
Het is mogelijk dat er bij meerdere vluchtwegen de verkeerde kant (richting het risico object) op gevlucht wordt.
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
De ontsluiting door meerdere vluchtwegen is meetbaar, echter zou er een onderzoek gedaan dienen te worden naar de mate waarin verkeerd wordt gereden.
Implementeren in het model?
Nee, auto’s worden niet meegenomen in het model en verder is het nog niet mogelijk de mate waarin verkeerd wordt gereden mee te nemen in het model.
Gebiedsindeling Hoge bebouwing rondom het risico object Effect op scenario
Brand Explosie Toxische wolk
Effecten positief
De warmtestraling zal achter deze bebouwing zal afnemen, daarnaast zal dankzij opmenging en turbulentie, de toxische wolk verdund worden.
Effecten negatief
Bij hoge bebouwing zijn er meer mensen die moeten vluchten en de gebouwen ook kwetsbaar voor explosieoverdruk.
Positief effect op
Warmtestraling Concentratie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Om de spreiding van een toxische wolk te meten dient er rekening te worden gehouden met vele variabelen. Dit is voor een rekenmodel in Excel niet berekenbaar. Een betere formule kan hier uitkomst toe bieden. Het effect van de spreiding van een toxische wolk door hoogbouw kan wel gemeten worden door CFD (Computational Fluid Dynamics) programma’s.
Implementeren in het model?
Nee, zolang er geen goede formule voor het effect van hoge bebouwing op de verspreiding van een toxische wolk is, kan dit niet in het huidig model worden meegenomen.
6 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Hitte en drukbestendige muur/wal aan de zijde van het risico object Effect op scenario
Brand Explosie Toxische wolk
Effecten positief
Beperking van de warmtestraling, toxische stoffen en drukgolf
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmtestraling Drukgolf Concentratie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Om de effecten van een muur te berekenen dient er rekening te worden gehouden met vele variabelen. Dit is voor een rekenmodel in Excel niet berekenbaar. Een betere formule kan hier uitkomst toe bieden. Het effect van een muur kan wel gemeten worden door CFD programma’s.
Implementeren in het model?
Nee, zolang er geen goede formule voor het effect van een muur bestaat, kan dit niet in het huidig model worden meegenomen.
Diepe greppel/ kanaal rondom het risicodragend object Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Het ontsnapte gas kan hierin worden opgevangen en afgevoerd.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Verdunning toxische wolk bij gassen zwaarder dan lucht
Kwantificeerbaarheid
De capaciteit wat kan worden verzameld is afhankelijk van de grootte van de greppel of het kanaal en het soort gas. Voor elke mogelijke combinatie zal een aparte CFD berekening gedaan moeten worden om de effecten hiervan te bepalen.
Implementeren in het model?
Nee, zolang er geen goede formule voor het effect van een greppel of kanaal bestaat, kan dit niet in het huidig model worden meegenomen.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 7 / 32
Waterscherm rondom het risicodragend object Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Beperking van de warmtestraling en verdunning van de toxische wolk.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmtestraling
Kwantificeerbaarheid
De effecten van een waterscherm afhankelijk van verscheidene factoren
Concentratie toxische stoffen als het waterdebiet, de vrijgekomen stoffen, de afstand tot de bron en de druppelgroottes. Hierdoor is moeilijk te bepalen welk effect een waterscherm gemiddeld zal hebben. Implementeren in het model?
Nee, door de aanwezigheid van veel variabelen is het niet mogelijk deze maatregel zonder verder onderzoek te berekenen.
Ventilatoren rondom het risicodragend object Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Meer verspreiding en verdunning van de toxische wolk
Effecten negatief
-
Positief effect op
Concentratie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Er zal nader onderzoek verricht moeten worden naar de exacte effecten van het plaatsen van ventilatoren.
Implementeren in het model?
Nee, zolang de exacte effecten niet bekend zijn kan dit niet worden meegenomen in het model.
Warmtebronnen rondom het risicodragend object Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Door middel van warmtebronnen zal er een opwaartse druk ontstaan die zorgt voor verdunning van de wolk. Wanneer vuur als warmtebron wordt gebruikt kan er ook nog verbranding van de toxische stoffen plaatsvinden.
Effecten negatief
Wanneer vuur als warmtebron wordt gebruikt, zullen brandbare en explosie gassen worden aangestoken.
Positief effect op
Concentratie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Er zal nader onderzoek verricht moeten worden naar de exacte effecten van het plaatsen van warmtebronnen.
Implementeren in het model?
Nee, zolang de exacte effecten niet bekend zijn kan dit niet worden meegenomen in het model.
8 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Begroeiing bomen rondom het risicodragend object Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Meer verspreiding en verdunning van de toxische wolk, daarnaast zullen
Effecten negatief
-
Positief effect op
Concentratie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Er zal nader onderzoek verricht moeten worden naar de exacte effecten
zware gassen in het bos vertraagd worden.
van bebossing bij een toxische wolk. Implementeren in het model?
Nee, zolang de exacte effecten niet bekend zijn kan dit niet worden meegenomen in het model.
Vergroten overdrachtsgebied Effect op scenario
Brand Explosie Toxische wolk
Effecten positief
Grotere afstand tussen de bron en de risico-ontvangers, waardoor men meer tijd heeft om te vluchten.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmestraling Bereik rondvliegend puin Drukgolf Concentratie toxische stoffen Tijd tot confrontatie
Kwantificeerbaarheid
De afstand tussen bron en de locatie van de personen wordt groter.
Implementeren in het model?
Ja, dit kan ingevoerd worden wanneer de afstand van de bron tot de persoon wordt bepaald. Dit zit al in het oorspronkelijke model.
Injectie neutraliserende stoffen Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Na neutralisatie is er geen toxisch effect meer te verwachten.
Effecten negatief
De opslag van de neutraliserende stoffen brengt zelf ook gevaar met zich mee.
Positief effect op
Concentratie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Wanneer er geneutraliseerd wordt is, valt de complete dreiging weg.
Implementeren in het model?
Nee, bij neutralisatie hoeft de zelfredzaamheid niet worden meegenomen, omdat de toxische wolk geen schade meer opleverd.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 9 / 32
Lucht- of stoomgordijn rondom het risicodragend object Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Lucht- en stoomgordijnen creëren turbulentie, waardoor de toxische wolk
Effecten negatief
-
Positief effect op
Concentratie toxische stoffen
verdunt. Het effect van stoom is groter dan van lucht.
Kwantificeerbaarheid
Door middel van CFD berekeningen kan er bepaald worden wat het exacte effect van deze gordijnen zal zijn. Voor het huidige model is dit in ieder geval niet berekenbaar.
Implementeren in het model?
Nee, de exacte effecten zijn niet bekend, waardoor deze maatregel niet geïmplementeerd kan worden in het model.
Maatregelen ter bevordering van de waarschuwingstijd Maatregelen met betrekking tot de waarschuwing kunnen op 3 verschillende manieren van invloed zijn, te weten; de ontdekkingstijd, de waarschuwingstijd en de inhoud van de boodschap. De ontdekkingstijd is de tijd tussen het ontstaan van de ramp en het ontdekken ervan, de waarschuwingstijd is de tijd vanaf het ontdekken van de ramp tot het moment dat men gewaarschuwd is. De inhoud van de boodschap is van belang voor de mate waarin gewenst gedrag optreed, niet elke waarschuwingssysteem kan per ramp specifieke boodschappen verspreiden, waardoor bijvoorbeeld ten tijde van een BLEVE men ramen en deuren gaat sluiten. Openbaar waarschuwende middelen Sirenes Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Groot bereik bevolking, dankzij de campagne “Wat te doen als de sirene gaat” weten veel mensen juist te handelen.
Effecten negatief
Niet altijd is binnen blijven en ramen/deuren dicht de juiste handeling. Doven, slechthorenden en mensen buiten het bereik van het sirenenet worden niet bereikt.
Positief effect op
Alarmeringstijd
Kwantificeerbaarheid
De tijd vanaf de ontstane ramp tot aan de sirenes is de waarschuwingstijd, deze is meetbaar. Voor de alarmering van mensen buiten het bereik van het sirenenet en de gevolgen van binnen blijven terwijl vluchten gewenst is, zal nader onderzoek nodig zijn.
Implementeren in het model?
Ja, de vorm van alarmeren is bepalend voor de waarschuwingstijd en de keuze tussen vluchten en ontruimen.
10 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Luidsprekers in de openbare ruimte Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Direct duidelijke informatie over ramp en handelswijze
Effecten negatief
Doven, slechthorenden en mensen die buiten het bereik van de
Positief effect op
Alarmeringstijd
luidsprekers wonen worden niet bereikt. Gewenst gedrag Kwantificeerbaarheid
De tijd vanaf de ontstane ramp tot aan de sirenes is de waarschuwingstijd, deze is meetbaar. Voor de gevolgen van mensen die buiten het bereik vallen zal nader onderzoek nodig zijn.
Implementeren in het model?
Ja, de vorm van alarmeren is bepalend voor de waarschuwingstijd en de keuze tussen vluchten en ontruimen.
Alarmlicht Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Groot bereik bevolking, door een soortgelijke campagne als bij het sirenenet kan de bevolking duidelijk worden gemaakt hoe te handelen.
Effecten negatief
‘s Nachts minder effect, want een alarmlicht maakt mensen niet wakker. Blinde mensen en mensen buiten het bereik van het alarmlicht wonen worden niet bereikt.
Positief effect op
Alarmeringstijd
Kwantificeerbaarheid
De tijd vanaf de ontstane ramp tot aan het alarmlicht is de waarschuwingstijd, deze is meetbaar. Voor de alarmering ‘s nachts en voor mensen die buiten het bereik vallen zal nader onderzoek verricht moeten worden.
Implementeren in het model?
Ja, de vorm van alarmeren is bepalend voor de waarschuwingstijd en de keuze tussen vluchten en ontruimen.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 11 / 32
Alarmering vanuit rijdende patrouillewagens (brandweer/politie) Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Directe, duidelijke en sturende informatie uit een betrouwbare bron
Effecten negatief
Doven en slechthorenden worden niet bereikt. Het effect is even groot tot aan het bereik van de patrouillewagens.
Positief effect op
Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
De tijd vanaf de ontstane ramp tot aan de tijd waarop men bereikt wordt door de patrouillewagens is de waarschuwingstijd, deze is meetbaar. Voor de alarmering van doven en slechthorenden zal nader onderzoek verricht moeten worden. Er wordt wel uitgegaan dat de patrouillewagens iedereen bereikt.
Implementeren in het model?
Ja, de vorm van alarmeren is bepalend voor de waarschuwingstijd en de keuze tussen vluchten en ontruimen.
Berichten via het internet Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Via het internet kunnen er grote hoeveelheden informatie over de ramp en de juiste handeling gegeven worden.
Effecten negatief
Niet iedereen heeft een computer met internet, daarnaast duurt het lang voordat het bericht de inwoners bereikt heeft.
Positief effect op
Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Het is moeilijk te bepalen wat het juiste bereik en de tijdsduur tot het lezen van het bericht is, nader onderzoek zou dit kunnen vaststellen.
Implementeren in het model?
Nee, de effecten zijn onduidelijk en niet meetbaar.
12 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Persoonlijk waarschuwende middelen Alarmbox in kamers en gebouwen Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Ook dove en blinde mensen worden op deze manier bereikt.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Alarmeringstijd Bereik alarmering
Kwantificeerbaarheid
De tijd vanaf de ontstane ramp tot aan de tijd waarop de alarmbox in werking wordt gezet is de waarschuwingstijd, deze is meetbaar.
Implementeren in het model?
Ja, de vorm van alarmeren is bepalend voor de waarschuwingstijd en de keuze tussen vluchten en ontruimen.
Persoons- of groepsgerichte sms via telefoon of mobiele telefoon Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Via sms kan er directe, duidelijke en sturende informatie worden gegeven over het soort ramp en handeling
Effecten negatief
Niet iedereen heeft een mobiele telefoon of heeft deze aan. Mensen die niet uit de omgeving komen krijgen geen sms.
Positief effect op
Alarmeringstijd
Kwantificeerbaarheid
Het is moeilijk te zeggen hoeveel mensen de telefoon uit heeft staan of niet uit de omgeving komt, hierdoor is het bereik van een groepsgerichte sms niet meetbaar.
Implementeren in het model?
Nee, totdat er onderzocht wordt wat het bereik van deze dienst is, wordt het niet opgenomen in het model.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 13 / 32
Cell broadcasting Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Via cell broadcasting kan er directe, duidelijke en sturende informatie worden gegeven over het soort ramp en de handeling. Alle telefoons uit het invloedsgebied krijgen dit bericht.
Effecten negatief
Niet iedereen heeft een mobiele telefoon of heeft deze aan. Daarnaast is het bereik nog geen 100% en heeft niet iedereen deze optie ingeschakeld.
Positief effect op
Alarmeringstijd Bereik alarmering
Kwantificeerbaarheid
Door middel van het percentage mensen dat een mobiele telefoon heeft, het percentage dat de optie van cell broadcasting heeft aanstaan en het percentage dat bereikt wordt, kan de effectiviteit bepaald worden.
Implementeren in het model?
Ja, de vorm van alarmeren is bepalend voor de waarschuwingstijd en de keuze tussen vluchten en ontruimen.
Gebouwspecifieke waarschuwende middelen Centraal omroepsysteem in gebouwen Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Er kan directe, duidelijke en sturende informatie worden gegeven over de ramp en de juiste handeling
Effecten negatief
Personen buiten gebouwen worden niet bereikt.
Positief effect op
Alarmeringstijd
Kwantificeerbaarheid
In grote gebouwen kan dit de waarschuwingstijd bevorderen doordat in één keer iedereen weet wat er aan de hand is en wat er moet gebeuren. De tijd vanaf de ramp tot aan de omroep is dan de totale waarschuwingstijd.
Implementeren in het model?
Ja, de vorm van alarmeren is bepalend voor de waarschuwingstijd en de keuze tussen vluchten en ontruimen.
14 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Ontruimingsinstallatie Effect op scenario
Brand Toxische wolk, wanneer vluchten gewenst is.
Effecten positief
Direct signaal wat leidt tot vluchten
Effecten negatief
Niet iedereen geeft meteen gehoor aan een ontruimingssignaal, aangezien in de meeste gevallen het om een oefening gaat.
Positief effect op
Alarmeringstijd
Kwantificeerbaarheid
De tijd vanaf de ontstane ramp tot aan de tijd waarop de alarmbox in werking wordt gezet is de alarmeringstijd, deze is meetbaar.
Implementeren in het model?
Nee, het model gaat niet specifiek in op het ontruimen van gebouwen, er wordt aangenomen dat wanneer er een alarm afgaat dat indien nodig gebouwen ontruimd worden.
Brand en toxiciteit melder aan het gebouw Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Vooral bij stoffen die geurloos en onzichtbaar zijn of bij gebouwen in gebieden waar weinig personen aanwezig zijn, kan dit de waarschuwingstijd bevorderen.
Effecten negatief Positief effect op
Ontdekkingstijd Alarmeringstijd
Kwantificeerbaarheid
Dit is meetbaar door de waarschuwingstijd gelijk te stellen aan het moment dat de stoffen of de brand het gebouw bereiken.
Implementeren in het model?
Nee, want deze melder is bedoeld om een evacuatie van een gebouw te faciliteren en gebouwen worden niet meegenomen in het model.
Detectoren bij het risicodragend object Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Dit is een snelle manier om een ongewenste dispersie van toxische stoffen te detecteren, gekoppeld aan een alarmsysteem verkort dit de waarschuwingstijd.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Ontdekkingstijd
Kwantificeerbaarheid
Directe detectie bij bron, gekoppeld aan een alarmsysteem wordt de waarschuwingstijd tot een minimum beperkt.
Implementeren in het model?
Ja, de ontdekkingstijd is bepalend voor de tijd tot vluchten.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 15 / 32
Maatregelen m.b.t. de constructie en afbouw van gebouwen Constructie Bescherming dragende delen tegen brand Effect op scenario
Brand
Effecten positief
De dragende constructie is langer beschermd tegen brand
Effecten negatief
-
Positief effect op
Brandwerendheid
Kwantificeerbaarheid
Elk soort materiaal wat er gebruikt kan worden voor de dragende delen heeft een eigen NEN-norm voor het berekenen van de brandwerendheid.
Implementeren in het model?
Nee, het bouwbesluit verplicht dat gebouwen minstens 30 minuten brandwerend zijn, dat is ook de maximale tijd dat wordt aangenomen om een compleet gebouw te ontruimen. De extra tijd verkregen door extra bescherming is dan niet langer van invloed op de zelfredzaamheid.
Versterking dragende delen Effect op scenario
Explosie
Effecten positief
De dragende constructie is beter bestand tegen een drukgolf
Effecten negatief
-
Positief effect op
Effect drukgolf
Kwantificeerbaarheid
Voor het berekenen van de drukbestendigheid die het gebouw krijgt door het versterken van de dragende delen, dient er een constructie tekening gemaakt te worden.
Implementeren in het model?
Nee, het is onrealistisch om voor elk gebouw een constructie tekening te maken om zo de nieuwe draagkracht uit te rekenen.
Voorkomen progressief instorten Effect op scenario
Explosie
Effecten positief
Geen instorting meer door het neerkomend gewicht van bovengelegen etages.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Effect drukgolf
Kwantificeerbaarheid
Doordat men niet weet wat de hoeveelheid ontplofbare stof zal zijn, kan men niet bepalen wat de gevolgen voor het gebouw zijn. Zodoende valt er niet te berekenen wat de exacte effecten van progressief instorten beperkende maatregelen zijn.
Implementeren in het model?
Nee, dit is niet kwantificeerbaar aangezien er essentiële onbekende variabelen inzitten.
16 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
De vorm van het gebouw Effect op scenario
Explosie
Effecten positief
Door het gebouw een bepaalde vorm te geven kan de drukgolf langs het gebouw geleid worden, waardoor de schade aan het gebouw beperkt wordt.
Effecten negatief
Weinig tot geen effect wanneer het gebouw te dicht op het risicodragend object staat.
Positief effect op
Effect drukgolf
Kwantificeerbaarheid
De afstand, de explosieve hoeveelheid en de vorm kunnen door middel van CFD berekeningen gemodelleerd worden om zo te bekijken wat de effecten van een bepaalde vorm zijn.
Implementeren in het model?
Nee, om de effecten van de vorm van een gebouw te berekenen zijn veel locatie specifieke en essentiële variabelen nodig.
Vermijden van hoogbouw in het invloedsgebied Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief Effecten negatief
Laagbouw heeft een kortere vluchttijd dan hoogbouw Hoogbouw kan leiden tot vertraging van een toxische wolk en warmtestraling bij brand.
Positief effect op
Vluchtafstand
Kwantificeerbaarheid
De vluchtafstand wordt korter, wanneer hoogbouw laagbouw wordt.
Implementeren in het model?
Nee, het effect van hoogbouw op warmtestraling en toxische wolk is in deze tijdsbesteding niet meetbaar, de vluchtafstand kan wel snel worden aangepast.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 17 / 32
Vermijden van gebouwfuncties met minder mobiele personen Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Minder opstoppingen en hogere vluchtsnelheid
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Er wordt enkel met één vluchtsnelheid gemeten, deze kan aangepast worden naar mobiele en minder mobiele personen. Wanneer er enkel mobiele personen aanwezig zijn, zal er ook maar één vluchtsnelheid zijn.
Implementeren in het model?
Ja, er bestaat een grote kans dat er minder mobiele personen in het invloedsgebied aanwezig zijn. De aanpassing van de vluchtsnelheid zit al in het model.
Gevels Druk bestendige gevels Effect op scenario
Explosie
Effecten positief
Verminderd het aantal gewonden door een drukgolf als gevolg van een explosie.
Effecten negatief
Weinig effect bij open deuren en ramen
Positief effect op
Effect drukgolf
Kwantificeerbaarheid
Door de drukbestendigheid en de druk van de explosie met elkaar te vergelijken wordt zichtbaar of de gevel bestand is tegen de explosie.
Implementeren in het model?
Nee, er wordt aangenomen dat er enkele “Safe Havens” zullen zijn die voldoende bescherming bieden.
Vlakke gevels Effect op scenario
Explosie
Effecten positief
Drukgolf wordt niet versterkt
Effecten negatief
-
Positief effect op
Effect drukgolf
Kwantificeerbaarheid
Om de versterking van de drukgolf te meten heeft men de exacte gegevens van zowel de drukgolf als van de gevel nodig.
Implementeren in het model?
Nee, de aanwezigheid van vlakke gevels heeft slechts een klein effect en de berekening ervan vergt vele variabelen.
18 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Minimaliseren van gevelarmatuur en gevelornamenten Effect op scenario
Explosie
Effecten positief
Verminderd het aantal rondvliegende brokstukken, waardoor er minder
Effecten negatief
-
Positief effect op
Hoeveelheid rondvliegend puin
Kwantificeerbaarheid
Dit zou berekend kunnen worden aan de hand van hoofdstuk 8 uit PGS 1
gewonden kunnen vallen.
deel 2b, effecten van explosies op constructies. Implementeren in het model?
Nee, het effect is klein en er zitten veel variabelen in de berekening van het effect.
Beglazing Hitte bestendige beglazing Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Verlengt de brandwerendheid van het gebouw evenals het aantal gewonden door warmtestraling.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmtestraling
Kwantificeerbaarheid
Het aantal minuten dat de beglazing brandwerend is, is gelijk aan het certificaat dat het glas heeft, echter wanneer de muren minder brandwerend zijn, geldt de tijd van de muren.
Implementeren in het model?
Nee, gebouwen zijn standaard minimaal 30 minuten brandwerend, dit is ook de tijd waarvan wordt aangenomen dat een compleet gebouw ontruimd kan worden, waardoor er geen effect van extra hitte bestendige beglazing op de zelfredzaamheid is.
Verminderen van het glasoppervlak aan de zijde van het risico object Effect op scenario
Brand Explosie Toxische wolk
Effecten positief
Minder gewonden bij het springen van de beglazing
Effecten negatief
Verminderd de leefbaarheid
Positief effect op
Springen beglazing Warmtestraling Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
Het springen van de beglazing kan berekend worden aan de hand van PGS 1 deel 2B, Glas.
Implementeren in het model?
Nee, dit is te specifiek voor een gebouw en er zijn te veel variabelen nodig om dit mee te nemen.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 19 / 32
Een blinde muur aan de zijde van het risico object Effect op scenario
Brand Explosie Toxische wolk
Effecten positief
De aanwezigheid van een blinde muur vergroot de brandwerendheid, verminderd de instroom van contaminanten en verminderd het aantal gewonden door springende beglazing
Effecten negatief
Verminderde leefbaarheid
Positief effect op
Springen beglazing Warmtestraling Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
De toename van stralingswarmte, de instroom van contaminanten en het aantal gewonden door springende beglazing wordt beperkt. Nader onderzoek moet de exacte beperking aangeven.
Implementeren in het model?
Nee, gebouwen zijn standaard minimaal 30 minuten brandwerend, dit is ook de tijd waarvan wordt aangenomen dat een compleet gebouw ontruimd kan worden. De beperking van gewonden door instroom van contaminanten en de afwezigheid van beglazing kan groot zijn, maar aangezien de exacte effecten nog onduidelijk zijn wordt dit niet meegenomen.
Vermindering van het aantal te openen ramen Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Er bestaat minder kans dat ramen open blijven staan
Effecten negatief
Verminderde leefbaarheid
Positief effect op
Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
Een bepaald percentage van de ramen blijft gesloten, waardoor de instroom van contaminanten door ramen met dat percentage verminderd.
Implementeren in het model?
Nee, het model gaat niet specifiek per gebouw in op het aantal te openen ramen e.d.
20 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Plaatsen van glasopvangende middelen of gebruik gelamineerd glas Effect op scenario
Brand Explosie
Effecten positief
Minder gewonden door rondvliegend glas
Effecten negatief
-
Positief effect op
Springen beglazing
Kwantificeerbaarheid
Gewonden door het springen van de beglazing komen niet meer voor.
Implementeren in het
Nee, dit is nog niet plaatsbaar in het model, aangezien het huidige model alleen op
model?
het scenario van toxische wolk ingaat.
Inbouw “Sacrificial roof” Effect op scenario
Explosie
Effecten positief
Het dak, boven een beschermd plafond, vangt de druk op bij een druk golf,
Effecten negatief
-
Positief effect op
Drukgolf
Kwantificeerbaarheid
Er zijn verschillende soorten "sacrificial roofs", elk van hen heeft een eigen mate
waardoor het gebouw minder snel onder de druk zal bezwijken.
van veiligheid en drukbestendigheid. Implementeren in het
Nee, een "sacrificial roof" beschermt voornamelijk tegen mortieren en dat is niet van
model?
toepassing op de scenario’s die worden gehanteerd.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 21 / 32
Lekdichte gebouwen Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Er vindt geen instroom van contaminanten plaats door infiltratie
Effecten negatief
-
Positief effect op
Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
Wanneer een gebouw lekdicht is, zal er geen infiltratie van contaminanten plaatsvinden.
Implementeren in het
Ja, infiltratie wordt meegenomen in het model, het implementeren van geen
model?
infiltratie bestaat enkel uit een kleine aanpassing.
Verbreding/verwijdering van nauwe gangen, deuren en andere bottlenecks Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Verminderen van het aantal opstoppingen, waardoor er geen vertraging van de vluchtsnelheid plaats vindt
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Om de mogelijke vertraging van eventuele bottlenecks te meten moet het aantal aanwezige personen gedeeld worden door de capaciteit van de bottleneck.
Implementeren in het
Nee, er wordt niet specifiek op gebouwen ingegaan.
model? “Safe Havens” Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Lekdichte, brandwerende en drukbestendige ruimten binnen of buiten een gebouw.
Effecten negatief
-
Toxische wolk
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
De afstand tot de “Safe Haven” wordt de afstand tot veilig. In plaats van de personen het invloedsgebied uit te laten lopen, lopen ze naar de “Safe Haven”
Implementeren in het
Ja, dit kan een groot effect hebben aangezien de afstand die moet worden afgelegd
model?
tot aan veilig verkleind.
Brandcompartimentering Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Men is langer beschermd tegen brand en de daarbij horende warmtestraling
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmtestraling
Kwantificeerbaarheid
In het bouwbesluit zijn eisen gesteld waaraan de WBDBO (Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag) moet voeldoen.
Implementeren in het
Nee, de minimale WBDBO eis is 30 minuten, dit is ook de tijd die wordt
model?
aangenomen om een compleet gebouw te ontruimen. Brandcompartimentering is al verplicht, extra maatregelen ter verbetering van het brandcompartiment heeft geen verdere invloed op de zelfredzaamheid.
22 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Maatregelen m.b.t. installaties en voorzieningen van gebouwen Ventilatie Vluchtroute binnen gebouw onder overdruk Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Beperkte tot geen instroom van contaminanten en rook.
Effecten negatief
Wanneer er geen filter op het ventilatiesysteem dat de overdruk creëert is aangebracht, kan er via het ventilatiesysteem alsnog contaminanten en rook naar binnen worden geblazen.
Positief effect op
Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
Wanneer er een filter op het ventilatiesysteem wordt geplaatst zal er geen instroom van contaminanten op de vluchtroute zijn.
Implementeren in het
Nee, een contaminant vrije vluchtroute is enkel haalbaar in gebouwen en de worden
model?
niet meegenomen in het model.
Discontinu overdruksysteem Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Geen instroom van contaminanten
Effecten negatief
Wanneer er geen filter op het ventilatiesysteem dat de overdruk creëert, is aangebracht, kan er via het ventilatiesysteem alsnog contaminanten en rook naar binnen worden geblazen.
Positief effect op
Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
Wanneer er een filter op het ventilatiesysteem wordt geplaatst zal er geen instroom
Implementeren in het
Ja, een compleet gebouw vrijhouden van contaminanten kan grote gevolgen
model?
hebben op de zelfredzaamheid, wanneer er geschuild wordt.
van contaminanten plaatsvinden.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 23 / 32
Ad hoc afsluiten ventilatiesystemen en luchtverversingskanalen Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Beperken van de instroom van contaminanten
Effecten negatief
-
Positief effect op
Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
Wanneer ventilatiesystemen en luchtverversingskanalen worden gesloten zal hierdoor minder instroom van contaminanten plaatsvinden.
Implementeren in het
Nee, een ad hoc maatregel is op een bepaald moment op een bepaalde plek het
model?
beste voorhanden, dit is elke keer op elke locatie anders en daardoor niet goed mee te nemen in het model.
Centrale afsluiting van de ventilatie in gebouwen Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
De gehele installatie wordt afgesloten door één persoon, waardoor er geen ongewenst gedrag plaats vindt en de instroom van contaminanten wordt beperkt
Effecten negatief
-
Positief effect op
Instroom contaminanten Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
De ventilatie wordt niet per ruimte afgesloten, maar als er wordt afgesloten wordt in één keer de ventilatie in elke ruimte afgesloten.
Implementeren in het
Nee, het model is niet bedoeld om een gedetailleerde beschrijving te geven,
model?
daardoor worden gebouwen niet opgedeeld in kleinere ruimten, maar wordt alleen het hele gebouw meegenomen.
Geautomatiseerde afsluiting van ramen en het sluiten van de ventilatie Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Er kan geen ongewenst gedrag plaats vinden en de instroom van contaminanten blijft beperkt
Effecten negatief
-
Positief effect op
Instroom contaminanten Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Zodra er een detectie van toxische stoffen plaats vindt zal alles afgesloten worden en er enkel nog infiltratie van contaminanten plaats vinden.
Implementeren in het
Ja, het automatisch compleet afsluiten van ramen en ventilatie bij detectie van
model?
toxische stoffen, is voor de instroom gelijk aan het niet hebben van een ventilatiesysteem en gesloten ramen.
24 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Een koolstoffilter in het ventilatiesysteem Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Beperking contaminanten bij ventilatie, altijd frisse lucht
Effecten negatief
-
Positief effect op
Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
Er zal geen instroom van contaminanten door het ventilatiesysteem plaatsvinden.
Implementeren in het
Ja, een koolstoffilter kan een groot effect hebben op de instroom van
model?
contaminanten, dit is voor de instroom gelijk aan het niet hebben van een ventilatiesysteem, omdat er geen instroom van contaminanten meer plaats zal vinden door ventilatie.
Draagbare luchtzuiveringsinstallaties Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
De "Safe Haven" kan vrij worden gemaakt van contaminanten en de lucht blijft langer fris.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Concentratie contaminanten
Kwantificeerbaarheid
De "Safe Haven" blijft contaminant vrij, de zuurstof raakt echter wel op, wanneer er enkel interne luchtzuivering plaats vindt.
Implementeren in het
Nee, er mag worden verwacht dat een ‘Safe Haven’ ook bescherming biedt tegen
model?
contaminanten door een vast ventilatiesysteem.
Overige voorzieningen Preventief lekwerende middelen in het gebouw Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Er zal minder instroom van contaminanten plaats vinden
Effecten negatief
-
Positief effect op
Instroom contaminanten
Kwantificeerbaarheid
Afhankelijk van het aantal preventief lekwerende middelen kan een bepaald percentage van de instroom worden beperkt.
Implementeren in het
Nee, het is gecompliceerd om per gebouw te bepalen wat er aan lekwerende
model?
middelen aanwezig is.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 25 / 32
Sprinklersysteem langs de vluchtroute Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Minder warmtestraling en rook op de vluchtroute
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmtestraling
Kwantificeerbaarheid
Om het effect van sprinklers te bereken, is de aanwezige hoeveelheid vuurbelasting nodig, zodat bepaald kan worden wat het effect van de brand is en het effect van de sprinklers.
Implementeren in het
Nee, het vergt teveel tijd om voor elk gebouw de vuurbelasting uit te gaan rekenen.
model? Watergordijn aanbrengen aan de zijden van het gebouw Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
De brandwerendheid van het gebouw wordt vergroot en de instroom van zware gassen wordt beperkt
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmtestraling Concentratie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
De effecten van een watergordijn zijn afhankelijk van verscheidene factoren als het waterdebiet, de vrijgekomen stoffen, de afstand tot de bron en de druppelgroottes. Hierdoor is moeilijk te bepalen welk effect een watergordijn gemiddeld zal hebben.
Implementeren in het
Nee, door de aanwezigheid van veel variabelen is het niet mogelijk deze maatregel
model?
zonder verder onderzoek te berekenen.
Ademluchtdistributienet aanbrengen in het gebouw Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Men beschikt altijd over schone lucht
Effecten negatief
-
Positief effect op
Inhalatie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Er is geen sprake meer van verstikking als gevolg van contaminanten binnen het gebouw, mits het ademluchtdistributienet voldoende capaciteit heeft.
Implementeren in het
Nee, voor de berekening van het exacte effect zijn onbekende essentiële variabelen
model?
nodig. Daarnaast heeft het alleen betrekking op verstikking.
26 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Duidelijk zichtbare markering vluchtroute Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Hogere vluchtsnelheid en minder paniek
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Wanneer de vluchtroute duidelijk gemarkeerd is, zal de vluchtsnelheid hoger liggen
Gewenst gedrag en zal men minder vaak de verkeerde kant oplopen. Het exacte effect is niet bekend en is erg situatie afhankelijk. Implementeren in het
Nee, er ontbreken veel essentiële variabelen voor het berekenen van de effecten.
model?
Maatregelen wat betreft de indeling van gebouwen Kwetsbare groepen zo ver mogelijk van de risicobron plaatsen Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Kortere vluchtroute en ze kunnen geholpen worden door andere vluchtende mensen die van verder in het gebouw komen.
Effecten negatief
Worden onder de voet gelopen door andere vluchtende mensen die van verder in het gebouw komen, daardoor kan er een opstopping ontstaan op de vluchtroute
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Op het moment dat mobiele personen, minder mobiele personen inhalen bestaat er kans op ongelukken, gevolgd door chaos en paniek. Een onderzoek zou moeten uitwijzen hoe dit precies te berekenen is. Verder kan er een bepaalde vluchtsnelheid aan een groep worden toegekend, welke bij kwetsbare groepen lager ligt dan bij minder kwetsbare groepen.
Implementeren in het
Nee, het is gecompliceerd dit in Excel te verwerken, echter kan dit wel
model?
geïmplementeerd worden in het uiteindelijke (niet Excel)model.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 27 / 32
Wijziging indeling gebouwen Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Wanneer men vaak in de buurt van de vluchtroute is, kan men deze ten tijde van een calamiteit sneller vinden.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmtestraling Concentratie toxische stoffen Vluchtafstand
Kwantificeerbaarheid
Een onderzoek zal moeten uitwijzen wat de exacte effecten van gewijzigde indeling in gebouwen zal zijn.
Implementeren in het
Nee, het de exacte effecten zijn niet meetbaar.
model? Nooduitgang uit gebouw van risico object af gericht Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief Effecten negatief
Er ontstaat een kortere vluchtroute, van de bron weg. Langere vluchtroute wanneer de dichterbij zijnde “Safe Haven” aan de andere kant van het gebouw staat.
Positief effect op
Vluchtafstand Vluchtrichting
Kwantificeerbaarheid
In het wordt er één kant worden opgevlucht, van de bron af.
Implementeren in het
Ja, want in het model wordt er één kant opgevlucht en dat is van de bron af. Dit zit
model?
dus al in het model
Lage bezettingsgraad aan de zijde van het risico object Effect op scenario
Explosie
Effecten positief
Minder gewonden bij een explosie.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Aantal gewonden/doden
Kwantificeerbaarheid
Afhankelijk van het gebouw, de materialen en de explosieve hoeveelheid kan bepaald worden wat de effecten van de explosie is. Aan de hand van dit effect kan worden bepaald wat het effect is als er aan de zijde van het risico object een lage bezettingsgraad is.
Implementeren in het
Nee, er zijn veel essentiële specifieke variabelen nodig om het effect hiervan te
model?
berekenen.
28 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Organisatorische maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid Gecontroleerd liftgebruik Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Minder chaos en paniek bij de liften, waardoor er een kortere vluchttijd ontstaat.
Effecten negatief
De schacht kan vol rook zitten en de lift kan zonder stroom komen te staan.
Positief effect op
Vluchtafstand
Kwantificeerbaarheid
Elke lift heeft een snelheid en capaciteit, zo kan de duur van de vluchttijd worden berekend de wachttijd voor de lift kan op dezelfde manier worden berekend als een bottleneck.
Implementeren in het
Nee, het “Model Zelfredzaamheid” is niet bedoeld als evacuatie model.
model? Personele verkeersregeling Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Betere spreiding van het verkeer en kortere vluchttijd.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Nader onderzoek zal de exacte effecten kunnen uitwijzen. Aan te nemen is dat het ongewenst gedrag met een bepaald percentage af zal nemen.
Implementeren in het
Nee, de exacte effecten zijn niet bekend.
model? Het bedrijf informeert de omgeving tijdens een ramp Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Er is direct rechtstreekse informatie over de ramp.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Nader onderzoek zal de exacte effecten moeten uitwijzen
Implementeren in het
Nee, de exacte effecten zijn niet zichtbaar.
model?
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 29 / 32
Publieke oefeningen Effect op scenario
Brand Explosie Toxische wolk
Effecten positief
Het risico bewustzijn neemt toe en men weet beter wat men dient te doen ten tijde
Effecten negatief
-
Positief effect op
Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Nader onderzoek zal de exacte effecten van publieke oefeningen uitwijzen.
Implementeren in het
Nee, de exacte effecten zijn niet zichtbaar.
van een ramp.
model? Ontvluchtingbegeleiders oprichten Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Mensen volgen instructies van personen die ze kennen eerder op, waardoor
Effecten negatief
-
Positief effect op
Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Nader onderzoek zal de exacte effecten van publieke oefeningen uit moeten wijzen.
Implementeren in het
Nee, de effecten zijn nog onbekend waardoor dit niet te berekenen is.
ongewenst gedrag wordt beperkt.
Pre-movementtijd
model? Ontruiming in fases Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
Er ontstaat geen rij bij trappen en deuren, de mensen met de grootste warmte/toxische belasting kunnen het snelst wegkomen.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Vluchtsnelheid
Kwantificeerbaarheid
Door een gebouw of gebied op te delen in kleinere delen kan er per deel de vluchttijd berekend worden.
Implementeren in het
Nee, gefaseerd vluchten is iets wat niet vaak voorkomt ten tijde van een ramp, dit
model?
doordat men zo snel mogelijk het gebied wil verlaten en niet wil wachten.
30 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Uitdelen van gelaatsmaskers Effect op scenario
Brand Toxische wolk
Effecten positief
De inhalatie van contaminanten wordt beperkt
Effecten negatief
-
Positief effect op
Inhalatie toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
De reductie op inhalatie van contaminanten hangt af van het model.
Implementeren in het
Nee, er zijn veel mogelijke modellen aan gelaatsmaskers en daarbij heeft men niet
model?
altijd een gelaatsmasker op zak.
Repressief lekwerende middelen Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Door deze middelen wordt de infiltratie van contaminanten beperkt.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Instroom toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Het middel wat wordt gebruikt, al dan niet in vochtige toestand, de stof die infiltreert en de luchtdoorlatendheid van het gebouw, bepaald de reductie op infiltratie door het gebruik van repressief lekwerende middelen.
Implementeren in het
Nee, voor de berekening van deze reductie zijn te veel variabelen nodig en het
model?
effect zal klein zijn.
Verstrekken van middelen ter bescherming van vliegvuur en het nathouden van de eigen woning Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Betere mogelijkheid ter bescherming eigen huis
Effecten negatief
Bij fout gebruik loopt men meer risico om gewond te raken
Positief effect op
Warmtestraling Brand
Kwantificeerbaarheid
Het effect is afhankelijk van het aantal middelen en het gebruik van deze middelen. Het exacte effect zal nader onderzocht moeten worden.
Implementeren in het
Nee, dit is enkel van belang wanneer men schuilt in huis ten tijde van een brand,
model?
wat vrijwel niet voor zal komen.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 3 | 31 / 32
Hitte beschermende kleding Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Mensen zijn beter bestand tegen warmtestraling
Effecten negatief
-
Positief effect op
Warmtestraling
Kwantificeerbaarheid
De maximaal verdraagbare warmtestraling, voordat de zelfredzaamheid beperkt wordt, stijgt. De mate waarin dit kan hangt af van het soort kleding
Implementeren in het
Nee, het is niet mogelijk om per persoon aan te geven wat voor hitte beschermende
model?
kleding deze heeft. Daarnaast heeft niet iedereen deze kleding in huis op bij zich.
Uitvoeren van een simulatie door een computermodel Effect op scenario
Brand Explosie Toxische wolk
Effecten positief
Door iets toe te passen blijft de informatie beter in het geheugen van mensen zitten. Dit bevorderd het gedrag ten tijde van een echte ramp
Effecten negatief
-
Positief effect op
Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Nader onderzoek met het effect van computersimulaties meten.
Implementeren in het
Nee, zolang het exacte effect niet bekend is kan dit niet worden meegenomen in het
model?
model.
Buren-belsysteem Effect op scenario
Brand
Effecten positief
Buren, die op het moment buiten het invloedsgebied zijn, worden ook geïnformeerd,
Toxische wolk zodat ze het invloedsgebied niet ingaan. Effecten negatief
Trage werking
Positief effect op
Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Dit is te kwantificeren door hier enkele onderzoeken naar te doen, maar is sterk afhankelijk van de situatie en het onderlinge contact tussen buren.
Implementeren in het
Nee, er zijn veel onbekende essentiële variabelen nodig voor de berekening van het
model?
effect.
32 / 32 | Bijlage 3
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Interactief oefenen via de media Effect op scenario
Brand Explosie Toxische wolk
Effecten positief
Het risico bewustzijn kan worden vergroot en de mate van ongewenst gedrag kan
Effecten negatief
-
Positief effect op
Gewenst gedrag
Kwantificeerbaarheid
Nader onderzoek moet uitwijzen wat de exacte effecten zijn.
Implementeren in het
Nee, exacte effecten zijn niet bekend.
afnemen.
model? Persoonlijke schuileenheid (tent) Effect op scenario
Toxische wolk
Effecten positief
Geen contact met contaminanten wanneer men in de tent zit. De tent kan snel thuis worden opgezet.
Effecten negatief
-
Positief effect op
Contact toxische stoffen
Kwantificeerbaarheid
Wanneer er sprake is van een toxische wolk, kan deze tent ook als “Safe Haven” gerekend worden. Bij andere scenario’s is deze tent niet relevant.
Implementeren in het
Ja, wanneer er sprake is van een toxische wolk kan eventueel de tent als “Safe
model?
Haven” worden gezien.
Bijlage 4 | 1 / 6
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
4
Handleiding invoerparameters Aan de hand van de bijlage kunnen de invoerparameters van het rekenmodel zelfredzaamheid worden ingevuld. Dit zal gebeuren aan de hand van de Excel sheets.
Algemene informatie
1: Begin afstand gebied tot centrum bron De totale afstand in meters vanaf het centrum van de bron tot aan het begin van het gebied met populatie. 2: Initiële vluchtsnelheid Dit is de gemiddelde vluchtsnelheid zonder de invloed van mobiliteit. 1,2 meter per seconde is een standaard en conservatieve aanname gebruikt in het model. Deze komt uit een onderzoek van Building Research Establishment 1, zoals ook is opgenomen in het TNO-rapport “Kwantificering van zelfredzaamheid”. Andere mogelijkheden komen voort uit een rapport van het Centre for Transport Studies 2, deze beschrijft de normale en snelle loopsnelheid voor verschillende leeftijden: Populatie kenmerken
Normale loopsnelheid (m/s)
Snelle loopsnelheid (m/s)
Gezond leeftijd 25-602
1,40
1,84
Gezond leeftijd 60-812
1,31
1,71
Handicap1 (krukken e.d.)
0,86
-
1 Building Research Establishment, Escape of disabled people from fire, 2005 2 Centre for Transport Studies, An explicit study on walking speeds of pedestrians on stairs
2 / 6 | Bijlage 4
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
3: Mobiliteit Keuze mogelijkheid voor het meenemen van afnemende mobiliteit in de berekening. 4: Invloed van CO2 Keuze mogelijkheid voor het meenemen van CO2. Wegens geringe invloed is dit niet opgenomen in het huidige model. 5: Respiratory Minute Volume (RMV) Ook wel genoemd het ademhalingsdebiet, dit is een compensatie voor het extra ademen wanneer er een activiteit wordt uitgevoerd. Standaard staat deze op 25 liter per minuut, gelijk aan een lichte activiteit. 7,1 l/min = Rustend 25 l/min = Lichte activiteit (lopen) 50 l/min = Zware activiteit (rennen) 6: Druk in Pascalle Dit wordt gebruikt voor het uitrekenen van het molair volume. Standaard staat deze 101.325 Pa, dit is gelijk aan 1 atmosfeer. 7: Temperatuur De temperatuur wordt gebruikt voor het uitrekenen van het molair volume. Standaard staat deze op 20 ºC. 8: Windsnelheid Hierin dient de windsnelheid te worden ingevoerd die ook is gebruikt bij de concentratie berekening door middel van EFFECTS. 9: Tijdsduur Er wordt gerekend met een semicontinue bron, de tijdsduur is de tijd zolang de uitstroom duurt.
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 4 | 3 / 6
Grid en bottleneck
1: Aantal personen Het aantal aanwezige personen in gebied X. 2: Lengte De lengte van gebied X in meters. 3: Breedte De breedte van gebied X in meters. 4: Stapgrootte Dit is de stapgrootte in meters. Met deze afstandstappen zal telkens gerekend worden. 5: Binnenlocatie Afstand vanaf de bron tot aan de positie dat men kan schuilen in meters. 6: Bottleneck locatie binnen Locatie van de bottleneck op de breedte as van gebied X in meters. 7: Lengte van de bottleneck Indien de bottleneck een gang, trap of een andere langdurige versmalling is, kan hier de lengte van de bottleneck in meters worden ingevuld.
4 / 6 | Bijlage 4
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
8: Vluchtsnelheid in de bottleneck Indien de bottleneck een gang, trap of een andere langdurige versmalling is, kan hier een extra vluchtsnelheid voor worden ingevuld. Deze mag afwijken van de initiële vluchtsnelheid, mocht de vluchtsnelheid niet afwijken dan dient hier de initiële vluchtsnelheid te worden ingevuld. Mocht het wel afwijken zijn hier enkele andere mogelijkheden voor de vluchtsnelheid. Trap Trap oplopend Populatie kenmerken
Trap aflopend
Normale
Snelle
Normale
Snelle
loopsnelheid
loopsnelheid
loopsnelheid
loopsnelheid
(m/s)
(m/s)
(m/s)
(m/s)
0,61
0,96
0,71
1,01
0,57
0,77
0,62
0,79
0,38
-
0,32
-
Gezond Leeftijd 25-60 3 Gezond Leeftijd 60-81
4
Handicap 4 (krukken e.d.)
Roltrap 5 De snelheid voor een roltrap kan door de fabrikant bepaald worden. Dit ligt veelal tussen de 0,5 en 1 meter per seconde. Helling6 Populatie kenmerken
Helling oplopend (m/s)
Helling aflopend (m/s)
Gezond
0,93
1,13
Handicap
0,47
0,45
9: Capaciteit van de bottleneck Hier dient het aantal personen dat per seconde door de bottleneck kan te worden ingevoerd. Hier zijn zeer uiteenlopende gegevens over te vinden, waardoor er per situatie dient te worden gekeken naar een realistische capaciteit. 10: Letaliteitgrens Hier kan de letaliteitgrens worden ingevoerd.
3 4 5
Centre for Transport Studies, An explicit study on walking speeds of pedestrians on stairs Building Research Establishment, Escape of disabled people from fire, 2005 NEN-EN 115:1995
TNO-rapport | TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Bijlage 4 | 5 / 6
Invoer alarmering
1: Detectie Hier kan worden aangegeven of er wel of geen detectie bij de bron aanwezig is. 2: Wijze van alarmeren Hier kan de wijze van alarmeren worden ingevoerd. De keuze bestaat uit: - Sirenes - Alarmlicht - Luidsprekers in de openbare ruimte - Alarmering vanuit rijdende patrouillewagens - Alarmbox in kamers en gebouwen - Persoons- of groepsgerichte sms - Cell broadcast - Alarmering door andere personen 3: Perceptie Hier wordt de manier waarop de ontvanger de alarmering waarneemt ingevoerd. De keuze bestaat uit: - Waarneembaar (de ontvanger ziet, ruikt of voelt de toxische stoffen) - Gesproken alarmering - Alarmering door autoriteiten - Alarmering door andere personen - Alarmering centraal alarmsysteem 4: Beeldvorming, oordeelvorming en besluitvorming (BOB) Hier kan de tijd worden ingevoerd dat nodig is voordat er wordt besloten om het invloedsgebied of een deel ervan te alarmeren. Standaard staat deze op 7 minuten (420 seconden).
6 / 6 | Bijlage 4
TNO-034-UT-2009-00317_RPT-ML
Schuilen
1: Volume gebouw Hier dient het volume van het gebouw waarin met kan schuilen te worden ingevuld in kubieke meters. 2: Gebruiksoppervlak Hier dient het gebruiksoppervlak van het gebouw te worden ingevoerd. 3: Soort gebouw Hier kan het soort gebouw waarin men zal schuilen worden ingevoerd. Dit is van belang voor de mate van infiltratie. De keuze bestaat uit: - Lekdicht gebouw - Eengezinswoning - Flat - Anders < 500m3 - Anders > 500m3 4: Stand van ramen en deuren Hier kan de stand van de ramen en deuren worden ingevoerd. De keuze bestaat uit: - Alles gesloten - Ramen op een kier - Ramen half open - Ramen volledig open - Ramen en deuren tegen elkaar open 5: Ventilatiesysteem Hier kan eventueel aangegeven worden of er een ventilatiesysteem aanwezig is. De keuze bestaat uit: - Gebalanceerd mechanisch - Anders - Geen - Handmatige invoer (zie 6) 6: Handmatige invoer ventilatiesysteem Elk ventilatiesysteem is anders, daarom bestaat er hier de mogelijkheid om de capaciteit van het ventilatiesysteem handmatig in te voeren.