Economische impact van de voedingsindustrie in België, Oost-Vlaanderen en het Meetjesland 2009
Studie uitgev oerd door Provincie Oost-Vlaanderen op vraag van Voeding Meetj esland
De studie ‘Economische impact van de voedingsindustrie in België, Oost-Vlaanderen en het Meetjesland’ werd uitgevoerd door Kathy Gillis van de Provincie Oost-Vlaanderen, op vraag van Voeding Meetjesland. Uit deze uitgebreide studie werd een geïllustreerde brochure gedestilleerd ‘Het Meetjesland, sterk in voeding’. Beide publicaties zijn te downloaden via de website of tegen kostenvergoeding te bestellen op het secretariaat van Voeding Meetjesland: p/a Streekplatform+ Meetjesland Streekhuis Heldenpark Oostveldstraat 91 9900 Eeklo tel 09 373 46 54 fax 09 378 58 61
[email protected] www.voedingmeetjesland.be
Economische impact van de v oedingsindustrie in België, Oost-Vlaanderen en het Meetj esland • 2009
Voorwoord
4
Deel A: Omschrijving van de voedingsindustrie Hoofdstuk 1: Inleiding tot de voedingsindustrie 1.1. 1.1.1. 1.1.2. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.1.
Omschrijv ing Voedingsnijv erheid in ruime zin Voedingsnijv erheid in enge zin Gespecialiseerde sector Actief in het hogere marktsegment Distributiekanalen Gev arieerd aanbod voedingswaren Naar type winkel Naar marktaandeel (omzet) Conclusie
6 6 6 6 7 8 8 8 9 10 11
Deel B: De voedingsindustrie in Vlaanderen en Oost-Vlaanderen Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
13
2.1. 2.1.1 2.1.2 2.2. 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3. 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.4.
Aantal ondernemingen en eenmanszaken Voedingsbedrijv en Eenmanszaken Werkgelegenheid Loon- en weddetrekkenden Zelf standigen en helpers Concentratiecoëfficiënt Indicatoren v an economische activiteit Omzet Toegev oegde waarde Inv esteringen Export Conclusie
13 13 14 15 15 16 19 19 20 20 21 21 24
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
25
3.1. 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2. 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3. 3.3.1 3.3.2 3.4. 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.5.
25 25 26 26 27 28 28 29 29 30 31 31 33 33 34 34 34 34 35 36
Kwantitatiev e analyse Directe en indirecte tewerkstelling Naar geslacht en statuut Naar leeftijd Instroom van arbeidskrachten Kwalitatiev e analyse “Soorten” arbeid Scholingsgraad Tev redenheid op het werk Personeelsv erloop Vacatures in de v oedingssector Ontv angen vacatures Openstaande vacatures Mogelijke oplossingen Foodjobs: jobsite voor de v oedingsindustrie Correcte studie- en beroepskeuze Betere aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt Opleidingen IPV Opleidingscentra Conclusie
1
Deel C: De voedingsindustrie in het Meetjesland Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
39
4.1. 4.2. 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.3. 4.3.1 4.3.2 4.4.
39 39 39 40 40 41 41 42 42 44 47
Gebiedsomschrijv ing van het Meetjesland Aantal ondernemingen en eenmanszaken Voedingsbedrijv en Dimensie Ov erzicht Concentratiecoëfficiënt Eenmanszaken Arbeidsmarkt Bezoldigde tewerkstelling Zelf standigen en helpers Conclusie
Hoofdstuk 5: Enquête 'Impact van de voedingsindustrie' 5.1. 5.2. 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3. 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6 5.3.7 5.3.8 5.3.9
Voeding Meetjesland Methodiek v an de enquête Beschrijv ing v an de steekproef Financiële ratio’s Bev raging Resultaten van de enquête Respons Locatie Sectoren Verankering Personeel Klanten en leveranciers Ruimtegebruik Milieu Innov atie
48 48 48 51 56 56 57 57 57 59 59 61 62 63 64
Bijlagen Bronnen Bijlage 1: NACE-nomenclatuur van de v oedingsnijv erheid (NACE2003) Bijlage 2: Bronnenmateriaal Bijlage 3: Enquêtef ormulier 'Impact van de v oedingsindustrie'
66 70 74 77
2
Lijst van figuren Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur Figuur
1: Het belang v an de subsectoren uit de voeding, v olgens tewerkstelling (2006) 2: Aantal v erkooppunten v oor v oeding in België (1995-2006) 3: Procentuele verdeling van het aantal verkooppunten voor voeding in België (1995-2006) 4: Verdeling van de loon- en weddetrekkenden in de voeding, België en Oost-Vlaanderen (2006) 5: Verdeling van de zelf standigen en helpers in de v oeding, België en Oost-Vlaanderen (2006) 6: Economische parameters voor de v oeding, verdeling volgens gewest (2006) 7: De werknemers in de Belgische v oedingssector naar leeftijd (2006) 8: Ev olutie van het aantal ontv angen jobs bij de VDAB op het einde v an elk jaar in de voedingsnijverheid van Oost-Vlaanderen (1999-2007) 9: Ev olutie van het aantal openstaande jobs bij de VDAB op het einde v an elk jaar in de voedingsnijverheid van Oost-Vlaanderen (1999-2007) 10: Procentuele verdeling van het aantal eenmanszaken in het Meetjesland (2006) 11: Verdeling van de steekproef naar ligging (2008) 12: Verdeling van de deelnemende v oedingsbedrijv en naar bedrijfstak (2008) 13: De v estigingsf actoren v oor v oedingsbedrijv en in het Meetjesland (2008) 14: De v estigingsf actoren v oor v oedingsbedrijv en in Oost-Vlaanderen (2008)
Lijst van tabellen Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel
1: Aantal winkels in België en aandeel in de totale omzet (2006) 2 : Aantal voedingsbedrijven naar dimensieklasse (2006) 3: Aantal zelf standigen in hoof dberoep in de v oedingssector (2006) 4: De bezoldigde tewerkstelling in de v oedingsnijv erheid (2006) 5: Aantal zelf standigen en helpers in de v oedingsnijv erheid (2006) 6: Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, in lopende prijzen (1996-2006) 7: Bruto-investeringen in v aste activ a (2006) 8: Belgische buitenlandse handel in v oeding (nationaal concept) (2006) 9: Vlaamse buitenlandse handel in v oeding (nationaal concept) (2006) 10: Verdeling van het aantal werknemers naar arbeidsregime in de v oeding (1997-2005) 11: Atypische arbeid in de v oeding (1997-2005) 12: Scholingsgraad in de voeding (2005) 13: Werkbaarheidsindicatoren en werkbaarheidsgraad in enkele Vlaamse sectoren en de Vlaamse v oedingssector (in % v an de werknemers) (2005) 14: Totale mobiliteit, externe en interne sectormobiliteit voor de v oeding en totale industrie (2003-2004) 15: Het aantal ontv angen jobs bij de VDAB in de Oost-Vlaamse voedingsnijverheid, naar arbeidsregime (2007) 16: Aantal werknemers en werkzoekenden met een opleiding aan het IPV (2002-2006) 17: Aantal ondernemingen in de v oedingsnijv erheid (excl. eenmanszaken) (2000-2006) 18: Aantal meetjeslandse v oedingsbedrijv en naar dimensie (2006) 19: Aantal ondernemingen en totale tewerkstelling in de v oeding (2006) 20: Aantal loon- en weddetrekkenden in de voeding (2000-2006) 21: Loon- en weddetrekkenden in de voeding, naar statuut (2000-2006) 22: Loon- en weddetrekkenden in de voeding, naar geslacht (2000-2006) 23: Zelfstandigen en helpers in de v oeding, evolutie (2002-2006) 24: Zelfstandigen en helpers in de v oeding, naar statuut (2002-2006) 25: Zelfstandigen en helpers in de v oeding, naar geslacht (2002-2006) 26: Liquiditeitspositie v an de voedingsbedrijven (2006) 27: Solv abiliteitspositie van de v oedingsbedrijv en (2006) 28: Rendabiliteitsratio's v an de voedingsbedrijven (2006) 29: Toegev oegde waarderatio's v an de voedingsbedrijven (2006) 30: Investeringsquote van de v oedingsbedrijv en (2006) 31: Samenstelling deelnemende v oedingsbedrijv en enquête "Impact van de v oedingsindustrie, 2008" (2008) 32: Beschrijv ing v an het werknemersbestand van de deelnemende v oedingsbedrijv en (2008) 33: Beschrijv ing v an het klanten- en lev eranciersbestand v an de deelnemende voedingsbedrijven (2008) 34: Innovatie-inspanningen van de v oedingsbedrijv en (2008)
3
4
Voorwoord De voedingsnijverheid wordt omschreven als de industriële sector die voedingsmiddelen voor mens en dier produceert. De sector is daardoor heel divers en omvat zowel koekjesfabrikanten, brouwerijen en frisdrankproducenten als de zuivelindustrie en vleesverwerkende nijverheid. De Belgische voedingssector legt zich voornamelijk toe op de productie van voedingswaren in het hogere marktsegment. De vervaardiging van voedingsmiddelen is niet alleen een economisch belangrijke sector voor België, maar ook een relatief gespecialiseerde sector: met een directe tewerkstelling van ruim 89 000 werknemers in 2006, vertegenwoordigde de Belgische voeding 15,5% van de totale werkgelegenheid in de verwerkende industrie en werd er voor bijna 16% meer geëxporteerd dan geïmporteerd. Voorliggende studie "De economische impact van de voedingsindustrie in België, Oost-Vlaanderen en het Meetjesland" is opgemaakt door de studiedienst van het Huis van de economie, provinciebestuur Oost-Vlaanderen, op vraag van Voeding Meetjesland. Bijzondere dank gaat uit naar de leden van Voeding Meetjesland voor het begeleiden van dit rapport en naar de beroepsfederatie FEVIA, voor het ter beschikking stellen van cijfergegevens. De studie belicht het belang van de voedingssector voor de Oost-Vlaamse economie en het Meetjesland in het bijzonder. De voedingsnijverheid is namelijk steeds een belangrijke werkgever binnen het Meetjesland geweest: één op vier loontrekkenden uit de verwerkende industrie werkt er in een voedingsbedrijf. Bovendien zijn diverse "grote" voedingsbedrijven in het Meetjesland gevestigd. Met deze publicatie is gepoogd de belangrijkste feiten en cijfers weer te geven van de Belgische, Oost-Vlaamse en Meetjeslandse voedingsnijverheid. De studie houdt rekening met volgende deelsectoren: de verwerking van vlees, vis, groenten, fruit en de vervaardiging van zuivelproducten, dranken, brood en banket, chocolade en suikerwaren. De productie van diervoeders en tabaksproducten, de groot- en kleinhandel in voedingswaren en de horeca maken geen onderdeel van deze nota uit. Naast een economische duiding van de voedingssector, gaat specifieke aandacht uit naar de situatie op de arbeidsmarkt. De voedingsindustrie krijgt haar vacatures namelijk moeilijk ingevuld, ondanks de stabiele werkgelegenheid in de voeding en dit in tegenstelling tot andere industriële sectoren. Bovendien kampt de voedingssector met een vergrijzing van haar personeelsbestand. Gezien een tekort aan personeel de groei van ondernemingen in de weg staat, dienen de voedingsbedrijven dan ook een aangepast personeelsbeleid te voeren om enerzijds nieuwe personeelsleden aan te trekken en anderzijds in eigen werknemers te investeren. Een boodschap waar de bedrijven van Voeding Meetjesland al geruime tijd gevolg hebben aan gegeven. In een laatste deel tenslotte worden de resultaten besproken van de enquête "Impact van de voedingsindustrie". Deze bevraging is in het voorjaar van 2008 verstuurd naar Oost-Vlaamse voedingsbedrijven, verspreid over de ganse provincie. Naast een omschrijving van de populatie naar vestiging, verankering en activiteit, is een analyse opgenomen van het personeel(beleid), de leveranciers- en klantengerichtheid, het ruimtegebruik, de milieu- en innovatieinspanningen.
4
Deel A Omschrijving van de voedingsindustrie
5
Hoofdstuk 1 Inleiding tot de voedingsindustrie De voedingsnijverheid is een heel verscheiden sector. Alleen al het ruime aanbod aan voedingswaren, die we doordeweeks consumeren, illustreert deze variëteit. Naast voedingsmiddelen voor mensen, worden ook diervoeders geproduceerd. Welke activiteiten worden tot de voedingsindustrie gerekend? In dit eerste hoofdstuk worden de voedingsnijverheid en haar deelsectoren toegelicht. Bovendien wordt aan de hand van cijfers aangetoond dat de voeding een gespecialiseerde sector is binnen de Belgische economie en zich voornamelijk toelegt op de productie van voedingswaren in het hogere prijssegment. Vervolgens worden de kanalen waarlangs de voedingsproducten worden verspreid, onder de loep genomen. 1.1 Omschrijving De voedingssector kan vanuit twee invalshoeken worden benaderd: de voeding in ruime zin enerzijds en de voeding in enge zin anderzijds. 1.1.1. Voedingsnijverheid in ruime zin De voedingsnijverheid is een industriële sector die voedingsproducten voor mens en dier produceert, inclusief dranken en genotsmiddelen. Met dit laatste worden tabaksproducten bedoeld. De voedingssector in ruime zin wordt binnen de NACE-BEL nomenclatuur aangeduid met de codes 15 en 16. NACE staat voor "la nomenclature statistique des activités économiques dans la Communauté Européenne". Deze officiële NACE-lijst zorgt ervoor dat statistieken met betrekking tot economische activiteiten binnen Europa gemakkelijk te vergelijken zijn. De Belgische benaming van de NACE-code is gewoon NACE-BEL. 1.1.2. Voedingsnijverheid in enge zin. In deze studie wordt echter geen rekening gehouden met de tabaksnijverheid; NACE-BEL code 16 wordt dus in de statistieken geweerd. Reden hiervoor is dat de economische impact van de tabaksindustrie, zeker in relatie tot de vervaardiging van voedingsmiddelen, miniem is. In België worden per 31 december 2006 nog 1 817 personeelsleden tewerkgesteld in de tabakssector (tegenover bijna 90 000 personeelsleden in de "enge" voedingsindustrie); in Vlaanderen gaat het om 1 605 werknemers in de tabakssector, in Oost-Vlaanderen respectievelijk om 58 werknemers. In het Meetjesland, de streek die in voorliggend onderzoek een specifieke plaats inneemt, worden geen tabaksproducten meer geproduceerd. Met als gevolg dat het buiten beschouwing laten van de tabaksindustrie weinig tot geen invloed heeft op de statistieken voor de betreffende regio's. De voedingsnijverheid (in enge zin) omvat dus de verwerking van v lees, vis, groenten, fruit en de vervaardiging van zuivelproducten, dierv oeders, dranken, brood en banket, chocolade en suikerwaren. Groot- en kleinhandel in voedingswaren en horeca maken geen onderdeel van deze studie uit. In bijlage 1 is de activiteitennomenclatuur NACE2003 voor de bedrijfstak voeding en dranken opgenomen 1 (NACE-BEL 15) .
1
Ter inf ormatie: op 1 januari 2008 is de nieuwe economische activiteitennomenclatuur NACE2008 officieel in werking getreden. Vermits de opgenomen cijfers dateren v an v óór 1 januari 2008, wordt nog steeds gebruik gemaakt v an de activ iteitennomenclatuur NACE2003.
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de voedingsindustrie
6
Figuur 1 geeft het belang weer van de verschillende subsectoren binnen de Belgische voedingsindustrie, uitgedrukt als relatief aandeel in de totale tewerkstelling in de voeding (bijna 90 000 werknemers in de Belgische voedingssector, uitgedrukt in voltijdse equivalenten). Figuur 1: Het belang van de subsectoren uit de voeding, volgens tewerkstelling • 2006 pla ntaardige, dierlijke oliën en vetten suikernijverheid 1% 2% graan verw erking, dee gwa ren 4% veevoe ders 4%
ande re 8%
bro od, ban ket, bes ch uit, koe kjes 29%
min eraa lwater, frisdra nken 5%
bro uwe rijen, m outerijen 7% zuive l 8% groente- en fru itve rwe rking 8%
cacao , chocolad e, con fis erie 9%
slachterijen, vlees waren 1 5%
Bron: IPV Veruit de belangrijkste productgroep wordt gevormd door "brood, banket, beschuit en koekjes", goed voor net geen 30% van de tewerkstelling in de Belgische voedingsindustrie in 2006. Tweede belangrijkste groep zijn de "slachterijen en vervaardiging van vleeswaren" (15,6%), gevolgd door "vervaardigng van cacao en chocolade, confiserie" (9,1%). Samen vertegenwoordigen deze drie bedrijfstakken bijna 55% van de totale tewerkstelling in de Belgische voedingsnijverheid. 1.2. Gespecialiseerde sector De vervaardiging van voedingsmiddelen is niet alleen een economisch belangrijke sector voor België, zoals uit deze nota zal blijken, maar ook een relatief gespecialiseerde sector. En precies die sectoren vormen dan weer de motor voor de Belgische economie. Opdat de voedingsindustrie zich een gespecialiseerde sector zou mogen noemen, dient het aan twee voorwaarden te voldoen (definitie volgens de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, 2006): • •
de tewerkstelling in de voedingssector moet meer bedragen dan 5% van de verwerkende industrie 2, en de exportstromen dienen 10% hoger te liggen dan de importstromen. Het zijn namelijk de economisch sterke sectoren die ook het meeste uitvoeren (bron: SVR, 2008).
Meer bepaald: •
•
2
in 2006 vertegenwoordigde de tewerkstelling in de Belgische voedingsnijverheid (89 234 werknemers) 15,5% van de totale werkgelegenheid in de verwerkende industrie (574 855 werknemers); dit is ruimschoots meer dan de opdragen 5% (bron: RSZ); en in 2006 werden voor ruim 15 230 miljoen euro aan voedingswaren geëxporteerd, tegenover een importwaarde van circa 13 170 miljoen euro. De exportstromen liggen met andere woorden 15,7% hoger dan de importstromen (bron: INR).
De verwerkende nijverheid bevat de bedrijfstakken met NACE-BEL codes 15 tot en met 37.
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de voedingsindustrie
7
1.3. Actief in het hogere marktsegment Eveneens uit de studie van het CRB 3 blijkt dat de voedingssector in België zich toegelegd heeft op de vervaardiging van producten uit het hogere marktsegment: kwaliteitsvolle voedingswaren worden hoog in het vaandel gedragen. Dit betekent niet noodzakelijk dat alle Belgische voedingsbedrijven actief zijn in het prijzigste segment, maar wel dat een groot deel van de activiteit van de sector daarop gericht is. Daardoor ligt de prijs die de consument betaalt voor voeding dan ook wat hoger. Gezien de omzetcijfers, jaarlijks rond de 30 miljard euro, en de exportprestaties van de Belgische voedingssector, is de consument in zowel binnenals buitenland bereid deze hogere prijs te betalen. Niettegenstaande liggen ook de distributeurmerken (producten van een winkelketen) en eerste-prijsproducten (of goedkope producten) vrij goed in de markt. Een studie van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties illustreert dat de hoogte van het inkomen wel degelijk een invloed heeft op het type voedingsproduct dat wordt gekocht: de hogere inkomenverdieners verkiezen nationale merken (87% van de totale aankopen), de gemiddelde inkomenverdieners geven de voorkeur aan de distributeurmerken (84% van de aankopen) en de lagere inkomenverdieners kopen vooral eerste-prijsproducten (89% van de aankopen) (bron: OIVO, 2007). 1.4. Distributiekanalen Hoewel de handel in voedingwaren geen deel uitmaakt van deze studie, toch een kort overzicht van de diverse kanalen via dewelke voedings- en drankartikelen binnen België worden verdeeld: in welk type winkel worden ze verkocht en zijn de voedingswinkels gelijkmatig over het land verspreid? 1.4.1. Gevarieerd aanbod voedingswaren In vergelijking met de directe buurlanden is de Belgische voeding sterk gevarieerd in aanbod en prijs. In Duitsland domineren de discounters de markt en is er minder ruimte voor kwaliteit en innovatie. In Nederland wordt een prijzenoorlog in de voedingsdistributie uitgevochten. In Frankrijk domineren dan weer de hypermarkten en bestaan nog steeds de "marges arrière" 4. Om zich ervan te verzekeren dat de Belgische consument een evenwichtig aanbod aan voedingsproducten krijgt, heeft FEVIA een "Handvest van het Nutritioneel Beleid" 5 opgesteld, dat ondertussen door 90% van de grotere voedingsbedrijven (meer dan 300 werknemers) is ondertekend. Door dit handvest te ondertekenen, engageren de bedrijven zich om specifieke inspanningen te leveren om het nutritioneel beleid daadwerkelijk in acties om te zetten. De meest in het oog springende actie in 2007 was de lancering van de GDA-etikettering, die ervoor zorgt dat de consumenten beschikken over toegankelijke, relevante, productgebonden nutritionele informatie. GDA staat voor "Guideline Daily Amounts" of Dagelijkse VoedingsRichtlijn (bron: FEVIA, 2008).
3
C ENT RALE R AAD VOOR HET BEDRIJFSLEVEN (CRB), BIJZONDERE RAADGEVENDE COMMISSIE VOEDING (2006). Studie ov er het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in de voedingsindustrie, 59 blz.
4
De "marges arrière" of de achtergestelde kortingen worden door de leveranciers aan de distributeurs gegev en, wanneer deze laatste grote hoev eelheden af nemen. Dikwijls wordt die korting achteraf berekend, wanneer aan het eind van een bepaalde periode blijkt dat een minimumhoev eelheid door de distributeur is af genomen. Onlangs werd in Frankrijk de "wet Chatel" gestemd, die de relatie industrie – grootdistributie moet verbeteren. Vooral de "marges arrière" wil de regering v an Sarkozy doorgerekend zien in een v erlaagde prijszetting ten voordele van de consument (bron: FIT, 2008).
5
Handv est Nutritioneel Beleid: (1) Beschikken ov er een goede kennis omtrent de nutritionele en gezondheidsaspecten v an zijn producten enerzijds en de nutritionele en gezondheidsaspecten v an de consument anderzijds; (2) De consument op gepaste wijze inf ormeren v an de nutritionele aspecten (inz. de samenstelling) van zijn producten; (3) Op het vlak v an O&O van nieuwe producten streven naar een complementariteit tussen het nutritionele aspect en de aspecten inzake smaak, plezier en gebruiksgemak; (4) De zelf regulerende code, opgesteld door FEVIA en de Unie v an de Belgische Adv erteerders (UBA), volgen; (5) Rechtstreeks of onrechtstreeks meewerken aan educatieve programma's ter bev ordering v an gezonde lev ensstijlen, inz. op collectief vlak; (6) Openstaan voor dialoog m.b.t. zijn nutritioneel beleid met alle betrokkenen (bron: FEVIA, 2007).
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de voedingsindustrie
8
1.4.2. Naar type winkel Het marktonderzoeksbureau AC Nielsen heeft de Belgische distributiekanalen voor voeding in beeld gebracht. Uit die studie blijkt dat België in 2006 8 139 winkels heeft waar voedingsproducten worden verkocht. In 1995 telde ons land nog 12 952 verkooppunten (bron: AC Nielsen, 2007). In de studie wordt een onderscheid gemaakt tussen vier types van winkels: • • • •
hard discounters (Aldi en Lidl); groot distributie (supermarkten met een oppervlakte van meer dan 1 000 m2); middelgrote distributie (supermarkten met een oppervlakte van 400 tot 1 000 m2); superettes (winkeloppervlakte kleiner dan 400 m2) en traditionele winkels met bediening.
De daling van het aantal winkels in de periode 1995-2006 met 37,2% is toe te schrijven aan een afname van het aantal middelgrote distributieketens en superettes, maar vooral aan een spectaculaire daling van het aantal traditionele winkels met bediening. Niettegenstaande vertegenwoordigen deze types van winkels samen nog steeds 84% van het aantal verkooppunten in 2006 (figuur 2). De sterke daling van het aantal winkels met bediening, vooral in de periode 1995-2001, heeft ervoor gezorgd dat het relatief aandeel van de andere winkeltypes is toegenomen. Niettegenstaande vertegenw oordigen de traditionele winkels met bediening in 2006 nog steeds bij na de helft (46,4%) van het totaal aantal verkooppunten (figuur 3). In tweede instantie worden voedingswaren verkocht in superettes (23,2% van het totaal), vervolgens in de middelgrote distributie (14,7%), de hard discounters (8,5%) en tenslotte de groot distributie (7,2%). Figuur 2: Aantal verkooppunten voor voeding in België • 1995-2006 9 0 00
7 5 00
6 0 00
4 5 00
3 0 00
1 5 00
0 1 995
19 96
1 997
19 98
19 99
20 00
20 01
20 02
200 3
200 4
200 5
200 6
jaa r g roo t d istribu tie
h ard d iscoun te rs
m idde lgro te distribu tie
b edie ning
su perettes
Bron: AC Nielsen
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de voedingsindustrie
9
Figuur 3: Procentuele verdeling van het aantal verkooppunten voor voeding in België • 1995-2006 100% 90%
18%
20%
21%
22%
23%
24%
24%
24%
25%
24%
23%
23%
58%
55%
53%
50%
49%
48%
46%
60%
51%
48%
62%
14%
14%
15%
14%
14%
14%
80% 70% 60% 50%
63%
40% 30% 20% 12%
12%
13%
13%
12%
7%
9%
6%
8%
2% 4%
3% 4%
5%
7%
3% 4%
4%
6%
3% 4%
5%
5%
6%
6%
6%
7%
7%
7%
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
12%
10% 0%
jaar groot distributie
hard discounters
middelgrote dis tributie
bediening
superettes
Bron: AC Nielsen 1.4.3. Naar marktaandeel (omzet) In België wordt het overgrote deel van de omzet in de voeding gerealiseerd in de grote en kleine supermarkten, namelijk 80,5%. De hypermarkten vertegenwoordigen 13,6% van de totale verkopen in de voeding. Het belang van de superettes en traditionele winkels in de omzet is zeer klein, namelijk gezamenlijk 5,9%. Tabel 1: Aantal winkels in België en aandeel in de totale omzet • 2006 2
Hy permarkten > 2 500 m 2 Grote supermarkten: 1 000 - 2 500 m 2 Kleine supermarkten: 400 - 1 000 m 2 Superettes < 400 m Traditionele winkels met bediening
Aantal 76 719 1 676 1 888 3 780
Aandeel in de totale omzet 13,6% 47,3% 33,2% 4,0% 1,9%
Bron: AC Nielsen
WINKELPUNTEN: In diezelfde studie van AC Nielsen wordt ook het aantal voedingswinkels bekeken naar ligging. De provincies OostVlaanderen en West-Vlaanderen vormen binnen het onderzoek één gebied.
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de voedingsindustrie
10
Het aantal verkooppunten wordt er gerelateerd aan het aandeel van de bevolking woonachtend in de betreffende regio enerzijds en de omzet die er door de winkels wordt gerealiseerd anderzijds. Dit leidt tot de volgende resultaten: •
•
in 2006 vertegenwoordigden de provincies Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen samen 24,1% van de Belgische bevolking; het aantal voedingswinkelpunten bedroeg er 28,5% van het Belgische totaal. Dus het procentueel aandeel v an het aantal w inkels ligt er hoger dan dat van de bev olking; de omzet die de winkelpunten in Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen realiseerden, bedroeg 22,8% van de totale omzet, of 4,62 miljard euro. Binnen Oost- en West-Vlaanderen is het relatieve aantal verkooppunten dus veel hoger dan de relatieve omzet die er w ordt gerealiseerd.
In verhouding tot het aantal winkels en grootte van de bevolking, wordt het meeste omzet gerealiseerd in de Brusselse agglomeratie en de provincies Namen, Luik en Luxemburg. BESTEDINGSGEDRAG: Gemiddeld geeft de Belgische consument 36,9 euro uit per week, voor het aankopen van voedingswaren. Dit is 1 922 euro op jaarbasis. Voor Oost- en West-Vlaanderen is dit gemiddeld 35,0 euro per week of 1 823 euro per j aar. Dit is dus lager dan het nationaal gemiddelde. Het meeste wordt besteed door de inwoners van de provincies Henegouwen en Waals-Brabant (41,6 euro per week) en de provincies Namen, Luik en Luxemburg (40,3 euro per week). Het minste in de provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant (33,9 euro per week). 1.5. Conclusie De voedingsnijverheid wordt omschreven als de industriële sector die voedingsmiddelen voor mens en dier produceert. De sector is daardoor heel divers en omvat zowel koekjesfabrikanten, brouwerijen en frisdrankproducenten als de zuivelindustrie en vleesverwerkende nijverheid. Groot- en kleinhandel en horecabedrijven worden niet tot de voedingssector gerekend. De Belgische voedingsindustrie levert een belangrijke bijdrage tot de werkgelegenheid: in 2006 bijna 78 000 mensen, uitgedrukt in voltijdse equivalenten. Ook de exportprestaties bevestigen dat de voeding een sterke sector is: de exportstromen blijven belangrijker dan de importstromen, waardoor het saldo op de handelsbalans van voeding en dranken jaar na jaar positief is. Ondanks het feit dat de Belgische voedingsproducenten zich vooral toeleggen op het hogere en dus meer prijzige marktsegment, garandeert het "Handvest van het Nutritioneel Beleid", opgesteld door de beroepsfederatie FEVIA, dat de Belgische voedingswaren sterk gevarieerd zijn in aanbod en prijs. En dit zeker in vergelijking met de directe buurlanden. Vandaag worden de voedingsproducten aangeboden in circa 8 140 verkooppunten binnen België: bijna de helft daarvan zijn traditionele winkels met bediening. In tweede instantie worden voeding en drank verkocht in superettes (23%), vervolgens in de middelgrote distributie (15%), de hard discounters (8,5%) en tenslotte de groot distributie (7%). De provincie Oost-Vlaanderen in het bijzonder telt relatief veel winkelpunten: het proportioneel aandeel van het aantal winkels bedraagt 28,5% tegenover een bevolkingsaandeel van 24%. De consument besteedt er wekelijks 35 euro aan voeding en drank. Dit is iets lager dan het nationaal gemiddelde van bijna 37 euro per week.
Hoofdstuk 1: Inleiding tot de voedingsindustrie
11
Deel B De voedingsindustrie in Vlaanderen en Oost-Vlaanderen
12
Hoofdstuk 2 De voedingsindustrie in feiten en cijfers De voedingsnijverheid vormt voor ons land, het Vlaams Gewest en de provincie Oost-Vlaanderen in het bijzonder, een belangrijke bedrijfstak. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van het aantal voedingsbedrijven en eenmanszaken in de voedingssector, de werkgelegenheid en enkele economische indicatoren. Veel cijfermateriaal betekent dus ook een uitgebreide waaier aan bronnen. Zijn geraadpleegd: de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ), de federale overheidsdienst Economie – Directie Statistiek, het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR). Ook de beroepsfederatie FEVIA en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) verstrekken veel interessante informatie over de voedingsindustrie. Meer uitleg over de geraadpleegde instanties is opgenomen in bijlage 2 "Bronnenmateriaal". 2.1 Aantal ondernemingen en eenmanszaken De actieve ondernemingen zijn die vennootschappen met de code ‘actief’ in het BTW-bestand op het einde van het betrokken jaar. Worden bedoeld: KMO’s, grote ondernemingen 6 en zelfstandig ondernemers met een vennootschapsvorm (meestal BVBA). Zelfstandigen (in hoofdberoep) die een eenmanszaak hebben opgericht, vallen rechtstreeks onder de personenbelasting. Zij worden in deze nota aangeduid met de term “eenmanszaken”. 2.1.1. Voedingsbedrijven De Belgische voedingsnijverheid telde per 31 december 2006 5 842 “vestigingseenheden”. Een vestigingseenheid is het adres waar ten minste één activiteit van de onderneming wordt uitgeoefend of van waaruit de activiteit wordt uitgeoefend (RSZ-definitie). Het kan dus gaan om de exploitatiezetel, maar ook om een productie-eenheid, een werkplaats, een verkooppunt of een kantoor. Gemakshalve wordt in wat volgt toch van een “onderneming” gesproken. Tabel 2: Aantal voedingsbedrijven naar dimensieklasse • 2006 1 tot 49 werknemers arr. Aalst arr. Dendermonde arr. Eeklo arr. Gent arr. Oudenaarde arr. Sint-Niklaas prov. Oost-Vlaanderen België
141 130 63 324 73 157 888 5 516
Aantal voedingsbedrijven naar dimensieklasse 50 tot 99 100 tot 199 Meer dan 200 Totaal werknemers werknemers werknemers Absoluut 1 3 1 10 3 5 23 140
4 1 0 14 0 1 20 114
4 1 2 4 0 1 12 72
150 135 66 352 76 164 943 5 842
Prov. Aandeel 15,9% 14,3% 7,0% 37,3% 8,1% 17,4% 100,0% -
Bron: RSZ Ruim 65% van de Belgische voedingsbedrijven zijn in Vlaanderen gevestigd (i.e. 3 848 Vlaamse voedingsondernemingen). In 2006 telde de provincie Oost-Vlaanderen 943 voedingsbedrijven. 37,3% daarvan is gelegen in het arrondissement Gent. Het arrondissement Sint-Niklaas komt op de tweede plaats met 164 voedingsbedrijven of 17,4% van het Oost-Vlaamse totaal. 6
In deze nota wordt gemakshalve een kleine onderneming gedef inieerd als een bedrijf met maximum 50 werknemers, een middelgrote onderneming stelt tussen 50 en 250 personeelsleden tewerk en een grote onderneming telt meer dan 250 werknemers. De grens tussen een KMO en een grote onderneming ligt dus op 250 werknemers.
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
13
De voedingsindustrie is een uitgesproken sector v an kleine ondernemingen: zo bijvoorbeeld stellen 94,2% van de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven minder dan 50 personeelsleden tewerk. 2.1.2. Eenmanszaken De eenmanszaken worden gevormd door de zelfstandigen in hoofdberoep. In 2006 werden in België 7 790 zelfstandigen in hoofdberoep geteld in de voedingssector; 5 123 in Vlaanderen en 1 199 in de provincie OostVlaanderen. Tabel 3: Aantal zelfstandigen in hoofdberoep in de voedingssector • 2006 Mannen arr. Aalst arr. Dendermonde arr. Eeklo arr. Gent arr. Oudenaarde arr. Sint-Niklaas prov. Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest België
Vrouwen
201 134 61 350 91 166 1 003 4 460 6 732
32 37 13 56 19 39 196 663 1 058
Absoluut 233 171 74 406 110 205 1 199 5 123 7 790
Totaal Prov. Aandeel 19,4% 14,3% 6,2% 33,9% 9,2% 17,1% 100,0% -
Bron: RSVZ Binnen Oost-Vlaanderen telt het arrondissement Gent de meeste zelfstandigen, namelijk 33,9% van het provinciale totaal. Ook in de arrondissementen Aalst en Sint-Niklaas zijn vrij veel zelfstandigen werkzaam in de voedingsindustrie met 19,4%, respectievelijk 17,1% van het Oost-Vlaamse totaal. Eveneens uit de RSVZ-statistieken blijkt dat voornamelijk mannen een zelfstandige activiteit in hoofdberoep in de voeding uitoefenen: in Oost-Vlaanderen is 83,7% van de zelfstandigen in hoofdberoep, werkzaam in de voedingsindustrie, een man. 2.2. Werkgelegenheid In hetgeen volgt is een kort overzicht opgenomen van de werkgelegenheid in de Belgische en Oost-Vlaamse voedingsindustrie. Een meer gedetailleerde bespreking van de kwalitatieve aspecten van de bezoldigde tewerkstelling in de voeding is opgenomen onder hoofdstuk 3 "De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt".
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
14
2.2.1 Loon- en weddetrekkenden Zoals reeds gesteld, vormt de voedingsindustrie een belangrijke werkgever en dit zowel op nationaal als op regionaal niveau. In 2006 telt België bijna 90 000 personeelsleden in de voedingsindustrie; 71,4% daarvan wordt in Vlaanderen tewerkgesteld. Figuur 4: Verdeling van de loon- en weddetrekkenden in de voeding, België en Oost-Vlaanderen • 2006
arrond. SintNik laas ; 13,2%
Brus sels Hoofds tedel ijk Gewes t; 4,8%
Waals Gewes t; 23,8%
arrond. A alst; 19,9%
arrond. Oudenaarde; 4,6%
arrond. Dendermonde; 12,7% arrond. Gent; 42,8%
Vlaams Gewes t ; 71, 4%
arrond. E ek lo; 6,8%
Bron: RSZ Binnen Oost-Vlaanderen tekenen de arrondissementen Gent, Aalst en Sint-Niklaas het grootste aantal werknemers binnen de voedingsnijverheid op met respectievelijk 6 352, 2 947 en 1 966 werknemers. Een Oost-Vlaams voedingsbedrijf stelt gemiddeld 15,7 werknemers tewerk. Tabel 4: De bezoldigde tewerkstelling in de voedingsnijverheid • 2006 Gewest / provincie
Arrondissement
België Brussels Hoofdstedelijk Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest
Aantal werknemers 89 234 4 315 63 688 21 231
Prov incie Antwerpen arr. Antwerpen arr. Mechelen arr. Turnhout
17 868 7 581 2 582 7 705
arr. Hasselt arr. Maaseik arr. Tongeren
5 2 1 1
arr. arr. arr. arr. arr. arr.
14 846 2 947 1 885 1 011 6 352 685 1 966
Prov incie Limburg
Prov incie Oost-Vlaanderen Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde Sint-Niklaas
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
987 765 716 506
15
(vervolg tabel 4) Prov incie Vlaams-Brabant arr. Halle-Vilvoorde arr. Leuv en
9 280 4 593 4 687
arr. arr. arr. arr. arr. arr. arr. arr.
15 707 2 235 439 2 384 2 800 923 3 970 1 805 1 151
Prov incie West-Vlaanderen Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne
Prov incie Henegouwen arr. Aat: arr. Charleroi arr. Bergen arr. Moeskroen arr. Zinnik arr. Thuin arr. Doornik
6 701 274 1 944 520 1 685 324 544 1 410
arr. arr. arr. arr.
Hoei Luik Verv iers Borgworm
8 309 631 3 324 3 692 662
arr. arr. arr. arr. arr.
Aarlen Bastenaken Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton
2 427 1 156 199 564 276 232
Prov incie Luik
Prov incie Luxemburg
Prov incie Namen arr. Dinant arr. Namen arr. Philippev ille
2 529 340 2 066 123
arr. Nijv el
1 265 1 265
Prov incie Waals-Brabant
Bron: RSZ 2.2.2. Zelfstandigen en helpers Met betrekking tot de tewerkstelling van zelfstandigen en helpers, wordt in deze studie enkel rekening gehouden met de zelfstandigen en helpers in hoofdberoep of actief na pensioen(leeftij d). Het aantal zelfstandigen en helpers in bijberoep wordt niet meegerekend, om dubbeltellingen ten aanzien van de loon- en weddetrekkenden te vermijden.
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
16
Figuur 5: Verdeling van de zelfstandigen en helpers in de voeding, België en Oost-Vlaanderen • 2006
Waals Gewest ; 28,5%
Brus sels H oofds tedelijk Gewest ; 3, 7%
arrond. Sint -Niklaas ; 16,5%
arrond. Aals t; 21,7%
arrond. Oudenaarde; 8,8%
arrond. Dendermonde; 13, 1%
Vlaams Gewest ; 67,7%
arrond. Eeklo; 5,0%
arrond. Gent; 34,8%
Bron: RSVZ In België waren in 2006 14 670 zelfstandigen en helpers (exclusief bijberoep) actief in de voedingsnijverheid. Binnen Oost-Vlaanderen, goed voor zo'n 2 639 zelfstandigen en helpers, werden de meeste geteld in het arrondissement Gent (919) en Aalst (573). Tabel 5: Aantal zelfstandigen en helpers (hoof dberoep / actief na pensioen(leeftijd)) in de voedingsnijverheid 7 • 2006 Gewest / provincie
Arrondissement
België Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Vlaams Gewest Waals Gewest
Aantal zelfstandigen en helpers 14 670 547 9 938 4 185
Prov incie Antwerpen arr. Antwerpen arr. Mechelen arr. Turnhout
1 716 850 353 513
arr. Hasselt arr. Maaseik arr. Tongeren
1 128 437 367 324
arr. arr. arr. arr. arr. arr.
2 639 573 346 132 919 233 436
Prov incie Limburg
Prov incie Oost-Vlaanderen Aalst Dendermonde Eeklo Gent Oudenaarde Sint-Niklaas
7
De RSVZ v entileert zijn aangeslotenen volgens een eigen nomenclatuur, de RSVZ-beroepencode. Deze codes zijn inhoudelijk niet dezelf de als de NACE-BEL codes. Tabel 5 is opgesteld volgens de de RSVZ-beroepencode: "Code 307 Voedingsnijv erheid" houdt onder meer in meelproducten, bakkerijen, inmaakbedrijv en, drank- en azijnf abrieken, dorsondernemingen, maalders, slagers, v leeswarennijv erheid. Voor de ov erige tabellen m.b.t. het aantal zelf standigen en helpers, heeft de RSVZ ons de gegevens v erschaft op basis v an de NACE-BEL codes (i.e. NACE-BEL code 15: v oedingsnijv erheid in "enge" zin), zodat deze kunnen worden gelinkt aan de ov erige statistieken.
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
17
(vervolg tabel 5) Prov incie Vlaams-Brabant arr. Halle-Vilvoorde arr. Leuv en
1 479 729 750
arr. arr. arr. arr. arr. arr. arr. arr.
2 976 599 161 287 804 309 392 258 166
Prov incie West-Vlaanderen Brugge Diksmuide Ieper Kortrijk Oostende Roeselare Tielt Veurne
Prov incie Henegouwen arr. Aat: arr. Charleroi arr. Bergen arr. Moeskroen arr. Zinnik arr. Thuin arr. Doornik
1 755 159 378 279 174 223 230 312
arr. arr. arr. arr.
Hoei Luik Verv iers Borgworm
1 182 109 526 450 97
arr. arr. arr. arr. arr.
Aarlen Bastenaken Marche-en-Famenne Neufchâteau Virton
Prov incie Luik
Prov incie Luxemburg
Prov incie Namen
313 38 58 67 85 65
arr. Dinant arr. Namen arr. Philippev ille
640 200 371 69
arr. Nijv el
295 295
Prov incie Waals-Brabant
Bron: RSVZ
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
18
2.2.3. Concentratiecoëfficiënt De concentratiecoëfficiënt van de Oost-Vlaamse voeding geeft aan of de sector al dan niet oververtegenwoordigd is ten opzichte van de Belgische voedingsindustrie. Deze coëfficiënt wordt berekend door het procentueel aandeel van de Oost-Vlaamse werkgelegenheid 8 in de voeding ten opzichte van werkgelegenheid in de totale economie (3,23%), te verhouden tot het procentueel aandeel van de werkgelegenheid in de Belgische voeding tot deze van de totale economie (2,38%). DEFINITIE: tewerkstelling O-Vl. (voedingssector) tewerkstelling O-Vl. (alle sectoren) concentratiecoëfficiënt O-Vl. (voeding) tgo. België (voeding) = tewerkstelling België (voedingssector) tewerkstelling België (alle sectoren)
BEREKENING: = (17 485 / 542 099) / (103 904 / 4 358 882) = 3,23% / 2,38% = 1,35 De Oost-Vlaamse voedingssector tekent in 2006 dus een concentratiecoëfficiënt van 1,35 op, wat betekent dat de voedingsindustrie in Oost-Vlaanderen een belangrijker positie inneemt, wel tot 35% meer inzake werkgelegenheid, dan op nationaal niveau. 2.3. Indicatoren van economische activiteit De voedingsnijverheid behoort tot de top in België op het gebied van werkgelegenheid en toegevoegde waarde. In 2006 stond de voedingssector in voor 13,6% van de omzet en toegevoegde waarde, 15,7% van de werkgelegenheid, 26,6% van het aantal werkgevers en 16,9% van de investeringen in de verwerkende nijverheid. Figuur 6: Economische paramaters voor de voeding, verdeling volgens gewest • 2006 1 00% 90%
3 ,1%
3 ,2 %
2,5%
2 0,8%
2 1,8%
7 6,1%
7 5,0%
om ze t
inve steringe n
16,6 %
80% 70% 60% 50% 40%
81,0 %
30% 20% 10% 0%
Vla am s Gewest
Waa ls Ge we st
exp ort
Brus se ls Ho ofds te d. Gewest
Bron: FEVIA 8
Met werkgelegenheid wordt bedoeld het aantal loon- en weddetrekkenden, vermeerderd met het aantal zelfstandigen en helpers werkzaam hetzij in hoofberoep, hetzij na pensioen(leeftijd).
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
19
2.3.1. Omzet De omzet van een onderneming is gelijk aan de verkoopprijs vermenigvuldigd met de verkochte hoeveelheden per jaar. In 2006 realiseerde de Belgische voedingssector een omzet van 33,2 miljard euro. Grote deelsectoren zijn de vleesverwerkende nijverheid (17%), de dranken (13%), de zuivel (11%), brood, banket en koekjes. Meer dan driekwart van de omzet (76,1%) werd gerealiseerd door ondernemingen in Vlaanderen. Ten opzichte van 2005 is de omzet met 5% gestegen. 2.3.2. Toegevoegde waarde De economische structuur van een land of regio kan eveneens bekeken worden aan de hand van de samenstelling van de bruto toegevoegde waarde. Dit is de som van de marktwaarde van alle goederen en diensten die in de loop van een periode worden geproduceerd. Anders gezegd: dit is de waarde die een onderneming toevoegt aan het product 9. Wordt de som gemaakt van de toegevoegde waarden gecreëerd door alle Belgische ondernemingen samen, spreekt men van het bruto nationaal product. Bekijkt men de som van de toegevoegde waarden van ondernemingen gelegen in een bepaalde regio, spreekt men van het bruto regionaal product. Tabel 6: Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, in lopende prijzen • 1996-2006 bruto TW (miljoen euro) voeding verwerkende ind. (NACE-BEL 15) (NACE-BEL 15-37) Oost-Vlaanderen 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Vlaams Gewest 2006 België 2006
845,8 865,8 856,3 869,4 829,8 864,2 873,7 895,3 951,9 958,1 950,2
5 5 6 5 5 5 5 5 6 6 6
4 403,0 6 247,1
346,1 641,7 010,2 851,7 916,2 867,0 911,2 993,6 380,3 475,8 970,9
relatief aandeel voeding / verwerkende ind. 15,8% 15,3% 14,2% 14,9% 14,0% 14,7% 14,8% 14,9% 14,9% 14,8% 13,6%
33 822,8
13,0%
47 740,7
13,1%
Bron: INR E VOLUTIE TOEGEVOEGDE W AARDE: In 2006 realiseerde de Belgische voedingsnijverheid een toegevoegde waarde van 6 247 miljoen euro; in Oost-Vlaanderen werd 950 miljoen euro toegevoegde waarde gerealiseerd. In absolute aantallen is gedurende de periode 1996-2005 het bruto regionaal product voor de Oost-Vlaamse voedingsnijverheid gestegen met 112,3 miljoen euro. In 2006 daalde de toegevoegde waarde vervolgens met 8 miljoen euro.
9
Is het verschil tussen de v erkoopwaarde v an de totale productie en de sommen betaald aan andere producenten v oor de lev ering v an grondstoffen, halffabrikaten, diensten, machines, enz. die worden aangewend voor de productie.
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
20
BELANG VAN DE VOEDING IN DE VERW ERKENDE INDUSTRIE, O.B.V. DE TOEGEVOEGDE W AARDE: Het gemiddeld aandeel van de voeding in de verwerkende industrie in Oost-Vlaanderen bedroeg 13,6% in 2006. Voordien schommelde dit aandeel rond 15%. Het relatief aandeel van de voedingssector voor het Vlaams Gewest en België bedroeg ongeveer 13% in 2006. De Oost-Vlaamse voedingsnijverheid draagt dus relatief meer bij tot de gecreëerde toegevoegde waarde, dan op Vlaams en nationaal niveau. 2.3.3. Investeringen 10 In 2005 investeerde de Belgische voedingsnijverheid voor ongeveer 1,3 miljard euro in vaste activa, goed voor 16% van de investeringen in de verwerkende industrie (NACE-BEL codes 15 t.e.m. 37). Gedurende 1995-2005 zijn de investeringen in de Belgische voedingsindustrie met ruim een vierde gestegen, namelijk met 27,3%: van 984,2 miljoen euro naar 1 253,1 miljoen euro. Ook de investeringen voor de totale verwerkende industrie zijn gedurende die periode toegenomen, zij het in minder mate: namelijk met 16,1% (van 6 756,2 miljoen euro in 1995 naar 7 845,2 miljoen euro in 2005). 73,0% van de investeringen in de voedingsnijverheid werden in 2005 in Vlaanderen gerealiseerd. Tabel 7: Bruto-investeringen in vaste activa • 2005
Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Hoofdsted. Gewest België
bruto-investeringen (miljoen euro) voeding verwerkende ind. (NACE-BEL 15) (NACE-BEL 15-37) 914,6 5 588,2 288,4 1 884,4 50,1 372,6 1 253,1
7 845,2
relatief aandeel voeding / verwerkende ind. 16,4% 15,3% 13,4% 16,0%
Bron: INR Waar de verwerkende industrie gemiddeld 2,6% van de omzet investeert in vaste activa, presteert de voedingsnijverheid boven het gemiddelde met 3,4% (bron: FEVIA). 2.3.4. Export 2.3.4.1. België In tabel 8 zijn de uitvoer- en importstromen opgenomen van producten die gelinkt worden aan de voedingsnijverheid (exclusief tabak) 11. De cijfers zijn opgenomen voor België en Vlaanderen. BELGISCHE BUITENL ANDSE H ANDEL IN VOEDINGSW AREN: Voor de geselecteerde voedingswaren werd in 2006 een overschot op de Belgische handelsbalans opgetekend van 2 miljard euro. Ten opzichte van 2005 zijn zowel de uitvoer als invoer van voeding en dranken gestegen, zij het dat de export sterker is toegenomen (+6,9%).
10
Cijf ers met betrekking tot de inv esteringen in de v oedingsnijv erheid zijn enkel beschikbaar tot op het niv eau v an de gewesten. 11 De in- en uitv oerstatistieken zijn opgesteld op productniv eau en niet volgens de NACE-BEL indeling, zoals de ov erige statistische inf ormatie in dit onderzoek.
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
21
Belangrijke exportproducten in 2006 zijn – in volgorde van grootteorde – groenten/vruchtenbereidingen, bereidingen van graan/gebak, groenten, cacaobereidingen, fruit en suikerwerk. Deze voedingswaren vertonen, uitgezonderd fruit, allemaal een overschot op de handelsbalans. GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE BELGISCHE EXPORT IN VOEDINGSW AREN: De export van de Belgische voedingsindustrie is voornamelijk gericht op de Europese Unie en de directe buurlanden in het bijzonder: Frankrijk (21,6% van de totale export), Nederland (19,4%), Duitsland (15,8%) en het Verenigd Koninkrijk (10,6%). Ook Italië is een belangrijke exportmarkt (4,4%). 11,4% wordt naar de overige EU-15 lidstaten uitgevoerd. Tabel 8: Belgische buitenlandse handel in voeding (nationaal concept) 12 • 2006 uitvoer miljoen euro 2006/2005 II. Producten van het plantenrijk Groenten, planten, wortels en 1 482,8 +6,1% knollen v oor v oedingsmiddelen Fruit; schillen van citrusv ruchten 1 194,5 +9,7% en v an meloenen Koffie, thee, maté en specerijen 333,1 +11,8% Granen 289,6 +13,7% Producten van de meelindustrie; 663,4 +9,0% mout; zetmeel; gluten; inuline Oliehoudende zaden en v ruchten; 216,2 +3,3% planten v oor industrieel en geneeskundig gebruik; stro en v oeder Gommen, harsen en andere 28,8 -6,5% plantensappen en –extracten III. Vetten, oliën, was Vetten, oliën, was 946,7 +2,9% (dierlijke of plantaardige) IV. Producten v an de voedselindustrie; alcoholhoudende vloeistoffen, azijn Bereidingen v an vlees, vis, 650,7 -0,7% schaal- en weekdieren Suiker en suikerwerk 1 126,7 +7,9% Cacao en bereidingen daarvan 1 480,2 +6,3% Bereidingen v an graan, meel, 1 693,7 -0,2% zetmeel of melk; gebak Bereidingen v an groenten of 1 717,3 +21,2% vruchten Div erse producten voor menselijke 970,2 +4,4% consumptie Dranken, alcoholhoudende 1 380,1 +6,9% vloeistoffen en azijn Resten en afval v an de 1 057,2 +3,7% v oedselindustrie; bereid voedsel v oor dieren Totaal Totaal – Voeding en dranken, 15 231,2 +6,9% exclusief tabak
invoer miljoen euro 2006/2005
handelsbalans (miljoen euro)
984,0
+13,4%
498,8
1 562,3
+9,5%
-367,8
423,5 880,8 306,3
+13,7% +13,3% +4,9%
-90,4 -591,2 357,1
759,0
+14,6%
-542,8
57,8
+17,7%
-29,0
932,7
+3,6%
14,0
644,2
+5,0%
6,5
592,3 774,3 935,9
-14,7% +10,7% +1,6%
534,4 705,9 757,8
940,7
+12,7%
776,6
643,0
+3,7%
327,2
1 756,9
-2,2%
-376,8
975,2
+2,5%
82,0
13 168,9
+5,5%
2 062,3
Bron: INR 12
De weergegev en statistieken zijn opgesteld volgens het nationaal concept, waarbij invoer en uitvoer zijn gebaseerd op de eigendomsov erdracht tussen een ingezetene en een niet-ingezetene. Wanneer de handelsbalans daarentegen wordt opgesteld v olgens het communautaire principe, spreekt men van invoer en uitvoer van goederen en diensten wanneer deze de landsgrens ov erschrijden (bron: NBB).
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
22
14,9% van de totale omzet is in 2006 voor rekening van de verre export, met als grootste afzetgebieden de Verenigde Staten, Rusland, Japan, Korea en Brazilië. 2.3.4.2. Vlaams Gewest V LAAMSE BUITENLANDSE HANDEL IN
VOEDINGSW AREN:
In Vlaanderen wordt een overschot op de handelsbalans van de geselecteerde voedingswaren opgetekend van 1,7 miljard euro. Dit is het verschil tussen de exportstromen van 12,5 miljard euro en de invoer van 10,8 miljard euro. De grootste overschotten op de handelsbalans zijn voor rekening van graanbereidingen/gebak (601,7 miljoen euro), groenten- en vruchtenbereidingen (572,8), groenten (566,5) en cacaoproducten (453,0). Tabel 9: Vlaamse buitenlandse handel in voeding (nationaal concept) • 2006 uitvoer miljoen euro 2006/2005 II. Producten van het plantenrijk Groenten, planten, wortels en 1 372,4 +7,6% knollen v oor v oedingsmiddelen Fruit; schillen van citrusv ruchten 1 119,9 +8,7% en v an meloenen Koffie, thee, maté en specerijen 263,1 +25,3% Granen 233,2 +20,6% Producten van de meelindustrie; 527,4 +8,4% mout; zetmeel; gluten; inuline Oliehoudende zaden en v ruchten; 193,1 +3,3% planten v oor industrieel en geneeskundig gebruik; stro en v oeder Gommen, harsen en andere 22,6 -14,4% plantensappen en –extracten III. Vetten, oliën, was Vetten, oliën, was 871,3 +4,0% (dierlijke of plantaardige) IV. Producten v an de voedselindustrie; alcoholhoudende vloeistoffen, azijn Bereidingen v an vlees, vis, 564,4 -0,6% schaal- en weekdieren Suiker en suikerwerk 727,8 -1,5% Cacao en bereidingen daarvan 1 099,7 +3,5% Bereidingen v an graan, meel, 1 340,7 +3,6% zetmeel of melk; gebak Bereidingen v an groenten of 1 363,7 +22,5% vruchten Div erse producten voor menselijke 770,1 +4,4% consumptie Dranken, alcoholhoudende 1 092,8 +10,5% vloeistoffen en azijn Resten en afval v an de 942,9 +6,6% v oedselindustrie; bereid voedsel v oor dieren Totaal Totaal – Voeding en dranken, 12 505,1 +7,5% exclusief tabak
invoer miljoen euro 2006/2005
handelsbalans (miljoen euro)
805,9
+12,9%
566,5
1 264,6
+11,5%
-144,7
324,7 781,9 271,6
+21,6% +13,8% +5,5%
-61,6 -548,7 255,8
701,7
+17,4%
-508,6
41,5
+18,6%
-18,9
840,3
+1,8%
31,0
463,0
+1,6%
101,4
527,7 646,7 739,0
-14,6% +9,5% +6,9%
200,1 453,0 601,7
790,9
+14,0%
572,8
499,9
+6,0%
270,2
1 209,3
-0,1%
-116,5
893,5
+2,4%
49,4
10 802,2
+6,7%
1 702,9
Bron: INR
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
23
2.4. Conclusie Het belang van de voedingssector voor België en in het bijzonder de provincie Oost-Vlaanderen, is niet te miskennen. De Oost-Vlaamse voedingssector tekent ten opzichte van België, een concentratiecoëfficiënt van 1,35 op. Dit betekent dat, gebaseerd op de werkgelegenheid, de voeding in de provincie sterker vertegenwoordigd is dan de voedingssector op nationaal niveau. Dat de voedingsnijverheid een belangrijke werkgever is, blijkt ook uit volgende cijfers: 15,5% van het aantal loonen weddetrekkenden in de Belgische industrie, werkt in de voeding. Dit is respectievelijk 17,1% voor de provincie Oost-Vlaanderen. Anders gezegd: bijna 90 000 werknemers worden geteld in zo'n 5 840 Belgische voedingsbedrijven; respectievelijk bijna 15 000 werknemers in 943 Oost-Vlaamse voedingsbedrijven (cijfers 2006). Een Oost-Vlaams voedingsbedrijf stelt gemiddeld 15,7 werknemers tewerk. Daarnaast zijn nog eens 14 670 zelfstandigen en helpers actief in de Belgische voeding, waarvan 2 640 in OostVlaanderen. De voedingsindustrie behoort tot de top in België, eveneens op het gebied van omzet, toegevoegde waarde en investeringen. In 2006 stond de voeding in voor 12,6% van de omzet en toegevoegde waarde en 16,9% van de investeringen in de verwerkende nijverheid. Afhankelijk van de indicator, wordt 70 tot 80% door het Vlaams Gewest vertegenwoordigd. In 2006 realiseerde de Belgische voedingsnijverheid een toegevoegde waarde van 6 247 miljoen euro; in OostVlaanderen werd 950 miljoen euro toegevoegde waarde gerealiseerd. Het gemiddeld aandeel van de voeding in de verwerkende industrie in Oost-Vlaanderen bedroeg 13,6%. Voor het Vlaams Gewest en België was dit circa 13%. De investeringen in de Belgische voeding zijn gedurende 1995-2005 met ruim 27% gestegen tot 1,25 miljard euro in 2005. Dit is goed voor 16% van de investeringen in de verwerkende industrie. De export van de Belgische voeding is voornamelijk gericht op de Europese Unie en de directe buurlanden in het bijzonder: Frankrijk (21,6% van de totale export), Nederland (19,4%), Duitsland (15,8%) en het Verenigd Koninkrijk (10,6%). 11,4% wordt naar de overige EU-15 lidstaten uitgevoerd. 14,9% van de totale omzet is voor rekening van de verre export, met als grootste afzetgebieden de Verenigde Staten, Rusland, Japan, Korea en Brazilië. In 2006 bedroeg het overschot op de Belgische handelsbalans voor voeding ruim 2 miljard euro.
Hoofdstuk 2: De voedingsindustrie in feiten en cijfers
24
Hoofdstuk 3 De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt De voedingsnijverheid moet opboksen tegen een aantal vooroordelen. Voornamelijk het cliché van de minder goede werkomstandigheden zorgt ervoor dat de sector kampt met een ernstig personeelstekort: onvoldoende werknemers kiezen voor een job in de voeding en de instroom van jongeren die een voedingsopleiding hebben gevolgd is te beperkt. Onterecht, zo blijkt. Enkele feiten: (1) In 2006 telde de Belgische voedingssector 103 904 werknemers en zelfstandigen, tegenover 100 688 werknemers en zelfstandigen in 2002. Dit is een stijging met 3,2% over de laatste vijf jaar. In de verwerkende industrie is de werkgelegenheid gedurende dezelfde periode daarentegen met 3,3% gedaald. (2) Met 13,5% van de totale industriële tewerkstelling in 2006 blijft de voedingsnijverheid de derde grootste industriële werkgever in ons land, na de metallurgie en de transportsector. Desondanks: (1) Krijgt de voedingsindustrie haar vacatures moeilijk(er) ingevuld: eind 2007 had de Vlaamse voedingsnijverheid 765 vacatures openstaan (bron: VDAB Studiedienst). (2) Heeft de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid gewaarschuwd voor krapte op de arbeismarkt vanaf 2010: de bevolking op beroepsactieve leeftijd wordt kleiner, terwijl de vraag vanuit alle sectoren samen minstens gelijk blijft. Deze krapte op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat sectoren en/of bedrijven met elkaar "concurreren" om geschikte werknemers te vinden en te houden. (3) Kampt de voedingssector met een verdere vergrijzing van haar personeelsbestand. 12% van de werknemers worden op korte termijn beschouwd als potentiële uittreders, omdat zij de leeftijd van 57,2 jaar hebben bereikt. Dit betekent dat de komende vijf jaar ongeveer 10 650 werknemers de voedingssector zullen verlaten wegens (brug)pensioen. Gezien een tekort aan personeel, de groei van de voedingsbedrijven in de weg staat, wordt een apart hoofdstuk gewijd aan deze problematiek. Na een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de werkgelegenheid in de voedingssector gegeven te hebben, wordt gepoogd een antwoord te formuleren op volgende vragen: hoe werknemers te vinden, aan het werk te zetten en aan het werk te houden? 3.1. Kw antitatieve analyse De kwantitatieve analyse van de werkgelegenheid in de voedingsnijverheid wordt kort gehouden, gezien de aandacht die reeds werd gegeven aan dit onderwerp in het vorige hoofdstuk. Worden in deze paragraaf achtereenvolgens behandeld: de directe en indirecte tewerkstelling in de voedingssector, de werknemers naar geslacht, statuut en leeftijd en de instroomkanalen van arbeidskrachten in de voedingsindustrie. 3.1.1 Directe en indirecte tewerkstelling 3.1.1.1. Directe tewerkstelling
× Werknemers en zelfstandigen: De voedingssector staat voor een stabiele werkgelegenheid en dit in tegenstelling tot de andere industriële sectoren: •
in 2006 telde de Belgische voedingssector 103 904 werknemers en zelfstandigen, tegenover 100 688 werknemers en zelfstandigen in 2002. Dit is een stijging met 3,2%;
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
25
•
tijdens 2002-2006 is de werkgelegenheid in de verwerkende industrie daarentegen met 3,3% gedaald. De grootste afnames in werkgelegenheid hebben zich voorgedaan in de textiel- en confectienijverheid, de vervaardiging van elektrische en elektronische apparaten en de meubelindustrie.
× Uitzendarbeid: Het aantal uitzendkrachten waarop bedrijven en instellingen beroep doen, neemt over de jaren heen gestaag toe. Geschat wordt dat het aantal uitzendkrachten in 2006 2,47% uitmaakt van de loontrekkende bevolking 13 (bron: Federgon, 2008). Hiermee zit België bij de kopgroep in Europa. Ook de voedingssector stelt, naast vaste arbeidsplaatsen in loondienst, interimkrachten tewerk. In de voedingsnijverheid is er zelfs een toenemende tendens van uitbesteding en beroep op uitzendarbeid: 10 700 interims (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) in 2006, waarvan 7 680 in de Vlaamse voedingsindustrie. Als we dit relateren aan de 72 740 vaste arbeidsplaatsen (uitgedrukt in voltijdse equivalenten), dan neemt de interimarbeid bij na 13% in van de totale loontrekkende tewerkstelling in de voedingsnijverheid. Hiermee is de voedingssector een belangrijke afnemer van uitzendarbeid. Bovendien vormt uitzendarbeid een belangrijk instroomkanaal van werknemers in de voedingssector: 23% van de nieuwe werknemers in de voeding komt uit de uitzendsector. Jammer genoeg keert 13% van deze instroom na een tijdje terug naar de uitzendsector. 3.1.1.2. Indirecte tewerkstelling Naast het aantal directe jobs, werknemers en zelfstandigen, genereert de voedingssector ook veel indirecte werkgelegenheid: 1 job in de voeding levert bijna 2 indirecte jobs op in andere sectoren (multiplicator van 1,92). In Vlaanderen betekent dit dat er nog eens 139 000 indirecte jobs worden gecreëerd (bron: Idea Consult, 2008). 3.1.2. Naar geslacht en statuut De voedingsindustrie is een producerende sector. Dat weerspiegelt zich in de samenstelling van de personeelsleden naar geslacht en statuut: • • •
de verhouding mannen/vrouwen bedraagt ongeveer twee derden mannen tegenover een derde vrouwen; eenzelfde verhouding geldt voor arbeiders/bedienden; samengevat: 7 op de 10 werknemers hebben het arbeidersstatuut. Van de arbeiders is 3 op 4 een man. Bij de bedienden is de verhouding omgekeerd en is 6 op 10 een vrouw (bron: IPV).
3.1.3. Naar leeftijd Bijna drie vierden van de werknemers in de voedingsindustrie is jonger dan 45 jaar. Daarmee heeft de voedingssector een relatief j onge werknemerspopulatie in vergelijking met andere sectoren, waar gemiddeld 66% van de werknemers jonger is dan 45 jaar.
13
De activiteit 'dienstencheques' is niet opgenomen in de cijf ers omtrent uitzendarbeid.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
26
Figuur 7: De werknemers in de Belgische voedingssector naar leeftijd • 2006 < 30 jaar; 27,4%
≥ 45 j aar; 26,7%
30-44 j aar; 45,9%
Bron: IPV Wel kent de voedingsnijverheid een “versnelde” vergrij zing van haar werknemersbestand: door het personeelsverloop in de voedingsindustrie – het aandeel loontrekkenden in de voedingssector dat binnen een jaar van werkgever verandert, is ongeveer 1,7% hoger dan in de totale Vlaamse industrie – kent de sector een toenemende vergrijzing: enerzijds daalt het aantal min 35-jarigen en anderzijds is er een sterke toename van het aantal 50-plussers: • •
groeivoet van het aantal werknemers 18-34 jaar in de voeding: -26% (1997-2006); gemiddelde groeivoet van het aantal werknemers 18-34 jaar in alle sectoren: -5% (1997-2006);
•
groeivoet van het aantal werknemers 50+ jaar in de voeding: +66% (1997-2006);
•
gemiddelde groeivoet van het aantal werknemers 50+ in alle sectoren: +60% (1997-2006);
•
groeivoet van het aantal conventioneel bruggepensioneerden in de voeding: +11% (2005-2007);
•
gemiddelde groeivoet van het aantal conventioneel bruggepensioneerden in alle sectoren: +3% (2005-2007).
In 1997 stonden ongeveer 3 jonge werknemers (18-29 jaar) tegenover één oudere werknemer (50-65 jaar). In 2006 waren er nog slechts 1,3 jonge werknemers voor elke oudere werknemer (bron: Idea Consult, 2008). 3.1.4. Instroom van arbeidskrachten Wat zijn de belangrijkste kanalen voor het werven van nieuwe personeelsleden in de voedinsgnijverheid? Volgende drie groepen van nieuwe werknemers staan in voor ruim de helft (53%) van werknemers die instromen in de voedingsnijverheid: •
• •
zoals eerder gesteld, zorgt de uitzendarbeid voor een belangrijke instroom van werknemers in de voeding. Interimwerknemers vormen zelfs het belangrijkste instroomkanaal van de voedingssector, met 23% van de nieuwe werknemers; vervolgens zijn 18% van de nieuwe werknemers schoolv erlaters. Deze groep van werknemers is jonger dan 25 jaar; als derde belangrijke instroom gelden de inactieven (groep ouder dan 25 jaar): 18% van de nieuwe werknemers in de voeding komt uit inactiviteit.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
27
3.2. Kw alitatieve analyse In deze paragraaf worden de kwalitatieve aspecten van de bezoldigde tewerkstelling toegelicht en dit voor de Belgische voedingsnijverheid. 3.2.1. "Soorten" arbeid 3.2.1.1. Arbeidsregime In 2005 was 82% van de werknemers in de voeding, voltij ds aan het werk. Het zijn vooral de arbeiders die voltijds werken: 84,6% tegenover 76,4% bij de bedienden. En het zijn vooral mannen die voltijds blijven werken: 92,6% tegenover 62,8% bij de vrouwen. Een derde (33,1%) van de arbeidersvrouwen werkten in 2005 deeltijds; 43,3% van de vrouwelijke bedienden werkt deeltijds. Tabel 10: Verdeling van het aantal werknemers naar arbeidsregime in de voeding • 1997-2005 voltijds 1997 2001 2005
arbeiders 90,4% 88,0% 84,6%
1997 2001 2005
mannen 97,4% 95,6% 92,6%
deeltijds bedienden 86,7% 86,9% 76,4%
arbeiders 9,6% 12,0% 15,4%
vrouwen 72,9% 70,4% 62,8%
mannen 2,6% 4,4% 7,4%
voltijds
deeltijds
voltijds - totaal 82,0%
2005
bedienden 13,3% 13,1% 23,6% vrouwen 27,1% 29,6% 37,2%
deeltijds - totaal 18,0%
Bron: FEVIA, op basis van de enquête naar arbeidskrachten Wanneer de evolutie bekeken wordt gedurende de periode 1997-2005, stellen we een toename van het aantal deeltij ds w erkenden vast: van 10,6% in 1997, over 12,3% in 2001, naar 18% in 2005. 3.2.1.2. Atypische arbeid In volgende tabel zijn de diverse arbeidsvormen binnen de voeding opgenomen: avondwerk, nachtarbeid, zaterdagwerk, zondagwerk en thuiswerk. Wat de bepaling van de percentages betreft, werd enkel rekening gehouden met de antwoorden “regelmatig” en “soms” op de vraag “werkt u in de aangegeven arbeidsvorm?”. Tabel 11: Atypische arbeid in de voeding • 1997-2005
1997 2001 2005 1997 2001 2005
mannen 34,8% 44,2% 42,8%
avondwerk vrouwen 23,4% 27,6% 27,2%
totaal 31,1% 39,1% 37,2%
zaterdag 24,7% 20,3% 24,9%
mannen 23,4% 25,0% 27,7%
nachtarbeid vrouwen 2,0% 4,5% 5,1%
zondag 13,5% 11,5% 13,8%
totaal 16,5% 18,7% 19,7%
thuiswerk 2,7% 3,8% 5,2%
Bron: FEVIA, op basis van de enquête naar arbeidskrachten
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
28
Bij avondwerk en nachtarbeid, zijn de gegevens beschikbaar voor mannen en vrouwen afzonderlijk: •
•
zowel mannen als vrouwen verrichten avond- en nachtwerk, hoewel het aantal vrouwen dat soms of regelmatig ‘s nachts werkt, beperkt blijft tot 5% (tegenover bijna 28% bij de mannen). Het aantal vrouwen dat nachtarbeid verricht, neemt wel gestaag toe; gemiddeld hebben 42,8% van de mannen geantwoord soms of regelmatig avondwerk te verrichten; ruim een vierde werkt soms of regelmatig ‘s nachts.
Bijna 25% van de werknemers heeft geantwoord soms of op geregelde basis zaterdags te werken; 13,8% op zondag. Thuiswerk is moeilijker haalbaar binnen de voeding: in 2005 werkte 5,2% van de werknemers al eens thuis. Dit percentage neemt wel toe gedurende de periode 1997-2005. 3.2.2. Scholingsgraad Ondanks een toename van het scholingsniveau, blijft de voedingssector relatief veel laaggekwalificeerden (i.e. basisonderwijs en lager secundair) tewerkstellen, namelijk 35,9%. Dat percentage ligt iets hoger dan in de andere sectoren: voor de totale industrie heeft 30,6% van de werknemers een diploma basis of lager secundair onderwijs; in de privé-sector is dit 26,8%. Tabel 12: Scholingsgraad in de voeding • 2005
v oeding industrie
basisonderwijs 14,0% 9,8%
lager secundair 21,9% 20,8%
hoger secundair 44,2% 43,9%
hoger onderwijs 14,5% 17,6%
universitair onderwijs 5,3% 8,0%
9,1%
17,7%
42,1%
21,7%
9,4%
(NACE 15-37)
priv é-sector
Bron: FEVIA, op basis van de enquête naar arbeidskrachten 3.2.3. Tevredenheid op het werk Uit een studie van de SERV en STV-Innovatie & Arbeid (bron: SERV, 2005), de “Nulmeting Vlaamse werkbaarheidsmonitor 2004” genaamd, is gebleken dat iets meer dan de helft van de werknemers in Vlaanderen, namelijk 52,3%, een werkbare job heeft. Met werkbaarheid wordt bedoeld dat men zowel vanuit het oogpunt van werkstre ss, motivatie, leermogelijkheden als de balans werk-privé een kwaliteitsvolle job heeft. In de studie wordt de werkbaarheid van 14 sectoren, waaronder de voedingssector, berekend en geanalyseerd. De werkbaarheidsgraad verschilt van sector tot sector. De veertien sectoren gebundeld vormen samen de Vlaamse referentiegroep: voeding, textiel en confectie, chemie, metaal, bouw (i.e. vijf industriële sectoren); groot- en kleinhandel, horeca, transport, post en telecommunicatie, financiële sector, zakelijke dienstverlening (i.e. zes sectoren uit profitsector); openbaar bestuur, onderwijs, gezondheid en welzijn. In de Vlaamse voedingssector zeggen minder werknemers een werkbare job te hebben, dan in de 14 bestudeerde bedrijfstakken: 47,6% van de werknemers in de de Vlaamse voeding heeft een werkbare j ob, terwijl dit percentage 52,3% voor de gemiddelde Vlaamse werknemer bedraagt. Dit is vooral toe te schrijven aan twee factoren, namelijk motivatieproblemen en onvoldoende leermogelijkheden. Op het vlak van werkstre ss scoort de voedingssector dan wel beter dan gemiddeld.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
29
Tabel 13: Werkbaarheidsindicatoren en werkbaarheidsgraad in enkele Vlaamse sectoren en de Vlaamse voedingssector (in % van de werknemers) • 2005 Werkstress
Motivatieproblemen
Problemen werk-privé combinatie 11,8%
Werkbaarheidsgraad
18,7%
Onvoldoende leermogelijkheden 22,6%
Ref erentiegroep
28,9%
Voeding Textiel en conf ectie Chemie Metaal Bouw
25,9% 27,5% 29,1% 25,6% 31,4%
25,7% 25,3% 21,7% 24,2% 20,6%
30,4% 41,9% 20,5% 27,5% 20,5%
12,9% 9,6% 11,0% 9,2% 12,5%
47,6% 43,0% 53,8% 52,0% 51,1%
52,3%
Bron: SERV/STV-Innovatie & Arbeid Wanneer de resultaten van de meting in de voeding wordt vergeleken met deze van de andere vier industriële sectoren, scoort de voeding nog vrij goed: • •
de voedingssector scoort tweede beste (25,9% van de werknemers), nipt na de sector metaal (25,6%), op het vlak van werkstre ss; wat het aantal leermogelijkheden betreft op de werkvloer, bevindt de voedingssector zich in de middenmoot.
De voedingssector haalt echter de slechtse score binnen de industriële sectoren wat betreft motivatieproblemen en de werk-privé balans. Mogelijks is dit te verklaren door enerzijds het aantal routinejobs in de sector en anderzijds het aantal “atypische” jobs zoals avondwerk, nachtarbeid, zaterdag- of zondagwerk. Dat werknemers veel belang hechten aan opleiding en promotiekansen blijkt eveneens uit een andere studie: jaarlijks bevraagt het sociaal secretariaat SD WORX meer dan 3 000 werknemers uit de privé- en openbare sector. Meer dan 80% van de werknemers hecht belang aan de mogelijkheden om te leren en zichzelf te ontwikkelen in zijn huidige functie; echter 63,1% is hier ook echt tevreden over. Nog eens 78,7% vindt doorgroeimogelijkheden en promotiekansen in het bedrijf belangrijk; ruim de helft (52,5%) is hier tevreden over (bron: SD WORX, 2007). 3.2.4. Personeelsverloop Achter de stabiele loontrekkende tewerkstelling in de voeding schuilt een grote dynamiek. Het aandeel loontrekkenden in de voedingssector dat binnen een jaar van werkgever verandert, is ongeveer 1,7% hoger dan in de totale Vlaamse industrie. Bijna 80% hiervan verlaat de voeding en kiest dus voor een andere sector. Slechts zo'n 10% hiervan is te verklaren doordat oudere werknemers met (brug)pensioen gaan. Het is duidelijk dat werknemers hun loopbaan wensen verder te zetten in een andere sector. De gemiddelde anciënniteit in de Belgische voedingsindustrie is met 9,6 jaar de derde laagste van alle industriële sectoren (bron: Idea Consult, 2008). Een van de knelpunten in de voeding blijkt te weinig jobrotatie door onvoldoende kennis- of leermogelijkheden. Om werknemers dus aan het werk te houden in de voedingssector is opleiding, al dan niet binnen het voedingsbedrijf georganiseerd, van belang. Ook het invoeren van een competentiebeleid, om werknemers meer te motiveren, is een must. Dat personeelsverloop een belangrijke zorg wordt voor de werkgevers, blijkt uit recent onderzoek van SD WORX: anno 2008 verklaart 30% van de ondervraagde werkgevers bezorgd te zijn over het personeelsverloop in hun bedrijf. Hiermee staat "personeelsverloop" in de top 5 van bezorgdheden (bron: SD WORX, 2008).
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
30
3.2.4.1. Mobiliteit In 2003-2004 was er een instroom van 11,7% of 6 787 werknemers in de voedingssector en een uitstroom van respectievelijk 12% of 6 980 werknemers. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de interne en externe mobiliteit in de voedingssector 14. Tabel 14: Totale mobiliteit, externe en interne sectormobiliteit voor de voeding en totale industrie • 2003-2004
Interne sectormobiliteit Externe sectormobiliteit Totale sectormobiliteit (interne + externe mob.)
Vlaamse voedingssector 3,3% 12,0% 15,3%
Vlaamse industrie 2,3% 11,3% 13,6%
Bron: Idea Consult Zowel de interne als externe sectormobiliteit zijn hoger in de voedingsnijverheid dan in de industriële sectoren. De totale mobiliteit in de voedingssector is dus hoger dan deze van de gemiddelde industriële sector: 15,3% in de periode 2003-2004 in de voeding tegenover 13,6% in de industrie. Dit betekent dat in de loop van 2003 8 874 werknemers mobiel geweest zijn in de Vlaamse voedingsindustrie. 3.2.4.2. Herkomst Ruim 4% van de loontrekkende tewerkstelling in de Belgische voedingssector bestaat uit grensarbeiders. 94% van deze grensarbeiders wonen in Frankrijk (bron: Idea Consult, 2008). 3.3. Vacatures in de v oedingssector Onderstaande paragrafen geven voor de voedingsnijverheid een overzicht van enerzijds het aantal ontvangen vacatures bij de VDAB en anderzijds het aantal openstaande vacatures op het einde van elk jaar. Een vergelijking tussen beide toont hoeveel percent van de aangeboden vacatures daadwerkelijk zijn ingevuld. We merken evenwel op dat er nog andere kanalen, naast de VDAB, zijn via dewelke de voedingsbedrijven hun vacatures bekendmaken: eigen websites, interimkantoren, jobbeurzen, advertenties, mailings, via onderwijsinstellingen, enz. 3.3.1. Ontvangen vacatures Sinds 2005 is het aantal vacatures dat de VDAB heeft ontvangen voor de voedingsindustrie in Oost-Vlaanderen sterk toegenomen. Per einde 2007 werden net geen 1 300 jobs in de voeding aangeboden.
14
Interne sectormobiliteit: werknemers die de v oedingssector niet v erlaten, maar wel een "transitie" doormaken zoals het v eranderen v an werkgev er, werken in seizoensarbeid of tijdelijk hun loopbaan onderbroken hebben. Externe sectormobiliteit: werknemers die de voedingssector verlaten v oor een andere sector of v oor een niet-loontrekkend statuut (zelfstandigen, werkloosheid).
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
31
Figuur 8: Evolutie van het aantal ontvangen jobs bij de VDAB op het einde van elk jaar in de voedingsnijverheid van Oost-Vlaanderen • 1999-2007 1 400
1 200
ontvan gen vacatures
1 000
800
600
400
200
0
19 99
2 000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
200 7
laag of geen vereis te
430
539
3 85
379
258
374
323
569
905
middenge schoold
171
139
1 74
146
197
223
220
272
273
hooggeschoold
80
78
96
63
62
101
92
120
121
tota al
681
756
6 55
588
517
698
635
961
1 299
hoogg eschoold
totaal
laag of geen vereiste
middenges choold
Bron: VDAB Studiedienst Hoe ziet het profiel van de gezochte werknemer in de voeding eruit? • • •
voor bijna 70% van de aangeboden jobs is de studievereiste laag of is er zelfs geen. De Oost-Vlaamse voedingssector biedt dus voldoende kansen aan laaggeschoolde werklozen; voor 68,6% van de aangeboden jobs is geen ervaring vereist; wat het arbeidsregime betreft, volgt verduidelijking in volgende tabel. Tabel 15: Het aantal ontvangen jobs bij de VDAB in de Oost-Vlaamse voedingsnijverheid, naar arbeidsregime • 2007 Aantal ontvangen jobs 602 274 283 73 41 8 18 1 299
Dag-v oltijds Dag-deeltijds 2-ploegen 3-ploegen Nachtwerk Volcontinu Weekendwerk Totaal
Procentueel aandeel 46,3% 21,1% 21,8% 5,6% 3,2% 0,6% 1,4% 100,0%
Bron: VDAB Studiedienst 46,3% van de aangeboden jobs zijn voor het arbeidsregime “dag-voltijds”, 21,8% voor het 2-ploegenstelsel en 21,1% voor het dagregime-deeltijds.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
32
3.3.2. Openstaande vacatures Niet alle aangeboden jobs in de voedingsnijverheid worden effectief ingevuld: per einde 2007 zijn 289 vacatures in de Oost-Vlaamse voedingssector niet ingevuld geraakt. Dit betekent dat 77,8% van de aangeboden vacatures el zij n ingev uld. Figuur 9: Evolutie van het aantal openstaande jobs bij de VDAB op het einde van elk jaar in de voedingsnijverheid van Oost-Vlaanderen • 1999-2007 350
openstaande vacatures
300
250
200
150 100
50
0
1999
2000
2001
2002
laag of geen vereiste
83
123
44
59
37
middengeschoold
41
29
32
28
46
hooggeschoold
24
21
18
13
10
totaal
148
173
94
100
93
laag o f geen vereiste
2003
2 004
m id dengeschoold
2005
2006
2007
31
51
1 08
197
40
41
76
70
15
13
31
22
86
105
2 15
289
hooggeschoold
totaal
Bron: VDAB Studiedienst 68,2% van deze openstaande jobs bieden nochtans kansen voor laaggeschoolde werkzoekenden, omdat de studievereiste laag of zelfs niet vereist is. Bovendien is voor 84,4% van deze openstaande jobs geen ervaring vereist. 3.4. Mogelijke oplossingen De krapte op de arbeidsmarkt vergt een afgestemd personeelsbeleid en vereist dat de instroom vanuit het onderwijs naar de voedingsindustrie zou verbeteren. Wat het personeelsbeleid betreft is het aangewezen te investeren in eigen werknemers via opleiding en persoonlijke ontwikkeling, loopbaan- en doorgroeimogelijkheden. Uit recent onderzoek blijkt dat werknemers hier veel belang aan hechten en dat hoe groter de leer- en doorgroeimogelijkheden binnen het bedrijf, hoe beter de werktevredenheid. Positief gevolg is dat ook de mate van “jobhoppen” vermindert bij een goed uitgewerkt personeelsbeleid (bron: SD WORX, 2007). De problemen ten aanzien van het onderwijs situeren zich op drieërlei vlakken: ten eerste kiezen onvoldoende jongeren voor een opleiding in de voeding, ten tweede is de instroom van jongeren die een voedingsopleiding hebben gevolgd naar de voedingsbedrijven beperkt en tenslotte zijn de voedingsopleidingen niet altijd voldoende afgestemd op het werk in de voedingsindustrie.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
33
3.4.1. Foodjobs: jobsite voor voedingsindustrie De voedingssector heeft haar eigen j obsite gecreëerd: http://www.foodjobs.be, op initiatief van de beroepsfederatie FEVIA. Hiervoor wordt nauw samengewerkt met het opleidingscentrum voor de voedingsindustrie ‘IPV’, het online recruteringsbureau ‘StepStone’ en het communicatiebureau ‘De Facto Image Building’. Het is de eerste keer dat een dergelijk initiatief genomen wordt om jobs in de voedingsindustrie te promoten. Doordat de voedingsondernemingen, zowel de grote als de kleine bedrijven, hun openstaande jobs gezamenlijk publiceren, bereiken ze meer potentiële kandidaten dan voordien. De jobsite wil tegelijkertijd benadrukken dat voedingsbedrijven interessante werkgevers zijn, zodat wordt bijgedragen tot een beter imago voor de voedingsindustrie. De voedingssector doet hier aan imagebuilding en benadrukt het innovatieve karakter van de sector. 3.4.2. Correcte studie- en beroepskeuze Te weinig leerlingen kiezen voor een voedingsopleiding, ondanks het gevarieerd jobaanbod in de sector: van banketbakkers, praline-chocoladebewerkers, vleesbewerkers over productieverantwoordelijken naar elektromechanici, biochemici en ingenieurs. Tijdens het schooljaar 2007-2008 volgden ongeveer 9 000 leerlingen een opleiding in het BSO- en TSOstudiegebied Voeding, de DBSO-rubriek Voeding-Horeca en de voedingsopleidingen in het buitengewoon beroepsonderwijs. Op een totaal van 192 000 leerlingen, betekent dit 4,7% (bron: speech F. Vandenbroucke, 2008). Er starten dus relatief weinig leerlingen een voedselopleiding. Bovendien stroomden bijvoorbeeld in de periode 2003-2004 slechts ongeveer 1 200 afgestudeerden door naar de voedingssector. De oorzaken zijn gekend: enerzijds worden beroepen in de voedingssector onvoldoende gewaardeerd en anderzijds kampt de sector met een minder positief imago bij leerlingen en hun ouders. In eerste instantie dienen leerlingen en hun ouders dus grondig geïnformeerd te worden over de studiekeuzes en diverse jobopportuniteiten binnen de voedingsindustrie. Opdat de CLB’s, de centra voor leerlingenbegeleiding, correcte en actuele informatie zouden kunnen geven aan de leerlingen omtrent studie- en beroepskeuze, heel specifiek met betrekking tot de voedingsindustrie, werd een werkgroep opgericht waarin naast de CLB’s ook de VDAB zetelt. 3.4.3. Betere aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt De voedingsopleidingen in het onderwijs zijn niet altijd genoeg afgestemd op de realiteit van het bedrijfsleven, waardoor de doorstroming van leerlingen naar de arbeidsmarkt bemoeilijkt wordt. De aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt dient dus verbeterd te worden door onder meer het aanbieden van stageplaatsen aan leerlingen en bijscholingsprogramma’s voor leerkrachten, of via het inrichten van bedrijfsbezoeken. In mei 2008 werd een convenant afgesloten tussen de Vlaamse overheid en de voedingssector, waarbij de sector zich engageert bijkomende inspanningen te leveren op vlak van opleiding en verbetering van het imago van de voedingsindustrie (bron: De Tijd, 2008). 3.4.4. Opleidingen IPV 36% van de werknemers in de voedingssector behaalde geen diploma van het hoger secundair onderwijs. Slechts 20% heeft een diploma hoger onderwijs. Er is met andere woorden een enorme waaier aan jobs, ook voor laaggeschoolden.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
34
Opleiding is dus in alle opzichten een noodzaak: opdat een voedingsbedrijf competitief kan blijven, heeft het bekwame en geïnformeerde werknemers nodig. Bovendien krijgt men, door te investeren in opleiding, gemotiveerde personeelsleden, waardoor de productiviteit en de kwaliteit van de afgewerkte voedingswaren vooruit gaan. Vandaar het belang van het IPV, het opleidingscentrum van en voor de voedingsindustrie. Het aantal werknemers en werkzoekenden die een opleiding volgen bij het IPV neemt jaarlijks toe. Tabel 16: Aantal werknemers en werkzoekenden met een opleiding aan het IPV • 2002-2006 Werkgev ers Deelnemers Werknemers Werkzoekenden – VDAB 15 Werkzoekenden – FormAlim Leerlingen deeltijds Leerlingen v oltijds
2002 631
2003 743
2004 770
2005 746
2006 784
8 994 410 0 114 0
8 820 325 245 121 91
8 766 476 717 122 133
10 130 728 1 178 116 151
10 628 367 932 130 163
Bron: IPV In 2006 hebben ruim 10 600 werknemers uit de voedingsindustrie, verspreid over 784 voedingsbedrijven, een opleiding gevolgd bij het IPV. Dit is ongeveer 13% van alle werknemers uit de sector. Nog eens 367 werkzoekenden via de VDAB en 932 werkzoekenden via FormAlim hebben een opleiding genoten. Ook het aantal studenten dat een opleiding volgt, neemt gestaag toe: in totaal volgden 293 leerlingen een voedingsopleiding bij het IPV in 2006. Vooral de voltijdse studierichting “Technicus in de voedingsindustrie” blijft een aantrekkingspool (155 leerlingen over 8 scholen) (bron: IPV, 2007). 3.4.5. Opleidingscentra Niet alleen bij het IPV kunnen opleidingen worden gevolgd, er zijn ook nog andere opleidingscentra die voedingsopleidingen aanbieden. Twee voorbeelden voor Oost-Vlaanderen: 3.4.5.1. Syntra Midden-Vlaanderen •
Syntra Midden-Vlaanderen (regio's Aalst/Asse, Gent/Oudenaarde en Sint-Niklaas) organiseert twee voltijdse dagopleidingen binnen de sector "Voeding en Horeca", namelijk "slager-spekslager" en "brood- en banketbakker";
•
opleiding "slager-spekslager": o voor plus 18-jarigen; o een-jarige, voltijdse dagopleiding (500 lesuren); o programma: zeven modules beroepskennis (basis slager-spekslager; vers vlees; vleesbereidingen; vleesproducten; warme en koude verkoopsklare gerechten; fijne vleesproducten en verkoopsklare gerechten; beheer, hygiëne en organisatie in de slagerij), cursus basiskennis bedrijfsbeheer en aanvullende praktijk;
15
FormAlim is een competentiecentrum opgericht nabij Luik, onder impuls v an Forem en IPV, om werknemers, werkzoekenden, leerlingen en leerkrachten op te leiden of om te scholen tot productiemedewerker, productieoperator, procesoperator, verpakkingsoperator, order picker of onderhoudstechnicus in de v oedingssector.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
35
•
opleiding "brood- en banketbakker": o voor plus 18-jarigen; o een-jarige, voltijdse dagopleiding (beroepskennis: 480 lesuren; bedrijfsbeheer: 132 lesuren); o beroepskennis: basis brood- en banketbakker; degen; beslagen en taarten; basis chocolade; luxe degen en banketproducten; beheer, hygiëne en organisatie.
3.4.5.2. Job & Co – CBW •
•
Job & Co – Centrum v oor Begeleiding en Werkervaring v zw richt zich tot personen met een (arbeids)handicap en personen die om diverse redenen moeilijkheden ondervinden om een gepaste job te vinden zoals allochtonen, langdurig werkzoekenden, kortgeschoolden, herintreders, enz.; de opleiding “v oeding” is voor werkzoekenden die in de voedingssector willen werken als keukenhulp, bakkershulp, … en wordt ingericht in de afdelingen te Aalst en Lokeren: o voor ingeschrevenen bij de VDAB als werkzoekende met een arbeidshandicap (BUSO, uitkering Ministerie Sociale Voorzorg, ziekte-uitkering, erkenning Vlaams Agentschap); o duur: 2 weken te verlengen met 4 weken; maandelijks instapmoment; o gratis opleiding: basisopleiding, stage op de werkvloer, voorbereiding op en begeleiding bij solliciteren.
3.5. Conclusie De voedingsnijverheid heeft te kampen met een tekort aan personeel, voornamelijk te wijten aan het cliché van minder gunstige werkomstandigheden binnen de sector (onvoldoende doorgroeimogelijkheden, avond- en weekendwerk), in vergelijking met andere industriële sectoren. Onterecht. De voedingsindustrie staat voor een stabiele werkgelegenheid. Binnen de sector is er evenwel een grote dynamiek inzake personeelsverloop.In 2006 waren binnen de Belgische voeding circa 100 000 werknemers en zelfstandigen actief. Nog eens 10 700 interims werkten in de voedingssector. Dit betekent dat het aantal uitzendkrachten in de voeding gemiddeld hoog is: bijna 13% werkt er op basis van een interimcontract, tegenover 2,5% voor de totale economie. Daarnaast staat de voedingssector garant voor heel wat indirecte jobs: 1 job in de voeding levert bijna 2 indirecte banen op in andere sectoren. De belangrijkste kanalen via dewelke nieuwe arbeidskrachten instromen in de sector zijn de uitzendarbeid, schoolverlaters (jonger dan 25 jaar) en inactieven (ouder dan 25 jaar). De voedingsnijverheid is een producerende sector. Dat weerspiegelt zich in de samenstelling van het personeelsbestand: 7 op de 10 werknemers hebben het arbeidersstatuut. Van de arbeiders is 3 op 4 een man. Bij de bedienden is 6 op 10 een vrouw. De voedingsindustrie heeft een relatief jonge werknemerspopulatie, bijna drie vierden is jonger dan 45 jaar, maar kent wel een "versnelde" vergrijzing van haar personeel. Globaal genomen werkt 18% van de loon- en weddetrekkenden in de Belgische voeding deeltijds: het zijn voornamelijk vrouwen (37%) en bedienden (23%) die parttime werken. Omgerekend naar voltijdse equivalenten, worden dan ook 73 000 personeelsleden in de voeding tewerkgesteld. Typerend voor de voedingssector is dat er relatief veel laaggeschoolden worden tewerkgesteld: 36% heeft een diploma basisonderwijs of lager secundair, tegenover 30,6% in de industrie en 27% in de privé-sector. Zowel mannen als vrouwen verrichten avond- en nachtwerk, hoewel het aantal vrouwen dat soms of regelmatig 's nachts werkt, beperkt blijft tot 5% tegenover bijna 28% bij de mannen.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
36
Inzake werktevredenheid scoort de voedingsindustrie gemiddeld: een onvoldoende met betrekking tot motivatie en verhouding werk/privé, een voldoende op het vlak van werkstre ss en leermogelijkheden op de werkvloer. Mogelijke oplossingen om de krapte op de arbeidsmarkt op te vangen, zijn het bekendmaken van jobopportuniteiten via de website "Foodjobs.be", een gezamenlijk initiatief van de voedingsbedrijven; het correct informeren van leerlingen over hun studie- en beroepskeuze via de CLB's, de centra voor leerlingenbegeleiding; het aanbieden van stageplaatsen aan leerlingen, bijscholingsprogramma's voor leerkrachten en het inrichten van bedrijfsbezoeken, zodat het onderwijs en de arbeidsmarkt beter op elkaar zijn afgestemd en het volgen van opleidingen tenslotte bij het IPV, het opleidingscentrum van de voedingssector, of andere opleidingscentra.
Hoofdstuk 3: De voedingsindustrie en de arbeidsmarkt
37
Deel C De voedingsindustrie in het Meetjesland
38
Hoofdstuk 4 De voedingsindustrie in het Meetjesland Uit het tweede hoofdstuk is gebleken dat de voedingsnijverheid een belangrijke industrie vormt voor België, Vlaanderen en de provincie Oost-Vlaanderen. Maar wat is het belang van de voedingssector voor de 12 gemeenten van het Meetjesland. Scoort de sector ook hier goed? 4.1. Gebiedsomschrijving van het Meetj esland Het Meetjesland is een plattelandsregio in het noordwesten van Oost-Vlaanderen. De streek heeft een uitgesproken agro-voedingskara kter en wordt landschappelijk getekend door zijn kreken- en bosgebied. Het gebied is evenwel niet eenduidig, geografisch af te bakenen. Daarom enige verduidelijking. Tot de werking van de v zw Streekplatform+ Meetj esland worden twaalf gemeenten gerekend: Aalter, Assenede, Eeklo, Evergem, Kaprijke, Knesselare, Lovendegem, Maldegem, Nevele, Sint-Laureins, Waarschoot en Zomergem. Sedert de vorige impactstudie Voeding Meetjesland (2002) behoort nu ook de gemeente Evergem tot het werkterrein van het Streekplatform+. Dit heeft gevolgen voor de becijfering van de voedingsindustrie in het Meetjesland, waarvan het belang voor de regio – ten opzichte van 2002 – uiteraard is toegenomen. Om vergelijkingen met de nota van 2002 mogelijk te maken, zijn de cijfers dan ook herberekend. 4.2. Aantal ondernemingen en eenmanszaken Vandaag is de voedingsnijverheid nog steeds een belangrijke werkgever voor het Meetjesland: één op vier loontrekkenden in de verwerkende industrie werkt in een voedingsbedrijf. 4.2.1. Voedingsbedrijven Het aantal voedingsbedrijven, dit zijn ondernemingen et werknemers, is gedurende de periode 2000-2006 in het Meetjesland min of meer gelij k gebleven: 138 voedingsbedrijven in 2000 tegenover 142 bedrijven in 2006. In Oost-Vlaanderen daarentegen is het aantal voedingsbedrijven gedaald met 10,8%: van 1 057 ondernemingen in 2000 naar 943 in 2006. Ook in het Vlaams Gewest is het aantal voedingsbedrijven met 10,3% gedaald. Niettegenstaande is de werkgelegenheid in de voeding gestegen en dit zowel op regionaal, provinciaal en Vlaams niveau. Per 31 december 2006 telt het Meetjesland 142 voedingsbedrijven. Dit is 15,1% van het Oost-Vlaamse totaal. 16 Vergelijken we dit percentage met het bevolkingsaandeel van het Meetjesland in de provincie Oost-Vlaanderen, namelijk 11,7%, dan kunnen we stellen dat de voedingsnijverheid een belangrijke sector voor de regio is.
16
Bev olkingscijfers worden in studies veelal gebruikt als v ergelijkingsbasis en relativ eringsnoemer, om sociaal-economische gegev ens, althans het belang erv an v oor een bepaalde regio, v erder te duiden.
Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
39
Tabel 17: Aantal ondernemingen in de voedingsnijverheid (excl. Eenmanszaken) • 2000-2006 Aalter Assenede Eeklo Ev ergem Kaprijke Knesselare Lov endegem Maldegem Nev ele Sint-Laureins Waarschoot Zomergem Meetjesland Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
2000 20 6 13 33 7 6 7 23 8 2 8 5 138 1 057 4 291
2001 21 6 14 33 7 6 7 22 10 3 7 5 141 1 046 4 184
2002 20 6 14 33 7 6 7 20 10 3 7 5 138 1 026 4 122
2003 26 6 19 34 8 4 7 20 13 4 7 5 153 1 031 4 156
2004 29 7 17 32 8 5 7 19 10 5 7 4 150 976 4 003
2005 25 6 17 33 7 5 6 19 8 5 7 4 142 968 3 932
2006 23 6 17 33 8 6 6 21 8 5 7 2 142 943 3 848
Bron: RSZ 4.2.2. Dimensie De voedingsindustrie in het Meetjesland bestaat hoofdzakelijk uit kleine ondernemingen: 93,0% van de bedrijven stelt maximaal 50 werknemers tewerk. Deze 93% ondernemingen realiseren 31,8% van de tewerkstelling. Daartegenover staan 10 (grote) voedingsbedrijven in voor 1 957 jobs of 68,2% van de tewerkstelling. Tabel 18: Aantal Meetjeslandse voedingsbedrijven naar dimensie • 2006
1 tot 4 werknemers 5 tot 9 werknemers 10 tot 19 werknemers 20 tot 49 werknemers 50 tot 99 werknemers 100 tot 199 werknemers 200 tot 499 werknemers 500 tot 999 werknemers totaal – Meetjesland
ondernemingen aantal aandeel 72 50,7% 35 24,6% 12 8,5% 13 9,2% 2 1,4% 4 2,8% 3 2,1% 1 0,7% 142 100,0%
loon- en weddetrekkenden aantal aandeel 149 5,2% 226 7,9% 164 5,7% 372 13,0% 152 5,3% 510 17,8% 774 27,0% 521 18,2% 2 868 100,0%
Bron: RSZ 4.2.3. Overzicht Een v oedingsbedrij f uit het Meetjesland stelt gemiddeld 20,2 werknemers tewerk. Dit is meer dan het OostVlaams gemiddelde (15,7). Binnen het Meetjesland is de gemeente Aalter absolute koploper wat betreft het aantal werknemers in loonverband (809). Aalter wordt hierin achtereenvolgens gevolgd door de stad Eeklo (335), de gemeenten Evergem (335), Kaprijke (332) en Lovendegem (300). In Maldegem zijn dan weer de meeste zelfstandigen en helpers werkzaam in de voeding (44), gevolgd door Evergem (41) en Aalter (38).
Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
40
Tabel 19: Aantal ondernemingen en totale tewerkstelling in de voeding • 2006
Aalter Assenede Eeklo Ev ergem Kaprijke Knesselare Lov endegem Maldegem Nev ele Sint-Laureins Waarschoot Zomergem Meetjesland Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
loontrekkenden (RSZ) # ondernemingen # werknemers 23 809 6 36 17 335 33 334 8 332 6 139 6 300 21 253 8 45 5 18 7 262 2 5 142 2 868 943 14 846 3 848 63 688
# zelfstandigen en helpers (RSVZ) 38 23 23 41 9 16 7 44 29 10 8 12 260 1 891 6 713
totale tewerkstelling 847 59 358 375 341 155 307 297 74 28 270 17 3 128 16 737 70 401
Bron: RSZ, RSVZ Inzake aantal ondernemingen (met werknemers) staat Evergem op de eerste plaats met 33 voedingsbedrijven; Aalter bekleedt de tweede plaats met 23 voedingsbedrijven en Maldegem de derde plaats met 21 voedingsbedrijven. 4.2.4. Concentratiecoëfficiënt In hoofdstuk twee is de concentratiecoëfficiënt van de Oost-Vlaamse voedingssector berekend ten opzichte van de Belgische voedingssector. Deze bedroeg in 2006 1,35. Ook voor het Meetjesland kan deze coëfficiënt worden berekend ten opzichte van België, opnieuw rekening houdend met het aantal loon- en weddetrekkenden, zelfstandigen en helpers in hoofdberoep en actief na pensioen(leeftijd) in de voedingssector: tewerkstelling Meetjesland (voedingssector) tewerkstelling Meetjesland (alle sectoren) concentratiecoëfficiënt Meetjesland (voeding) tgo. België (voeding) =
tewerkstelling België (voedingssector) tewerkstelling België (alle sectoren)
= (3 128 / 48 682) / (103 904 / 4358 882) = 6,43% / 2,38% = 2,70 De concentratiecoëfficiënt van de Meetjeslandse voedingssector ten opzichte van de Belgische bedraagt dus 2,70. Dit wijst erop dat, uitgedrukt in termen van werkgelegenheid, de Meetjeslandse voedingssector tot bijna drie keer zo belangrijk is voor de regio als dat de voedingsnijverheid is voor de Belgische economie. 4.2.5. Eenmanszaken Tot de eenmanszaken worden gerekend de zelfstandigen in hoofdberoep. Per 31 december 2006 zijn 163 zelfstandigen in hoofdberoep actief in de Meetjeslandse voedingsnijverheid, zijnde 138 mannen en 25 vrouwen. In Aalter, Maldegem en Evergem worden de meeste eenmanszaken geteld.
Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
41
Figuur 10: Procentuele verdeling van het aantal eenmanszaken in het Meetjesland • 2006
Waars choot 3%
Zomergem 6%
Sint- Laur eins 4%
A alter 17%
Nev ele 9%
A ss enede 10%
Maldegem 16%
Eeklo 9% Lovendegem 2%
Kness elare 7%
Kaprijke 4%
Ev ergem 13%
Bron: RSVZ 4.3. Arbeidsmarkt In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de bezoldigde tewerkstelling en zelfstandige activiteit binnen de Meetjeslandse voedingssector. Een meer kwalitatieve analyse komt aan bod bij de bespreking van de enquêteresultaten “Impact van de voedingsindustrie”. 4.3.1. Bezoldigde tewerkstelling Per eind december 2006 werden in de Meetjeslandse voedingsbedrijven bijna 2 870 werknemers tewerkgesteld. Dit is 19,3% van het Oost-Vlaamse totaal. Tegenover een Meetjeslands bevolkingsaandeel van 11,7% in OostVlaanderen, kunnen we stellen dat de voedingssector een meer dan proportioneel, belangrijke werkgever is voor de regio. 4.3.1.1. Evolutie Over de periode 2000-2005 is de tewerkstelling in de Meetjeslandse voeding continu gestegen. In 2006 werd er een lichte daling van het personeelsbestand genoteerd. Toch tekent de Meetjeslandse voedingsindustrie een stijging van de loontrekkende werkgelegenheid op van 19,9% sinds 2000. De grootste stijgingen deden zich voor in Eeklo en Sint-Laureins, waar de tewerkstelling meer dan verdubbelde (respectievelijk met 179% en 157%). In Sint-Laureins gaat het evenwel om een kleine populatie. De grootste tewerkstelling vinden we nog steeds in de gemeente Aalter terug: 809 loon- en weddetrekkenden in 2006. In Eeklo, Evergem, Kaprijke en Lovendegem worden 300 tot meer werknemers in de voedingssector geteld.
Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
42
Tabel 20: Aantal loon- en weddetrekkenden in de voeding • 2000-2006 Aalter Assenede Eeklo Ev ergem Kaprijke Knesselare Lov endegem Maldegem Nev ele Sint-Laureins Waarschoot Zomergem Meetjesland Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
2000 568 20 120 338 328 128 331 242 45 7 255 10 2 392 14 583 61 899
2001 569 20 239 352 330 121 334 256 54 15 253 10 2 561 14 796 62 039
2002 584 17 259 347 333 109 341 262 49 18 249 10 2 578 14 914 62 629
2003 722 25 312 362 360 92 351 275 63 18 253 8 2 841 15 158 64 126
2004 857 24 280 319 363 112 336 282 54 16 258 7 2 908 14 946 64 906
2005 799 33 312 338 363 122 345 280 53 17 263 7 2 932 14 976 64 077
2006 809 36 335 334 332 139 300 253 45 18 262 5 2 868 14 846 63 688
Bron: RSZ Ook op niveau van het Vlaams Gewest en de provincie Oost-Vlaanderen is, gedurende 2000-2006, de tewerkstelling in de voeding gestegen. Zij het dat deze toename minder sterk is dan in het Meetjesland: in Vlaanderen is de tewerkstelling er gestegen met 2,9%; in Oost-Vlaanderen met 1,8%. 4.3.1.2. Statuut Gemiddeld stelt de Meetjeslandse voedingsindustrie 66,3% arbeiders en 33,7% bedienden tewerk. Gedurende de periode 2000-2006 is het aantal arbeiders met 18,1% gestegen, het aantal bedienden met 23,5%. De procentuele verdeling van het aantal arbeiders en bedienden in het Meetjesland is te vergelijken met deze op provinciaal en gewestelijk niveau. Binnen het Meetjesland worden wel opmerkelijke verschillen opgetekend: in Knesselare en Eeklo hebben meer dan 80% van de werknemers een arbeidersstatuut. In Waarschoot worden dan relatief gezien veel werknemers onder een bediendencontract tewerkgesteld. Deze verschillen zijn grotendeels te verklaren door de al dan niet aanwezigheid van adminstratieve activiteiten, en de grootteorde ervan, naast de productieafdelingen. Tabel 21: Loon- en weddetrekkenden in de voeding, naar statuut • 2000-2006
Aalter Assenede Eeklo Ev ergem Kaprijke Knesselare Lov endegem Maldegem Nev ele Sint-Laureins Waarschoot Zomergem Meetjesland Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
arbeiders 354 12 82 266 196 112 210 203 30 1 138 6 1 610 10 306 42 065
2000 bedienden 214 8 38 72 132 16 121 39 15 6 117 4 782 4 277 19 834
totaal 568 20 120 338 328 128 331 242 45 7 255 10 2 392 14 583 61 899
arbeiders 526 65,0% 20 55,6% 284 84,8% 239 71,6% 208 62,7% 120 86,3% 163 54,3% 181 71,5% 33 73,3% 10 55,6% 115 43,9% 3 60,0% 1 902 66,3% 10 014 67,5% 41 765 65,6%
2006 bedienden 283 35,0% 16 44,4% 51 15,2% 95 28,4% 124 37,3% 19 13,7% 137 45,7% 72 28,5% 12 26,7% 8 44,4% 147 56,1% 2 40,0% 966 33,7% 4 832 32,5% 21 923 34,4%
totaal 809 36 335 334 332 139 300 253 45 18 262 5 2 868 14 846 63 688
Bron: RSZ Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
43
4.3.1.3. Hoge feminisatiegraad De voedingsindustrie stelt relatief veel vrouwen tewerk. Terwijl het aandeel van de vrouwen in de industriële tewerkstelling gemiddeld 28,1% bedraagt voor het Meetjesland, bedraagt deze in de voedingsnijverheid 36,2%. De voedingssector stelt dus relatief meer vrouwen tewerk dan in de overige traditionele sectoren. Tabel 22: Loon- en weddetrekkenden in de voeding, naar geslacht • 2000-2006
Aalter Assenede Eeklo Ev ergem Kaprijke Knesselare Lov endegem Maldegem Nev ele Sint-Laureins Waarschoot Zomergem Meetjesland Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
mannen 446 10 82 224 132 110 233 168 24 1 174 4 1 608 10 179 39 778
2000 vrouwen 122 10 38 114 196 18 98 74 21 6 81 6 784 4 404 22 121
totaal 568 20 120 338 328 128 331 242 45 7 255 10 2 392 14 583 61 899
mannen 587 72,6% 17 47,2% 206 61,5% 214 64,1% 125 37,7% 107 77,0% 215 71,7% 163 64,4% 25 55,6% 8 44,4% 160 61,1% 2 40,0% 1 829 63,8% 9 890 66,6% 39 813 62,5%
2006 vrouwen 222 27,4% 19 52,8% 129 38,5% 120 35,9% 207 62,3% 32 23,0% 85 28,3% 90 35,6% 20 44,4% 10 55,6% 102 38,9% 3 60,0% 1 039 36,2% 4 956 33,4% 23 875 37,5%
totaal 809 36 335 334 332 139 300 253 45 18 262 5 2 868 14 846 63 688
Bron: RSZ Ook hier is de procentuele verdeling van het aantal mannen en vrouwen in de Meetjeslandse voedingssector te vergelijken met deze op het Oost-Vlaamse en Vlaamse niveau. In het Vlaams Gewest bijvoorbeeld worden in 2006 62,5% mannen en 37,5% vrouwen in de voeding tewerkgesteld. 4.3.2. Zelfstandigen en helpers Naast de bezoldigde tewerkstelling, zijn er in de voedingsnijverheid ook heel wat zelfstandigen en helpers actief. Zoals eerder vermeld, worden enkel de zelfstandigen en helpers in hoofdberoep en actief na pensioen(leeftijd) opgenomen. Het aantal zelfstandigen en helpers in bijberoep wordt niet meegerekend, om zo dubbeltellingen ten aanzien van de loon- en weddetrekkenden te vermijden. Hierbij dient vermeld te worden dat vanaf 1 januari 2003 de meewerkende echtgenoten verplicht worden het ministatuut aan te nemen (het maxistatuut is een vrijwillige optie). Doordat de meewerkende echtgenoten/helpers zich dus aansluiten bij het sociaal statuut van de zelfstandigen, worden de statistieken in de beginfase van de invoering van het statuut enigszins vertekend; namelijk in het begin van 2003 kent het aantal helpers een sterke toename. Ook in het verder verloop kent het aantal helpers dus een stijging ten opzichte van de jaren vóór 2003. 17 Ondertussen is het maxistatuut sinds 1 juli 2005 verplicht voor iedereen die geboren is na 1956 .
17
Wie geboren is voor 1956 kan nog kiezen tussen mini- en maxistatuut. Wanneer de meewerkende echtgenoot kiest v oor de minimale dekking, is men verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en inv aliditeit en desgev allend heeft men recht op moederschapsuitkering. Het maxistatuut biedt een grotere dekking: pensioen, gezinsbijslagen, gezondheidszorg, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en moederschap (geen faillissementsverzekering) (bron: RSVZ, 2008).
Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
44
4.3.2.1. Evolutie In totaal telt het Meetjesland in 2006, over alle sectoren heen, 14 383 zelfstandigen en helpers. 1,8% daarvan is werkzaam in de voeding. Relateren we het aantal zelfstandigen en helpers in de Meetjeslandse voedingssector aan deze in de OostVlaamse voeding, dan vertegenwoordigt het Meetjesland 13,7% binnen Oost-Vlaanderen. Over de periode 2002-2006 is het aantal zelfstandigen en helpers met 3,1% toegenomen in de provincie OostVlaanderen. Ook in het Meetjesland werd een stijging opgetekend, namelijk van 5,3%. Binnen het Meetjesland doen zich echter uiteenlopende evoluties voor: in zes gemeenten steeg het aantal zelfstandigen en helpers. Daarentegen daalde het aantal zelfstandigen en helpers in de voedingssector in Eeklo, Lovendegem en SintLaureins 18. Tabel 23: Zelfstandigen en helpers in de voeding, evolutie • 2002-2006
Aalter Assenede Eeklo Ev ergem Kaprijke Knesselare Lov endegem Maldegem Nev ele Sint-Laureins Waarschoot Zomergem Meetjesland Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
zelfstandigen 37 15 22 28 7 12 11 35 21 12 6 11 217 1 563 7 529
2002 helpers 1 2 4 8 2 1 0 4 5 1 1 1 30 272 1 364
2006 totaal 38 17 26 36 9 13 11 39 26 13 7 12 247 1 835 8 893
zelfstandigen 30 78,9% 17 73,9% 15 65,2% 23 56,1% 7 77,8% 13 81,3% 7 100,0% 30 68,2% 19 65,5% 8 80,0% 7 87,5% 10 83,3% 186 71,5% 1 324 70,0% 4 791 71,4%
helpers 8 21,1% 6 26,1% 8 34,8% 18 43,9% 2 22,2% 3 18,7% 0 0,0% 14 31,8% 10 34,5% 2 20,0% 1 12,5% 2 16,7% 74 28,5% 567 30,0% 1 922 28,6%
totaal 38 23 23 41 9 16 7 44 29 10 8 12 260 1 891 6 713
Bron: RSVZ 4.3.2.2. Statuut In 2006 zijn 91,6% van de Meetjeslandse zelfstandigen en helpers werkzaam in hoofdberoep. In Oost-Vlaanderen bedraagt de verhouding hoofdberoep/totaal – net zoals in Vlaanderen – 93,3%.
18
Let wel, het betreft hier steeds kleine absolute aantallen. De minste wijziging in aantal kan dus een sterke procentuele wijziging met zich meebrengen. Dikwijls gaat het in absolute aantallen over een wijziging v an 1 tot 3 eenheden.
Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
45
Tabel 24: Zelfstandigen en helpers in de voeding, naar statuut • 2002-2006 hoofdberoep Aalter Assenede Eeklo Ev ergem Kaprijke Knesselare Lov endegem Maldegem Nev ele Sint-Laureins Waarschoot Zomergem Meetjesland Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
35 15 24 35 9 13 9 36 21 12 5 11 225 1 701 8 155
2002 actief na pensioen 3 2 2 1 0 0 2 3 5 1 2 1 22 134 738
totaal
hoofdberoep
38 17 26 36 9 13 11 39 26 13 7 12 247 1 835 8 893
37 24 24 42 8 16 8 39 27 9 6 12 252 1 827 6 262
92,5% 92,3% 96,0% 95,5% 100,0% 100,0% 80,0% 90,7% 84,4% 90,0% 75,0% 92,3% 91,6% 93,3% 93,3%
2006 actief na pensioen 3 2 1 2 0 0 2 4 5 1 2 1 23 131 451
7,5% 7,7% 4,0% 4,5% 0,0% 0,0% 20,0% 9,3% 15,6% 10,0% 25,0% 7,7% 8,4% 6,7% 6,7%
totaal 40 26 25 44 8 16 10 43 32 10 8 13 275 1 958 6 713
Bron: RSVZ 4.3.2.3. Naar geslacht Het zijn voornamelijk mannen die als zelfstandige of helper actief zijn in de voedingsindustrie: de verhouding mannen/vrouwen bedraagt 70,2% in het Meetjesland, vergelijkbaar met het Vlaamse cijfer (68,0%). In de provincie Oost-Vlaanderen is het mannelijke overwicht nog groter: 84,6% mannen tegenover 15,4% vrouwen. Tabel 25: Zelfstandigen en helpers in de voeding, naar geslacht • 2002-2006
Aalter Assenede Eeklo Ev ergem Kaprijke Knesselare Lov endegem Maldegem Nev ele Sint-Laureins Waarschoot Zomergem Meetjesland Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
mannen 31 13 22 33 9 13 11 34 25 12 5 10 218 1 541 7 402
2002 vrouwen 7 4 4 3 0 0 0 5 1 1 2 2 29 294 1 491
totaal 38 17 26 36 9 13 11 39 26 13 7 12 247 1 835 8 893
mannen 26 65,0% 14 53,8% 16 64,0% 30 68,2% 7 87,5% 14 87,5% 8 80,0% 29 67,4% 24 75,0% 9 90,0% 6 75,0% 10 76,9% 193 70,2% 1 155 84,6% 4 568 68,0%
2006 vrouwen 14 35,0% 12 46,2% 9 36,0% 14 31,8% 1 12,5% 2 12,5% 2 20,0% 14 32,6% 8 25,0% 1 10,0% 2 25,0% 3 23,1% 82 29,8% 210 15,4% 2 145 32,0%
totaal 40 26 25 44 8 16 10 43 32 10 8 13 276 1 365 6 713
Bron: RSVZ
Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
46
4.3. Conclusie De voedingsnijverheid is een belangrijke werkgever voor het Meetjesland: één op vier loontrekkenden in de verwerkende industrie werkt in een voedingsbedrijf. Het aantal voedingsbedrijven in het Meetjesland is gedurende de periode 2000-2006 min of meer gelijk gebleven: in 2006 telt het Meetjesland 142 ondernemingen in de voeding. In de provincie Oost-Vlaanderen en het Vlaams Gewest daarentegen, zijn het aantal voedingsbedrijven gedaald met 10,8%, respectievelijk 10,3%. 93% van de bedrijven in de Meetjeslandse voeding zijn kleine ondernemingen; zij stellen met andere woorden tot maximum 50 werknemers tewerk. Een voedingsbedrijf uit het Meetjesland telt gemiddeld 20,2 werknemers. Dit is meer dan het Oost-Vlaams gemiddelde (15,7). Niettegenstaande een daling van het aantal voedingsbedrijven in Oost-Vlaanderen en Vlaanderen, is de werkgelegenheid in dezelfde periode, voor alle regio's, gestegen: in 2006 telt de Meetjeslandse voedingsindustrie bijna 3 130 werknemers en zelfstandigen; de gemeente Aalter bekleedt daarin de koppositie met bijna 850 werknemers en zelfstandigen. In de provincie Oost-Vlaanderen zijn ruim 16 700 werknemers en zelfstandigen actief, in Vlaanderen respectievelijk 70 400. Wat betreft de loontrekkende werkgelegenheid in de Meetjeslandse voedingsindustrie, worden twee derden arbeiders tewerkgesteld; de feminisatiegraad (aandeel vrouwelijke werknemers) bedraagt er 36,2%. Het zijn voornamelijk mannen die als zelfstandige of helper actief zijn in de voedingssector: de verhouding mannen/vrouwen bedraagt 70,2% in het Meetjesland (cijfers 2006).
Hoofdstuk 4: De voedingsindustrie in het Meetjesland
47
Hoofdstuk 5 Enquête 'Impact van de voedingsindustrie' In dit hoofdstuk worden de "algemene" statistieken, besproken in de voorgaande hoofdstukken, aangevuld met specifieke cijfergegevens over enkele Oost-Vlaamse en Meetjeslandse voedingsbedrijven. Deze gegevens zijn bekomen via een enquête die in april 2008 is verstuurd naar de voedingssector binnen de provincie. Naast een globale analyse over de economische prestaties van de voeding in Oost-Vlaanderen, werd in de bevraging dieper ingegaan op de specificiteit van de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven. 5.1. Voeding Meetj esland Voeding Meetjesland is vandaag een samenwerkingsverband van 10 voedingsbedrijven uit de regio. Oorspronkelijk in 1999 gestart met zes toonaangevende bedrijven uit de voedingssector, werden enkele krachtlijnen uitgewerkt waarrond de voedingscluster zou werken om de sector in de streek verder te ontwikkelen: communicatie en positieve beeldvorming, ruimte om te ondernemen, arbeidsmarkt, mobiliteit, innovatie, ontwikkeling van synergieën. Het is op vraag van Voeding Meetjesland dat bijgevoegde enquête is uitgevoerd. Onder meer de vragen "Hoe belangrijk is de voedingssector voor het Meetjesland" en "Hoe positioneert de Meetjeslandse voedingsindustrie zich ten opzichte van andere voedingsbedrijven" zullen beantwoord worden. 5.2. Methodiek van de enquête In april 2008 werd een enquête verstuurd naar Oost-Vlaamse voedingsbedrijven. Deze enquête vraagt naar een aantal gegevens met betrekking tot personeel en opleiding, leveranciers- en klantengerichtheid, ruimtegebruik, milieu- en innovatie-inspanningen. 5.2.1. Beschrijving van de steekproef Voor wat betreft de afbakening van de Meetjeslandse en Oost-Vlaamse ondernemingen, is beroep gedaan op 19 gegevens verstre kt door Bureau van Dij k . Actieve bedrijven die gelegen zijn in Oost-Vlaanderen, als hoofdactiviteit NACE-BEL code 15 (vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken) hebben en meer dan 10 personeelsleden tewerkstellen, werden geselecteerd. Vervolgens zijn enkel die bedrijven weerhouden die hun cijfers van het boekjaar 2006 hebben gepubliceerd. Bovendien richt de enquête zich enkel tot die bedrijven die voedingswaren voor de mens produceren en bereiden. Diervoederbedrijven werden met andere woorden uit de selectie geweerd (één bedrijf voor het Meetjesland; negen voor Oost-Vlaanderen). 5.2.1.1. Naar ligging: 130 ondernemingen voldoen aan bovenstaande beschrijving: •
hiervan zijn 10 voedingsbedrijven toegetreden tot Voeding Meetjesland. Dit is een samenwerkingsverband tussen de Meetjeslandse voedingsbedrijven: Brouwerij Van Steenberge, Campina, Cavalier, Country Chef,
19
Bureau v an Dijk Electronic Publishing (BvDEP) v erzamelt bedrijfsinformatie, economische en andere data over ondernemingen die vallen onder de verplichting tot bekendmaking v an hun jaarrekening. De cd-rom BEL-FIRST geeft gedetailleerde f inanciële informatie weer van meer dan 330 000 bedrijv en die hun jaarrekening in de laatste 10 boekjaren hebben neergelegd.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
48
• •
Dufina, Lima, Lotus Bakeries, Imperial Meat Products, Ter Beke Fresh Food Group, Vandemoortele Lipids & Dough Division; daarnaast werden nog eens 10 voedingsbedrijven uit het Meetjesland geselecteerd; 110 Oost-Vlaamse voedingsondernemingen zijn buiten de regio Meetjesland gevestigd.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
49
Figuur 11: Verdeling van de steekproef naar ligging • 2008
130 v oedingsbedrijven in Oost-Vlaanderen (met meer dan 10 werknemers)
Meetjesland
Voedingscluster Meetjesland: 10 bedrijven
'Overige' Meetjesland: 10 bedrijven
'Overige' Oost-Vlaanderen
110 voedingsbedrijven
Bron: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, dienst Economie 5.2.1.2. Naar bedrij fstak a. Voeding Meetjesland: Brouwerij Van Steenberge (bieren), Campina (zuivelproducten), Cavalier (suikervrije en dieetchocolade), Country Chef (vacuüm bereide maaltijden), Dufina (vleeswaren), Imperial Meat Products (vleeswaren), Lima (natuurvoeding: verse en droge voeding), Lotus Bakeries (speculoos, gebak en wafels), Ter Beke Fresh Food Group (bereide gerechten en vleeswaren), Vamix / Vandemoortele Lipids & Dough Division (diepvries bakkerijproducten, vetten en sojaproducten). b. ‘Overige’ Meetjesland: NACE-BEL code 15.1 15.8
NACE-BEL omschrijving Vers v lees, v leeswaren en vleesconserven Beschuit, koekjes en chocolade; ov erige
Totaal
Voeding en dranken
Ondernemingen Aantal Relatief 7 70,0% 3 30,0% 10
100,0%
De overige bedrijven uit het Meetjesland die voedingswaren voor de mens produceren en bereiden, zijn voor 70% actief in de vleesverwerkende nijverheid. Twee Meetjeslandse voedingsbedrijven uit de steekproef vervaardigen koekjes en chocolade; één bedrijf resulteert onder de bedrijfstak ‘overige voedingsmiddelen’.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
50
c.
‘Overige’ Oost-Vlaanderen:
NACE-BEL code 15.1 15.2 15.31 15.32-15.33 15.4 15.5 15.6 15.81 15.82 15.84 15.86 15.88 15.89 15.91 15.96 15.98
NACE-BEL omschrijving Vers v lees, v leeswaren en vleesconserven Vis en visproducten Aardappelen en aardappelbereidingen Groente- en fruitsappen, f ruit Oliën en v etten Zuiv elproducten en consumptie-ijs Maalderij- en zetmeelproducten Industriële en artisanale brood- en banketbakkerijen Beschuit en koekjes Chocolade en suikerwerk Koffie en thee Gehomogeniseerde voedingspreparaten en dieetv oeding Ov erige v oedingsmiddelen Gedistilleerde alcoholische dranken Bier Mineraalwater en f risdranken
Totaal
Voeding en dranken
Ondernemingen Aantal Relatief 48 43,6% 1 0,9% 2 1,8% 2 1,8% 4 3,6% 7 6,4% 3 2,7% 12 10,9% 5 4,5% 12 10,9% 1 0,9% 1 0,9% 2 3 5 2
1,8% 2,7% 4,5% 1,8%
110
100,0%
Eveneens voor de overige Oost-Vlaamse voedingsbedrijven, die zijn gecontacteerd in het kader van deze impactstudie, vormt de subsector ‘vleeswaren’ veruit de grootst vertegenwoordigde bedrijfstak (43,6%). Ook de vervaardiging van ‘koekjes en chocolade’ en ‘brood- en banket’ vormen belangrijke activiteiten, namelijk met beide 10,9% van de geselecteerde Oost-Vlaamse voedingsbedrijven. 5.2.2. Financiële ratio's De berekening van de financiële ratio's gebeurde aan de hand van de cd-rom "Belfirst oktober 2007" van Bureau van Dijk en is gebaseerd op de gegevens uit de jaarrekening 2006. De ratio's zijn opgesteld op basis van de kengetallen van professoren Ooghe en Van Wymeersch en werden berekend voor de volgende ondernemingspopulaties 20: • • • •
Voeding Meetjesland (10 ondernemingen); Oost-Vlaamse voedingsbedrijven (130 ondernemingen); Vlaamse voedingsbedrijven (548 ondernemingen); Belgische voedingsbedrijven (817 ondernemingen).
De weergegeven waarden zijn die van de mediaanonderneming van de populatie. Dit is de waarde voor die onderneming die zich in het midden van de rangschikking bevindt, wanneer de waarden van klein naar groot worden gesorteerd. 50% van de ondernemingen heeft dus een lagere waarde dan de mediaan; de andere 50% een hogere score. Belangrijk op te merken, is dat het hier tevens een momentopname betreft (2006). Om volledig te zijn, zou een evolutie over verschillende jaren moeten worden bekeken. Toch geeft deze momentopname al enigszins een beeld van hoe de bedrijven van de Voedingscluster Meetjesland zich positioneren ten opzichte van andere voedingsbedrijven.
20
Opnieuw werd bij de bepaling v an de ondernemingspopulaties v olgende restricties opgelegd: v ooreerst produceren v an v oedingswaren v oor de mens en verv olgens tewerkstellen van meer dan 10 personeelsleden. Uiteraard omvat de OostVlaamse populatie deze van het Meetjesland, de Vlaamse v oedingsbedrijv en omvatten deze van Oost-Vlaanderen, enz.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
51
5.2.2.1. Liquiditeit: Ratio's met betrekking tot de liquiditeit geven de mate weer waarin de onderneming voldoende geldmiddelen heeft om op korte termij n aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Tabel 26: Liquiditeitspositie van de voedingsbedrijven • 2006 LIQUIDITEIT Liquiditeitsratio in ruime zin (CR) Liquiditeitsratio in enge zin (AT) Rotatie geprod. v oorraden en bestellingen in uitv oering Aantal dagen klantenkrediet Aantal dagen leverancierskrediet
Voeding Meetjesland 1,12 0,84 39,95
OostVlaanderen 1,17 0,96 36,48
Vlaams Gewest 1,17 0,93 31,14
België
49 47
44 47
46 50
46 53
1,12 0,90 31,04
Bron: Bureau van Dijk, cd-rom Belfirst oktober 2007 •
liquiditeitsratio in ruime zin (current ratio) = (vlottende activa – vorderingen op meer dan 1 jaar) / vreemd vermogen op korte termijn Wat betreft het vermogen om op korte termijn aan de betalingsverplichtingen te voldoen, scoren de voedingsbedrijven uit Oost-Vlaanderen en het Vlaams Gewest het best (1,17). Namelijk hoe groter de current ratio, hoe sterker de liquiditeitstoestand. Ook de voedingsbedrjiven uit het Meetjesland doen het goed, want een current ratio groter dan 1 duidt op een gezonde liquiditeitspositie.
•
liquiditeitsratio in enge zin (acid test) = (vorderingen op ten hoogste 1 jaar + geldbeleggingen + liquide middelen) / schulden op ≤ 1 jaar Bij de acid test wordt enkel rekening gehouden met de snel realiseerbare geldmiddelen. Oost-Vlaanderen tekent de beste score op (0,96), Voeding Meetjesland de minste (0,84).
•
rotatie van de geproduceerde voorraden en bestellingen in uitv oering Deze ratio laat toe de liquiditeit van de voorraden en de efficiëntie van het voorraadbeheer te bekijken. Er moet voldoende geld in de voorraden geïnvesteerd worden en er moet gestreefd worden naar een zo hoog mogelijke voorraadrotatie: hoe sneller de voorraden worden gerealiseerd, hoe hoger hun liquiditeit is. In de Vlaamse en Belgische voedingsbedrijven roteren de geproduceerde voorraden en bestellingen in uitvoering het snelst. Er zijn namelijk 31 dagen nodig om de voorraden en bestellingen te gelde te maken. Bij de voedingscluster Meetjesland duurt het gemiddeld 40 dagen vooraleer voorraden en bestellingen zijn verkocht.
•
aantal dagen klantenkrediet = (handelsvorderingen op > 1 jaar en ≤ 1 jaar – ontvangen voorschotten) / (verkoop of omzet) * 365 dagen Het aantal dagen klantenkrediet verwijst naar de gemiddelde tijdsduur die verloopt tussen het ontstaan van de handelsvorderingen en de inning ervan. De betalingstermijn van klanten, uitgedrukt in dagen, is voor Voeding Meetjesland het hoogst met 49 dagen. In Oost-Vlaanderen is de betalingstermijn toegestaan aan klanten het kortst met 44 dagen.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
52
•
aantal dagen leverancierskrediet = (schulden aan leveranciers – betaalde voorschotten) / (aankopen) * 365 dagen Het aantal dagen leverancierskrediet is het gemiddeld aantal dagen dat verloopt tussen het ontstaan van de handelsschulden en hun betaling. De bedrijven van Voeding Meetjesland betalen relatief sneller hun leveranciers dan de voedingsbedrijven uit de andere populaties: in Voeding Meetjesland bedraagt het leverancierskrediet 47 dagen – eveneens in de provincie Oost-Vlaanderen –, in België 53 dagen.
5.2.2.2. Solvabiliteit: Ratio's met betrekking tot de solvabiliteit geven weer in hoeverre de onderneming een buffer van eigen vermogen heeft om haar schulden terug te betalen. Tabel 27: Solvabiliteitspositie van de voedingsbedrijven • 2006 SOLVABILITEIT Financiële onafhankelijkheidsgraad (%) Dekking v reemd vermogen door CF (%)
Voeding Meetjesland 32,77 8,23
OostVlaanderen 31,10 17,46
Vlaams Gewest 32,50 17,44
België 29,84 16,59
Bron: Bureau van Dijk, cd-rom Belfirst oktober 2007 •
algemene graad van financiële onafhankelij kheid (%) = eigen vermogen / totaal vermogen Deze ratio meet de financiële autonomie van de onderneming: hoe groter, hoe minder de onderneming afhankelijk is van door derden verstrekte middelen. De financiële onafhankelijkheidsgraad is het hoogste voor de bedrijven uit de Meetjeslandse voedingscluster (32,8% of bijna een derde van het totaal vermogen wordt gevormd door eigen vermogen), het laagste voor een Belgisch voedingsbedrijf (29,8%).
•
dekking van het totaal vreemd vermogen door de cash flow (%) = uitgebreide cash flow voor winstuitkering / vreemd vermogen Aan de hand van deze ratio kan de terugbetalingscapaciteit van de onderneming worden berekend: o Voeding Meetjesland = 100/8,23 = 12,2 jaren; o voedingsbedrijven Oost-Vlaanderen = 100/17,46 = 5,7 jaren; o voedingsbedrijven Vlaams Gewest = 100/17,44 = 5,7 jaren; o Belgische voedingsbedrijven = 100/16,59 = 6,0 jaren. De terugbetalingscapaciteit is het beste voor de Oost-Vlaamse en Vlaamse voedingsbedrijven (5,7 jaren). Voor Voeding Meetjesland bedraagt deze 12,2 jaren.
5.2.2.3. Rendabiliteit: Ratio's met betrekking tot de rendabiliteit geven weer in welke mate de onderneming winstgevend is. Tabel 28: Rendabiliteitsratio's van de voedingsbedrijven • 2006 RENDABILITEIT Netto-rendabiliteit EV na belast. (%) Bruto-rendabiliteit EV na belast. (%)
Voeding Meetjesland 11,03 30,91
OostVlaanderen 7,28 27,72
Vlaams Gewest 8,56 30,20
België 8,51 32,27
Bron: Bureau van Dijk, cd-rom Belfirst oktober 2007
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
53
•
netto-rendabiliteit van het eigen vermogen na belastingen (%) = winst of verlies van het boekjaar na belastingen / eigen vermogen Het nettoresultaat dat de onderneming boekt na de betaling van alle bedrijfs-, financiële en uitzonderlijke ko sten en belastingen is in principe de vergoeding voor de aandeelhouders of de vennoten. Het nettoresultaat van het boekjaar wordt vergeleken met het eigen vermogen, op voorwaarde dat dit eigen vermogen positief is. De netto-rendabiliteit is het hoogste voor de Meetjeslandse voedingsbedrijven, namelijk 11%.
•
bruto-rendabiliteit van het eigen vermogen na belastingen (%) = uitgebreide cash flow / eigen vermogen Door niet de winst van het boekjaar maar wel de uitgebreide cash flow te vergelijken met het eigen vermogen, wordt het zelffinancieringspotentieel van een onderneming berekend. Deze is het hoogst voor de Belgische voedingsbedrijven, het laagst in Oost-Vlaanderen. Meer cash flow betekent namelijk een verminderde behoefte aan vreemde middelen.
5.2.2.4.Toegev oegde waarde: Ratio's met betrekking tot de toegevoegde waarde geven weer in hoeverre een onderneming erin slaagt, door de inzet van haar productiefactoren, v oldoende w aarde toe te v oegen aan de aangekochte/verbruikte goederen en diensten. De bruto toegevoegde waarde vertegenwoordigt de waarde die de onderneming, toevoegt aan de waarde van de verbruikte goederen en diensten. De toegevoegde waarde wordt bekomen door de waarde van de productie (de som van de verkochte productie, de geproduceerde vaste activa, de wijziging van de voorraden goederen in bewerking en gereed product, de bestellingen in uitvoering) te verminderen met het intermediair verbruik (de som van de kosten van de handelsgoederen, de grond- en hulpstoffen, de diensten en de diverse goederen). Dit is een maatstaf voor de productiviteit en de concurrentiekracht van de onderneming. Tabel 29: Toegevoegde waarderatio's van de voedingsbedrijven • 2006 TOEGEVOEGDE WAARDE Personeelskost / TW (%) Financiële kost / TW (%) Nieuwe materiële VA / TW (%)
Voeding Meetjesland 66,08 9,59 10,38
OostVlaanderen 65,42 3,59 17,09
Vlaams Gewest 66,23 3,53 15,37
België 68,53 3,42 13,63
Bron: Bureau van Dijk, cd-rom Belfirst oktober 2007 •
aandeel van de personeelskost in de toegev oegde w aarde (%) = bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen / toegevoegde waarde Deze ratio geeft het relatief belang van de personeelkosten in de toegevoegde waarde. Voor alle populaties schommelt dit aandeel tussen 66% en 68%.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
54
•
aandeel van de financiële kosten in de toegev oegde waarde (%) = financiële kosten / toegevoegde waarde Deze ratio geeft het relatief belang van de kosten van de schulden in de toegevoegde waarde. De financiële kosten omvatten de vergoeding voor het ontlenen van vreemd vermogen en niet het aflossingsbestanddeel. Het aandeel van de financiële kosten in de toegevoegde waarde is opmerkelijk hoger voor de bedrijven van de Meetjeslandse voedingscluster, namelijk bijna 9,6%. Voor de andere populaties schommelt deze ratio rond de 3,5%.
•
aandeel van de nieuwe materiële vaste activ a in de toegev oegde waarde (%) = nieuwe materiële vaste activa / toegevoegde waarde Het aandeel van de nieuwe materiële vaste activa in de toegevoegde waarde is het hoogst in OostVlaanderen met 17%, het laagste in het Meetjesland (10,4%).
5.2.2.5. Investeringen: •
aanschaffingen van materiële vaste activ a / materiële vaste activa op het einde van het v orige boekj aar (%) Deze ratio, ook wel de investeringsquote genoemd, geeft een indicatie van de investeringsinspanning van een onderneming geleverd tijdens het boekjaar. Tabel 30: Investeringsquote van de voedingsbedrijven • 2006
INVESTERINGEN Nieuwe materiële VA / materiële VA (%)
Voeding Meetjesland 20,06
OostVlaanderen 26,29
Vlaams Gewest 21,57
België 19,86
Bron: Bureau van Dijk, cd-rom Belfirst oktober 2007 De ratio is het hoogst in Oost-Vlaanderen. De voedingsbedrijven van het Meetjesland vertonen een gemiddelde investeringsquote van 20%. 5.2.2.6. Financiële gezondheid van de Meetj eslandse voedingsbedrijven: Met betrekking tot de liquiditeit, of de mogelijkheid van de onderneming om op korte termijn aan haar betalingsverplichtingen te voldoen, scoren de Meetjeslandse voedingsbedrijven iets minder dan de overige voedingsbedrijven, wat niet wegneemt dat de bedrijven van de voedingscluster Meetjesland nog steeds een gezonde liquiditeitpositie optekenen: met een current rato groter dan 1, hebben de Meetjeslandse voedingsbedrijven genoeg liquide middelen om op korte termijn aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. Het duurt gemiddeld 40 dagen vooraleer de geproduceerde voorraden en de bestellingen in uitvoering te gelde worden gemaakt. De betalingstermijn voor de klanten bedraagt 49 dagen; het leverancierskrediet bedraagt 47 dagen, waardoor de Meetjeslandse voedingsbedrijven hun leveranciers iets sneller betalen dan de overige voedingsondernemingen. Inzake de financiële autonomie van de ondernemingen, scoort het Meetjesland beduidend beter dan de overige voedingsbedrijven: bijna een derde van het totaal vermogen is opgebouwd uit eigen vermogen, waardoor de Meetjeslandse voedingsbedrijven minder snel afhankelijk zijn van door derden verstrekte financiële middelen. De dekking van het vreemd vermogen door de cash flow is voor het Meetjesland, in vergelijking met de andere populaties, dan weer het laagst (8,23%).
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
55
Wat betreft de rendabiliteit nemen de Meetjeslandse voedingsbedrijven dan weer de koppositie in wanneer de netto winst wordt vergeleken met het eigen vermogen; of met andere woorden de netto-rendabiliteit voor het Meetjesland bedraagt 11%, tegenover 7,3 à 8,6% voor de andere bedrijven. Door niet de winst van het boekjaar maar wel de uitgebreide cash flow te vergelijken met het eigen vermogen, wordt het zelffinancieringspotentieel van een onderneming berekend. Het Meetjesland scoort hier gemiddeld. Uit de ratio's met betrekking tot de toegevoegde waarde tenslotte, concluderen we dat het aandeel van de financiële kosten in de toegevoegde waarde relatief hoog is voor het Meetjesland (9,6%), respectievelijk het aandeel van de nieuwe materiële vaste activa dan weer laag is (10,4%). Het aandeel van de personeelskosten in de toegevoegde waarde bedraagt voor alle populaties ongeveer 67%. Afhankelijk van de bestudeerde financiële ratio's, positioneren de Meetjeslandse voedingsbedrijven zich al dan niet vooraan in de rangschikking. Men kan dus stellen dat de Voedingscluster Meetjesland gemiddeld scoort, wat niet betekent dat zij geen gezonde financiële situatie zou hebben uitgebouwd. 5.2.3. Bevraging Om vergelijking van de resultaten met voorgaande impactstudie mogelijk te maken, werd bij het opstellen van de enquête vooreerst uitgegaan van het enquêteformulier van de eerste impactstudie voeding (2002). Ook de enquête rond innovatiecapaciteit van de agri-business in het Meetjesland werd bekeken (2005). Vervolgens werd de enquête verder vervolledigd in overleg met de Vlerick Leuven Gent Management School, vooral met betrekking tot het innovatief aspect van de bedrijven en de vraag welke verwachtingen de eventuele komst van een incubatiecentrum in het Meetjesland wekt. Op deze laatste vraag formuleerde de Vlerick School reeds een antwoord. In het voorjaar van 2008 werd namelijk het rapport "Onderzoeksproject: kenniseconomie in het Meetjesland" gepubliceerd. Belangrijkste conclusies zijn de volgende: • na bevraging van de agro-food kenniscentra, de voedingssector en experten op het vlak van incubatiecentra blijkt er geen behoefte te zijn aan een incubatiecentrum voor agro-food in het Meetjesland; • het Meetjesland kan wel gebruikmaken van zijn uitstekende ligging om een bedrijvencentrum met focus op kennisintensieve activiteiten op te richten. Het enquêteformulier rond de voedingsindustrie in Oost-Vlaanderen is opgenomen in bijlage 3. In totaal werd de enquête naar 130 Oost-Vlaamse voedingsbedrijven verstuurd, waarvan 15,4% met maatschappelijk zetel in het Meetjesland. 5.3. Resultaten van de enquête In hetgeen volgt, worden de resultaten van de enquête "Impact van de voedingsindustrie, 2008" weergegeven. Wat de omschrijving van de populatie naar vestiging, verankering en activiteit betreft, worden alle deelnemende voedingsbedrijven samen geanalyseerd. Bij de analyse van het personeel, leveranciers- en klantengerichtheid, ruimtegebruik, milieu- en innovatieinspanningen worden de gegevens bekeken voor de deelnemende bedrijven uit de voedingscluster enerzijds en de 'overige' Oost-Vlaamse voedingsbedrijven anderzijds. Uiteraard worden de gegevens met elkaar vergeleken.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
56
5.3.1.Respons Een hoge responsgraad is belangrijk voor de betrouwbaarheid van de cijfers: • •
de 10 bedrijven behorende tot de voedingsluster Meetjesland hebben deelgenomen aan de enquête; van de 120 voedingsbedrijven die niet tot de voedingscluster behoren, hebben 26 bedrijven de enquête ingevuld teruggestuurd. Dit is een respons van 21,7%, wat vrij hoog is.
Samen met de 10 voedingsproducenten van Voeding Meetjesland, hebben dus 36 bedrijven deelgenomen aan de enquête "De voedingsindustrie in Oost-Vlaanderen" of dit is een respons van 27,7%. Dit is ruim een vierde. 5.3.2. Locatie De voedingsbedrijven die deelgenomen hebben aan de enquête zijn vrij gelijkmatig verspreid over de provincie. Opvallend is het overwicht van twee steden: 14,3% deelnemende voedingsbedrijven zijn in Gent gevestigd, respectievelijk 8,6% in Eeklo. Op de volgende pagina's zijn de coördinaten van de deelnemende bedrijven opgenomen. 5.3.3. Sectoren 44,4% of 16 voedingsbedrijven zijn werkzaam in de vleesindustrie; bijna 14% in de subsector van chocolade en suikerwaren. Tot de voedingsbedrijven behorende tot de "overige voedingswaren", eveneens goed voor 13,9% van het aantal deelnemende voedingsondernemingen, worden gerekend een maalderij, twee producenten van bioen/of dieetvoeding en twee producenten van bereide maaltijden. Figuur 12: Verdeling van de deelnemende voedingsbedrijven naar bedrijfstak • 2008 c hoco lade en s uikerw a ren; 13 ,9% ove rige vo eding sw a ren; 13,9%
vlees prod ucten; 4 4,4%
brood e n b anket; 11 ,1% zu ivel; 8,3%
o liën en vetten; 2 ,8 %
d ranken; 5,6%
Bron: Enquête "Impact van de voedingsindustrie, 2008"
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
57
Tabel 31: Samenstelling deelnemende voedingsbedrijven enquête "Impact van de voedingsindustrie, 2008" • 2008 Naam bedrijf Algist Bruggeman nv Baeten & C° nv Bellona Patis nv Brouwerij Van Steenberge Campina nv
Straat Langerbruggekaai 37 Fortstraat 28 Pamelstraat-Oost 430 Lindenlaan 25
Gemeente 9000 Gent 9290 Ov ermere 9400 Ninov e 9940 Ertv elde
Website www.algistbrug.be www.baetennv .be --www.v ansteenberge.com
Activiteit Gist Spijs- en bakv etten Brood en banket Bieren
Venecolaan 17
9880 Aalter
www.campina.be
Cav alier Chicken Masters of Belgium Chocolaterie Guy lian nv Conf iserie Thijs Conf iserie Tref in nv
Pussemierstraat 46 Kortrijksesteenweg 244
9900 Eeklo 9800 Deinze
www.cav alier.be www.chickenmasters.be
Europapark-Oost 1 Industriepark Noord 20 Waaslandlaan 5
9100 Sint-Niklaas 9100 Sint-Niklaas 9160 Lokeren
www.guy lian.be www.conf iserie-thijs.com www.tref in.com
Conf iserie Van Damme Country Chef Belgium nv
Voordestraat 34 Knokkeweg 19 B
9230 Wetteren 9880 Aalter
www.v andammegroup.com www.countrychef.be
Culinor nv De Nil Vleeswaren
Houtstraat 46 Zwaarv eld 39
9070 Destelbergen 9220 Hamme
www.culinor.com www.denilv leeswaren.be
Duf ina Denderlux nv Etn. Adriaens nv Filliers Graanstokerij nv Ganda Molens nv Guillaume bv ba
Grote Baan 53 Ophemstraat 154 Slachthuisstraat 1 Leernsesteenweg 3 Stropkaai 27 Zoeterbeke 32
www.duf ina.be www.denderlux.be www.adriaens.be www.f illiers.be www.panif lower.be ---
Imperial Meat Products v of Inex nv IPD nv Lammens – Edno Vleeswaren Le Larry nv
Grote Baan 200
9920 Lov endegem 9400 Voorde (Ninove) 9620 Zottegem 9800 Deinze 9000 Gent 9520 Sint-Liev ensHoutem 9920 Lov endegem
Melk en drinks, room en kaas Dieetchocolades Bereidingen v an gev ogelte Chocolade Snoepgoed Conf iserie en chocolade Marshmallows Vacuüm bereide maaltijden en maaltijdcomponenten Bereide maaltijden Producten van paardenv lees Vleeswaren Vleeswaren Vleeswaren Jenev ers en likeuren Maalderij Vleeswaren
www.imperial.be
Vleeswaren
Meulestraat 19 Zav elstraat 13 Bohemen 101 A
9520 Bav egem 9190 Stekene 9260 Wichelen
www.inex.be --www.edno.be
Zuiv el Vleeswaren Vleeswaren
Haenhoutstraat 216
9070 Destelbergen
www.lelarry .be
Lima nv
Industrielaan 9
9990 Maldegem
www.limaf ood.com
Lonki nv
Frankrijkstraat 10
9140 Temse
www.lonki.be
Lotus Bakeries nv
Gentstraat 52
9971 Lembeke
www.lotusbakeries.be
M. Rykaert nv Merv ee
Slachthuisstraat 20 Waterstraat 6A
-----
Noy en nv Ter Beke Fresh Food Group nv Theo Bauwens nv
Noorwegenstraat 14 Beke 1
9900 Eeklo 9040 SintAmandsberg 9940 Ev ergem 9950 Waarschoot
Ambachtelijke geitenkaas Verse en droge v oeding, bioproducten Bereidingen v an konijn Speculoos, cakes en gebak, waf els en galetten Vleeswaren Vleeswaren
Heikensstraat 5
9240 Zele
www.bau wensmeat.com
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
www.noy en.be www.terbeke.be
Vleeswaren Vleeswaren en bereide gerechten Gekookte v leeswaren
58
(vervolg tabel 31) Vamix nv
VNT-CEVAL Healthf ood nv Welda
Nieuwendorpe 16
9900 Eeklo
www.v andemoortele.com
Hav erheidelaan 13
9140 Temse
www.cev al.be
Westerring 19
9700 Oudenaarde
www.welda.biz
Diepv ries bakkerijproducten, margarines en v etten, sojaproducten Dieet- en biokoekjes, speculaas Gekookte hammen
Bron: Enquête "Impact van de voedingsindustrie, 2008" 5.3.4. Verankering 10 van de voedingsbedrijven (30,3%) zijn dochteronderneming. Bij 40% hiervan is het moederbedrijf binnen OostVlaanderen gevestigd; nog eens 40% is afhankelijk van een moederbedrijf in het buitenland. 5.3.5. Personeel 5.3.5.1.Samenstelling van het personeel: Opvallend is dat een onderneming behorende tot de voedingscluster Meetjesland gemiddeld meer personeel tewerkstelt dan een Oost-Vlaams voedingsbedrijf. Er bestaat dan ook geen twijfel dat het Meetjesland zijn naam als voedingsregio waarmaakt, doordat er vele "grote" voedingsbedrijven zijn gevestigd: gemiddeld stelt een voedingsbedrijf er 188 werknemers tewerk; in OostVlaanderen zijn dit gemiddeld 60 werknemers 21. Tabel 32: Beschrijving van het werknemersbestand van de deelnemende voedingsbedrijven • 2008 Voeding Meetjesland 187,7
(uitgez. Voeding Mtl)
69,3% 30,7%
74,6% 25,4%
Naar statuut: Kaderleden Bedienden Arbeiders
4,7% 22,9% 72,4%
3,3% 18,8% 77,9%
Naar arbeidsregime: Voltijds Deeltijds
82,0% 18,0%
88,2% 11,8%
Mobiliteit: % werknemers uit het Meetjesland % werknemers uit Oost-Vlaanderen
87,3% -
83,9%
Gemiddeld personeelsbestand (werknemers/bedrijf ) Naar geslacht: Mannen Vrouwen
Oost-Vlaanderen 59,6
Bron: Enquête "Impact van de voedingsindustrie, 2008" In de voedingsnijverheid worden nog steeds meer mannen dan vrouwen tewerkgesteld: voor Voeding Meetjesland gaat het om 69,3% mannen. Voor de provincie Oost-Vlaanderen zijn drie vierden van de werknemers man.
21
Nog even ter herinnering meegeven dat in de selectie van voedingsbedrijven, enkel ondernemingen met meer dan 10 werknemers zijn weerhouden. De "kleinste" v oedingsbedrijv en naar tewerkstelling werden dus uit de steekproef geweerd, gezien sommige v ragen binnen de enquête v oor kleinere bedrijv en niet relev ant zijn. Uit vorige hoofdstukken is gebleken dat een Oost-Vlaams v oedingsbedrijf (v anaf 1 werknemer) gemiddeld 15,7 werknemers telt.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
59
Meer dan 70% van de werknemers valt onder de beroepscategorie 'arbeider'. Circa 20% heeft het statuut van bediende. Wat het arbeidsregime betreft, werkt het merendeel van de werknemers voltijds. In Voeding Meetjesland werkt 82% voltijds; in Oost-Vlaanderen ligt dit percentage hoger met 88,2%. Meer dan 87% van de personeelsleden tewerkgesteld in de Voedingscluster Meetjesland zijn afkomstig uit de twaalf Meetjeslandse gemeenten. Bijna 84% van de werknemers van Oost-Vlaamse voedingsbedrijven zijn afkomstig uit de onmiddellijke omgeving, zijnde de provincie Oost-Vlaanderen. 5.3.5.2 Werkvormen: In de enquête werd tevens de vraag gesteld naar 'atypische arbeidsvormen', namelijk avondwerk, nachtarbeid, zaterdagwerk, zondagwerk en ploegenarbeid. In praktisch alle Meetjeslandse vestigingen werd ploegenarbeid toegepast. In bijna de helft van de gevallen komt ook nachtarbeid, avondwerk en weekendwerk voor. Wanneer in de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven volgens specifieke werkvormen wordt gewerkt, is bijna 42% daarvan toe te schrijven aan ploegenarbeid. Maar ook nachtarbeid is goed voor ruim 20% van de atypische arbeidsvormen. Ook in de Oost-Vlaamse ondernemingen komen avond- en weekendwerk voor, zij het in mindere mate. 5.3.5.3. Ad interim personeel: Alle Meetjeslandse bedrijfsvestigingen behalve één, doen beroep op uitzendarbeid: gemiddeld worden 25 interimwerknemers per bedrijf tewerkgesteld. 72% van de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven werken met interimpersoneel, met een gemiddelde van 9,5 uitzendkrachten per bedrijf. De Meetjeslandse voedingsbedrijven doen dus gemiddeld meer beroep op ad interim personeel en stellen ook meer interimwerknemers tewerk. De voedingsbedrijven konden in de enquête de redenen aanduiden waarom zij beroep deden op interimpersoneel, met een aanduiding van 'niet van belang' tot 'heel belangrijk'. De voornaamste redenen bij zowel de voedingsbedrijven uit het Meetjesland als Oost-Vlaanderen waren vooreerst het opvangen van uitzonderlijke toenames in het werk (door toegenomen productie, afwerken van een bestelling, enz.) en vervolgens met het oog op de aanwerving van vast personeel. Bij de Meetjeslandse voedingsbedrijven komt daar nog eens het vervangen van afwezig personeel bij, bijvoorbeeld in geval van ziekte, zwangerschapsverlof of tijdens vakantieperiodes (jobstudenten). Daarenboven is het voor de voedingsbedrijven een vrij vlugge manier om adequaat personeel te vinden op korte termijn, gezien interimkantoren over uitgebreide gegevensbanken beschikken. Uit de nota "Lekker divers! Praktijkvoorbeelden van diversiteit in de voedingsindustrie" (bron: IPV, 2008) blijkt dat de meeste voedingsbedrjiven werken met één of twee vaste uitzendkantoren; die "vaste" kantoren kennen namelijk het bedrijf goed en weten dus ook wat wordt verwacht van de interimwerknemers. Eén voedingsbedrijf heeft aangegeven gebruik te maken van interimpersoneel, wegens het nijpend tekort van arbeidskrachten in de voedingsindustrie of met andere woorden de gehele krapte op de arbeidsmarkt. 5.3.5.4. Opleiding van het personeel: Wat opleiding van het personeel betreft, bestaan er kleine verschillen tussen de Meetjeslandse en Oost-Vlaamse voedingsbedrijven. De bedrijven van Voeding Meetjesland maken hoofdzakelijk gebruik van bedrijfsinterne opleidingen, bijscholingen in een welbepaald vakgebied en studiedagen.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
60
De Oost-Vlaamse voedingsbedrijven bieden in de eerste plaats vorming aan onder de vorm van bedrijfsinterne opleidingen, vervolgens wordt bijscholing in een bepaald vakgebied aangeboden of wordt een studiedag ingericht. 5.3.6. Klanten en leveranciers Tabel 33: Beschrijving van het klanten- en leveranciersbestand van de deelnemende voedingsbedrijven • 2008 Voeding Meetjesland
(uitgez. Voeding Mtl)
Oost-Vlaanderen
Klanten: In het Meetjesland In (de rest v an) Oost-Vlaanderen In de rest v an België In het buitenland
2,9% 2,2% 26,5% 68,4%
18,4% 49,3% 32,3%
Leveranciers van grondstoffen, machines, enz. Uit het Meetjesland Uit (de rest van) Oost-Vlaanderen Uit de rest van België Uit het buitenland
5,4% 15,6% 50,1% 28,9%
28,9% 50,2% 20,7%
Leveranciers van diensten Uit het Meetjesland Uit (de rest van) Oost-Vlaanderen Uit de rest van België Uit het buitenland
32,3% 16,7% 25,4% 25,6%
46,5% 45,7% 7,8%
Bron: Enquête "Impact van de voedingsindustrie, 2008" 5.3.6.1. Klanten: Opmerkelijk is dat bijna 68,57% van de klanten van de Meetjeslandse voedingsbedrijven in het buitenland zijn gevestigd, tegenover 32,3% voor de Oost-Vlaamse bedrijven. Voor de bedrijven uit Voeding Meetjesland is de buitenlandse markt dus veruit de grootste afzetmarkt, terwijl de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven "dichter bij huis" leveren (de klanten zijn er voor ruim 18% in Oost-Vlaanderen gevestigd, nog eens de helft in de rest van België). 5.3.6.2. Leveranciers van grondstoffen, machines, enz.: Ruim 5% van de leveranciers van grondstoffen aan de Meetjeslandse voedingsbedrijven zijn afkomstig uit het Meetjesland, nog eens 15,6% uit de rest van Oost-Vlaanderen. Voor bijna 29% van de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven zijn de leveranciers afkomstig uit de provincie. Toch worden nog voor 29% (Voeding Meetjesland) en bijna 21% (Oost-Vlaanderen) grondstoffen en machines aangetrokken vanuit het buitenland. 5.3.6.3. Leveranciers van diensten: De dienstenbedrijven zijn dan weer dichter rond de voedingsbedrijven gesitueerd: 46% tot de helft van de dienstenbedrijven zijn gevestigd in de provincie Oost-Vlaanderen. Opvallend is het hoge percentage buitenlandse dienstenbedrijven waar de Meetjeslandse voedingsbedrijven beroep op doen, namelijk 25,6%. Mogelijke verklaring is dat het Meetjesland grenst aan Nederland en het "buitenland" dus uiteindelijk niet veraf is.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
61
5.3.7. Ruimtegebruik Een voedingsbedrijf uit het Meetjesland beschikt over beduidend meer oppervlakte dan een Oost-Vlaams voedingsbedrijf: een Meetjeslandse voedingsonderneming heeft gemiddeld 12,2 hectare in gebruik/in bezit, tegenover 4,5 hectare voor een Oost-Vlaamse onderneming. Twee derden van de Meetjeslandse ondernemingen overwegen om te verhuizen indien er binnen de gemeente onvoldoende ruimte blijkt te zijn voor uitbreiding. In Oost-Vlaanderen overweegt 27,2% een herlokalisatie indien nodig. Bijna een kwart van de ondernemingen heeft verklaard moeilijkheden ondervonden te hebben bij een fysieke uitbreiding van het bedrijf. De redenen zijn divers: gelegen in een groenzone of woonzone (omwonenden vrezen geur- en lawaaihinder, 100 meter-regel binnen de voedingsindustrie), problemen bij de aansluiting op het rioleringsnetwerk, moeilijkheden bij de inplanting van windenergieturbines, enz. Onderstaande figuren geven het gewogen gemiddelde 22 weer van een aantal vestigingsfactoren: enerzijds wordt het belang weergegeven die de bedrijfsleiders hechten aan bepaalde vestigingsfactoren, anderzijds wordt de mate weergegeven waarin hieraan is voldaan voor de onderneming. De eerste figuur geeft de situatie voor Voeding Meetjesland weer. Het meeste belang wordt gehecht aan een goede mobiliteit, onder andere van de werknemers, en goede transportmogelijkheden / infrastructuur. Ook de aanwezigheid van voldoende opgeleid personeel en het positief imago van de regio zijn belangrijk. Het minst belang wordt gehecht aan goede milieukwaliteit en de nabijheid van onderwijsinstellingen. Ook de nabijheid van klanten vormt geen prioriteit. Hoe scoren de ‘belangrijke’ vestigingsfactoren binnen het Meetjesland; is hieraan voldaan? De twee genoemde vestigingsfactoren scoren matig. Het meest positief worden beoordeeld de goede milieukwaliteit (lucht en water) en het positief imago van de regio. Figuur 13: De vestigingsfactoren voor voedingsbedrijven in het Meetjesland • 2008 16,0%
14,4%
14,4%
13, 9%
14,0%
12,8%
11,9%
gewogen gemi ddelde
12,0%
10,6% 10,0%
10,2%
1 0,2%
11,9 % 9,5%
8,5%
8 ,4%
12,4%
1 2,8%
11,1 % 10,9%
9,0%
8,0%
7,0%
6,0% 4,0%
Voedi ng Meetjes land belang
goede milieukw aliteit
positief imago van de regio
nabijhei d leveran ciers
na bijheid k lanten
nabijh eid kenn is- en onde rzoekscentra
nabijh eid onde rwijs
voldoen de perso neel aanwezig
mobiliteit
0,0%
transportmogelijk heden
2,0%
Voedi ng Meetjesl and vol daan
Bron: Enquête “Impact van de voedingsindustrie, 2008” 22
Het gewogen gemiddelde is een gemiddelde waarv an de waarde het meest beïnvloed wordt door de getallen met het grootste gewicht. Bij het gewogen gemiddelde wordt met andere woorden rekening gehouden met het feit dat de ene waarde zwaarder doorweegt in de eindscore dan een andere waarde: aan de variabele "heel belangrijk" wordt een groter gewicht toegekend dan aan de v ariabele "niet v an belang".
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
62
Ook de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven hechten het meeste belang aan dezelfde vestigingsfactoren als de Meetjeslandse ondernemingen, zij het in een andere volgorde van belangrijkheid (figuur 14): vooreerst goede infrastructuur, vervolgens vlotte mobiliteit van de werknemers en tenslotte de aanwezigheid van voldoende opgeleid personeel. Welke factoren worden het beste beoordeeld binnen de provincie? De infrastructuur, de personenmobiliteit en de aanwezigheid van potentiële werknemers. Milieukwaliteit staat op een vierde plaats. Figuur 14: De vestigingsfactoren voor voedingsbedrijven in Oost-Vlaanderen • 2008 16,0% 14,0%
15,0% 13,9%
13,9%
13,0%
12,9% 11,6%
gewogen gemiddelde
12,0%
10,6% 10,3% 10,0%
9,0% 7,6%
8,0%
10,8%
11,2% 10,8%
11,2% 11,2%
9,9%
9,0% 7,8%
6,0% 4,0% 2,0%
Oost-Vlaanderen belang
goede milieukw aliteit
positief imago van de reg io
nabij heid levera nciers
nabijhe id k lanten
na bijheid ken nis- en o nderzoe kscentra
na bijheid ond erwijs
vold oende pers oneel aa nwezig
tra nsportmogelijk heden
mobili teit
0,0%
Oos t-Vlaanderen voldaan
Bron: Enquête “Impact van de voedingsindustrie, 2008” 5.3.8. Milieu Alle voedingsbedrijven doen milieuvriendelijke of energiezuinige investeringen, zij het op verschillende manieren. Op de vraag welke inspanningen de bedrijfsvestigingen in het Meetjesland doen, komen de volgende antwoorden het meeste voor (allemaal tekenen ze 12,8% van het totaal aantal antwoorden op): afvalbeperking en terugdringing van geurhinder, milieugericht onderzoek en aanvraag van een milieuvergunning. Binnen de Oost-Vlaamse vestigingen, ligt de klemtoon iets anders: • • • • •
beperken van afval (18,8% van de antwoorden); eigen zuiveringsinstallatie (resp. 15,6%); aanvraag van een milieuvergunning (resp. 13,5%); aanstellen van een externe milieucoördinator (resp. 11,5%); beperken van de geurhinder (resp. 10,4%).
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
63
5.3.9. Innovatie Het meeste budget wordt besteed aan innovatie met betrekking tot de productontwikkeling. Tevens wordt regelmatig aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) gedaan. Opvallend zijn de inspanningen die de Meetjeslandse voedingsbedrijven doen op het gebied van marktonderzoek, in vergelijking met de Oost-Vlaamse ondernemingen. Tabel 34: Innovatie-inspanningen van de voedingsbedrijven • 2008 Voeding Meetjesland
(uitgez. Voeding Mtl)
Oost-Vlaanderen
Innovatie-inspanningen van de vestigingen: Productontwikkeling R&D Marktonderzoek Andere (productiemethode)
40,0% 30,0% 25,0% 5,0%
54,2% 33,3% 12,5% 0,0%
Redenen om te innoveren: Milieu Voedselv eiligheid / hygiëne Kostenminimalisatie Verbeteren kwaliteit Af bakenen van de markt, niche Op v raag van de klant Andere (dy namiek, concurrentie)
6,3% 25,0% 15,6% 25,0% 9,4% 15,6% 3,1%
6,0% 25,4% 16,4% 20,9% 13,4% 17,9% 0,0%
Bron: Enquête "Impact van de voedingsindustrie, 2008" De belangrijkste redenen om te innoveren zijn de voedselveiligheid en het verbeteren van de kwaliteit van de producten. Ook wordt op vraag van de klant geïnnoveerd, vormt kostenminimalisatie een drijfveer of wil men zijn markt verder afbakenen.
Hoofdstuk 5: Enquête ‘Impact van de voedingsindustrie’
64
Bijlagen
65
Bronnen AC NIELSEN C° (2007). Voedingsuniversum 2007, 46 blz. B UREAU VAN DIJK (2007). BEL-FIRST cd-rom update 115.0 van oktober 2007. CENTRALE RAAD VOOR HET B EDRIJFSLEVEN (CRB), B IJZONDERE RAADGEVENDE COMMISSIE V OEDING (2003). Opleidingsinspanningen van de ondernemingen uit de voedingsindustrie, 4 blz. CENTRALE RAAD VOOR HET B EDRIJFSLEVEN (CRB), B IJZONDERE RAADGEVENDE COMMISSIE V OEDING (2005). Kwalitatieve aspecten van de werkgelegenheid in de voedingsindustrie, 15 blz. CENTRALE RAAD VOOR HET B EDRIJFSLEVEN (CRB), B IJZONDERE RAADGEVENDE COMMISSIE V OEDING (2005). De financiële ratio's van de voedingsindustrie: definities en vergelijkende langetermijnontwikkeling, 13 blz. CENTRALE RAAD VOOR HET B EDRIJFSLEVEN (CRB), B IJZONDERE RAADGEVENDE COMMISSIE V OEDING (2006). Studie over het concurrentievermogen en de werkgelegenheid in de voedingsindustrie, 59 blz. CENTRALE RAAD VOOR HET B EDRIJFSLEVEN (CRB), B IJZONDERE RAADGEVENDE COMMISSIE V OEDING (2006). Opleidingsniveau van de werknemers in de voedingsindustrie, de andere industrietakken en de voedingsindustrie in de Europese landen, 59 blz. CONSEIL CENTRAL DE L'E CONOMIE (CCE), COMMISSION CON SULTATIVE SPECIALE A LIMENTATION (2006). Aspects qualitatifs de l'emploi de l'industrie alimentaire: chiffres clés, 11 blz. DESIER E, P.; GOEMAN, P. (2006). Innovatie ten behoeve van de voedingsindustrie in Oost-Vlaanderen. Voorstel van een actieplan ter versterking van bestaande initiatieven. Gent: VLAO Oost-Vlaanderen, 11 blz. DE T IJD (2008). Arbeidsmarkt. Sectoren timmeren aan brug onderwijs-werk (persartikel), 31 mei 2008. E UROPEAN FOUNDATION FOR THE IMPROVEMENT OF L IVING AND WORKING CONDITIONS (2004). Sector futures. The future of the food and drink sector, 15 blz. FEDERATIE V OEDINGSINDUSTRIE (FEVIA) (2006). Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie in 2005/2006, 20 blz. FEDERATIE V OEDINGSINDUSTRIE (FEVIA) (2007). Het Nutritioneel Beleid van de Belgische Voedingsindustrie. Het tweede rapport van de initiatieven van de voedingsindustrie, 64 blz. FEDERATIE V OEDINGSINDUSTRIE (FEVIA) (2007). Economische ontwikkeling van de Belgische voedingsindustrie in 2006/2007, 11 blz. FEDERATIE V OEDINGSINDUSTRIE (FEVIA) (2008). Jaarverslag 2007. Een intensieve strijd op veel fronten, 31 blz. FEDERATIE V OEDINGSINDUSTRIE (FEVIA) (2008). Verband tussen prijsontwikkeling grondstoffen en groei van de voedingssector, door Chris Moris (Vervolmakingsdag, 30 januari 2008). PowerPoint-presentatie, 20 dia's. FEDERGON (2008). Belangrijke cijfers 2006. http://www.federgon.be/Cijfers.28.0.html FIEREMANS, K. (2007). Concurrentiestrategieën voor traditionle supermarkten in de context van de opmars van hard discounters. Verhandeling aangeboden tot het behalen van de graad van handelsingenieur (Katholieke Universiteit Leuven), 124 blz.
Bijlagen
66
FLANDERS INVESTMENT & T RADE (FIT). V LAAMS A GENTSCHAP VOOR INTERNATIONAAL ONDERNEMEN (2008). Nieuwe wetgeving in de Franse grootdistributie, 2 blz. FOD E CONOMIE, KMO, M IDDENSTAND EN E NERGIE (2007). Voedingsnijverheid. Conjunctuurrapport van juni 2007, 8 blz. FOODJOBS.BE (2008). Voedingssector vecht tegen vooroordelen. http://www.foodjobs.be/content/nl/artikels/Voedingssector_vecht_tegen_vooroordelen.cfm FOODJOBS.BE (2008). Profiel werknemers in de voedingsindustrie. http://www.foodjobs.be/content/nl/artikels/profiel_werknemers_in_de_voedingsindustrie.cfm IDEA CONSULT NV (2008). De Vlaamse Voedingsindustrie werkt. Cijfers en analyse, 49 blz. JOB & CO (2008). Opleiding Voeding. http://www.jobenco.be/bestanden/voeding%20Gent.pdf INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN (INR) (2008). Regionale rekeningen 1997-2006, 317 blz. INVEST IN FRANCE A GENCY (2008). 2007 Report on Foreign Direct Investment in France, 41 blz. K ONINGS, J. (2004). Studie in opdracht van FEVIA over de evolutie van de loonkosten in de voedingsindustrie. Leuven: KU Leuven, Departement Economie, 21 blz. L EFEVER, A. (2002). Meetjesland, sterk in voeding. Syntheserapport over de impact van de voedingssector op het Meetjesland, de voorwaarden en de strategie voor verdere groei. Eeklo: Voeding Meetjesland, 20 blz. L EFEVER, A. (2002). Meetjesland, sterk in voeding. De impact van de voedingsindustrie op het Meetjesland, de voorwaarden en de strategie voor verdere groei. Eeklo: Voeding Meetjesland, 49 blz. NATIONALE B ANK VAN B ELGIË (NBB) (2007). Conjunctuuronderzoekingen van mei 2007. Voedingsnijverheid, 28 blz. NATIONALE B ANK VAN B ELGIË (NBB), INSTITUUT VOOR DE NAT IONALE REKENINGEN (INR) (2007). Statistiek buitenlandse handel, kwartaalbericht 2007-II, 101 blz ONDERZOEKS- EN INFORMATIECENTRUM VAN DE V ERBRUIKERSORGANISAT IES (OIVO) (2007). Prijs en discriminatie, november 2007, 35 blz. OPLEIDINGSADVISEUR VOOR DE VOEDINGSINDUSTRIE (IPV) (2007). Jaarverslag 2006, 18 blz. OPLEIDINGSADVISEUR VOOR DE VOEDINGSINDUSTRIE (IPV) (2008). Opleiden, een thema in de ondernemingspraktijk, 48 blz. OPLEIDINGSADVISEUR VOOR DE VOEDINGSINDUSTRIE (IPV) (2008). Lekker divers! Praktijkvoorbeelden van diversiteit in de voedingsindustrie. 10 bedrijven vertellen, 36 blz. RIJKSDIEN ST VOOR S OCIALE ZEKERHEID (RSZ) (2002). Indeling van de vestigingseenheden naar activiteitstak en naar plaats op 30 juni 2000. Indeling van de werknemers naar activiteitstak en naar plaats op 30 juni 2000, Excel spreadsheets. RIJKSDIEN ST VOOR S OCIALE ZEKERHEID (RSZ) (2003). Indeling van de vestigingseenheden naar activiteitstak en naar plaats op 30 juni 2001. Indeling van de werknemers naar activiteitstak en naar plaats op 30 juni 2001, Excel spreadsheets. RIJKSDIEN ST VOOR S OCIALE ZEKERHEID (RSZ) (2004). Indeling van de vestigingseenheden naar activiteitstak en naar plaats op 30 juni 2002 Indeling van de werknemers naar activiteitstak en naar plaats op 30 juni 2002, Excel spreadsheets. Bijlagen
67
RIJKSDIEN ST VOOR S OCIALE ZEKERHEID (RSZ) (2005). Indeling van de vestigingseenheden naar activiteitstak en naar plaats op 31 december 2003. Indeling van de werknemers naar activiteitstak en naar plaats op 31 december 2003, Excel spreadsheets. RIJKSDIEN ST VOOR S OCIALE ZEKERHEID (RSZ) (2006). Indeling van de vestigingseenheden naar activiteitstak en naar plaats op 31 december 2004. Indeling van de werknemers naar activiteitstak en naar plaats op 31 december 2004, Excel spreadsheets. RIJKSDIEN ST VOOR S OCIALE ZEKERHEID (RSZ) (2007). Indeling van de vestigingseenheden naar activiteitstak en naar plaats op 31 december 2005. Indeling van de werknemers naar activiteitstak en naar plaats op 31 december 2005, Excel spreadsheets. RIJKSDIEN ST VOOR S OCIALE ZEKERHEID (RSZ) (2008). Indeling van de vestigingseenheden naar activiteitstak en naar plaats op 31 december 2006. Indeling van de werknemers naar activiteitstak en naar plaats op 31 december 2006, Excel spreadsheets. RIJKSINST ITUUT VOOR DE S OCIALE V ERZEKERINGEN D ER ZELF STANDIGEN (RSVZ) (2002). Evolutie van het aantal verzekeringsplichtigen (zelfstandigen + helpers) op 31 december 2000, Excel spreadsheets. RIJKSINST ITUUT VOOR DE S OCIALE V ERZEKERINGEN D ER ZELF STANDIGEN (RSVZ) (2004). Evolutie van het aantal verzekeringsplichtigen (zelfstandigen + helpers) op 31 december 2002, Excel spreadsheets. RIJKSINST ITUUT VOOR DE S OCIALE V ERZEKERINGEN D ER ZELF STANDIGEN (RSVZ) (2007). Evolutie van het aantal verzekeringsplichtigen (zelfstandigen + helpers) op 31 december 2005, Excel spreadsheets. RIJKSINST ITUUT VOOR DE S OCIALE V ERZEKERINGEN D ER ZELF STANDIGEN (RSVZ) (2008). Evolutie van het aantal verzekeringsplichtigen (zelfstandigen + helpers) op 31 december 2006, Excel spreadsheets. SD WORX (2007). Hoe mobiel is de werkende Belg? http://www.sd.be/site/website/be/nl/1000A/10000P_071219_25.htm?key=4c7 … SD WORX (2008). Bezorgdheden van werkgevers over hun personeel anno 2008. http://www.sd.be/site/website/be/nl/1000A/10000P_080207_20.htm?key=b8f1 … SEIN, INSTITUUT VOOR GEDRAGSWETENSCHAPPEN, UNIVERSIT EIT HASSELT (2006). Vrouwen en mannen in België, genderstatistieken en genderindicatoren, editie 2006. Brussel: Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 179 blz. S OCIAAL-E CONOMISCHE RAAD VAN V LAANDEREN (SERV). S TICHTING T ECHNOLOGIE V LAANDEREN (STV) – INNOVATIE & A RBEID (2005). Focus op werkbaar werk. Sectoren onder de loep. Werkbaarheid ongelijk verdeeld op de Vlaamse arbeidsmarkt, 3 blz. S OCIAAL-E CONOMISCHE RAAD VAN V LAANDEREN (SERV). S TICHTING T ECHNOLOGIE V LAANDEREN (STV) – INNOVATIE & A RBEID (2006). OPLEIDINGSADVISEUR VOOR DE VOEDINGSINDUSTRIE (IPV). Informatiedossier. Competentiebehoeften en opleiding in de voedingsnijverheid. Een kwalitatieve verkenning in enkele subsectoren, 114 blz. S TREEKPLATFORM + M EETJESLAND (2006). Kenniseconomie in het Meetjesland. Situering en ambitie. Voorbereidend dossier voor de Vlerick Leuven Gent Management School, 15 blz. S TUDIEDIENST VAN DE V LAAMSE REGERING (2008). Structuur van de Vlaamse uitvoer en kortetermijnprognose, 70 blz. S YNTRA M IDDEN-V LAANDEREN (2008). Voltijdse dagopleiding brood- en banketbakker. http://www.syntra-mvl.be/fiche.aspx?colliid=3183§or=184 S YNTRA M IDDEN-V LAANDEREN (2008). Voltijdse dagopleiding slager-spekslager. http://www.syntra-mvl.be/fiche.aspx?colliid=3183§or=183 Bijlagen
68
V ANAELST, I. (2008). Onderzoeksproject Kenniseconomie in het Meetjesland, Vlerick Leuven Gent Management School. 43 blz. V ANDENBROUCKE, F. (2008). Toespraak Frank Vandebroucke, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming. Colloquium Arbeidsmarkt en voedingsindustrie 'Food@work', 28 april 2008. V AN HERCK, B. (2004). Het Meetjesland, sterk in ontwikkeling. Tien jaar Streekplatform Meetjesland (1995-2004), Eeklo: Streekplatform Meetjesland, 120 blz. V LAAMSE DIENST VOOR A RBEID SBEMIDDELING EN B EROEPSOPLEIDING. VDAB S TUDIEDIENST (2006). Analyse vacatures 2005. Knelpuntenberoepen. Deel 1, 58 blz. V LAAMSE DIENST VOOR A RBEID SBEMIDDELING EN B EROEPSOPLEIDING. VDAB S TUDIEDIENST (2008). Totaal aantal ontvangen jobs per jaar. SECTOR dranken, voeding en tabak. Provincie Oost-Vlaanderen. 1999-2007, Excel spreadsheets. V LAAMSE DIENST VOOR A RBEID SBEMIDDELING EN B EROEPSOPLEIDING. VDAB S TUDIEDIENST (2008). Openstaande jobs op het einde van elk jaar. SECTOR dranken, voeding en tabak. Provincie Oost-Vlaanderen. 1999-2007, Excel spreadsheets. V ERMEIRE, B.; V IAENE, J.; GELLYNCK, X. & V AN HERCK, B. (2005). Leader+ project Meetjesland. Versterken van de innovatiecapaciteit in de Meetjeslandse agri-business sector op basis van lokale factorvoordelen. Gent: Universiteit Gent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, 157 blz.
Bijlagen
69
Bijlage 1 NACE-nomenclatuur van de voedingsnijverheid (NACE2003) Bron: FOD Economie – Directie Statistiek 15 151 1511 15111 1511101 1511102 1511103 1511104 1511105 1511106 1511107 15112 1512 15121 1512101 1512102 1512103 1512104 15122 1513 15131 1513101 1513102 1513103 15132 1513201 1513202 152 1520 15201 1520101 1520102 1520103 1520104 1520105 15202 1520201 1520202 1520203 153 1531 15311 1531101 1531102 1531103 1531104 1531105 15312 1531201 1531202 1532 15320 1532001 1532002
Bijlagen
Verv aardiging v an v oedingsmiddelen en dranken Productie en v erwerking v an v lees en v leesproducten Productie, v erwerking en conservering van vlees en vleesproducten Productie van vers v lees slachten v an dieren. productie van vers v lees, als hele dieren of in delen. productie van ruwe huiden en vellen afkomstig uit slachthuizen. smelten en raffineren v an reuzel en van andere dierlijke v etten, geschikt v oor consumptie. v erwerking v an slachtafvallen en krengen; productie van vleesmeel en -poeder en v an beendermeel. bewerking v an natuurlijke darmen. bewerking v an natuurlijke huidwol. Productie van diepgevroren vlees Productie en conserv ering v an v lees van gevogelte Productie van vers v lees van gevogelte slachten v an gev ogelte en v an konijnen. bereiding v an vers v lees van gevogelte en van konijnen. productie van vers v lees van gevogelte en van konijnen in indiv iduele porties. productie van veren en dons. Productie van diepgevroren vlees v an gev ogelte Verv aardiging v an v leeswaren en -conserven Verv aardiging v an v erse vleeswaren en v an v leesconserv en productie van gedroogd, gezouten of gerookt vlees. v ervaardiging van producten op basis v an v lees : verse worst, salami, witte pens, bloedworst, andouillettes, cerv elaatworst, saucisses de Boulogne, lev erpastei, galantines, rillette, gekookte ham, vle productie van verse kant- en klaarmaaltijden die vlees bev atten. Verv aardiging v an diepgev roren v leeswaren productie van diepgevroren vleeswaren. productie van diepgevroren kant- en klaarmaaltijden die v lees bevatten. Verwerking en conserv ering v an v is en v ervaardiging van visproducten Verwerking en conserv ering v an v is en v ervaardiging van visproducten Verwerking en conserv ering v an v is en v ervaardiging van verse v isproducten conserv ering (exclusief het bevriezen of diepv riezen) van vis en schaal- en weekdieren : drogen, roken, zouten, pekelen, inblikken, enz. v ervaardiging van producten op basis v an v is en v an schaalen weekdieren (exclusief diepgevroren producten) : productie v an gekookte v is, v isf illets, kuit en hom, kaviaar, kaviaarsurrogaten, enz. productie van verse kant- en klaarmaaltijden die vis bev atten. activ iteiten v an schepen waarop alleen v is wordt v erwerkt en geconserv eerd. productie van vismeel. Productie van diepgevroren vis en visproducten bev riezen of diepvriezen v an v is, schaal- en weekdieren. v ervaardiging van diepgevroren producten op basis v an v is en v an schaal- en weekdieren. productie van diepgevroren kant- en klaarmaaltijden die v is bevatten. Verwerking en conserv ering v an groenten en fruit Verwerking en conserv ering v an aardappelen Verwerking en conserv ering v an aardappelen productie van aardappelconserven, exclusief diepgevroren producten. productie van gedehydreerde aardappelpuree. productie van chips en dergelijke producten. v ervaardiging van meel en gries v an aardappelen. industrieel schillen v an aardappelen. Productie van diepgevroren aardappelbereidingen productie van voorgekookte ingev roren aardappelen. v ervaardiging van diepgevroren aardappelproducten. Verv aardiging v an groente- en fruitsappen Verv aardiging v an groente- en fruitsappen v ervaardiging van nectars en geconcentreerde groente- en fruitsappen. v ervaardiging van siropen.
70
1533 15331 1533101 1533102 15332 1533201 1533202 15333 1533301 1533302 1533303 1533304 154 1541 15411 1541101 1541102 15412 1541201 1541202 1542 15420 1542001 1542002 1543 15430 1543001 1543002 1543003 155 1551 15510 1551001 1551002 1551003 1551004 1551005 1551006 1551007 1551008 1551009 1551010 1552 15520 156 1561 15610 1561001 1561002 1561003 1561004 1561005 1561006
Bijlagen
Verwerking en conserv ering v an groenten en fruit, n.e.g Verwerking en conserv ering v an groenten conserv ering v an groenten : drogen, inleggen in olie of in azijn, inblikken, enz. v ervaardiging van uit groenten bestaande v oedingsmiddelen. Productie van diepgevroren groenten productie van diepgevroren groenten. v ervaardiging van uit diepgevroren groenten bestaande v oedingsmiddelen. Verwerking en conserv ering v an f ruit conserv ering v an f ruit : bevriezen, drogen, inleggen, inblikken, enz. v ervaardiging van uit fruit bestaande voedingsmiddelen. v ervaardiging van vruchtenpulp. v ervaardiging van jam, marmelade, gelei en f ruitmoes. Verv aardiging v an plantaardige en dierlijke oliën en vetten Verv aardiging v an ruwe oliën en v etten Verv aardiging v an ruwe plantaardige oliën productie van ruwe plantaardige oliën : olijf olie, sojaolie, palmolie, zonnebloemzaadolie, katoenzaadolie, raapzaad-, koolzaad- en mosterdzaadolie, lijnolie, enz. productie van meel of gries van oliehoudende zaden, noten of pitten, waaruit de olie niet is af gescheiden. Verv aardiging v an ruwe dierlijke oliën en v etten productie van dierlijke oliën en vetten, ongeschikt voor menselijke consumptie. extractie van olie en vetten uit vis en zeezoogdieren. Raff inage v an plantaardige oliën en v etten Raff inage v an plantaardige oliën en v etten raffinage van plantaardige oliën : olijf olie, sojaolie, enz. behandeling v an plantaardige oliën : blazen, koken, oxideren, polymeriseren, dehydreren, hy drogeneren, enz. Verv aardiging v an margarine en andere spijsv etten Verv aardiging v an margarine en andere spijsv etten v ervaardiging van margarine. v ervaardiging van mengsels van spijsvetten en dergelijke smeersels. v ervaardiging van samengesteld braadv et. Verv aardiging v an zuiv elproducten Zuiv elf abrieken en kaasmakerijen Zuiv elf abrieken en kaasmakerijen v ervaardiging van verse v loeibare melk, gepasteuriseerd, gesteriliseerd, gehomogeniseerd en/of ultra-hoog v erhit. v ervaardiging van room. v ervaardiging van ingedikte melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen. productie van melkpoeder. productie van boter. productie van kaas en wrongel. productie van wei. productie van caseïne en lactose (melksuikers). productie van yoghurt. productie van verse desserten op basis v an melk. Verv aardiging v an consumptie-ijs Verv aardiging v an consumptie-ijs Verv aardiging v an maalderijproducten, zetmeel en zetmeelproducten Verv aardiging v an maalderijproducten Verv aardiging v an maalderijproducten malen v an granen (inclusief de v oorbereidende werkzaamheden als drogen, sorteren, enz.) en de productie van meel, gries, griesmeel en pellets v an tarwe, rogge, hav er, maïs en andere granen. malen v an rijst en productie van rijstmeel. productie van gepelde, geslepen, gepolijste, geglansde, voorgekookte (parboiled) of geconv erteerde rijst. malen v an groenten en productie v an meel en gries van gedroogde peulgroenten, van wortels en knollen en van noten, geschikt voor menselijke consumptie. v ervaardiging van graanpreparaten voor het ontbijt. v ervaardiging van bereide meelmengsels voor brood, cake, biscuits, pannekoeken, enz.
71
1562 15620 1562001 1562002 1562003 1562004 1562005 1562006 1562007 1562008 157 1571 15710 1571001 1571002 1571003 1572 15720 158 1581 15811 1581101 1581102 15812 1582 15820 1582001 1582002 1582003 1583 15830 1583001 1583002 1583003 1583004 1583005 1584 15840 1584001 1584002 1584003 1584004 1584005 1584006 1585 15850 1585001 1585002 1586 15860 1586001 1586002 1586003 1586004 1586005 1586006 1587 15870 1587001 1587002 1587003 1587004
Bijlagen
Verv aardiging v an zetmeel en zetmeelproducten Verv aardiging v an zetmeel en zetmeelproducten v ervaardiging van stijfsel en zetmeel uit rijst, aardappelen, maïs, enz. v ervaardiging van inuline. natmaling van maïs v ervaardiging van glucose (druiv ensuiker), glucosesiroop, maltose, enz. v ervaardiging van gluten. v ervaardiging van tapioca. v ervaardiging van maïsolie. v ervaardiging van kunsthonig en karamel. Verv aardiging v an dierv oeders Verv aardiging v an v eevoeders Verv aardiging v an v eevoeders v ervaardiging van bereide v eevoeders, inclusief toev oegingen bereiding v an niet samengesteld (enkelvoudig) veev oeder. v ervaardiging van droog v oeder. Verv aardiging v an v oeders voor huisdieren Verv aardiging v an v oeders voor huisdieren Verv aardiging v an ov erige v oedingsmiddelen Verv aardiging v an brood en v ers banketbakkerswerk Industriële bakkerijen v ervaardiging op industriële schaal v an brood, broodjes, verse cakes, taarten en ander v ers banketbakkerswerk, (incl. diepv riesproducten) hoofdzakelijk bestemd v oor lev ering aan de kleinhandel, horeca v ervaardiging van bakkerijproducten in de v orm van deeg. Artisanale brood- en banketbakkerijen Verv aardiging v an beschuit en koekjes en ander houdbaar banketbakkerswerk Verv aardiging v an beschuit en koekjes en ander houdbaar banketbakkerswerk v ervaardiging van beschuit, koekjes, peperkoek, enz. v ervaardiging van ander houdbaar banketbakkerswerk, exclusief diepvriesproducten. v ervaardiging van versnaperingen, zoet dan wel gezouten. Verv aardiging v an suiker Verv aardiging v an suiker productie van riet-, biet-, ahorn, palmsuiker, enz., en van stroop v an deze suikers. productie van saccharosesuiker. productie van kandijsuiker. raffinage van suiker. productie van melasse. Verv aardiging v an cacao, chocolade en suikerwerk Verv aardiging v an cacao, chocolade en suikerwerk v ervaardiging van cacao, cacaoboter, cacaov et en cacao-olie. v ervaardiging van chocolade en chocoladeproducten. v ervaardiging van suikerwerk. v ervaardiging van hoestpastilles, keelpijnverzachters, enz. v ervaardiging van kauwgom. konf ijten v an v ruchten. Verv aardiging v an deegwaren Verv aardiging v an deegwaren v ervaardiging van al dan niet gevulde, v erse of gekookte pasta's als macaroni, spaghetti, noedels, lasagne, enz. v ervaardiging van koeskoes. Verwerking v an koffie en thee Verwerking v an koffie en thee branden v an koffie en v erwijderen van caf eïne : verv aardiging v an gemalen koffie, verv aardiging v an oploskoffie, v ervaardiging van extracten en concentraten v an koffie. v ervaardiging van koffiesurrogaten. v ervaardiging van cichorei. mengen v an thee en maté. v erpakken v an thee, inclusief het verpakken in theezakjes. v ervaardiging van kruidentheeën (pepermunt, v erveine, kamille, enz.). Verv aardiging v an specerijen, sausen en kruiderijen Verv aardiging v an specerijen, sausen en kruiderijen v ervaardiging van specerijen en kruiderijen (inclusief malen, mengen, enz.). v ervaardiging van azijn. v ervaardiging van sausen. v ervaardiging van may onaise, ketchup, bereide mosterd, enz.
72
1588 15880 1588001 1588002 1588003 1588004 1588005 1588006 1588007 1588008 1588009 1589 15890 1589001 1589002 1589003 1589004 1589005 1589006 1589007 159 1591 15910 1591001 1591002 1592 15920 1592001 1592002 1593 15930 1593001 1593002 1594 15940 1594001 1594002 1595 15950 1595001 1595002 1596 15960 1597 15970 1598 15980 1598001 1598002 1598003 1598004 1598005 1598006 1598007 1598008
Bijlagen
Verv aardiging v an gehomogeniseerde voedingspreparaten en dieetvoeding Verv aardiging v an gehomogeniseerde voedingspreparaten en dieetvoeding v ervaardiging van flesvoeding voor zuigelingen. v ervaardiging van melk en andere opv olgvoeding. v ervaardiging van babyvoeding. v ervaardiging van energie-arme voeding en v oeding met verminderde energiewaarde v oor gewichtscontrole. v ervaardiging van dieetv oeding v oor medisch gebruik. v ervaardiging van natriumarme voeding, inclusief natriumarm en natriumvrij dieetzout. v ervaardiging van glutenv rije v oeding. v ervaardiging van voeding die af gestemd is op grote spierinspanning, v ooral v oor sportlui. v ervaardiging van voeding voor personen met stoornissen in het koolhydraten-metabolisme (diabetes). Verv aardiging v an ov erige v oedingsmiddelen, n.e.g. Verv aardiging v an ov erige v oedingsmiddelen, n.e.g. v ervaardiging van soepen, bouillons, enz. v ervaardiging van vleessurrogaten op basis v an planten (quorn). v ervaardiging van gist, ei in poedervorm, gereconstitueerde eieren, enz. v ervaardiging van bak- en puddingpoeder. v ervaardiging van houdbare desserten op basis v an melk. v ervaardiging van poeder- en korrelpreparaten v oor het ontbijt. v ervaardiging van boterhampasta die cacao bev at. Verv aardiging v an dranken Verv aardiging v an gedistilleerde alcoholische dranken Verv aardiging v an gedistilleerde alcoholische dranken v ervaardiging van gedistilleerde alcoholische dranken zoals whisky, cognac, gin, enz. v ervaardiging van likeuren en aperitieven op basis van alcohol. Productie van ethy lalcohol door gisting Productie van ethy lalcohol door gisting productie van ethy lalcohol door gisting. productie van gerectificeerde ethylalcohol Verv aardiging v an wijnen Verv aardiging v an wijnen v ervaardiging van wijn uit verse druiv en zoals taf elwijn, landwijn, kwaliteitswijn, schuimwijn, champagne, enz. v ervaardiging van wijn uit geconcentreerde druivemost. Verv aardiging v an cider en van andere v ruchtenwijnen Verv aardiging v an cider en van andere v ruchtenwijnen v ervaardiging van cider, perenwijn en andere v ruchtenwijn. v ervaardiging van honingdrank en sake. Verv aardiging v an andere niet-gedistilleerde gegiste dranken Verv aardiging v an andere niet-gedistilleerde gegiste dranken v ervaardiging van gearomatiseerde wijnen (vermout). v ervaardiging van andere niet-gedistileerde gegiste dranken. Verv aardiging v an bier Verv aardiging v an bier Verv aardiging v an mout Verv aardiging v an mout Productie van mineraalwater en f risdranken Productie van mineraalwater en f risdranken bottelen van water, inclusief de productie van natuurlijk mineraalwater. productie van alcoholv rije f risdranken : gearomatiseerd water en water met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:limonade,sinas,cola,enz.;f risdranken met natuurlijke extracten,tonics,enz.; vruchten productie van ijsthee. productie van frisdranken in poederv orm. productie van dranken op basis van melk en cacao. brouwen v an alcoholvrij bier. productie van alcoholv rije wijn. productie van alcoholv rije aperitieven.
73
Bijlage 2 Bronnenmateriaal 1. Beroepsfederatie FEVIA De federatie van de voedingsindustrie FEVIA behartigt in eerste instantie de belangen van de voedingssector. Tegelijkertijd is zij bruggenbouwer tussen de voedingsbedrijven en de maatschappelijke omgeving waarbinnen zij actief zijn; een harmonieuze samenwerking is onontbeerlijk opdat de voedingsindustrie verder zou kunnen groeien. FEVIA wil het succes en de groei van haar leden garanderen, en dus bijdragen tot de dynamiek van de sector, door te werken op vier beleidsdomeinen: sociale zaken, milieu, voedingsbeleid, economie en communicatie. Sociale zaken: • • •
performant overleg met de vakbonden; directe dialoog op de werkvloer; beheersen van de loonkosten op interprofessioneel en sectoraal niveau; stimulerend vormingsbeleid op sectoraal niveau, als bijdrage voor een evenwichtige arbeidsmarkt.
Milieu: •
bijdragen tot duurzame ontwikkeling met respect voor het evenwicht tussen ecologie, technologie en economie.
Voedingsbeleid: •
bijdragen tot gezondheid en welzijn van de eindgebruiker/consument en dit binnen een Belgische, Europese en internationale context door een voldoende aanbod aan levensmiddelen te garanderen.
Economie en communicatie: • • •
zichtbaarheid en imago van de sector: ontwikkelen van een communicatiestrategie om de voedingsindustrie te valoriseren en om een betere zichtbaarheid en imago van de sector weer te geven; dit impliceert een grondige kennis van de voedingsindustrie: haar macro-economische positionering, haar samenstelling, haar micro-economische componenten en vooruitzichten; deze zichtbaarheidstaak houdt ook een belangrijke functie in van communicatie en informatieverspreiding.
2. Centrale Raad v oor het Bedrij fsleven (CRB) De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, opgericht in 1948, staat garant voor het sociaal-economisch overleg in België. Zowel met de overheid, de vakbonden als werkgevers onderhoudt de CRB nauwe contacten. De belangrijkste taak van de CRB als overlegorgaan is dan ook het zoeken naar een sociaal-economisch compromis dat bijdraagt tot de economische vooruitgang en de verbetering van de collectieve welvaart. De raad doet dit door regelmatig advies te verlenen aan de regering en/of parlement over sociaal-economische aangelegenheden enerzijds en anderzijds te debatteren met de sociale gesprekspartners. Adv iserende taak t.a.v. de overheid (regering en parlement): • •
onder de vorm van verslagen, op vraag of uit eigen beweging, advies uitbrengen met betrekking tot het bedrijfsleven; het betreft een louter adviserende bevoegdheid; de adviezen zijn dus niet bindend.
Bijlagen
74
Ov erleg met sociale partners (v akbonden en w erkgevers): • •
organiseren van de dialoog tussen de sociale gesprekspartners; optreden als forum waar grote sociaal-economische debatten kunnen worden geanalyseerd en uitgediept. Daartoe organiseert de CRB ontmoetingen tussen de sociale gesprekspartners en externe deskundigen.
3. Federale overheidsdienst Economie – Directie Statistiek De federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie – algemene directie Statistiek en Economische Informatie, in wat volgt kortweg "FOD Economie – Directie Statistiek" genoemd, is de grootste statistische overheidsorganisatie. De FOD Economie – Directie Statistiek is het voormalige NIS of Nationaal Instituut voor de Statistiek Via de website http://ecodata.mineco.fgov.be/ wordt toegang verleend tot de Belgische databank van sociaaleconomische statistieken. Gegevens kunnen tot op gemeentelijk niveau worden opgevraagd. 4. Instituut v oor de Nationale Rekeningen (INR) Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), opgericht bij de wet van 21 december 1994, brengt de volgende instellingen samen: het Nationaal Instituut voor de Statistiek, de Nationale Bank van België en het Federaal Planbureau. Met medewerking van deze instellingen, maar onder eigen verantwoordelijkheid, maakt het INR volgende statistieken en economische vooruitzichten op: • • • • • • • • •
de reële nationale rekeningen; de financiële nationale rekeningen; de jaarlijkse en driemaandelijkse rekeningen van de openbare besturen; de driemaandelijkse nationale rekeningen; de bruto regionale producten; de statistieken van de buitenlandse handel, zowel binnen als buiten de Europese Unie, alsook de statistieken betreffende de doorvoer; de economische vooruitzichten die vereist zijn voor het opstellen van de federale begroting, ook economische begroting genoemd; de input-outputtabellen; de satellietrekeningen voor sommige gegevensbehoeften.
5. Rijksdienst v oor Sociale Zekerheid (RSZ) Nagenoeg alle sociale bijdragen die betaald worden door de werkgevers en de werknemers uit de privé-sector en de overheidsdiensten, ongeveer 24,8 miljard euro per jaar, worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Zijn onderworpen aan het betalen van sociale zekerheidsbijdragen: • •
personen die in de privé- of in de openbare sector zijn tewerkgesteld en verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst; maar ook diegenen die zonder arbeidsovereenkomst, toch arbeid verrichten in gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst of die tegen loon arbeidsprestaties verrichten onder het gezag van een ander persoon.
Een bijkomende taak van de RSZ bestaat in het opstellen van statistieken die gebaseerd zijn op verschillende gegevensbestanden die er beheerd worden. Op die manier houdt de RSZ een aantal cijfergegevens bij zoals onder meer het aantal ondernemingen, private en openbare instellingen die één of meer personeelsleden tewerkstellen.
Bijlagen
75
De gedecentraliseerde (i.e. geregionaliseerde) statistieken, de meest gekende binnen de RSZ, zijn gebaseerd op de "vestigingseenheid" en dus niet op de onderneming als homogene entiteit. De vestigingseenheid is het adres waar ten minste één activiteit van de onderneming wordt uitgeoefend of van waaruit de activiteit wordt uitgeoefend. Het kan gaan om de exploitatiezetel, maar ook een productie-eenheid, een werkplaats, een verkooppunt of een kantoor. •
•
enkel “permanente" vestigingsplaatsen worden in aanmerking genomen. De plaatsen waar ambulante activiteiten, bijvoorbeeld werven en markten, worden uitgeoefend, zijn geen vestigingseenheden. Ook de activiteiten die worden uitgeoefend bij klanten of derden, geven geen aanleiding tot afzonderlijke vestigingseenheden. Voorbeelden hiervan zijn consultancy, schoonmaak van lokalen, catering, onderhoud van installaties en opleidingen; de werknemers die geheel of gedeeltelijk van thuis uit werken, worden beschouwd als werknemer van de vestiging vanwaar zij administratief afhangen. Hun thuisadres wordt dus niet als vestigingseenheid beschouwd.
6. Rijksinstituut v oor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) De RSVZ, Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, beheert de sociale zekerheid van de zelfstandigen: verspreiding van informatie en statistieken over het sociaal statuut, globaal financieel beheer van het sociaal statuut van de zelfstandigen, opmaken van publicaties en bijhouden van statistieken. De RSVZ verstrekt gegevens over alle personen die, voor minstens één kwartaal in het betrokken jaar, aangesloten zijn geweest bij een sociaal verzekeringsfonds en dus onder toepassing vallen van het sociaal statuut van de zelfstandigen. •
statuut: × ×
•
een zelfstandige is ieder natuurlijk persoon die in België een beroepsbezigheid uitoefent, zonder hiervoor door een arbeidsovereenkomst of een statuut verbonden te zijn; een helper is elke persoon die in België een zelfstandige in de uitoefening van zijn beroep bijstaat of vervangt, zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn verbonden. Het zijn overwegend echtgenoten die hun partner bijstaan in hun zelfstandige activiteit, de zogenaamde meewerkende echtgenoten.
aard van de activ iteit: × ×
×
Bijlagen
hoofdberoep: een zelfstandige/helper in hoofdberoep heeft als voornaamste of enige bezigheid een zelfstandige activiteit; bijberoep: een zelfstandige/helper in bijberoep oefent tegelijk en hoofdzakelijk nog een andere beroepsactiviteit uit onder gezag. Ook wanneer men een loonvervangend inkomen uit de sociale zekerheid geniet, is men zelfstandige in bijberoep; actief na pensioen(leeftijd).
76
Bijlage 3 Enquêteformulier 'Impact van de voedingsindustrie' Deel 1: 1. Identificatie v an het bedrij f v.1 Naam van het bedrijf: _______________________________________________ v.2 Locatie (postcode + gemeente): _______________________________________________ v.3 Ondernemingsnummer: _______________________________________________ Indien dochterbedrijf: wat is de naam en de locatie van het moederbedrijf? v.4 Naam van het moederbedrijf: _______________________________________________ v.5 Locatie van het moederbedrijf (postcode + gemeente): _______________________________________________ v.6 Tot welke sector behoort uw voornaamste activiteit (core business)? Duid aan: ο vleesproducten ο visproducten ο groenten en fruit ο oliën en vetten ο zuivel ο dranken ο brood en banket ο chocolade en suikerwaren ο overige voedingswaren, specificeer: _______________________________________________ v.7 Naam respondent: _______________________________________________ v.8 Functie respondent: _______________________________________________ v.9 E-mail respondent: _______________________________________________ v.10
Datum: _______________________________________________
Bijlagen
77
v.11 Welke bruto toegevoegde waarde (TW) werd in de bedrijfsvestiging gerealiseerd (in duizend euro)? 2006: _______________________________________________ 2007 (laatste boekjaar): _______________________________________________ Verklaring bij opvallende stijgingen of dalingen: _______________________________________________ _______________________________________________ TW kan in de jaarrekening worden opgezocht op volgende manier: klasse 70 omzet - klasse 60 - handelsgoederen, grond- en hulpstoffen - klasse 61 - diensten en diverse goederen = bruto toegevoegde waarde v.12 Wat was de bruto investering in de materiële vaste activa in de bedrijfsvestiging (in duizend euro)? 2006: _______________________________________________ 2007 (laatste boekjaar): _______________________________________________ Verklaring bij opvallende stijgingen of dalingen: _______________________________________________ _______________________________________________ Materiële vaste activa (MVA), klasse 22-24 in jaarrekening: terreinen en gebouwen; installaties, machines, en uitrusting; meubilair en rollend materieel.
Bijlagen
78
2. Personeel en opleiding - Zie hiervoor gegevens uit de sociale balans - Indien meerdere bedrijfsvestigingen in Oost-Vlaanderen, graag per vestiging invullen v.13
v.13.1 Hoeveel personeelsleden stelt het bedrijf gemiddeld tewerk in 2007 (in voltijdse equivalenten)? Bedrij fsvestiging Aantal:
Groep Aantal:
v.13.2 Profiel van deze werknemers (aantal in voltijdse equivalenten)? Volgens geslacht Volgens beroepscategorie
v.14
Bedrij fsvestiging Aantal mannen: Aantal vrouwen: Aantal kaderleden: Aantal bedienden: Aantal arbeiders: Andere:
Hoe schat u de procentuele verdeling naar arbeidsregime (voltijds / deeltijds) in? Bedrij fsvestiging Voltijds = ___________ % Deeltijds = __________ % (Totaal = 100%)
v.15
Duid aan indien personeel in de volgende werkvormen wordt tewerkgesteld: Bedrij fsvestiging ο nachtarbeid ο avondwerk ο zaterdagwerk ο zondagwerk ο ploegenarbeid
v.16
Doet het bedrijf beroep op ad interim personeel? v.16.1 ο ja ο neen v.16.2 Zo ja, hoeveel uitzendkrachten werden gemiddeld tewerkgesteld gedurende 2007? Bedrij fsvestiging Aantal: ___________ interimwerknemers (in voltijdse equivalenten)
Bijlagen
79
v.16.3 Welke zijn de redenen waarom het bedrijf op uitzendkrachten beroep doet? Duid mate van belangrijkheid aan: 1 = niet van belang, 5 = heel belangrijk Belangrijkheid 1 2 3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
Reden Nood aan bijkomende arbeidskrachten door uitzondelij ke vermeerdering v an het werk (toegenomen productie, afwerken van een bestelling, …) Seizoenarbeid Vervangen van afwezig personeel, bijvoorbeeld in geval van ziekte, zwangerschapsverlof, enz. (incl. jobstudenten) Specialisatie: vinden van gespecialiseerd personeel (interimkantoor is gespecialiseerd in sector of bepaalde types van functies) Snelheid: vlug vinden van adequaat personeel (interimkantoor beschikt over uitgebreide gegevensbank) Voordelige prij s: alleen de werkelijk gepresteerde uren van de tijdelijke arbeidskracht worden aangerekend (uitzendkantoor draagt kosten van ziekte, vakantie, werkongeval, …) Administratieve vereenv oudiging (interimbureau fungeert als personeelsdienst) Met het oog op aanwerving van vast personeel Andere: _____________________________________________________
v.17
Hoeveel procent van het aantal werknemers meent u afkomstig te zijn uit Oost-Vlaanderen? _________________ %
v.18
Heeft het personeel volgende opleidingen genoten gedurende de voorbije 5 jaar (2003-2007)? Duid aan: Bedrij fsvestiging ο leertijd (voor jongeren vanaf 15 jaar) ο open opleiding (deelnemer schrijft à la carte in) ο bijscholing en training in bepaald vakgebied ο bedrijfsinterne opleiding ο studiedag ο (residentieel) seminarie ο bedrijfsbezoek ο andere (specificeer): ____________________
Bijlagen
80
3. Klanten en leveranciers - Invullen op niveau van de bedrijfsvestiging v.19
Hoe zou u de verhouding tussen klanten (distributie) binnen / buiten de regio inschatten? (totaal = 100%) ο klanten in Oost-Vlaanderen: ο klanten in de rest van België: ο klanten in het buitenland:
__________ % __________ % __________ %
v.20 Hoe zou u de verhouding tussen leveranciers binnen / buiten de regio inschatten? (totaal = 100%)
Voeding, overige grondstoffen, machines leveranciers uit Oost-Vlaanderen leveranciers uit de rest van België leveranciers uit het buitenland
Bijlagen
Lev eranciers Diensten (vervoer, catering, interimbureau, …) % leveranciers uit Oost-Vlaanderen % leveranciers uit de rest van België % leveranciers uit het buitenland
% % %
81
4. Ruimtelijke ordening - Invullen op niveau van de bedrijfsvestiging v.21
Hoeveel hectare neemt het terrein in dat door het bedrijf wordt gebruikt / in bezit is? _______________________________________________
v.22
Hoeveel hectare is voorzien / nodig voor uitbreiding op korte termijn? _______________________________________________
v.23
(indien vraag v.22 beantwoord) Is er binnen de gemeente of in de omgeving nog ruimte beschikbaar voor eventuele uitbreiding? ο ja ο neen
v.24 Indien onvoldoende ruimte in onmiddellijke omgeving aanwezig, zou u een herlokalisatie van het bedrijf overwegen? ο ja ο neen v.25 Zijn er factoren, voorschriften of regelgeving die verdere uitbreiding van het bedrijf belemmeren of bemoeilijken? Of heeft u in het verleden enige hinder ondervonden om uit te breiden? ο neen ο ja, leg uit: ________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________ v.26
1 1 1 1 1 1 1 1 1
Welke vestigingsfactoren zijn voor het bedrijf van belang? v.26.1 Duid mate van belangrijkheid aan: 1 = niet van belang, 5 = heel Belang van de Vestigingsfactoren vestigingsfactoren 2 3 4 5 Goede mobiliteit (van personen) 2 3 4 5 Goede transportmogelijkheden (van goederen) 2 3 4 5 Aanwezigheid van voldoende opgeleid personeel 2 3 4 5 Nabijheid van onderwijsinstellingen 2 3 4 5 Nabijheid van kennis- en onderzoekscentra 2 3 4 5 Nabijheid van klanten 2 3 4 5 Nabijheid van leveranciers 2 3 4 5 Positief imago van de regio 2 3 4 5 Goede milieukwaliteit (lucht en water)
belangrijk Mate waarin hieraan v oldaan is v oor het bedrij f 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1
2
3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
v.26.2 Andere vestigingsfactoren: _______________________________________________
Impactstudie Voeding Meetjesland ● 2008
82
5. Milieu v.27 Werden de voorbije 5 jaar (2003-2007) milieuvriendelijke of energiezuinige investeringen binnen de groep gedaan? Duid aan wat van toepassing is: ο ο ο ο ο ο ο ο ο ο ο ο
beperken emissies via eigen zuiveringsinstallatie (water, lucht, afvalstoffen) beperken van afval beperken geurhinder beperken geluidshinder bodemsanering milieugericht onderzoek en innovatie interne milieucoördinator externe milieucoördinator / milieuconsultant aanvraag milieuvergunning aanvraag steunmaatregelen (ecologiepremie, REG-premies, …) ontmantelingskosten installaties andere: _______________________________________________
v.28
Werden één of meerdere van bovenstaande investeringen binnen de bedrijfsvestiging uitgevoerd? Duid aan: ο ο ο ο ο ο ο ο ο ο ο ο
beperken emissies via eigen zuiveringsinstallatie (water, lucht, afvalstoffen) beperken van afval beperken geurhinder beperken geluidshinder bodemsanering milieugericht onderzoek en innovatie interne milieucoördinator externe milieucoördinator / milieuconsultant aanvraag milieuvergunning aanvraag steunmaatregelen (ecologiepremie, REG-premies, …) ontmantelingskosten installaties andere: _______________________________________________
Impactstudie Voeding Meetjesland ● 2008
83
6. Innovatie - Invullen op niveau van de groep – v.29
v.29.1 Heeft het bedrijf een apart budget voor volgende activiteiten? Duid aan wat van toepassing is: ο ο ο ο
productontwikkeling R&D marktonderzoek andere: _______________________________________________
v.29.2 Zijn één / meerdere van bovengenoemde activiteiten in uw bedrijfsvestiging gesitueerd? Zo ja, dewelke: ο ο ο ο v.30
productontwikkeling R&D marktonderzoek andere: _______________________________________________
Welke zijn de belangrijkste redenen om te innoveren? Ο milieu ο voedselveiligheid – hygiëne ο kostenminimalisatie ο verbeteren kwaliteit ο afbakenen van de markt, bepalen van niche of focus ο op vraag van de klant ο andere: _______________________________________________
7. Overige informatie v.31
Heeft u nog opmerkingen, suggesties of aanvullingen die u graag in de studie vermeld zag? ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________
Bedankt v oor uw medew erking!
Impactstudie Voeding Meetjesland ● 2008
84
Deel 2: Onderstaande vragen zijn opgesteld door de Vlercik Leuven Gent Management School. De vragen hebben betrekking op de mogelijke oprichting van een incubatiecentrum voor de voedingssector in het Meetjesland. Een incubatiecentrum is een bedrijvencentrum waar ondernemers met een innovatief idee tijdens de eerste jaren van hun opstart terecht kunnen, vooraleer zelf een nieuwe onderneming op te richten. Zij huren er een ruimte en kunnen beroep doen op een aantal diensten, zoals bijvoorbeeld onthaal en administratie. v.32
Datum van oprichting van de onderneming: _______________________________________________
v.33
Is uw onderneming een spin-off van een universiteit of onderzoeksinstituut? ο ja ο neen
v.34
Werkt(e) u reeds samen met een universiteit of onderzoeksinstituut? ο ja ο neen v.34.1 Zo ja, met welke universiteit of onderzoeksinstituut werkt(e) u reeds samen: ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ v.34.2 Wat is / was de aard van deze samenwerking? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________
Impactstudie Voeding Meetjesland ● 2008
85
v.35 Geef aan in welke mate de volgende factoren belangrijk zouden zijn in uw beslissing om u te vestigen in een incubatiecentrum, indien er een incubatiecentrum voor de voedingssector zou worden opgericht in het Meetjesland. Duid mate van belangrijkheid aan: 1 = helemaal niet belangrijk, 7 = heel belangrijk Redenen om zich in een incubatiecentrum te v estigen Aantrekkelijkheid van de locatie en imago ervan Kwaliteit, prijs en flexibele voorwaarden Beschikbaarheid van professionele ondersteunende diensten Gelegenheid tot netwerkvorming met gelijkaardige ondernemingen Andere: _________________________________________
1 1 1
2 2 2
3 3 3
4 4 4
5 5 5
6 6 6
7 7 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
v.36 In welke mate zijn de onderstaande factoren belangrijk in uw onderneming? In welke mate verwacht u dat het netwerk van een incubatiecentrum u zou kunnen helpen om toegang te krijgen tot onderstaande factoren? Duid mate van belangrijkheid aan: 1 = helemaal niet belangrijk, 7 = heel belangrijk Belang Extern netwerk Contact met investeerders Contact met externe experten Contact met strategische partners Contact met publieke financieringsinstellingen Interactie met universiteiten en onderzoekscentra Interne netwerken Opportuniteit om te kunnen netwerken met andere ondernemingen gevestigd in het incubatiecentrum v.37
Hulp via incubatienetw erk
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
6 6 6 6
7 7 7 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Indicatoren voor het netwerk van de onderneming:
Aantal ondernemingen met wie de onderneming een formele alliantie heeft Aantal samenwerkingsprocessen op het vlak van R&D met universiteiten en onderzoeksinstellingen Aantal onderzoeksprojecten gefinancierd door de overheid
Impactstudie Voeding Meetjesland ● 2008
In het j aar van opstart aantal =
Vandaag (2007) aantal =
aantal =
aantal =
aantal =
aantal =
86
v.38 In welke mate zijn onderstaande diensten belangrijk voor uw onderneming? In welke mate verwacht u dat een incubatiecentrum u zou kunnen helpen om toegang te krijgen tot onderstaande diensten? In welke mate doet u een beroep op bestaande overheidsdiensten om toegang te krijgen tot onderstaande diensten? Duid mate van belangrijkheid aan: 1 = helemaal niet belangrijk, 7 = heel belangrijk Diensten Training om bedrijfsvaardigheden te ontwikkelen Boekhoudkundige, juridische en andere gerelateerde dienstverlening Marktonderzoek, verkoop en marketing Hulp bij export en/of het zoeken van buitenlandse partners Hulp bij e-business en andere aspecten van ICT Advies bij het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten Hulp bij het aantrekken van financiële middelen, zaai- en risicokapitaal Het in contact komen met zaai/risicokapitaalfonds van het incubatiecentrum, business angel netwerk Advies bij het recruteren van personeel en personeelsbeleid Netwerking, bijv. met andere ondernemers, externe experten Het aantrekken van mentors, bestuursleden en andere senior adviseurs Gedeelde secretariaats- en kantoordiensten Betaalbare kantoorruimte
Belang 1
2
3
4
5
6
7
Hulp via incubatienetwerk 1 2 3 4 5 6 7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Impactstudie Voeding Meetjesland ● 2008
Gebruik van overheidsdiensten 1 2 3 4 5 6 7
87