DMS 21576114
E-nose Programma Rijnmond A technology roadmap
SPPS consultants - Roel van de Loo Rotterdam, juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
2
Inhoudsopgave MANAGEMENTSAMENVATTING
5
GEUR VEILIGHEID LUCHTMEETNET CONCLUSIES
5 6 7 8
1. INLEIDING
9
2. E-NOSES EN DE MEERWAARDE OP HET GEBIED VAN VEILIGHEID EN GEUR
10
2.1 DE E-NOSE TECHNOLOGIE 2.2 GEBRUIK VAN E-NOSE ALS MANAGEMENT INSTRUMENT 2.2.1. MEERWAARDE OP HET GEBIED VAN VEILIGHEID EN GEURHINDER 2.2.2. MEERWAARDE OP HET GEBIED VAN GEUR 2.3 WIE HEEFT WAT AAN EEN E-NOSE NETWERK?
10 11 11 12 13
3. E-NOSE TECHNOLOGIE: RELEVANTIE BEHEERTAKEN REGIO RIJNMOND
16
3.1 VEILIGHEID BEWAKEN DOOR DE OVERHEID 3.2 HET TERUGDRINGEN VAN STANKKLACHTEN 3.3 EMISSIESIGNALERING EN PROCESSTURING DOOR DE INDUSTRIE 3.4 OORZAAK INDIVIDUELE GEUROVERLAST ACHTERHALEN (INDUSTRIE EN OVERHEDEN) 3.5 OPSPOREN EN ALARMERING BIJ BENZEENEMISSIES (OVERHEDEN) 3.6 OPSPOREN VAN ONTGASSENDE VARENDE SCHEPEN
16 16 17 17 17 17
4. OPZETTEN E-NOSE MEETNET
19
4.1 MEETSTRATEGIE 4.2 POTENTIËLE DEELNEMERS 4.3 EIGENAARSCHAP 4.4 STERKTE-ZWAKTE ANALYSE 4.5 VERDERE ONTWIKKELING E-NOSE NETWERK 4.6 AANSPRAKELIJKHEID/VERANTWOORDELIJKHEID BIJ NIET OPVOLGEN ALARMERING 4.7 ELEMENTEN BUSINESSPLAN 4.7.1 KOSTEN 4.7.2 ORGANISATIE 4.7.3 TIJDSPLANNING 4.7.4 INFORMATIE 4.7.5 KWALITEIT
19 20 21 22 23 23 23 24 25 26 26 26
5. CONCLUSIES EN VERVOLG
27
5.1 CONCLUSIES
27
BIJLAGE A; OPZET IMPLEMENTATIEPLAN VOOR NETWERK VAN E-NOSES IN RIJNMOND
28
BA.1 VISIE HAVENBEDRIJF ROTTERDAM
28
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
3
BA.1.2 EERSTE BENADERING BA.1.3 STAKEHOLDERS BA.2 TECHNISCHE ASPECTEN BA.2.1 SCHEMATISCH OVERZICHT E-NOSE NETWERK BA.2.2 AANTAL E-NOSES EN VORM NETWERK (IN DIT VOORBEELD ZIJN CA 350 E-NOSES OPGENOMEN) BA.2.3 VERWERKING VAN DE GEGEVENS BA.3 ORGANISATORISCH BA.3.1 STAKEHOLDERS BA.3.2 OPERATIONEEL: ONDERBRENGEN BIJ BESTAANDE ENTITEIT OF NIEUWE ORGANISATIE? BA.3.3 HOE WERKEN DE PARTIJEN IN DE UITVOERINGSPRAKTIJK SAMEN? BA.3.4 SERVICE LEVEL AGREEMENT BA.3.5 KOSTEN BA.3.6 COMMUNICATIE BA.4 JURIDISCHE ASPECTEN BA.4.1 OPENBAARHEID VAN MEETGEGEVENS BA.4.2 HANDHAAFBAARHEID OP BASIS VAN DE MEETGEGEVENS BA.5 VERVOLGSTAPPEN BA.5.1 VOOR DE KORTE TERMIJN (KOMENDE 12 MAANDEN) BA.5.2 VOOR DE LANGERE TERMIJN (1-5 JAAR)
29 30 30 30 31 31 31 31 32 33 33 33 33 34 34 34 35 35 35
BIJLAGE B; SWOT ANALYSE E-NOSE NETWERK
37
BIJLAGE C; PROTOCOLLEN
39
PROTOCOL 1: MELDINGEN VAN GEURHINDER EN VEILIGHEID PROTOCOL 2: E-NOSES ALS BRON VAN (STUUR)INFORMATIE PROTOCOL 3: VOORBEREIDEN VERGUNNINGEN EN RO-PLANNINGSPROCES
39 41 43
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
4
Managementsamenvatting (zie ook eindrapportage E-nose programma Rijnmond, op te vragen bij de DCMR onder referentienummer DMS 21571904) In het Rotterdamse havengebied wordt gewerkt met veel (gevaarlijke) stoffen die bij een incident vrij kunnen komen en hinder en/of onveilige situaties kunnen veroorzaken in de omgeving. Het Rijnmondgebied is bovendien een dichtbevolkt gebied en industriële activiteiten vinden relatief dichtbij de woonbebouwing plaats. Het is daarom van groot belang incidentele emissies vroegtijdig te kunnen signaleren en monitoren, om overlast en onveilige situaties zo veel mogelijk te voorkomen en/of te beperken. De electronic nose (verder e-nose) is een instrument dat hieraan een bijdrage kan leveren doordat het systeem online informatie verschaft over de aanwezigheid en verspreiding van stoffen. Dit systeem kan onder andere leiden tot snellere en gerichte (ont)alarmering en effectievere monitoring bij incidenten. De e-nose is een compact meetinstrument dat bestaat uit een aantal sensoren die veranderingen van de aanwezige gasvormige stoffen in de buitenlucht registreren. Een e-nose is niet ontworpen om specifieke stoffen te meten. De reacties van de verschillende sensoren op dezelfde stof zorgen er vaak wel voor dat per stofsoort een herkenbaar reactiepatroon optreedt (zogenaamde ‘fingerprints’). Een e-nosenetwerk kan bestaan uit e-noses die op een vaste locatie worden opgesteld en/of mobiele e-noses. De mobiele e-nose registreert ook de actuele geografische coördinaten. De data die door de e-noses worden gegenereerd, worden gevoed aan een online informatiesysteem dat deze data interpreteert. Tevens worden gegevens van weerstations aan het systeem toegevoegd. Het informatiesysteem kan real time inzicht geven in de aanwezigheid en verspreiding van industriële emissies. De resultaten kunnen zichtbaar worden gemaakt op applicaties zoals Google Earth. Na eerdere succesvolle pilots op het gebied van geur, is in 2010 een driejarig e-noseprogramma gestart. De doelstelling van het programma was om de besluitvorming te faciliteren om op termijn in de Rijnmond te komen tot een regiodekkend e-nosenetwerk dat als betrouwbaar managementinstrument kan dienen voor geur en veiligheid. Voor de ontwikkeling van de enosetechnologie tot betrouwbaar managementinstrument is gedurende het e-noseprogramma uitgebreid onderzoek verricht naar de meerwaarde van e-noses voor geur, veiligheid en het luchtmeetnet.
Geur In het onderzoek naar de meerwaarde van de e-nosetechnologie op het gebied van geur zijn door de DCMR meetcampagnes uitgevoerd bij twee overlastgevende bedrijven. Hierin zijn de mogelijkheden onderzocht om de e-nose in te zetten als continu monitoringsinstrument en om te onderzoeken of een objectieve relatie gelegd kan worden tussen de ervaren hinder van omwonenden en de emissies van het bedrijf. Door het continu monitoren van de geuruitstoot kunnen de specifieke omstandigheden waaronder de overlast ontstaat, worden achterhaald. Vervolgens kan dan gericht(er) naar een oplossing van het geurprobleem gezocht worden. Uit de metingen in de buurt van de inrichtingen is gebleken dat de e-noses de emissies afkomstig van de inrichtingen kunnen herkennen en ook afzonderlijke bronnen kunnen onderscheiden. Dit biedt perspectief de e-nose te gebruiken als continu monitoringsinstrument. Ook bleek een relatie te bestaan tussen de menselijke geurwaarnemingen en de momenten dat de e-noses emissies bij de bron en immissies in de woonomgeving registreerden. Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
5
Naast deze gerichte meetcampagnes bij bekende overlastgevende bedrijven, is ook onderzoek gedaan naar relatie tussen geurklachten en de waarnemingen van het vaste e-noses in de woonomgeving. Uit data-analyse is gebleken dat e-noses een goede indicator zijn voor geurklachten. Bij 80% van de relevante voorvallen (3 klachten of meer) is door de e-nose ook daadwerkelijk iets geroken. De e-noses blijken vaak al voordat de eerste klachten binnenkomen een verandering in de luchtsamenstelling te detecteren. Dit maakt sneller ingrijpen mogelijk zodat klachten worden vermeden. In de meldkamer van de DCMR is een dashboard geïnstalleerd dat een alarm geeft zodra de e-nose hoge waarden registreert. Voor de e-noses in de woonomgeving is deze alarmering toegespitst op geur. De e-noses gaan in alarm bij waarden waarbij mogelijk geuroverlast is te verwachten. De uitrukdienst van de meldkamer kan vervolgens deze alarmeringen nader onderzoeken. De uitrukdienst maakt daarnaast ook gebruik van mobiele e-noses. De mobiele e-nose is met name een nuttige tool gebleken ter ondersteuning van uitsluitingsonderzoek (en dus bronopsporing). De e-nose raakt zo steeds beter geïntegreerd in de meldkamerwerkzaamheden. De DCMR heeft in gezamenlijkheid met de industrie een tweetal pilots uitgevoerd om de meerwaarde van de e-nose als procesmanagementinstrument tegen geuroverlast te onderzoeken. Uit de twee pilotstudies in samenwerking met Vopak is gebleken dat de e-noses goede indicatoren zijn voor geurklachten. In 98% van de gevallen waarbij geurklachten werden gemeld in de buurt van een e-nose, heeft de e-nose ook een verandering gedetecteerd. Ook blijkt brondetectie met de e-nose goed mogelijk. Op de controlekamer van Vopak wordt nu gewerkt met een real time alarmeringssysteem, dat door operators gebruikt wordt om de kans op hinder te verminderen. Het systeem gaat in alarm als een e-nose een verhoging meet die gezien de heersende windrichting waarschijnlijk van het terrein van Vopak afkomstig is. Operators passen daarop onder andere de geurbelastende handelingen aan om overlast in de woonkernen te voorkomen.
Veiligheid Om de meerwaarde van de e-nosetechnologie op het gebied van veiligheid te onderzoeken, zijn enosenetwerken opgesteld in Pernis en in Moerdijk. De pilot in het Pernisgebied onderzoekt in hoeverre de e-nosetechnologie een hulpmiddel biedt om sneller en gerichter veiligheidsinformatie te presenteren op basis waarvan maatregelen kunnen worden genomen zoals alarmering, opschaling, aansturen van meetploegen en ontalarmeren. Het Pernisnetwerk bestaat uit 30 stationaire e-noses. Drie opvallende voorvallen die werden waargenomen zijn het uitbreken van een transformatorbrand, het affakkelen van procesgas na een stroomstoring en het affakkelen van procesgas na het uitvallen van fornuizen. Deze voorvallen werden gesignaleerd door de e-noses. Daarnaast beschikken de voertuigen van de chemisch adviseurs en meetploegen van de brandweer over mobiele e-noses, die worden ingezet bij het onderzoeken van diverse incidenten met gevaarlijke stoffen. De mobiele e-noses hebben met name potentie laten zien in het op afstand monitoren van situaties met verhoogde gasconcentraties. Gebleken is dat de detectiegrens van de e-nose voor stoffen vaak lager ligt dan de detectiegrens van de huidige mobiele meetapparatuur. Door een e-nose te plaatsen in een object of benedenwinds van een incident kan het concentratieverloop gemonitord worden en de situatie op afstand bewaakt worden. Het blijkt dat vragen over het concentratieverloop in een bepaald gebied sneller en betrouwbaarder beantwoord kunnen worden. Daardoor kunnen betere maatregelen genomen worden en is de informatievoorziening adequater. De verwachting is dat de inzet van mobiele e-noses in de toekomst zal leiden tot kwalitatieve verbeteringen in het functioneren van de meetplanorganisatie.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
6
Het tweede netwerk, in Moerdijk, bestond uit zeven elektronische neuzen rond het terrein van Chemie-Pack. Dit netwerk diende om een beeld te krijgen van de luchtkwaliteit na de grote industriële brand op 5 januari 2011. De emissies vanaf het terrein konden goed inzichtelijk gemaakt worden. Deze bleken echter relatief laag ten opzichte van de emissies afkomstig van de omliggende industrie. Daarop is een zogenaamde object specifieke alarmering opgezet voor het terrein van Chemie-Pack. Bij deze alarmering wordt rekening gehouden met de invloed van verstorende emissies afkomstig van externe bronnen. Zo kan een adequate alarmering worden opgezet voor emissies afkomstig vanuit een specifiek gebied, in dit geval het terrein van ChemiePack. De object specifieke alarmering is inmiddels succesvol getest op het Moerdijknetwerk. In de meldkamer van de DCMR is op het dashboard, naast de eerder genoemde geuralarmering, ook een veiligheidsalarmering geïnstalleerd en tevens gevalideerd. Voor de neuzen in het industriegebied is de alarminstelling aangepast door o.a. een hogere alarmwaarde in te stellen dan voor de neuzen in de woonomgeving. Uit de validatiestudie komt naar voren dat de huidige instellingen zorgen voor een forse afname van het aantal alarmeringen ten opzichte van de oorspronkelijke instellingen én nog steeds ruim voldoende zijn om grote incidenten te kunnen waarnemen. De e-noses hebben goed gealarmeerd op de meest opvallende gebeurtenissen. Ook bij de CIN-meldingen waarbij emissies te verwachten waren, hebben de e-noses goed gefunctioneerd. In het e-noseprogramma is ook gewerkt aan een generiek toepasbare database met fingerprints van stoffen. Voor een 30-tal geur- en veiligheidsrelevante stoffen werden fingerprints opgesteld en opgeslagen in een database. Met behulp van deze database kan nu in een aantal gevallen een indicatie gegeven worden van de aard van de aanwezige stof. De fingerprints van verschillende stoffen zijn echter niet altijd voldoende onderscheidend gebleken. Daarnaast zal in de praktijk meestal een mengsel van stoffen in de buitenlucht aanwezig zijn, wat identificatie van de stoffen verder bemoeilijkt. Voor eenvoudige praktijksituaties waarbij het aantal potentiële bronnen beperkt is en achtergrondkennis aanwezig is, kunnen de fingerprints voldoende onderscheidend zijn voor stofherkenning en dus bronidentificatie. Voor complexe brongebieden, zoals de regio Rijnmond, zal het echter niet steeds mogelijk zijn om bij het detecteren van een anomalie eenduidig te bepalen door welke stof deze veroorzaakt wordt. De primaire functionaliteit van een e-nosenetwerk is én blijft daarom de detectie van veranderingen in de luchtsamenstelling die mogelijk geurhinder of een veiligheidsincident kunnen veroorzaken en het opvolgen hiervan in plaats en tijd.
Luchtmeetnet De e-nose is een relatief goedkope techniek ten opzichte van de monitoren die worden gebruikt in het reguliere luchtmeetnet. Daarom is onderzocht of en in hoeverre de e-nose van toegevoegde waarde kan zijn voor het luchtmeetnet. Uit dit onderzoek is gebleken dat de technologie (nog) niet geschikt is om ingezet te worden in reguliere meetnetsituatie waar kwantitatieve gegevens nodig zijn. Over een aantal jaren kan de technologie weer verder zijn ontwikkeld. Onder bepaalde omstandigheden kan de e-nosetechnologie wel ingezet worden om kwalitatieve uitspraken te doen over de invloed van (mogelijk) aanwezige bronnen. De tijd- en locatiebepalingen zijn belangrijke voordelen van de e-nose. Potentiële kruisgevoeligheden zijn een nadeel, dat echter met fingerprinting beperkt kan worden. In de Rijnmond wordt gestreefd naar het verbeteren van de luchtkwaliteit door het terugdringen van emissies van stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Om die reden is nader onderzoek gedaan naar de relatie tussen BTEX stoffen (een kleine groep aromatische koolwaterstoffen waaronder benzeen) en e-nosemetingen. Hoewel de e-nose niet specifiek de benzeenconcentraties Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
7
meet, kan de e-nose wel situaties detecteren die wijzen op verhoogde waarden. De correlatie tussen benzeen-concentarties en e-nosesignalen is bepaald onder laboratoriumcondities en onder reële omstandigheden. Onder laboratoriumcondities is een zeer goede correlatie gevonden en ook onder reële condities is een correlatie gevonden die afdoende is om aanvullend op het meetnet uitspraken te kunnen doen over aanwezige BTEX/benzeenconcentraties. Dit betekent dat de e-nose in aanvulling op de registratie van luchtmeetstations kan worden gebruikt om met name de ruimtelijke impact van de benzeenemissies weer te geven. Het e-nose netwerk is immers veel fijnmaziger dan het luchtkwaliteitsmeetnet.
Conclusies •
Het e-nosesysteem brengt bij incidentele emissies omgevingseffecten in kaart. Het stationaire en mobiele e-nosemeetnet kan zo een belangrijke rol spelen in het bewaken van de veiligheid in de Rijnmond.
•
De e-nose is een goede indicator voor geurklachten en kan daarom door zowel overheden als bedrijven gebruikt worden als managementinstrument voor geur.
•
Met behulp van gerichte meetcampagnes kan bij overlast gevende bedrijven geur continu gemonitord worden en kunnen de omstandigheden waaronder geurhinder ontstaat, achterhaald worden.
•
De e-nosetechnologie vormt geen alternatief voor het huidige luchtmeetnet, maar kan wel een waardevolle toevoeging zijn op de luchtmeetstations tegen relatief lage kosten. De enose kan een bijdrage leveren aan de opsporing van en alarmering op verhoogde BTEX/benzeenconcentraties.
•
Het in de lucht krijgen en houden van een e-nose netwerk kost ongeveer tussen de € 600.000 en € 900.000 per jaar.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
8
1. Inleiding In de Rotterdamse haven wordt gewerkt met allerlei (gevaarlijke) stoffen die tijdens incidenten mogelijk kunnen vrijkomen. Niet alleen kunnen inwoners hiervan stankoverlast ervaren, maar er is ook kans op onveilige situaties. De DCMR heeft de laatste jaren veel ervaring opgedaan met het gebruik van de e-nose technologie als innovatief meetinstrument. Dit instrument biedt een goed perspectief om de kwaliteit van de leefomgeving (met name op het gebied van veiligheid en geur) te bewaken en daarmee mogelijk ook verder te verbeteren. Ter voorlopige afsluiting van het driejarige e-nose programma (juli 2010 - juli 2013) is deze rapportage “E-nose programma Rijnmond” opgesteld. Dit document gaat in op de resultaten van de pilot die de afgelopen jaren is uitgevoerd in opdracht van Provincie Zuid-Holland (PZH) en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR, mede opererend namens het toenmalige Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) dat is voortgezet binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J)). Het beschrijft de toepassingsgebieden waarvoor e-noses kunnen worden ingezet en geeft inzicht in de randvoorwaarden en bijzondere aandachtspunten bij het mogelijk uitrollen van een e-nose netwerk in de Rijnmond. De resultaten zijn dermate positief dat op verzoek van het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) een aanzet is gemaakt voor een implementatieplan waarin de aanleg van een e-nose netwerk wordt beschreven (bijlage A). Deze bijlage is een eerste aanzet voor het uiteindelijk op te stellen Implementatieplan.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
9
2. E-noses en de meerwaarde op het gebied van Veiligheid en Geur 2.1 De e-nose technologie De e-nose is een compact meetinstrument dat bestaat uit een aantal sensoren die veranderingen van de aanwezige gasvormige stoffen in de buitenlucht registreren. Een e-nose is niet ontworpen om specifieke stoffen weer te geven, maar mengsels van gassen. De reacties van de verschillende sensoren op dezelfde stof zorgen er in de meeste gevallen wel voor dat per stofsoort een herkenbaar reactiepatroon optreedt (zogenaamde ‘fingerprints’). Een e-nose netwerk kan bestaan uit e-noses die vast op een bepaalde locatie staan opgesteld en/of uit mobiele e-noses. Bij alle e-noses worden de actuele geografische coördinaten weergegeven doordat het GSM signaal de coördinaten doorgeeft aan de server. De gegevens die de e-noses verzamelen worden doorgestuurd aan een online informatiesysteem dat vervolgens de sensordata omzet in informatie. Dit informatiemanagementsysteem kan daardoor real time inzicht geven in de aanwezigheid en verspreiding van industriële emissies van stoffen. De real-time inputdata voor dit systeem zijn afkomstig van vaste en mobiele e-noses en van weerstations. Deze informatie kan worden aangevuld met zintuiglijke waarnemingen (terugkoppeling van toezichthouders, klachten van burgers en meldingen van bedrijven). De resultaten zijn via internet beschikbaar en kunnen worden afgebeeld op digitale kaarten, zoals Google Earth. Een e-nose wijkt fundamenteel af van een luchtkwaliteitsmeetnet. Een luchtkwaliteitsmeetnet meet de concentraties van bepaalde componenten die in de lucht aanwezig zijn. De belangrijkste zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), Ozon (O3) en fijnstof (PM10-2,5). Daarnaast worden er nog zo’n 15 andere componenten min of meer continue gemeten door verschillende partijen als RIVM en DCMR. Deze metingen hebben veelal niets met hinder of gevaar te maken, maar meten de verschillende componenten die de luchtkwaliteit bepalen. De sensoren in de e-nose zijn echter aspecifiek, maar geven daarentegen wel direct inzicht in verandering van de luchtsamenstelling. Deze veranderingen in samenstelling kunnen in de database worden geanalyseerd en “vertaald” in signaleringen voor potentiële hinder en gevaar. De laatste technologische ontwikkelingen van de enose tonen echter aan dat er sterke correlaties aantoonbaar zijn voor bepaalde stoffen, zoals benzeen. Naar alle waarschijnlijkheid zal de e-nose zich verder ontwikkelen naar het detecteren van meer gas- en dampvormige componenten.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
10
2.2 Gebruik van e-nose als management instrument Voor het gebruik van de e-nose technologie als betrouwbaar instrument is de afgelopen drie jaar uitgebreid onderzoek verricht door de DCMR. Dit hoofdstuk gaat in op de belangrijkste resultaten van dit programma. 2.2.1. Meerwaarde op het gebied van veiligheid en geurhinder Om de meerwaarde van de e-nose technologie op het gebied van veiligheid en geurhinder te onderzoeken zijn twee netwerken opgesteld. Het gaat om een netwerk rond Pernis (het industriegebied en de omliggende woonkernen) en in Moerdijk (het terrein van Chemie Pack).
Pernis In Pernis is onderzocht in hoeverre de e-nose technologie een kansrijk hulpmiddel biedt om sneller en gerichter veiligheidsinformatie te presenteren op basis waarvan maatregelen kunnen worden genomen zoals alarmering, opschaling, aansturen van meetploegen en ontalarmeren. Het Pernis netwerk bestaat uit 30 stationaire e-noses die continu veranderingen van de luchtsamenstelling meten. Daarnaast beschikken de voertuigen van de Chemisch Adviseurs en meetploegen over mobiele e-noses, die worden ingezet bij het onderzoeken van incidenten met gevaarlijke stoffen. Het netwerk reageert op stoffen die zijn geëmitteerd uit bronnen binnen en buiten het vaste e-nose netwerk. Drie opvallende voorvallen die werden waargenomen zijn het uitbreken van een transformatorbrand, het affakkelen van procesgas na een stroomstoring en het affakkelen van procesgas na het uitvallen van fornuizen. De mobiele e-noses hebben met name potentie laten zien in het op afstand monitoren van situaties met verhoogde gasconcentraties. Zo is tijdens een brand in een loods een e-nose geplaatst, zodat de rookgasmengsels continu gemeten konden worden totdat het als veilig werd beschouwd om de loods te betreden. Gebleken is dat de detectiegrens van de e-nose voor stoffen vaak lager ligt dan de detectiegrens van de huidige mobiele meetapparatuur. Door een e-nose te plaatsen in een object of benedenwinds van een incident kan het concentratieverloop gemonitord en de situatie op afstand bewaakt worden. Sinds september 2011 zijn alle meetploegen van de brandweer voorzien van een mobiele e-nose en het blijkt dat vragen over het concentratieverloop in een bepaald gebied sneller en betrouwbaarder beantwoord kunnen worden. De Brandweer is daardoor in staat om sneller en beter informatie te verzamelen die maatregelen ondersteund werken. De verwachting is dat de inzet van mobiele e-noses in de toekomst zal leiden tot kwalitatieve verbeteringen in het functioneren van de meetplanorganisatie. Moerdijk Rond het terrein van Chemie-Pack in Moerdijk zijn zeven elektronische neuzen geplaatst om een beeld te krijgen van de luchtkwaliteit na de zeer grote brand op 5 januari 2011. De inzet van een mobiele e-nose maakte het mogelijk om de precieze locaties van verhoogde concentraties te detecteren (door de GPS module) en het concentratieverloop te monitoren. Aangezien het stationaire e-nose netwerk ook reageerde op gassen van bronnen buiten ChemiePack is een speciale alarmering voor het betreffende industrieterrein opgezet en getest. Bij deze alarmering dient rekening te worden gehouden met de invloed van verstorende emissies afkomstig van externe bronnen. Het is noodzakelijk om deze eruit te filteren door gebruik te maken van gegevens over windrichting en de fingerprint van het bedrijf, zodat er geen vertekenende resultaten optreden die afkomstig zijn van andere bedrijven. Deze objectspecifieke alarmering is inmiddels succesvol getest op het Moerdijk netwerk.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
11
2.2.2. Meerwaarde op het gebied van geur Om de meerwaarde van de e-nose technologie op het gebied van geur aan te tonen, zijn onder andere twee pilotstudies opgezet in samenwerking met de industrie (Vopak). Uit de eerste pilotstudie (data-analyse) bleek dat de e-noses goede indicatoren zijn voor geurklachten: bij 98% van de hinderklachten die werden gemeld in de buurt van de e-nose heeft de e-nose een verandering gedetecteerd. Voor een adequate klachtendetector bleek het percentage fout-positief (e-nose verhoging, geen klacht) echter nog te hoog (57%). Filtering met gegevens over de windrichting heeft dit probleem opgelost. In de tweede pilotstudie werkt Vopak aan het verder verfijnen van het eigen alarmeringssysteem op het gebied van geur. Zij betrekt inmiddels al de actuele uitslag van de e-noses (van zowel Vopak als DCMR neuzen) in de operationele besluitvorming. Hieruit blijkt tevens de meerwaarde van de e-nose als proces operationele tool. Het continu monitoren van de geuruitstoot is een van de voordelen, aangezien hierdoor de specifieke omstandigheden waaronder de overlast ontstaat kunnen worden achterhaald. Vervolgens kan dan gericht(er) naar een oplossing van het geurprobleem gezocht worden. In 2010 is de technologie ingezet bij een notenbranderij. Bij het in kaart brengen van de geursituatie bleek een één op één relatie te bestaan tussen de menselijke geurwaarnemingen en de momenten dat de e-nose emissies bij de bron en immissies in de woonomgeving registreerde. Momenteel wordt deze technologie onder andere ingezet bij een aardappelverwerkingsbedrijf en een raffinaderij in Oman. Ook is onderzoek gedaan naar gevallen waarbij het veroorzakende bedrijf niet bekend was. Enoses blijken vaak vóórdat de eerste klachten binnenkomen al een verandering in de luchtsamenstelling te detecteren. Er is daarom een e-nose dashboard geïntegreerd in de Meldkamer, dat een alarmering geeft wanneer een e-nose hoge waarden registreert. Vervolgens kan de Meldkamer uitrukken om deze alarmering nader te onderzoeken. Naast bovenstaande fingerprints die karakteristiek zijn voor een situatie met geuroverlast, wordt er gewerkt aan een geurstoffen database in samenwerking met de Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek (VITO). De toepassing van de e-nose technologie kan ook een toegevoegde waarde hebben bij het opsporen en bij de alarmering van verhoogde benzeenconcentraties door het traditionele luchtmeetnet. De e-nose technologie vormt geen alternatief voor de bestaande meetstations, maar kan de metingen van de stations wel verrijken op een kosteneffectieve manier. De kostbare meetstations meten op een kwantitatieve wijze specifieke stoffen voor de luchtkwaliteit (o.a. benzeen). Een dicht netwerk van e-noses geeft een interessante aanvulling op de schaarse reguliere meetpunten. De e-noses meten niet specifiek de benzeenconcentratie, maar het is gebleken dat de e-nose sensoren bepaalde gassen met benzeen erin goed registreren. Met een fijnmazig e-nose netwerk kan derhalve vroegtijdig een verhoogde benzeenconcentraties worden herkend. Conclusie De conclusie is dat de e-nose goed in staat is om veranderingen in luchtsamenstelling te signaleren die tot geurklachten kunnen leiden. De groeiende database van fingerprints van de belangrijkste geur- en incidentgevoelige stoffen zal op termijn leiden tot een betere indicatie omtrent welke stoffen er vrijkomen, waardoor de oorzaak van de hinder snel opgespoord kan worden. Vervolgens dienen vanzelfsprekend door het bedrijf, of zo nodig de overheid, maatregelen genomen te worden.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
12
2.3 Wie heeft wat aan een e-nose netwerk? In onderstaand schema zijn de belangen van de stakeholders in het kort uitgewerkt, mede op basis van informatie verkregen uit de expert meeting (25 februari 2013). Dit overzicht is niet uitputtend en kan naar behoefte worden aangevuld. De samenwerkende diensten zullen de informatie die het systeem levert immers verschillend gebruiken.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
13
Veiligheid Provincie/gemeenten
Luchtkwaliteit
Stankhinder
Milieugebruiks-ruimte
Proces-voering
verminderen
optimaliseren
optimaliseren
Minder incidenten.
Extra locatie specifieke
Verbeteren kwaliteit
Behoud en versterking
Voorkomt klachten,
Betere afhandeling
tool voor signaleren van
leefomgeving.
van industrie in Rijnmond.
waardoor minder druk op
incidenten.
lucht-kwaliteitsissues.
Maakt groei/economische
meldkamers. Potentieel
Verbeteren imago regio
Daardoor specifieke
ontwikkeling mogelijk.
kosten besparend.
Rijnmond (schoon &
maatregelen mogelijk.
veilig). Sluit aan bij
Kan ten dele en op
beleidsdoelen milieu- en
termijn luchtkwaliteits-net
leefomgeving.
vervangen.
HbR – Port
Minder incidenten.
Verbeteren leef-en
Draagvlak voor industriële
Gebruik haven
development
Betere afhandeling
werkomgeving.
activiteiten vergroten.
optimaliseren aan de
incidenten.
Sluit aan bij concept
hand van meetgegevens
Verbeteren imago HbR.
“green port”.
(dus niet alleen door
Sluit aan bij Havenvisie
Verbeteren imago HbR.
gebruik modellen), dus
2030.
Sluit aan bij Havenvisie
meer groeimogelijkheid
2030.
binnen bestaande grenzen.
HbR – Port control
Informatie voor
Inzicht in (varende)
Verbeteren kwaliteit
(publieke taken)
rampenbestrijding.
bronnen en early warning.
leefomgeving. Betere
Bronnen opsporing.
VRR
toewijzing geurklachten.
Informatie voor rampen-
Early Warning systeem:
Voorkomt klachten,
bestrijding.
het sneller herkennen van
waardoor minder druk op
Veiligheid VRR personeel.
gevaar en bepalen
meldkamers.
Bronnen opsporing.
potentieel bedreigde
Mobiel netwerk voor
gebied.
Meetplanorganisatie
Burgers
Inzicht in veiligheid in
Inzicht in bronnen en
Verbeteren kwaliteit
Additionele informatie
eigen woonomgeving
early warning.
leefomgeving
voor vergunningen, beleidsplannen, etc
Bedrijven
Onveilige situaties
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Past bij concept van
Directe tool voor
14 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
(personeel en omgeving)
Deltalinqs
“goede buur”
operations ter voorkoming
eerder opgespoord
van stankhinder.
waardoor maatregelen
Kleinere kans op
preventies kunnen worden
conflicten met overheids
genomen.
diensten.
Minder incidenten.
Verbeteren leef-en
Verbeteren kwaliteit
Vergroten mogelijkheden
Betere afhandeling
werkomgeving.
leefomgeving.
voor industriële
incidenten.
Sluit aan bij concept
Verbeteren imago
“green port”.
bedrijfsleven.
Verbeteren imago
ontwikkeling.
bedrijfsleven.
DCMR
Onveilige situaties
Verbeteren kwaliteit
Gebruik haven
Voorkomt klachten,
(personeel en omgeving)
Zie alle andere belangen.
leefomgeving.
optimaliseren aan de
waardoor minder druk op
eerder opgespoord
Betere toewijzing
hand van meetgegevens
meldkamers. Potentieel
waardoor maatregelen
geurklachten.
(dus niet alleen door
kosten besparend.
preventies kunnen worden
gebruik modellen), dus
genomen.
meer sturing voor
Bronnen opsporing.
RIVM
bewaken van grenzen.
Informatie voor
Informatie voor
rampenbestrijding.
rampenbestrijding.
Betere locatie bepaling
Betere locatie bepaling
metingen bij rampen.
metingen bij rampen.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
15 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
3. E-nose technologie: relevantie beheertaken regio Rijnmond De E-nose technologie kan onder andere gebruikt worden voor de volgende beheertaken: -
Bewaken van de veiligheid door de Overheid.
-
Het signaleren en terugdringen van geurklachten voor omwonenden.
-
Emissiesignalering en processturing door de bedrijven.
-
Het achterhalen van bronnen bij geurklachten.
-
Het signaleren en opsporen van ontgassende schepen.
3.1 Veiligheid bewaken door de Overheid Het stationaire en mobiele e-nose meetnet kan een belangrijke rol spelen in het bewaken van de veiligheid door de overheid. Daaronder vallen tevens de publieke taken van het Havenbedrijf Rotterdam. Het e-nose systeem brengt bij incidentele emissies real-time en online de verspreiding over de omgeving in kaart. Afhankelijk van de afwijkingen ten opzichte van de normale waarden van de e-noses en het mogelijke stankklachtenbeeld van bewoners, kan snel een indicatie worden verkregen van het totale beïnvloede gebied en van de mogelijke bron. Dit biedt ten opzichte van de conventionele technieken op het gebied van veiligheid (zoals meetbuisjes, PID meters en COmeters). Deze hebben geen mogelijkheden om snel en gerichter veiligheidsinformatie on line en continu te verzamelen. Het gaat hierbij om informatie over gevaarlijke stoffen op basis waarvan maatregelen zoals alarmering van de bevolking, aansturen van meetploegen, opschaling van hulpverleningsdiensten en ontalarmering kunnen worden genomen. Het sneller kunnen intrekken van een alarm is van belang voor gebieden die economisch belangrijk zijn zoals haven- en industriegebieden en snelwegen. De mobiele e-noses kunnen binnen de meetplanorganisatie van de Veiligheidsregio RotterdamRijnmond een belangrijke plaats innemen. Meetploegen en Chemisch Adviseurs experimenteren nu met mobiele e-noses bij incidenten met gevaarlijke stoffen. De ervaringen tot op heden zijn positief. Zo heeft de meetplanleider een goede plaatsbepaling van de meetploegen, worden deze beter aangestuurd en kan men sneller en beter stuurinformatie verzamelen. Daarnaast kan met de e-nose op afstand een situatie gemonitord worden, zonder dat er frequent metingen met conventionele apparatuur verricht hoeven te worden.
3.2 Het terugdringen van stankklachten De e-nose technologie wordt tevens toegepast als odour management instrument door de overheid. Een te hoge geurbelasting in de buitenlucht kan verschillende gezondheidseffecten oproepen bij de mens: (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten en stressgerelateerde somatische gezondheidsklachten. Alle stakeholders streven naar het verbeteren van de luchtkwaliteit en daarmee van de gezondheid van de bevolking. Het terugdringen van hinder door geur (en daardoor van het aantal geurklachten) levert daar een bijdrage aan. Een meerwaarde van de e-nose is dat deze technologie ook de operators in de meldkamers van diverse overheidspartijen kan ondersteunen bij het sneller opsporen van een overlastgevende geurbron en het initiëren van vervolgacties. Daadwerkelijk optredende geurhinder kan hiermee gereduceerd worden door het treffen van de juiste maatregelen. E-noses signaleren de geuremissies meestal ruim voordat de eerste klacht bij de meldkamer wordt ingediend.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
16
3.3 Emissiesignalering en processturing door de industrie De e-nose technologie wordt toegepast als emissiesignalering en bij procesbewaking in een aantal branches van de industrie. Hiervoor is minimaal een vast e-nose netwerk rondom het betreffende bedrijf nodig. De voordelen van het gebruik van de e-nose als bewaak-en sturingsinstrument zijn divers. Inzicht in de geuruitstoot houdt in dat een bedrijf geurhinder kan terugdringen en zijn processen kan optimaliseren zonder daarbij geuroverlast te veroorzaken. Daarbij kan een bedrijf anticiperen op mogelijke overlast door bijsturing in het proces. Ook is het bij een eventuele klachtentoewijzing door het bevoegd gezag voor een bedrijf eenvoudiger aannemelijk te maken wat haar betrokkenheid bij de geuroverlast is. Een belangrijke meerwaarde voor de industrie is de toepassing als hulpmiddel bij incidentenbestrijding. Een tijdige emissiesignalering bij onvoorziene situaties kan escalatie voorkomen. Hiermee waakt de industrie zelf over zijn geuruitstoot en over de veiligheid in het haven- en industriegebied en de dichtbijgelegen woonkernen.
3.4 Oorzaak individuele geuroverlast achterhalen (industrie en overheden) Het is doorgaans gebruikelijk dat geurmetingen door mensen worden verricht. Met hun eigen neus wordt bepaald in hoeverre er sprake is van geurhinder. Een meer wetenschappelijke wijze van het vaststellen van geurhinder is het uitvoeren van een organoleptisch (dat wat met de zintuigen (reuk, zicht) kan worden waargenomen) onderzoek met behulp van een geurpanel waarmee het aantal geureenheden wordt bepaald. Dit type onderzoek is omslachtig, kostbaar en neemt veel tijd in beslag. Ook is het niet mogelijk om geur continu te meten. Hierdoor is het lastig om de omstandigheden waarin overlast ontstaat te achterhalen. Met een gerichte e-nose meetcampagne rondom een geuroverlastgevend bedrijf kan continu geur gemonitord worden. Hiermee kan gerichter de relatie tussen ervaren geurhinder en de geuremissies van het bedrijf onderzocht worden, waardoor vervolgens gericht een plan van aanpak voor de overlast kan worden opgesteld.
3.5 Opsporen en alarmering bij benzeenemissies (overheden) Een streven van overheden is het verbeteren van de luchtkwaliteit en daarmee van de gezondheid van de bevolking. Het opsporen en de alarmering bij verhoogde benzeenconcentraties levert daar een bijdrage aan. In deze toepassing biedt de e-nose technologie een toegevoegde waarde voor het traditionele luchtmeetnet. De e-nose technologie vormt geen alternatief voor de bestaande meetstations, maar is wel een waardevolle toevoeging op de stations. De kostbare meetstations meten op een kwantitatieve wijze specifieke stoffen voor de luchtkwaliteit (o.a. benzeen). Een dicht netwerk van relatief goedkope e-noses geeft een interessante aanvulling op de schaarse reguliere meetpunten. De e-noses meten niet specifiek de benzeenconcentratie, maar kunnen wel goed situaties detecteren die duiden op een actuele benzeenpiek. Met e-noses kan eventueel een fijnmazig netwerk worden ingericht om vroegtijdig verhoogde benzeenconcentraties te herkennen en vervolgens bij bronopsporing te assisteren.
3.6 Opsporen van ontgassende varende schepen Schepen die varend ontgassen zijn een veelvoorkomende bron van geurhinder. In de huidige praktijk is het detecteren en volgen van varende schepen die ontgassen arbeidsintensief. De enose technologie is in dit geval een bruikbaar instrument voor de tracking en tracing van mobiele emissiebronnen. Een netwerk van e-noses rondom de vaarwegen biedt namelijk de mogelijkheid om de pluim van een ontgassend schip dat voorbij vaart te registeren. Bronaanduiding wordt
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
17
vervolgens gerealiseerd door de combinatie van winddata, e-nose data en AIS-scheepvaartdata1. Dit kan de veiligheid van het gebied en de gezondheid van zijn burgers ten goede komen.
1
AIS staat voor Automatic Identification System
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
18
4. Opzetten E-nose meetnet 4.1 Meetstrategie In het e-nose programma is door de DCMR onderzoek gedaan naar hoe te komen tot een effectieve meetstrategie voor een regionaal dekkend e-nose netwerk (rapport is op te vragen bij de DCMR onder referentienummer DMS 21370392). Daarbij zijn twee kernvragen gesteld: -
Hoeveel en waar moeten de e-noses worden geïnstalleerd? En
-
Is één netwerk handig of is er een combinatie mogelijk van verschillende (bedrijfs-) netwerken?
Vraag 1: Hoeveel en waar moeten de e-noses worden geïnstalleerd? Er zijn vanzelfsprekend altijd hybride modellen mogelijk, maar bij het onderzoek is uitgegaan van het basismodel van een fixed grid. De DCMR heeft de optimale dichtheid onderzocht op basis van twee basismodellen met een hogeen lage dichtheid. De conclusies van dat onderzoek zijn dat: •
Een hoge dichtheid, een grid van 1x1 km, leidt tot een grid waarbij de functionaliteit van
•
Als de doelstelling van het meetnet beperkt is tot het detecteren van de grote incidenten in
•
De inzet van mobiele e-noses maakt een tijdelijke verdichting van het vaste netwerk in de
een e-nose netwerk optimaal wordt benut. het kader van de veiligheid dan is een vast meetnetwerk met lage dichtheid voldoende. nabije omgeving van het incident mogelijk. Tijdens het e-nose programma beschikten Meetploegen en Chemisch Adviseurs over mobiele e-noses. De ervaringen in de operationele sfeer zijn tot op heden zeer positief (verslagen zijn op te vragen bij DCMR onder referentienummers DMS 21216755, 21369704, 21377106, 21441525).
Vraag 2: Is één netwerk handig of is er een combinatie mogelijk van verschillende (bedrijfs-) netwerken? In principe is het mogelijk om een aantal bedrijfsnetwerken aan elkaar te koppelen zodat er een groot netwerk ontstaat. Maar dat betekent dat alle bedrijven en/of terreinen zelfstandig het initiatief moeten nemen om een bepaald aantal e-noses aan te schaffen. Dit is wellicht op termijn mogelijk, maar vooralsnog complex omdat naar verwachting slechts weinig bedrijven zelfstandig zullen besluiten tot de aanleg van een eigen bedrijfsnetwerk. De vraag is dan ook of deze bedrijven wel bereid zullen zijn de data te delen met de overheid. Een manier om meer bedrijven e-nose bedrijfsnetwerken te laten implementeren is om deze techniek voor te schrijven in de milieuvergunning. De motivatie hierbij is dat de primaire verantwoordelijkheid voor veiligheid bij de bedrijven zelf ligt. De eerste stappen om de e-nose in de toekomst in de milieuvergunningen op te laten nemen lijken juridisch mogelijk (DMS 2151960). Maar eerst zal de beleidsmatige en bestuurlijke wenselijkheid moeten worden onderzocht en beantwoord. Vooralsnog wordt geadviseerd om met het algemeen voorschrijven van e-noses in vergunningen zeer terughoudend om te gaan. Het staat bedrijven natuurlijk vrij om zelf een netwerk te installeren en deze gegevens al dan niet te delen met overheid.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
19
In dit stadium is het raadzaam te starten met een netwerk dat in handen is van alle stakeholders, maar gecoördineerd door één partij of slechts enkele partijen. De e-noses kunnen worden geïnstalleerd in het openbare gebied volgens het 1x1 grid. Daarbij ligt een batchgewijze aanpak voor de hand zodat snel ervaring kan worden opgedaan en tijdige evaluaties mogelijk zijn, zodat het netwerk zich optimaal kan uitrollen. In de onderstaande figuur is een netwerk uitgewerkt op basis van 1x1 km en waarbij alle neuzen op openbaar terrein zijn geplaatst (totaal ca. 350 e-noses).
Figuur 4.1: Uitwerking van e-nose netwerk in de Rijnmond
4.2 Potentiële deelnemers Hieronder wordt een overzicht gegeven van de betrokkenen (en tussen haakjes het belang/rol) bij de realisatie en aansturing van een e-nose netwerk in de Rijnmond. •
DCMR (meldkamer, toezicht, communicatie en input vergunningen)
•
Bedrijven (real time effect monitoring, compliance, imago)
•
Burgers (informatie)
•
Haven bedrijf Rotterdam NV (vaarwegen openhouden, long term monitoring milieusituatie, planning bedrijfslocaties, communicatie en imago)
•
Havenbedrijf Rotterdam in de rol van uitvoeren publieke taken
•
VRR (incident management)
•
Zeehavenpolitie (incident management)
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
20
•
RIVM (incidentmanagement)
•
Belangengroepen ? (bedrijfsgerichte informatie, probleemanalyses)
•
Gemeenten en provincie (long term monitoring milieusituatie, communicatie)
•
Algemeen: Gebruik van mobiel netwerk voor speciale situaties of projecten.
4.3 Eigenaarschap In deze paragraaf wordt een voorstel gegeven op de vraag wie eigenaar is van de e-noses, de ruwe data en de verwerkte e-nose data. Tijdens het e-nose programma zijn de fysieke e-noses geleased. Gezien de snelle technologische ontwikkelingen die gepaard gaan met dit soort innovatieve technieken wordt vooralsnog uitgegaan van een leaseconstructie. Ook het onderhoud aan de hardware is daarmee gegarandeerd. Het ligt voor de hand er vanuit te gaan dat de leverancier de eigenaar blijft van de hardware. Er is globaal sprake van twee soorten date: ruwe en bewerkte data. Ruwe e-nose data bestaan uit onbewerkte e-nose meetgegevens die worden verzonden via GPRS naar de server van de leverancier. Bewerkte data (o.a. alarmering en stofherkenning) ontstaan door verwerking van de ruwe data in speciaal ontwikkelde software. Dit levert bruikbare gebiedsgerichte informatie op de terreinen van geur en veiligheid. Het voorstel is het eigenaarschap over de data als volgt te regelen: de toekomstige opdrachtgever van het regiomeetnet zal de eigenaar zijn van de ruwe e-nose data. De uitvoerende partijen (DCMR, VRR, HbR) hebben als uitvoerders toegang tot de bewerkte data. Tevens moet in het implementatieplan worden bepaald welke andere stakeholders toegang hebben tot de bewerkte data, waarbij de overheid voor een actieve (publicatie op website) of passieve (alleen reageren op WOB verzoeken) informatievoorziening kan kiezen. Aanbieders van e-noses De sensoren die in de modules worden gebruikt zijn vrij op de markt beschikbaar. Op basis van deze sensoren wordt wereldwijd door circa 18 bedrijven e-nose achtige apparaten gebouwd. Er is, naast e-noses (hardware) en een dataverzendmodule, ook een online informatiesysteem nodig dat de sensordata interpreteert en projecteert. Daarmee wordt de ruwe inputdata omgezet in bruikbare informatie. In Nederland zijn er slechts twee partijen die zich bezighouden met e-nose ontwikkeling. In het lopende e-nose programma is gekozen voor een van de twee partijen (Common-Invent uit Delft) op grond van de daar aanwezige kennis. Gedurende het e-nose programma heeft de DCMR de markt in de gaten gehouden met betrekking tot andere partijen die e-noses ontwikkelen. Twee Duitse studies, uitgevoerd door het Kompetenzzentrum WasserBerlin, op het gebied van milieumonitoring met e-noses geven een goed beeld van de huidige marktsituatie. Uit deze studies komt naar voren dat er wereldwijd 18 relevante internationale marktpartijen zijn2. Uit hun marktanalyse komt het bedrijf Comon-Invent als de goedkoopste e-nose leverancier uit de bus. De benchmarkstudie3, waarbij vier verschillende e-nose systemen een jaar lang in bedrijf zijn geweest
2
Kompetenzzentrum Wasser Berlin, 30-03-2012, Market review on available instruments for odour
3
Kompetenzzentrum Wasser Berlin, 2012, Results of tests of four electronic noses at BWB sewer
measurement. research plant. Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
21
in een rioleringssysteem, gaf aan dat het systeem van Comon-Invent ,ondanks de substantieel lagere kosten, een vergelijkbare performance heeft vergeleken met de andere drie leveranciers. De e-noses van de leverancier dienen onder andere te voldoen aan de volgende eisen: •
iedere sensormodule is stand alone door toepassing van GPRS; energievoorziening door
•
een nader te bepalen aantal is voorzien van meteosensoren (windrichting en -kracht en
aanwezig net (bijvoorbeeld lantarenpaal) of een zonnepaneel. temperatuur). •
Up-time van de individuele sensor modules: 99,7%: module is binnen 24 uur gerepareerd.
•
Nieuwe technische ontwikkelingen van de e-nose worden gedurende het project toegepast zonder additionele kosten.
•
Bedrijf moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen van solvabiliteit, rentabiliteit en
•
Kerngegevens over het systeem moeten zijn geborgd bij een derde partij, zodat bij
liquiditeit. faillissement of ander onheil het systeem kan blijven draaien.
4.4 Sterkte-zwakte analyse Ten behoeve van de beoordeling van de wenselijkheid van een e-nose netwerk is met huidige gebruikers een SWOT analyse verricht naar de e-nose als tool en de toepassingsgebieden. De daaruit resulterende tabel is als bijlage B toegevoegd aan dit rapport. Voor de verschillende mogelijke toepassingen van de technologie zijn de sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen weergegeven. Daaruit zijn de volgende hoofdlijnen en aandachtspunten naar voren gekomen, die zullen worden meegenomen bij het implementatieplan: Sterke punten: •
Het systeem biedt duidelijk meerwaarde als snelle duiding van de verspreiding van de verontreiniging en verkort daardoor de follow-up acties (alarmering, bronidentificatie, etc.).
•
E-noses zijn relatief goedkoop ten opzichte van andere meetsystemen.
•
Geeft handelingsperspectief aan emittenten door opname in hun procesmanagement.
•
De meldkamer (waar de bewerkte data binnen komen) kan snel handelen op basis van de gegevens, waardoor preventie van klachten mogelijk wordt.
•
De technologie is complementair aan andere wijzen van bepaling van luchtverontreiniging (luchtmeetnet, mobiele apparatuur, zintuiglijke waarnemingen, etc.).
Zwakke punten: •
De markt voor e-noses is schaars.
•
Potentiële onduidelijkheid over eigendom van data, datasysteem, etc.
•
Fingerprints-systeem is nog incompleet. Vooral is het voor de Meetplanorganisatie nodig om verder onderzoek te doen om (zeer) gevaarlijke stoffen te kunnen detecteren en identificeren.
•
Omvang van data en datahandling: De e-noses genereren veel data, hiervoor is een dataverwerkingssysteem nodig, de verwerking en analyse dient te gebeuren door een adequaat functionerende organisatie.
•
Innovatieve meetsystemen voldoen niet aan de eisen zoals die bijvoorbeeld zijn beschreven voor meten en rekenen luchtkwaliteit. Er zal moeten worden beschreven dat er alleen sprake zal zijn van complementaire metingen.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
22
4.5 Verdere ontwikkeling e-nose netwerk De e-nose technologie is zoals eerder vermeld een nieuwe technologie waaraan nog veel ontwikkeling mogelijk is. De verwachting is dat de e-nose technologie zich in de toekomst zal ontwikkelingen in de volgende richtingen: 1) Automatische bronopsporing en identificatie. Hiervoor is reeds een software tool ontwikkeld (Odour Radar) die momenteel nader wordt ontwikkeld. In de toekomst zal het mogelijk zijn bedrijfsspecifieke gegevens (zoals de opslag van gevaarlijke stoffen) direct te koppelen aan de enose data. Dit kan van cruciaal belang zijn bij onder andere de brandbestrijding. 2) Online beschikbaar maken van de pollutieroosmodule (combinatie van e-nose gegevens, meteo gegevens, mogelijke emissiebronnen en geografische kaart). Hiermee kunnen operationele medewerkers zelf onderzoeken welke emissiebronnen er zijn en zo bijdragen aan een snelle opsporing. 3) Online beschikbaar maken van de patroonherkenningsmodule voor het fingerprinten. Hiermee kunnen operationele medewerkers tijdens een incident zelf het incidentpatroon selecteren waarmee het incident in de tijd en plaats gevolgd kan worden. 4) Online integratie klachtendatabase en meteo. Momenteel worden klachten en meteogegevens van meldkamer achteraf naar de huidige leverancier gestuurd die deze vervolgens invoert in de database. Om het systeem proactief, sneller en goedkoper te maken is een online koppeling vereist die vanaf de meldkamer te bedienen is. Rechtstreekse koppeling met online meteosystemen maakt het E-nose systeem als onderzoeksinstrument beter bruikbaar.
4.6 Aansprakelijkheid/verantwoordelijkheid bij niet opvolgen alarmering Belangrijk is om, voordat een regiomeetnet wordt ingesteld, helderheid te verschaffen over de juridische aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid. In het kader hiervan wordt hieronder een potentiële casus beschreven en wat de juridische consequenties hiervan zijn voor de verschillende betrokken partijen. Stel dat de uitvoerende partij op een gegeven moment informatie binnenkrijgt maar hier niet op reageert. Kort na het ontvangen van de informatie vindt er een veiligheidsincident plaats. Achteraf blijkt dat het incident voorkomen had kunnen worden als de uitvoerende partij meteen gereageerd had op de binnengekomen informatie. Door een jurist van DCMR is uitgezocht in hoeverre de uitvoerende partij dan aansprakelijk kan worden gesteld voor de geleden schade. Uit onderzoek naar deze voorbeeldcasus blijkt dat de uitvoerende partij dan inderdaad aansprakelijk kan worden gesteld voor de hierdoor veroorzaakte schade, tenzij er sprake is van overmacht. Het is daarom extra van belang om de procedure hoe te handelen bij een alarmering nauwkeurig vast te leggen en op te volgen. Daartoe is reeds een begin gemaakt door het opstellen van protocollen.
4.7 Elementen Businessplan Voor de implementatiefase zal een businessplan opgesteld gaan worden. Dit is een aanzet voor het businessplan waarin een groot aantal aannames zijn gedaan die nog besproken en besloten moeten worden.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
23
4.7.1 Kosten In het onderstaande overzicht is een schatting gedaan naar de kosten van de installatie en operations van het e-nose netwerk. Daarbij zijn de volgende aannames gedaan: 1- Het netwerk gaat batchgewijs uitgerold worden. Fase I: Het bestaande netwerk blijft bestaan en zal worden uitgebreid met een netwerk langs de waterwegen. Op basis van de resultaten zal fase II worden uitgevoerd in het jaar 2015. 2- De e-noses worden geleased. Kosten per e-nose variëren van € 1800 per nose/jaar in de beginfase tot € 1500 per nose/jaar in de vervolgfase (impliciete aanname: hoe meer enoses hoe goedkoper). Het aantal vast e-noses zal geleidelijk uitbreiden naar 350 stuks, terwijl het aantal mobiele e-noses maar beperkt zal groeien. 3- In de beginfase zal de leverancier niet alleen een rol hebben als verstrekker van data, maar ook meewerken in de opbouw van de e-nose operationele organisatie (aanname: eenmalig € 100.000 voor fase I). 4- Voor het projectmanagement zal tijdelijk extra capaciteit worden ingehuurd door HbR. 5- De meldkamer van de DCMR wordt kwalitatief en kwantiteit versterkt door meer capaciteit en training van de meldkamer medewerkers (schatting 0,5 fte erbij in de beginfase, structureel 0,8 fte erbij, inclusief training medewerkers). 6- Het bureau Lucht van DCMR zal vooral in de beginfase nog veel toegepast onderzoek moeten verrichten ter ondersteuning van het implementatietraject (schatting 0,5 fte in beginfase, naar 0,2 fte in eindfase). 7- De VRR heeft extra operationele capaciteit nodig, onder andere ten behoeve van opleiding van de meetploegen (aanname 0,25 fte erbij, aflopend). 8- De VRR heeft in samenwerking met de DCMR een subsidie voor een e-nose project bij het Ministerie V&J, afdeling NCTV aangevraagd voor technologische verbeteringen en praktische experimenten met meetploegen. 9- De dienst Havenmeester heeft extra operationele capaciteit nodig, onder andere ten behoeve van opleiding (aanname 0,25 fte erbij, aflopend).
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
24
Deze aannames leiden tot de volgende financiële situatie:
Tijd
Implementatie pilot tot eind 2013
Uitbreiding Fase I tot eind 2014
Uitbreiding Fase II tot eind 2015
Uitbreiding Fase III tot eind 2016
45
75
200
350
VRR 15 DCMR 10
45
40
40
62
115
240
390
€ 1.800
€ 1.500
€ 1.500
€ 100.000
€-
€-
E noses Fixed E noses mobiel E noses totaal Kosten/nose supplier
in pilot
Research supplier
Totaal tot eind 2016
Totaal supplier/jr
in pilot
€ 307.000
€ 360.000
€ 585.000
€ 1.252.000
Kosten operations VRR
in pilot
€ 30.000
€ 10.000
€ 10.000
€ 50.000
Kosten Operations DCMR
in pilot
€ 130.000
€ 130.000
€ 90.000
€ 350.000
Kosten operations HbR
in pilot
€ 20.000
€ 10.000
€ 10.000
€ 40.000
€ 75.000
€-
€-
€ 75.000
€ 562.000
€ 510.000
€ 695.000
€ 1.767.000
Projectkosten HbR Totale kosten
€in pilot
4.7.2 Organisatie Voor fase I zal de e-nose board worden voortgezet en uitgebreid met Deltalinqs en Havenbedrijf Rotterdam (HbR). Het voorzitterschap zal door HbR worden overgenomen van DCMR. De bestaande partijen zal formeel gevraagd worden te blijven participeren. Tijdens fase I zal de uiteindelijke organisatie gestalte moeten krijgen. Daarbij lijkt de oprichting van een stichting een haalbare optie, maar dat zal moeten blijken. Belangrijke vraag is hoe burgers en belangengroepen bij het implementatiefase en de uitvoeringsfase betrokken zullen gaan worden. Deelname aan de board is een mogelijkheid of separate bijeenkomsten om deze stakeholder bij het proces te betrekken. Ook de optie van het betrekken van scholen is al genoemd.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
25
4.7.3 Tijdsplanning Fase
Doel
Tijdsplanning
Implementatiepilot
Bewijzen dat e-nose netwerk functioneert als
September 2013
operationele tool. Voorbereiden
– dec 2013
uitbreidingsfase. Financiering door HbR en overheid. Uitbreidingsfase I
Op basis van resultaten modulair uitbreiden e-
Jan 2014 – dec
nose netwerk en oprichten organisatie; bredere
2014
financiering door andere partijen waaronder bedrijfsleven. Uitbreidingsfase II
Modulair uitbreiden e-nose netwerk
Jan 2015 – dec 2015
Uitbreidingsfase III
Verder uitbreiden en consolideren e-nose
Dec 2016 ev
netwerk, financiering volledig door participanten stichting e-nose.
4.7.4 Informatie Voor het implementatieproject zal een communicatieplan worden opgesteld en goedgekeurd door de e-nose board. Regelmatig zullen de stakeholders worden geïnformeerd over de voortgang. Daarnaast zal een dialoog platform worden opgericht om te zorgen voor participatie van bewoners, scholen, bedrijfsleven, etc. 4.7.5 Kwaliteit Voor het bewaken van de kwaliteit van deze nieuwe tool zal een onafhankelijke commissie in het leven worden geroepen die op 2 momenten een oordeel geeft over de toepassing (na 6 maanden implementatiefase en eind 2014). Het oordeel zal aan de e-nose board worden toegestuurd. Dit idee zal nader in een onderzoeksplan worden uitgewerkt.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
26
5. Conclusies en vervolg 5.1 Conclusies Het pilotprogramma e-nose zal in juli 2013 worden afgerond. De volgende conclusies kunnen worden getrokken: •
Het e-nosesysteem brengt bij incidentele emissies omgevingseffecten in kaart. Het stationaire en mobiele e-nosemeetnet kan zo een belangrijke rol spelen in het bewaken van de veiligheid in de Rijnmond.
•
De e-nose is een goede indicator voor geurklachten en kan daarom door zowel overheden als bedrijven gebruikt worden als managementinstrument voor geur.
•
Met behulp van gerichte meetcampagnes kan bij overlast gevende bedrijven geur continu gemonitord worden en kunnen de omstandigheden waaronder geurhinder ontstaat, achterhaald worden.
•
De e-nosetechnologie vormt geen alternatief voor het huidige luchtmeetnet, maar kan wel een waardevolle toevoeging zijn op de luchtmeetstations. De e-nose kan een bijdrage leveren aan de opsporing van en alarmering op verhoogde benzeenconcentraties.
5.2 Aanbevelingen 1. Op basis van de resultaten is er voldoende vertrouwen in de technologie om van de onderzoekfase naar de implementatiefase te gaan. 2. Ga met de resultaten nu daadwerkelijk aan de slag en tracht niet alles op dit moment voor te bereiden en te regelen; op basis van praktijkervaring zal bijgestuurd worden en is er derhalve sprake van een organisch ontwikkelingsproces. 3. Maak gebruik van het bestaande systeem in de vorm van een implementatiepilot. De bestaande leverancier heeft ruime ervaring in het gebied en met de e-noses. Openbare aanbesteding zal aan de orde zijn in de volgende fase. 4. Een batchgewijze aanpak ligt voor de hand; start met de vaarwegen en behoud het bestaande systeem. Dat betreft circa 75 e-noses die het grootste deel van de belangrijkste vaarwegen omringen. 5. Betrek alle stakeholders intensief bij het proces. Overweeg om op termijn een stichting of andere entiteit op te richten zodat alle stakeholders een min of meer gelijkwaardige rol hebben. Behoud de E-nose board en breidt deze uit met Deltalinqs en mogelijk andere partijen. 6. Er dient een partij te zijn die het initiatief neemt voor een eerste batch. Op basis van de praktijkresultaten zullen andere partijen naar alle waarschijnlijkheid op termijn willen participeren.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
27
Bijlage A; Opzet Implementatieplan voor netwerk van E-noses in Rijnmond Deze bijlage bevat een aanzet tot een implementatieplan. Daarbij is ervan uitgegaan dat het Havenbedrijf Rotterdam (HbR) het eerste initiatief neemt, maar waarbij nadrukkelijk de wens is geuit dat dit in samenwerking met andere stakeholders gaat gebeuren. Door HbR is aangegeven dat een snelle start de voorkeur heeft om snel praktijkervaring op te doen. Op basis van deze ervaringen zal het proces “organisch” worden vervolgd.
BA.1 Visie Havenbedrijf Rotterdam Het Havenbedrijf Rotterdam heeft in de Havenvisie 2030 de ambitie neergelegd om te streven naar verdere groei van de havenactiviteiten met als dubbele doelstelling om binnen het Rijnmond gebied het grootste, meest moderne en meest duurzame industriële complex van Europa te combineren met een kwaliteitsimpuls voor de leefomgeving. Een moderne haven is een haven die “in control” is over de activiteiten die er plaats vinden en die potentiële emissies betrekt bij de aanwijzing van vestigingslocaties van activiteiten die een zekere belasting voor de omgeving met zich mee brengen. Het gaat daarbij vooral om de thema’s geurhinder en externe veiligheid. Al in een vroeg stadium van de ontwikkeling waren stakeholders uit de haven geïnteresseerd in de mogelijkheden van het luchtmeetinstrument e-nose. Inmiddels zijn door DCMR en VOPAK enkele tientallen van deze e-noses geplaatst en is in de afgelopen jaren ervaring opgedaan met de e-nose technologie als innovatief meetinstrument. Deze resultaten laten zien dat het apparaat een aanvulling is op de bestaande instrumenten en dat het partijen (met name bedrijven en overheid) in staat stelt om proactief op te treden. Dit instrument biedt een goed perspectief om de kwaliteit van de leefomgeving te bewaken en daarmee mogelijk ook verder te verbeteren. Indien de omvang van een incident op deze manier beter in beeld gebracht kan worden, kunnen mogelijk ook de economische gevolgen beperkt blijven. Deze positieve ervaringen heeft het Havenbedrijf er van overtuigd dat een dergelijk systeem een plaats heeft in een moderne haven waar industrie en bevolkingsconcentraties dicht bij elkaar liggen. Zij heeft daarop partijen uitgenodigd om mee te denken over de verdere implementatie van deze techniek in de haven. Deze partijen zullen in de toekomst een rol dienen te blijven spelen bij het beheer van het systeem. Vooralsnog heeft het Havenbedrijf aangegeven garant te staan voor ten minste de eerste batch van e-noses (nadere uitwerking volgt). Gedeeld uitgangpunt Alle stakeholders in de Rotterdamse haven onderschrijven de doelstellingen en ambities van de Havenvisie 2030 en willen samenwerken aan de realisatie daarvan. Het gaat dan om: het Havenbedrijf Rotterdam, de gemeenten, de provincie, de bedrijven verenigd in bedrijvenorganisatie Deltalinqs, de DCMR Milieudienst Rijnmond, de Veiligheidsregio Rijnmond (VRR) en het Ministerie van Veiligheid & Justitie. Deze partijen nemen reeds deel in een begeleidingsgroep (“expert team” onder leiding van HbR) die de opzet en uitrol van het e-nose netwerk thans begeleidt. Naast het feit dat zij dit een zinvolle
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
28
ontwikkeling vinden, zijn zij ook zeer geïnteresseerd in de resultaten van continue monitoring en verwachten zij dat de resultaten gebruikt kunnen worden bij realisatie van eigen taken. BA.1.2 Eerste benadering In dit rapport wordt uitgegaan van een netwerk van e-noses dat uiteindelijk de gehele Rotterdamse haven dekt. Deze aanname leidt tot een vast netwerk met een nog te bepalen omvang van het grid. De e-noses zijn gekoppeld aan één centrale back office waar de informatie automatisch naar wordt geüpload. Deze back office verwerkt de gegevens en toetst deze aan vooraf ingestelde alarmeringen. Indien een alarmdrempel wordt overschreden gaat er automatisch een signaal naar de meldkamer. Daar zullen door medewerkers mede op basis van andere aanvullende informatie acties worden geïnitieerd. Door de toepassing van deze technologie wordt het gebied “gevoeliger”. Er zal sneller zicht komen op grote en kleine emissies, nog voordat bewoners klachten melden. Het systeem functioneert als een Early Warning System. Het is dan natuurlijk wel van belang dat helder is hoe de meetgegevens die hieruit beschikbaar komen slim in te zetten zijn voor het beheer van het gebied. Het op deze manier signaleren van een potentiele luchtverontreiniging is momenteel nog niet beschikbaar. Uit een langjarig onderzoek naar het functioneren van een pilotnetwerk in Rijnmond en Moerdijk zijn de volgende voorlopige conclusies getrokken: •
E-nose bevat meerdere gevoelige sensoren, maar kan niet zelfstandig specifieke stoffen onderscheiden. Daardoor moet het worden gezien als een aanvullende techniek op de reguliere luchtmetingen, niet als een vervangende.
•
Het is mogelijk stoffen en gasmengsels van bedrijven te “fingerprinten”. Door koppeling van de e-nose data met zintuiglijke waarnemingen. Daardoor is het mogelijk om incidenten en overschrijdingen van emissiegrenzen waar te nemen en daarop alarmen in te stellen.
•
E-noses kunnen in een vast netwerk worden opgesteld en als mobiel apparaat worden ingezet. Hierdoor is het mogelijk om real-time over indicatieve en aspecifieke luchtkwaliteitsgegevens te beschikken.
•
E-noses zijn gekoppeld aan real-time informatiesysteem dat informatie versterkt aan de meldkamer. Dit geeft mogelijkheden om koppeling te maken met andere informatiebronnen (klachten- en meldingenregister, logboeken van toezichthouders, etc.).
•
Er is een directe koppeling met geografische informatie te maken zodat grafische presentatie (bv t.b.v. publieksvoorlichting) eenvoudig kan worden gegenereerd.
•
Het systeem heeft zich bewezen als bruikbaar managementtool bij de bewaking van geuren veiligheidsrelevante emissies.
De maatschappelijke voordelen van dit systeem zijn: •
Bewoners krijgen meer vertrouwen in het optreden van de samenwerkende diensten omdat er meer proactief gehandeld kan worden. Informatie over gevaarlijke situaties en oorzaken van geurhinder kunnen sneller in kaart worden gebracht en dat komt consistente communicatie vanuit de overheid ten goede (vergelijk het treinincident in Wetteren, België op 7 mei 2013).
•
Problemen op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu worden sneller opgelost dan
•
Het kan als sturingsinstrument worden gebruikt voor het beheren van de
wel voorkomen. milieugebruiksruimte van het haven-industriële complex.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
29
De mogelijke toepassingen zijn nader uitgewerkt in concept protocollen (zie bijlage C). In deze protocollen zijn functionaliteit, procedures en verantwoordelijkheid nader uitgewerkt. BA.1.3 Stakeholders Uit de interviews met enkele stakeholders is gebleken dat de meerwaarde van een e-nose netwerk wordt onderschreven. Uit de gesprekken is gebleken dat geen enkele partij een monopoliepositie wil hebben. Het systeem wordt daardoor een bruikbare tool van alle stakeholders, inclusief burgers en belangenverenigingen. De verschillende belangen zijn in hoofdstuk 4 nader uitgewerkt. Voor de praktische uitvoerbaarheid is het vanzelfsprekend handig als een of slechts enkele partijen de eigenaar zijn en de implementatie organiseren.
BA.2 Technische aspecten BA.2.1 Schematisch overzicht e-nose netwerk
Figuur BA2.1: Weergave van the eNose Cloud (het e-nose netw
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
30
BA.2.2 Aantal e-noses en vorm netwerk (in dit voorbeeld zijn ca 350 E-noses opgenomen)
Figuur BA.2.2; Uitwerking van e-nose netwerk in de Rijnmond
BA.2.3 Verwerking van de gegevens De sensormodule is voorzien van een zender (gsm) en zendt periodiek gegevens naar de back office van de leverancier van de e-noses. In deze back office worden de gegevens opgeslagen en geanalyseerd. Het backoffice systeem dient te beschikken over geavanceerde patroonherkenning waardoor de gegevens zijn te vertalen naar informatie zodat, indien de signalen een vooraf ingestelde drempel overschrijden, een alarm afgaat bij de meldkamer. De output van het systeem beval zowel actuele als historische informatie.
BA.3 Organisatorisch Om het netwerk te beheren dient een beheerorganisatie te worden opgericht waarin vertegenwoordigers van alle stakeholders deelnemen. In dit hoofdstuk beschrijven wij de gewenste vormgeving van de beheersorganisatie. BA.3.1 Stakeholders Het Havenbedrijf Rotterdam heeft, als initiatiefnemer voor dit systeem, reeds de volgende partijen bij elkaar gebracht: •
Havenbedrijf Rotterdam
•
Provincie Zuid Holland
•
Betrokken gemeenten
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
31
•
DCMR Milieudienst Rijnmond
•
Deltalinqs als vertegenwoordiger van de bedrijven
•
De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
•
Rijkswaterstaat
Op afstand zijn de volgende partijen relevant: •
RIVM
•
Ministerie van Veiligheid & Justitie
•
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
•
Bewonersvertegenwoordigers
•
Belangengroepen
Deze partijen hebben belang bij de realisatie van het netwerk en de functies die het biedt. Het ligt voor de hand dat zij in de opstartfase bijdragen aan de inrichting van het netwerk en bevorderen dat het systeem de gewenste functies vervult. Voor de begeleiding van de implementatie wordt de aanbeveling gedaan een stuurgroep en een werkgroep op te richten met vertegenwoordigers van de direct betrokken partijen. Het programmamanagement, de projectboard en het projectteam hebben onder de volgende taken: •
Begeleiden van het uitvoeren van het implementatieplan.
•
Beoordelen of het systeem functioneert conform de doelstelling.
•
Periodiek raadplegen en actief betrekken van stakeholders (omwonenden en bedrijven).
•
Nagaan of de ambitie het systeem te gebruiken als RO-instrument ook is uitgekomen;
•
Doen van voorstellen om het systeem te verbeteren.
•
Periodieke rapportages en publiekscommunicatie.
•
Vier jaar na de inwerkingtreding uitvoeren van een evaluatie.
BA.3.2 Operationeel: Onderbrengen bij bestaande entiteit of nieuwe organisatie? Indien het systeem vergelijkbaar wordt opgezet zoals de pilots bij VOPAK en Moerdijk, dan is er sprake van het afnemen van een dienst van een toeleverancier. De signalen die door de modules worden doorgezonden worden door de leverancier verzameld, opgeslagen, bewerkt en in geaggregeerde vorm aan de klant toegezonden. Van belang is het ontvangstpunt zodanig te kiezen dat daar met de bewerkte informatie snel tot actie kan worden overgegaan. Het aantal opties is dan beperkt: Optie 1: Meldkamer van DCMR Optie 2: Gezamenlijke Meldkamer van VRR en/of Actiecentrum Brandweer Optie 3: Port Control Center van HbR Optie 4: Nieuw op te richten entiteit Om met optie 4 te beginnen: het voorstel is om geen nieuwe entiteit op te richten, vooral vanwege het gegeven dat er reeds twee prima bestaande opties zijn. Voor de dagelijkse uitvoering van de taak “beoordelen van de binnengekomen informatie” zijn beide meldkamers (VRR/DCMR) goede opties. In de praktijk zal het aandeel zaken waar geur een rol speelt (en waar DCMR op dient te handelen) naar verwachting groter zijn dan de situaties waar externe veiligheid een rol speelt (en waarbij de bij de Centrale meldkamer gevestigde crisiscoördinatieruimte benodigd is). Voor de organisatie is het echter op termijn noodzakelijk om tot een entiteit te komen in de vorm van een stichting of een ander organisatiemodel. Op deze kunnen alle stakeholders gelijkwaardig Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
32
deelnemen, financieel of in werktijd bijdragen en is het e-nose netwerk “van iedereen”. Voorgesteld wordt de DCMR meldkamer aan te wijzen als het eerste aanspreekpunt welke handelend dient op te treden. Ingeval er externe veiligheidsaspecten aan de orde zijn is de relevante informatie reeds bij VRR beschikbaar en kan snel worden opgeschaald. Belangrijk is dat de dagelijkse aansturing een gedeelde verantwoordelijk is van HbR, DCMR en VRR. Hoe deze gedeelde verantwoordelijkheid er uit ziet, zal nader worden uitgewerkt. BA.3.3 Hoe werken de partijen in de uitvoeringspraktijk samen? In bijlage C zijn enkele mogelijke toepassingen nader uitgewerkt in protocollen. Deze protocollen geven aan hoe in de uitvoeringspraktijk samengewerkt zal worden en wie welke verantwoordelijkheid heeft. In deze protocollen zijn de verschillende stappen en de daarbij behorende verantwoordelijkheden nader uitgewerkt. Het aantal protocollen kan worden uitgebreid naar mate het aantal toepassingen toeneemt. Deze protocollen zijn een eerste benadering en zullen door de werkgroep nader moeten worden uitgewerkt en bekrachtigd. Dan zal ook helder worden welke partij wat wil ontvangen en waarom deze partij die informatie wil ontvangen.
BA.3.4 Service Level Agreement Met de service leverancier van de e-noses zal een contract worden afgesloten. De aanbeveling is dat in het contract ten minste de volgende aspecten geregeld moet zijn (dit op basis van de resultaten van de pilotstudie): •
Up-time van de individuele sensor modules: 99,7 %: module is binnen 24 uur gerepareerd
•
Bijvoorbeeld 5 jaar levering, onderhoud en rapportageverplichting
•
Continuïteit van de service is gegarandeerd voor contractperiode, ook in geval van
•
Modules worden up-to-date gehouden en innovaties worden doorgevoerd.
•
Leverancier zorgt voor afstemming met de energieleverancier.
•
Een aantal modules is tevens uitgerust met een voorziening voor windrichting en –sterkte.
faillissement of andere ongewenste oorzaken.
BA.3.5 Kosten De kosten voor de aanlevering van de informatie wordt berekend per module en bevatten ook de backoffice afhandeling van de gegevens en signalering/alarmering naar een centraal punt. De totale kosten van een e-nose bedragen ongeveer € 1500 per jaar per neus (ex BTW, maar inclusief alle andere kosten gerelateerd aan de leverancier). Daarnaast maken de gebruikerskosten door te analyseren en het uitvoeren van de protocollen. Op basis van de huidige ervaringen bedragen de kosten ongeveer 1-1,5 miljoen per jaar op basis van 500 e-noses. Aan een batchgewijze uitrol zijn natuurlijk andere kosten verbonden die nader uitgewerkt moeten worden. Voorgesteld wordt om na besluitvorming over het Implementatieplan de offertebesprekingen met Comon-Invent te beginnen. BA.3.6 Communicatie De opzet van dit systeem is nog slechts bekend bij de relatief kleine groep van betrokken stakeholders. Zodra meer duidelijkheid is over de voornemens dient breder te worden gecommuniceerd. Wij denken aan de volgende acties: •
Peilen van de reacties van het bedrijfsleven (Deltalinqs) en burgers (belangengroepen zoals Oostvoorne etc.) op dit voorstel. Die reacties kunnen van invloed zijn op de voorgestelde aanpak of wijze van communicatie.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
33
•
Organiseren van een persconferentie/persbericht na besluitvorming om voornemen tot aanleg van e-nose netwerk breed te communiceren. Hierbij dienen nadrukkelijk burgers en belangenpartijen aangesproken te worden op de maatschappelijke meerwaarde van het systeem.
•
Opzetten van een mediastrategie (website, nieuwsbrieven, facebookpagina, etc.) zodat
•
Plaatsing van enkele e-noses op bijvoorbeeld scholen zodat deze betrokken kunnen worden
periodiek de voortgang kan worden gepubliceerd. bij de lesprogramma’s. Ook kan hierbij gedacht worden aan buurthuizen en gemeentehuizen. •
Relatie duidelijk maken met andere projecten die betrekking hebben op het optimaliseren van de milieugebruiksruimte zoals E-noise (een electronische tool voor geluidshinder).
BA.4 Juridische aspecten Aan de uitrol van een e-nose netwerk en het gebruik van de verzamelde gegevens is een aantal vragen verbonden. Het gaat dan om vragen met betrekking tot de openbaarheid van de verzamelde gegevens, de mogelijkheid om de verkregen inzichten te gebruiken bij toezicht en handhavingstaken en ten aanzien van de aansprakelijkheid bij het gebruik van de gegevens. BA.4.1 Openbaarheid van meetgegevens De metingen worden verricht in de publieke ruimte en de e-noses zijn zichtbaar aanwezig in die publieke ruimte. Daarom is het nodig vooraf te bepalen welke informatie onder welke situatie openbaar wordt gemaakt. Hieronder is een aanzet gegeven die nader moet worden uitgewerkt door de werkgroep: •
Basisdata: niet openbaar (dat zijn miljoenen gegevens per dag).
•
Geaggregeerde gegevens online beschikbaar.
•
Actuele detailgegevens alleen inzichtelijk voor DCMR, VRR (Actiecentrum Brandweer), HbR
•
Geaggregeerde informatie over een bepaalde periode (week, maand, jaar, etc) is in
en locatiespecifiek per bedrijf. geaggregeerde vorm openbaar beschikbaar. Protocol maken en laten vaststellen door de Stuurgroep. •
WOB verzoeken; juridisch advies inwinnen of in geval van de ruwe niet-geaggregeerde informatie sprake is van informatie die onder de WOB valt.
BA.4.2 Handhaafbaarheid op basis van de meetgegevens De e-nose als meetinstrument voor handhaving voldoet niet aan de eisen zoals vastgelegd voor het meten en rekenen van luchtkwaliteit. Maar de e-nose heeft dan ook een ander doel dan een luchtkwaliteitsmeetnet. Het kan wel worden ingezet als toezichtinstrument, maar de gegevens zijn in alle gevallen indicatief. Uitgangspunt is dat directe handhaving op basis van meldingen van de e-noses in principe niet mogelijk is, maar het systeem kan wel de informatie opleveren die indirect tot toezicht en handhaving leidt. Denk daarbij aan voortdurende hinder veroorzaakt door een bepaalde inrichting, ontgassing van schepen, etc. Dit onderwerp dient door de stakeholders gezamenlijk te worden uitgewerkt. In de protocollen is hier ook aandacht aan besteed (Bijlage C). Belangrijk is om, voordat een regiomeetnet wordt ingesteld, helderheid te verschaffen over de juridische aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid. In het kader hiervan wordt hieronder een
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
34
potentiële casus beschreven en wat de juridische consequenties hiervan zijn voor de verschillende betrokken partijen. Stel dat de uitvoerende partij op een gegeven moment informatie binnenkrijgt maar hier niet op reageert. Kort na het ontvangen van de informatie vindt er een veiligheidsincident plaats. Achteraf blijkt dat het incident voorkomen had kunnen worden als de uitvoerende partij meteen gereageerd had op de binnengekomen informatie. Door een jurist van DCMR is uitgezocht in hoeverre de uitvoerende partij dan aansprakelijk kan worden gesteld voor de geleden schade. Uit onderzoek naar deze voorbeeldcasus blijkt dat de uitvoerende partij dan inderdaad aansprakelijk kan worden gesteld voor de hierdoor veroorzaakte schade, tenzij er sprake is van overmacht. Het is daarom extra van belang om de procedure hoe te handelen bij een alarmering nauwkeurig vast te leggen en op te volgen. Daartoe is reeds een begin gemaakt door het opstellen van protocollen.
BA.5 Vervolgstappen BA.5.1 Voor de korte termijn (komende 12 maanden) Hieronder is aangegeven welke stappen nodig zijn om de implementatie van het netwerk in de komende periode te organiseren. Mei 2013: Eindrapport gereed (ter besluitvorming in E-nose Board op 5 juni 2013) Juni 2013: bijeenkomst met bedrijfsleven en burgers voor peilen meningen Juni 2013: Terms of Reference gereed Juli 2013: Uitwerking pilot gereed op basis van offerte leverancier Juli, Augustus 2013: besluitvorming incl. financiering gereed Augustus 2013: Oprichten organisatie Augustus 2013: Opdrachtverlening eerste batch November 2013: Start eerste batch December 2013: Voltooing Implementatiepilot December 2014: Fase I volledig operationeel December 2015: Fase II volledig operationeel December 2016: Fase III volledig operationeel
BA.5.2 Voor de langere termijn (1-5 jaar) Monitoren voortgang en resultaten (jaarlijks rapport) Jaarlijkse presentatie van resultaten Evaluatie en mogelijk andere financiering (in het 4e jaar)
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
35
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
36
Bijlage B; SWOT analyse e-nose netwerk Algemeen
Sterkten
Zwakten
Kansen
Bedreigingen
- Het is een anomaliedetector
- Het is geen analyser zoals een
- Optimalisatie van het huidige
- Implementatie van een
- Registreert veranderingen in
GC-monitor voor VOS
systeem
regionetwerk hangt af van een
de luchtsamenstelling,
- De data moet verder geduid
- Lopende ontwikkelingen:
adequaat operationeel gebruik
waardoor het heel veel stoffen
worden, je weet niet wat er
database met fingerprints,
door de meldkamer
registreert
gemeten wordt
techniek, modellen etc.
- Naast anomaliedetectie kan
- Ingewikkelde techniek: vergt
gebruik gemaakt worden van
expertise
semikwalificatie (d.w.z. een aanwijzing voor de stofsoort)
Geur (vast netwerk)
- Goede klachtenindicator (80%
- Ook alarmering terwijl er geen
- Interesse HbR
- Beperkingen van meldkamer
van de klachten gezien)
klachten zijn.
- Vopak is een voorstander
(personeel & kunde)
- Ondersteuning
- Klachten-fingerprint is niet
- Meldkamer is voorstander
- Geur heeft lage prioriteit
klachtentoewijzing (achteraf)
effectief genoeg gebleken.
- Experts van buiten (o.a. Vito
- Nog niet op te leggen bij
- Snellere en effectievere
- Het is een aanvullend
& geurbureaus) zien de
bedrijven
bronopsporing (reductie
indicatief instrument, geen
meerwaarde
- Overheden zien het niet direct
klachten)
alleenstaand instrument met
- Kan als een situation
als hun verantwoordelijkheid
- Proactief reageren op emissies
absolute waarde en dus beperkt
awareness tool opgenomen
mogelijk
inzetbaar als
worden in de vergunning
- Lage kosten
handhavingsinstrument. - Ingewikkelde techniek (ondersteuning noodzakelijk) - Verdere ontwikkeling (optimalisatie alarmering & fingerprint) gewenst
Geur (mobiele neuzen)
- Ondersteuning en
- Ingewikkelde techniek
- Aanpassingen op de auto
objectivering (plaats & tijd) van
(ondersteuning noodzakelijk)
noodzakelijk
de klachtentoewijzing (achteraf)
- Invloed snelheid voertuig op
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
37 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
signaal
Veiligheid (vast netwerk)
- Snellere alarmering
- Ook alarmering terwijl er geen
- Interesse HbR
- Beperking van meldkamer
- Volgen (plaats & tijd) van een
grote incidenten zijn.
- Experts van buiten (o.a. RIVM
(personeel & kunde)
incident
- Beperking identificatie &
& TNO) zien de meerwaarde
- Nog niet op te leggen bij
- Alleen het signaal (zonder
kwantificering
- Kan als een situation
bedrijven
identificatie) is voldoende om
- Ingewikkelde techniek
awareness tool opgenomen
- Overheden zien het niet direct
het incident te volgen (plaats &
- Verdere ontwikkeling
worden in de vergunning
als hun verantwoordelijkheid
tijd)
(optimalisatie alarmering &
- Semi-kwantitatieve maat voor
fingerprint) gewenst
de concentratie
Veiligheid (mobiele neuzen)
Luchtmeetnet
- Multimeter
- Beperking identificatie &
- Chemisch advies is groot
- Overheden zien het niet direct
- Lagere detectielimieten t.o.v.
kwantificering
voorstander en ziet
als hun verantwoordelijkheid
conventionele technieken
Ingewikkelde techniek
meerwaarde
- Plaatsbepaling (GPS) maakt
- Verdere ontwikkeling
- Brandweer /VRR is groot
betere aansturing meetploegen
(optimalisatie alarmering &
voorstander
mogelijk.
fingerprint) gewenst
- Goede correlatie gevonden in
- Het is een aanvullende
- Overheden zien het niet direct
het lab (BTX versus e-nose)
techniek en geen vervangende
als hun primaire taak
- Verdichting van het meetnet t.a.v. bronopsporing (bv benzeenpiek) - Lage kosten
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
38 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Bijlage C; Protocollen Als richtinggevend voorbeeld bij de mogelijke uitwerking van de toepassing van het e-nose netwerk door de meldkamer van DCMR is in deze bijlage een aantal protocollen opgenomen. Deze protocollen zullen in de implementatiefase van het project worden vertaald naar de verschillende doelgroepen (bestuurders, bewoners, bedrijven en beheerders). Vooralsnog is een aantal protocollen opgesteld voor veel voorkomende situaties, maar het aantal kan naar behoeve worden uitgebreid. 1- Meldingen van geur en veiligheid 2- E-noses als bron van stuurinformatie 3- Voorbereiden vergunningen en RO planningsproces 4- Toezicht en Handhaving (PM)
Protocol 1: Meldingen van geurhinder en veiligheid Dit protocol is van toepassing in dagelijks gebruik van het systeem en gaat ervan uit dat de informatie uit de back office van het systeem direct en zonder vertraging op een monitor in de gezamenlijke meldkamer van de veiligheidsdiensten bij DCMR wordt getoond (blok 1). In deze meldkamer komen ook de meldingen binnen van burgers (telefonisch), bedrijven (via CIN meldingen) en van medewerkers van de aangesloten diensten (vaak telefonisch) (blok 2).
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
39
Situatie 1: Systeem geeft Alarm In het geval dat het systeem een alarm geeft omdat het een anomalie heeft gedetecteerd (1), dient de betreffende operator in de meldkamer CMRK op basis van de informatie voorhanden reeds de volgende vragen te beantwoorden: •
waar is de bron gelegen? Wanneer is het begonnen/gestopt?
•
Is het een bewegende of stationaire bron?
•
Is op basis van historisch alarmeringen/meldingen reeds een indicatie te geven over de aard van de bron?
•
Welke meteorologische gegevens zijn beschikbaar, en op welke wijze wordt verwacht dat de pluim zich zal verspreiden?
•
Hoe lang zal het naar schatting duren voordat de pluim omwonenden of andere gevoelige gebieden bereikt?
In geval van een varende bron dient het Havenbedrijf te worden geïnformeerd. Het havenbedrijf zal aan de hand van de beschikbare informatie een uitspraak doen over de aard en omvang van de emissies. In overleg met de meldkamer zal een handelingsplan worden bepaald en zal communicatie naar de samenleving plaatsvinden via de geëigende kanalen. In geval van een stationaire bron dient zo spoedig mogelijk bepaald te worden of er sprake is van een veiligheidsrisico. Indien dat het geval is zal de emissie door de VRR worden opgepakt. Zolang dit laatste niet duidelijk is zal door de meldkamer/chemisch advies getracht worden om de aard en omvang van de pluim zo snel mogelijk te bepalen. Daartoe wordt een veldwerker van DCMR naar de pluim gedirigeerd om een eigen waarneming toe doen en met een mobile e-nose te meten. Indien daadwerkelijk sprake is van een veiligheidsrisico zal de Gecoordineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure (GRIP) worden ingesteld en het Regionale Operationele Team bij de VRR bijeenkomen en het dreigingsniveau bepalen conform bestaande protocollen. In het geval er geen veiligheidsrisico is maar wel sprake is van geurhinder zal de gebeurtenis worden afgehandeld door de meldkamer in samenwerking met de veldwerker. Het betreft dan het onderzoeken van de oorzaak ter plaatse, communicatie naar omwonenden en andere noodzakelijke acties.
Situatie 2: Melding komt binnen op meldkamer CMRK Het protocol kan ook worden gestart doordat er een melding binnen komt (2). Deze melding kan worden gedaan door een bedrijf, een burger of door een veldwerker. In het geval de melding wordt gedaan door het bedrijf dat tevens de bron is, kan ook meestal direct worden vastgesteld om welke stof of stoffen het gaat. Mogelijk is dan ook al bekend welke hoeveelheid het betreft. Deze informatie kan samen met de in de meldkamer beschikbare meteo informatie worden verwerkt tot een inschatting van de omvang van het incident. In geval het een varende bron betreft loopt de afhandeling via het havenbedrijf, bij een veiligheidsrisico worden de hulpverlenende of operationele diensten van de VRR ingeschakeld en in alle overige gevallen wordt door de meldkamer/chemisch advies passende stappen ondernomen. In het geval de melding van een burger afkomstig is (vanuit een woonwijk), en het systeem heeft geen melding afgegeven dan is de bron mogelijk niet afkomstig van een bedrijf uit het havenindustriële gebied. De betreffende melder kan vermoedelijk wel (ongeveer) aangeven wat hij/zij
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
40
ruikt. Het is aan de ontvanger van de melding of er direct een veldwerker naar toe wordt gestuurd of dat gewacht wordt of er meer klachten binnen komen. In het geval een veldwerker een melding doet kan direct overlegd worden welke opties aan de orde zijn. Ook hierbij geldt dat de combinatie van meteo-informatie met de waarnemingen bepalen hoe de (communicatie) reactie is van DCMR. Zo mogelijke en nodig kan de betreffende veldwerker direct een onderzoek instellen naar de oorzaak.
Protocol 2: e-noses als bron van (stuur)informatie Naast actuele gegevens over de voorkomende emissies in het havengebied, kan het systeem tevens functioneren als logboek. De gegevens van iedere e-nose worden daartoe opgeslagen in een database. Op basis van historische gegevens kan inzicht worden gegeven in de waarschijnlijkheid dat emissies optreden op specifieke locaties of in een specifiek gebied en wat de omvang van dergelijke emissie is. Daardoor kan het systeem op de volgende wijzen extra informatie opleveren voor: 1- Het opstellen van beleid voor ruimtelijke ordening van inrichtingen in de haven. 2- Bij vergunningverlening van -en toezicht op- overlast gevende activiteiten. 3- Bij communicatie naar de samenleving en informatie naar professionele stakeholders over omvang en aard van de emissies in de haven.
Protocol 2; vulling logboek Meetgegevens per e- nose opgeslagen
m elding vastgelegd; aard, bron, om vang
inform atie e- noses gekoppeld en anim atie gegenereerd
kunnen m eldingen aan pluim worden gekoppeld?
nee
pluim en m elding worden apart bewaard
ja
pluim m et m elding wordt opgeslagen voor latere referentie
logboek genereert geur en ev kaart Rijnmond
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
41
Ad 1. Het systeem kan aangeven in welke mate de milieugebruiksruimte voor het aspect geur praktisch gezien reeds is “opgebruikt”. Voor iedere locatie in het gebied kan worden aangegeven hoe vaak geurklachten zijn waargenomen zodat dit kan worden meegenomen bij de voorbereidingen van het vestigen van nieuwe bedrijfsactiviteiten in de haven. Ook voor het beoordelen van bedrijven met een extern veiligheidsrisico kan het systeem ondersteunend zijn. Het gegeven dat potentieel brandbare stoffen met een bepaalde frequentie vrijkomen, kan aanleiding zijn om aan bedrijven met activiteiten met een E.V.-risico voor te stellen zich op een andere locatie in de haven te vestigen. Ad 2. Het logboek creëert een extra bron van informatie om te betrekken bij de beoordeling van vergunningaanvragen. In het kader van toezicht biedt het logboek een bron van relevante informatie. Zowel bij periodieke controles als in geval van een bezoek naar aanleiding van een melding kan op basis van het logboek de discussie met het bedrijf worden aangegaan m.b.t. het nakomen van vergunningvoorschriften. Ad 3. Het logboek kan een bron zijn voor communicatie naar de samenleving. Naast de reeds bestaande overzichtskaarten met actuele gegevens over de luchtkwaliteit, zoals die te vinden zijn op de DCMR-website4, is een kaart met geurcontouren een zinvolle aanvulling. Naast de direct omwonenden zijn ook professionele stakeholders als RIVM mogelijk geïnteresseerd om de informatie uit een dergelijk logboek te ontvangen als aanvulling op bestaande meetgegevens.
4
Door de DCMR wordt op haar website al kaarten getoond van actuele concentraties van SO2, NOx, O3, PM10, benzeen en tolueen.
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
42
Protocol 3: Voorbereiden Vergunningen en RO-planningsproces Een bedrijf wil zich vestigen in de haven en meldt zich bij een van de commerciële afdelingen van het Havenbedrijf Rotterdam voor een bepaalde locatie. Het ontwikkelingsbedrijf gaat na wat de potentiële milieubelasting van het bedrijf is. In geval van mogelijk te verwachten geuremissies en/of externe veiligheidsrisico’s wordt de potentiële milieubelasting geplot in de actuele kaart en wordt bepaald of er een kans bestaat dat normen overschreden gaan worden. Indien dat niet het geval is zal de vestiging van het bedrijf op die locatie worden ondersteund. Indien er onverantwoorde accumulatie optreedt dient een beter geschikte locatie te worden gevonden. Een bedrijf vraagt vergunning aan voor nieuwe activiteit of uitbreidingsvergunning voor een bestaande activiteit. Door het bedrijf is in het kader van de aanvraag de mogelijke milieubelasting in kaart gebracht. Zij doet dat specifiek voor geur en externe veiligheid. Behandelende instantie (DCMR) controleert de berekening van de geurbelasting en plot deze in de actuele logboekkaart. Vervolgens gaat zij na in hoeverre geurnormen overschreden dreigen te worden. Er kunnen mogelijk aanvullende voorschriften in de vergunning worden opgelegd.
Protocol 3; RO- advisering bedrijf spreek voorkeur voor locatie uit
automatisch gegenereerde logboek kaart
HbR bepaald potentiële milieubelasting bedrijf
leidt vestiging tot ongewenste accumulatie?
bedrijf moet een andere locatie zoeken
bedrijf kan zich vestigen op gewenste locatie
Rapportage E-nose programma Rijnmond juli 2013
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
43