����������������� ��������������������������� �����������������������
��������������
Kei-Koel-Toelspad Wat? Het Kei-Koel-Toelspad is een interactieve wandeling langs de oevers van de Maas. • Kei (>Keien): Keien vind je overal in het landschap. Grindwinning is dan ook een belangrijke industrietak in de streek •
Koel (>Cool): leuk om te doen,
•
Toels (>Tools): de installaties langs de kant van de weg zijn werkmiddelen om meer te weten te komen over het landschap, de natuur en de land- en tuinbouw van de streek .
Afstand 3 km
Duur van de wandeling: Afhankelijk van de uitgevoerde opdrachten 1 tot 2 uur.
Start Je begint de wandeling vanop de parking van het Bezoekerscentrum ‘De Wissen’. Hier vind je een overzichtskaart van de verschillende wandelingen. Voor het Kei Koel Toelspad volgen we de gele lus die vertrekt naar beneden langs de Negenoordplas. Op een gegeven moment ga je de dijk op en de weg over. Iets verder, de velden in, vind je de eerste installatie.
Nodige materiaal tijdens de wandeling ·
deze brochure voor gidsen en leerkrachten
·
installaties/borden langs de weg
·
de kinderwandelbrochure: Kei-Koel-Toelspad met achtergrondinformatie
·
zoekkaarten van bodemdiertjes en insecten, grassen
·
schrijfgerief
·
zie bij de opdrachten voor specifiek materiaal
Doelgroep ·
flexibel gebruik voor kinderen vanaf 9 t.e.m. 11 jaar
·
scholen maar ook gezinnen
2
Stop 1
Het Grassenmuseum
Achtergrondinformatie: Gras groeit overal. Ook op plaatsen waar we het liever niet zouden willen: tussen de terrastegels of zelfs tot in de dakgoot. Weidegrassen zijn voornamelijk grassen die lekker en gezond zijn voor koeien. Gras op sportvelden is dan weer erg sterk. Het meest gezaaide gras in Europa is het Engelse raaigras. Van nature zijn grassen windbestuivers wat verklaard waarom ze geen kleurige bloemen nodig hebben en ze veel stuifmeel vormen. Mensen met hooikoorts weten dan ook als geen ander wanneer grassen in bloei staan. De meeste grassen hebben een heel specifieke bouw (zie illustraties) en ook een herkenbare grasgeur. Granen (rogge, tarwe, …) zijn familie van de grassen. Grassen bestaan voor het grootste deel uit cellulose waardoor ze voor de mens niet te verteren zijn. De graankorrels bevatten echter veel zetmeel wat een belangrijke voedselbron is.
1. Ook grassen hebben een naam
tarwe
De kinderen verzamelen enkele soorten grassen die ze kunnnen vinden in de berm. Kunnen ze het juiste grassprietje bij de juiste afbeelding plaatsen? Hoeveel soorten werden gevonden en hoeveel ervan kon je determineren aan de hand van de afbeeldingen? Bijkomend materiaal: Zoekkaart grassen (Aminal) Loep
3
2. Een paspoort voor grote grazers Het oormerk Vanaf de leeftijd van 7 dagen bezit elk kalf, verplicht, een uniek paar oormerken. Alle landbouwdieren dragen een oormerk zowel in het linker- als het rechteroor. Het is een hulpmiddel bij het SANITEL-identificatiesysteem dat vanaf 1990 wordt toegepast. Dit dient om het hele traject van een rund, van geboorte tot aan het slachthuis, te kunnen volgen. Zo weet men meteen waar bijvoorbeeld zieke dieren vandaan komen waardoor de gebruiker van ongewenste preparaten kan worden opgespoord of de bron van contaminaties kan worden vastgesteld.
Opdracht A: Je paspoort graag! Deze opdracht kan je enkel uitvoeren als er koeien in een weide vlakbij staan. (Eventueel kan je de opdracht ook later uitvoeren als je langs een weide met koeien passeert.) Kan je enkele oormerknummers noteren? Als de koeien dicht genoeg staan kan misschien ook het provincienummer noteren? Bijkomend materiaal: Verrekijker ��������
����������������� ���������������
�������
�������������
����������
4
Opdracht B: De vlekken maken de koe! Vroeger identificeerde men een koe wel eens aan de hand van het vlekkenpatroon. Dit patroon is namelijk voor elke koe anders, net zoals onze vingerafdruk. Ieder kiest een koe die in de weide staat en tekent heel nauwkeurig het vlekkenpatroon na op onderstaande koe. Ook het Wit Blauw-rund heeft een vlekkenpatroon, zij het minder duidelijk dan de zwartbonte melkkoeien. Doelstellingen: · zorgvuldig waarnemen rekening houdend met verhoudingen en met oog voor details ·
eerste kennismaking met identificatiesysteem Sanitel
Datum: Oormerknummer: Nagetekend door 5
Opdracht C: Kunstige koeien!
Klasopdracht
Een futuristische, een kerst- of valentijnskoe, een Italiaanse koe of een koe uit een ander land, een sprookjeskoe, een streepjes- of bolletjeskoe, … kortom, maak een kunstige koe van deze onderstaande tekening. Tips: Met een kopieermachine kan je de illustratie (B) makkelijk vergroten. Door twee koeien in spiegelbeeld tegen elkaar te plaatsen (zie illustratie A) en daarna te vouwen volgens de stippellijn kan de koe blijven rechtstaan. Wil je nog verder gaan dan kan je altijd eerst een koe maken A uit klei om die later te beschilderen. Bijkomend materiaal: Alle soorten knutselmateriaal Vergelijk wat je gemaakt hebt met de voorbeelden die je kan vinden op: http://www.cow-parade.be/
Titel:
B
6
Opdracht D: Hooimuizen maken!
Klasopdracht
Hooi is gedroogd gras en wordt door de boer afgemaaid als wintervoer voor koeien, schapen, geiten of paarden. Het gemaaide gras moet dan enkele dagen in de zon blijven liggen tot het helemaal droog is. Nodige materiaal: hooibalen fijne metaaldraad kralen of knopen (voor de ogen) stukje touw (voor de staart) stukje karton schaar
Zo ga je te werk! · Neem een bundel hooi. ·
Geef dit hooipakje een muizenvorm: spits van voor, boller van achter.
·
Probeer deze vorm vast te leggen door er de dunne metaaldraad rond te winden.
·
Maak er nu een echte muis van. Met een stukje ijzerdraad kan je twee kralen of knopen vastmaken op de plaats van de ogen en één kraal of knop op de plaats van de neus.
.
De oren kan je uitknippen uit het stukje karton (zie voorbeeld) en in het hooi drukken
·
Natuurlijk mag een staart ook niet ontbreken: deze maak je met een mooi getwijnd of gevlochten touw.
7
Stop 2
Het wolkenbord
1. Wolkenpoëzie Opdracht A: Wolkenvormen? Een gedicht over de wolken staat schuin opgesteld tegen het luchtruim. Laat de kinderen het gedicht lezen. Vervolgens kunnen ze beschrijven wat ze zelf in de wolken zien.
Soms Soms zie ik in de wolken een koe een paard een schaap Ik lig in het gras en ik kijk en Ik lach me een aap. En de wolken, ze drijven, ze drijven voorbij. De koe wordt een kalf en het schaap is opeens ook maar half. Jaak Dreesen 8
2. Weer wolken Achtergrondinformatie Wolken kunnen verschillen in vorm en kleur. Deze verschillende soorten wolken hebben ook een naam. In de wolken kunnen sommige mensen, zoals een weerman maar ook de boer, uit ondervinding, aflezen welk weer er op til is. ‘Warme’ lucht die stijgt, koelt af met ongeveer 1°C per 100 meter hoger. In de lucht zit waterdamp die je doorgaans niet kan zien. Als die waterdamp afkoelt condenseert die tot waterdruppels of als het echt koud is tot ijskristallen. Al die waterdruppels en/of ijskristallen zijn wel zichtbaar en vormen wolken. Als de druppels te groot en dus ook te zwaar worden, vallen ze als regen naar beneden. Mist en nevel zijn wolken die net boven de grond hangen. Doelstellingen: · oefenen van flexibel en vloeiend denken ·
herkennen van verschillende soorten wolken
·
benoemen van soorten wolken
Opdracht B: Wat voor wolken zien we? Kijk daarvoor naar het bord. Hoe hoog hangen de wolken? Wat voor vorm hebben ze? Probeer, in de onderstaande kader, de wolken zo goed mogelijk te tekenen.
Datum
Kan je deze wolken benoemen? Welke types van wolken kan je onderscheiden?
9
Opdracht C: Maak je eigen wolkenspiegel
Klasopdracht
Nodig: Spiegel van ongeveer 40 op 60 cm Glasverf Dunne penselen Voorbeeld van een windroos Kalkpapier Vet potlood Zo ga je te werk · Zoek een mooi voorbeeld van een windroos ·
Breng de tekening met behulp van kalkpapier en een vet potlood (0) op de spiegel
·
Schilder de tekening in glasverf
·
Zet de spiegel op een stok of op een tafel in de (school)tuin
·
Ideetje voor vader- of moederdag
Toepassing: Met de wolkenspiegel kan je lezen vanuit welke richting een wolk komt. Je zet de windroos in de juiste richting en in de spiegel zie je de wolken over de windroos schuiven. Ook de snelheid van de wind kan gemeten worden met een wolkenspiegel hoewel dit niet zo makkelijk is. Je dient de hoogte te schatten van een wolk en, terwijl je je hoofd stilhoudt, neem je de tijd op vanaf dat een wolk in de spiegel verschijnt en weer over de rand verdwijnt.
10
3. Wolkenpsychologie Opdracht D: Rorscharch maakte vlekken Achtergrondinformatie: De Zwitser Hermann Rorschach (° 1884 in Zurich) was een psychiater aan de universiteit van Bern. Hij ontwikkelde een inktvlekkentest. Zijn patiënt kreeg een symmetrische inktvlek voorgelegd en aan de hand van wat de patiënt er in zag, kon de psychiater diens persoonlijkheid bepalen. Eigenlijk hadden ze net zo goed in de wei kunnen gaan liggen om naar de wolken te kijken. Deze test werd in de loop van de 19de eeuw verschillende keren gewijzigd en verfijnd. Voornamelijk in de Verenigde Staten wordt deze test nog veel afgenomen. Vele psychologen vinden de test echter waardeloos door een te lage betrouwbaarheid. Wat zie jij in deze (Rorschach-)vlek?
Opdracht E: Maak je eigen Rorscharch-vlek! Materiaal nodig: A 4 tekenpapier ecoline, waterverf Oost Indische inkt + tekenpen Zo ga je te werk: · Neem een blad A4 tekenpapier en vouw dit in de lengte in twee en vouw het vervolgens weer open.. ·
Maak met verschillende ecolinekleuren vlekken op één kant van het blad.
·
Plooi het blad terug in twee op de vouw zodat de vlekken worden afgedrukt op de andere kant van het blad.
·
Terug openvouwen en laten drogen.
·
Laat de kinderen dat wat ze in de vlekken zien duidelijk maken door er enkele lijnen over te tekenen met pen en inkt.
11
Stop 3
Klein grut op hotel
Achtergrondinformatie: In de verte zien we een boomgaard. De fruitteler maakt ook vandaag de dag nog gebruik van nuttige insecten om de schadelijke uit te schakelen. Zo ziet hij graag lieveheersbeestjes, zweefvliegen en sluipwespen in de boomgaard want deze eten bladluizen. Doordat de fruitteler predatoren (natuurlijke vijanden) inzet, op het moment dat de plaag nog niet te uitgebreid aanwezig is, worden er minder insecticiden gebruikt. Zo worden ook de nuttige insecten niet gedood. De fruitteler onderzoekt daarom heel regelmatig zijn boomgaard op schadelijke insecten. Als hij de plaag tijdig ontdekt dan kan hij met predatoren werken in plaats van met insecticiden. Ook met bijen en hommels is de fruitteler blij want die zorgen voor een goede bestuiving van de bloesems waardoor er mooiere vruchten aan de bomen komen. In de lente zal je bijna altijd bijenkasten kunnen opmerken vlakbij de boomgaard.
Solitaire bijen Er zijn wilde bijen die niet in kolonies leven zoals de honingbij dat wel doet. Zo zorgen de solitaire bijen zelf voor een nest en voedsel voor de eigen nakomelingen. Een nest vinden ze meestal in holle stengels of gaatjes in de grond, in hout of een steen. Ook zij zijn nuttige insecten vooral voor de bestuiving van bloemen en planten.
Pissebedden Pissebedden zijn schaaldieren net zoals krabben of garnalen. Ze eten dode bladeren en rottend hout. Ze leven op vochtige plekken. Je vindt ze vaak in groepjes onder stenen. ’s Avonds of ’s nachts komen ze tot leven. Pissebedden zijn onschadelijke diertjes. Ze zullen zelden echte schade veroorzaken aan planten. Ze worden gerekend bij de opruimers.
12
Hommels Ze zijn van eenzelfde familie als van de bijen. Reeds vroeg in de lente (veel vroeger dan de honingbij!) zal de hommelkoningin wakker worden uit haar winterslaap en op zoek gaan naar nectar en stuifmeel. Pas daarna zal ze een eigen éénjarige kolonie stichten. Nesten van hommels vind je meestal in de grond of soms in gaten in muren en bomen. Hommels zijn bijzonder nuttig voor de mens. Ze worden dikwijls gebruikt in serres voor het bevruchten van tomaten en paprika’s. Zij beginnen er vroeger aan en werken langer per dag dan de honingbij. In België bestaan er wel 20 soorten.
Oorwormen Het zijn bruine, afgeplatte insecten met een tangvormig achterlijf. Wist je trouwens dat ze kunnen vliegen: hun vleugels zitten netjes ingepakt onder de dekschildjes. Zij broeden hun eitjes uit en dat komt zelden voor bij insecten. Ondertussen eet het moederdier niets. Bij een tweede vervelling van de larven is de moeder zo verzwakt dat ze sterft. Ze zal nog dienen als voedsel voor haar eigen kroost. Oorwormen worden soms gebruikt in de boomgaard. Ze eten blad- en bloedluizen, perenvlooien, algen en soms meeldauwschimmels.
Doelstellingen: · het kennen van het basisprincipe van de geïntegreerde (fruit)teelt ·
het opnoemen van enkele nuttige insecten
·
verbanden kunnen leggen tussen behuizing en aard van het dier
·
ontwikkelen van onderzoekszin
13
1. Insecten leren kennen Opdracht A: Klein grut op hotel De kinderen gaan voorzichtig op zoek naar welke beestjes hier op hotel leven. Ze kijken in gaatjes en spleetjes en kijken onder stenen. Ze duiden aan welke insecten ze waar vinden. Materiaal nodig: loepenpotje zoekkaart bodemdiertjes
Ik vond: een pissebed, in/op/onder:
een oorworm, in/op/onder:
een bij, in/op/onder:
een hommel, in/op/onder: een kever, in/op/onder:
een rups, in/op/onder:
een regenworm, in/op/onder: een spin, in/op/onder:
iets anders, in/op/onder:
14
2. Insecten helpen in de schooltuin
Klasopdracht
Opdracht B: Maak zelf een onderdak voor het klein grut Bijen in de tuin zijn erg nuttig. Zij bevruchten je bloemen en planten en zorgen er dus voor dat je mooie vruchten kan oogsten. Als wij bijen zeggen, denken we meestal aan een hele zwerm, maar er zijn ook bijen die niet in grote groepen leven. Ze zorgen zelf voor hun eigen nakomelingen en maken zelf een nest. Daarbij kan jij een handje toesteken door nestkastjes voor die bijen te maken. Moeilijk is dat niet! Probeer maar eens!
1. Een bijenflatgebouw Materiaal: een pvc-buis bamboestengels (6 à 8 mm doorsnede) of hol snoeihout (vlier, framboos, jasmijn, braam) Wanneer: in het voorjaar Tips: Vul de pvc-buis met bamboestengels of hol snoeihout Plaats de buis op een hoogte van 1 meter Zorg er voor dat de buis in de zon en uit de wind staat
2. Proefbuisbijtjes Materiaal: proefbuisjes van 6 à 10 mm doorsnede een oude boomstronk een boormachine en houtboor Wanneer: in het voorjaar Tips: Boor in de oude boomstronk zoveel gaten als je proefbuisjes hebt. Steek de proefbuisjes in de gaten. Nu kan je de buisjes er uit halen zodat je de broedkamers kan bekijken en de ontwikkeling van larven tot bijtjes kan volgen.
15
3. Kijkstation hommelpot, oorwurmpot
Ook hommels zijn zeer nuttig voor je tuintje. Met onze hommelpot kun je ze naar je tuintje lokken en ze bovendien observeren bij het nestelen en bij de ontwikkeling van larve tot hommel. Materiaal: (zie illustratie) een boormachine en steenboor Wanneer: in het voorjaar Tips: Laat de bamboestok of elektriciteitspijp een tijdje buiten liggen om de geur van “nieuw” er uit te halen. Boor in de zijkant van de bloempot een gat met dezelfde diameter als je bamboestok of elektriciteitspijp (die zal dienen als inlooptunnel van het nest). Boor het gat schuin naar beneden, zodat je inlooptunnel naar boven loopt. Plaats het nestmateriaal in de bloempot. Maak de bovenkant van de bloempot dicht met de plastic folie. Bind de folie stevig aan, zodat hij de regen kan tegenhouden. Schuif nu de inlooptunnel door het geboorde gat. Graaf de bloempot in, zodat de rand een ietsje boven de grond uitkomt. Zorg er voor dat de inlooptunnel boven de grond uitsteekt. Dek de bloempot af met de glazen plaat. Daardoor kan je de werkzaamheden in het nest altijd bekijken. Dek tenslotte de glazen plaat af met het houten deksel zodat het donker is in het nest.
Oorwurmpotten gemaakt van bloempotten of versierde conservenblikken
�������������� ������������������� �������������������� �������������������
������������������������ ��������������� ������������� ������������
���������������� ��������������� ��������������������� �������������
16
Stop 4
Hoge bomen vangen veel wind
1. De hoogte van een boom meten Opdracht A: Hoe gebruik je een hoogtemeter Meet de hoogte van een boom aan de hand van een hoogtemeter die je kan vinden bij het bord. 1. Een hoogtemeter werkt volgens een eenvoudig principe. Het toestel zelf bestaat uit een kijkbuis die op de schuine zijde van een rechthoekige driehoek met gelijke zijden is gemonteerd. Terwijl je de hoogtemeter horizontaal houdt (zie tekening) kijk je door de buis en ga achteruit of vooruit tot je de top van de boom ziet. 2. De hoogte van de boom is nu eenvoudig te berekenen door de afstand van de kijkopening van de hoogtemeter tot de stam te meten (A - B). Omdat we werken met een driehoek met gelijke zijden weten we dat de afstand (A - B) gelijk is aan de hoogte (B - C). 3. Als we bij (A - B) nu de afstand van de hoogtemeter tot de grond (m) optellen, bekom je de volledige hoogte van de boom.
De hoogte van de boom is
meter.
17
2. Meten is weten Achtergrondinformatie: Pythagoras (° Samos 582 – † 496 voor Chr.) was een groot Grieks leermeester. Hij kreeg heel wat aanzien van zijn tijdgenoten. Nog altijd wordt Pythagoras beschouwd als één van de grootste wiskundigen aller tijden. Hij zag in alles getallen. Sommige getallen stonden voor hem als symbool voor iets. Hij en zijn volgelingen waren ervan overtuigd dat wiskunde kon leiden naar een goddelijke verheffing van de ziel en naar een geestelijke zuiverheid. Hij maakte de wiskunde tot meer dan alleen een exacte wetenschap. Het was voor hem een geloof. Pythagoras goochelde niet enkel met getallen maar ook met onder andere driehoeken. Je mag dan wel denken dat dit niets meer was dan pure hersengymnastiek toch kan je niet ontkennen dat je er ook echt iets mee kan doen. De boomhoogtemeter is daar een voorbeeld van. Deze simpele toepassing van driehoeksmeting vormt het basisprincipe bij onder andere landmeetkunde en cartografie. Doelstellingen: · leerlingen kunnen enkele eenvoudige principes van de driehoeksmeting uitleggen ·
theorie van de wiskunde verbinden met praktische toepassingen
·
de figuur van Pythagoras plaatsen
Opdracht A: Puntsbepaling op de speelplaats
18
Materiaal nodig: speelplaats waar enkele interessante markeringen zijn om op te focussen enkele grote stukken karton meter stok(ken) gradenbogen (één of twee) splitpennen stuk touw van 10 meter ruitjespapier potlood Hoe ga je te werk? · Maak een hoekmeter zoals op de tekening. ·
Met een zo’n tekening kan je al toekomen.
·
Gebruik een krukje om de hoekmeter op te zetten.
·
Trek een lijn van 10 meter op het schoolplein.
·
Eén hoekmeter staat aan de ene kant van de tien meter.
·
Verplaats hem daarna naar de andere kant van de tien meter. Je kan om makkelijker te werken ook een tweede maken.
·
Laat nu iemand met een stok op het punt gaan staan dat je in kaart wil brengen.
·
Breng de lijn van 10 m over op een ruitjespapier als een streep van 10 cm.
·
Meet nu de hoek aan elke kant van de lijn.
·
Breng met gradenboog de twee lijnen (één links en één rechts) aan volgens de hoek die je meet met de hoekmeter.
·
Je vindt nu het punt dat je wil in kaart brengen op het snijpunt van de twee lijnen
·
Herhaal deze werkwijze voor elk punt dat je wil cartograferen.
Deze kaart kan nu dienen voor bijvoorbeeld de start van een verfraaiingsproject voor je schoolplein. Doorheen deze oefening maak je kennis met één van de basisprincipes van de driehoeksmeting die gebruikt wordt in landmeetkunde en cartografie.
19
Opdracht B: Icosaëder het regelmatig twintigvlak Pythagoras had iets met driehoeken. Hier vind je een ‘wiskundig lichaam’ dat je kan maken enkel en alleen op basis van driehoeken. Hoe ga je te werk? · Kopieer en vergroot de plattegrond eerst op een steviger blad papier. Knip de constructie netjes op de buitenlijntjes uit. ·
Nu moet je de overige lijntjes lichtjes insnijden met een snijmes. Pas op dat je niet door het blad snijdt want anders valt je constructie in stukken. Alles moet aan elkaar blijven hangen maar je moet de plattegrond op de lijnen kunnen plooien
·
Nu ga je de constructie plooien en de naast elkaar gelegen driehoeken aan elkaar kleven met fotoplakband of bestrijk de klepjes, stap voor stap, met lijm.
·
Zo krijg je een geometrische sfeervorm gebaseerd op gelijkzijdige driehoeken
Tip: Versier eerst de plattegrond zodat je een toffe icosaëder krijgt.
20
Stop 5
Boerenfluiters
1. Muziekale planten Opdracht A: Muziek maken met planten Verschillende planten en takken zijn erg geschikt om er fluitjes van te maken. Het bord geeft hiervan enkele mogelijkheden. Vroeger werden deze leuke weetjes doorgegeven van opa op kleinzoon. Spijtig genoeg gaat deze schat aan waardevolle informatie verloren. Ontdek hoe er in een voor iedereen toegankelijke wegberm heel wat spelmogelijkheden verscholen zitten. Laat de kinderen enkel fluitjes maken van planten die veel voorkomen.
·
Doelstellingen: stimuleren van verwondering
· ontdekken van spelmogelijkheden in de natuur
21
Opdracht B: Gelamineerde verzamelwoede
Veld- en klasopdracht
Nodig: Gedroogde bloemen en bladeren Vinddingen uit de natuur Eigen gemaakt gedicht, kalligrafie, tekening, … Lamineerblad Lamineertoestel
Hoe ga je te werk? · Verzamel blaadjes en bloemetjes (zeldzame bloemen laten staan!). ·
Droog ze tussen twee blaadjes vloeipapier die je onder enkel zware boeken legt.
·
Misschien vind je ook nog andere dingen onderweg: schapenwol of paardenhaar, een verdroogde vlindervleugel, …
·
Deze gevonden dingen kan je in een mooie compositie (samenstelling) tussen een lamineerblad steken.
·
Eventueel maak je er een gedichtje of een tekening bij.
·
Steek door de lamineermachine en je hebt een mooi schutblad voor in je map (A4formaat) of een ontbijtplacemat (A3-formaat).
22
Opdracht C: Paardenbloemconfituur of paardenbloemlimonade
Veld- en klasopdracht
Nodig: 5 flinke handen vol paardenbloemen (enkel de kopjes, geen stengels) 2 citroenen 2 sinaasappelen 1,5 liter water 1,5 kg suiker kookpot vuurtje Hoe maak ik het? · Was de bloemen. ·
Kook de bloemen 10 minuutjes in het water.
·
Giet het geheel door een zeef en vang het sap op. De bloemen boven de zeef nog eens goed uitknijpen.
·
Roer nu 1 kilo suiker en het sap van 2 citroenen en 2 sinaaspappelen doorheen het sap.
·
Dik dit nu in tot het sap stroperig en draderig wordt.
·
Je hebt nu siroop en giet deze in confituurpotten.
·
Laten afkoelen.
·
Indien je het sap minder laat inkoken heb je siroop.
·
Op een warme dag kan je deze siroop aanlengen met koel plat of bruisend water tot paardenbloemlimonade.
23
Stop 6
Ik ben een kei...
Achtergrondinformatie Vroeger: Voor de oorsprong van de Maas en zijn landschap moet je miljoenen jaren terug gaan in de tijd. De bron van de Maas ontspringt op het plateau van Langres in Frankrijk. De rivier die op sommige momenten snel stroomt neemt kleinere stenen mee op weg naar zee. Massa’s puin worden zo meegesleurd. De verschillende ijstijden laten de Maas, door ijsvorming, geregeld stilstaan met afzettingen van grind tot het gevolg. Zo ontstaan, honderdduizenden jaren geleden, de Maasterrassen: kleine plateaus opgebouwd uit grind. Telkens na een ijstijd, worden grind, zandsteen en vuursteen afgezet. Het is eigenlijk afbraakmateriaal, door de rivier over een lange tijd tot hier meegebracht, van diverse gebergten zoals de Ardennen, de Alpen, de Vogezen en de Jura. Vruchtbare rivierklei Het Kempens plateau, waar oorspronkelijk de Maasbedding doorheen liep, heeft een schrale bodem bestaande uit zand- en grindgronden. De grillige Maas is eeuwenlang een dynamische, meanderende rivier geweest en heeft sterk wisselende waterstanden. Meestal staat het water in de winter hoog en in de zomer laag. Het jaarlijkse buiten zijn oevers treden van de Maas liet een vruchtbare sliblaag van leem achter in de uiterwaarden (winterbedding). Dit gaf de Maasvallei zijn waardevolle landbouwgrond. Huidige situatie: Sinds de eerste helft van de 20ste eeuw wordt er grind ontgonnen in het Limburgse Maasland. Na de tweede wereldoorlog gebeurt dit op grote schaal. Niet enkel de zomerbedding maar ook de uiterwaarden worden uitgegraven. Veel waardevol landbouwgebied gaat zo verloren. Grind wordt gebruikt bij de aanleg van wegen, bruggen, havens, vliegvelden, …. In de jaren 1970 – 80 komt er een einde aan de ongebreidelde ontginning. Gewestplannen worden opgesteld. In 1993 wordt het Grindfonds opgericht. Er dienen heffingen te worden betaald op elke ton grind die naar boven wordt gehaald. Met dit geld worden de achtergelaten kraters heringericht als watersportplassen of als natuurgebied of komt er opnieuw landbouwgrond. In het Grinddecreet legt men, in samenspraak met de bedrijven, de gemeentes, de landbouwsector en de milieuverenigingen, de afbouw en de stopzetting van de grindwinning vast tegen 2006. In 2007 wordt echter verder gediscussiëerd of men de grindwinning nu gaat stoppen of niet. 24
1. Leef mee met keien Opdracht A: Inleefsessie ‘Ik ben een kei’ De kinderen zetten zich bij mooi weer aan de kant van de berm aan de grindput. Nadat de leerkracht wat achtergrondinformatie geeft over het ontstaan van grind volgt een relaxatiesessie met daarna een inleefsessie: Relaxatie: De kinderen zetten zich in een makkelijke positie: bvb. met gekruiste benen en met de handen op de dijen. Eventueel leggen ze zich op de rug. De ogen mogen dicht. Een mogelijke manier om tot ontspannen spieren te komen is om elk lichaamsdeel om beurt op te spannen en ze daarna bewust terug te ontspannen. Zo voelen de kinderen over welke spieren het juist gaat: ‘Span je linkerhand, en laat dan al die spieren los, ontspan je linkerhand, nu je linkeronderarm, bovenarm, rechterhand, onderarm, bovenarm, linker- en rechterschouder, enz. Nu kan je de relaxatie bestendigen door de kinderen te laten focussen op o.a. de zonnewarmte op hun huid, het fluiten van de vogels, het kolken van het water, het voelen van een briesje, … Nu ze relaxed en gefocust zijn, volgt de inleving. Inleefsessie: De begeleider gebruikt een rustige toon en geeft de kinderen de tijd om zich in te leven. ‘Beeld je nu in dat je een kei bent. Je gaat een reis maken en je probeert je alles voor te stellen in gedachten, hoe het moet voelen een steen te zijn. Je oorsprong ligt op een hoog gelegen punt. Na eeuwenlang zwerven ben je hier terechtgekomen. Laten we eens nagaan welke weg je hebt afgelegd: In het begin ben je een groot rotsblok. Je steekt vast in een enorme gletsjer, samen met een boel andere rotsblokken. Je wordt voortgestuwd door die enorme ijsmassa: de gletsjer. Je schuurt daarbij tegen andere rotsblokken en beetje bij beetje splijt je in stukken en brokkel je af. Dan wordt het stil. Je blijft roerloos liggen en stilaan begint het ijs te smelten. Jij ligt daar tussen al die andere brokken en blokken terwijl het ijswater stilletjes langs je flanken kringelt. Maar stilaan wordt al dat ijs opeens een kolkende watermassa. Eerst worden alle kleinere rotsblokken meegesleurd, enkel de hele grote blijven liggen. Het water gutst langs je heen. Dan wordt de kracht van het water zo groot dat ook jij wordt meegetrokken. Het water stroomt langs je heen en aan alle kanten verlies je brokjes steen. Je slaat tegen andere blokken aan en je splijt en je barst dat het een lieve lust is. Stilaan ben je nog enkel een steen ter grootte van een schoendoos. Zo leg je nog honderden kilometers af. Het water stroomt snel en schuurt je hele oppervlak glad. Je wordt een kei: mooi afgerond en gepolijst. Uiteindelijk, als het water dichter bij de monding komt, vermindert het zijn vaart en je blijft liggen op de bedding van de rivier. In het diepst van jouw gedachten ben je nu deze kei.’ Doelstellingen: · kennismaken met relaxatiemethode ·
stimuleren van fantasie en inlevingsvermogen
·
oefenen van het voorstellingsvermogen en flexibel en vloeiend denken
·
kennismaking met ontstaan van landschappen
·
oefenen van de concentratie 25
Opdracht B: ‘Ik ben een kei…’ Beeld je in dat je een kei bent en maak het volgende gedicht af:
Ik ben een kei… Ik ben een kei in het diepst van mijn gedachten. Ik glijd, ik zwerf, ik splijt, ik barst.
26
Opdracht C: Bezinkingsproef: A. Staalname
Veld- en klasopdracht
Materiaal nodig: een proper en veilig (zonder scherpe randjes) conservenblik
Hoe ga je te werk? · Verwijder de bovenste strooisellaag. ·
Voor het nemen van de stalen, volg je de volgende getekende instructies op.
·
Neem een vijftal bodemstalen.
·
Doe elk bodemstaal in een plastic zakje.
schopje plastic zakjes
�
�
� �
�
B. Scheiding van zand, leem en klei Materiaal nodig: papier om grond te laten drogen glazen fles maatbeker chronometer (GSM) zeef Hoe ga je te werk? · Spreidt de grond uit op een papier en laat de grond drogen. Als hij luchtdroog is mag je de grond verkruimelen door er met een fles over te rollen. Eventueel haal je er het meeste organische materiaal uit met een zeef. ·
Doe nu de volgende stappen die hieronder staan afgebeeld:
����������������������� ���������������������� ����������������������� ������������ ����������������������� ��������������������� ����������
����������������� ���������������� ������������
������������ �������������
��������������� ����������������� ������������
���������������� �����������������
���������������� ����������������� ���������������� ���������������
����������������������� ��������������������� �������������
27
2. Keihard knutselen
Klasopdracht
Opdracht A: Een kei als souvenir De kinderen brengen van op de wandeling een mooie, afgeplatte zwerfkei mee van een 10 tot 20 cm lengte. Ze maken er een decoratieve steen van door er met verf een voor hen betekenisvol symbool op te zetten (spiraal, yin en yang, Ohm, Ankh, kalligrafische initialen, enz.). Als het ware een Zen-kei… Nodig: Kei van 10 tot 20 cm lengte Vet potlood Verf op basis van olie (bv. lakverf voor hout) Of verf op basis van water maar met vernislaag over Eventueel wat white spirit om de verf te dunnen Dun penseel Kalkpapier Symboolvoorbeelden Zo ga je te werk: · Raap, als je aan het einde van het pad bent langs de plas, enkele mooie keien op met een redelijk vlakke kant. ·
Verzamel voorbeelden van enkele mooie symbolen: triskel, allerlei kruisen zoals het Keltische kruis of het Malteser kruis, pentagram, eventueel een eigen uitgevonden symbool.
·
Pas de grootte van het symbool aan aan de grootte van de steen.
·
Let wel: het symbool moet groot genoeg zijn want de kinderen moeten het kunnen schilderen.
·
Zorg er voor dat er tussen twee lijnen kan geschilderd worden m.a.w. dat ze een vorm moeten inschilderen eerder dan een lijntekening te maken.
·
Zet de tekening van het symbool met behulp van een vet potlood op een kalkpapiertje.
·
Is de tekening niet symmetrisch dan moet je de achterkant ook nog eens overtrekken.
·
Zorg ervoor dat de steen mooi proper en ontvet is (eventueel afkuisen met white spirit)
·
Het kalkpapier op de steen leggen en overtrekken met een stevig maar niet te scherp voorwerp. De lijnen worden zichtbaar op de steen.
·
Eventueel maak je de lijnen op de steen duidelijker door er nog eens met potlood over te gaan.
·
Nu begin je met schilderen: een secuur werk.
28