Draagvlak en Web 2.0 Nieuwe vormen van betrokkenheid – via internet Lecture Context MasterClass Draagvlakversterking 4 december 2008 Gedurende de tweede lecture van de Context MasterClass 2008-2009 is er gesproken over Web 2.0. Web 2.0 kan van grote betekenis zijn voor (nieuwe vormen van) betrokkenheid bij mondiale vraagstukken. Sandra van Heeswijk, van internetbureau TamTam en voorheen webcoördinator bij Oxfam Novib, heeft een inleiding in Web 2.0 verzorgd. Vervolgens heeft Pelle Aardema een presentatie gegeven namens Nabuur.com, een online platform voor vrijwilligers. Web 2.0: een inleiding Sandra van Heeswijk begint haar presentatie met een definitie van web 2.0. Er bestaan erg veel definities van web 2.0, maar Heeswijk heft gekozen voor de definitie van Tim O’Reilly uit 2004: ‘…a perceived second generation of web-based communities and hosted services – such as social-networking sites – which aim to facilitate collaboration and sharing between users.’ De term Web 2.0 verwijst naar een duidelijk waarneembare trend op het internet, die sterk in betekenis toeneemt. Web 2.0 wordt omschreven als de tweede fase in de ontwikkeling van het world wide web. Het gaat over de verandering van een verzameling websites naar een volledig platform voor interactieve webapplicaties voor eindgebruikers op het internet. Web 2.0 gaat gepaard met een heleboel nieuwe termen. Een daarvan is de ‘Long tail’ (zie ook fig. 1). Het begrip de long tail beschrijft het fenomeen van een breed aanbod (van producten of informatie) dat slechts een klein publiek of een niche dient, maar gezamenlijk een groter marktpotentieel heeft dan de marktleider (of de paar meest populaire producten). Met deze long tail duidt van Heeswijk op het feit dat mensen op internet op zoek gaan naar hun eigen specifieke interesse en er altijd wel iemand is die deze interesse deelt. De producten die zich in deze long tail bevinden worden vaak op basis van aanbevelingen van anderen gekocht. Ook bij web 2.0 zijn de aanbevelingen van anderen van groot belang.
Verslag Context MasterClass Lecture: Draagvlak en Web 2.0, d.d. 4 december 2008
1
Figuur 1: The Long Tail
Web 1.0 versus Web 2.0 Web 2.0 impliceert dat er ook een eerste fase was, een Web 1.0. Web 1.0 staat voor de fase wanneer het internet bekend werd en de massa online ging. In Web 1.0 was de gebruiker vooral nog passief en een ontvanger, terwijl in Web 2.0 de gebruiker zelf een actieve bijdrage levert en naast ontvanger zelf ook zender geworden is. Hoewel in Web 1.0 het internet met name werd gebruikt voor adverteren en gezien werd als massa medium is het internet in deze tweede generatie meer een medium van de massa waarin er gesprekken gevoerd worden, aanbevelingen gedaan worden en samengewerkt wordt aan documenten en encyclopedieën. Web 1.0 Passief Gebruiken Reading Massamedium Services sold over the web Lectures Taxonomy Advertising
Web 2.0 Actief Bijdragen Writing Medium van de massa Webservices Conversations Tagging Word of mouth
Aan de hand van een filmpje1 laat Sandra van Heeswijk zien dat de consument veranderd is. De consument is niet langer enkel een ontvanger die afwacht wat de adverteerder vertelt, maar een actieve gebruiker die behoefte heeft aan conversatie. De consument bevindt zich op andere plaatsen dan vroeger en de adverteerder sluit daar nog niet altijd goed bij aan. Als organisatie is het belangrijk dat je naar die plekken toe gaat en luistert naar de behoefte van je doelgroep. Web 2.0 ontleed Vervolgens presenteert van Heeswijk de karakteristieken van Web 2.0. Web 2.0 wordt gekarakteriseerd door participatie; platformen waar mensen gemakkelijk content kunnen delen en met elkaar in contact komen. Het draait ook om decentralisatie, het is van niemand en van iedereen tegelijk. Deze decentralisatie is terug te vinden in zowel de architectuur, het gebruik 1
Te vinden op YouTube onder de naam ‘the break up’.
Verslag Context MasterClass Lecture: Draagvlak en Web 2.0, d.d. 4 december 2008
2
en de participatie. Openheid en user control zijn ook belangrijke aspecten van Web 2.0; content en meningen worden gedeeld en beschikbaar gesteld en de gebruiker heeft de volledige controle over de identiteit en de content die hij/zij zelf op internet plaatst. Tenslotte is de modularity een eigenschap van web 2.0; er worden verschillende applicaties en modulen beschikbaar gesteld die makkelijk gekoppeld kunnen worden en waarvan het geheel meer is dan de som der delen. Figuur 2: Input en outcomes van Web 2.0
Aan de hand van bovenstaand model (zie figuur 2) legt Sandra van Heeswijk uit wat de input van Web 2.0 is. Met user generated content wordt er verwezen naar teksten, afbeeldingen, video’s, interactieve media en virtuele architectuur. Voorbeelden van websites die gebaseerd zijn op user generated content zijn You tube (video’s), wikipedia (een encyclopedie) en flickr (een applicatie waar foto’s gedeeld worden). Als voorbeeld wordt ook ‘crowdsourcing’ genoemd. Bij crowdsourcing wordt er een beroep gedaan op de massa voor bijvoorbeeld het meewerken aan documenten of lego gebouwen of het oplossen van problemen voor bedrijven. Sleutelwoorden hierbij zijn co-creatie en gezamenlijk ergens aan werken. Naast de inhoud vormen opinies ook de input van Web 2.0. Over de content die wordt geupload en gedeeld geven mensen op internet hun mening. Op deze manier wordt waarde gegeven aan de content. Dit kan door het toekennen van labels (tagging), het geven van beoordelingen (ratings), clicks of het aangaan van sociale connecties. Voorbeelden hiervan zijn websites als delicious (voor het aanmaken van persoonlijke links naar favoriete sites), en ama-
Verslag Context MasterClass Lecture: Draagvlak en Web 2.0, d.d. 4 december 2008
3
zon.com of bol.com waar ratings kunnen worden gegeven. Ook op social networking websites zoals facebook, linkedIn, hyves en plaxo worden opinies gedeeld. Sandra van Heeswijk laat een filmpje zien waarin social networking ‘in plain english’ wordt uitgelegd.2 Tenslotte vallen applicaties onder de input van Web 2.0. Zo legt Sandra van Heeswijk uit wat widgets zijn. Dergelijke mini-applicaties (ook wel gadgets genoemd) kunnen op andere websites gezet worden en voeren eenvoudige en veelvoorkomende taken uit en geven snel toegang tot veelgevraagde informatie. Om een widget succesvol in de markt te zetten, moet het eenvoudig in gebruik zijn, makkelijk te delen en waarde toevoegen voor de gebruiker. Widgets lijken de marketeer en consument op een harmonieuze manier tot elkaar te brengen. Dat komt mede doordat de consument de widgets vrijwillig gebruikt; ze worden door marketeers niet opgedrongen. Sterker nog; de gebruikers helpen om de widget verder te verspreiden. Adverteerders kunnen dankzij widgets onderdeel worden van conversaties met consumenten. Met betrekking tot mechanismen (de middelste laag in het model) legt Sandra van Heeswijk uit wat folksonomy is. De term is een combinatie van folk en taxonomy. Folksonomy verwijst naar het proces waarin mensen gezamenlijk tags (of labels) toekennen om informatie op internet te categoriseren; ook wel collaborative tagging genoemd. Het beschrijft het bottom-up classificatie systeem dat ontstaat door social tagging. In web 2.0 zijn het dus niet alleen experts maar ook gebruikers die tags toevoegen aan bepaalde informatie en zo de informatie categoriseren. De uitkomsten die voortkomen uit deze input en mechanismen beschrijft Sandra van Heeswijk als volgt. Het meest interessante wordt zichtbaar (doordat mensen informatie ordenen) en er zijn meer persoonlijke aanbevelingen (doordat mensen opinies toevoegen aan informatie en over hun eigen ervaring schrijven). Mensen hechten veel waarde aan deze persoonlijke aanbevelingen. Bovendien is de meest relevante content makkelijk vindbaar (doordat mensen informatie ordenen en categoriseren), is de bruikbaarheid sterk verbeterd en ontstaan betekenisvolle communities. Draagvlakversterking 2.0 De doelstellingen van organisaties werkzaam binnen ontwikkelingssamenwerking kunnen globaal gesteld worden als het werken aan een betere wereld zonder armoede en het vergroten van de betrokkenheid bij deze problematiek, de eigen organisatie en de projecten. Daarnaast zijn de meeste organisaties bezig met het werven van nieuwe vrijwilligers, donateurs en nieuwe medewerkers. Tegenwoordig is er een vermaatschappelijking van ontwikkelingssamenwerking gaande en bestaat er een grotere behoefte aan praktisch idealisme. Web 2.0 kan een bijdrage leveren aan de bovengenoemde doelstellingen door betekenisvolle communities op te zetten en mensen aan elkaar te linken die gedeelde interesses hebben. Voorbeelden die Heeswijk noemt zijn onder andere: myC4.com, nabuur.com, geefsamen.nl, bringlight.com, kiva.org en 1procentclub.nl. Daarnaast biedt Web 2.0 de mogelijkheid om kennis te delen en kan zo de kwaliteit van ontwikkelingssamenwerking vergroten. Tenslotte eindigt Sandra van Heeswijk de presentatie met een aantal tips en uitdagingen. Het is belangrijk niet met de tools te beginnen, maar te vertrekken vanuit de behoefte van de doelgroep, de wensen en de gewenste resultaten. Dus als je organisatie stelt dat het bereiken van jongeren belangrijk is begin niet automatisch met een video, maar kijk eerst waar de behoefte 2
Dit filmpje is op You Tube te vinden onder de titel Social Networking in Plain English. Ook diverse andere web 2.0 tools (zoals wikis, RSS, twitter en blogs) worden in Plain English uitgelegd.
Verslag Context MasterClass Lecture: Draagvlak en Web 2.0, d.d. 4 december 2008
4
en wensen liggen van deze jongeren. Een volgende tip omschrijft Sandra als ‘stap de wereld van de consument binnen’. Ga naar de plaatsen waar de consumenten zijn en begeef je in hun wereld en verander mee met de consumenten. Ten slotte is het cruciaal om de controle los te laten. Dit vormt wellicht nog een uitdaging binnen ontwikkelingsorganisaties. Een forum opzetten en vervolgens modereren werkt niet meer, het is belangrijk om misbruik en verkeerd gebruik door de gemeenschap zelf op te laten pakken. Vragen vanuit het publiek Na afloop van de presentatie worden enkele vragen uit het publiek beantwoord. Er wordt ingegaan op de openheid op internet. Via profielen en netwerksites komt er heel veel informatie over personen naar buiten en wellicht meer dan je zou willen. Sandra van Heeswijk legt uit dat het de keuze is van mensen zelf wat ze zichtbaar maken dus dat ze dat zelf in eigen handen hebben. Een van de vragen gaat over adverteren (web 1.0) versus mond op mond reclame (web 2.0). Sandra van Heeswijk licht toe dat adverteren uiteraard nog steeds bestaat, maar dat internetbezoekers in steeds grotere mate waarde hechten aan de meningen van anderen. Een organisatie die zichzelf ‘de beste werkgever’ noemt verliest de geloofwaardigheid omdat enkele (oud) medewerkers kritische geluiden over het bedrijf op internet plaatsen. Het uitgangspunt bij web 2.0 is dat je iets beschikbaar stelt, waarvan mensen zelf beslissen of ze het gebruiken, zonder ‘dwingend’ te zijn. Een van de deelnemers vraagt wat de effectiviteit van web 2.0 is in vergelijking met andere media. Van Heeswijk geeft aan dat het niet zinvol is om alle andere media links te laten liggen, maar benadrukt dat je dingen moeten blijven uitproberen. Bereik je je doelstelling met web 2.0 (al is het tijdelijk door aan te sluiten bij een hype)of niet? Op internet is bereik heel goed meetbaar. Vergelijk daarnaast of het beter scoort dan eerder gebruikte media. Amnesty international gaf aan dat zij via facebook bijvoorbeeld grotere groepen mensen hebben bereikt dan via de traditionele wegen. Vervolgens wordt gevraagd waar je het beste kunt beginnen als je wilt werken met web 2.0. Het belangrijkste waar je kunt beginnen is door te kijken naar je doelgroep en doelstellingen en aan te sluiten bij wat er al bestaat. Ga daar naartoe waar je doelgroep is, wellicht houdt dit in dat je niet zelf een internet community op moet zetten maar dat je juist aansluit bij die netwerken waarop je doelgroep actief is. Naar aanleiding van een vraag over de relatie tussen het succes van Obama en het gebruik van web 2.0 geeft Van Heeswijk aan dat Obama in zijn campagne alle bestaande applicaties heeft gebruikt en daardoor overal online aanwezig was. Ook vroeg hij op zijn website heel veel naar meningen van mensen en betrok hij zijn achterban actief bij zijn werk. Focust web 2.0 zich niet teveel op de jongere generaties? In de zaal bestaat er discussie over deze doelgroep. Worden ouderen niet onderschat? Veel van hen zijn juist wel actief op web 2.0. Toch is het goed om kritisch te blijven kijken naar de beste benadering per doelgroep. Het is waarschijnlijk zo dat je niet iedereen het best met web 2.0 toepassingen kunt bereiken. Als aanvulling op deze discussie geeft een deelnemer aan dat een recent onderzoek van TNS/Nipo in opdracht van NCDO uitwijst dat 34 % van de Nederlanders van 18 jaar en ouder internet zien als belangrijke informatiebron voor ontwikkelingssamenwerking.
Verslag Context MasterClass Lecture: Draagvlak en Web 2.0, d.d. 4 december 2008
5
Ten slotte vindt er een korte discussie plaats in de zaal over de bestaande versnippering in de ontwikkelingssamenwerkingsector. Veel organisaties richten hun eigen platforms en online communities op, maar draagt dit niet bij aan de al bestaande versnippering. Het antwoord hierop is dat organisaties met elkaar zouden moeten gaan praten en de krachten zullen moeten bundelen om deze eventuele versnippering tegen te gaan. 2.
Nabuur.com
Pelle Aardema geeft een presentatie over Nabuur.com; een platform voor online vrijwilligers. Nabuur.com kan worden beschreven als ‘next generation charity’ en sluit aan bij de behoefte van velen om wat te doen voor een betere wereld in plaats van enkel geld te doneren aan ontwikkelingsorganisaties. Deze online gemeenschap ondersteunt 180 projecten in het Zuiden en bestaat uit 17.000 buren uit 150 landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. De ambitie van Nabuur.com is om duizenden dorpen en honderdduizenden vrijwilligers te faciliteren met een kleine staf. Het opzetten van Nabuur.com begon met een idee in 2001. Het online samenwerken was nog nieuw in die tijd en de site heeft zich sindsdien langzaam ontwikkeld tot een online internetplatform waar ontwikkelingsinitiatieven zich aanmelden, ook dankzij veel mond op mond reclame. De investeringen die hiervoor noodzakelijk waren lagen met name in de kosten voor de techniek en daarnaast in de grote tijdsinvestering. Hoe web 2.0 is Nabuur.com? Aardema geeft kort aan van welke web 2.0 applicaties en middelen Nabuur.com gebruik maakt. Nabuur.com bestaat uit user generated content, alle informatie komt van de gebruikers. Er worden naast tekst ook foto’s en video’s gedeeld. Er bestaan online forums en discussies en er wordt gebruik gemaakt van wiki’s (een document waar gezamenlijk aan gewerkt kan worden). Ook vertelt Pelle Aardema dat private messages, het maken van online vrienden en newsletters gewaardeerd worden door de online vrijwilligers en vooraal leuk gevonden worden. Het sociale aspect is in deze zin vaak belangrijk en moet niet uit het oog worden verloren. Via tagging en rating geef je mensen de mogelijkheid om snel hun mening te geven. Chatten, ook als bedrijf of organisatie, kan een erg handig instrument zijn om ideeën uit te werken. In tegenstelling tot mondeling overleg, staan ideeën meteen op papier. E-mail notifications is een krachtig middel om mensen meteen terug te linken naar de website en dit draagt bij aan de betrokkenheid van mensen bij nabuur.com. Betrokkenheid en Draagvlak Aardema legt uit dat de mensen die lid zijn van de nabuur.com community grofweg zijn in te delen in vier verschillende categorieën. Hij doet dit aan de hand van de ‘engagement pyramid’ Figuur 3: Engagement pyramid
Verslag Context MasterClass Lecture: Draagvlak en Web 2.0, d.d. 4 december 2008
6
1.
Aware: Dit is de grootste groep (90 % van de bezoekers). Dit zijn die mensen die bewust zijn van het feit dat je organisatie bestaat. Zij bekijken bijvoorbeeld een video, lezen de nieuwsbrief en zijn geabonneerd op de RSS feed.
2.
Care: Dit is de groep mensen (9 % van de bezoekers) die geven om je organisatie. Zij zijn bijvoorbeeld lid van een dorp, lezen berichten, nemen deel aan discussies of stemmen ergens op.
3.
Act: Dit is de groep mensen (1 % van de bezoekers) waar betrokkenheid betrekking heeft op gedrag. Zij ondernemen taken, schrijven verhalen en zijn actief op de site.
4.
Lead: Deze groep mensen bestaat uit minder dan 1% van het totaal. Zij faciliteren, leiden projecten, bezoeken dorpen en besteden meer dan 4 uur per week aan nabuur.com.
Aardema geeft aan dat de grootste twee groepen (aware en care groep) erg belangrijk zijn om de bovenste twee groepen te dragen. Veel mensen voelen zich erg prettig in deze groepen. Als 1 % van de community echt actief is en de leiding neemt is er al veel bereikt. Voor deze verschillende groepen mensen, moet je als organisatie ook verschillende activiteiten aanbieden. Wat betekent die betrokkenheid qua cultuur? Aardema geeft aan dat je mensen serieus moet nemen en je niet als expert moet opstellen. Je moet juist ruimte bieden voor initiatief en een faciliterende rol innemen. Daarnaast is het belangrijk te vertrouwen op het sociale netwerk, heldere regels te stellen en los te laten. In de meeste gevallen corrigeert het netwerk zichzelf. Lessons learned Pelle Aardema deelt vervolgens enkele lessons learned van Nabuur.com met het publiek. Zo is het belangrijk goed te bedenken wat je met de site wilt bereiken. Maak het helder en gemakkelijk om te beginnen voor deelnemers. Vervolgens ga je na hoe je je gebruikers in staat stelt om de doelen te bereiken en kies je de tools die hierbij passen. Het is belangrijk om niet teveel en niet te weinig tools te gebruiken en zowel sociale als praktische tools te gebruiken. Vragen uit het publiek Na de presentatie over nabuur.com worden er enkele vragen uit het publiek beantwoord. Iemand uit het publiek wil weten in hoeverre de relatie nog steeds is: het Noorden helpt Zuiden? Pelle Aardema legt uit dat de projecten van Nabuur.com zich wel allemaal in ontwikkelingslanden bevinden, maar dat het niet zo is dat alle oplossingen uit het Noorden komen. Er vindt met name veel kennisuitwisseling plaats tussen buren uit hetzelfde land of dezelfde regio, omdat zij de context waarin er gewerkt wordt vaak beter kennen. Er wordt gevraagd of verschillende online vrijwilligersnetwerken of projecten sites zich niet aan elkaar zouden kunnen verbinden? Pelle Aardema geeft aan dat de meeste soortgelijke websites zich richten op fondsenwerving, terwijl Nabuur.com dat niet doet. Tegelijk noemt hij enkele voorbeelden van samenwerking tussen Nabuur.com en andere projectensites. Iemand vraagt of het uiteindelijk doel van nabuur.com is dat mensen vier uur per week achter de computer zitten? Pelle Aardema licht toe dat het uiteindelijke doel is om in de (offline)
Verslag Context MasterClass Lecture: Draagvlak en Web 2.0, d.d. 4 december 2008
7
werkelijkheid verandering te weeg te brengen door projecten in ontwikkelingslanden uit te voeren, waar mensen van over de hele wereld bij betrokken zijn. Op Nabuur.com zetten mensen hun tijd en expertise in om een bijdrage te leveren aan deze projecten en zo uiting te geven aan hun betrokkenheid bij de dorpen in ontwikkelingslanden. De powerpoint presentaties van beide sprekers zijn beschikbaar op www.slideshare.net
Verslag Context MasterClass Lecture: Draagvlak en Web 2.0, d.d. 4 december 2008
8