Provincie Frysiên
n,^« ci: .. Doe. nhi
Afdeling Sted en Plattelan
CIssê: hf ii
Postbus 2öip-2ö\'U) 8900 HM Leeuwarden T.a.v. E. Visser
-
8 8 SËP IBK __Afdelinf). Beh.duui. j Aid. Hootd jAWB..„eC
Reg.nr.: 01234359 '"Ku»n.aa.aa„senomenL;^S!
Langelille, 3 september 2015.
Betreft: aanvullende gegevens.
Bij deze doe ik u de aanvullende gegevens toekomen behorende bij de aanvraag van Maatschap G.,D., en J. Kraak, nr. 01234359. Een opmerking vooraf: gebouw 3 (Aerius berekening) betreft de oorspronkelijke bouw van het jaar 1976 (50 meter lang en 7,70 meter hoog 149 dierplaatsen ) en de aanbouw uit het jaar 2000 (40 meter lang en 8,30 meter hoog met 124 dierplaatsen). Het hele gebouw heeft in de Aerius berekening een uitstoothoogte van gemiddeld 8,00 meter.
Bijlage 1: Tekening uitstoot hoogte gebouw 1(ventilatiekoker) van de Aerius berekening. Bijlage2: Tekening uitstoothoogte en dierplaatsen gebouw 4 van de Aerius berekening. Bijlage 3: Tekening uitstoothoogte gebouw 2 en 3 van de Aerius berekening. Dierplaatsen gebouw 1 n l. 35 stuks, 2 nl. 80 stuks, en 3 nl. 277 stuks. Bijlage 4: Tekening uitstoot hoogte gebouw 3 achterste helft bouw jaar 2000. Bijlage 5: Beoordelingsverslag behorende bij gebouw 4 van de Aerius berekening, gebouw met de emissie- arme status(beschikking). Ik ga er van uit dat er nu voldoende aanvullende gegevens zijn aan geleverd. Mochten er nog vragen zijn of onduidelijkheden dan hoor ik dat graag.
Namens Mts G., D., en J.Kraak. Doeke Kraak Tel.: 0622475359 E-mail:
[email protected]
Langelilleweg 39 8484 KG Langelille
Project:
Nieuwbouw stal Langeiilleweg 39 te Langelille
Tekening:
Overzicht tekening
Opdrachtgever:
Gebroeders Kraak
Schaal:
1:100 / 1:500
Datum:
A 03-10-2012 B 2 2-10-2012
b.k. nok = 9900 +p
b.k nok woning = 8990 +p
b.k. sectionaaldeur = 4700+p
oJ{. goot = 2895 +p b.k. kozijn = 2260 + p
o.k. kozijn = 1460 +p
maaiveld- 400 +p
1 DOORSNEDE
2 A-A
(xae \
Beoordelingsverslag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor Registratienummer
RAV090102
Aanvrager
Monteny Milieu Advies, Renkum, adviseur NAMENS; Gebr. Kraak, Langelille, veehouder
Datum
13 november 2008, aangevuld op 29 januari 2009
Systeem
Ligboxenstal met dakisolatie, remmende ventilatie (ACNV) en een standaard rooster met bolle, gevreesde groeven en frequent schuiven voor melkkoeien
Verzoek
Vaststellen bijzondere emissiefactor, toekenning proefstalstatus
Type
proefstal, volgnummer 2
Geqevens eerdere aanvraaa Registratienummer
Eerste aanvraag: RAV090101
Advies
Voorstel is positief.
Eindadvies Vaststelling bijzondere emissiefactor voor stalsysteem: ligboxenstal met dakisolatie, remmende ventilatie (ACNV) en een KlJa standaard rooster met bolle, gevreesde groeven (3 procent afschot) en frequent schuiven voor melkkoeien, emitterend vloeroppervlak is 4,5 m® • Nee per melkkoe
Emissiefactor: 8.9 ka ammoniak.oer dierolaats oer laar bij een emitterend vloeroppervlak van 4,5 m^ per koe. Het betreft een stal voor 273 melkkoeien. Deze factor geldt voor de situatie met permanent opstallen, dit betekent dat de dieren tijdens de meetperiode niet mogen worden beweid. Verder mag de zandbox in de meetperiode niet in gebruik zijn voor het houden van dieren en de opslag van mest. Tijdens de metingen moet daarbij voor elke aanwezige melkkoe een ligbox beschikbaar zijn.
Zie ook de hierna opgenomen adviezen. Discussiepunten In bijlage 1 bij de Rav zijn diverse ioopstaisystemen (ligboxenstallen) voor melk- en kalfkoeien opgenomen. De aanvraag voor een proefstalstatus kan worden aangemerkt als een verbeterde versie van deze huisvestingssysteem, waarbij aandacht is besteedt aan de beloopbaarheid van de vloeren en het reduceren van de ammoniakemissie. Hierna is de beoordeling van deze aanvraag opgenomen. Daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de criteria die gelden voor de vaststelling van een bijzondere emissiefactor. Meer informatie over de vaststelling van een bijzondere emissiefactor is opgenomen in bijlage 1 bij dit beoordelingsverslag. In bijlage 2 is een nadere toelichting opgenomen over de eisen aan een mestplan. Voorafgaand aan de inhoudelijke toetsing is eerst een beeld gegeven van de documenten die deel uitmaken van de aanvraag en de technische uitvoering van de proefstal. Aanvraag De aanvraag bestaat uit een document met als titel 'Aanvraag voor een proefstal voor een nieuw te bouwen melkveestal met dakisolatie, remmende ventilatie (ACNV) en een standaard rooster met bolle, gefreesde groeven en frequent schuiven' (is verzorgd door Monteny Milieu Advies). In dit document zijn de volgende gegevens opgenomen: - algemene gegevens aanvrager en bedrijf; - beschrijving van het dierenverblijf, waaronder de systeembeschrijving en tekeningen van de proefstal; - onderbouwing voorlopige emissiefactor ammoniak; - beschrijving van het voorgenomen meetplan; - beschrijving van de handhavingsaspecten.
Utrecht, mei 2009
Beoordelingsverslag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor in januari 2009 is een aanvulling op deze aanvraag opgesteld. Enkele onzorgvuldigheden In de aanvraag zijn gecorrigeerd, de beschrijving van het dierenverblijf Is aangepast, de onderbouwing van de emissiereductie Is aangepast en de tekening Is verbeterd. Uitvoering van de proefstal en emissiereducerend principe De aanvraag heeft alleen betrekking op het bedrijf van gebroeders Kraak. Wel Is In de aanvraag aangegeven dat nog drie andere veehouders zijn geïnteresseerd In dit systeem en dat voor hen een aparte aanvraag wordt Ingediend. De betreffende bedrijven worden In het meetprogramma betrokken.
r
Voor het onderhavige bedrijf gaat het om een nieuw te bouwen stal voor melkkoeien. Het gaat om een llgboxenstal met het volgende karakteristieke element: 1. Het loopgedeelte wordt uitgevoerd met een aangepaste roostervloer. De basis Is een standaard roostervloer, hierin worden bolle groeven gevreesd. Deze groeven liggen dwars over de roosterbalken. De afstand tussen de groeven bedraagt 1,5 cm, de groeven zijn 0,7 cm breed (verhouding groefbreedteirugbreedte = 1:2). In het midden van de roosterbalk zijn de groeven 2 mm diep, naar de randen van de roosterbalk loopt de diepte af naar ruim 4 mm. De bolle helling bedraagt ruim 2 mm, Is ruim 3 procent afschot. De uitvoering en verdeling van de groeven Is vastgesteld op basis van proeven in de bestaande stal op het bedrijf van de heer Krol (eerste aanvraag met dit systeem). Daarbij Is onder andere gelet op mate van afvoer van urine en het schoon blijven van de groeven bij mestschuiven. Met een mestrobot wordt 24 keer op een dag de vloer schoon geschoven. De urine en vaste mest worden afgevoerd vla de roosterspleten. 2. De dooriooppaden worden eveneens voorzien van de aangepaste roostervloer. 3. Het gaat om een nieuw te bouwen stal waarin de melkkoeien eten en liggen. Het melken gebeurt met vier melkrobots die verdeeld staan opgesteld In de stal. 4. Het aanbrengen van een remmend ventilatiesysteem met automatisch gestuurde gordijnen In de ventilatie-openlngen (zijwanden van de stal). Dit ventilatiesysteem, ook ACNV genoemd, Is beschreven in het kader van de Maatlat Duurzame Veehouderij onder nummer MDV-Melkvee 4. 5. Verder Is de stal voorzien van dakisolatie, Ismaatregel MDV-Melkvee 5 van de Maatlat Duurzame Veehouderij. Specificatie In uitvoering en realisatie van de proefstal: Onderdeel Bedrijf: Kraak Capaciteit 290 melkkoeien In 3 + 3 rijlge llgboxenstal, melken met behulp van vier melkrobots die verdeeld staan opgesteld (twee per stalhelft) de stal heeft een bruto vloeroppervlak van 2.497,4 m^, waarvan 1.167 m^ emitterend vloeroppervlak (4,0 m^ per koe). Dit oppervlak omvat de loopgangen en doorlooppaden. Hierbij Is door de aanvrager uitgegaan van 290 plaatsen. Echter, er zijn maar 273 llgboxen Ingetekend (op grond van welzijn Is gekozen voor een boxbreedte van 115 cm). Omdat wordt gemolken met melkrobots hoeft volgens de aanvrager niet voor elke koe een plaats beschikbaar te zijn. Berekend op basis van de tekening: * vier loopgangen: 959,6 m^; * negen dooriooppaden: 209,9 m^; * roostervloer In verlengde rij boxen e.d.: 46,1 m^ Het totale emitterend vloeroppervlak Is 1.215,6 m^ Is 4,5 m^ per koe (op basis van 273 plaatsen). Realisatie Meetperlode
2009 medio 2009 - 2011 (afhankelijk van het gereedkomen van de stal)
Voor de emissiereductie Is het volgende belangrijk: 1. snelle afvoer urine / regelmatige afvoer faeces Afvoer van de urine vindt plaats vla de onder afschot liggende dwarsgroeven In de roosterbalken. De afstroomlengte van de urine Is daardoor beperkt. Verder wordt met behulp van een mestschuit 24 keer per dag de mest (faeces en urine) afgevoerd vla de roostersleuven. Dit alles draagt bij aan een snelle en grondige afvoer van de urine en de mest en er Is sprake van een beperking van het benatte vloeroppervlak. Utrecht, mei 2009
' *
Beoordelingsverslag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor 2. iagere temperatuur tijdens warme dagen Door het aanbrengen van dakisolatie wordt met name in de zomerdag een overmatige opwarming van de stallucht voorkomen, zodat het stalklimaat verbetert. De verlaagde temperatuur leidt tot een geringere stofoverdracht (verdamping) van ammoniak vanaf de vloer en vanuit de mestkelder, zodat de ammoniakemissie vermindert. 3. lagere luchtsnelheid in de stal Door een lagere luchtsnelheid over de vloer in de stal, en over het mestoppervlak in de kelder, wordt de ammoniak die zich in gasfase boven het mestoppervlak (op vloer of in de kelder) bevindt minder snel afgevoerd. De uitwisseling van ammoniak in oplossing naar ammoniak in gasfase wordt hiermee geremd.
m
De opzet van de proefstal is vergelijkbaar met een traditionele stal met roosters. Nu liggen eralleen aangepaste roosters in de stal. Verder worden extra maatregelen genomen in de vorm van remmende ventilatie en dakisolatie. Een dichte vioer met afsluiting van de onderliggende mestopslagkelder, zoals bij de op dit moment beschikbare emissiearme huisvestingssystemen voorkomt, is niet aan de orde. Groeven worden ook bij enkele nieuw ontwikkelde dichte vloeren toegepast. Groeven zorgen hiervoor een betere / snelle afvoer van de urine. Ook de beloopbaarheid van de dichte vloer isverbeterd. In combinatie met een roostervloer is eveneens sprake van een betere / snelle afvoer van de urine bij de aanwezigheid van groeven. Hierdoor treedt een emissiereductie op in het deel van de ammoniakemissie dat afkomstig is van de vloer'. Een reductie in het deel van de ammoniakemissie dat afkomstig is uit de onderliggende kelder treedt door deze aanpassing van de vloer niet op. Wel vindt enige verlaging in dit deel van de emissie plaats door de toepassing van het remmend ventilatiesysteem. Onderbouwing emissiereductie / voorstel bijzondere emissiefactor Hiervoor is ingegaan op de emissiereducerende principes. Ten opzichte van de bestaande emissiearme huisvestingssystemen voor ligboxenstallen is sprake van de volgende twee emissieverlagende effecten: - verlaging vloeremissie door dwarsgroeven in de roosterbalken voor een snelle afvoer van de urine, dakisolatie (verlaging van de temperatuur) en het remmend ventilatiesysteem (verlaging luchtsnelheid); - verlaging kelderemissie door dakisolatie (verlaging van de temperatuur) en het remmend ventilatiesysteem (verlaging luchtsnelheid),
^ ^
In de documentatie is een berekening opgenomen van de ammoniakemissie van de ligboxenstal met dakisolatie, remmende ventilatie (ACNV) en een standaard rooster met bolle, gevreesde groeven en frequent schuiven. Deze berekening is gemaakt met behulp van het rekenmodel voor de ammoniakemissie uit melkveestallen. Dit model is ook gebruik bij de berekening van de huidige emissiefactoren voor ligboxenstallen (emissiearm en traditioneel) voor melkkoeien in bijlage 1van de Rav. Zie het onderzoek: "Naar een jaarrond-emissie van ammoniak uit melkveestallen" van het IMAG, Praktijkonderzoek Veehouderij en het OLM (Monteny et al, 2001). Calibratie Voorafgaand aan de berekeningen heeft eerst een calibratie van het rekenmodel plaatsgevonden (rekenen met een realistische set invoervariabelen waarbij de uitkomst zo dicht mogelijk bij de bekende emissiefactoren dient te liggen). De meeste uitgangswaarden zijn direct afgeleid uit de achterliggende gegevens bij het rekenmodel. Voor de situatie met een traditionele ligboxenstal met een roostervloer en permanent opstallen geeft het model een emissie van 11,2 kg ammoniak per dierplaats per jaar. Voor de proefstal is de ammoniakemissie eveneens berekend voor de situatie met permanent opstallen. Validatie De basis voor het systeem in de proefstal is de gangbare huisvesting met een roostervloer en onderliggende mestopslagkelder. Daarom heeft geen validatie van het rekenmodel plaatsgevonden op basis van de beschikbare emissiearme systemen.
1 in stallen met een roostervloer komt 50 % van de ammoniakemissie uit de put en 50 % van de ammoniakemissie is afkomstig van de vloer. Utrecht, mei 2009
Beoordelingsverslag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor Gegevens stalsysteem, dakisolatie en ACNV Vervolgens zijn de gewijzigde gegevens van het stalsysteem ingevoerd. Dit is in twee stappen uitgevoerd. De eerste stap is toepassing van dakisolatie en het systeem van gestuurde en remmende ventilatie (ACNV). Hierdoor wijzigen voor de volgende parameters de invoergegevens in het rekenmodel (gewijzigd t.o.v. de calibratie): - temperatuur stal (vloer), verlaagd van 10 naar 9 °C; - luchtsnelheid over de vloer, verlaagd van 0,15 naar 0,12 meter per seconde: - temperatuur mest (kelder), verlaagd van 10 naar 9 °C; - luchtsnelheid over het mestoppervlak in de kelder, verlaagd van 0,05 naar 0,04 meter per seconde. De berekende emissie bedraagt 10,0 kg ammoniak per melkkoe per jaar (een controleberekening in vijf runs geeft een gemiddelde ammoniakemissie van 10,1 kg per jaar), dit is 1,2 kg lager ten opzichte van de berekende emissie in de calibratierun (is zonder dakisolatie en ACNV)^. Gegevens compleet stalsysteem, volgens aanvrager De tweede stap is de toepassing van de frequente bolle dwarsgroeven in de roosterbalken in de voorgestelde dimensionering van de stal. Dit geeft een aanpassing van de volgende parameters in het rekenmodel: - vloeroppervlak per koe, verhoogd van 3,5 m^ naar 4,1 m^; - het piasoppervlak, verlaagd van 0,8 m^ naar 0,53 m^; - oppervlak mestkelder per koe, verhoogd van 3,5 m^ naar 4,1 m^. Ook de hiervoor beschreven aanpassingen als gevolg van dakisolatie en ACNV zijn meegenomen in de berekening. De andere parameters voor de proefstal zijn niet gewijzigd. Bij het voorgestelde systeem is sprake van een vlakke roostervloer met dwarsgroeven met een helling van 3 procent. Deze maatregel heeft effect op de afvoer van de urine, het geeft een verkleining van het piasoppervlak. Op de vlakke delen tussen de groeven treedt echter geen verandering op in het beeld dat ontstaat na het deponeren van de plasop de vloer. In de groeven wordt de urine wel sneller afgevoerd naar de kelder, is een verlaging van het piasoppervlaktot nul. Op basis van de verhouding tussen de breedte van de groef en de breedte van de rug tussen de groeven van 1:2 is deafname in het piasoppervlak berekend. Het betekent een vermindering van het piasoppervlak met een derde, dit geeft een afname van 0,8 m^ naar 0,53 m^ Een ander aspect van de proefstal is het frequent schuiven van de vloer (in een standaardstal met een roostervloer is geen mestschuit aanwezig). Dit kan ook effect hebben op de ammoniakemissie uit de stal. Omdat goede literatuurgegevens over het mogelijke effect op de ammoniakemissie van mestschuiven ontbreken heeft de aanvrager dit niet in de berekening opgenomen. Wel is met zekerheid aan te geven dat door het schuiven geen verhoging van de ammoniakemissie optreedt, mogelijk is sprake van een verlaging van de ammoniakemissie. Door de verbeterde afvoer van de urine via de groeven wordt mogelijk de piasdikte iets lager t.o.v. een roostervloer zonder groeven. Dit eventuele effect is ook niet in de berekeningen meegenomen. Het emitterend vloeroppervlak per koe is in de voorgestelde uitvoering van de proefstal 4,1 m^. Met betrekking de uitvoering van de mestkelder onder de doorlooppaden merkt de aanvrager op dat de kanalen onder de doorlooppaden doorlopen onder de ligboxen (slalomsysteem). Alleen het deel van het kanaal recht onder de doorlopen is meegeteld als emitterend oppervlak. Het oppervlak van deze mestkanalen onder de ligboxen is niet meegeteld als emitterend oppervlak. Tussen beide delen van dit mestkanaal is wel sprake van een open verbinding (geen stankafsluiter aanwezig), maar de aanvrager verwacht dat dit geen emissieverhogend effect heeft. Daarvoor heeft hij de volgende redenen: * Vanaf het mestoppervlak onder de ligboxen vervluchtigd wel ammoniak, maar deze kan niet direct via de bovenliggende roosterspleten ontsnappen uit de kelder. Om te kunnen ontsnappen is horizontale luchtbeweging in de lengterichting van de mestkanalen nodig. Dit valt niet direct te verwachten. Eerder zal zich onder de ligboxen een ophoping van ammoniak manifesteren die leidt tot een verhoging van de plaatselijke concentratie, die de vervluchtiging van ammoniak (verdamping) remt. Een lange, horizontale luchtkolom komt niet eenvoudig in beweging. Op basis van de Maatlat Duurzame Veehouderij geeft de combinatie van de maatregelen ACNV en dakisolatie 10 punten op de ammoniakmaatlat. Ten opzichte van de standaardsituatie met beweiden (9,5 kg ammoniak per melkkoe per jaar) geeft dit een potentiële ammoniakemissie van 8,6 kg ammoniak per melkkoe per jaar. De berekende emissieverlaging t.o.v. permanent opstallen ligt in dezelfde orde van grootte.
Utrecht, mei 2009
Beoordelingsverslag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor * Uit onderzoek (2000) van de aanvrager naar de bijdrage van de kelder aan de staiemissie volgt dat tiet werkelijke mestoppervlak dat verantwoordelijk is voor de keideremissie nagenoeg gelijk is aan tiet roosteroppervlak. Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit zich in de praktijk niet laat valideren, omdat dit slechts door een uitermate kostbare onderzoeksinspanning (gebruik van een afzonderlijk tracergas voor de kelderlucht) kan worden aangetoond. * De gekozen aanpak van een gelijk emitterend oppervlak voor vloer en kelder is dat ook de emissiefactoren voor in de Rav genoemde stalsystemen op een exact dezeifde manier zijn berekend (zie ook de caiibratierun). Ook bij de andere aanvragen voor proefstallen is dit op deze wijze in de berekeningen meegenomen.
r
Voor de proefstal is door de aanvrager in de situatie met permanent opstallen de volgende emissie berekend; - 8,4 kg ammoniak per melkkoe per jaar. Uit een controleberekening in vijf runs volgt een emissie van 8,3 kg ammoniak per melkkoe per jaar. Dit is 1,1 - 1,2 kg per koe per jaar beneden de maximale emissiewaarde.
^
Gegevens compleet stalsysteem, correctie voor oppervlak In de berekening is de aanvrager uitgegaan van een oppervlak van 4,1 m^ per melkkoe. Dit is gebaseerd op 290 melkkoeien. Uit de aanvuilende gegevens volgt op basis van 290 melkkoeien een oppervlak van 4,0 m^ per melkkoe. Verzoek van de aanvrager is om de in de oorspronkelijke aanvraag berekende emissie als uitgangspunt te nemen. Uit een oppervlakteberekening op basis van de tekening volgt echter een ander oppervlaktegebruik (zie voorgaande tabel). Verder dient te worden uitgegaan van de standaardsituatie dat voor elke melkkoe een ligplaats aanwezig is. Met een overbezetting kan geen rekening worden gehouden. Het emitterend vloeroppervlak komt dan uit op 4,5 m^ per melkkoe. Het kelderoppervlak is gelijk gesteld aan dit oppervlak. Bij dit oppervlak is op basis van vijf runs een gemiddelde ammoniakemissie berekend van: - 8,6 kg ammoniak per melkkoe per jaar. Dit is 0,9 kg per koe per jaar beneden de maximale emissiewaarde. Gelet op enkele onzekerheden in de werking van het systeem is het redelijk om bij de vaststelien van de bijzondere emissiefactor een kleine veiligheidsmarge aan te houden. De bijzondere emissiefactor komt dan uit op 8,9 kg ammoniak per dierplaats per jaar. Deze bijzondere emissiefactor geldt voor de situatie met permanent opstallen.
fm,
Advies: Voor de proefstal een bijzondere emissiefactor vast te stellen van 8,9 kg ammoniak per melkkoe per Jaar. Deze factor geldt voorde säuatie met permanent opstallen. Tijdens de meetperiode moeten de dieren zijn opgesteld, beweiden tijdens de meetperiode is niet toegestaan. Verder moet tijdens de meting de zandbox niet in gebruik zijn en moet voor elke melkkoe een ligplaats aanwezig zijn (een overbezetting mag niet aanwezig zijn). Criterium 1: voldoende bijdrage aan bescherming milieu Voor de diercategorie melkkoeien zijn wel emissiearme huisvestingssystemen in de Rav opgenomen, maar deze worden nauwelijks toegepast. Een reden hiervoor is de slechte beloopbaarheid van de stallen. De verbeterde dichte vloer die vlak is uitgevoerd en is voorzien van hellende groeven (in zowel dwars- als lengterichting) kan hierin bijdragen zonder dat dit ten nadele hoeft te zijn voor de bescherming van het milieu. Advies: Akkoord, aan dit criterium wordt voldaan. Criterium 2: toepassing in de praktijk Dichte vloeren onder afschot of sleufvloeren met mestschuif zijn bekende technieken voor het reduceren van de ammoniakemissie bij melkkoeien. Nadeel van de bekende systemen is het glad worden van de vloeren en daardoor problemen met de beloopbaarheid. Bij de sleufvloer speelt dit probleem ook, maar wel in mindere mate als bij de andere dichte vloeren. Nu is sprake van een andere uitvoering van de roostervloer, de roosterbalken zijn voorzien van dwarsgroeven. Dit in combinatie met een regelmatige mestaflaat. Dit kan worden beschouwd als een verbetering waarvan geen vergroting van het risico hoeft te worden verwacht. Met de toepassing van vloeren en groeven zijn de eerste praktijkervaringen niet negatief.
Utrecht, mei 2009
Beoordelingsverslag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor Aandachtspunt is wei het werkingsresultaat van de mestschuif. Door dit aandachtspunt heeft het stalsysteem wat meer risico wat mogelijk tot een minder goede toepassing in de praktijk kan leiden. Maar dit risico is niet zodanig groot om de ontwikkeling van het systeem niet door te laten gaan. Toepassing in een praktijkstal is juist gewenst om verder onderzoek te kunnen doen. De navolgbaarheid is op zich groot, maar zal mede afhangen van de noodzaak om te investeren in emissiereducerende technieken. Het nieuwe vloersysteem kan, bij goede resultaten voor de beloopbaarheid op langere termijn, een positieve stimulans geven aan de bouw van emissiearme ligboxenstallen. Advies: Akkoord, aan dit criterium wordt voidaan. Criterium 3: controleerbaarheid De controleerbaarheid van de vloer met robotschuif is bij dit nieuwe concept niet anders als bij de bestaande vloeren met mestschuif. Deze bestaat uit het beoordelen van de vloer met mestschuif en het beoordelen van de werking van de schuif en het uitlezen van het registratiesysteem. Dit systeem registreert de draaiuren van de aandrijfmotor van de mestschuif (hieruit is de schuiffrequentie afleidbaar). Extra aandacht is nodig op het afschot van de groeven. Door een visuele controle met behulp van een meetinstrument (schuifmaat) is dit te controleren. De bolle groeven worden vooralsnog met een speciale freesmachine op het bedrijf in de roosters aangebracht (zorgt door speciaal loopwiel voor gelijke groeven). Mogelijk wordt het in de toekomst mogelijk om standaard betonnen roosters met de bolle groeven vanaf de fabriek te leveren. In dat geval kan de borging van de aangepaste roostervloereiementen eenvoudig geschieden door certificering van de prefabelementen. De controle op de werking van het remmend ventilatiesysteem is beschreven in het kader van de Maatlat Duurzame Veehouderij (beschrijving MDV-Melkvee 4). Ten behoeve van deze controle moet op de bedieningscomputer een terugleesoptie aanwezig zijn waarmee de werking van het systeem gedurende de laatste drie maanden inzichtelijk kan worden gemaakt. Verder dient een opleveringscertificaat beschikbaar te zijn en moet voor de jaarlijkse controle en onderhoud een onderhoudscontract zijn afgesloten met de installateur. De eisen waaraan de dakisolatie moet voldoen zijn beschreven in het kader van de Maatlat Duurzame Veehouderij (beschrijving MDV-Melkvee 5). Controle vindt plaats met een visuele beoordeling van de isolatie en het opvragen van de specificaties van de gemonteerde materialen. Advies: Akkoord, het gebruik van het systeem is goed controleerbaar. Tijdens de metingen moeten de draaiuren van aandrijfmotor van de mestschuif (schuiffrequentie) worden geregistreerd. Verder moeten de roostervloer met mestschuiten de werking van de schuif visueei worden beoordeeld. Ook het remmend ventilatiesysteem en de dakisolatie moeten visueel worden gecontroleerd, verder geldt hiervoor dat moet worden voidaan aan de eisen die zijn opgenomen in de beschrijving MDV-Melkvee 4 respectievelijk MDV-Melkvee 5. De uitkomsten hiervan moeten worden opgenomen in het meetrapport zodat de beoordelaar dit kan controleren. Verder zal tijdens de metingen moeten worden gecontroleerd dat de dieren inderdaad permanent op stal verblijven en niet worden beweid. Criterium 4: meten ammoniakemissie Bij de aanvraag is een beschrijving van het voorgenomen meetplan gevoegd waarin is aangegeven dat de ammoniakemissie van de proefstal zal worden gemeten. De metingen worden naar verwachting uitgevoerd door ASG en vinden plaats volgens de nieuwe beoordelingsprocedure. De beoordeling van het meetplan is hieronder opgesplitst in de onderdelen die in het meetplan moeten worden beschreven (zie bijlage 2 voor een nadere toelichting hierop).
Utrecht, mei 2009
Beoordelingsverslag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor Meetmethode, meetapparatuur en meetpunten Bij de keuze van de meetmethode is er vanuit gegaan dat dwarsventiiatie een ondergeschikte rol speelt in het ventilatiepatroon van de staP. Ammoniak De ammoniakemissie wordt op de meetdagen continue gemeten met behulp van een ammoniaklaser. Geur, fijn stof, methaan en lachgas In het meetplan is niet ingegaan op het meten van de geuremissie, fijn stofemissie, methaanemissie en lachgasemissie. Ventilatie Het ventilatiedebiet wordt bepaald volgens de C02-balansmethode. Het kooldioxidegehalte wordt hierbij op de meetdagen continue gemeten met een kooldioxidelaser. Uit de gemeten gegevens wordt het ventilatiedebiet berekend. Temperatuur en relatieve luchtvochtigheid De temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid in de stal worden eenmaal per uur met een rotronic gemeten. Voor de gegevens van de temperatuur, luchtvochtigheid, windsnelheid en windrichting buiten de stal wordt gebruik gemaakt van de gegevens van het dichtstbijzijnde KNMI-weerstation. Meetpunten (waar wordt wat gemeten) Voor het meten van de ammoniakconcentratie en het kooldioxidegehalte worden de lasers aan de kopzijde van de stal onder de nok opgesteld. Aan de andere zijde van de stal wordt de reflector bevestigd die de laserbundel terugkaatst naar de het laserapparaat. Meting vindt plaats in de lengte van de stal. Voor aanvang van de metingen in de stal wordt met behulp van gasdetectiebuisjes geverifieerd of de achtergrondconcentratie voor ammoniak gelijk aan O is. Bij een niet constante waarde wordt een meetpunt ingericht voor monitoring van de achtergrondconcentratie met behulp van een fotoaccoustische gasmonitor. De meetpunten zijn op tekening aangegeven. IJking meetapparatuur De meetapparatuur wordt onderworpen aan de noodzakelijke ijkingen. Advies: Akkoord onder voorwaarde dat de metingen plaatsvinden met geijkte apparatuur op deJuiste meetpunten. Het betreft het meten van de situatie met permanent opstallen. Dit betekent dat de dieren in de meetperiode permanent op stal moeten verblijven en niet mogen worden geweid. Verder wordt aanbevolen om ook de geuremissie, de emissie van fijn stof(pm 10/pm 2,5), de methaanemissie en de emissie van lachgas te meten. Tot slot nog de aanbeveling om voorafgaand aan de metingen met meetdeskundigen af te stemmen dat de metingen met deJuiste apparatuur op de Juiste plaats en volgens de Juiste methode worden uitgevoerd. Uit de verslaglegging van de metingen zal moeten blijken dat sprake is geweest van deJuiste apparatuur, de Juiste meetpunten en de Juiste methode. Eventuele afwiikina tot standaard meetstrateoie (inclusief motivering) De totale meetperiode bedraagt per proefstal 12 maanden. Verdeeld over deze periode vinden per proefstal zes metingen plaats. Elke meting moet volgens het meetprotocol 24 uur duren. Voorgesteld wordt eventueel per meting niet één dag, maar een week te meten. Deze afwijking is voorgesteld om de invloed van fluctuerende weersomstandigheden (m.n. windsnelheid en -richting) te verminderen. Nadeel van deze afwijking is de hogere kosten voor de metingen. Op voorhand is nog niet duidelijk of hiervoor financiële middelen beschikbaar zijn. Advies: Akkoord, tegen het eventueel langer meten per meting bestaat geen bezwaar. Wanneer (andere) afwijkingen in de meetstrategie voordoen, dan wordt aanbevolen om deze van tevoren met de TAC-Rav te bespreken. Dit om vragen over de meetresultaten wanneer Door het meetinstituut ASG is aangegeven dat bij afwijkende stallen, bijvoorbeeld een open-front of stallen met overheersende dwarsventiiatie, mogelijk een andere meetmethode aan de orde is. Utrecht, mei 2009
m Beoordelingsverslag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor de meetstrategie niet helemaal overeenkomt met de voorgestelde meetstrategle te voorkomen. Bemonsterinqsschema (verdeling van de metingen over het iaar) Melkkoeien zijn dieren met een stabiel emissiepatroon, een diercategorie zonder groeicurve. Dit zijn dieren met een stabiel emissiepatroon. Op basis van de meetstrategie uit liet meetprotocol moeten de zes emissiemetingen at random worden ingevuld binnen de opeenvolgende tijdvakken van twee maanden. Advies: Akkoord, onder voorwaarde dat de stal voorafgaand aan het starten met de metingen minimaal 2 maanden In gebruik Is geweest voor het houden van melkkoeien. De zes metingen moeten at random worden verdeeld over de meetperlode van één jaar. BIJ de beoordeling van het meetrapport wordt vastgesteld of de Juiste verdeling van de metingen heeft plaatsgevonden. Om deze beoordeling te kunnen maken moeten hiervoor In het meetrapport voldoende gegevens worden opgenomen. Het gaat er dan niet alleen om aan te geven op welke data metingen zijn verricht, maar ook om daarbij per meting specifieke gegevens van de bedrijfsvoering op te nemen (bijzondere managementactiviteiten die de ammonlakemissie kunnen beïnvloeden). Controles van de metingen (bijvoorbeeld door niveaubepalino op locatie) In tiet meetplan is niets opgenomen over de controles van de metingen. Advies:
Akkoord onder voorwaarden, zie verder de elders In dit verslag opgenomen adviezen met aanbevelingen en aandachtspunten.
Formule voor berekening van de emissie Het berekende ventilatiedebiet vermenigvuldigt met de gemeten ammoniakconcentratie levert de ammoniakemissie op. De uitkomsten van eerder onderzoek naar de relatie tussen ammoniakemissie en temperatuur en ammoniakemissie en tiet melkureumgehalte wil de aanvrager in de beoordeling van de metingen betrekken. Voor proportionele effecten van melkureum en temperatuur wordt gecorrigeerd. Voor melkkoeien geldt geen wettelijke eis voor tiet leefoppervlak, gebruikelijk is tiet aantal dierplaatsen gelijk aan tiet aantal ligplaatsen (ligboxen). Op basis van de beoordelingsprocedure wordt tiet advies gegeven om uit te gaan van liet aantal dierplaatsen. Advies: Voor het aantal dieren moet worden uitgegaan van het aantal dierplaatsen waarbij de werkelijke bezetting van de stal overigens wel In verhouding moet staan tot hetaantal ligplaatsen (voor elke melkkoe een ligplaats). BIJ de beoordeling van het meetrapport wordt aandacht besteedt aan een correcte toepassing van de formules. Indien sprake Is van een correctie van de emissie moet In het rapport een duidelijk beeld worden gegeven van de emissies voor en na correctie. Tevens moet de correctie worden onderbouwd. BIJ de behandeling van het meetrapport zal vervolgens aandacht worden besteedt aan deze correctie. Omsctiriivino toegevoegde metingen voor onderbouwing emissiereducerend principe De metingen worden gedaan om, bij fiet gewenste resultaat, een aanvraag te doen voor tiet vaststellen van een emissiefactor. Om deze aanvraag op dat moment goed te kunnen beoordelen zijn een aantal specifieke gegevens nodig. Enerzijds gaat fiet om de gegevens die standaard in een meetrapport moeten worden opgenomen (zie ook fiet meetprotocol); - besctirijving systeem en emissiereducerend principe; - meetplan; - meetresultaten; - besctirijving stallen waaraan is gemeten; - besctirijving meetomstandigfieden (waaronder de zootechniscfie resuitaten die worden genoemd in de landbouwkundige randvoorwaarden); - besctirijving eventuele afwijkingen van meetplan, randvoorwaarden e.d. Wat betreft de uitvoering van tiet systeem moet voor elke stal waaraan is gemeten een beschrijving van de uitvoering en gebruik van de stallen, in combinatie met de bedrijfsvoering, zijn opgenomen. Het is goed om tijdens de metingen de dichte vloer met mestschuit visueel te inspecteren en hiervan verslag te doen in het meetrapport.
Utrecht, mei 2009
Beoordelingsversiag aangepast rooster ACNV dakisolatie melkvee, vaststelling bijzondere emissiefactor Advies: Voor de verslaglegging van de metingen verdienen de volgende punten bijzonder aandacht (uitgegaan Is van een rapportage na het uitvoeren van metingen aan vier stallen): * de uitvoering perstal, waarbij de verhoudingen tussen de verschillende vloeronderdelen duidelijk In beeld worden gebracht, evenals de uitvoering van de mestopslagkelders onder de verschillende vloerdelen (wel of geen open verbinding tussen de verschillende keldergedeelten); * het gebruik van de stal, tijdens de meetperlode moeten de melkkoeien permanent op stal verblijven en mogen niet worden beweid; * een overzichtelijke presentatie van de resultaten van de metingen per stal; * eventuele afwijkingen, niet alleen ten opzichte van het meetplan en meetomstandigheden, maar ook ten opzichte van de landbouwkundige randvoorwaarden (alle voorvallen gedurende de meetperlode moeten worden gemeld en. Indien mogelijk, moet een verklaring hiervoor worden gegeven); * opvallende zaken gedurende de meetperlode die van belang kunnen zijn voor de werking van het systeem; * de visuele beoordeling van de vloeren en mestschulven, ook Ingaan op onderhoudsen/of relnigingswerkzaamheden aan de verschillende onderdelen van het systeem (logboek); * de optimale schulffrequentle; * de controleerbaarheid van het systeem. D'it Is geen opsomming van alle benodigde gegevens, maar Is bedoeld om op basis van de vereiste gegevens uit het meetprotocol enkele bijzonderheden voor dit specifieke stalsysteem aan te stippen.
Ufceöt. mei 2009
„
WVHGETEKEMDE^F
R
NLlrankenug betaald «7,90
160660 04-09-2015 16-53
NL
599gr
qcppi^Q'; yJU <53354922
n€V\
- . "• 'VfSft'
rus
V^cu inc* e
a
fA.
ec
Hta
en
é. Vjt^
^•
D(xn-
Gaoo -X\T^
ao^o.o '