DISCO DiversiteitsSCreening Onderwijs Leerlingen – Kleuteronderwijs
Doel 1: Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt
Subdoelen: De kleuters kunnen gelijkenissen en verschillen tussen mensen aanduiden. De kleuters vinden het normaal dat er verschillen zijn tussen mensen (verschillende gezinsvormen, culturen, huidskleuren, huizen, …). De kleuters aanvaarden de ander zoals hij / zij is.
Observeren De kleuters kunnen gelijkenissen en verschillen tussen mensen aanduiden. Kleuters merken gelijkenissen op bij elkaar (bvb. Kleren van K 3, dezelfde kleur van trui,…). Kleuters merken verschillen op (bvb. Groter / kleiner zijn, sneller kunnen lopen,…). Kan je een aantal voorbeelden voor de geest halen? Wanneer doen ze dit? Merken kleuters enkel gelijkenissen en verschillen op tijdens geleide activiteiten (bvb. les over groottes, inhouden, sorteren, …)? Of ook in het dagelijkse leven? De kleuters vinden het normaal dat er verschillen zijn tussen mensen (verschillende gezinsvormen, culturen, huidskleuren, huizen, …). Hoe gaan kleuters om met het opmerken van verschillen? Spelen ze relatief vlot in op verschillen? Of kunnen ze eerder moeilijk om met het vaststellen van verschillen? Vinden de kleuters verschillen bvb. verwarrend, vreemd of onaangenaam? Wekken verschillen een agressieve houding op? Gaan de kleuters een bepaalde visie, houding, gedrag opleggen aan anderen? De kleuters aanvaarden de ander zoals hij / zij is. Kleuters stellen geen negatief gedrag ten aanzien van anderen cf. doel “vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden, zich bewust zijn en onthouden van elke vorm van discriminatie”. Welke kleuters van je klas vertonen wel negatief gedrag ten aanzien van anderen? Beschouw je hun gedrag als problematisch wanneer je leeftijdsgenoten of andere klassen als uitgangspunt neemt? Reageren de kleuters positief op het anders zijn van iemand? Tonen ze waardering voor elkaar? Bvb. complimentjes geven, de mening van een ander belangrijk vinden,… Gaan ze kleuters die anders zijn in bescherming nemen? DISCO Doel 1: Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt. 1
Bvb. Lisa is een kindje dat erg verlegen is en moeilijk gesprekken aanknoopt met andere kleuters. Hierdoor dreigt ze wat geïsoleerd te raken van de andere kinderen van de klas. Jonathan en Karen hebben meer contact met Lisa en vinden haar best wel tof. Ze proberen Lisa te betrekken in tal van activiteiten. Zo gaan ze in hun fantasiespel “vader-moedertje” Lisa vragen om hun dochter te zijn en Lisa beschermen tegen broers en zussen die Lisa willen laten opdraaien voor tal van activiteiten (opruimen, stout kind spelen,…). Kan je je een aantal situaties voor de ogen houden waarin kleuters anderen waarderen? Het kan zowel gaan om het contact met klasgenoten als het contact met vreemden, volwassenen,… Als je die situaties bekijkt, waaruit vloeit de waardering dan voort? Willen de desbetreffende kleuters iets bekomen van een ander (m.a.w. vleien) of is de waardering gemeend? Zijn het éénmalige acties of is er een open houding ten aanzien van “anderen”? Spelen / werken de kleuters samen? In welke situaties observeer je dit? Wat gebeurt er als kleuters samenwerken? Is er één kleuter die steeds de bovenhand neemt en zijn zin wil doordrijven? Of is er min of meer sprake van gedeelde beslissingen? Zie ook doel “dialoog en samenwerking”. Observatieschema Evaluatie “Observatie” door leerkracht --
-
+
++
De kleuters kunnen gelijkenissen en verschillen tussen mensen aanduiden. De kleuters vinden het normaal dat er verschillen zijn tussen mensen (verschillende gezinsvormen, culturen, huidskleuren, huizen, …). De kleuters aanvaarden de ander zoals hij / zij is.
DISCO Doel 1: Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt. 2
Activiteit Voorkeuren delen De kleuters wandelen rond in de klas en zoeken klasgenoten die eenzelfde voorkeur hebben. Om te voorkomen dat kinderen andere kinderen na-apen en / of om te zorgen dat de kinderen de oefening goed begrijpen, werk je eerst in kleine groepjes (2 à 4 kleuters) en dan pas klassikaal. In de kleine groepjes laat je de kinderen nadenken over dingen die ze gemakkelijk kunnen benoemen bvb. hun lievelingseten, hun lievelingskleur, hun lievelingsdier, lievelingsspeelgoed,… Je bespreekt samen met hen de verschillende mogelijkheden. Je laat hen per item hun voorkeur tekenen (bvb. kaartje rood kleuren) of een pictogram kleven op een kleefsticker. Ze verzamelen de kaartjes / de stickers in een doosje. Klassikaal kom je terug op de besproken voorkeuren: “Weet je nog wat je lievelingseten was?”, “Vind je je sticker terug?”,… “Nog niet verklappen!”. “Stap nu rond in de klas en zeg luidop wat je graag eet. Als je iemand met dezelfde voorkeur tegenkomt, haak je de armen in elkaar en wandel je samen verder.” Achteraf staat de leerkracht samen met de kleuters stil bij wat ze geleerd hebben. • • • • •
Hebben de kleuters eenzelfde voorkeur bij anderen ontdekt? Vb. beiden graag zwemmen, dezelfde lievelingskleur,… Hadden ze dit verwacht? Zijn bepaalde kleuters “uniek”? Is er iemand die zich op een bepaald moment niet kon aansluiten bij iemand anders? Er waren telkens verschillende groepjes. Hoe zou dit komen? …
Activiteit op basis van “Voorkeuren delen” uit Vleurick, A. & Paelman, F. (red.) e.a. (2006). Een CLIMrek naar intercultureel leren. p29. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen.
DISCO Doel 1: Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt. 3
Evaluatieschema activiteit Evaluatie “Voorkeuren delen” door leerkracht Per kleuter of per groep -kleuters.
-
+
++
De kleuters kunnen gelijkenissen en verschillen tussen mensen aanduiden. Kleuters merken gelijke voorkeuren bij elkaar op en duiden deze aan. Kleuters merken verschillende voorkeuren bij elkaar op en duiden deze aan. De kleuters vinden het normaal dat er verschillen zijn tussen mensen (verschillende gezinsvormen, culturen, huidskleuren, huizen, …). Kleuters vinden het normaal dat er kinderen zijn met eenzelfde voorkeur. Kleuters vinden het normaal dat er kinderen zijn die hun voorkeur niet delen. De kleuters aanvaarden de ander zoals hij / zij is. Kleuters respecteren de voorkeuren van een ander (niet uitlachen, geen negatieve opmerkingen geven,…). Kleuters reageren positief op voorkeuren van anderen (interesse tonen, iemand in bescherming nemen,… ).
DISCO Doel 1: Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt. 4
Doel 1: Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt
Subdoelen: De kleuters kunnen gelijkenissen en verschillen tussen mensen aanduiden. De kleuters vinden het normaal dat er verschillen zijn tussen mensen (verschillende gezinsvormen, culturen, huidskleuren, huizen, …). De kleuters aanvaarden de ander zoals hij / zij is. Interpreteren en analyseren van de resultaten Beschouwen de kleuters diversiteit als een normaal fenomeen? Onderstaand schema bied je een houvast om doel 1 te evalueren. Hier kan je je bevindingen uit je observatie(s) noteren. Je kan het schema invullen voor één kleuter, voor een groep kleuters, maar ook voor een hele klas. Bekijk dan hoe de groep in het algemeen scoort. In welke categorie bevinden zich de meeste kleuters? Evaluatie --
-
+
++
De kleuters kunnen gelijkenissen en verschillen tussen mensen aanduiden. De kleuters vinden het normaal dat er verschillen zijn tussen mensen (verschillende gezinsvormen, culturen, huidskleuren, huizen, …). De kleuters aanvaarden de ander zoals hij / zij is..
DISCO Doel 1 Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt.
1
1. Als veel kleuters (niet) goed scoren met betrekking tot dit doel, hoe zou je dit kunnen verklaren? Enkele vragen die je je kan stellen:
Hoe reageer je als kleuters uitspraken doen over anderen: ga je erop in of niet? En op welke wijze doe je dat? Besteed je in lessen aandacht aan activiteiten waarin kinderen geconfronteerd worden met anders zijn? En hoe ga je dan om met anders zijn? Is dit iets heel gewoon? Hoe definieer je anderen? Benader je anderen als individuen of heb je het over stereotiepe beelden? Heb je een zicht op de aanwezige diversiteit in je klas? Heb je m.a.w. eerder aandacht voor schoolse vaardigheden of bekijk je ook andere talenten van de kinderen o.a. creativiteit, inlevingsvermogen, …? Kan je vanuit je eigen lespraktijk de kinderen op verschillende manieren leren kennen? Hoe maak je gebruik van de aanwezige diversiteit in je klas? Hoe benut je de talenten en interesses van de kleuters in je dagelijkse lespraktijk? Krijgt diversiteit een plaats in de eigen klasinrichting? Worden kleuters vaak geconfronteerd met de diversiteit van de wereld? Benoemen kleuters vaak verschillen tussen mensen? Zien kleuters in dat ze op sommige vlakken verschillen, maar op andere vlakken gelijkenissen vertonen?
2. Vind je het belangrijk om aan dit doel te werken? Ja/neen? Indien ja, waarom vind je dit belangrijk?
Indien neen, waarom vind je dit niet belangrijk?
Mogelijke acties Onderwijs waarin er aandacht is voor diversiteit en waarin beoogd wordt om diversiteit als een normaal fenomeen te zien, wil kleuters actief leren omgaan met een variatie aan ideeën, omgangsvormen,… Dit kan je op verschillende manieren bekomen, nl. door middel van je didactisch handelen, door de houding die je zelf aanneemt, door middel van het materiaal dat je gebruikt en door diversiteit te laten blijken uit de klasinrichting. Leerkrachthandelen Als leerkracht heb je heel wat invloed op hoe je kleuters denken. De kinderen brengen inderdaad veel ideeën van thuis en anderen mee in de klas. Dit wil echter niet zeggen dat je als leerkracht geen impact hebt op de ideeën, het wereldbeeld,… van de kleuters.
DISCO Doel 1 Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt.
2
Belangrijk is dat je als leerkracht zelf nadenkt over hoe je zelf staat t.o.v. diversiteit. Je eigen houding heeft zonder meer invloed op hoe kleuters ten opzichte van diversiteit staan. Hoe reageer je op uitspraken / uitlatingen van kleuters m.b.t. het anders-zijn? Het ingaan op discussies, opmerkingen,… kan een krachtige manier zijn om samen met kleuters na te denken over de aanwezige diversiteit in de klas en de samenleving. Wanneer je met kleuters wil werken aan de competentie “omgaan met diversiteit”, is het nodig dat je zicht hebt op de aanwezige diversiteit in je klas. Vorm je je een genuanceerd beeld van de kleuters in je klas? Sta je met andere woorden stil bij hun talenten, interesses en behoeften? Praat je hierover met ouders en collega’s? Hoe benut je de talenten en interesses van de kleuters in je dagelijkse lespraktijk? Door verschillende methodieken te gebruiken, kan je inspelen op de verschillende talenten en interesses van leerlingen. Op die manier ontdekken kleuters talenten en vaardigheden bij zichzelf en anderen. Voor meer informatie verwijzen we naar het document “meervoudige competenties” & “CLIMrek” (zie einde van dit document). Een speciale plaats is weggelegd voor interactieve werkvormen. Kinderen ontdekken talenten, interesses, vaardigheden van anderen en leren op een positieve manier met elkaar omgaan. Om de diversiteit in je klas ten volle te benutten, maak je bij groepswerk best gebruik van heterogene groepen. Je deelt m.a.w. de groepen in op basis van verschillende (geobserveerde) talenten, interesses en vaardigheden. De groepssamenstelling wordt dus niet noodzakelijk bepaald door de verhouding jongens – meisjes, verhouding allochtonen autochtonen,… Door in groep te werken en in aanraking te komen met taken die gebaseerd zijn op verschillende competenties, beseffen de kleuters dat ze op bepaalde vlakken op iemand lijken, terwijl ze op andere vlakken totaal geen overeenkomsten hebben. Zo worden ze meer en meer overtuigd van de opvatting dat diversiteit een normaal fenomeen is. Ook uit de inrichting van je klas kan blijken dat diversiteit een normaal fenomeen is. Stel jezelf de volgende vragen: Kan je uit de klasinrichting de verschillende talenten, interesses van de kleuters afleiden? Krijgt diversiteit een plaats in de aankleding? Ter illustratie: De fotowand, Peper en zout, deel 2 “Klasinrichting” pagina 6 In de kleuterklas hangen uitvergrote kleurenkopieën van foto’s van alle kinderen samen met hun gezinsleden en eventueel hun huisdieren. De kopieën zijn groot genoeg opdat iedereen duidelijk kan zien wat er op staat. Bovendien kunnen de kinderen er gemakkelijk bij. De foto’s hangen in een gezellig hoekje van de klas. De kinderen kunnen er rustig zitten, naar de foto’s kijken, er samen over babbelen, een boekje lezen of wat te spelen. De bedoeling is binnen de klas herkenbaarheid te creëren voor de kinderen en op een vanzelfsprekende manier de verscheidenheid aan gezinnen te tonen. Bijvoorbeeld tweeoudergezinnen, eenoudergezinnen, nieuw samengestelde gezinnen, inwonende familieleden, huisdieren,...
DISCO Doel 1 Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt.
3
Vraag de ouders daarom om een ‘gezellige’ foto van de familie, liefst niet zomaar een pasfoto dus. Leg uit waarom: omwille van het zich thuis voelen in de klas en van het leren kennen van elkaars familie met alle onderlinge verschillen en gelijkenissen als iets gewoons. Indien de ouders niet onmiddellijk over een dergelijke foto beschikken, kan je hen een fototoestel meegeven. Daarmee kunnen ze op een locatie naar hun keuze enkele foto’s maken. Niet iedere ouder is onmiddellijk te vinden voor dit idee. Je kunt hen motiveren door hen bijvoorbeeld de muur te tonen waar al enkele foto’s hangen en hoe kinderen er op reageren. Het kan ook helpen wanneer je ouders duidelijk maakt dat ze de foto, nadat je hem hebt gekopieerd, snel terugkrijgen. Een fotowand is ook leuk voor oudere kinderen. Zij zorgen zelf voor een ‘gezellige’ foto. Ze bepalen ook zelfstandiger wat en wie er mee op hun foto staat, waar die genomen wordt, enz.
Activiteiten / materiaal Zoals hierboven beschreven, blijkt dat je in je klas tal van activiteiten kan opzetten om de kleuters te leren dat diversiteit een normaal fenomeen is. Inspiratie vind je onder andere in:
Ernalsteen, V. (2004). Peper en zout. Bronnenboek voor intercultureel leren in de basisschool. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Moons, J. (2007). ’t Zit goed. Kleuters en ik – doeboek 3. Leuven: CEGO Publishers Paelman, F. (2007). CLIM – klein, klein climmertje. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen. Vleurick, A. & Paelman, F. (red.) e.a. (2006). Een CLIMrek naar intercultureel leren. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen. http://www.holebifederatie.be/advies/onderwijs.php
Achteraan dit document vindt u een aantal activiteiten ter illustratie. Anderzijds kan je werken aan de hand van verhaaltjes: (2006). Elmer. Houten: Uitgeverij Van Goor. Stuyvaert, I. (2006). Wat ik kan. Hasselt: Clavis. … Voor meer informatie zie: Instrument om je eigen leerkrachtenhandelen in kaart te brengen. document meervoudige intelligenties document interactieve werkvormen document groepssamenstelling www.steunpuntdiversiteitenleren.be
DISCO Doel 1 Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt.
4
Activiteit ter illustratie: Ik-ben-badges Elke kleuter krijgt een badge waarop hij iets kan tekenen. Hoewel je de kleuters vrij kan laten in wat ze tekenen (zichzelf, hobby,…), kan het nuttig zijn dat je hen iets laat tekenen wat ze goed kunnen. Sommige kleuters zullen hierop vastlopen. Je kan dan nagaan of de kleuters elkaar helpen (bvb. Fien zegt tegen Jan: je kan toch goed schilderen.) Na afloop kleven de kleuters de badges op hun kledij. Ze lopen rond in de klas en stellen vragen aan elkaar: wat heb je getekend?, waarom?, hoe vaak doe je dat?, … Tip: als je geen badges hebt, kan je ze op een gewoon tekenblad laten tekenen. De kleuters lopen rond met de tekeningen. Nadien hang je de tekeningen op in klas. Nadeel is dat de kleuters dan geen volledige dag met hun tekening kunnen pronken. Achteraf sta je stil bij wat de kleuters hebben geleerd. Ben je van iemand iets te weten gekomen wat je nog niet wist? Heb je iemand gevonden die graag doet wat jij graag doet? Doet er iemand iets graag wat je helemaal niet leuk vind? Wat zou je graag zelf eens doen? Is er iets waarover je wat meer wil weten (bvb. over een dansles die een kleuter volgt)? Is er iets dat iemand doet dat je graag zou leren? … Activiteit uit Vleurick, A. & Paelman, F. (red.) e.a. (2006). Een CLIMrek naar intercultureel leren. p31. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen.
DISCO Doel 1 Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt.
5
Activiteit ter illustratie: ijsbreker m.b.t. het thema diversiteit Er bestaan verschillende ijsbrekers om dit thema te introduceren bvb. “ik ook”. Cf. www.vormen.org thema “Allemaal anders, allemaal gelijk”. Voorbeeld: Ik ook Doel: gelijkenissen en verschillen tussen mensen ontdekken. Inzien dat gelijkenissen en verschillen tussen mensen normaal zijn. Hoe? 2 ronden Ronde 1: Je vraagt de kleuters om na te denken over iets wat ze graag doen, graag hebben, waar ze goed in zijn, hobby’s, liedje dat ze graag horen,... Ze moeten iets zeggen waar andere kleuters “ik ook” kunnen roepen. Bvb. muziek: ik hoor graag K3. Ronde 2: Je vraagt de kleuters nu iets te zoeken waarvan ze denken dat niemand anders in de klas “ik ook” op zal roepen. Bvb. muziek: ik hoor graag Megamindy. Als er een andere kleuter toch “ik ook” roept, moet de kleuter iets anders zoeken. Nabespreking: Wat vonden jullie van dit spel? Deden jullie het graag? Waarom wel / niet? Wat voor dingen doen jullie allemaal graag, hebben jullie allemaal graag,…? Wat voor zaken maken jullie speciaal? Wat hebben jullie niet met elkaar gemeen? Wat kan er gebeuren als er iemand duidelijk speciaal / anders is?
DISCO Doel 1 Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt.
6
Doel 2: Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie Subdoelen: Kleuters zijn zich bewust van veralgemeningen. Kleuters kunnen vormen van afwijzend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Kleuters kunnen vormen van waarderend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Kleuters reageren niet afwijzend ten aanzien van iemand die anders is.
Observeren Kleuters zijn zich bewust van veralgemeningen. Kleuters weten dat bepaalde kenmerken van mensen leiden tot bepaalde verwachtingen ten aanzien van mensen. Dit kan je observeren tijdens het fantasiespel van kleuters. Zo spelen ze wel eens moedertjevadertje, winkeltje, … Kan je je een aantal fantasiespellen voor de geest halen? Reageren kleuters dan conform de verwachtingen bij een bepaalde rol (bvb. moeder kookt, vader straft kind, winkelbediende is beleefd,…)? Beseffen de kleuters dat veralgemeningen niet altijd juist zijn? Dit zou je kunnen afleiden uit opmerkingen van kleuters (niet alle jongens zijn dom, Raina draagt geen hoofddoek, …) of uit reacties op verhalen, toneeltjes,… (mijn mama doet dit wel,…) Kleuters kunnen vormen van afwijzend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Herkennen kleuters afwijzend gedrag ten aanzien van een “ander” (niet goed kunnen praten, minder snel kunnen lopen, andere huidskleur,…)? Kleuters kunnen vormen van waarderend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Herkennen kleuters vormen van waarderend gedrag? Kunnen kleuters zich vinden in complimentjes die aan iemand worden gegeven? Kleuters reageren niet afwijzend ten aanzien van iemand die anders is. Zijn de kleuters nieuwsgierig naar “anderen”? Willen ze bvb. een vreemde persoon leren kennen? (nieuw kindje dat naar de klas komt, willen spelen met kinderen uit andere klassen,…) Willen ze wel spelen / samenwerken met kinderen met zichtbare problemen (lichamelijke handicap, syndroom van Down,…) of zichtbare kenmerken die duiden op het anders-zijn (bvb. zwart kindje)? Willen ze wel spelen / samenwerken met kleuters die als “anders” aanzien worden? (zonder duidelijke zichtbaar probleem)
DISCO Doel 2 Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie. 1
Tonen kleuters waardering voor kindjes die anders zijn? Bijvoorbeeld complimentjes ten aanzien van een bepaald kind aanvaarden / overnemen. Zo kan je als leerkracht bepaalde capaciteiten van een kind met een lagere status in de verf zetten. Nemen de kinderen dit gedrag (complimentjes geven) dan over? Of spreken ze het compliment tegen? Nemen kleuters het op voor kinderen die anders-zijn? Gaan ze een “ander” in bescherming nemen (leerkracht verwittigen, het zelf - verbaal of fysiek - opnemen voor een “ander”,…)? Gaan ze een “ander” troosten in pestsituaties? Stellen de kleuters negatief gedrag ten opzichte van anderen? Pesten de kleuters kindjes die “anders” zijn? Wordt altijd hetzelfde kind gepest? Of is pestgedrag afhankelijk van de gelegenheid? Worden anderen uitgesloten? Wanneer ze niet willen spelen / samenwerken met anderen, hoe komt dit dan? Zijn de kleuters bang van vreemden? Of is de “ander” agressief? Laten ze zich leiden door de groep (ik speel niet met Joran, want niemand kan hem uitstaan)? Gaan kleuters mee in negatief gedrag (slaan, schoppen, uitschelden,negeren,…) ten aanzien van “anderen”? Doen kleuters negatieve uitspraken over anderen?
Observatieschema Evaluatie “observatie” door leerkracht --
-
+
++
Kleuters zijn zich bewust van stereotyperingen. Kleuters kunnen vormen van afwijzend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Kleuters kunnen vormen van waarderend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Kleuters reageren niet afwijzend ten aanzien van iemand die anders is.
DISCO Doel 2 Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie. 2
Activiteit Jongens en meisjes Tekenen Wat denken meisjes dat jongens allemaal graag doen? En wat denken jongens dat meisjes allemaal graag doen? Verdeel de klas in groepjes van twee (telkens twee jongens en twee meisjes). Laat de kinderen samen dingen verzinnen over het andere geslacht. Ze mogen samen iets tekenen (en inkleuren, schilderen,…) dat duidt op iets dat eigen is voor het andere geslacht (pop, voetbal, boos gezicht,…). Achteraf mogen de kleuters hun tekening aan de anderen tonen. De leerkracht koppelt hieraan een kringgesprek: Wat staat er op de tekening? Zou dit iets voor jongens of voor meisjes zijn? Hadden jullie hier ook aan gedacht? Gaan de meisjes / jongens akkoord met wat de anderen over hen denken? …
Hoekendebat Naar aanleiding van wat de kleuters getekend hebben en de algemene stereotypering man – vrouw, organiseert de leerkracht een hoekendebat. De leerkracht verdeelt de klas in twee “hoeken” of duidt twee plaatsen in het lokaal aan (dit kan ook in de turnzaal, op de speelplaats,… ). Op de ene plaats hangt er een poster met een lachend gezicht (iets graag doen / hebben), op de andere plaats een poster met een triestig gezicht (iets niet graag doen / hebben). Tip: Druk zelf een tekenplaat met een lachend(e) gezicht / jongen / meisje & triestig(e) gezicht / jongen / meisje af op groot formaat (of de creatievelingen onder ons kunnen zelf iets tekenen). Laat de kleuters deze kleuren vooraleer ze op te hangen in hoeken. Koppel er een gesprek aan nl. bij vrolijke figuur: Hoe zou dit kind zich voelen? Waarom? Ben jij soms blij? Wanneer? Bespreek ook de triestige figuur: Voel jij je wel eens triestig? Wanneer? Zijn er nog andere kleuters die zich soms triestig voelen? De leerkracht noemt de activiteiten die kleuters tekenden, eventueel samen met andere op: spelen met poppen, voetballen, tekenen, lopen, dansen, zich verkleden,… De kleuters lopen telkens naar het lachende gezicht of naar het triestige gezicht. De leerkracht bespreekt telkens samen met de kleuters de groepsindeling: zijn het alleen jongens of alleen meisjes of allebei? Zijn er meer jongens of meer meisjes? Komen tot conclusie: iedereen is anders. Niet iedereen past in de visie die men heeft over respectievelijk jongens / meisjes en dat is best ok.
DISCO Doel 2 Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie. 3
Aandachtspunten voor observatie / evaluatie: Hoe reageren jongens t.o.v. meisjes en omgekeerd? Gaan de jongens / meisjes akkoord met wat de anderen over jongens / meisjes denken? Zijn er kleuters die anderen uitschelden of uitlachen bvb. jongen die graag met poppen speelt, meisje dat graag iets ineen timmert,… Vertonen de kleuters volggedrag (mening van een ander overnemen)? Zijn er kleuters die het opnemen voor een andere kleuter bvb. zeggen dat je niemand mag uitlachen, dat zij ook iets graag doen,… Nuttige links: document gezicht document hoekendebat http://kleurplaten.startpagina.be/ http://www.speelzolder.be/ http://www.webguide.be/kleurplaten.asp www.kleurplaten.nl Evaluatieschema activiteit Evaluatie “jongens en meisjes” door leerkracht --
-
+
++
Kleuters zijn zich bewust van veralgemeningen De kleuters kennen de gangbare opvattingen over jongens en meisjes. De kleuters beseffen dat de gangbare opvattingen niet altijd kloppen. Kleuters kunnen vormen van afwijzend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. De kleuters herkennen negatieve uitlatingen ten aanzien van jongens / meisjes. Kleuters kunnen vormen van waarderend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. De kleuters herkennen vormen van positief gedrag ten aanzien van jongens / meisjes. Kleuters reageren niet afwijzend ten aanzien van iemand die anders is. De kleuters weigeren niet om met iemand samen te werken. De kleuters reageren niet afwijzend ten aanzien van iemand van het andere geslacht.
DISCO Doel 2 Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie. 4
Doel 2: Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie
Subdoelen: Kleuters zijn zich bewust van veralgemeningen. Kleuters kunnen vormen van afwijzend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Kleuters kunnen vormen van waarderend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Kleuters reageren niet afwijzend ten aanzien van iemand die anders is.
Interpreteren en analyseren van de resultaten In welke mate worden vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermeden? Zijn de kleuters zich bewust van en onthouden ze zich van discriminatie? Onderstaand schema bied je een houvast om doel 2 te evalueren. Hier kan je je bevindingen uit je observatie(s) noteren. Je kan het schema invullen voor één kleuter, voor een groep kleuters, maar ook voor een hele klas. Bekijk dan hoe de groep in het algemeen scoort. In welke categorie bevinden zich de meeste kleuters? Evaluatie door leerkracht --
-
+
++
Kleuters zijn zich bewust van stereotyperingen. Kleuters kunnen vormen van afwijzend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Kleuters kunnen vormen van waarderend reageren op het anders-zijn van mensen herkennen. Kleuters reageren niet afwijzend ten aanzien van iemand die anders is.
DISCO Doel 2 Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie. 1
1. Als veel kleuters (niet) goed scoren met betrekking tot dit doel, hoe zou je dit kunnen verklaren?
Hoe reageer je als kleuters uitspraken doen over anderen: ga je erop in of niet? En op welke wijze doe je dat? Besteed je in lessen aandacht aan activiteiten waarin kinderen geconfronteerd worden met anders zijn? En hoe ga je dan om met anders zijn? Is dit iets heel gewoon? Hoe definieer je anderen? Benader je anderen als individuen of heb je het over stereotiepe beelden? Hoe zit het met het lesmateriaal dat je gebruikt? Worden mensen er stereotiep in voorgesteld? Laat je klaspraktijk toe dat kleuters elkaar op verschillende manieren leren kennen? Kunnen kleuters uit de klaspraktijk afleiden dat elk kind wel iets goed kan? Krijgt diversiteit een plaats in de eigen klasinrichting? Worden kleuters vaak geconfronteerd met de diversiteit van de wereld? Benoemen kleuters vaak verschillen tussen mensen? Zien kleuters in dat ze op sommige vlakken verschillen, maar op andere vlakken gelijkenissen vertonen?
2. Vind je het belangrijk om aan deze competentie te werken? Ja/neen? Indien ja, waarom vind je dit belangrijk? Indien neen, waarom vind je dit niet belangrijk?
Mogelijke acties Het is eigen aan de mens om de wereld om zich heen in categorieën in te delen. Dit helpt ons om de wereld te begrijpen. Hierdoor is het maar al te gemakkelijk dat we vooroordelen hebben ten aanzien van anderen. Je bent je daar echter niet altijd van bewust. Omdat kleuters gemakkelijk houdingen overnemen, is het belangrijk dat je je bewust wordt van je eigen ideeën. Wat verwacht jij van Tine, Abdellah, Nicolas, Jurgen,…? Waarop baseer je je om dit over de kleuters te denken? Belangrijk is om de kleuters op zoveel mogelijk verschillende manieren te leren kennen en verschillende bronnen te raadplegen (observaties, leerlingendossiers, ouders, collega’s,…) Op welke manier beïnvloeden je verwachtingen je manier van lesgeven? Niet enkel het bewustzijn over je eigen denken en manier van lesgeven speelt een rol, probeer ook na te gaan wat kleuters zelf denken. Welke mening hebben zij van klasgenootjes? Hoe kwam deze mening tot stand? Op basis van vooroordelen, meningen van anderen of vanuit de eigen ervaringen met klasgenootjes? Hoe veranderbaar is hun mening? Houden ze vast aan bepaalde overtuigingen of staan ze open voor anderen? Openheid ten aanzien van anderen is een attitude waar we zonder meer veel belang aan hechten. Maar hoe kan je die openheid bekomen? Ga vooraleerst in op negatieve uitspraken DISCO Doel 2 Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie. 2
/ uitlatingen van kleuters. Zijn alle blonde meisjes dom? Spelen meisjes met poppen en jongens met auto’s? Je hoeft niet enkel op negatieve uitlatingen in te gaan. Het is ook mogelijk dat iemand iets positief zegt over een ander wat je kan aangrijpen om vooroordelen te ontkrachten. Op die manier kan je ook kinderen die er niet bij horen positief in de verf zetten. Jonas is misschien niet goed in rekenen, maar kan het snelste lopen van de hele klas. En Babette zegt misschien niet veel, maar kan goed luisteren. … Vanuit de vragen die jij als leerkracht stelt, kan je de kleuters stimuleren om met een open houding anderen tegemoet te komen. Er bestaat heel wat materiaal dat handelt over discriminatie, pesten,… wat je kan helpen om stil te staan bij veralgemeningen: verschillen tussen jongens en meisjes, het ideale gezin, verschillen tussen culturen,… . Belangrijk is dat je je niet enkel focust op verschillen, maar eerder vertrekt vanuit gelijkenissen. Screen je lesmateriaal ook eens op stereotypen. Is er altijd sprake van een tweeoudergezin? Is de stiefmoeder altijd een boze figuur? Wonen alle Afrikanen in een hut? … Document screening lesmateriaal
DISCO Doel 2 Vooroordelen en veralgemeningen waar mogelijk en wenselijk vermijden; zich bewust zijn en zich onthouden van elke vorm van discriminatie. 3
Doel 3: Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken
Subdoelen: Kleuters kunnen verschillende perspectieven herkennen. Kleuters weten wat hun eigen perspectief is en kunnen hun perspectief uiten. Kleuters kunnen zich inleven in een ander perspectief. Observeren Kleuters kunnen verschillende perspectieven herkennen. Beseffen kleuters dat niet iedereen hetzelfde denkt / voelt als zijzelf? En als iemand er een ander idee / mening / gevoel op na houdt, hoe reageren ze dan? Worden de kleuters boos? Gaan ze in op de verschillende zienswijzen? Of gaan de kleuters net verschillen in mening aanvaarden? Mogelijke observatiemomenten: kringgesprekken, rollen in een toneelstukje anders invullen, hetzelfde op een andere manier tekenen, in een bepaalde situatie bang zijn i.p.v. blij,… Kleuters weten wat hun eigen perspectief is en kunnen hun perspectief uiten. Kunnen / durven kleuters hun eigen mening over iets zeggen? Kunnen ze hun standpunt verdedigen? Gaan ze bijvoorbeeld redenen geven voor hun gedrag bvb. ik heb geslaan omdat ik dacht dat hij met me lachtte, dat mag niet want ik mag dat ook niet doen van mijn mama,… Kunnen kleuters redenen geven waarom ze voor iets kiezen bvb. als ze een hoek mogen kiezen, mogen kiezen met wie ze samenwerken, een bepaalde taak mogen kiezen, … Kunnen kleuters argumenten geven waarom ze iets denken bvb. meisjes kunnen niet voetballen want mijn zus kan dat ook niet, lopen is saai want dat is lastig,… Kunnen kleuters hun gevoelens duidelijk maken aan anderen bvb. door dit te zeggen (Kevin is mijn vriend), door iets te doen (cadeautje geven aan iemand die ze leuk vinden), iets te tekenen,… Kleuters kunnen zich inleven in een ander perspectief. Kunnen kleuters zich inbeelden hoe iemand zich in een bepaalde situatie zou gedragen? Kunnen ze bijvoorbeeld een vervolg aan een verhaaltje breien, zich in een rol inleven tijdens een fantasiespel / toneeltje, zeggen wat zijzelf zouden doen in een bepaalde situatie (vb. Jan is zijn jas kwijt. Wat zou jij doen? Hoe zou jij je voelen? …),…
DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 1
Kunnen de kleuters de gevolgen van hun gedrag inschatten? Weten ze bvb. hoe iemand zal reageren als ze op hem / haar slaan? Weten de kleuters hoe hun ouders gaan reageren als ze bvb. hun kleren vuil maken? …
Observatieschema Evaluatie door leerkracht --
-
+
++
Kleuters kunnen verschillende perspectieven herkennen. Kleuters weten wat hun eigen perspectief is en kunnen hun perspectief uiten. Kleuters kunnen zich inleven in een ander perspectief.
DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 2
Activiteit Ik wil een hond Opmerking Deze activiteit kan gebruikt worden voor zowel het doel “perspectiefname” als het doel “functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties”. Hoewel de activiteit dezelfde is, zal hetgene waar je aandacht aan besteed anders zijn naargelang het doel dat je wil observeren. Bekijk hiervoor de evaluatieschema’s verder in dit document. Korte beschrijving: De leerkracht leest een verhaaltje voor over een meisje, Josefien, dat een hond wil. Onderweg naar huis komt ze een hond tegen. De kleuters verzinnen in groepjes de rest van het verhaal: “Wat zal Josefien doen? Hoe zullen haar ouders reageren?”. De verschillende groepjes brengen hun verhaal voor de klas in de vorm van een toneelstukje. Achteraf volgt een bespreking van de verschillende toneelstukjes en de verschillende perspectieven. Verhaal: “Josefien verveelt zich soms thuis.” Lk: Wie verveelt zich wel eens? Wat doe je dan? Haar ouders hebben niet altijd tijd om met haar te spelen. Maar nu heeft ze de oplossing gevonden! Op school hoorde ze het verhaal van Jonas. Jonas is enig kind en heeft thuis een hond. Lk toont prent / foto van een hond. Lk vraagt: “Wie heeft er thuis ook een hond?”, “Hoe ziet die hond eruit?”… Jonas’ hond staat altijd voor hem klaar. Wanneer Jonas thuis komt van school staat zijn hondje al te kwispelen om even met hem te spelen. Als het mooi weer is lopen Jonas en zijn hond samen in de tuin. Ze lopen om ter snelst. Meestal wint de hond. Wanneer Jonas weent, komt de hond hem troosten. Dan krijgt Jonas veel likjes van zijn hond. Waarom geeft de hond likjes? Wie zou dit leuk vinden / niet leuk vinden? Waarom? Na het horen van het verhaal denkt Josefien: “Hoe fijn, ik wil ook een hond. Maar wat voor hond zou nu een goede hond voor mij zijn? Kunnen jullie helpen?”. Hoe zou die er uitzien? Laat de kinderen suggesties doen bvb. eerst over hoe groot, vlekken, kleur, ... Hernemen verhaal: Het toeval wil dat wanneer Josefien naar huis wandelt, ze in de straat een hond ziet lopen. Het is een hond die bijna zo groot is als Josefien zelf. Hij heeft zwart haar dat wat DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 3
samengeklit is tot dreads. De hond kijkt Josefien aan met mooie, blinkende ogen. Het is precies of de hond Josefien iets wil vragen. Wat nu? De hond volgt Josefien. Tijdens het naar huis wandelen, kijkt Josefien voortdurend achter haar of de hond haar nog volgt. Eigenlijk zou Josefien graag de hond mee naar huis nemen. Tijdens het wandelen, begint Josefien na te denken: Hoe zouden haar ouders reageren? Wat denken jullie? En: van waar komt de hond? Waarom loopt deze hond hier op straat? Heeft hij een baasje? Hoe zou het baasje reageren als hij ziet dat de hond weg is? Laat de kleuters hierop reageren en verschillende suggesties doen. Toneelstuk Deel de klas in in groepen van 5 (Josefien, hond, mama, papa of iemand anders die bij Josefien woont, het baasje van de hond) . De kleuters spelen het verhaal na en verzinnen zelf een vervolg op het verhaal. Belangrijk is dat de kleuters samen zelf beslissen wie wie speelt en hoe ze het toneeltje spelen. Het is de bedoeling dat na afloop de toneeltjes voor de klas worden gebracht. Nagesprek:
Wat vond iedereen van de toneeltjes? Heeft iedereen hetzelfde vervolg aan het verhaal gebreid? Hoe zou dit komen? Was iedereen tevreden met de hond die Josefien meehad? Waarom wel / niet? Is het goed om zomaar een hond die je niet kent mee te nemen? Waarom wel / niet? …
DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 4
Evaluatieschema activiteit Evaluatie “Ik wil een hond” – doel perspectiefname (doel 3) Evaluatie “Ik wil een hond” door leerkracht --
-
+
++
Kleuters kunnen verschillende perspectieven herkennen. De kleuters beseffen dat mensen verschillende houdingen kunnen aannemen ten opzichte van honden (graag hebben, bang zijn van honden, …). Kleuters weten wat hun eigen perspectief is en kunnen hun perspectief uiten. De kleuters vertellen wat zij zelf van honden vinden. De kleuters kunnen uitleggen waarom ze op een bepaalde manier tegenover honden staan (bvb. bang zijn want groot, vies vinden want verliest slijm,…). Kleuters kunnen zich inleven in een ander perspectief. De kleuters kunnen zich voorstellen waarom sommige mensen bang zijn van honden. De kleuters kunnen zich voorstellen waarom sommige mensen honden zo leuk vinden (gezelschap, mee spelen,…) De kleuters kunnen zich voorstellen waarom sommigen mensen geen hond in huis willen (veel werk, allergie,…) De kleuters kunnen zich inbeelden hoe andere mensen gaan reageren (Josefiens moeder, vader / het baasje). DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 5
DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 6
Doel 3: Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken
Subdoelen: Kleuters kunnen verschillende perspectieven herkennen. Kleuters weten wat hun eigen perspectief is en kunnen hun perspectief uiten. Kleuters kunnen zich inleven in een ander perspectief. Interpreteren en analyseren van de resultaten In welke mate kunnen kleuters gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken? Onderstaand schema bied je een houvast om doel 2 te evalueren. Hier kan je je bevindingen uit je observatie(s) noteren. Je kan het schema invullen voor één kleuter, voor een groep kleuters, maar ook voor een hele klas. Bekijk dan hoe de groep in het algemeen scoort. In welke categorie bevinden zich de meeste kleuters? Evaluatie door leerkracht --
-
+
++
Kleuters kunnen verschillende perspectieven herkennen. Kleuters weten wat hun eigen perspectief is en kunnen hun perspectief uiten. Kleuters kunnen zich inleven in een ander perspectief. 1. Als veel kleuters (niet) goed scoren met betrekking tot dit doel, hoe zou je dit kunnen verklaren? Enkele vragen die je je kan stellen:
Breng je zelf verschillende perspectieven op bepaalde onderwerpen/zaken aan?
DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 1
Geef je de kleuters de kans hun eigen mening over bepaalde onderwerpen uit te leggen? Reik je kleuters handvaten aan om hun mening te uiten? Bvb. pictogrammen, klaspop,… Heb je de neiging om zelf in te vullen wat kleuters denken / willen zeggen? Laat je ruimte voor verschillende opvattingen? Let je erop aan te geven dat de ene opvatting niet noodzakelijk beter is dan een andere? Spoor je kleuters aan om zich in te leven in het perspectief van een ander (d.m.v. een verhaaltje, toneel,…) Durven kleuters hun eigen mening uiten? Vinden de kleuters het moeilijk om verschillende perspectieven in te nemen of te onderscheiden? Blijven de kleuters hangen aan hun eigen perspectief? Spreken de kleuters in termen van de waarheid, het enige juiste?
2. Vind je het belangrijk om aan deze competentie te werken? Ja/neen? Indien ja, waarom vind je dit belangrijk? Indien neen, waarom vind je dit niet belangrijk?
Mogelijke acties Het zich inleven in een perspectief van iemand anders is niet eenvoudig. Niet voor de leerkracht (weten wij zelf wel wat de kleuters denken / hoe ze op bepaalde zaken gaan reageren?), maar zeker niet voor de kleuter. En ook als we een idee hebben van wat iemand anders denkt of voelt, is het niet eenvoudig om dit te uiten. Daarom is het belangrijk dat de leerkracht de kleuter helpt om na te gaan wat iemand denkt en hoe iemand zich voelt in een bepaalde situatie. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren in een kringgesprek (al dan niet naar aanleiding van een verhaaltje, een conflict, een tekening, ….). Praten over perspectieven hoeft echter niet altijd gebeuren aan de hand van een geleide activiteit. Het is ook mogelijk dat een kleuter spontaan iets zegt waar je op inspeelt. Kleuters kunnen zich niet altijd even gemakkelijk uiten. Kleuters iets laten tekenen, verwijzen naar een pictogram, verwijzen naar een pop, … kan een hulpmiddel zijn. Soms voelen kleuters zich ook veiliger als ze iets kunnen vertellen wat niet noodzakelijk door henzelf gezegd wordt, bvb. door een knuffel te gebruiken. Het is dan ook goed om ervoor te zorgen dat er in de klas materiaal aanwezig is aan de hand waarvan kleuters hun mening kenbaar kunnen maken (prenten, poppen, pictogrammen,…).
DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 2
Het innemen van verschillende perspectieven kan worden bevorderd door tal van activiteiten, nl. Verschillende kleuters hun eigen perspectief laten kenbaar maken en dit bespreken in groep (Denkt iedereen hetzelfde? Hoe zou dit komen? …) Kleuters laten voorspellen hoe iemand in een bepaalde situatie zal reageren (vervolg op verhaaltje, poppenkast, …). Kleuters zich laten inleven in het perspectief van een ander door middel van toneeltjes. Een verhaal vanuit een bepaald perspectief / verschillende perspectieven bekijken. Kleuters als… dan … redeneringen laten opbouwen. Kamishibai is een Japanse vertelvorm. Het gaat om een klein theatertje waarin grote tekeningen passen. Elke tekening geeft een deel van een verhaal weer. De kinderen kunnen zelf een verhaal bij de tekeningen verzinnen (en er kunnen dus verschillende verhalen uit dezelfde tekeningen voortvloeien) of zelf tekeningen maken om een verhaal te vertellen. Voor meer informatie: http://www.abcweb.be/index.php?option=com_content&task=blogcategory&id=32&Itemid=42 ; http://www.antwerpen.be/eCache/BTH/16/972.cmVjPTI2NTI1.html; Even stilstaan bij verschillende uitwerkingen van eenzelfde opdracht (Waarom iets anders tekenen? Boetseren?...). Tijdens het hoekenwerk kleuters bewust voor een bepaalde hoek laten kiezen. Kleuters voorstellen laten doen voor activiteiten en laten uitleggen waarom ze iets willen doen. Kleuters aan het eind van de dag / de week laten vertellen wat ze het liefst gedaan hebben en waarom. Kleuters laten samenwerken aan een opdracht bvb. samen iets tekenen, knutselen, boetseren,… (kleuters moeten luisteren naar het perspectief van de ander op de taak). Er bestaan tal van verhaaltjes / boeken die je kan gebruiken om verschillende perspectieven in te nemen. Om kleuters te helpen zeggen hoe ze zich voelen of hoe iemand zich anders zou voelen, kan je gebruik maken van de Hopla - koffer voor de jongste kleutertjes en / of van de Doos vol gevoelens (CEGO). www.cego.be
DISCO Doel 3 Gebeurtenissen, contexten en personen vanuit verschillende perspectieven bekijken. 3
Doel 4: Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties
Subdoelen: Kleuters passen hun gedrag aan aan de situatie. Kleuters passen hun gedrag aan naargelang met wie ze praten. Kleuters hebben weinig moeite met goed voorbereide veranderingen. Observeren
Kleuters passen hun gedrag aan aan de situatie. Kleuters gedragen zich anders in de klas, in de gang en op de speelplaats. Wel is het zo dat hun gedrag in de verschillende situaties in overeenstemming is met wat van hen wordt verwacht. De kleuters passen hun gedrag eveneens aan aan de activiteit die ze uitvoeren bvb. luisteren naar verhaaltje die leerkracht voorleest t.o.v. spelen in de knutselhoek. Kleuters gedragen zich anders naargelang de rol die ze op zich nemen (taakinvulling / personage / … ). De kleuters kunnen een handeling binnen een bepaald ritueel voorspellen bvb. dagverloop. Ook in een minder schoolse situatie weten leerlingen zich te gedragen bvb. op de bus, in het bos, in een winkel,… Kleuters passen hun gedrag aan naargelang met wie ze praten. Passen kleuters hun woorden en gedrag aan naargelang met wie ze praten: met een klasgenootje, met een leerkracht, met hun ouders, met een winkelbediende,…? Is hun gedrag afgestemd op de persoon met wie ze praten (meer of minder uitbundig, dicht bij iemand staan (vriendjes) t.o.v. meer afstand houden (vreemde),…? Hoe reageren de kleuters op vreemde personen die in de klas komen bvb. nieuwe stagiair, mama van een (nieuw) kindje,... ? Is dit gedrag gepast? Kleuters hebben weinig moeite met goed voorbereide veranderingen. Ondervinden de kleuters problemen als er wordt afgestapt van de dagelijkse structuur? Hoe reageren kleuters als je een dagonderdeel vervangt bvb. om een kijkdag voor ouders voor te bereiden, om meer tijd te hebben voor een activiteit die lang duurt,…? Hoe reageren kleuters op een taak die ze nog niet (goed) kennen? Hoe reageren kleuters als ze een rol opnemen
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties
1
die ze normaliter niet opnemen (cf. document werken met rollen & document CLIMrollen)? Hoe reageren de kleuters als de leerkracht zich op een andere manier gedraagt (bvb. als vorm van spel)? Ondervinden kleuters veel problemen in nieuwe situaties? Zijn ze tijdens een schoolreis, uitstap naar het bos, naar de winkel,… nieuwsgierig naar de nieuwe situatie en voelen ze zich goed genoeg in hun vel om op een gepaste manier met de situatie om te gaan? Zijn de kleuters bvb. zelfzeker of eerder angstig? Gaan ze onmiddellijk op verkenning of zoeken ze toch de veiligheid van vriendjes / de leerkracht op? Of wagen de kleuters zich te ver (gevaren niet onderkennen)? Hoe reageren kinderen bij een schoolfeest, grootouderfeest, sinterklaasfeest,…? Opm. Kleuters hebben sowieso nood aan structuur. Het is dan ook belangrijk dat de leerkracht voldoende lang heeft stilgestaan bij het veranderde verloop van de dag. document meervoudige intelligenties document werken met rollen document CLIMrollen Observatieschema Evaluatie “Observatie” door leerkracht --
-
+
++
Kleuters passen hun gedrag aan aan de situatie. Kleuters passen hun gedrag aan naargelang met wie ze praten. Kleuters hebben weinig moeite met goed voorbereide veranderingen.
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties
2
Activiteit Ik wil een hond Opmerking Deze activiteit kan gebruikt worden voor zowel het doel “perspectiefname” als het doel “functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties”. Hoewel de activiteit dezelfde is, zal hetgene waar je aandacht aan besteed anders zijn naargelang het doel dat je wil observeren. Bekijk hiervoor de evaluatieschema’s verder in dit document. Korte beschrijving: De leerkracht leest een verhaaltje voor over een meisje, Josefien, dat een hond wil. Onderweg naar huis komt ze een hond tegen. De kleuters verzinnen in groepjes de rest van het verhaal: “Wat zal Josefien doen? Hoe zullen haar ouders reageren?”. De verschillende groepjes brengen hun verhaal voor de klas in de vorm van een toneelstukje. Achteraf volgt een bespreking van de verschillende toneelstukjes en de verschillende perspectieven. Verhaal: “Josefien verveelt zich soms thuis.” Lk: Wie verveelt zich wel eens? Wat doe je dan? Haar ouders hebben niet altijd tijd om met haar te spelen. Maar nu heeft ze de oplossing gevonden! Op school hoorde ze het verhaal van Jonas. Jonas is enig kind en heeft thuis een hond. Lk toont prent / foto van een hond. Lk vraagt: “Wie heeft er thuis ook een hond?”, “Hoe ziet die hond eruit?”… Jonas’ hond staat altijd voor hem klaar. Wanneer Jonas thuis komt van school staat zijn hondje al te kwispelen om even met hem te spelen. Als het mooi weer is lopen Jonas en zijn hond samen in de tuin. Ze lopen om ter snelst. Meestal wint de hond. Wanneer Jonas weent, komt de hond hem troosten. Dan krijgt Jonas veel likjes van zijn hond. Waarom geeft de hond likjes? Wie zou dit leuk vinden / niet leuk vinden? Waarom? Na het horen van het verhaal denkt Josefien: “Hoe fijn, ik wil ook een hond. Maar wat voor hond zou nu een goede hond voor mij zijn? Kunnen jullie helpen?”. Hoe zou die er uitzien? Laat de kinderen suggesties doen bvb. eerst over hoe groot, vlekken, kleur, ... Hernemen verhaal:
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties
3
Het toeval wil dat wanneer Josefien naar huis wandelt, ze in de straat een hond ziet lopen. Het is een hond die bijna zo groot is als Josefien zelf. Hij heeft zwart haar dat wat samengeklit is tot dreads. De hond kijkt Josefien aan met mooie, blinkende ogen. Het is precies of de hond Josefien iets wil vragen. Wat nu? De hond volgt Josefien. Tijdens het naar huis wandelen, kijkt Josefien voortdurend achter haar of de hond haar nog volgt. Eigenlijk zou Josefien graag de hond mee naar huis nemen. Tijdens het wandelen, begint Josefien na te denken: Hoe zouden haar ouders reageren? Wat denken jullie? En: van waar komt de hond? Waarom loopt deze hond hier op straat? Heeft hij een baasje? Hoe zou het baasje reageren als hij ziet dat de hond weg is? Laat de kleuters hierop reageren en verschillende suggesties doen. Toneelstuk Deel de klas in in groepen van 5 (Josefien, hond, mama, papa of iemand anders die bij Josefien woont, het baasje van de hond) . De kleuters spelen het verhaal na en verzinnen zelf een vervolg op het verhaal. Belangrijk is dat de kleuters samen zelf beslissen wie wie speelt en hoe ze het toneeltje spelen. Het is de bedoeling dat na afloop de toneeltjes voor de klas worden gebracht. Nagesprek: Wat vond iedereen van de toneeltjes? Heeft iedereen hetzelfde vervolg aan het verhaal gebreid? Hoe zou dit komen? Was iedereen tevreden met de hond die Josefien meehad? Waarom wel / niet? Is het goed om zomaar een hond die je niet kent mee te nemen? Waarom wel / niet? …
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties
4
Evaluatieschema activiteit Evaluatie “Ik wil een hond” – doel functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties (doel 4) Evaluatie “Ik wil een hond” door leerkracht --
-
+
++
Kleuters passen hun gedrag aan aan de situatie. Kleuters passen hun gedrag aan naargelang de activiteit: luisteren naar verhaal, voeren kringgesprek, voorbereiden toneelstuk, kijken naar toneeltjes. Kleuters gedragen zich anders naargelang de rol die ze op zich nemen (zichzelf zijn / personage(s) spelen) Kleuters gedragen zich anders (maar ook gepast) t.o.v. de leerkracht dan t.o.v. klasgenootjes (bvb. sneller durven tegenspreken, sneller op een fysieke manier gelijk willen halen,…) Kleuters passen hun gedrag aan naargelang met wie ze praten. Kleuters praten anders (maar ook gepast) tegen de leerkracht dan tegen klasgenootjes. Kleuters hebben weinig moeite met goed voorbereide veranderingen. De kleuters hebben weinig problemen met de opeenvolgende activiteiten, ook als dit afwijkt van het “gewone” dagschema. Opm. Kleuters hebben sowieso nood aan structuur. Het is dan ook belangrijk dat de leerkracht voldoende lang
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties
5
heeft stilgestaan bij het veranderde verloop van de dag. Kleuters voelen zich veilig / geborgen genoeg om de gevraagde activiteit bvb. toneel spelen uit te voeren.
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties
6
Doel 4: Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties
Subdoelen: Kleuters passen hun gedrag aan aan de situatie. Kleuters passen hun gedrag aan naargelang met wie ze praten. Kleuters hebben weinig moeite met goed voorbereide veranderingen.
Interpreteren en analyseren van de resultaten Hoe functioneren de kleuters in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties? Onderstaand schema bied je een houvast om doel 4 te evalueren. Je kan het schema invullen voor één kleuter, voor een groep kleuters, maar ook voor een hele klas. Bekijk dan hoe de groep in het algemeen scoort. In welke categorie bevinden zich de meeste kleuters? Evaluatie door leerkracht --
-
+
++
Kleuters passen hun gedrag aan aan de situatie. Kleuters passen hun gedrag aan naargelang met wie ze praten. Kleuters hebben weinig moeite met goed voorbereide veranderingen.
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties.
1
1. Als veel kleuters (niet) goed scoren met betrekking tot dit doel, hoe zou je dit kunnen verklaren? Enkele vragen die je je kan stellen:
Heb je als leerkracht zicht op het functioneren van kleuters in andere situaties, omstandigheden? Krijgen de kleuters de kans om in verschillende situaties te werken? Werken kleuters in groepen, met verschillende rollen, etc. ? Indien je vindt dat kleuters het moeilijk hebben, hoe zou je dit kunnen verklaren? o Hebben de kleuters voldoende zelfvertrouwen? o Zijn ze voldoende voorbereid op de verandering? o Voelen de kleuters zich veilig in de groep? o Weten de kleuters wat er wordt verwacht in de andere situatie?
2. Vind je het belangrijk om aan deze competentie te werken? Ja/neen? Indien ja, waarom vind je dit belangrijk? Indien neen, waarom vind je dit niet belangrijk?
Mogelijke acties Om goed in te kunnen spelen op verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties is het belangrijk dat de kleuters dit durven. Ze moeten zich enerzijds zeker genoeg voelen van zichzelf, anderzijds moeten ze zich veilig genoeg voelen om te gaan exploreren. Als leerkracht is het dan belangrijk om het zelfbeeld van kleuters positief te stimuleren. Dit kan door het extra in de verf zetten van bepaalde talenten. Dit impliceert dat je als leerkracht oog moet hebben voor de verschillende talenten van leerlingen. Ook het bekomen van een veiligheidsgevoel is belangrijk. Dit kan blijken uit het welbevinden en de betrokkenheid van de kleuters. Het bekomen van een positieve sfeer in de klas, het inspelen op de basisbehoeften van de kleuters,… zijn zaken die je kan doen om het veiligheidsgevoel van de kleuters te stimuleren. Dit doel omvat echter meer dan het omgaan met nieuwe situaties. Het gaat er ook om om zich gepast te gedragen in de verschillende situaties. De kleuters moeten hiervoor weten welk gedrag er van hen conform de situatie verwacht wordt. Dit kan door samen met de kleuters stil te staan bij afspraken in verschillende situaties (bvb. bij een conflict, grootouderfeest, de verplaatsing naar het zwembad,…) en de reden hiervoor. Naast aandacht voor het gedrag is er natuurlijk ook aandacht voor het taalgebruik van de kleuters. In verschillende situaties gebruiken kleuters een andere taal. Het is belangrijk dat kleuters al aangezet worden tot reflectie op het eigen taalgebruik.
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties.
2
Een verandering van situatie moet niet altijd zo groots gezien worden. Ook als kleuters een andere rol op zich moeten nemen binnen bvb. groepswerk, wordt ander gedrag en / of taalgebruik van hen verwacht. Of misschien moeten de kleuters een activiteit uitvoeren die minder aansluit bij hun vaardigheden. Voor meer informatie zie: Didactische fiches document interactieve werkvormen document meervoudige intelligenties document werken met rollen Materialen Ernalsteen, V. (2004). Peper en zout. Bronnenboek voor intercultureel leren in de basisschool. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent: o Hoofdstuk klasinrichting o Hoofdstuk ruimte voor verscheidenheid Ik en Ko Bij mij thuis p18 “Wie ben ik? Wie ben jij?” leerkrachteninstrument www.cego.be (Hopla-koffer, Doos vol gevoelens) www.cteno.be (taalbeschouwing) www.steunpuntdiversiteitenleren.be
DISCO Doel 4 Functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties.
3
Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking Subdoelen: De kleuters zijn bereid om samen te werken met iedereen. De kleuters luisteren naar elkaar. De kleuters komen op voor hun eigen mening. De kleuters werken samen aan een gemeenschappelijk doel. Observeren De kleuters zijn bereid om samen te werken met iedereen. Willen de kleuters samen werken? Gaan ze iemand uitsluiten? Waarderen ze de inbreng van anderen? Durven kleuters toe te geven dat ze iets niet weten / kunnen? Vragen ze dan hulp? Aan wie? Aan de leerkracht? Of ook aan klasgenootjes? Zijn de kleuters bereid om hulp te bieden aan anderen (bvb aan de hand van een hulpvraag zeggen of tonen hoe anderen iets moeten doen)? De kleuters luisteren naar elkaar. Luisteren de kleuters daadwerkelijk naar de anderen? Laten ze elkaar uitspreken? Stellen ze hun eigen mening bij of doen ze iets anders naar aanleiding van de argumenten van een ander? (zonder daarvoor ja te knikken om van de opdracht af te zijn, om de minste moeite te moeten doen,…) De kleuters komen op voor hun eigen mening. M.a.w. durft elke kleuter zijn eigen mening verwoorden / duidelijk maken? Leggen de kleuters uit waarom ze iets willen doen? De kleuters werken samen aan een gemeenschappelijk doel. Voeren de kleuters activiteiten gezamenlijk uit? Kunnen de kleuters samen een plan ontwikkelen om iets op te lossen? Draagt elke kleuter zijn steentje bij in een groepsactiviteit (o.a. door eigen deeltaak op te nemen of door eigen rol te vervullen)?
DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
1
Observatieschema
Evaluatie “Observatie” door leerkracht --
-
+
++
De kleuters zijn bereid om samen te werken met iedereen. De kleuters luisteren naar elkaar. De kleuters komen op voor hun eigen mening. De kleuters werken samen aan een gemeenschappelijk doel.
DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
2
Activiteit Memory Korte beschrijving: een groepje kleuters krijgt een blad met vijftien voorwerpen die ze moeten memoriseren. Nadien dienen ze uit vijfentwintig voorwerpen aan te duiden welke voorwerpen ze zonet zagen. Na afloop wordt de taak klassikaal besproken. Opm. Er kan een memory worden geselecteerd waarbij er delen van voorwerpen worden afgebeeld (de kleuters treden in discussie over wat een voorwerp zou kunnen zijn) en er kan een memory worden geselecteerd waarbij de kleuters moeten letten op verschillen bij het aanduiden van de reeds geziene voorwerpen. Vormen groepen en maken afspraken Verdeel de klas in groepjes van een viertal kleuters. Kies voor heterogene groepjes (naargelang taalvaardigheid, geslacht, status, …). Als de kleuters niet gewoon zijn om samen te werken, kan je ze ook per twee plaatsen. Maak bij voorkeur geen groepjes van drie omdat dan de kans bestaat dat er één kleuter niet wordt betrokken bij de activiteit. Geef elke kleuter een taak. Zo kan er een kleuter verantwoordelijk zijn voor het ophalen en brengen van het materiaal, een kleuter aanduiden welke voorwerpen er worden herkend (deze kleuter beslist niet!), een kleuter erop letten dat iedereen iets zegt of de kans krijgt om iets te zeggen en een kleuter worden aangeduid om na afloop te vertellen hoe het ging. Sta voldoende lang stil bij de verschillende afspraken. Eventueel kan je de kleuters een pictogram geven als geheugensteuntje (respectievelijk een prent van materiaal / een stift / een micro / een spion). Of kan je samen met de kleuters pictogrammen creëren voor de overeenkomstige taken. Als je gewoon bent te werken met CLIM, kan je de kleuters één van de verschillende rollen geven, nl. organisator, materiaalmeester, verslaggever, planner of bemiddelaar en werken met de overeenstemmende pictogrammen. Activiteit zelf Geef “de materiaalmeester” van elk groepje een overzicht van vijftien voorwerpen (A4 memory detail of memory verschil). Het is de bedoeling dat de kleuters onthouden welke voorwerpen er op het overzicht / de foto’s staan. Ze krijgen hiervoor een halve minuut. Je zal merken dat het niet altijd onmiddellijk duidelijk is over welk voorwerp het gaat. Dit om discussie uit te lokken. Als je werkt met kleinere groepjes kan je het aantal voorwerpen verminderen of de kleuters meer tijd geven om de voorwerpen te memoriseren. (zie memory’s van 8 en 16 voorwerpen) Na afloop brengt de materiaalmeester het blad naar de leerkracht. De kleuters krijgen nu een overzicht van vijfentwintig voorwerpen (A3 memory detail of memory verschil). Het is de bedoeling dat elk groepje aanduidt welke voorwerpen ze daarnet gezien hebben. Ze doen dit door een cirkel rond elk voorwerp te trekken. Herhaal nogmaals dat het de bedoeling is dat elke kleuter meewerkt aan de activiteit en dat de kleuters samen beslissen welke voorwerpen er worden aangeduid (en dus niet diegene met de stift in de hand). Bij memory DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
3
verschil verwittig je de kleuters dat er prenten te zien zullen zijn die erg goed op elkaar lijken. Ze moeten samen kiezen welke prent ze daarnet zagen. Wanneer de kleuters bezig zijn, let je erop om kleuters die goed samen werken en hun taak goed uitvoeren een pluim te geven. Als je merkt dat de kleuters vastlopen laat je na een tiental minuten één kleuter nog eens naar het eerste blad kijken. De groepjes bepalen zelf welke kleuter dit doet. Vertel dit niet op voorhand, want anders loop je het risico dat de kleuters niet hun best doen om de foto’s te memoriseren en geen discussie voeren over welke voorwerpen er nu wel of niet aanwezig waren omdat ze weten dat er toch nog iemand mag gaan kijken naar de foto’s. De kleuters krijgen nog even de tijd om hun antwoorden aan te passen. Evaluatie Na de activiteit, controleren de groepjes zelf hoeveel voorwerpen ze goed hebben. Overloop kort wat de resultaten van elk groepje waren. Bij de bespreking van de resultaten, laat je de kleuters zelf vertellen wat ze moeilijk en wat ze gemakkelijk vonden. Vonden ze het nuttig dat er nog eens naar het eerste blad gekeken mocht worden? Laat de kleuters ook zelf de activiteit evalueren. Laat de kleuters bvb. zelf zeggen hoe ze het proces van samenwerking ervaarden: Werkte iedereen mee? Wou iedereen samenwerken met elkaar? Luisterden de anderen naar jou als je iets zei? Heeft iedereen gezegd welke foto’s hij of zij herkende? Hebben jullie op voorhand bepaald hoe je aan de opdracht zou beginnen? Wie besliste welke foto’s er werden aangeduid? Heeft elke kleuter zijn rol opgenomen? A4 detail 8 A3 detail 16 A4 detail 15 A3 detail 25 A4 verschil 8 A3 verschil 16 A4 verschil 15 A3 verschil 25 Samen criteria opstellen Werken met rollen CLIMrollen
DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
4
Evaluatieschema activiteit Visie leerkracht zelf Evaluatie “Memory” door leerkracht --
-
+
++
De kleuters zijn bereid om samen te werken. De kleuters zijn bereid om samen te werken met de kleuters uit hun groepje. De kleuters luisteren naar elkaar. De kleuters luisteren naar elkaar. De kleuters wijzigen hun mening n.a.v. de argumenten van een andere kleuter. De kleuters komen op voor hun eigen mening. Elke kleuter vertelt / duidt aan welke foto hij of zij herkent. De kleuters werken samen aan een gemeenschappelijk doel. De kleuters maken afspraken over hoe ze de opdracht zullen aanpakken. Bvb. eerst foto’s selecteren waarvan iedereen in groepje zeker is dat ze die gezien hebben. De kleuters beslissen samen welke foto’s ze aanduiden. Elke kleuter voert zijn taak / rol uit.
DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
5
Visie kleuters zelf Evaluatie “Memory” door kleuters zelf – aan de hand van nagesprek -+
++
De kleuters zijn bereid om samen te werken. De kleuters zijn bereid om samen te werken met de kleuters uit hun groepje. De kleuters luisteren naar elkaar. De kleuters luisteren naar elkaar. De kleuters wijzigen hun mening n.a.v. de argumenten van een andere kleuter. De kleuters komen op voor hun eigen mening. Elke kleuter vertelt / duidt aan welke foto hij of zij herkent. De kleuters werken samen aan een gemeenschappelijk doel. De kleuters maken afspraken over hoe ze de opdracht zullen aanpakken. Bvb. eerst foto’s selecteren waarvan iedereen in groepje zeker is dat ze die gezien hebben. De kleuters beslissen samen welke foto’s ze aanduiden. Elke kleuter voert zijn taak / rol uit.
DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
6
Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking Subdoelen: De kleuters zijn bereid om samen te werken met iedereen. De kleuters luisteren naar elkaar. De kleuters komen op voor hun eigen mening. De kleuters werken samen aan een gemeenschappelijk doel.
Interpreteren en analyseren van de resultaten Werken de kleuters samen? Treden ze in dialoog met elkaar? Onderstaand schema bied je een houvast om doel 2 te evalueren. Hier kan je je bevindingen uit je observatie(s) noteren. Je kan het schema invullen voor één kleuter, voor een groep kleuters, maar ook voor een hele klas. Bekijk dan hoe de groep in het algemeen scoort. In welke categorie bevinden zich de meeste kleuters? Evaluatie “Observatie” door leerkracht --
-
+
++
De kleuters zijn bereid om samen te werken met iedereen. De kleuters luisteren naar elkaar. De kleuters komen op voor hun eigen mening. De kleuters werken samen aan een gemeenschappelijk doel.
DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
1
1. Als veel kleuters (niet) goed scoren met betrekking tot dit doel, hoe zou je dit kunnen verklaren?
Enkele vragen die je je kan stellen: Werken de kleuters vaak samen in groep? Hebben de kleuters de juiste attitudes om in groep te werken? Hoe stel je je groepen samen? Nodigt de klasinrichting uit tot samenwerken? Is er een klasklimaat waarin de kleuters zich veilig genoeg voelen om in groep te werken? Welke opdrachten geef je de kleuters bij groepswerk? • Zijn de groepsopdrachten zo opgesteld dat de kleuters ze niet alleen kunnen oplossen? • Heeft elke kleuter een inbreng bij de oplossing van de opdracht? • Ligt de nadruk op samenwerken ipv op competitie?
2. Vind je het belangrijk om aan dit doel te werken? Ja/neen? Indien ja, waarom vind je dit belangrijk? Indien neen, waarom vind je dit niet belangrijk?
Mogelijke acties
Leerkrachtenhandelen Om kleuters beter te leren samenwerken en communiceren, is het belangrijk dat er situaties gecreëerd worden waarin kleuters daadwerkelijk met elkaar moeten samenwerken en communiceren. Dit kan je doen door in je lessen gebruik te maken van interactieve werkvormen. Cf. document interactieve werkvormen. Om interactief te werken is er nood aan een positief en open klasklimaat. Om dit te bekomen, is het belangrijk dat de kleuters elkaar leren waarderen, bereid zijn elkaar te helpen en ervan overtuigd zijn dat ze samen veel kunnen bereiken. De kleuters dienen te werken aan een aantal attitudes die het samenwerken bevorderen bvb. “iedereen kan iets, niemand kan alles”. Het spreekt voor zich dat de ontwikkeling van bepaalde attitudes samen kunnen vallen met het werken in groep. Cf. activiteit “ik ben een ster” voor attitude “iedereen kan iets, niemand kan alles”. (Activiteit bij “Leren van andermans visies, ervaringen en competenties”). Cf. activiteit “Voorkeuren delen” voor attitude “iedereen kan iets, niemand kan alles”. (Activiteit bij “Diversiteit zien als een normaal fenomeen waar iedereen dagelijks in verschillende situaties mee te maken krijgt.”) Voor meer uitleg verwijzen we naar Vleurick, A. & Paelman, F. (red.) e.a. (2006). Een CLIMrek naar intercultureel leren. p29. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen. DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
2
Wanneer je coöperatieve werkvormen gebruikt, is het belangrijk om stil te staan bij de vorming van je groepen. Bij de groepsindeling heb je best aandacht voor de sociale relaties (welke status hebben de verschillende kleuters?, komen deze kleuters met elkaar overeen?) en de verschillende competenties van de kleuters. Kijk niet enkel naar de schoolse vaardigheden (praten, sorteren, tekenen, knippen, …), maar ook naar andere competenties (creativiteit, inlevingsvermogen, …) Je probeert je groepen zo te vormen dat alle kleuters iets aan de taak kunnen bijbrengen. Kleuters laten samenwerken vergt voorbereiding. Je houdt best rekening met de mate waarin kleuters zelfgestuurd kunnen werken. De hoeveelheid ondersteuning die kleuters nodig hebben is nl. hiervan afhankelijk. Zo kan je tijdens groepswerken structuur aanbieden door het gebruik van pictogrammen, door duidelijke instructies te geven,… Een goede samenstelling van de groepen is natuurlijk op zich al een vorm van ondersteuning. Je kan kleuters ook ondersteunen in het samenwerken door elke kleuter een welbepaalde taak te geven. Houd hierbij in je achterhoofd dat het niet de bedoeling is dat je een kleuter altijd een taak of rol geeft die goed bij hem of haar past. Het is belangrijk dat de kleuters verschillende rollen opnemen om de vaardigheden die bij een welbepaalde taak / rol horen verder te ontwikkelen. Anderzijds dienen de opdrachten die je voorziet, uitdagend genoeg te zijn om er samen werk van te willen maken. Het is belangrijk dat kleuters goed weten wat van hen verwacht wordt. Een manier om ervoor te zorgen dat de kleuters dit weten, is het samen bepalen wat de uitkomst van een bepaalde opdracht moet zijn. Dit werkt eveneens motiverend omdat de kleuters zelf inspraak hebben in het eindproduct van de opdracht. Cf. document samen criteria opstellen Tijdens de samenwerking heb je oog voor tal van factoren: hoe verloopt de samenwerking? Neemt elke kleuter zijn of haar rol op? Lopen de kleuters vast? Waaraan ligt dit? Grijp niet onmiddellijk in! Probeer de kleuters zelf op het goede pad te brengen door middel van gerichte vragen (Waarom lukt dit niet? Hoe zou het anders kunnen?...) of door bepaalde kleuters aan te spreken op hun taak. Ook bij een conflict ga je niet onmiddellijk ingrijpen (het is natuurlijk niet de bedoeling dat de kleuters elkaar in de haren vliegen), maar probeer te bemiddelen. Werk preventief door tijdens de opdrachten complimentjes te geven over de goede samenwerking, het opstellen van een goed plan, het luisteren naar elkaar,… Na de groepsopdracht reflecteer je samen met de kleuters op hoe ze de opdracht ervaren hebben. Verliep de opdracht vlot? Wat vonden ze moeilijk / gemakkelijk? Heeft iedereen aan de opdracht meegewerkt? Heeft elke kleuter zijn taak opgenomen? En wat vinden ze van het resultaat? Is er een mooi product afgeleverd? Vergeet zeker niet om de verschillende oplossingswijzen te bespreken: hoe heeft elk groepje zijn de taak gemaakt? Er zijn misschien verschillende oplossingswijzen mogelijk. Cf. doel “ leren van andermans visie, ervaringen en competenties”. Om het werken in groepen vlot te laten verlopen, kan je als leerkracht je klasindeling aanpassen. Cf. document klasopstelling
DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
3
Voor meer informatie zie:
Interactieve werkvormen Werken aan een veilig en positief klasklimaat Groepssamenstelling Meervoudige intelligenties Werken met rollen CLIMrollen Motiverende en uitdagende opdrachten Samen criteria opstellen Klasopstelling Competentiegericht evalueren Leerkrachteninstrument
Materiaal en activiteiten
Ernalsteen, V. (2004). Peper en zout. Bronnenboek voor intercultureel leren in de basisschool. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Moons, J. (2007). ’t Zit goed. Kleuters en ik – doeboek 3. Leuven: CEGO Publishers Paelman, F. (2007). Clim – Klein, klein climmertje. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent.Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen. Vleurick, A. & Paelman, F. (red.) e.a. (2006). Een CLIMrek naar intercultureel leren. p29. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen. http://www.holebifederatie.be/advies/onderwijs.php
Didactische fiches
Carrousel Check-in-duo’s De lijn Hoekendebat Imiteer Om de beurt Placemat Rondje Verdeelde informatie
DISCO Doel 5 Kiezen voor dialoog en samenwerking.
4
Doel 6: Leren van andermans visies, ervaringen en competenties Subdoelen: Kleuters hechten waarde aan de mening van anderen. Kleuters zijn leergierig. Kleuters aanvaarden hulp van anderen. Kleuters vragen hulp aan anderen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen zeggen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen doen. Observeren Kleuters hechten waarde aan de mening van anderen. Tonen de kleuters interesse voor wat anderen zeggen? Schuiven de kleuters onmiddellijk hun eigen mening naar voor? Kleuters zijn leergierig. Stellen de kleuters spontaan vragen (wat? Hoe? Waarom? Wanneer?)? Staan ze open voor een nieuwe opdracht? Verkennen ze voor hen onbekende taken, omgevingen,…? (cf. doel functioneren in verschillende contexten, steeds wisselende omstandigheden en nieuwe situaties). Kleuters aanvaarden hulp van anderen. Zijn de kleuters bereid om hulp te aanvaarden van de leerkracht / klasgenoten? Kleuters vragen hulp aan anderen. Vragen de kleuters hulp als ze ergens op vastlopen of iets niet weten? Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen zeggen. Stellen kleuters hun eigen denkwijze / gedrag bij volgens argumenten van anderen (zonder meeloper te zijn)? Aanvaarden de kleuters kritiek? Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen doen. Hoe reageren kleuters op een probleem? Imiteren ze een oplossingsweg van een andere kleuter of proberen ze een voorgetoonde oplossing uit?
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties. 1
Observatieschema Evaluatie “Observatie” door leerkracht --
-
+
++
Kleuters hechten waarde aan de mening van anderen. Kleuters zijn leergierig. Kleuters aanvaarden hulp van anderen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen zeggen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen doen.
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties. 2
Activiteit Ik ben een ster De kleuters krijgen (of maken) elk een ster van karton. Terwijl de leerkracht de ster geeft aan de kleuter, vertelt ze waar die kleuter goed in is. De andere kleuters volgen het voorbeeld. Ze geven een ster aan een andere kleuter en zeggen waar die kleuter goed in is. Wanneer een kleuter niet onmiddellijk iets vindt, geef je niet zelf een antwoord, maar laat je de andere kleuters mee zoeken. Zorg er ook voor dat je de kleuters voldoende bedenktijd biedt. Doe dit tot elke kleuter een ster heeft. Merk op dat er niet enkel aandacht gegeven moet worden aan schoolse vaardigheden, maar dat kleuters ook in andere dingen goed kunnen zijn bvb. goed kunnen dansen , goed kunnen luisteren naar de bezorgdheden van een andere kleuter, goed met de bal kunnen gooien, springen, … Breng op elke ster een naam aan en laat de desbetreffende kleuters iets tekenen waar ze goed in zijn. Dit hoeft niet noodzakelijk datgene te zijn dat de andere kleuters hebben gezegd. Eventueel kan je deze opdracht integreren in het hoekenwerk. Dan laat je telkens een klein groepje kleuters nadenken over wat ze goed kunnen en hoe ze dit zouden kunnen tekenen. Wanneer alle kleuters een ster hebben getekend, plastificeer je deze. Je kan de sterren dan uithangen in de klas. Leuker is dat je de sterren op de vloer kleeft en dat de kleuters over de sterren kunnen paraderen. Door te verwijzen naar de sterren, breng je aan dat elke kleuter wel iets kan, maar dat niemand alles kan. Je kan de sterren ook aangrijpen om na te gaan of er kleuters zijn die iets van een ander willen leren. Kleuters kunnen elkaar dan helpen om een bepaalde vaardigheid te verwerven. Bvb. Sien leert een aantal andere kleuters een dansje aan, Ridouan help Axana bij het puzzelen, Bieke helpt Mohammed om te leren tellen,Louis helpt Jasmine gekke bekken trekken,… Activiteit op basis van “Ik ben een ster” uit Vleurick, A. & Paelman, F. (red.) e.a. (2006). Een CLIMrek naar intercultureel leren. p16 - 18. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen.
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties. 3
Evaluatieschema activiteit Ik ben een ster Evaluatie “Ik ben een ster” door leerkracht --
-
+
++
Kleuters hechten waarde aan de mening van anderen. De kleuters tonen interesse voor wat de andere kleuters zeggen. Kleuters zijn leergierig. De kleuters stellen vragen over datgene wat de anderen zeggen. (Hoe weet je dat?) De kleuters stellen vragen over de talenten. (Hoe doe je dat? Waar heb je dat geleerd? Wil je dat aan mij leren? …) Kleuters aanvaarden hulp van anderen. Wanneer kleuters niet onmiddellijk een talent vinden, luisteren ze naar de mening van andere kleuters. Kleuters luisteren naar anderen hoe ze hun eigen talent zouden kunnen tekenen. Kleuters vragen hulp aan anderen. Wanneer kleuters niet onmiddellijk een talent vinden, vragen ze andere kleuters om mee te denken. Kleuters vragen anderen hoe ze hoe ze hun eigen talent zouden kunnen tekenen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen zeggen. Kleuters krijgen een ander beeld van de talenten van andere kleuters. Kleuters luisteren naar de argumenten van anderen. De kleuters aanvaarden kritiek op wat zij zeggen / op hun tekening. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen doen. Kleuters halen inspiratie uit de tekening van anderen om zelf iets te tekenen.
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties. 4
Activiteit Kasteel Deel de klas in in groepjes van vier kleuters. Geef elk groepje wat rollen wc-papier, karton, touw en schaar, gekleurd papier, plaklint, wasco’s en potloden,… Geef de groepjes de opdracht om een kasteel te bouwen n.a.v. een sprookje, een spontaan gesprek van de kleuters, het thema prinsen en prinsessen, koninkrijken,… De kleuters mogen al het materiaal gebruiken, maar moeten dit niet doen. Belangrijk is dat iedereen meewerkt aan het maken van het kasteel. Geef de kleuters geen voorbeeld van een kasteel, want dan loop je het risico dat ze zullen proberen om het kasteel na te bootsen i.p.v. hun fantasie de vrije loop te laten gaan. Wanneer je toch een voorbeeld wil geven, voorzie dan tal van verschillende voorbeelden zodat de kleuters weten dat er niet één specifieke weergave van een kasteel bestaat. Je hoeft niet noodzakelijk alle kleuters gelijktijdig aan de opdracht laten werken. Je kan bijvoorbeeld een bepaalde hoek voorzien om aan de opdracht te werken. Nadat een groepje een kasteel heeft gemaakt, reflecteer je kort op het proces en het product (Hoe hebben jullie dit kasteel gemaakt? Waarom heb je ervoor gekozen om gebruik te maken van dit materiaal? Hebben jullie eerst nagedacht over hoe het kasteel er moet uitzien of zijn jullie gewoon iets beginnen te maken? Heeft iedereen meegewerkt? …) Nadat elke groepje een kasteel heeft gemaakt, worden de verschillende werkstukjes besproken. Laat elk groepje kort het eigen kasteel voorstellen: Hoe hebben jullie het kasteel gemaakt? Welk materiaal hebben jullie allemaal gebruikt? Wie heeft er wat gedaan? Algemeen: Zien ze er allemaal hetzelfde uit? Hoe zou dat komen? … Probeer er geen competitie van te maken, maar leg de nadruk op de verschillende interpretaties en manieren van het maken van een kasteel.
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties. 5
Evaluatieschema activiteit Kasteel Evaluatie “Kasteel” door leerkracht -+ ++ Kleuters hechten waarde aan de mening van anderen. De kleuters luisteren naar de anderen m.b.t. de vormgeving van het kasteel. Kleuters zijn leergierig. De kleuters stellen spontaan vragen aan elkaar over hoe de anderen het kasteel zouden maken. De kleuters kijken hoe anderen werken aan de taak. Kleuters aanvaarden hulp van anderen. De kleuters aanvaarden hulp bij het uitvoeren van de opdracht. Kleuters vragen hulp aan anderen. De kleuters vragen hulp bij de uitvoering van de opdracht (materiaal vragen, vragen hoe anderen dit zouden doen,…) Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen zeggen. De kleuters bepalen samen hoe het kasteel eruit zal zien. De kleuters bepalen samen welke materialen ze zullen gebruiken. De kleuters aanvaarden kritiek. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen doen. De kleuters (per groep) imiteren handelingen van elkaar (vb. hoe kastelen versieren).
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties. 6
Doel 6: Leren van andermans visies, ervaringen en competenties
Subdoelen: Kleuters hechten waarde aan de mening van anderen. Kleuters zijn leergierig. Kleuters aanvaarden hulp van anderen. Kleuters vragen hulp aan anderen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen zeggen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen doen.
Interpreteren en analyseren van de resultaten Leren kleuters van andermans visies, ervaringen en competenties? Onderstaand schema bied je een houvast om doel 6 te evalueren. Hier kan je je bevindingen uit je observatie(s) noteren. Je kan het schema invullen voor één kleuter, voor een groep kleuters, maar ook voor een hele klas. Bekijk dan hoe de groep in het algemeen scoort. In welke categorie bevinden zich de meeste kleuters? Evaluatie door leerkracht --
-
+
++
Kleuters hechten waarde aan de mening van anderen. Kleuters zijn leergierig. Kleuters aanvaarden hulp van anderen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen zeggen. Kleuters stellen hun eigen denken en gedrag bij naargelang wat anderen doen.
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties.
1
1. Als veel kleuters (niet) goed scoren met betrekking tot dit doel, hoe zou je dit kunnen verklaren? Enkele vragen die je je kan stellen:
Voelen de kleuters zich veilig in de klas? Hebben de kleuters voldoende zelfvertrouwen om met de ander aan de praat te gaan? Hebben de kleuters zicht op de competenties van de anderen? Zijn de kleuters bereid om van anderen te leren? Zijn de kleuters bereid om anderen iets aan te leren? Luisteren de kleuters naar elkaar? Kunnen de kleuters zichzelf uiten? Stimuleer je de kleuters om problemen zelf / in groep op te lossen of heb je de neiging om zelf een antwoord te geven op een vraag? Heb je zicht op de verschillende competenties van kleuters? Zijn er in de klas geheugensteuntjes aanwezig (vb. wie kan wat goed)? Zijn er voldoende pictogrammen aan de hand waarvan kleuters zich kunnen uiten? Is er een klasknuffel? Is er in de weekstructuur een tijdstip voorzien voor samenwerkend leren?
2. Vind je het belangrijk om aan deze competentie te werken? Ja/neen? Indien ja, waarom vind je dit belangrijk? Indien neen, waarom vind je dit niet belangrijk? Mogelijke acties
Om te werken aan het doel “leren van andermans visies, ervaringen en competenties”, zijn er vooreerst een aantal attitudes nodig bij de kleuters. Zo moeten ze ervan overtuigd zijn dat anderen daadwerkelijk iets kunnen en te bieden hebben. Voor meer informatie over de attitudes en hoe je hieraan kan werken verwijzen we naar het doel “dialoog en samenwerking” en naar CLIMrek (Vleurick, A. & Paelman, F. (red.) e.a. (2006). Een CLIMrek naar intercultureel leren. Steunpunt Intercultureel Onderwijs, Universiteit Gent. Uitgeverij De Boeck nv, Antwerpen. Tevens dient er sprake te zijn van een veilig en positief klasklimaat. Cf. document werken aan een veilig en positief klasklimaat. Kleuters kunnen spontaan leren van elkaar. Je zal dit ongetwijfeld reeds opgemerkt hebben in je dagelijkse lespraktijk: ze imiteren elkaar, ze vragen andere kleuters hoe ze iets moeten doen,… Als leerkracht kan je dit stimuleren door bepaalde zaken extra in de verf te zetten. Vb. Je merkt op dat Jelle en Kobe op de speelplaats een dansje ontwikkelen. Je integreert dit in je eigen klaspraktijk door tijdelijk een “danshoek” te installeren waar andere kleuters
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties.
2
ook kunnen dansen en bewegingen van elkaar kunnen overnemen. Of je vraagt de kleuters tijdens een bewegingsles of ze zelf een dansje kennen en willen leren aan anderen. Je hoeft echter niet altijd een activiteit te koppelen aan wat je observeert, je kan er bvb. ook tijdens een kringgesprek de aandacht vestigen op waar anderen mee bezig zijn. Het inspelen op de talenten, vaardigheden en interesses van kleuters kan je echter alleen maar doen als je breed observeert. Je probeert m.a.w. zicht te krijgen op de verschillende interesses, behoeften en vaardigheden van de kleuters Bepaalde didactische werkvormen bieden meer mogelijkheden tot het leren van elkaar o.a. werken in duo’s, per vier. Voor meer informatie zie: Didactische fiches document groepssamenstelling document interactieve werkvormen document werken aan een veilig en positief klasklimaat leerkrachteninstrument: www.steunpuntdiversiteitenleren.be Interactieve werkvormen document carrousel document check-in-duo’s document de lijn document hoekendebat document imiteer document om de beurt document placemat document rondje document verdeelde informatie
DISCO Doel 6 Leren van andermans visies, ervaringen en competenties.
3