HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
dimensie NGO's, vakbonden, 4de pijler…
DE CIVIELE SAMENLEVING Actor van ontwikkeling, waarborg voor democratie
Nr 2 / 2012 • TWEEMAANDELIJKS MAART-APRIL 2011 • P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht MAART-APRIL 2012
4>
22/24 >
Parate kennis over ngo’s
De nasleep is essentieel voor van de een democratie Arabische lente
en ontwikkelingssamenwerking blijkt wazig
24/26 >
De civiele samenleving
DUBBELE CENTRALE PAGINA > THEMATISCHE FICHE
Ngo’s in België Van kleine privé-initiatieven tot solidaire partners
5-8 Het standpunt van het Zuiden 9 De 100 beste ngo’s ter wereld 10-11 Als de ambulance niet komt 12-13 “Goudougoudou”, de aarde die beeft 14 Iedereen ontwikkelingswerker?
2 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
19-21 Toekomst voor de Hoorn van Afrika 27 Heel Afrika op cursus 28-29 Van de staart van het peloton naar de middenmoot 30-31 Puntkomma 32 Noteer de Belgische ontwikkelingsdagen in je agenda !
Gratis abonnement op : www.dimensie-3.be of per mail aan :
[email protected]
3
dimensie De vele gezichten van de hulp
© PRANAVJANI/WORDPRESS.COM
Tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGD) Redactie:
DGD - DIRECTIE SENSIBILISERINGSPROGRAMMA'S Karmelietenstraat, 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 Fax +32 (0)2 501 45 44 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be Redactiesecretariaat: Elise Pirsoul, Jean-Michel Corhay, Chris Simoens, Thomas Hiergens Layout en productie: www.mwp.be De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om de 2 maanden, behalve in de zomer. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier. Abonnement: Gratis in België. In het buitenland enkel de elektronische versie.
O
ntwikkelingshulp is op zich al een kluwen met evenveel torenhoge uitdagingen, thema’s, ideologieën en kanalen als er maatschappelijke vraagstukken zijn. Een recente peiling bevestigt dit beeld ook: de Belgen blijven solidair met het Zuiden, maar ze weten weinig over ontwikkelingssamenwerking. Daarom wordt in dit dossier de aftrap gegeven met een rondvraag. Pendelaars aan wie in het centraal station vragen werden gesteld, geven aarzelend antwoord... Sommigen kennen een aantal ngo’s “die waterputten graven”, maar de meerderheid geeft toe er niet veel over te weten. De slogan van een grote ngo die in de media komt, klinkt bekend, een consortium dat na grote rampen zoals de tsunami of de aardbeving in Haïti geld inzamelt, doet ook nog een belletje rinkelen, maar dit is slechts een fractie van de totale hulp.
Ook bij de partners in het Zuiden is verwarring troef. Hulp heeft niet alleen vele gezichten, ook de mechanismen voor de hulp en het raderwerk van tussenpersonen, is een ingewikkelde zaak. Dan hebben we het nog niet over de culturele verschillen die ook een afstand scheppen. Hulp is zo ongewikkeld geworden dat de doorsneeburger er helemaal niets meer van begrijpt of slechts weet heeft van een of ander facet. Daarom gaan we hier wat dieper in op een van deze facetten. Onder de actoren van de ontwikkelingshulp vormen de vele verenigingen van burgers die een gemeenschappelijk belang hebben, de civiele samenleving. Er zijn de kleine lokale verenigingen waar iedereen iedereen kent. En er zijn de verenigingen die zijn uitgegroeid tot geprofessionaliseerde en gestructureerde ngo’s, politieke bewegingen en vakbonden (zie thematische fiche). Deze verenigingen hebben niet alleen een dienstverlenende functie maar zij zijn, ongeacht hun grootte, ook een bouwsteen van de democratie: zij vertolken immers waar de bevolking mee bezig is, wat ze denkt en belangrijk vindt of wat haar dwarszit. De Arabische lente bewijst de kracht van de civiele samenleving. We zijn een paar maanden verder en het staat nu al vast dat de Arabische wereld nooit meer dezelfde zal zijn. In dit nummer zoomen we in op de civiele samenleving die actief is in het ontwikkelingswerk. We schrijven over de 4de pijler, kleinschalige burgerinitiatieven van vrijwilligers die in hun vrije tijd buitengewoon werk verzetten; over ngo’s die erin slagen grote projecten met veel zin voor kwaliteit te verwezenlijken (Dierenartsen zonder Grenzen) of nog over organisaties die hulp verlenen in de meest moeilijke noodsituaties (ICRC, consortium Haïti). Deze civiele samenleving, dat bent u, de burger die zich actief inzet maar ook de burger die vanaf de zijlijn toekijkt. Dimensie 3 wil een bescheiden bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kennis en inzicht: de hefbomen bij uitstek waarmee het individu een volwaardige invulling aan zijn plaats in de samenleving kan geven. DE REDACTIE
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 3
editoriaal
India, februari 2011. Betoging voor gelijkheid van rechten georganiseerd door een vereniging van werkende vrouwen.
Het Rode Kruis, Veeartsen zonder grenzen, een consortium van ngo’s, koepelorganisaties van ngo’s, het UNDP, UNICEF, UNESCO, Oxfam, Vredeseilanden, Damiaanactie, Soci So cial alis isti tisc sche he SSolidariteit, olid ol idar arit itei eitt, m issi is sion onar aris isse sen n, u nive ni vers rsit itai aire re Socialistische missionarissen, universitaire same sa menw nwer erki king ng, BT BTC C, D EVCO EV CO, SOS SOS honger, hong ho nger er, vakbonden, vakb va kbon onde den n, samenwerking, BTC, DEVCO, kl eins ei insch hal ali lige ige burg b urger eriini initi itia iati tiev ieven en ((IPSI), IPSI IP SI)), SI ), llokale ok kal ale le ve vere reniigi ging ingen en,, kleinschalige burgerinitiatieven verenigingen, de p rivé ri vése sect ctor or, de civiele civ ivie iele le samenleving sam amen enle levi ving ng ... privésector, En verder ook nog: g humanitaire hulp, hulp p, gezondheidszorg, g zondheidszorg, ge g, onde on derw rwij ijss, landbouw, lan andb dbou ouw w, opleiding, opl plei eidi ding ng, infrastructuur, infr in fras astr truc uctu tuur ur, onderwijs, Dit zijn maar enkele de llen kanalen, thema’s of sectoren empo em powe werm rmen ent t, m ilie il ieu u, van d e Millenniumdoelstellingen, Mill Mi enni nium umdo doel elst stel elli ling ngen en, empowerment, milieu, de van de ontwikkelingshulp die in dit nummer voorkomen. mens me nsen enre rech chte ten n, begrotingshulp, beg egro roti ting ngsh shul ulp p, institutionele ins nsti titu tuti tion onel ele e mensenrechten, Best een duizelingwekkend aantal… ondersteuning, eerlijke handel, lobbying…
© DGD / D. Ardelean
CIVIELE SAMENLEVING
Onduidelijkheid troef Parate kennis over ngo’s en ontwikkelingssamenwerking blijkt wazig Wie doet zoal aan ontwikkelingssamenwerking? Waarvoor staat de afkorting ngo? en waar halen ngo’s hun fondsen? Met een licht vermoeden dat hierover heel wat misverstanden en wazigheid bestaan, trok Dimensie 3 naar de reizigers in BrusselCentraal. We zetten de meest populaire ideeën en misverstanden op een rijtje. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING … is iets voor ngo’s en de staat. Wie doet zoal aan ontwikkelingssamenwerking? De meeste respondenten hielden het bij ‘bepaalde organisaties’, en na enig aandringen sommen ze het Rode Kruis en Artsen Zonder Grenzen op. Dat de overheid een en ander doet, ook dat vermoedden de meesten. Jean-Pierre (70) hield het op het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Voor Tharcisse (45) zijn het “jammer genoeg niet de ontwikkelingslanden die hun eigen ontwikkeling bedenken, maar de rijke landen. Het Zuiden voert de projecten enkel uit.”
Ngo, dat is de afkorting van, euh... hmm, wacht… nationale, euh… organisatie? toch best te blijven geven. Jaime (24) illustreert deze dubbelzinnigheid perfect: “Ik denk dat het niets uithaalt, want ik zie geen verbetering. Toch geef ik elke maand 3,4 euro aan Amnesty International.”
NGO’S … … heeft weinig tot geen nut. Niet iedereen gelooft in het nut van ontwikkelingssamenwerking, of is er op z’n minst niet van overtuigd. Maar dat hoeft ook niet. Een vak waarbij jaarlijks miljarden euro’s belastingsgeld naar alle uithoeken van de wereld vertrekt, kan maar beter onderworpen zijn aan enige kritische reflectie. De laatste jaren zien we overal in Europa een groeiend scepticisme, terwijl de solidariteit toch hoog blijft. We zijn dus niet langer overtuigd of de hulp wel echt helpt, maar we denken
4 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
“… dat is de afkorting van, euh… hmm, wacht… nationale, euh… organisatie?” Bijna iedereen heeft al gehoord van ngo’s, maar waarvoor de afkorting precies staat is minder duidelijk. Brigitte (50), Christian (50), Jean-Pierre (70), Danielle (65) en Guillaume (80) slaan er met hun pet naar en strandden op “nationale, euh… organisatie?”. Maar wie kan hen ongelijk geven? Niet-gouvernementele organisatie, ook daar word je niet veel wijzer van. Jongeren lijken beter te weten waarvoor de afkorting staat.
… worden gefinancierd door ‘de mensen’, en ook een beetje door de staat. Ngo’s trekken vaak de straat op om te protesteren, te sensibiliseren en fondsen te werven. Ze genieten een hoge zichtbaarheid. Die is nodig voor hun slagkracht, hun herkenbaarheid en om de kas te spijzen. Mensen denken dan algauw dat de meeste middelen van ‘de mensen’ komen. Maar ook de overheid subsidieert. Voor alle erkende Belgische ngo’s samen komt 36,5 % van de inkomsten van de staat. … boren waterputten in Afrika. Het is blijkbaar een hardnekkig stereotype, want het gaat al decennia mee. Water mag dan al een van de belangrijkste sectoren zijn waarin ontwikkelingsorganisaties actief zijn, het is natuurlijk niet de enige. Toch geraken heel wat respondenten niet verder dan “waterputten boren”. Bij het gros van de geïnterviewden staat water met stip bovenaan. Opnieuw, bij jongeren groeit wel het idee “mensen in het Zuiden kansen geven zichzelf te helpen”. Dat kan op duizend-en-één manieren. Voor meer informatie over ngo's, zie de thematische fiche op p. 15-18. THOMAS HIERGENS ELISE PIRSOUL
CIVIELE SAMENLEVING
HET STANDPUNT VAN HET
ZUIDEN
© DGD / E. Pirsoul
De logica betreffende ontwikkelingshulp is niet alleen complex, maar heeft vaak ook nog een Westerse inslag. Waarom niet eens de zaken omkeren en aan het Zuiden vragen wat zij denken over de ngo’s, de donoren en de enorme machine die ontwikkelingshulp heet? Zo gezegd, zo gedaan. We interviewden verslaggevers die van een Burkinese ngo de opdracht kregen een documentaire te maken over de mechanismen van de ontwikkelingshulp.
BRUSSEL dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 5
OUAGADOU
HET STANDPUNT
In de kantoren van SOS Faim ontZUIDEN moetten we de directeur van de Burkinese ngo APIL die de opdracht gaf voor deze speciale missie, de directeur van Sanmatenga, de lokale televisie van Burkina Faso, en een journalist-cameraman. Alle drie hadden zij de opdracht gekregen de verschillende actoren van de ontwikkelingshulp tussen Parijs, Luxemburg en Brussel te interviewen om dan een “onthullende” documentaire te maken waarin eindelijk de mechanismen aan de toeleveringszijde van de ontwikkelingshulp worden belicht voor hun Burkinese medewerkers. VAN HET
OUAGADOUGOU
BRUSSEL
Een zeer
6 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
Kon u vaststellen dat Noord en Zuid een verschillend beeld hebben van ontwikkelingshulp? Minstens 80% van de personen die we ondervroegen denkt dat ontwikkelingshulp hoofdzakelijk uit financiële steun bestaat. Wij gaan ervan uit dat ontwikkelingshulp verlenen zoveel betekent als de initiatieven steunen waarmee de betreffende samenleving een levensstandaard kan bereiken die in haar levensvisie past. Een levensstandaard dus die de maatschappij een waardig leven bezorgt en waarbij kwantiteit geen rol speelt. In het Noorden primeert het kwantitatieve aspect en houdt men minder rekening met de impact op het leven van de mensen. Dat is niet zo onschuldig, want op die manier kan de reële impact tenietgaan. Wij kregen het voorbeeld van een ngo-project dat de landbouwproductie moest opvoeren, terwijl het niet voor de landbouwers zelf was bestemd. Zij kregen het materiaal, met uitleg over het gebruik ervan, maar niemand dacht eraan de essentiële vraag over het gebruik van de opbrengst te stellen! Dit is voor ons een uitdaging: aantonen dat ontwikkeling slechts mogelijk is door het gezamenlijk uitwerken van programma’s en strategieën. Een ontwikkeling zonder de deelname van de begunstigden zelf, zal geen enkel resultaat opleveren. Hoe ziet de bevolking van Burkina Faso ontwikkelingshulp ? De inwoners kunnen maar moeilijk aannemen dat ze bij 3 of 4 tussenpersonen moeten langsgaan voor hulp om hun velden te bewerken. De verenigingen die financiële middelen krijgen, begrijpen niet waarom ze in het budget voor hun project moeten snoeien, terwijl ze anderzijds werktuigen
krijgen die vaak niet noodzakelijk en duur zijn. Ze begrijpen evenmin waarom ze slechts een deel van het beloofde geld ontvangen. Dit is een zodanig zwaar en complex mechanisme dat de vraag rijst welk percentage van het budget erdoor wordt opgeslokt. Welke evolutie tekent zich volgens u in de hulp af na 5 decennia ontwikkelingssamenwerking ? In de loop van 50 jaar ontwikkelingssamenwerking zijn duidelijke evoluties merkbaar. De investeringen voor onderwijs, gemeenschapsontwikkeling en volksgezondheid hebben tastbare resultaten opgeleverd. Binnen de organisaties is de capaciteit versterkt. Dit zijn niet meer de jaren zestig, toen de donoren te maken kregen met een bevolking van ongeletterde boeren die al hun voorstellen aannamen. Vandaag worden zij geconfronteerd met gemeenschappen die veeleisend, kritisch en ontwikkeld zijn en die keuzes kunnen maken. Aanvankelijk gebeurde het vaak dat donoren zich in onze verenigingen mengden. Ze gingen soms in tegen beslissingen die in gezamenlijk overleg waren genomen met als voorwendsel dat zij de geldschieters waren en dat ze bijgevolg resultaten verwachtten. Het is geen toeval dat het debat over gelijkheid als tweerichtingsverkeer nu plaatsvindt. Het is belangrijk dat de plaatselijke vereniging baas blijft over haar verwezenlijkingen en zich tegenover haar gemeenschappen verantwoordt voor het slagen of het mislukken van haar programma. Soms sturen ngo’s nog jongeren naar ons die gewoon reproduceren wat ze op school hebben geleerd, zonder ook maar te beschikken over een fractie van de
special p CIVIELE SAMENLEVING
speciale ciale missie
Hoe ervaren de verenigingen van het Zuiden de nieuwe verplichte procedures voor het aanvragen van financiële steun ? Methodes voor een beter beheer, zoals bijvoorbeeld het logisch kader (zie kader), hebben de vertrouwensrelatie met de basisgemeenschap verstoord omdat hun taalgebruik verschilt van het onze, wat de afstand tussen het bureauproject en de basisgemeenschap nog vergroot. Het gebeurt vaak dat wij de technocratentaal voor de verantwoordelijken van de gemeenschappen moeten omzetten. Zij doen op hun beurt hetzelfde voor hun leden om tenslotte het geheel nogmaals te hervertalen voor hun donoren. De Verklaring van Parijs stelt instrumenten voor om de hulp doeltreffender te maken, maar daardoor wordt het mechanisme ook steeds complexer. Door te stellen dat moet worden onderhandeld met de staat die zelf de financiële middelen zal ontvangen, ontneemt ze de ngo’s alle handelingsvrijheid. Ze brengt de lokale ngo’s, die niet vaak dezelfde richting als de overheid uitgaan (en dat geldt zeker voor de ngo’s voor mensenrechten) een zware slag toe. Voortaan beslist immers de begunstigde staat naar wie het geld gaat. Daarbij komt nog dat de staat niet altijd naar de ngo’s luistert. Weet u, het is niet omdat er naast mijn huis een medisch centrum is dat het voor mij ook toegankelijk is! Best mogelijk dat ik het niet kan betalen. Jullie kunnen ziekenhuizen en scholen bouwen, maar zolang jullie je niet afvragen of dat project de gezinnen wel degelijk bereikt en integreert en daarbij hun economische situatie in acht neemt of verbetert, zal er niemand naar jullie nieuwe gebouwen komen…
VERKLARING VAN PARIJS & LOGISCH KADER
We zijn rijk omdat we nog een dorpsgemeenschap zijn. Niemand hoeft honger te lijden wanneer er bij de buren voedsel is. Wordt iemand van ons ziek, dan is er iemand anders die kan helpen op het veld… Welk gevoel hebben jullie bij de economische crisis die momenteel in Europa heerst? Zoals Jean Ziegler denken wij niet dat er ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden zijn. Er is enkel een slecht ontwikkelde wereld. De huidige crisissituatie is de weerspiegeling van de ontwikkelingsvisie van het Noorden. En de crisissen in het Zuiden hebben gevolgen voor het Noorden, met name op het stuk van grondstoffen, klimaatverandering…
HET LOGISCH KADER is een beheersmethode om ontwikkelingsprojecten te optimaliseren en hun doeltreffendheid te vergroten. Van de ontwerper van een project wordt verwacht dat hij meetbare algemene en specifieke doelstellingen en indicatoren omschrijft.
DE VERKLARING VAN PARIJS, die in maart 2005 werd goedgekeurd, is een internationale overeenkomst die de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp wil verbeteren. De staten die deze overeenkomst ondertekenden gingen de verbintenis aan zich toe te leggen op harmonisatie, afstemming en resultaatgericht beheer van ontwikkelingsprojecten, door middel van acties die kunnen worden opgevolgd en van indicatoren. © DGD / E. Pirsoul
ervaring die wij hebben. Ze houden geen rekening met de opleiding of met de cultuur van de mensen en ze eisen onmiddellijk resultaten, in plaats van in een coherent proces te stappen. Toch erkennen steeds meer partners dat het Zuiden het in zich heeft. Er is dus wel degelijk een evolutie in de verhoudingen. Ik pleit voor een evenwicht. Ze mogen onze projecten opvolgen, ze mogen onze capaciteit versterken, ze mogen ons onze eigen methodes laten kiezen, maar laat ze het niet wagen onze kennis en kunde in te ruilen voor wat zij in hun scholen hebben geleerd.
Wat heeft jullie het meest getroffen in jullie gesprekken met de Europeanen ? We vonden het verbluffend dat veel mensen toegeven dat er voldoende Afrikaans potentieel aanwezig is en dat de hulp geen doel op zich is. Bovendien zijn alle beroepsmensen uit de ontwikkelingssamenwerking het erover eens dat de Afrikanen niet zo arm zijn (als ze in de media worden beschreven). Maar wat betekent armoede voor jullie? Armoede wordt op een andere manier bekeken dan hier. We zijn arm in de westerse zin van het woord omdat we niet veel geld hebben, maar eigenlijk zijn we rijk omdat we nog een dorpsgemeenschap zijn. Niemand hoeft honger te lijden wanneer er bij de buren voedsel is. Wordt iemand van ons ziek, dan is er iemand anders die kan helpen op het veld. We hebben onze beide voeten, onze beide handen, de kracht om te werken en dus zijn we niet arm: dàt is onze identiteit. Wij beschouwen onszelf niet bepaald als “armen”. We hebben enkel financiële middelen nodig om onze activiteiten uit te bouwen.
APIL (Action pour la promotion des initiatives locales) is een Burkinese ngo die zich aan de zijde van de boerenorganisaties inzet om de lokale economische ontwikkeling te steunen. Daarbij gaat APIL ervan uit dat het noodzakelijk is ervoor te zorgen dat de samenleving voldoende kennis heeft van een sector, om deze pas daarna aan te sporen actie te ondernemen.
ELISE PIRSOUL
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 7
n e e n a v g Vraa GO AAN
LOKALErsNin het Noorden
haar partne
S
amen met de lokale televisie STV / kaya van Burkina Faso besloot onze vereniging – APIL - een rondreis te ondernemen in de landen die ons ontwikkelingshulp verlenen: Frankrijk, Luxemburg en België. Deze hulp bevindt zich momenteel op een tweesprong. Zelfs in de meest afgelegen dorpen vormt zij het onderwerp van verhitte discussies onder de boeren die er heel wat van verwachten. Men kan zich dan ook de vraag stellen waarom zij die hulp verlenen het gevoel hebben veel te geven, terwijl zij die de hulp ontvangen net het tegengestelde gevoel hebben. Deze vragen hebben ons tot in Europa gebracht. Ontwikkelingssamenwerking is een zeer complex gegeven. Hoe valt immers te begrijpen dat de herschikking van de schuld van ontwikkelingslanden geen geld vrijmaakt, dat de studiebeurzen die aan buitenlandse studenten worden toegekend, de schuldverlichting en tal van andere initiatieven als officiële ontwikkelingshulp (ODA) worden geboekt? Hoewel de toegekende bedragen voor ODA aanzienlijk kunnen worden genoemd, wordt over het algemeen minder dan de helft van het totaal toegekende bedrag ook daadwerkelijk aan de activiteiten op het terrein besteed. Ook al dient de hulpverlening via officiële kanalen te verlopen, wat extra kosten impliceert, toch moet de ontwikkelingshulp in haar huidige vorm zeker worden herzien in het licht van wat voorafgaat.
In onze maatschappij noemen wij dat: “met de rechterhand geven en met de linkerhand terugnemen”. De boeren wier ontwikkelingsinitiatieven wij steunen zullen deze logica, die zo ver afstaat van de logica van de Mossi waartoe de meeste van onze lokale partners behoren, nooit kunnen begrijpen of accepteren. Onze collega’s die tot de Wolof in Senegal en tot de Malinké in Mali behoren, hebben ongetwijfeld hetzelfde gevoel. Hier in Afrika verlopen de zaken meestal op een eenvoudige en oprechte manier: wanneer wij een bedrag aan een naaste geven, zelfs via een tussenpersoon, dan zijn het toegezegde bedrag en het bedrag dat de begunstigde in handen krijgt, gelijk. Tijdens onze missie in Europa zullen wij de verschillende partijen benaderen om tot een gezamenlijke interpretatie van de toestand te komen en om te proberen uitleg te verschaffen waar nodig. Voor een morele oplossing van het economische onevenwicht in deze wereld, moeten nieuwe instrumenten worden ontwikkeld. Voor ons ligt een mogelijk nieuwe strategie in de kans en de plicht van de volkeren die hulp ontvangen om te zoeken naar oplossingen die deze hulp overbodig kunnen maken. Daarbij dienen zij de lokale mogelijkheden, die kunnen worden omgezet in bruikbare middelen, als troeven te beschouwen. ABDOULAYE’ OUEDRAOGO Coördinator ngo APIL Burkina
ONLINE www.apilaction.net
Antwoord van
11.11.11
et valt ook 11.11.11 op dat een groot deel van het budget voor ontwikkelingssamenwerking niet bij de armste bevolkingsgroepen terecht komt. Zo zijn er de schuldkwijtscheldingen en de opvang van vluchtelingen door Fedasil die België als officiële hulp aanrekent maar volgens 11.11.11 niet ten goede komen aan de bevolking in de ontwikkelingslanden. Maar voor 11.11.11 is de omvang van het budget maar een deel van het verhaal. Duurzame ontwikkeling bereik je immers enkel wanneer beleidskeuzes op andere terreinen zoals landbouw, handel, defensie, etc. die doelstelling niet ondermijnen en zelfs versterken. 11.11.11 blijft dan ook pleiten voor een ‘coherent’ beleid in het Noorden. Daarnaast heeft de armoede in het Zuiden een aantal structurele oorzaken, die niet alleen met bijkomende hulpmiddelen kunnen worden opgelost. Ook daarvoor zijn politieke veranderingen in het Noorden nodig. Het Zuiden wordt het mes op de keel gezet door de klimaatverandering die het rechtstreekse gevolg is van de keuzes die in het Noorden zijn gemaakt. Door onze uitstoot van CO2 mislukken hun oogsten, zijn zij gedwongen te verhuizen, etc. 11.11.11 en haar partners in het Zuiden zetten dan ook maximaal in op een structurele aanpak. Dat doen we door onze beleidsmakers tot de orde te roepen, maar ook met campagnes en actie om de mensen hier te sensibiliseren en te overtuigen dat het anders kan.
H
© APIL - Sanmatenga
BOGDAN VANDEN BERGHE
OUAGADOUGOU 8 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
BRUXELLES
CIVIELE SAMENLEVING
VOER VOOR DISCUSSIE :
100 DE
BESTE
NGO’S TER WERELD The Global Journal lanceert eerste ranking in zijn soort De 100 beste ngo’s ter wereld. Met een dergelijke ranking geeft The Global Journal uiteraard voer voor discussie. Echt wetenschappelijk is de oplijsting niet. Vijf van de tien toppers zijn grote ngo’s die humanitaire hulp verstrekken. Toch wordt de lijst aangevoerd door een buitenbeentje, de Wikimedia Foundation.
V
an het trainen van ratten om landmijnen op te sporen tot het gebruiken van de ondertiteling van Bollywood muziekvideo’s om goedkoop en massaal geletterdheid te bevorderen, onze wereld bulkt van de innovatieve ideeën waarmee ngo’s en donoren graag uitpakken. Volgens The Global Journal hebben de ngo’s een diepgaand veranderingsproces ingezet, waarbij nieuwe technologieën, de privésector en een gedreven ‘starterscultuur’ de nieuwe drivers of change zijn. The Global Journal, een in Genève en New York gebaseerd magazine met focus op global governance, beseft dat zijn ranking subjectief en weinig wetenschappelijk is. “Hoewel het onderzoek kwalitatieve meetindicatoren gebruikt zoals impact, innovatie, effectiviteit, duurzaamheid, transparantie en financieel management, is een dergelijke oplijsting sowieso delicaat en hoogst discutabel”, weet Alexis Kalagas van The Global Journal. “Want hoe kunnen we de fundamenteel maatschappelijke impact van Wikimedia Foundation vergelijken met de heel tastbare resultaten van een goedgeoliede humanitaire machine?” Een buitenbeentje, want geen klassieke hulpverlener, voert de lijst aan: Wikimedia Foundation. Sinds 2001 heeft Wikipedia
- de online encyclopedie van Wikimedia - de manier waarop de wereld informatie opslaat en deelt fundamenteel veranderd. Vrij, meertalig en gevoed door pakweg honderdduizend vrijwilligers geeft Wikipedia iedereen met toegang tot het internet de kans de grootste en meest geactualiseerde encyclopedie te consulteren en zelf aan te vullen. Op het conto van de stichting staan momenteel meer dan 20 miljoen artikelen in 282 talen. De top drie beste ngo’s wordt aangevuld door Partners in Health (2) en Oxfam (3). De kleine gemeenschapskliniek van Partners in Health in Haïti is in 25 jaar aangegroeid tot een ziekenhuis met 104 bedden, 2 centra voor besmettelijke ziekten en vrouwenzorg, een laboratorium, een farmaceutisch magazijn, een bloedbank van het Rode Kruis en een dozijn scholen. Hun aanpak werd gekopieerd in 13 andere landen. Oxfam is in onze contreien beter gekend en belichaamt volgens het magazine “alle functies van een moderne ngo”. Oxfam verstrekt humanitaire hulp, lanceert ontwikkelingsprogramma’s met duurzame oplossingen, verdedigt de rechten van de zwakken, maakt handel eerlijk en stimuleert conflictresolutie. Aanwezig in bijna 100 landen met duizenden lokale partners
zijn haar 4 strategische prioriteiten: economische rechtvaardigheid, essentiële diensten, rechten in crisissituaties en genderrechtvaardigheid. Vijf van de tien ‘toppers’ zijn grote ngo’s die humanitaire hulp verstrekken in noodsituaties. Ze leveren heel essentiële en zichtbare hulp, en dat snel en op grote schaal. Hun impact is meteen voelbaar. Daarmee geeft deze Top 100 veel gewicht aan het aantal mensen dat wordt bereikt, terwijl duizenden lokale ngo’s vaak effectiever en duurzamer samenwerken met lokale gemeenschappen - waaruit ze vaak ontsproten zijn - dan hun beter gefinancierde ‘grote broers’ uit het Westen. THOMAS HIERGENS
ONLINE www.theglobaljournal.net
DE 10 BESTE NGO’S TER WERELD 1. Wikimedia Foundation 2. Partners in Health 3. Oxfam 4. BRAC (vroeger Bangladesh Rural Advancement Committee) 5. International Rescue Committee 6. PATH (Program for Appropriate Technology in Health) 7. CARE International 8. Artsen Zonder Grenzen 9. Danish Refugee Council 10. Ushahidi
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 9
© COSMOS / Catalina Martin-Chico
Yemen, 2011. Gewonden en doden worden per ambulance, motorfiets of auto aangevoerd in een moskee die dienst doet als kliniek.
ALS DE AMBULANCE
NIET KOMT
Hulpverleners onder vuur in crisissituaties In conflictsituaties sterven mensen niet massaal door de rechtstreekse gevolgen van het conflict – een bermbom, beschietingen… - maar wel omdat bijvoorbeeld de ambulance niet op tijd kan komen. Dat blijkt uit een onderzoek van het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC), uitgevoerd van 1 juli 2008 tot 31 december 2010 in 16 landen. Het telde 655 gewelddadige incidenten tegen medische diensten en hun personeel, 1.834 mensen kwamen hierbij om het leven of raakten gewond. Als het medisch personeel zijn werk niet kan doen of als ziekenhuizen zelf het doelwit zijn van aanvallen, raakt dat miljoenen mensen.
A
l sinds 1864 bestaan regels voor de bescherming van gezondheidszorg tijdens gewapende conflicten. Die Verdragen van Genève stellen dat medisch personeel hulp moet bieden aan de gewonden zonder onderscheid te maken in nationaliteit. Precies door die neutraliteit genieten hulpverleners bescherming. Bovendien bestaat er al bijna 150 jaar een kenteken waarmee medisch personeel, medische voorzieningen en medische voertuigen zich kenbaar kunnen maken: een rood kruis op een witte achtergrond.
Humanitaire tragedie Ondanks de bescherming door de Verdragen van Genève zijn medische
10 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
zorgverleners vaak het slachtoffer van geweld. Dat verhindert hen om hun taken uit te voeren, waardoor slachtoffers niet verzorgd kunnen worden. Die humanitaire tragedie wordt vaak over het hoofd gezien. Aan schrijnende voorbeelden helaas geen gebrek. Recent werden ziekenhuizen in Sri Lanka en Somalië bestookt met artillerie, paramedici in Colombia werden gedood en gewonde mensen in Afghanistan werden gedwongen urenlang te wachten in files aan checkpoints.
Gaza: hulp bemoeilijkt Begin 2009 voltrok zich een schokkend incident in Gaza. Het ICRC had ‘veilige doorgang’ gevraagd voor ambulances op 3 januari, maar ontving pas toestemming
op 7 januari. Aangekomen in het gebied waar de beschietingen plaatsvonden, trof het medische team 4 kleine kinderen aan naast het lichaam van hun overleden moeders. Verder lagen er minstens 12 doden. In een ander huis vond het reddingsteam 15 overlevenden en verschillende gewonden. Soldaten gestationeerd op 80 meter gaven het Rode Kruisteam het bevel om het gebied te verlaten. Het Rode Kruis weigerde. Pierre Wettach, toenmalig hoofd van de ICRC-delegatie voor Israël en de Bezette Palestijnse Gebieden, zei hierover: “De Israëlische militairen moeten van de situatie op de hoogte zijn geweest maar hebben de gewonden niet geholpen. Ook maakten ze het ons en de Palestijnse Rode Halve Maan
CIVIELE SAMENLEVING
onmogelijk om de gewonden te helpen.” Door de Israëlische afscheidingsmuren kon de ambulance niet in de buurt komen, dus moesten de kinderen en gewonden met een ezelwagen vervoerd worden.
© ICRC
Ook tijdens het conflict in Libië lag de gezondheidszorg onder vuur. In mei 2011 meldde de Libische Rode Halve Maan dat drie ambulances beschoten werden. In oktober had het geweld opnieuw gevolgen op de gezondheidszorg. Duizenden burgers zaten gevangen door de hevige gevechten in Sirte. Er kon geen voedsel meer geleverd worden en ook was er geen elektriciteit. Nochtans is het de taak van de partijen die betrokken zijn bij de gevechten om voorzorgsmaatregelen te nemen om de burgers te sparen. De veiligheidssituatie werd zo ernstig bedreigd dat het ICRC maar een beperkt aantal routes kon nemen om mensen te evacueren, hoewel die evacuaties juist uiterst dringend waren. 15 medewerkers van het ICRC en de Libische Rode Halve Maan zetten hun leven op het spel om gewonde mensen uit Sirte te evacueren. Het team trok naar een ziekenhuis dat door de gevechten gedeeltelijk was vernietigd, en daarom niet meer functioneel. “Toen we daar aankwamen vonden we patiënten met ernstige brandwonden en granaatscherven. Sommigen hadden een geamputeerde ledemaat en een paar waren half bewusteloos. Ze lag en tussen een menigte van andere mensen die ook om hulp vroegen”, vertelt ICRC-afgevaardigde Patrick Schwaerzler.
© COSMOS / Catalina Martin-Chico
Libië: evacuatie van gewonden bedreigd
Yemen, 2011. Ambulances nemen hoge risico’s om gewonden te bereiken en te vervoeren tijdens gewapende conflicten. Ze worden makkelijk slachtoffer van verdwaalde kogels.
Keysaney-ziekenhuis is één van de twee belangrijkste ziekenhuizen van het ICRC in Mogadishu en wordt beheerd door de Somalische Rode Halve Maan. Alle patiënten, ongeacht hun clan en religieuze of politieke achtergrond, worden er behandeld. Het ICRC levert chirurgische apparatuur en medicijnen en biedt ook opleidingen aan voor artsen en verpleegkundigen. In 2011 werden er bijna 2.000 oorlogsgewonden behandeld. Sinds 1992 zijn er 30.000 patiënten behandeld met wapengerelateerde verwondingen, waaronder veel vrouwen en kinderen. Het ziekenhuis is duidelijk herkenbaar door Rode Halve Maanemblemen. Toen de mortiergranaten neerkwamen, vielen er gelukkig geen doden of gewonden. Maar door de inslag scheurde de muur van de operatiekamer, vielen enkele bomen om en werden waterleidingen beschadigd. “We zijn zeer bezorgd over de patiënten en het Een ambulance van de Rode Halve Maan wordt geblokkeerd personeel van het ziekenop een controlepost in Hebron. huis. De situatie is rampzalig, nu mensen zich zelfs in een ziekenhuis Somalië: ziekenhuis onder niet meer veilig kunnen voelen”, zegt dr. mortiervuur Ahmed Mohamed Hassan, voorzitter van Ook in Somalië hebben gewelddadige de Somalische Rode Halve Maanvereniincidenten de medische hulpverleging. “Medisch personeel en faciliteiten zijn ning ernstig bemoeilijkt. Op 22 januari erg schaars in Somalië. De diensten van het 2012 werd het Keysaney-ziekenhuis Keysaney-ziekenhuis zijn dan ook absoluut in het noorden van Mogadishu getrofonmisbaar voor de mensen in de regio.” fen door twee mortiergranaten. Het
Het is onaanvaardbaar dat de schaarse toegang tot gezondheidszorg nog verder in het gedrang komt.
Oplossingen Om gewelddadige incidenten tegen de gezondheidszorg beter te begrijpen, moeten deze gevallen systematisch verzameld en uitgewisseld worden. Met behulp van deze gegevens is het aan alle betrokkenen om er een doeltreffend antwoord op te geven. Nationale overheden moeten maatregelen nemen én uivoeren om patiënten, medisch personeel, medische voorzieningen en medische voertuigen te beschermen tijdens gewapende conflicten en andere situaties van geweld. De humanitaire gemeenschap kan niet op zijn eentje een oplossing bieden voor deze immense uitdaging. Het is noodzakelijk dat de staten, hun strijdkrachten en andere gezaghebbende autoriteiten en gewapende groepen erkennen dat geweld een belemmering betekent van de gezondheidszorg voor zowel strijders als burgers. Het gevaar en de impact van geweld op de hulpverlening moet een humanitair agendapunt worden. Er moet een cultuur worden gecreëerd van verantwoordelijkheid waarin iedereen zijn of haar taak opneemt om doeltreffende en onpartijdige gezondheidszorg veilig te stellen. ADRIANNE WALDT CICR
ONLINE www.cicr.org
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 11
“GOUDOUGOUDOU”,
DE AARDE DIE BE
Op dit eiland op lemen voeten bracht de aardbeving een hevige schok teweeg. Er was niet alleen het menselijk trauma maar ook de instorting van alle zichtbare en onzichtbare structuren. Twee jaar later leven honderdduizenden vluchtelingen nog steeds in noodkampen. Nu is het zaak zo snel mogelijk van humanitaire hulp over te stappen naar een duurzame wederopbouw van Haïti. Bezoek aan een ngo-consortium. Goudougoudou… of ‘het ding’ ! Creools is een weefsel van poëzie, wat niet altijd kan worden gezegd van onze planeet. De aardbeving die op 12 januari 2010 Haïti trof, kostte het leven aan meer dan 230.000 mensen. Van de 300.000 gewonden moesten er 4.000 dringend een amputatie ondergaan. De aardbeving maakte de hoofdstad met de grond gelijk en trof alle departementen van het Westen en het Zuidoosten. Zowat een half miljoen van de 1,3 miljoen daklozen trokken weg uit Port-au-Prince om hun heil te zoeken in kleinere steden en dorpen, wat een grote druk legde op de lokale bevolkingsgroepen en middelen.
12 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
Een in februari 2010 uitgevoerd Post Disaster Needs Assessment (PDNA) raamde dat voor de wederopbouw 11,5
miljard dollar nodig was: 50% voor de sociale sectoren, 17% voor infrastructuur, 15% voor milieu en crisisbeheer, zonder prioriteiten te stellen. Op basis van deze evaluatie legde de Haïtiaanse regering op 31 maart 2010 haar ‘Actieplan voor het herstel en de ontwikkeling van Haïti’ voor aan de internationale conferentie in New York. De intertnationale gemeenschap verbond er zich toe binnen 18 maanden 5,3 miljard dollar te storten en voor de volgende drie jaar en daarna nogmaals 9,9 miljard.
Standpunt België België nam deel aan de eerste hulpoperaties en maakte al snel fondsen vrij voor de humanitaire noodoperaties van een aantal organisaties. Op de Conferentie van New York besloot de Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking eveneens over een periode van 3 jaar een extra bedrag van 20 miljoen euro vrij te maken voor diverse domeinen: onderwijs, kinderbescherming, landbouw, plattelandsontwikkeling en voedselzekerheid. Zes miljoen euro van voornoemd bedrag zou ter beschikking worden gesteld van een consortium van Belgische ngo’s die in Haïti de overgang ondersteunen van noodhulp naar structurele hulp op langere termijn. Ngo’s die zich kandidaat stelden voor dat consortium moesten niet alleen een degelijke ervaring hebben met het land, maar dienden ook te bewijzen dat hun project verankerd is in het lokale en institutionele weefsel van Haïti. © C. Terlinden
© C. Terlinden
De klap die de natuur daar bovenop toebracht, is misschien de aanzet tot een nieuwe start.
CIVIELE SAMENLEVING
Een missie op het terrein
EFT Het ngo-consortium In oktober 2010 stelden 15 ngo’s en hun partners op het terrein in een geest van complementariteit een programma voor. De ngo-koepel 11.11.11 werd als hoofd van het consortium aangesteld. Het programma draagt bij aan de wederopbouw van Haïti via acties op het terrein in landbouw, onderwijs en gezondheidszorg. De lokale partners zijn de belangrijkste actoren van het programma. Ze identificeerden mee de projecten, voeren ze uit en staan garant voor hun duurzaamheid. Het consortium steunt de lokale partners met opleidingen en workshops waarop ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Toen het programma een jaar liep, achtte de Belgische Ontwikkelingssamenwerking de tijd rijp om ter plaatse na te gaan hoe doeltreffend het programma is. CLAIRE TERLINDEN
Het Belgisch consortium dat belast is met het wederopbouwprogramma omvat de volgende ngo’s : Actec, ADI, Broederlijk Delen, Caritas Belgique, Cidecs Haïti-Belgique, Codéart, DMOS-COMIDE, Entraide et Fraternité, Géomoun, Oxfam, Protos, Solidariteit om Leven, Tearfund, Wereldsolidariteit, en 11.11.11, de organisatie die aan het hoofd staat van het consortium en het contract met de Belgische regering afsloot. Deze ngo’s werken samen met de partners op het terrein : Atelier-Ecole Camp Perrin, Caritas Haïti, Cidecs Haïti, DDA, Mairie de Beelladère, CUSIC, UCOBEL, Fondation Imagine, GADRU, Guali, FCIPB, ITECA, MOSCTHA, PAPDA, SAKS, Tèt kole Nasyonal, SOFA, ICKL, Pères Salésiens, Sœurs Salésiennes, Timkatec, Veterimed.
© C. Terlinden
© C. Terlinden
© C. Terlinden
“Er zijn honderdduizenden dod en, maar er zijn ook veel ove rlevenden”, zegt een gespre in Port au Prince niet zonder kspartner enig cynisme. Het zijn de ove rlev enden die we willen helpen. is een team bestaande uit vert We, dat egenwoordigers van de Bel gische Ontwikkelingssamenw een vertegenwoordigster van erk ing en 11.11.11 dat door het hele land op sleeptouw werd gen een jonge Haïtiaan. Deze was omen door in dienst genomen voor de adm inistratieve en financiële coö van het programma in Port-au rdinatie -Prince. De “overlevenden” die we op onze tocht hebben ont moet zijn dus lokale gemeen landbouworganisaties of con schappen, fessionele organisaties die allemaal betrokken zijn bij pro elk op hun niveau, een stuk jecten die, je muur van de Haïtiaanse sam enleving willen heropbouwen. De situatie van voor de aar dbeving was nu ook weer niet zo geweldig. Ze kon bes vergeleken met de verkeer t worden ssituatie in Port-au-Prince, met andere woorden ze zat De klap die de natuur daar muurvast. bovenop toebracht is missch ien de aanzet tot een nieuwe wederopbouw van het land start. De is een enorme opgave maar alle steentjes die elk van de initiatieven bijdragen zijn een bezochte opsteker voor de begunstigd en. We hoorden ook wel eens zeg gen: “Haïti is niet Tahiti!” Het land staat in alle opzichten voo uitdagingen. De meest zichtba r enorme re zijn woningen, overheidsg ebouwen en wegeninfrastruc er zijn ook en vooral onzicht tuur. Maar bare uitdagingen: overheidsm iddelen en –structuren, toeg basisvoorzieningen zoals gez ang tot ondheidszorg en onderwijs, voedselzekerheid… De tocht van West naar Oos t toonde ons vooral de littekens van de aardbeving en de talloze bewijzen van de aanwezigheid van de inte rnationale samenwerking: USAID tenten, Samaritans, schooltassen van UNICEF... Allemaal nuttig en noodzakeli jk materiaal, dat wel, maar niet duurzaam genoeg voo r de Haïtianen. Door een teveel dan wel een gebrek aan ondernemingszin staan deze astronomische uitgave n een langetermijnbeleid al te vaak in de weg. De Belgische Ontwikkelings samenwerking die vooral het ‘herstel’ van Haïti voor oge n heeft, kan er prat op gaa n dat zij als voorwaarde stelt dat de lokale actoren zelf de operaties leiden, een kwestie van verantwoordelijken en verantwoordelijkheden dus. Het spreekt vanzelf dat het programma dat in totaal 15 acties op het terrein omvat erop is toegespitst dat dez e acties tot een goed eind worden gebracht: dat de irrig atiekanalen daadwerkelijk worden gebouwd of herstel d, dat de kinderen weer naa school kunnen en dat bevallin r gen in veilige omstandighede n plaatshebben. Het progra er ook op toe de lokale aut mma ziet oriteiten bij dit alles te betrek ken… Maar om de duurzaa al deze interventies te garand mheid van eren, is het net zo belangrijk dat de actoren van deze inte hun kennis kunnen bijspijk rventies eren, en hun technische of bestuurlijke vaardighed versterken. Een belangrijk ond en kunnen erdeel van het programma voorzie t dan ook in opleidingen en the matische overlegplatformen. Een van de partners die we op onze tocht tegenkwamen vertelde ons hoe de opleiding promotiete chnieken bijvoorbeeld, hem ertoe aan zette stil te staan bij de manier waa rop hij mee kan zorgen voor een om mekeer in de Haïtiaanse samenle ving, en dat straatbetogingen niet het enige middel zijn. C.T.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 13
4DE PIJLER
IEDEREEN
ontwikkelingswerker? © Waduwa
Zijn de Belgen nog steeds solidair met het Zuiden? Het lijkt er sterk op van wel. Want steeds meer Belgen gaan zelf actief aan de slag als ontwikkelingswerker.
12
jaar geleden trok Herwig De Backer uit Denderleeuw voor het eerst naar Sri Lanka. Het ging om een inleefreis georganiseerd door de ngo Wereldsolidariteit. Geconfronteerd met de schrijnende toestanden waarin personen met een handicap verkeerden, was hij vastbesloten iets van zijn overvloed te delen met mensen die het echt nodig hadden. Met zijn vrouw en de steun van heel wat vrijwilligers richtte hij de vzw Waduwa op, waarmee ze nu twee projecten in Sri Lanka ondersteunen en begeleiden. Een dat kinderen met een beperking opvangt, en een ander dat opleidingen biedt aan weduwen en weeskinderen.
De opkomst van de vierde pijler Het verhaal van Herwig is geen alleenstaand geval. Meer en meer Belgen richten hun eigen kleine ontwikkelingsorganisatie op. Een studie van het HIVA aan de KULeuven uit 2008 schatte hun aantal op 1.100 in Vlaanderen alleen. Zeer heterogeen in doelstellingen en achtergrond, hebben de initiatiefnemers (burgers, scholen, bedrijven, ziekenhuizen…) meestal als gemeenschappelijk kenmerk dat ze vooral zelf de handen uit de mouwen willen steken om de armoedeproblemen aan te pakken. Vaak is hun initiatief geïnspireerd door reizen naar arme gebieden en directe contacten met de mensen ter plaatse. Inmiddels hebben ze binnen het wereldje van de ontwikkelingssamenwerking als vierde pijlerorganisaties zelfs al hun eigen benaming. Herwig De Backer erkent dat deze initiatieven vaak op zichzelf staan: “Precies omdat ze zo kleinschalig zijn, is iedereen vooral met z’n eigen ding bezig. Men wil niet teveel inmenging en het vooral klein, controleerbaar en beheersbaar houden. Toch willen we, door het goede voorbeeld te geven, bewijzen dat kleine initiatieven wel degelijk iets ten goede kunnen veranderen.”
14 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
Herwig De Backer toont de plannen voor een niew huis voor kinderen met een mentale achterstand.
Alternatieve en nieuwe ideeën Michèle Pieters, met de organisatie Gencoo actief in Malawi, ziet nog een andere reden: “Onze vzw is tot stand gekomen uit een diepgaande frustratie ten opzichte van het huidige ontwikkelingsparadigma en het onvermogen om te geloven dat de bestaande instellingen tot duurzame oplossingen kunnen komen. Net door zich afzijdig te houden van het officiële discours, bieden vierde pijlerorganisaties kansen voor alternatieven en het groeien van nieuwe ideeën.” Volgens Herwig De Backer hebben ze ook een groot voordeel bij het verbreden van het draagvlak van de Belgische bevolking voor ontwikkelingssamenwerking: “We genieten heel veel steun van de mensen hier uit de streek, temeer omdat we hen duidelijk kunnen uitleggen wat er concreet met hun geld gebeurt. Grote en professionele ngo’s lijken het hier moeilijker mee te hebben, omdat ze misschien meer op afstand staan en te log en weinig transparant overkomen.” Of een samenwerking met deze ngo’s mogelijk is, luidt zijn antwoord eerder gemengd: “Enerzijds merken we bij hen de vrees dat we met een deel van de middelen gaan lopen die de mensen over hebben voor ontwikkelingssamenwerking. We voelen ook - in sommige gevallen terechte - vooroordelen over onze manier van structuur en controle. Anderzijds zou een alliantie met ngo’s zeker
nuttig zijn om de politieke druk in ontwikkelingslanden mee op te voeren richting meer democratie en eerlijke verdeling van de rijkdom.”
Kennis en ervaringen delen VAIS, het ontwikkelingsagentschap van de Vlaamse overheid, heeft in 2009 alvast een steunpunt opgericht voor de vierde pijlerorganisaties, in samenwerking met de koepelorganisatie van de Vlaamse ngo’s 11.11.11. Flora Joossens van VAIS ziet het steunpunt tegemoet komen aan een aantal heel concrete noden: “We zijn er in de eerste plaats om advies en informatie te verstrekken aan iedereen die in Vlaanderen met een eigen project bezig is. Via onze website kunnen de organisaties elkaar en hun bezigheden beter leren kennen, ervaringen en kennis uitwisselen, en via een helpdesk kunnen ze er ook terecht met concrete vragen.” Ook langs Franstalige kant wint het fenomeen van kleinschalige initiatieven aan omvang. Ze kunnen er terecht bij de Cellule d’Appui pour la Solidarité Internationale Wallonne, kortweg CASIW, en op 20 april 2012 gaat aan de Universiteit van Luik een studiedag door voor de 4de Pijler. REINOUT VAN VAERENBERGH
ONLINE www.4depijler.be www.casiw.be
RUBRIQUE
NGO’S IN BELGIË
THEMATISCHE FICHE
NGO'S
Van kleine privé-initiatieven tot solidaire partners Velen onder ons hebben al gehoord over de acties van Artsen zonder Grenzen in conflictgebieden. Of misschien hielp je mee geld inzamelen voor Vredeseilanden of 11.11.11. En kocht je stiften van de Damiaanactie. Sommige zogenaamde 'niet-gouvernementele organisaties' zijn ons niet onbekend. Maar waar staan ze voor anno 2012 en hoe verhouden ze zich tot de overheid? DE OORSPRONG De eerste niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) ontstonden in de 19de eeuw. Zo richtte de Zwitser Henri Dunant in 1863 het Rode Kruis op om de gewonden op slagvelden te verzorgen. Andere organisaties ijverden voor de afschaffing van de slavernij of verdedigden de rechten van arbeiders en vrouwen. In 1945 lanceerden de Verenigde Naties de term 'niet-gouvernementele organisatie'. Ze wilden hiermee een onderscheid maken met internationale organisaties zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), die via overeenkomsten tussen staten opgericht werden. Ngo’s ontstaan immers los van staten. ONTWIKKELINGSNGO’S IN BELGIË Natuurlijk zijn er in België ook ngo’s die zich inzetten voor de minderbedeelden van bij ons. Denk maar aan de Voedselbanken en Spullenhulp. Maar we beperken ons hier tot de ngo’s die zich inzetten voor het Zuiden, de zogenaamde ontwikkelingsngo’s. Hun voorlopers ontstonden in de jaren 1930 in universitaire en katholieke kringen. Het waren liefdadigheidsbewegingen die in de kolonies hulp verleenden in de ziekenzorg, het onderwijs, de administratie… Toch duurde het tot na WOII eer ontwikkelingssamenwerking echt in zwang kwam, gedurende de dekolonisatie en de Koude Oorlog. De eerste ngo’s sloten nauw aan bij de verzuilde samenleving van toen. Zo riepen de Belgische bisschoppen in 1961 op tot solidariteit met de hongerlijdenden in Kasai (DR Congo). Daaruit kwamen de jaarlijkse vastenacties voort van Broederlijk Delen. De socialisten richtten hun Socialistische Solidariteit op (Solidarité Socialiste) en ook de liberalen hadden hun ontwikkelingsorganisaties. Maar de jaren 1960 zijn ook de jaren van Make love, not
war. Jongeren protesteerden tegen het establishment en kwamen op voor vrijheid, vrede en menselijke waarden. Los van de zuilen waren ze verontwaardigd over de grote kloof tussen Noord en Zuid. Uit deze derdewereldbeweging groeiden meer politiek geïnspireerde ngo’s. Ze verwierpen het Westers economisch systeem dat het Zuiden in de kou laat. Het publiek bewust maken werd één van hun kerntaken. Liefdadigheid volstond niet. Ontwikkeling is immers een complex proces dat nauw verweven is met economie, cultuur en politiek. Een typisch voorbeeld zijn de Wereldwinkels, waarvan de eerste in 1971 de deuren opende. Nog in de jaren 1960 organiseert 11.11.11 de eerste nationale campagne om het publiek te sensibiliseren, druk uit te oefenen op de politici en fondsen te werven. Later ziet weer een ander soort ngo’s het licht dat zich minder ideologisch opstelt. Zij wilden vooral technische bijstand leveren, liefst ‘zonder grenzen’. Typische voorbeelden zijn Artsen zonder Grenzen (1971), Dierenartsen zonder Grenzen (1984 in Frankrijk, 1994 in België) en Memisa (1988).
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 15
THEMATISCHE FICHE
NGO'S Andere ooficiële bronnen
Andere Federale Overheidsdiensten (85 miljoen)
38% (852 miljo Schuldwijtschelding via Delcredere Dienst (416 miljoen)
Hulp via Europese Commisie (265 miljoen)
Gewesten en gemeenschappen (74 miljoen)
Buitenlandse Zaken zonder DGD (95 miljoen)
en )
Officiële Belgische ontwikkelingssamenwerking 2010
Provincies en gemeenten (12 miljoen)
Niet-gouvernementele samenwerking
DGD gouvernementele samenwerking (347 miljoen) DGD Andere (281 miljoen)
NGO Programmafinanciering (118 miljoen) VVOB / APEFE (18 miljoen)
DGD multilaterale samenwerking (462 miljoen)
DGD niet-gouvernementele samenwerking (228 miljoen)
62 % (
VLIR / CIUF (59 miljoen) Wetenschappelijke instellingen (17 miljoen) Lokale civiele maatschappij (4 miljoen) Africalia (2 miljoen) Andere niet-gouvernementeel (10 miljoen)
1,4 miljard)
FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
© DGD / Chris Simoens
EVOLUTIE VAN DE WERKING
De Belgische ngo's realiseren zelf steeds minder klassieke projecten zoals een waterpunt. Vandaag is het efficiënter om te wegen op het beleid.
PATERNALISTISCH Ontwikkelingssamenwerking is een zeer complex leerproces. In de loop der jaren is ze dan ook sterk geëvolueerd. Aanvankelijk was de visie nogal ‘paternalistisch’: wij, de rijke landen, weten wat goed is voor de arme landen en leveren daarvoor geld en kennis. Het Noorden bouwde scholen, ziekenhuizen, wegen, havens en waterputten. Lesgevers, ingenieurs, landbouwkundigen… – vaak pas afgestudeerde vrijwilligers – werden uitgestuurd en voerden de talloze aparte projecten uit. Maar deze benadering werkte niet altijd. Eenmaal de deskundigen weer huiswaarts trokken, werd het proper schooltje niet meer gebruikt. De keurige waterput raakte kapot en werd nooit hersteld. Waarom? Onder meer omdat niemand zich verantwoordelijk voelde voor het project en omdat men niet voorzien had wie de lonen zou betalen van de leraren nadat het project was beëindigd. HET ZUIDEN AAN HET STUUR Geleidelijk groeide het besef dat ontwikkelingsamenwerking betere resultaten boekt als de mensen in het Zuiden hun eigen ontwikkeling in handen
16 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
nemen. Zijzelf dienen de projecten uit te voeren en te voorzien hoe ze zullen voortdoen als de geldkraan toegaat. Er kwam immers stilaan voldoende expertise voorhanden ter plaatse. Vandaar dat onze ngo’s steeds minder mensen naar het Zuiden sturen. Het werk wordt uitgevoerd door plaatselijke mensen. Ngo’s geven alleen geld - in die mate dat de lokale ngo’s financieel niet al te afhankelijk worden - en delen hun expertise. Vandaag heeft het Zuiden geen nood meer aan onervaren vrijwilligers, het wil specialisten in branches waar er nog lacunes zijn. Ook in geval van rampen leveren onze ngo’s nog broodnodige diensten: noodhulp en heropbouw. WEGEN OP BELEID IN NOORD EN ZUID De ngo’s doen dus stilaan minder aan dienstverlening. De diensten die ze in de ontwikkelingslanden leveren - onderwijs, ziekenzorg… - vullen er immers de gebrekkige dienstverlening door de staat aan. Tegenwoordig wil de gouvernementele samenwerking – hulp van staat tot staat – precies de staat (en zijn ministeries) steunen om zelf voor een brede openbare dienstverlening in te staan. In deze visie speelt de civiele samenleving een onmisbare rol bij de democratische werking van de staat.
RUBRIQUE THEMATISCHE FICHE
NGO'S
VERHOUDING MET DE OVERHEID VRIJWILLIGERSSTATUUT Ngo’s zijn ontstaan als een privé-initiatief, los van de staat. Bijna altijd hebben ze het statuut van vzw, vereniging zonder winstoogmerk. Het motief was vaak mededogen of verontwaardiging. Ze steunden op een achterban van geëngageerde leden die actief meewerkten en geld inzamelden. Algauw begreep de Belgische regering – die zelf nog haar ontwikkelingssamenwerking moest uitvinden – dat ngo’s waardevol werk leverden. Daarom konden de vrijwilligers, werkzaam in een ontwikkelingsland, vanaf 1964 genieten van de sociale zekerheid. MEDEFINANCIERING Maar de meerwaarde van ngo’s gaat verder. Beter dan overheden hebben ze voeling met de minstbedeelden: ze kennen hun noden en weten hen te bereiken. Ze zijn sterk in mensen aanleren op te komen voor hun rechten. Bovendien zijn ze vrij neutraal. Ze kunnen aan de slag blijven in een ontwikkelingsland, ook als er onenigheid is tussen de regering van dat land en België, zoals in Zaïre tijdens de jaren 90. Daarom besliste België in 1976 – in navolging van Europa – dat ngo’s recht hebben op medefinanciering. Sindsdien ontvangen ngo’s een aanzienlijke tussenkomst van de Belgische overheid (zie kader). Dat gaf hen meer slagkracht. Ze werden immers minder afhankelijk van onzekere fondsenwerving.
DE DILEMMA’S De geschetste evolutie heeft tot dilemma’s geleid.
VERVREEMDING VAN DE ACHTERBAN Mensen zien graag concrete resultaten: een school, ziekenhuis of waterput. Maar ngo’s leggen zich steeds meer toe op beleidsbewaking en beleidsbeïnvloeding. Dat kunnen ze moeilijker aan hun publiek verkopen. Bovendien worden ngo’s meer en meer beheerd als kleine bedrijven. De mensen die er werken zijn meer technisch ingesteld, en minder militant dan in de begintijd. Daardoor vervreemden ngo’s geleidelijk van hun achterban. Behalve wat fondsenwerving hebben vrijwilligers weinig om handen. Geleidelijk komen er ‘schenkers’ voor in de plaats die met moderne marketing
worden aangetrokken. Via nieuwsbrieven onderhoudt de ngo een eerder onpersoonlijke relatie met hen. Zo horen de schenkers over de activiteiten en worden ze aangemoedigd te blijven schenken. En dat heeft gevolgen. 1. 4de pijler De ‘sociaal bewogen basis’ voelt zich wat verweesd. Ze doet liever iets concreet: face to face, creatief, leuk. Daarom ontstaan steeds meer privé-initiatieven, de zogenaamde vierde pijler. Alleen al in Vlaanderen zijn er meer dan 1.100 (www.4depijler. be), in Franstalig België gebruikt men de term IPSI (Initiatives Populaires de Solidarité Internationale). Mensen reizen meer en via internet en facebook ligt de wereld letterlijk voor hen open. Zo komen ze persoonlijk in contact met het Zuiden. Ze bouwen een school, of sturen geneesmiddelen of muziekinstrumenten. Dat betekent dus opnieuw een werking met kleine, aparte projecten, een benadering waarvan vele ngo’s zijn afgestapt. Toch heeft de 4de pijler zijn nut. Ze hebben een nauw betrokken achterban waar mensen hun solidariteit actief kunnen invullen.
De ngo's moeten manieren vinden om de nauwe band met hun achterban te behouden.
© Vredeseilanden
De ngo’s van bij ons versterken daartoe het weefsel van de civiele samenleving in het Zuiden: plaatselijke ngo’s, boerencoöperatieven en dergelijke. Zij moeten immers hun belangrijke rol van waakhond (beleidsbewaker) en pleitbezorger (beleidsbeïnvloeder) opnemen, opdat ze de rechten van de zwakken kunnen verdedigen bij hun eigen overheid. In het Noorden wegen de ngo’s vooral op het beleid van hún overheid. Onder meer om de coherentie met andere beleidsdomeinen zoals handel, milieu en energie aan te kaarten.
Plaatselijke ngo's voeren meer en meer het werk uit op het terrein.
DEFINITIES Een strakke definitie is niet mogelijk, we doen een poging.
Civiele samenleving De civiele samenleving omvat alle organisaties waarin mensen zich verenigen om een gemeenschappelijk belang na te streven in de samenleving, en dit onafhankelijk van de staat en zonder winstgevende doeleinden. Daartoe behoren niet alleen de meer klassieke niet-gouvernementele organisaties, maar ook vakbonden, godsdienstige, sociale en culturele verenigingen, beroepsverenigingen, politieke groeperingen…
Niet-gouvernementele organisatie Een private organisatie – ontstaan op vrijwillige basis, onafhankelijk van de staat en zonder winstgevende doeleinden – die opkomt voor het welzijn van bepaalde bevolkingsgroepen of de samenleving in zijn geheel. De motivatie is vaak de verontwaardiging over onrecht.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 17
THEMATISCHE FICHE
NGO'S
2. Transparantie Het blinde vertrouwen in ngo’s is weg. Ze mogen dan al professionaliseren, blijft er toch niet te veel geld aan hun eigen werking kleven? Om het vertrouwen te behouden, geven de ngo’s vandaag hun cijfers bloot op www.ngo-openboek.be. Een goede verhouding met het publiek is essentieel omdat ngo’s afhankelijk zijn van schenkingen door dat publiek. 3. Verankering in de samenleving Onze ngo’s dreigen hun sleuteleigenschap te verliezen: de diepe verankering in de samenleving, de voeling met de noden. Precies daardoor zijn ze een aantrekkelijke bondgenoot voor de overheid. De ngo’s zullen dus manieren moeten vinden om de nauwe band met de achterban te behouden. En net hetzelfde geldt voor ngo’s in het Zuiden.
Met vallen en opstaan zien we overheden en ngo's uitgroeien tot solidaire partners met eenzelfde doel.
ONAFHANKELIJKHEID VAN DE OVERHEID Het is de taak van ngo’s om kritisch te staan tegenover hun overheid. Toch ontvangen ze aanzienlijke sommen geld van die overheid. Kunnen ze hun onafhankelijkheid bewaren? Dat dilemma kwam sterk op de voorgrond met de Verklaring van Parijs in 2005. Dat is een overeenkomst, vooral tussen regeringen, om de hulp doeltreffender te maken. Kernpunt is dat de ontwikkelingslanden zelf hun ontwikkeling in handen nemen. De rijke landen moeten het aantal partnerlanden beperken en zich meer specialiseren. En de ontelbare ontwikkelingsorganisaties die nog te veel hun eigen ding doen, moeten veel meer samenwerken.
DE ROLLEN VAN DE CIVIELE SAMENLEVING Waakhond Beleid bewaken, beleid beïnvloeden en belangen verdedigen.
Bewustmaking Burgers organiseren, sensibiliseren en leren opkomen voor hun rechten.
Dienstverlening Diensten verlenen (onderwijs, gezondheidszorg…) als aanvulling op of ter vervanging van de staat.
het de kerntaak van de overheid een degelijk beleid uit te stippelen en via subsidiëring de samenleving te sturen. Zijn beide te verzoenen? De Belgische overheid heeft altijd de onafhankelijkheid van de ngo’s erkend. Ze streeft er wel naar de kwaliteit van hun werking te verhogen (‘professionalisering’). Met de Verklaring van Parijs kwamen er vereisten bij. Uiteindelijk hebben de ngo’s in 2009 aanvaard om zich meer te specialiseren in een beperkt aantal domeinen en landen. De activiteiten worden meer afgestemd op de specifieke noden van elk land, met meer samenwerking tussen de verschillende spelers op het terrein. In ruil beloofde de overheid zich te in te zetten voor de coherentie van haar beleid. Ze zal ook de ngo’s administratief minder belasten (minder rapporten schrijven, minder controle en meer evaluatie). De ngo’s worden nauwer betrokken bij het beleid. Er is regelmatig overleg en ngo’s nemen voortaan deel aan de besprekingen van de gouvernementele samenwerking met de partnerlanden. Het blijft hoe dan ook moeilijk een evenwicht te vinden tussen onafhankelijkheid en sturing van overheidswege. Maar met vallen en opstaan zien we overheden en ngo’s uitgroeien tot solidaire partners met eenzelfde doel: ontwikkelingssamenwerking doeltreffender maken voor een rechtvaardiger wereld. CHRIS SIMOENS
ONLINE www.dg-d.be > partners > erkende ngo’s
© Béatrice Petit
www.acodev.be (Federatie van Franstalige ontwikkelingsngo’s) www.ngo-federatie.be (Federatie van Nederlandstalige ontwikkelingsngo’s) www.cncd.be (Franstalige koepel van ontwikkelingsngo’s) www.11.be (Nederlandstalige koepel van ontwikkelingsngo’s)
Niemand is tegen doeltreffende hulp. Maar ngo’s hebben altijd van hun initiatiefrecht genoten. Ze konden vrij kiezen waar ze werken, wat ze doen. Anderzijds is
18 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
www.concordeurope.org (Europese federatie van ontwikkelingsngo’s) www.csonet.org (Ngo’s erkend als adviesverlener van de VN)
© Francesco Zizola
FOTOREPORTAGE RUBRIQUE
Toekomst voor de
Hoorn van Afrika
A
frika bestaat voor bijna de helft uit droge gebieden, waar de meerderheid van de bevolking van de veeteelt leeft. Zo trekken nomadische veehouders in de Hoorn van Afrika rond met hun kuddes op zoek naar water en grasland. Maar de klimaatverandering bedreigt hun levensstijl. De Belgische ngo Dierenartsen Zonder Grenzen zoekt met hen naar duurzame oplossingen om hun weerbaarheid tegen de klimaatgrillen te vergroten. JOSTI GADEYNE
In het uitgestrekte Keniaanse Turkanagebied werken weinig dierenartsen. Daarom leidt Dierenartsen Zonder Grenzen lokale veehouders op tot dierenverzorgers. Zij staan in voor de gezondheid van het vee van hun gemeenschap. Ze nemen deel aan vroegtijdige waarschuwingssytemen en grootschalige vaccinatiecampagnes bij epidemieeën en droogtes.
© Roger Job
www.dierenartsenzondergrenzen.be
Water is van essentieel belang voor de veehoudersfamilies en hun dieren, maar het is een schaars goed tijdens droogtes. Met de steun van Dierenartsen Zonder Grenzen leggen de Turkana in Nakukulas een waterreservoir aan. Tijdens het regenseizoen vult het spaarbekken zich, zodat het water langer beschikbaar blijft voor consumptie tijdens het droogteseizoen.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 19
© Cédric Gerbehaye
RUBRIQUE
© Roger Job
Grasland en water zijn schaars tijdens droogtes en vaak bron van conflict. Veeroven zijn geen uitzondering. De Dinkaveehouders in Zuid-Soedan bewaken dan ook voortdurend hun kuddes, gewapend met een kalashnikov. Dierenartsen Zonder Grenzen moedigt rivaliserende clans aan om afspraken te maken over de gebieden waar hun kuddes grazen en drinken.
Aan het begin van een grote droogte in Turkana roept Dierenartsen Zonder Grenzen de veehouders op om een deel van hun vee te verkopen, de marktprijs ligt dan nog hoog. Als de droogte zo ernstig wordt dat velen hun hele kudde dreigen te verliezen, koopt de ngo de verzwakte dieren op, betaalt de dorpelingen om het vlees te verwerken en deelt het vervolgens uit aan de meest kwetsbare families.
20 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
© Ro Roger ge er Job
RUBRIQUE
© Roger Job
Tijdens droogtes overleven de Turkana op melk en bloed van hun dieren. Maar hun vee verzwakt door honger, dorst en lange tochten op zoek naar water en grasland. Ze produceren nog maar minder dan één liter melk per dag. Door tijdig granen op te slaan in veevoederbanken en de toegang tot dierengezondheidszorg en water te verbeteren, kunnen de veehouders drie keer meer melk produceren.
Nomadische veeteelt is de enige duurzame en economische manier om aride gebieden te exploiteren. Gecontroleerde begrazing door kuddes draagt bij tot de biodiversiteit door het omploegen van aarde, verspreiden van zaden en mest en opslaan van koolstof. Veehouders die rondtrekken met hun kuddes in West-Afrika en de Hoorn van Afrika zijn cruciaal in de stijd tegen de klimaatverandering.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 21
“De civiele samenleving is essentieel voor een democratie” Luc Cortebeeck, voormalig voorzitter van het Algemeen Christelijk Vakverbond, legt zich vandaag toe op internationale taken. Een ideaal moment om hem uit te horen over de rol van de vakbonden en de civiele samenleving in het Zuiden.
Hoe is het eigenlijk gesteld met de vakbonden in de ontwikkelingslanden? Zijn er regionale verschillen? Afrika ligt heel moeilijk. Ze hebben er weliswaar het recht om organisaties te stichten, maar er zijn te veel vakbondjes. Bij het minste conflict scheurt er een groepje af. In DR Congo zijn er een paar goede vakbonden die iets betekenen in de ondernemingen. Zo zijn er sociale verkiezingen geweest. Ook bij de nationale overheid hebben ze contacten, maar de ministers wisselen te snel om echt van sociaal overleg te kunnen spreken. Vakbewegingen willen wel te gemakkelijk een politieke rol spelen, bijvoorbeeld de oppositie in Zimbabwe. Zelf ben ik voorstander van een vakbeweging die onafhankelijk is van de politiek, anders werkt het niet.
22 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
Latijns-Amerika vertoont grote verschillen van land tot land. In Colombia en Guatemala worden nog steeds vakbondsleiders vermoord. In Guatemala is er een ‘free export zone’ voor Koreanen. Daar is niet de minste regelgeving. Als er binnen een bedrijf een vakbeweging ontstaat, kan de directie de werknemers simpelweg ontslaan om vervolgens andere mensen aan te werven. Ook in Peru is het moeilijk werken. De Indiaanse bevolking leeft er sterk in de verdrukking. Brazilië doet het veel beter, ex-president Lula kwam immers uit de vakbeweging. We moeten er wel op toezien dat de vakbonden zelf niet corrupt worden, zo niet verliezen ze alle geloofwaardigheid. In Azië geeft China een vrij positief beeld. De vakbeweging is er weliswaar politiek gebonden – ze maakt deel uit van de partij – maar er is stakingsrecht en ruimte om te onderhandelen. Ondernemers stellen al vast dat de lonen er stijgen, en de Chinese vakbeweging zetelt in de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Er is grote vraag naar technische ondersteuning en vorming, © ACV / CSC
Ontwikkelingsngo’s leggen zich meer en meer toe op hun functie van waakhond, pleitbezorger en bewustmaker. In welke mate verschilt hun aanpak met die van de vakbonden? Ieder heeft zijn eigen invalshoeken. Vakbonden willen de mensen vooral waardig werk leveren met een leefbaar loon. Ze leren mensen ook opkomen voor hun rechten als werknemer. En dat maakt wel degelijk een verschil. Als vakbonden er in DR Congo in slagen om het minimuminkomen te laten stijgen met 1 dollar, dan is dat voor velen erg betekenisvol. Doordat we als Internationaal Vakverbond gehoord worden door de G20, slagen we erin sociale thema’s op de agenda te zetten. Maar om werkelijk dingen te realiseren, moeten de vakbonden voldoende sterk staan. Het Internationaal Vakverbond steunt hen daarin.
Nadat hij in 2011 de voorzittershamer van het ACV heeft doorgegeven, vervult Luc Cortebeeck vandaag de onbezoldigde taken van ondervoorzitter van het Internationale Vakverbond, voorzitter van de werknemersgroep in de Internationale Arbeidersorganisatie (ILO) en voorzitter van de ngo Wereldsolidariteit.
onder meer voor de opbouw van de sociale zekerheid. Het valt op dat China zich vooral laat inspireren door ons Rijnlandmodel, niet door het Angelsaksische model. Maar het regime kan altijd keren. India ligt moeilijk, met veel regionale verschillen. Toch bereiken de Indische bewegingen resultaten. Zo hebben acties rond thuisarbeid (via de beweging rond Jeanne Devos) geleid tot een internationale conventie voor thuisarbeid in juni 2011. In Cambodja, de Filippijnen en Thailand is vakbondswerk lastig. Maar Indonesië heeft dan weer een zeer sterke vakbeweging, met bekwame, jonge mensen. De civiele samenleving krijgt op internationale fora steeds meer erkenning voor haar rol in het ontwikkelingsproces. Vindt u dat die erkenning ook in de praktijk gedragen wordt? Ik heb er een dubbel gevoel bij. Ja, de erkenning van de civiele samenleving komt regelmatig aan bod. We worden gehoord door de G20 en internationale instellingen zoals Wereldbank, IMF, OESO en de Wereldhandelsorganisatie. Maar het verontrust me dat in Europa, de bakermat van de vakbeweging, het de andere richting uitgaat. Men kondigt een ‘economisch bestuur’ af met technocraten, heft collectieve arbeidsovereenkomsten op… Kijk maar naar Griekenland, Roemenië, Hongarije. Voorzitter Draghi van de Europese Centrale Bank beweert dat het Europees sociaal model verleden tijd is. Maar dat is een ontkenning van de geschiedenis, en van een wezenskenmerk van de EU! De civiele samenleving ligt aan de basis van onze democratie, ze heeft gezorgd voor een evenwicht tussen het kapitalistische en sociale stelsel. Haar opbouwende en kritische rol is essentieel voor een politieke democratie. Als het middenveld niet
© ACV / CSC
CIVIELE SAMENLEVING
meer erkend wordt, zal er meer ongenoegen ontstaan, dat zich kan uiten in rechts stemgedrag.
In ontwikkelingslanden moet je soms tevreden zijn met kleine stapjes. Zo was het niet doenbaar om de Conventie op het verbod op kinderarbeid in die landen te laten toeEr wordt niet altijd geluisterd naar passen. Veel mensen zijn er zo arm, dat ze VN-instellingen als FAO en UNEP. niet anders kunnen dan hun kinderen te laten werken. Maar een conventie op het IMF en Wereldbank hebben meer bannen van de ergste vormen van kinderarinvloed. Hoe zit dat met ILO? beid konden we wel realiseren. Dat was een Journalisten werpen graag op dat ILO een eerste stap. Het komt er nu op aan de mentijger zonder tanden is. Maar ILO heeft sen te leren inzien dat wel degelijk impact. het belangrijk is – ook Zo heeft ze tal van conHet is niet goed voor hun eigen toekomst venties gerealiseerd dat de ontwikke– dat hun kinderen naar die de lidstaten vervolgens omzetten in eigen lingssamenwerking school gaan. wetgeving: vrijheid van zich te vroeg terug- In de nabije toevereniging, vrijheid van onderhandelen, vertrekt uit de midden- komst zullen de bod op kinderarbeid, meeste armen in inkomenslanden. bestrijding van discrimiddeninkomensminatie… Alle aspecten van het arbeidslelanden leven. De kloof met de rijken ven komen aan bod. Uniek aan ILO is dat blijft er groot. Welke rol hebben de er 3 groepen bijeenkomen: regeringen, vakbonden daar? werkgevers en werknemers. In de middeninkomenslanden is er te weinig aandacht voor de sociale beweging. Neem Brazilië, een rijk land, maar met nog Wat bereikt ILO in steeds een grote kloof tussen rijk en arm, ontwikkelingslanden? ook al werkt men eraan. Het is zeker niet Haar impact uit zich vooral via de controles goed dat de ontwikkelingssamenwerking in de lidstaten. Elk jaar bekijkt ILO in 25 lidzich te vroeg terugtrekt uit die landen. Juist staten of de regelgeving toegepast wordt. daar zijn bewegingen nodig om een goede In Myanmar was ILO lange tijd de enige spreiding van de rijkdom te bereiken! internationale instelling die het land binnen mocht. Ook Colombia hebben we twee keer bezocht, we ontmoetten er ook de president. Door de financiële crisis neemt Na de controles sturen de landen vaak hun het pessimisme van jongeren toe. beleid bij, onder begeleiding van ILO. Maar de indignados en occupyers
zijn niet te vinden voor vakbonden. Hoe kunnen de vakbonden op het ongenoegen inspelen? Ik ben zelf een 68er. De grote protestbeweging van toen richtte zich ook tegen de vakbonden. Dat is normaal. Immers, een dergelijk protest ontstaat uit de buik, men is tegen elke vorm van organisatie. Maar als je als civiele samenleving impact wil hebben, is een organisatie nodig. Ofwel blijf je aan de kant en bereik je niets. Ofwel sluit je je ergens bij aan - zoals ik bij het ACV - en heb je wel impact. Natuurlijk moeten we het ongenoegen in de samenleving een plaats geven. We moeten toenadering zoeken tot de indignados, hun buikgevoel formuleren. De jaarlijkse ILO-conferentie is een goede gelegenheid daarvoor. In juni zullen we ons buigen over de jongerenwerkloosheid, een zwaar probleem. Zo zijn er nog zaken die vanuit ‘het buikgevoel’ ontstaan zijn en later overgenomen door de vakbonden: kinderrechten, thuisarbeid… CHRIS SIMOENS
BELGIË STEUNT VAKBONDSWERK De Belgische Ontwikkelingssamenwerking geeft jaarlijks 2,9 miljoen euro aan Belgische vakbonden: het socialistische ABVV, het christelijke ACV en het liberale ACLVB. Daarmee ondersteunen ze vooral vakbonden in ontwikkelingslanden. ILO krijgt jaarlijks ongeveer 1,3 miljoen euro Belgische steun.
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 23
De nasleep van de
ARABISCHE LENTE 2011 zal de geschiedenis ingaan als jaar van politieke omwentelingen in de Arabische wereld. De democratie is er nog broos: de uitdagingen zijn talrijk, maar ook de mogelijkheden. De internationale gemeenschap heeft zich ertoe verbonden de prille democratieën en grondwettelijke hervormingen te steunen.
Eisen en vragen… Naast het vertrek van het autoritaire regime en het instellen van een democratie eisen de manifestanten de eerlijke verdeling van middelen als waarborg voor betere levensomstandigheden, werk
24 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
© dndf.org
Als een lopend vuurtje We schrijven december 2010, opstanden in de stad Sidi Bouzid geven de aanzet tot de Tunesische revolutie en de val van het regime van Ben Ali. In het geding: een jonge bevolking die gebukt gaat onder werkloosheid, een onhoudbaar ‘duur leven’, een dictatoriale en corrupte overheid die geen ruimte laat voor eisen… Andere volkeren nemen de inmiddels beroemde slogan over “Dégage !” (Ga weg!), het symbool van deze opstanden. In Egypte leidt de revolutie tot het vertrek van Hosni Moebarak en een democratische overgang, terwijl ze in Libië uitdraait op een burgeroorlog. De opstandelingen zullen er uiteindelijk winnen tegen de regimegetrouwe strijdkrachten van Muammar Kadhafi. In Bahrein en Yemen beginnen de dictatoren te wankelen, maar ze komen niet ten val, en in Syrië heeft de repressie door het regime van Bashar al-Assad al duizenden slachtoffers gemaakt. In Marokko komt het niet tot een revolutie, maar stelt de koning een verregaande grondwettelijke hervorming voor. Maar zelfs daar waar geen regimes ten val komen, groeit bij de bevolking in de Arabische landen en hun civiele samenleving het bewustzijn dat ze politiek sterk staan. De dictatoren hebben onder ogen moeten zien dat ze niet oneindig aan de macht kunnen blijven als ze geen rekening houden met de eisen van de bevolking.
en waardigheid. In de landen die zich van hun dictator hebben bevrijd, moet alles worden opgebouwd. Het wegvallen van het patrimonialisme laat een gigantische leemte achter. Er mag dan hoop zijn op een meer democratische en egalitaire maatschappij, de weg naar een rechtsstaat is nog lang en er zijn tal van uitdagingen en noden. Denk maar aan politieke instellingen, de hervorming van een economie in crisis waarin het leven voor de bevolking ‘onhoudbaar duur’ is, de status van de vrouw, corruptie en veiligheid (door de burgeroorlog zijn er tal van wapens in omloop). De militairen in Egypte, die ervan worden beschuldigd dat ze het repressieve systeem van president Moubarak in stand houden, het gebrek aan verscheidenheid van democratische partijen – die decennialang
door de dictatoriale regimes in de kiem werden gesmoord -, en de zwakke positie van het parlement tonen een voor een aan dat democratie enkel tot stand kan komen dankzij volgehouden inspanningen.
…en antwoorden? De revoluties hebben zodanig veel verwachtingen en twijfels gewekt dat de internationale gemeenschap een nieuw standpunt moet innemen. Het nabijgelegen Europa voelt het meest de gevolgen voor veiligheid, migratie en economie. Voor Europa is de stabiliteit in de regio dan ook essentieel. Vandaar zijn grote zorg om het democratiseringsproces te ondersteunen. Kort na de revoluties verleende de internationale gemeenschap noodhulp. België schonk humanitaire hulp: om Libische
CIVIELE SAMENLEVING
ENKELE INTERNATIONALE PROJECTEN : Corruptiebestrijding en integriteit in de Arabische landen :
Internationaal programma voor de ontwikkeling van de communicatie (PIDC)
• Uitvoerder: UNDP. Belgische bijdrage: 1.000.000 euro.
• Uitvoerder: UNESCO. Belgische bijdrage: 130.000 euro.
• Doel: Goed bestuur bevorderen en een gunstig economisch klimaat scheppen.
• Doel: Het medialandschap analyseren en voorstellen formuleren voor nieuwe ontwikkelingen.
• Waar? Algerije, Marokko, Tunesië, Palestijnse Gebieden, Egypte, Libanon, Irak, Djibouti, Yemen, Qatar.
• Waar? Tunesië en Egypte.
Seizing the opportunity for transformal change in the Arab states • Uitvoerder: UNDP. Belgische bijdrage: 8.700.000 euro. • Doel: Alle fasen van het democratische proces ondersteunen: verkiezingen, grondwet opstellen, parlementen samenstellen, partijen vormen, veiligheidssysteem hervormen, participatie van vrouwen en kansarme gemeenschappen in het democratische proces. Het programma beoogt steun aan de grondwetgevende vergadering (2.800.000 euro) en aan de veiligheid (1.400.000 euro) in Tunesië, steun aan de verkiezingen in Egypte (750.000 euro), enz.
Voter education in Tunesia • Uitvoerder: ERIS (Election Reform International). Belgische bijdrage: 153.000 euro. • Doel: Vorming over de beginselen van democratie in de samenleving en over het participatief proces. • Waar? Tunesië.
vluchtelingen te beschermen, te verzorgen en te repatriëren, en voor hen vluchtelingenkampen in te richten (ongeveer 2,7 miljoen euro via het ICRK, UNHCR en ECHO). In een tweede fase levert België een bijdrage aan een meer structurele en duurzame ondersteuning van de democratische overgang, en dit in het kader van acties bepaald door de Europese Unie waartoe de lidstaten zich hebben verbonden in een Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart. België werkt regionaal en houdt rekening met de specifieke situatie van elk land. Er zijn twee sporen: de bilaterale programma’s die reeds zijn opgesteld en waar nodig worden herbesproken, en de regionale programma’s van internationale organisaties zoals UNDP. Bedoeling is de grondvesten van de democratie te versterken: meer partijen en media, sterke en onafhankelijke instellingen, vakverenigingen, een opgeleide en sterke civiele samenleving, enz.
Voor een rechtsstaat: internationale programma’s De val van het patrimonialisme (de belangrijke invloed van de familie Trabelsi in de Tunesische zakenwereld is bekend) en van corrupte regimes is een uitgelezen gelegenheid om corruptie te bestrijden en een rechtsstaat op te bouwen. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking verleent daarvoor steun aan het Anticorruptieprogramma van UNDP. “Het is de bedoeling de overgang naar een echte parlementaire pluralistische democratie aan te moedigen.”, onderstreept François Bontemps, die ermee belast is de dimensie
van de Arabische lente in het Belgisch ontwikkelingsbeleid te integreren. Hij zei dit naar aanleiding van de voorstelling van het UNDP-programma Seizing the opportunity for transformal change in the Arab states (zie kader) dat erop gericht is steun te verlenen voor alle fasen van het democratiseringsproces: gaande van de vorming van partijen en de organisatie van verkiezingen tot het doen functioneren van een parlement, steun aan de civiele samenleving en de hervorming van het veiligheidssysteem dat meer rekening houdt met de rechten van de mens – dit in het licht van de situatie in Egypte waar het leger nog steeds veel macht heeft en niet altijd ten dienste van de bevolking staat. Om een sterke democratie met de nodige waarborgen uit te bouwen, onderzoekt UNESCO mogelijkheden om de media in Tunesië en Egypte te ontwikkelen. In december 2011 werd ook een partnerschap over de sociale dialoog tot stand gebracht tussen het Internationaal Arbeidsbureau (IAB), België en de Maghreb-landen (Tunesië, Marokko, Algerije).
Een sterkere civiele samenleving “De Belgische Ontwikkelingssamenwerking moet het hoofd koel houden. De Arabische lente is een nieuw belangrijk gegeven waarmee rekening moet worden gehouden, maar we kunnen niet al onze programma’s, sectoren en budgetten omgooien. De omwentelingen zijn een goede gelegenheid om de ‘invalshoek te verruimen’: daarom werd beslist bepaalde bilaterale programma’s in het licht van de Arabische revoluties te herijken.” De democratische overgang was al vóór de Arabische revoluties een aandachtspunt in
© blog.lemonde
• Waar? Arabische landen.
de programma’s voor de Belgische partnerlanden in deze regio: Marokko, Algerije en de Palestijnse Gebieden. De gebeurtenissen hebben aangetoond hoe de civiele samenleving zich kan organiseren in een revolutionaire situatie. “België voelde de noodzaak om de relevantie van de regering en die van de civiele samenleving meer af te wegen. De initiatieven rijzen als paddenstoelen uit de grond. In deze landen zijn er dan ook veel vragen over de sociale dialoog, waaronder de vakbondsdialoog.” In Marokko bijvoorbeeld heeft de nieuwe revolutionaire wind in de regio een nieuw elan gegeven aan de organisaties die voor mensenrechten ijveren, en de basis gelegd voor verregaande wijzigingen van de grondwet. België besliste dan ook haar programma’s bij te schaven. Sinds de grensverleggende hervorming van de Moudawana (het Familierecht) waarbij Marokkaanse vrouwen nieuwe rechten worden toegekend (echtscheiding, verbod op huwelijken van minderjarigen of op gedwongen huwelijken, polygamie, enz.) heeft België zijn samenwerking bijgestuurd en in het bijzonder ngo’s voor kinderrechten en vrouwenrechten (zie p. 26) gefinancierd. In de nasleep van de Arabische lente werd eind 2011 beslist ook ngo’s die voor mensenrechten ijveren te financieren. ELISE PIRSOUL
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 25
Dans D a nsnasleep lle es sillage illagevan d du u de De PRINTEMPS P R I N T E M P S ARABISCHE A
ARABE A R ABE LENTE
NGO’S IN HET ZUIDEN
WORDEN STERKER © Oujda Ain Ghazal
De civiele maatschappij in het Zuiden worden sterker Straattoneel op een pleintje in Oujda, een middelgrote stad in het noordoosten van Marokko. Twee mannen, één verkleed als sultan, de ander als zijn vrouw, lokken heel wat bekijks. Verwijten vliegen heen en weer, tot de maat vol is voor de sultan: “Ik verstoot je hoe dan ook!”, klinkt het plots. Maar de vrouw is niet van de kook: “Mij verstoten?”, roept ze schril. "Het is gedaan met je dromen van weleer, om te trouwen en te scheiden wanneer het je uitkomt. Want nu hebben we de Moudawana, en wordt het recht van de vrouw gerespecteerd. Jouw stinkschoenen gaan we netjes onder ons verdelen, jij een schoen en ik de andere.”
Magische djinn Het fragment komt uit een bewustmakingsfilm van de Marokkaanse organisatie Oujda Ain Ghazal, die sinds 2000 ijvert voor meer rechten voor de Marokkaanse vrouw. De Moudawana is geen magische djinn, maar de nieuwe Marokkaanse familiewetgeving. De oude familiewetgeving was gebaseerd op het islamitisch of shari’a recht. Omwille daarvan werd ze zeer lang als onaantastbaar bestempeld. Ze leidde tot ongelijkheden en wantoestanden als verstoting, gedwongen huwelijken, voogdijschap, polygamie,… Vanaf de jaren 1970 kwam tegen deze toestand meer en meer verzet vanuit lokale vrouwenbewegingen die zich almaar beter organiseerden, tot uiteindelijk het maatschappelijk debat over de positie van de vrouw helemaal losbarstte. Na een aantal halfslachtige hervormingen was het uiteindelijk Koning Mohamed VI die in 2004 de traditionele Marokkaanse familiewetgeving fundamenteel wijzigde, door gelijke rechten en plichten van man en vrouw binnen het gezin als kernprincipe van het nieuwe familierecht, de Moudawana, op te leggen.
Arabische lente voor de Marokkaanse civiele maatschappij Tot daar de wetgeving. De toepassing - die vaak ook geldt voor Marokkanen die in het buitenland verblijven - blijkt immers weerbarstig, omdat een brede maatschappelijke mentaliteitswijziging haar voorlopig nog in de weg staat. Analfabetisme, gebrek aan vorming en weerstand bij een deel van de
26 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
tegen armoede en uitsluiting, het behoud van het leefmilieu, het versterken van de vrouwen- en kinderrechten. Waar onze steun zich tot voor kort beperkte tot deze laatste categorie, kunnen sinds de Arabische lente van vorig jaar alle mensenrechtenorganisaties in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. De nieuwe Marokkaanse Grondwet van 2011 heeft trouwens de gelijkheid tussen man en vrouw en de rol van de civiele maatschappij en haar organisaties uitdrukkelijk erkend, in het bijzonder bij de uitwerking, de toepassing en opvolging van beslissingen en projecten van de overheid.”
Rechtstreekse steun bevolking evenals binnen het gerechtelijk apparaat zijn daarbij de grootste hinderpalen. Net als bij de modernisering van de wet zelf, heeft de civiele maatschappij ook bij de bewustmaking en voorlichting een kapitale rol te spelen. Oujda Ain Ghazal doet dat door onder meer films, liedjes en flyers onder het publiek te verspreiden, maar biedt ook onderdak aan vrouwen die het slachtoffer zijn van huiselijke misstanden. Ze wordt in haar campagnes rechtstreeks gefinancierd door de Belgische ambassade in Marokko, net als 10 andere organisaties die ijveren voor de mensenrechten. “Deze steun is ingegeven door de cruciale rol die plaatselijke organisaties uit de civiele maatschappij vervullen bij de diepgaande veranderingen die het land momenteel kenmerken”, aldus Mourad Guidiri van de Belgische ambassade in Marokko. “Hun acties kaderen binnen de nationale inspanningen
De Belgische ontwikkelingssamenwerking versterkt niet alleen in Marokko de plaatselijke civiele maatschappij. Ook in haar andere partnerlanden worden lokale organisaties binnen het algemene samenwerkingsprogramma rechtstreeks ondersteund. Daar zijn meerdere goede redenen voor. Heel wat ngo’s in het Zuiden zijn voldoende professioneel bezig om op eigen houtje hun projecten te realiseren, en doordat de dynamiek volledig lokaal is, zijn ze er zelf helemaal eigenaar van. De extra middelen kunnen hun actieradius en capaciteit vergroten, en hun afhankelijkheid van bepaalde bronnen verminderen. Zo kunnen ze ten volle hun statuut van pijler in de democratie vervullen, en stevig gaan wegen op een beleid dat ontwikkeling en gelijke rechten voor iedereen voorstaat. REINOUT VAN VAERENBERGH
OP STAP MET
Heel Afrika
OP CURSUS Elk jaar geef ik in Kinshasa, de hoofdstad van DR Congo, een cursus beheer tropische fauna. Het is een buitengewone academische ervaring om voor gemotiveerde studenten uit heel Afrika les te mogen geven Een school met internationaal aanzien Het betreft een leerstoel in ERAIFT, een internationale school die specialisatiecursussen in landbouw- en bosbeheer geeft voor postgraduaatstudenten. De school werd, met de steun van België, opgericht door UNESCO en krijgt ondersteuning van de Europese Unie en de Franse Gemeenschap. Ze heeft een originele onderwijsbenadering in die zin dat de helft van de docenten uit Europa komt en de helft uit Afrika. Ze bevindt zich bovendien op de campus van de Universiteit van Kinshasa, in een academische omgeving dus.
Praktijkgericht en hoogdringend onderwijs Het beheer van de grote fauna impliceert ook het beheer van beschermde gebieden. De laatste kolonies olifanten, gorilla’s, chimpansees, leeuwen en andere grotere
diersoorten leven voornamelijk in Afrikaanse landen. Heel wat van deze diersoorten zijn met uitsterven bedreigd, wat meteen het belang en de hoogdringendheid van een goede opleiding voor beheerders aantoont. Maar de opleiding gaat niet alleen over ecologie. Bij het beheer van beschermde gebieden kan je de lokale bevolking niet over het hoofd zien. Ook zij vervult een rol in de bescherming van de resterende natuurgebieden.
Guitige terreinbezoeken Wij doen zoveel mogelijk veldwerk, wat, gelet op de staat van het wegennet in DR Congo, meestal geen sinecure is! De eindejaarsstudenten bezochten onder andere Lola Ya Bonobo, een reservaat voor bonobo’s die uit de handen van stropers zijn gered. Ik probeer de studenten kritisch te leren kijken naar de functie van
reservaten in de totale instandhoudingsstrategie. Geen gemakkelijke opdracht als aan de overkant van de rivier de bonobo’s met veel overgave aan hun voortplanting werken…!
Een nauwe band Wat ik zo goed vind aan ERAIFT, is de nauwe band met de studenten: kleine groepen van ongeveer 30 supergemotiveerde cursisten. Er wordt soms oeverloos gediscussieerd, maar dan wel oeverloos verrijkend!
Wie ? Cédric Vermeulen, professor aan de faculteit Gembloux ABT van de Universiteit van Luik
Wat ? © C. Vermeulen
Cursus beheer tropische fauna in Kinshasa
Waarom ? De toekomstige besluitvormers en beheerders in Afrika opleiden
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 27
Van de staart
van het peloton naar de middenmoot België stijgt 5 plaatsen op de Humanitarian Respons Index In de Humanitarian Respons Index 2011 - een index die de kwaliteit van de humanitaire hulp bij 23 donorlanden onder de loep neemt behaalt België een dertiende plaats. Dat is 5 plaatsen hoger dan zijn achttiende plaats in 2010. De Belgische humanitaire hulp springt van de staart van het peloton naar de middenmoot.
I
n 2010, beliep de officiële ontwikkelingshulp van België 0,64% van het bruto nationaal inkomen of meer dan 2,2 miljard euro, het hoogste cijfer ooit voor ons land. 7,8% daarvan werd besteed aan humanitaire hulp, of ruim 16 euro humanitaire hulp per Belgische burger.
Sterktes en zwaktes De Humanitarian Respons Index meet aan de hand van 5 brede domeinen hoe goed donorlanden scoren op het vlak van humanitaire hulp: 1. reactie op noden, 2. preventie, risicoreductie en herstel, 3. samenwerken met humanitaire partners, 4. bescherming en internationaal recht en 5. leren en verantwoording. De stijging van de 18de naar de 13de plaats op de index is vooral te danken aan hoge scores op kwalitatieve indicatoren. Op kwantitatieve zaken scoort België minder goed. Sterke punten van onze humanitaire hulp zijn: veiligheid van de hulporganisaties, rapportering, financiering van vergeten noodsituaties en onafhankelijkheid van onze hulp. Zwakke punten zijn: financiering van evaluaties, het afleggen van rekenschap (accountability), financiering van internationale risicobeperking en tijdige (lees: snelle) financiering van plotselinge noodsituaties.
Reactiesnelheid En toch is dat laatste zwakke punt één van de opmerkelijkste zaken waarin wel een enorme vooruitgang werd geboekt.
28 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
Voor complexe crisissen besteedde België in 2009 slechts 4,4% van de fondsen binnen een termijn van drie maanden, terwijl dat in 2010 al 51,4% was. Ook voor onverwachte noodsituaties, zoals natuurrampen, ging de reactiesnelheid fors de lucht in. Toen in 2009 slechts 14,9% van de fondsen werd besteed binnen de eerste zes weken na de ramp, was dat in 2010 al 65,2%. Toch is deze opmerkelijk betere reactiesnelheid net onder het gemiddelde van de 23 donorlanden opgenomen in de index.
In de ogen van onze partners Ook perceptie is belangrijk. Hoe denken de partners over de Belgische humanitaire hulp? Ons land schiet blijkbaar vooral te kort in preventie, risicobeperking en herstel, in internationaal recht en in rekenschap afleggen (accountability). Voor onze reactie op noden wordt België dan weer hoog aangeschreven: neutraal, onafhankelijk en onpartijdig, hoewel sommigen toch vinden dat "België sterk beïnvloed wordt door zijn politieke context." Maar we staan steeds open om bij te leren en om te begrijpen wat echt nodig is op het terrein. Over de samenwerking met de humanitaire partners, zeggen deze dat ons land flexibel is met zijn fondsen en steeds de kar trekt voor verandering. Ook vindt men dat België genoeg capaciteit en expertise heeft om goede beslissingen te nemen en steevast meewerkt aan gezamenlijke rapporteringen. Maar we hebben niet altijd oog voor de capaciteit van onze partners.
Focus op Afrika en via de VN Op basis van de scores klasseert de index België in 'Groep 3'. In Groep 3 zitten de landen die een beperkte capaciteit hebben om zich te engageren in humanitaire zaken, maar toch een beduidend grotere rol van betekenis wensen te spelen. Groep 3 donoren focussen meestal op enkele sterke punten of op een bepaalde regio. Voor België ligt die regionale focus duidelijk in Afrika. In 2010 ondersteunde België 11 crisissen in Afrika, 6 noodsituaties in Azië en 3 in Amerika. DR Congo, Pakistan en Soedan ontvingen de grootste enveloppen humanitaire hulp. 70% van de humanitaire hulp werd gekanaliseerd via agentschappen van de Verenigde Naties zoals de VN-kinderrechtenorganisatie UNICEF en de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, 13,5% ging naar ngo’s, 11% naar het Rode Kruis en de Rode Halve Maan en 1,6% naar private organisaties en fondsen. Landbouw, voedsel en bescherming zijn de drie sectoren waarin het meeste geld werd gepompt.
DARA De Humanitarian Respons Index is een initiatief van DARA, een onafhankelijke organisatie die zich toelegt op het verbeteren van de kwaliteit en de effectiviteit van hulp aan kwetsbare groepen in noodsituaties zoals conflicten of natuurrampen. De index gebruikt voor zijn rapport 2011 cijfers van 2010. THOMAS HIERGENS
ONLINE www.daraint.org
HUMANITAIRE HULP
DE VERDELING VAN DE BELGISCHE HUMANITAIRE HULP IN 2010 PER CONTINENT: AANTAL GEHOLPEN NOODSITUATIES
AZIË
6
AFRIKA
11 ZUID AMERIKA
3
PER HULPKANAAL (%) VN-agentschappen
PER SECTOR (%)
PER ONTVANGEND LAND (%) DR Congo
Landbouw
70%
13
%
Ngo’s
13,5%
15%
Niet-projectgebonden
Niet gespecificeerd
Voedsel
44%
13%
33
%
Soedan
8% Pakistan
8%
Bescherming
8%
3,9% Andere
1,6
Coördinatie
Rode Kruis en Rode Halve Maan
Private organisaties en fondsen
7%
5
11% %
Haïti
%
3
%
Andere
4
%
5% Infrastructuur
Onderdak / huisvesting
19% Andere
4
%
6%
Afghanistan
Palestijnse gebieden
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 29
Puntkomma Activiteiten voor draagvlak in België in kaart gebracht
Coöperaties op het voorplan
De Verenigde Naties heeft 2012 uitgeroepen tot het Internationaal Jaar van de Coöperaties. ULSE, het onderzoeksprogramma naar het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in België, heeft recent het aanbod aan draagvlakversterkende activiteiten in kaart gebracht. Ngo’s blijken veruit de belangrijkste spelers, en krijgen meer dan de helft van de beschikbare middelen. Daarnaast ziet men een grote groei en diversiteit aan andere spelers, die vooral door regionale en lokale overheden worden ondersteund.
P
Het merendeel van de ngo’s zet in op dezelfde activiteiten en doelgroepen. Hun focus ligt sterk op onderwijs en jongeren, met veel aandacht voor basisonderwijs maar opvallend weinig voor technisch en beroepsonderwijs. Het aanbod voor een actieve deelname en mobilisering van de bevolking blijkt beperkt. Het rapport stelt vast dat voor belangrijke doelgroepen zoals ouderen, allochtone bevolking en bedrijven nauwelijks activiteiten worden voorzien.
E
en coöperatie is een zelfstandige organisatie waarin mensen zich vrijwillig verenigen om hun gemeenschappelijke belangen te behartigen. Alle leden zijn gezamenlijk eigenaar. Coöperaties zijn niet in de eerste plaats gericht op winstbejag, maar staan voor waarden als solidariteit, zelfhulp, democratie en gelijkheid. Toch zijn het succesvolle bedrijven die jobs creëren in alle sectoren. Een typisch voorbeeld zijn boerencoöperatieven die kleine boeren meer macht geven in het economisch bestel. “Door hun bijzondere focus op waarden, hebben coöperaties zichzelf bewezen als een veerkrachtig en leefbaar zakenmodel dat zelfs kan bloeien in moeilijke tijden”, stelt VN-secretaris-generaal Ban Ki Moon. “Hun succes heeft voorkomen dat talloze families in de armoede
afgleden. Coöperaties tonen aan dat economische leefbaarheid en sociale verantwoordelijkheid elkaar niet uitsluiten.” Met het Jaar wil de VN mensen aanmoedigen om in het coöperatiemodel te stappen.
ONLINE www.2012.coop
Europa wil meer handel met ontwikkelingslanden Handel is een cruciale factor om de ontwikkeling te bevorderen, vindt de Europese Commissie. Daarom wil ze in haar tienjarenplan voor handel met ontwikkelingslanden de instrumenten voor handel en ontwikkelingshulp op elkaar afstemmen.
D Het volledige rapport is beschikbaar via www.pulse-oplatform.com
oor handelsbarrières weg te nemen moeten ontwikkelingslanden gemakkelijker kunnen uitvoeren naar de EU. Daarnaast wil de Commissie ondernemers in ontwikkelingslanden ondersteunen om te voldoen aan internationale kwaliteits-, arbeids- en milieueisen. De Commissie heeft daarbij een bijzondere aandacht voor de allerarmste landen. Ze wil hen helpen hun capaciteit te versterken en hun economie aan te passen zodat ze een rol kunnen spelen in de regionale en wereldeconomie.
30 MAART-APRIL 2012 I dimensie 3
11.11.11 wijst echter op een gebrek aan coherentie. Europa’s handelsstrategienota’s beogen in de eerste plaats de ontwikkeling van Europa zelf door de groeimarkten van het Zuiden voor zich te openen, vindt de ngo-koepel. Hij pleit voor een coherente aanpak waarin de stem van alle burgers wordt gehoord. Bovendien moet de EU aanvaarden dat handelsbeleid uit meer kan bestaan dan enkel liberalisering, bijvoorbeeld marktregulering.
Brochure “Vrouwen en eerlijke handel” Wereldwijd staan vrouwen nog steeds niet op gelijke voet met mannen: ze verdienen minder, genieten niet dezelfde rechten en hebben minder toegang tot middelen en onderwijs. Dit is niet alleen oneerlijk, maar ook contraproductief.
I
n de brochure “Vrouwen en eerlijke handel” toont het Trade for Development Centre (TDC) dat eerlijke handel een sterk wapen is dat zowel vrouwen als hun omgeving ten goede komt. Fair trade geeft vrouwen de mogelijkheid nieuwe verantwoordelijkheden op te nemen en zich te ontplooien. Tegelijkertijd leveren deze vrouwen een belangrijke bijdrage aan armoedevermindering en aan de duurzame ontwikkeling van de gemeenschappen waarin ze leven. De ongelijkheid en het onrecht waarmee vrouwen te kampen hebben, kunnen in de verschillende delen van de wereld andere vormen aannemen. TDC belicht in deze
brochure de situatie in Zuid-Amerika, Afrika en Azië en plaatst in elk van deze regio’s een aantal opmerkelijke fairtradeinitiatieven in de kijker.
U kunt de brochure gratis downloaden op www.befair.be.
LoveMEATender BEKROOND MET LoveMEATender behaalt Prijs voor de beste Belgische documentaire
D
e film LoveMEATender van Manu Coeman heeft de prijs voor de beste Belgische documentaire gewonnen in de tweede editie van de Magritte du cinéma.
Deze film, gecofinancierd door de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in het kader van de steun aan audiovisuele producties, is een aanklacht tegen de absurde uitwassen van de industriële vleesproductie: massale kap van het Amazonewoud, problemen voor de volksgezondheid, groeiende kloof tussen Noord en Zuid, 18% uitstoot van broeikasgassen, uitputting van de natuurlijke rijkdommen in een niet te stuiten race naar een waanzinnige productiviteit. Manu Coeman, regisseur van LoveMEATender
dimensie 3 I MAART-APRIL 2012 31
NOTEER DE BELGISCHE
ONTWIKKELINGSDAGEN IN JE AGENDA! PUBLIEKSEVENEMENTEN : VAN 25 APRIL TOT 15 MEI 2012
NOTEER MET STIP ! Op 8 mei 2012 hebben in het Egmontpaleis de vijfde statengeneraal van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking plaats. Leidraad is beleidscoherentie. En er is niet alleen een professionele agenda. Naar aanleiding van de Belgische ontwikkelingsdagen van 25 april tot 15 mei 2012 zijn er in heel het land ook evenementen voor het grote publiek.
© DGD / D. Ardelean
Tentoonstellingen, leerroutes, video’s, enz.: een ruime keuze aan sociaal-culturele en sensibiliserende evenementen die de Belgische publieke opinie warm willen maken voor ontwikkelingssamenwerking en internationale solidariteit. Vooral de strijd tegen kindersterfte en de bevordering van de gezondheid van moeders worden onder de aandacht gebracht.
Verdere informatie op www.dg-d.be De grote massa aan de stand van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking op 21 juli 2011.
DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 • Fax +32 (0)2 501 45 44 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be