De vos. Vulpes vulpes (L)
Alhoewel de vos een van de meest voorkomende roofdieren is, moet over zijn levenswijze en gedrag nog veel onderzocht worden. Vandaar dat op zeer uiteenlopende manieren tegen het dier aangekeken wordt. Van totale bescherming ten behoeve van de muizenbestrijding tot meedogenloze bestrijding vanwege de pelsmode, de bestrijding van de hondsdolheid of de verbetering van de jachtwildstand. Door zijn grote ecologische aanpassingsmogelijkheid in alle biotopen en de hoge voortplantingsgraad is dit roofdier ondanks vang en afschot niet met uitsterven bedreigd. Desondanks zou de omvang van de populatie vanwege het ecologisch belang veel groter mogen zijn.
Verspreiding. Verspreiding over Europa
Verspreiding over Limburg De vos komt in de gehele provincie voor. De openplekken op de kaart worden waarschijnlijk veroorzaakt door het gebrek aan waarnemers / waarnemingen.
Woongebied Territorium. De vos bewoont alle vegetatie- en klimaatzones, van zeekust tot woestijngebieden en tot aan de sneeuwgrens in het gebergte. De burcht ligt in de dekking van hogere vegetatie, maar kan ook zon-der dekking liggen al naar gelang de menselijke verstoring. Meestal wordt gebruik gemaakt van een verlaten of een bewoonde dassenburcht, of wordt een konijnenburcht verder uitgegraven. Niet geschikt is een hoge grondwaterstand en biotopen die kunnen overstromen. Ook steden worden door (grotere aantallen) vossen bewoond, vaak zonder dat de mensen dat weten.
De burcht wordt gebruikt als en veilige woonplaats van de jongen en plaats waar de jongen geboren worden. Bij droog weer en in rustige gebieden brengen vossen de dag ook buiten de burcht slapend door bv. onder dicht struikgewas. De geur verraadt vaak deze slaapplaatsen. Binnen het woongebied (het gebied waarbinnen hij het hele jaar verblijft) heeft een vos vaak meerdere gebieden liggen waarin hij afwisselend of gelijktijdig voedsel vangt. Voedselgebied(en) en burcht liggen meestal gescheiden. In het gebied waarin de burcht ligt, zal de vos niet jagen, het is een beschermingszone. De territoriumomvang kan afhankelijk van de biotooprijkdom enkele 10 tallen ha tot vele km3 bedragen. Er bestaat een seizoensinvloed ten aanzien van het gebruik van het totale territorium. In het gebied van een mannetje kunnen meerdere vrouwtjes leven, die door verminderde aantallen jongen een soort geboorte beperking kunnen uitvoeren. In niet gestoorde gebieden leven vossen in sociale groepen, waardoor het aantal geboren jongen gelimiteerd wordt. Niet parende wijfjes helpen het dominante wijfje met de opgroei van haar jongen. Onderzoekingen over afstanden die vossen afleggen geven aan enkele km tot 100-250km. Er zijn meldingen tot 450km bij jonge vossen op zoek naar een eigen territorium. Alhoewel uit een aantal onderzoekingen niet blijkt, dat er een direct verband bestaat tussen de vossenstand en het voorkomen van schadelijke knaagdieren. Het is echter wel duidelijk, dat gebieden met een hogere biomassa productie ook een hogere vossenstand hebben. In ongerepte natuurgebieden bereikt de vos niet zulke hoge populatie dichtheden als in het west Europese cultuurlandschap. Ook in de directe woonomgeving van de mens of waar hij z'n vrije tijd doorbrengt vinden we hoge aantallen vossen, die daar leven van alles wat de mens achterlaat en weggooit. Het activiteitsmaximum van de vos ligt in maart, kort voordat de jongen geboren worden. Zij zijn 's nachts het meest actief met als actiefste moment de schemering. Deze activiteitsmaxima worden vooral bepaald door de prooidieren. In de winter wordt de dagactiviteit groter. De vos markeert z'n territorium met uitwerpselen en urine. Opvallende landschapselementen bomen, boomstronken en stenen worden bij voorkeur daarvoor gebruikt. De anaal- en violklieren, die met name in de paartijd veel vocht afscheiden hebben belangrijke functies in de chemische communicatie. Wijfjes markeren het territorium om de worpburcht, alhoewel ze dan andere wijfjes verdragen, omdat vaak 2 groepen jongen in een burcht aanwezig zijn. Morfologie. De Europese vos heeft: een kop - romp lengte van 65-82 cm _ en 61-76 cm _, een staartlengte van 33-47 cm _ en 33-42 cm _, een oorlengte van 9-10,5 cm _ en 8-10 cm _, een gewicht van 5-9 kg _ en 4,5-7,5 kg _. De tandformule is 3142 boven en 3143 beneden, totaal 42 tanden. De voorpoot heeft 5 en de achterpoot 4 tenen. Chromosomenaantal 2N=36 (34 tot 39). De vacht is meestal roodbruin (vossenrood). De buitenzijde van de oren en de voorzijde van de poten zijn zwart gekleurd. Wit vinden we de keel, de borst, de buik en het uiteinde van de staart. Er bestaan echter vele kleurnuances. De vacht wordt 1x per jaar gewisseld. In april - mei verliest hij het winterhaar en wordt vervangen door het korte zomerhaar, dat in de herfst dichter en langer wordt. De welpen (jongen) hebben aanvankelijk een grauwbruine wollige vacht.
Dravend Rennend
Vluchtend Vluchtend
Pootafdruk
Sporen van de vos.
Voedsel De dagelijkse voedselopname van een vos bedraagt afhankelijk van het jaargetijde en het voedselaanbod tussen 0,5 en 1kg. Meer dan 2kg kan voorkomen. De vos is een omnivoor, alhoewel dierlijk voedsel overweegt. De darmlengte bedraagt 2-3m. De grootste hoeveelheid voedsel heeft de vos nodig voor de winter en als het wijfje jongen heeft. Hoofdvoedselbron van de vos is de veldmuis. Ze is het hele jaar beschikbaar, gemakkelijk te vangen en in een keer weg te slikken. Bij het muizenvangen maakt de vos sprongen tot 4 meter. Hij kan 8 tot 14 muizen in een half uur vangen. Een aanzienlijk deel van de opgenomen voeding wordt geleverd door regenwormen nl. van 10% tot 60% in bepaalde maanden en jaren en territoria. Vooral in muizenarme jaren neemt de hoeveelheid regenwormen toe. Ook worden konijnen en hazen, met name jonge dieren gevangen, zij het dat hun aandeel in de totale voeding slechts 10-20% bedraagt. Daarnaast eet een vos insecten, vogels, eieren, ratten, jonge reeën, aas, vruchten, gras en landbouwproducten. Echter slechts in enkele procenten. Als men op een vossenburcht veel resten vindt van fazanten, jonge reeën en of hazen is dit geen reden tot klagen. Het is immers een aanwijzing, dat deze dieren veel voorkomen, dus waarom moeilijk doen als het makkelijk kan. Ook is duidelijk, dat de vos zorgt voor een gezonde dierenpopulatie, echter niet alleen van de bejaagbare dieren (hazen, konijnen, reeën), maar van alle dierpopulaties, ook degene die voor de jagende mens niet van interesse zijn, maar die wel belangrijk zijn voor de rest van de natuur. Omdat zieke dieren (de gemakkelijkste prooi) bij voorkeur worden gevangen, kunnen ziektes niet of minder gemakkelijk uitbreken en zich niet of niet snel verspreiden. De vos is bijna niet instaat eenmaal uitgebroken ziektes onder het wild te stoppen, wel is hij instaat het opkomen van ziektes te voorkomen, omdat hij alle zieke dieren, zo ook de eerste, vangt.
In gebieden met een gezonde hondsdolheidvrije populatie en een behoorlijke wildstand moet de positieve bijdrage van de vos t.o.v. de negatieve invloed met 2:1 aangegeven worden, dus in totaliteit een positieve bijdrage. Duidelijk is, dat alleen nauwkeurige studie van het voedselopname door deskundigen de basis kan zijn voor mogelijke vossen regulering. Overigens niet alleen van de vos. Ook andere dieren hebben dezelfde prooidieren, dus de vos overal de schuld van geven, zoals dat uit bepaalde kringen te horen is, geeft duidelijk het tekort aan kennis aan. Terwijl juist kennis de enigste basis kan zijn, om te pretenderen Verse uitwerpselen van de vos zijn zwart tot grijs van kleur en hebben de vorm van een 5-10 cm lange worst, die aan het uiteinde in een lange scherpe punt uitlopen. De doorsnede bedraagt ± 2-2,5 cm. Met toenemende ouderdom worden de uitwerpselen grijzer tot bijna wit. Men vindt in de uitwerpselen vaak resten van veren, haren, botjes enz. Afhankelijk van welke Uitwerpselen vruchten ze gegeten hebben, kunnen de uitwerpselen blauw tot van de Vos rood gekleurd zijn. In de herfst vindt men er vaak half verteerde lijsterbesresten in. De vos laat zijn uitwerpselen overal achter, zelfs in, op en rond z'n burcht.
Voortplanting. De vos plant zich slechts 1x per jaar voort. De paringstijd ligt in januari-februari. Mannetjes en wijfjes zijn na 9 tot 10 maanden geslachtsrijp. Het wijfje is 2 tot 3 dagen paringsbereid. De paring duurt 15-25 minuten, waarbij beide dieren aan elkaar vastzitten. De ovulatie vindt 2-3 dagen na de paring plaats. Met toenemende ouderdom heeft het wijfje meer te bevruchten eicellen. Vossen hebben vaak een seizoenshuwelijk. Het mannetje blijft na de paring in de buurt van het wijfje, zij hebben stemcontact en helpt bij het opvoeden van de jongen. De jongen worden in april-maart geboren (duurt 2-4 uur) in de burcht, na 51-54 dagen draagtijd. Gemiddeld worden 4-5 welpen (1-13) geboren met een gewicht van 100gr (85-150). In gunstige jaren kan de populatieaangroei tot 200% zijn, in het open veld hoger dan in bosgebieden. De welpen zijn 12-14 dagen blind en worden de eerste weken uitsluitend met moedermelk gevoed. Na 20-24 dagen wordt bijgevoerd en dan verschijnen de jongen ook buiten. Vaak worden de jongen alleen gelaten, waarbij de ouders in een bijburcht rusten. Bij verstoring wordt de geboorteburcht vaak verlaten, ook de toename van de parasieten kan een oorzaak zijn. Met 3 tot 4 maanden verlaten de jongen de burcht om zelfstandig op zoek naar voedsel te gaan. De familiestructuur begint juli-augustus te verwateren. In een gezonde populatie bevinden zich altijd meer mannetjes dan vrouwtjes. Waarom is niet bekend.
Gedrag. Van de vos zijn 40 verschillende geluidsvarianten bekend. Tijdens de paartijd bestaat tussen de mannetjes een sociale hiërarchie. Een typisch gedrag heeft de vos bij het voedsel zoeken. Bij het achtervolgen van een buit bereikt de vos een snelheid van 42km/uur. Ook het muizenvangen geeft een typisch gedrag. Een buit wordt door een nek- of keelbeet gedood en doodgeschud. Had de sprong succes is dit te zien door het zakken van de staart.
Na het vangen van de muis wordt deze meestal enige keren in de lucht geworpen. In tijden van overvloed leggen ze voedselvoorraden aan door eieren, muizen, vogels enz. te begraven, waarna deze via de geur worden opgespoord. Gehoor, reuk en tastzin (met de tastharen) zijn goed ontwikkeld. Kleur kan de vos niet waarnemen. Zij kunnen wel behoorlijke stukken tot 2km zwemmend afleggen. In een vossenburcht kunnen als medebewoners wilde katten, dassen en konijnen aanwezig zijn.
Muizenvangende vos.
Doodsoorzaken. Jacht en chemische bestrijding door de mens zijn de hoofdoorzaken voor een terugloop van een populatie. Daarnaast spelen nog enkele andere zaken een rol. ±16% (0-43) van de jongen sterven in de eerste weken. Een wijfje werpt meestal 5 jongen, zelden minder. De natuurlijke vijanden van de vos zijn de wolf, de lynx, de steenadelaar en wilde honden. Het verkeer heeft een aandeel in de doodsoorzaken. Ook vergiftiging, rechtstreeks via vergiftigd aas of vergassing van de burcht (waarbij ook alle andere medebewoners sneuvelen) of indirect via het eten van gift dragende buitdieren bv. bij muizenbestrijding vraagt veel slachtoffers. Veel infecties en parasieten eisen hun tol o.a. de hondsdolheid. Zeker is dat een hoge populatiedichtheid deze ziekte de mogelijkheid geeft zich uit te breiden, vooral in het vroege voorjaar en in de herfst. Orale immunisatie is een succesrijke bestrijdingsmethode gebleken, uitroeiing van de vos niet.
Populatieomvang bepaling. De gunstigste tijd om de populatieomvang te bepalen is de voortplantingstijd na de paring en de periode waarin de jongen opgroeien. Het aantal bewoonde burchten, het aantal nesten en het aantal jongen is dan te bepalen en van daaruit de omvang van de populatie. Het aantreffen van vele nesten van 7-8 jongen in ons land wijst op het feit dat de vossenpopulatie niet zo groot is als wordt verteld.
Ouderdomsbepaling. De wisseling en de slijtage van de tanden, het verbenen van de beenschijven (epifysaire schijven), het sluiten van de schedelnaden, de ontwikkeling van het penisbeentje en het gewicht van de ooglens zijn geschikt en betrouwbaar om de ouderdom van een dier te bepalen (fig.tandslijtage).
Tandslijtage van de M1 en de onderste snijtanden van de vos. 1. 8 tot 10 maanden. 2. 20 tot 22 maanden. 3,4 ouder dan 2 jaar. Uit recent onderzoek onder de vossenpopulatie is gebleken, dat de gemiddelde vos in Nederland niet ouder wordt dan 18 maanden. Als de Vos u iets doet, doet, doe dan iets voor de Vos. Stichting Dassenwerkgroep Limburg. (voor intern gebruik).