MEMO Datum
: 24 mei 2016
Aan
: Stadsdeelcommissie Noord
Van
: Hans van Agteren
Onderwerp : Grondwateroverlast Enschede Noord
Inleiding In het Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP) zijn zeven gebieden benoemd waarvan we veronderstellen dat er, ten gevolge van het grondwater, mogelijk te hoge risico’s zijn. We noemen dit ‘grondwater onderzoeksgebieden’. Enschede Noord behoort hier niet toe. Op basis van de meldingen die Tubantia heeft ontvangen naar aanleiding van een online enquête, rees de vraag of we (delen van) Enschede Noord alsnog als ‘grondwater onderzoeksgebied’ moeten aanmerken. In de stedelijke commissie van 15 februari 2016 en in de stadsdeelcommissie Noord van 15 maart 2016, is met u over deze problematiek gesproken. Aan u is toegezegd dat TAUW nader onderzoek gaat doen naar de grondwateroverlast in Enschede Noord en beantwoording van de vraag of Enschede Noord alsnog als ‘grondwater onderzoeksgebied’ moet worden aangemerkt. De uitkomsten van het onderzoek van TAUW en de toetsing aan het huidige beleid, zijn in deze memo samengevat. Opzet onderzoek TAUW Of in Enschede Noord sprake is van een ‘grondwater onderzoeksgebied’, heeft TAUW onderzocht door beantwoording van de volgende vragen: 1. Wat zijn de grondwaterstanden in Enschede Noord, waar komen welke klachten voor en is er een relatie tussen de gemeten grondwaterstanden en de klachten? 2. Welke oorzaken zijn er voor stijging van het grondwater? 3. Toetsing aan het beleid: ‘Is Enschede Noord, of delen ervan, op basis van de recent verkregen gegevens en toetsing aan het beleid, aan te duiden als ‘grondwater onderzoeksgebied’?’ 4. Wat is de toekomstverwachting van de grondwaterstanden op basis van de gegevens van de afgelopen jaren? Resultaten onderzoek TAUW 1. Beschrijving grondwaterstanden, klachten en onderlinge relatie In Enschede Noord wordt door diverse partijen al meer dan honderd jaar grondwater onttrokken en is feitelijk sprake van een kunstmatig lage grondwaterstand. Op basis van jarenlange metingen van de grondwaterstand in Enschede Noord, blijkt dat de grondwaterstanden in dit gebied vanaf de jaren 90 zijn gestegen. Tegelijkertijd zien we dat de grondwaterstanden zich de afgelopen 5 jaar stabiliseren (2011 - heden) en zien we geen structurele stijging van de grondwaterstanden meer. Door verschillende partijen wordt nu nog steeds grondwater onttrokken. Deze onttrekkingen zorgen ervoor dat de grondwaterstand in een groot deel van Enschede
Noord, zich tussen 1,0 en 1,5 m-mv (meter beneden maaiveld) bevindt. Bij kelders die niet waterdicht zijn, kan bij deze grondwaterstand water in de kelders voorkomen. Voor kruipruimten levert deze grondwaterstand geen probleem op. Op plaatsen waar de grondwaterstanden hoger zijn, kan er (tijdelijk) water in de kruipruimte staan. Wanneer de meldingen van de Tubantia en van de gemeente worden vergeleken met de grondwaterstandkaart van Enschede Noord, zien we in verschillende gebieden een relatie tussen de hoogte van het grondwater en de klachten over grondwater in de kruipruimte. 2. Mogelijke oorzaken stijging grondwater De (industriële) onttrekkingen hebben een belangrijke invloed op de grondwaterstand. De afgelopen tientallen jaren zijn diverse grondwateronttrekkingen gestopt, van locatie veranderd, of wat betreft hoeveelheden sterk gewijzigd. Hierdoor zijn de grondwaterstanden in het gebied vanaf de jaren 90 tot 2011 gestegen. De mate waarin de onttrekkingen effect hebben (gehad) op de grondwaterstand verschilt van plek tot plek en is sterk afhankelijk van de (heterogene) bodemopbouw. Met name de slecht doorlatende leemlagen, die op verschillende diepten en plaatsen voorkomen, hebben grote invloed. Wat opvalt is dat veel bewoners aangeven sinds 2015/2016 overlast te ervaren, terwijl de grondwaterstanden zich sinds 2011 hebben gestabiliseerd. Mogelijk is, doordat er relatief meer regen in november 2015 en februari 2016 is gevallen, de periode met hoge grondwaterstand langer, waardoor in de afgelopen winter meer overlast is ervaren. In de meldingen wordt diverse keren de vervanging van de riolering als mogelijke oorzaak van de overlast aangemerkt. Zo komt in de Minister Visserstraat en de Walhofstraat het begin jaar van de overlast overeen met het jaar van rioolvervanging. Echter, uit de meting van de grondwaterstanden is deze relatie niet vast te stellen. Naast de invloed van grondwateronttrekkingen en rioolvervanging is gekeken naar mogelijke invloed van drainage, afkoppelen, aanleg Roombeek, ondergrondse parkeergarages etc. Deze blijkt niet noemenswaardig te zijn. 3. Toetsing huidige situatie aan het beleid In het GRP is beschreven hoe wij de zorgplicht voor grondwater invullen. Een belangrijke basis hiervoor is de Waterwet. Deze zegt: - “de Gemeente draagt zorg voor het treffen van maatregelen tegen structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand in openbaar gemeentelijke gebied, in relatie tot de bestemming”; - “perceeleigenaren zijn verantwoordelijk voor het grondwater op eigen terrein”. In aanvulling op de Waterwet treffen wij soms maatregelen in openbaar gebied om grondwaterproblemen op particulier terrein te bestrijden. Voorwaarde is dat sprake moet zijn van structurele grondwateroverlast en dat het doelmatiger moet zijn om als gemeente maatregelen te treffen. Of hiervan sprake is bepalen we met de methodiek van ‘risicogestuurd rioleringsbeheer’ (zie ook bijlage 1). Bij de aanpak van grondwaterproblemen in kruipruimten beperken we ons tot woningen die voor 1993 zijn gebouwd. Woningen die nadien zijn gebouwd moeten een waterdichte beganegrondvloer hebben. Wat betreft kelders volgen we de Waterwet en het beleid van andere gemeenten; we doen niets aan lekke kelders; dat is een bouwkundig probleem en het is aan de perceeleigenaar daar wel of niet iets aan te doen. Op grond van deze uitgangspunten hebben we onderzocht of Enschede Noord alsnog als ‘grondwater onderzoeksgebied’ moet worden aangemerkt. Uit het onderzoek blijkt dat we op buurtniveau in Enschede Noord voldoen aan het beleid in het GRP (bijlage
2).Tegelijkertijd zien we in een aantal buurten kleine gebieden waar mogelijk te hoge risico’s zijn (bijlage 3). Maar we hebben nog te weinig informatie om te bepalen of daadwerkelijk sprake is van te hoge risico’s. Daarom gaan we enquêtes houden en plaatsen we extra peilbuizen, net zoals we dat in Pathmos – Stadsveld hebben gedaan. 4. Toekomstverwachting De afgelopen 5 jaar zien we dat de grondwaterstand zich stabiliseert en niet meer structureel stijgt. De komende jaren verwachten we hierin geen verandering. Op grond van de klimaatscenario’s van het KNMI kan de grondwaterstand op termijn (2050), doordat er meer neerslag gaat vallen, mogelijk 5 – 10 cm gaan stijgen. Dat geldt niet alleen voor Enschede Noord, maar voor heel Enschede. Met het netwerk van alle peilbuizen houden we deze ontwikkeling in de gaten en kijken we of er in de toekomst veranderingen in de grondwaterstand optreden. Indien dit leidt tot te hoge risico’s dan ondernemen we actie en treffen we maatregelen. Conclusie onderzoek TAUW - De grondwateronttrekkingen en de stopzetting hetzij verplaatsingen hiervan, hebben een grote invloed (gehad) op de grondwaterstand. Plaatselijk spelen ook andere factoren een rol, met name de heterogene bodemopbouw; - De laatste 5 jaar stabiliseert de grondwaterstand zich en is geen sprake meer van structurele stijging van de grondwaterstand. Plaatselijk kan dit variëren; - Met de huidige grondwaterstanden kan, bij een beperkte (tijdelijke) stijging, grondwater in de kruipruimte ontstaan. Bijvoorbeeld tijdens perioden met extra neerslag; - Wanneer de meldingen van de Tubantia en van de gemeente worden vergeleken met de grondwaterstandkaart van Enschede Noord, zien we in verschillende gebieden een relatie tussen de hoogte van het grondwater en de klachten over grondwater in de kruipruimte; - Voor Enschede Noord wordt met de huidige grondwaterstanden op buurtniveau voldaan aan het beleid volgens het GRP. Tegelijkertijd zien we een aantal kleinere gebieden, waar mogelijk toch sprake is van een te hoog risico door het grondwater. Daar is aanvullend onderzoek nodig. Vervolg Om de risico’s voor de in bijlage 3 genoemde gebieden beter te kunnen bepalen, gaan we nadere informatie inwinnen bij de bewoners door middel van enquêtes. Dit doen we nog voor de komende zomer. Tevens worden extra peilbuizen bijgeplaatst om meer informatie over de grondwaterstanden te verzamelen (juni). Indien blijkt dat voor één of meerdere gebieden sprake is van te hoge risico’s, dan bepalen we hoe we dit kunnen aanpakken. In september komen we in de stadsdeelcommissie Noord terug om de voortgang te bespreken. De rapportage van TAUW komt online beschikbaar voor belangstellenden. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om een afspraak met de gemeente en/of TAUW te maken om meer in detail op de rapportage in te gaan en vragen te beantwoorden. We hebben oog voor de problemen van onze inwoners, ook in die gevallen waar wij als gemeente geen maatregelen treffen. Daarom gaan wij met bewoners in gesprek over de rol die we als gemeente in dergelijke gevallen kunnen vervullen. Mogelijkheden zijn het instellen van een kennispunt, een coördinerende rol, een makelaarsfunctie om vraag en aanbod van maatregelen bij elkaar te brengen, het bieden van een ontmoetingsplek waar diverse partijen met elkaar in gesprek kunnen gaan etc.
Bijlage 1, Toelichting risicogestuurd beheer We weten dat we niet alle risico’s die kunnen ontstaan kunnen oplossen of kunnen voorkomen. Daarom hebben we in het GRP afspraken gemaakt over de risico’s die we wel en die we niet gaan aanpakken. De risico’s bepalen we door te kijken naar de mate waarin er effecten zijn op de onderwerpen die we als gemeente belangrijk vinden, de zogenaamde kernwaarden. Bij de risicobeoordeling van grondwateroverlast kijken we naar het effect op ‘Veiligheid en Gezondheid’, ‘Kwaliteit leefomgeving’, ‘Financiën’ en ‘Imago’. Het risico kan variëren van een zeer laag risico (zeer klein effect, waarvan het vrijwel onmogelijk is dat deze voorkomt) tot een extreem hoog risico (zeer groot effect die vaak voorkomt). Het risico wordt gevormd door de definitie: risico = kans * effect Zo kan een risico van ‘extreem hoog’ ontstaan door een zeer ernstig effect die naar verwachting één keer in de tien jaar voorkomt, maar evengoed door een minder ernstige gebeurtenis (bijvoorbeeld een ‘aanzienlijk’ effect), dat enkele keren per maand voorkomt.
Bijlage 2
Bijlage 3.
1
Omgeving Minister de Kuyperplein-Minister de Visserstraat
2
Omgeving Boddenkamp
3
Omgeving Roomweg-Voortsweg
4
Omgeving Kotkampweg-Minkmaatstraat
5
Omgeving Mozartlaan-Wagnerlaan