Het Goese Lyceum
DE TWEEDE FASE EXAMENDOSSIER Goes, augustus 2014
INHOUD 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
GEBRUIK VAN HET EXAMENDOSSIER TOETSING SCHRIFTELIJKE EN MONDELINGE TOETSEN PRAKTISCHE OPDRACHTEN EN PRACTICA HET PROFIELWERKSTUK (PWS) LOOPBAANORIËNTATIE EN -BEGELEIDING (LOB) BEVORDERD WORDEN, DOUBLEREN, ZAKKEN, HERKANSEN
EXAMENREGLEMENT VWO - HAVO I II III IV V
Algemene bepalingen Inhoud van het eindexamen Regeling van het eindexamen Uitslag, herkansing centraal examen en diplomering Overige bepalingen
Bijlage a Bijlage b
HOOFDSTUK 1. GEBRUIK VAN HET EXAMENDOSSIER
1.0 vooraf Tijdens zijn verblijf in de bovenbouw van havo of vwo, werkt de leerling aan het examendossier. Het examendossier is een lijst met eisen waaraan de leerling moet voldoen. Deze lijst met eisen is vastgelegd in het examenprogramma. Bovendien is het examendossier een map (al dan niet digitaal) waarin alle toetsen, documenten en bijbehorende beoordelingen betreffende het Schoolexamen worden verzameld. Door middel van deze stukken toont de leerling aan, aan de eisen te voldoen.
1.1 doelgroep en doel Het examendossier is bedoeld voor leerlingen en docenten. Leerlingen bovenbouw-havo en -vwo gebruiken het examendossier om te kunnen reflecteren op het eigen leerproces. De leerling ziet aan de hand van zijn examendossier hoe het er voor elk vak voorstaat. Alle resultaten van het examendossierwerk tellen mee voor het schoolexamen. Producten uit het examendossier moeten kunnen worden meegenomen naar het vervolgonderwijs. Docenten leggen per leerjaar en per vak de eisen voor het schoolexamen erin vast. Ook houden ze de vorderingen en resultaten van de leerlingen erin bij. De docent (mentor) moet gemakkelijk inzage hebben in de gegevens, om de leerling op een adequate wijze te kunnen begeleiden. Tevens geldt:bij een beroepsprocedure moet de school over de relevante stukken kunnen beschikken.
1.2 tijdpad voor de invulling De leerlingen beginnen met het samenstellen van het examendossier in klas 4. Het vullen van het examendossier duurt de hele bovenbouwperiode, tot het eindexamen. Afhankelijk van de inroostering van een specifiek vak of specifieke activiteit, kan deze invulling later starten of eerder eindigen.
1.3 inhoud van het examendossier Algemene onderdelen a reglement schoolexamen b lijst van eisen, zoals vastgelegd in het examenprogramma c richtlijnen voor praktische opdrachten, profielwerkstuk d een lijst met resultaten van - toetsen / praktische opdrachten - verslagen/rapportages - logboeken - kunstdossier - overige prestaties De docent houdt op deze lijst de resultaten van de leerling bij. Er wordt genoteerd wanneer een onderdeel is afgerond. Wanneer na bespreking van het werk overeenstemming is tussen docent en leerling over het resultaat, dan ligt dit resultaat vast. Specifieke onderdelen Specifieke onderdelen zijn de gemaakte toetsen, verslagen, praktische opdrachten, logboeken en materiele bewijzen van geleverde prestaties.
2
1.4 logistiek en organisatie Verschijningsvorm en opslag Docent, administratie en leerling houden dus elk een deel van het dossier bij. Dit houdt in, dat docenten de schriftelijke toetsen bij zich houden, dat de administratie officiële stukken bewaart en dat de leerlingen alle overige producten bewaren.
Omgang Het examendossier is leerlinggebonden: iedere leerling heeft een eigen examendossier. Het examendossierdeel met daarin alle officiële stukken blijft gedurende de bewaartijd steeds op school. De leerling mag zijn examendossier inzien en eruit kopiëren. Bewaartijd Alle concrete producten die meetellen voor het Schoolexamen moeten minimaal een half jaar na de eindexamenuitslag van de leerling bewaard blijven. Het betreft hier dus toetsen, verslagen, praktische opdrachten, logboeken en vergelijkbare bewijzen van geleverde prestaties.
3
HOOFDSTUK 2. TOETSING
2.0 vooraf De leerlingen moeten gedurende de bovenbouwperiode het examendossier samenstellen. Het is belangrijk de toetsen, praktische opdrachten en handelingsopdrachten over de bovenbouw te spreiden. Dit is in eerste instantie de taak van de school. De zelfstandigheid van de leerlingen ‘wordt opgebouwd’ door hun in de loop der tijd steeds minder sturing te geven in planning van de activiteiten, opdrachten en toetsen.
2.1 toetsmomenten verdeeld over twee jaar (havo), resp. drie jaar (vwo) tijdstip uitvoering onderdelen De docent bepaalt wanneer een toets wordt gemaakt. Het afnemen van toetsen en het innemen van opdrachten gebeurt gedurende het jaar en is in principe niet gebonden aan bepaalde periodes. planning praktische opdrachten per vak De school stelt deadlines; de verdere invulling is de verantwoordelijkheid van leerling en docent. Hier is dus sprake van gedeelde verantwoordelijkheid. (Zie ook hoofdstukken 7.6 en 7.7) planning profielwerkstuk De school stelt vast wanneer aan het profielwerkstuk moet worden begonnen, wanneer de tussenstappen klaar moeten zijn en wanneer het werkstuk af moet zijn. De school treft organisatorische voorzieningen (bijvoorbeeld ict-faciliteiten), waardoor de leerlingen op school aan het profielwerkstuk kunnen werken. Zie verder hoofdstuk 5.2
2.2 kwantitatieve planningsgegevens aantal toetsen per jaar Het aantal schoolexamentoetsen per jaar is gesteld op hoogstens tien per vak. Let wel: een aantal vakken neemt in vwo-4 nog geen schoolexamentoetsen af. aantal toetsen per dag Het aantal schriftelijke/mondelinge toetsen (met open/gesloten vragen) dat meetelt voor het Schoolexamen is gemaximeerd op twee 'leertoetsen' per dag. Deze kunnen worden aangevuld met een 'nietleertoets'. Dit geldt niet voor herkansingen. aantal herkansingen Zie hoofdstuk 7.4 tijdsduur per toets Voor schriftelijke toetsen staat minimaal een half lesuur (25 minuten) en maximaal drie klokuren. Voor mondelinge toetsen staat minimaal 15 minuten en maximaal een lesuur. Voor praktische opdrachten / practica is een studielast van 10 tot 20 uur per opdracht vastgesteld.
4
HOOFDSTUK 3. SCHRIFTELIJKE EN MONDELINGE TOETSEN
3.0 vooraf Schriftelijke en mondelinge toetsen maken deel uit van het schoolexamen. In de tweede fase ligt het zwaartepunt op ‘kennis en inzicht overdragen’ , maar is ‘vaardigheden leren om zelf kennis en inzicht te verwerven’ weinig minder belangrijk. Vaardigheden worden zowel in het schoolexamen als in het centraal examen getoetst. Het schriftelijk toetsen van kennis en inzicht is iets bekends; het schriftelijk toetsen van vaardigheden is in ontwikkeling. Het schoolexamen biedt de mogelijkheid vaardigheden ook anders dan schriftelijk te toetsen. Schriftelijke en mondelinge toetsen hebben als doel, leerling en docent inzicht te geven in de vorderingen van de leerling wat kennis, inzicht en vaardigheden betreft. De toetsen wegen mee bij het oordeel of een leerling wordt bevorderd naar het volgende leerjaar. In de examenklas bereiden ze bovendien de leerling voor op het centraal examen.
3.1 vorm en aantal vorm in zijn algemeenheid Toetsen zijn schriftelijk en mondeling van aard; de vorm is afhankelijk van het vak en de eisen van het schoolexamen. Schriftelijke toetsen bestaan uit open en/of gesloten vragen. De vraagvorm sluit in eerste instantie aan bij de gebruikte methode, maar oriënteert zich ook op het centraal examen. In schriftelijke toetsen gaat het primair om het toetsen van kennis en inzicht. Vaardigheidscomponenten en toepassingsgerichte vragen hoeven echter niet te ontbreken. Mondelinge toetsen worden in ieder geval afgenomen bij die vakken waarin het onderdeel ‘gespreksvaardigheid’ moet worden getoetst. aantal en aard Het aantal schriftelijke en/of mondelinge toetsen als onderdeel van het schoolexamen is per vak verschillend. Dit aantal is afhankelijk van de studiebelasting per vak. De leerling maakt een ‘toetsproces’ mee, van kleinere stukken stof naar grotere eenheden. In het begin van klas 4 zullen de schriftelijke toetsen die meetellen voor het examendossier (se-toetsen) vaak ten minste de stof van één ‘klassieke’ repetitie te beslaan. Naarmate het eindexamen nadert, wordt in de setoetsen af en toe reeds eerder getoetste stof (opnieuw) getoetst, nu in een groter verband. De bij eerdere toetsing behaalde se-cijfers blijven in dit geval gelden. wijze / tijdstip van afname De wijze van toetsen is afhankelijk van het leerjaar, het vak en de aard van de toets. Wat is er mogelijk? De toets wordt afgenomen in de lessen. Dit houdt in, dat de toets wordt geïntegreerd in de lessen van de vakdocent. in zogenoemde ‘toetsuren’. Dit houdt in, dat er elke week een uur kan worden gereserveerd om leerlingen een toets te laten maken. Zo’n uur valt dan elke week op dezelfde tijd. in vooraf vastgestelde toetsweken. Dit houdt in, dat de toetsen die meetellen voor het schoolexamen geconcentreerd in een week worden afgenomen.
3.2 inhoud opstellen der toetsen Toetsen voor het schoolexamen worden niet door de individuele docent gemaakt, maar worden door de sectie opgesteld. (Dit geldt natuurlijk niet, ingeval de sectie bestaat uit één docent.) Zo worden ongewenste niveauverschillen voorkomen. De sectie is hierbij autonoom en hoeft de voorstellen van de schriftelijke toetsen niet te laten fiatteren door de schoolleiding. Bij toetsen die meer vakgebieden omvatten, plegen de betreffende secties overleg met elkaar. Waar nodig controleert de school (of een relevant orgaan binnen de school) de afstemming.
5
3.3 beoordeling kwaliteitswaarborging van de beoordeling Het werk wordt beoordeeld aan de hand van een correctievoorschrift. Daarin zijn beoordelingscriteria, mogelijke antwoorden en een puntenverdeling opgenomen. Deze worden in onderling overleg opgesteld door de examinatoren van het betreffende vak, de docenten die het vak geven. beoordeling der gemaakte toetsen De beoordeling wordt uitgevoerd door de docent van het betrokken vak. Wanneer een toets betrekking heeft op verschillende vakken, beoordeelt ieder van de betrokken docenten de gemaakte toets. gewicht der afzonderlijke toetsen Het gewicht van de afzonderlijke toetsen wordt voor afname bepaald door de sectie van het betreffende vak. Wanneer een toets op meer vakken betrekking heeft, bepalen de betrokken secties in overleg het gewicht. Het gewicht hangt af van stofomvang, aantal studielasturen dat voor de toets staat en duur van de toets. Het gewicht van een toets kan niet achteraf worden bepaald. inhoudelijke kwaliteitsbewaking De toetsen worden regelmatig geëvalueerd in de vaksectie.
3.4 feedback Na correctie en beoordeling van de toets wordt de leerling op de hoogte gesteld van het resultaat, de mogelijke antwoorden en de puntenverdeling. Het gemaakte werk wordt door de docent aan de leerling ter inzage gegeven en besproken.
6
HOOFDSTUK 4. PRAKTISCHE OPDRACHTEN EN PRACTICA
4.0 vooraf Een aantal vakken heeft te maken met praktische opdrachten. De moderne vreemde talen (mvt) kennen ze niet. Bij de mvt zijn echter wel toetsen opgenomen die een grote praktische component hebben. Bij het vervullen van praktische opdrachten moet de leerling ook een beroep doen op zijn kennis en inzicht. De leerling voert immers een aantal activiteiten uit waarbij de examenstof gehanteerd moet worden in praktische probleemstellingen. Praktische opdrachten zijn primair bedoeld om de volgende vaardigheden te toetsen: - onderzoeksvaardigheden; - ontwerpvaardigheden; - probleemoplossingsvaardigheden; - informatieverwerkingsvaardigheden. Om de vaardigheden te toetsen, zijn er verschillende soorten opdrachten, waarbij de leerling het resultaat moet presenteren aan de docent of aan medeleerlingen en de docent. Hiervoor zijn verschillende presentatievormen mogelijk.
4.1 vorm en aantal vorm, structuur, opzet De vaksectie bepaalt vorm, structuur en opzet van de praktische opdrachten. Uitgangspunt hierbij is, dat de opdrachten passen in het overzicht van praktische opdrachten. Praktische opdrachten worden, voor wat structuur en opzet betreft, schriftelijk uitgereikt aan de leerlingen. De opdrachten worden, afhankelijk van de inhoud, op verschillende plaatsen uitgevoerd, variërend van het vaklokaal van betreffende docent tot een speciale practicumruimte. Het is zelfs mogelijk, dat opdrachten bij een bedrijf, extern dus, worden gedaan. De plaats waar de praktische opdracht uitgevoerd wordt, moet altijd bekend zijn bij de vakdocent. soorten opdrachten Er zijn verschillende soorten praktische opdrachten: - onderzoeksopdrachten (bijvoorbeeld: natuurwetenschappelijke onderzoek, literatuuronderzoek); - ontwerpopdrachten (bijvoorbeeld: creatief ontwerp, technisch ontwerp); - probleemoplossingsopdrachten (bijvoorbeeld: in het kader van een bedrijfsbezoek een beknopt probleem analyseren en daarbij een standpunt bepalen); - informatieverwerkingsopdrachten (bijvoorbeeld: gegevens verzamelen, analyseren, verwerken). presentatievormen Er zijn verschillende presentatievormen mogelijk. Te denken valt aan: mondelinge presentatie, schriftelijke presentatie, video-opname, maquette/constructie, posterpresentatie, multimediapresentatie. groepswerk De vaksectie bepaalt of praktische opdrachten in een groep gemaakt mogen worden. Tevens bepaalt ze de omvang van de groep en de becijfering: individueel cijfer, groepscijfer of een mengvorm. aantal opdrachten per vak, aantal studielasturen per opdracht De studielast per praktische opdracht moet in verhouding staan tot de totale studielast van het betrokken vak. De tijdsduur per opdracht is meestal 10 tot 20 uur.
7
4.2 inhoud onderwerpen en te beoefenen vaardigheden De vaksectie bepaalt de onderwerpen van de praktische opdracht. Verder doen zowel ‘de methodes’ als de leerlingen suggesties. opbouw De opbouw van de praktische opdrachten wordt bepaald door de vaksectie. Er wordt door secties een archief opgebouwd van praktische opdrachten. integratie van praktische opdrachten in het profielwerkstuk Praktische werkstukken mogen in het profielwerkstuk worden geïntegreerd. Dit leidt echter tot hogere eisen aan het profielwerkstuk. Immers: de studiebelastingsuren die ervoor beschikbaar zijn, blijven gelijk. Eventuele integratie moet worden geregistreerd door de vakdocent. Bij de profielen ‘Natuur & Techniek’ en ‘Natuur & Gezondheid’ ligt het verwerken van praktische opdrachten in het profielwerkstuk niet voor de hand. De leerlingen moeten hier namelijk met de praktische opdrachten de ervaring opdoen, waarmee ze het profielwerkstuk kunnen maken.
4.3 beoordeling en fraudebestrijding beoordeling Beoordelingscriteria worden vastgesteld door de vaksectie, soms in overleg met verwante secties. Voor vergelijkbare opdrachten worden uiteraard gelijke criteria aangehouden. De kwaliteit van de beoordeling is gewaarborgd omdat de praktische opdrachten geregeld worden besproken in de sectie. Het gewicht van de afzonderlijke opdrachten wordt bepaald door de vaksectie. Elke praktische opdracht is gebonden aan een ‘deadline’, een tijdslimiet. Deze door de docent gegeven uiterste ‘inleverdatum’ is gelijkgesteld aan een afnamemoment voor een schoolexamentoets (set.). Dit betekent, dat het niet op tijd inleveren / klaar hebben van de praktische opdracht gelijk is aan het niet aanwezig zijn bij een set. Aangezien er voor ‘de praktische opdracht’ geen herkansingsmogelijkheid is, kan dit vervelende consequenties hebben. (Zie hiervoor bladzijde 31 en wel Examenreglement vwo - havo, artikel 04 Onregelmatigheden, met name lid 2.) fraudebestrijding Praktische opdrachten worden indien mogelijk onder toezicht van de docent gemaakt. Indien fraude wordt vastgesteld, gelden de schoolregels dienaangaande. In concreto betekent dit, dat het product met een 1.0 kan worden gehonoreerd.
4.4 feedback Onderzoeksopdrachten worden intensief door de docent begeleid; bij minder intensief begeleide opdrachten worden - als er geen nagesprek is - de vraagstelling, het werkplan en het verslag door de leerling onder toezicht opgesteld. In een nabespreking over het gemaakte werk geeft de vakdocent aan de leerling zijn reactie op de geleverde prestatie. De docent geeft deze feedback individueel of, in geval van groepswerk, aan meer leerlingen tegelijk. De feedback heeft betrekking op alle genomen stappen bij het uitvoeren van de opdracht (opzet, structuur, inhoud). De termijn waarbinnen feedback wordt gegeven, is aangegeven in de schoolregels en bedraagt 14 schooldagen. De leerling heeft tevens recht op inzage in de gemaakte opdracht.
8
HOOFDSTUK 5. HET PROFIELWERKSTUK (PWS)
5.0 vooraf Het profielwerkstuk, het pws, is de afsluiting van het examendossier en wordt daarom ook wel ‘meesterproef’ genoemd. Het is een middel om kennis en vaardigheden, verworven bij verschillende vakken, te integreren. Leerlingen kunnen kiezen uit pws’en waarin ‘onderzoek doen’ of ‘ontwerpen’ centraal staat. Bij het pws wordt zowel het proces als het product beoordeeld. Het pws wordt met een schoolexamencijfer beoordeeld. Dit cijfer maakt deel uit van het zogeheten combinatiecijfer; zie 7.1. Voor elk onderdeel van het combinatiecijfer (dus ook voor het pws) dient ten minste een 4 te worden behaald!
5.1 inhoud De keuzes van een onderwerp en van eventuele partners worden gemaakt in het voorexamenjaar. De opzet voor een pws wordt de leerling in de vorm van een ‘Handleiding profielwerkstuk’ gegeven.
5.2 vorm keuze van vakken De keuze van het vak (niet per se een vak uit het profieldeel!) wordt overgelaten aan de leerling. Uiteraard overlegt hij met docenten. individueel of groepswerkstuk Het pws wordt individueel of in een groep gemaakt. (Een groep bestaat uit twee of drie leerlingen.) Omdat per leerling 80 slu’s beschikbaar zijn, is een groeps-pws omvangrijker dan een individueel pws! [Voordeel van het werken in groepen is, dat samenwerkingsvaardigheden worden geoefend, zoals het kiezen van een partner, het verdelen van taken, het rekening houden mèt en gebruik maken vàn elkaars standpunten; het opkomen voor jezelf en het incasseren en benutten van elkaars kritiek.] werken in fasen Het werken aan het pws geschiedt in drie fasen. In de regel zijn die fasen als volgt: - fase 1: voorbereidingsfase tot zomervakantie [in het voorexamenjaar] - fase 2: uitvoeringsfase van zomer- tot herfstvakantie [in het examenjaar] - fase 3: afsluitingsfase van herfst- tot kerstvakantie [in het examenjaar] - fase 4: presentatiefase (na goedkeuring pws, maar vóór vaststelling cijfer)
5.3 begeleiding en beoordeling begeleiding Als alle leerlingen zich ingeschreven hebben voor een onderwerp, krijgen de docenten gelegenheid aan te geven, welke pws’en ze willen/kunnen begeleiden. De begeleider overlegt na elke fase met de leerling. begeleidingsgesprekken: soorten, doel en aantal Tijdens de gesprekken krijgt zowel docent als leerling inzicht in de voortgang, de leerervaringen en de resultaten. De gesprekken zijn voortgangs-, beoordelings- en eindgesprekken, elk met een specifiek doel: - voortgangsgesprek: het bewaken van de voortgang en het bijsturen van leerling / leerproces. - beoordelingsgesprek: het beoordelen van inhoud/product en proces. - eindgesprek: het reflecteren op en evalueren van het pws. Het aantal gesprekken is in de regel drie: na elke fase vindt een gesprek plaats. De leerling weet van tevoren wat het doel van een gesprek is. De uitleg betreffende opzet, planning en schrijven van het pws wordt klassikaal georganiseerd; dit om het aantal uren begeleiding voor docenten te beperken. De leerlingen krijgen gelegenheid om tijdens deze klassikale bijeenkomst vragen te stellen.
9
beoordelingscriteria De criteria voor de (eind)beoordeling worden onderverdeeld in inhoudelijke criteria en vormcriteria. Er wordt per vak, waar mogelijk, een onder- en bovengrens aangegeven voor de omvang van het pws. Bij het opstellen van beoordelingscriteria wordt aandacht besteed aan: - herkenbaarheid van het vak; - aansluiting van het onderwerp bij het profiel; - aansluiting van het vakinhoudelijk niveau bij het schooltype (havo of vwo). Aangezien ook het proces dat aan het pws ten grondslag ligt, wordt beoordeeld, krijgen de leerlingen na elke fase een beoordeling. De functies van deze beoordelingen zijn verschillend. Beoordelingen in de voorbereidings- en uitvoeringsfase zijn bedoeld om het proces te beoordelen en om groen licht te geven voor een volgende fase. Op deze manier wordt voorkomen, dat een leerling bij de eindbeoordeling te horen krijgt, dat het hele pws opnieuw moet worden gemaakt. Na de afsluitingsfase krijgt de leerling een eindbeoordeling. Wanneer bij de eindbeoordeling een onvoldoende wordt gegeven, krijgt de leerling de kans aanvullende werkzaamheden te verrichten. Dit omvat het doen van nader onderzoek, het herschrijven van één of meer hoofdstukken, het overdoen van de presentatie enz. Criteria voor beoordeling kunnen onder andere zijn: niveau van het pws; consistentie van de inhoud; mate van zelfstandigheid van werken; omvang (studielast, via logboek); taalgebruik; gebruik van ict; originaliteit/authenticiteit; kwaliteit van het eventuele verslag; kwaliteit van de presentatie. beoordelingscriteria voor groepswerk Inzake groepswerk is het belangrijk het aandeel van de leerlingen afzonderlijk te bekijken. Hiertoe vinden voortgangs- of tussentijdse beoordelingsgesprekken met de leerlingen plaats, om een vinger aan de pols te houden. Bij de eindbeoordeling tekenen de leerlingen, aan de hand van de procesbeschrijving en taakverdeling, afzonderlijk voor akkoord, ten aanzien van de genoteerde inbreng. gebruik van logboek voor procesbeoordeling Bij de beoordeling wordt gekeken naar inhoud/product van het pws en naar het proces. Voor die procesbeoordeling houden leerlingen een logboek bij. Dit bestaat uit de volgende onderdelen: - planning/aanpak van het leren; - korte aantekeningen over de voortgang van activiteiten; - gedachten en besluiten over voortgang (van leerlingen en docenten); (- bij groepswerk: taakverdeling; opmerkingen over samenwerking; agenda; notulen; afspraken.) Voor de docent is het logboek een hulpmiddel om zicht te krijgen op het proces. Door middel van een logboek wordt een leerling ook verantwoordelijk gesteld voor zijn functioneren. Voor de leerling is het logboek een instrument waarmee hij kan plannen en systematisch informatie verzamelen. Tevens is het logboek een informatiebron bij het evalueren en presenteren van het pws. Belangrijk is, dat het logboek eenvoudig van opzet is. Het bijhouden ervan mag niet veel tijd kosten. fraudebestrijding Na elke fase van het pws vindt een gesprek plaats. Door middel van doorvragen wordt de leerling getoetst op mogelijke fraude. Is desondanks sprake van fraude, dan moet het pws ‘opnieuw’/ alsnog worden gemaakt, uiteraard opnieuw met een werklast van 80 klokuren. Dit gaat ten koste van de herkansing van periode 3. Bij herhaalde fraude treedt artikel 04 van het Examenreglement (zie hierachter) in werking.
5.4 feedback Er worden voortgangsgesprekken gevoerd aan de hand van een door de (groep) leerlingen bijgehouden logboek. Na ieder evaluatiemoment noteert de begeleidende docent opmerkingen en zet zijn paraaf. De leerling dient zelf het besprokene en de eventueel gemaakte afspraken te noteren. De feedback heeft betrekking op de inhoud / het product en op het proces. Aan de hand van het door de leerling bijgehouden logboek wordt dit proces na elke fase beoordeeld in een gesprek.
10
5.5 voortgang en planning informatie aan leerling De school informeert voor aanvang van het werken aan het pws, de betreffende leerlingen over doel en werkwijze. De 'handleidingen' zijn te vinden op de elo onder 'Algemeen', ‘cursussen’. planning - De school bepaalt, wanneer begonnen wordt, welke soort activiteiten in de verschillende fasen moeten plaatsvinden en welke deadlines worden gehanteerd voor tussenstappen en afronding. - De leerling bepaalt, welke specifieke activiteiten er in de verschillende fasen plaatsvinden. Hij plant en registreert zijn voortgang in het (groeps)logboek. planning in vier fasen oriëntatie- en keuzefase 1 Onderwerp/vakken/partner(s) kiezen. Je oriënteert je op interessante onderwerpen / vakken en op geschikte partner(s): - overleg met vakdocenten; - gesprekken met deskundigen, partner(s); - grasduinen in bibliotheek, op internet enz. 2 (Voorlopige) onderzoeksvraag formuleren en verdere oriëntatie en afbakening van het onderwerp: - deelvragen formuleren; - (her)formuleren en bijstellen van de onderzoeksvraag en deelvragen; - welke werkwijze/methode ga ik voor mijn onderzoek toepassen? - welke informatiebronnen of hulpmiddelen heb ik nodig? - welke presentatievorm kies ik? - voorlopig plan van aanpak opstellen. onderzoeksfase 3 (Definitief) plan van aanpak opstellen: - onderzoeksplan en tijdsplan. 4 Informatiebronnen raadplegen: informatie verzamelen, beoordelen, selecteren, bewerken: literatuurstudie, bezoek aan bedrijven, musea, instellingen, vragenlijst samenstellen, proefopstelling maken, veldwerk voorbereiden e.d. Het onderzoek uitvoeren, en het ontwerp maken. presentatievoorbereidingsfase 5 Informatie ordenen en verwerken en de voorlopige versie van het eindproduct maken. presentatiefase 6 Definitieve versie van het eindproduct maken en presenteren Leerlingen die doubleren in de voorexamenklas werken verder aan het pws in het jaar waarin zij gedoubleerd zijn. Dit dienen zij in dat jaar af te ronden en in te leveren volgens de planning. In de tijd ziet het slot van dit traject er als volgt uit. Uiterlijk vrijdag 19 december 2014, 12.00 uur moet het pws persoonlijk overhandigd worden aan de begeleidende docent tenzij met hem andere afspraken moesten worden gemaakt. De docent ontvangt ook een digitale versie van het werkstuk. Bij plagiaat wordt een 1,0 gegeven en moet altijd een herkansing worden benut om het pws alsnog te voltooien. Wie het pws te laat heeft ingeleverd, moet een herkansing van de 3e se-periode gebruiken. Wie lager dan een 4 scoort, werkt zijn pws bij, en verspeelt hiermee eveneens een herkansing in de laatste periode.
11
HOOFDSTUK 6. LOOPBAANORIËNTATIE EN -BEGELEIDING (LOB)
Binnen het vrije deel valt lob; het is verplicht in het examenprogramma en vergt 40 studielasturen. De school stelt de leerlingen in staat lob uit te voeren. Dit houdt in, dat leerlingen, uiteraard met toestemming enerzijds van de ouders en anderzijds van de leerlingenbalie / de teamleider, tijdens lesdagen bijvoorbeeld open dagen of meeloopdagen van universiteiten of hogescholen mogen bezoeken.
6.1 vorm en inhoud Het initiatief voor de te ondernemen activiteiten ligt in principe bij de leerling. Bij lob zijn diverse activiteiten mogelijk. Een aantal voorbeelden: bezoeken van voorlichtingsbijeenkomsten in en buiten school; deelnemen aan een ‘(snuffel)stage’; houden van interviews met vertegenwoordigers van diverse beroepen; bezoeken van open dagen / meeloopdagen / ‘masterclasses’ (enz.) van universiteiten of hogescholen; deelnemen aan een capaciteiten- en interessetest; het formuleren van een motivatie van de keuze voor een bepaalde vervolgopleiding. De leerling maakt steeds een verslag van de ondernomen activiteiten. Hij doet dit online via de website http://www.pontesleaks.nl/lob.
6.2 beoordeling en feedback De decaan beoordeelt het verslag van de leerling en kent een aantal slu’s toe. De decaan licht een negatieve beoordeling desgewenst toe.
12
HOOFDSTUK 7. BEVORDERD WORDEN, DOUBLEREN, ZAKKEN, HERKANSEN
7.0 vooraf Het examendossier wordt opgebouwd gedurende het voorexamenjaar (havo), resp. de voorexamenjaren (vwo), en het examenjaar. Het schoolexamen beslaat dus meer jaren. De school wil voorkomen, dat een leerling - die niet slaagt voor het eindexamen, het gehele Schoolexamen moet overdoen; - kansloos aan het examenjaar begint, omdat hij tevoren erg veel onvoldoendes heeft gehaald; - twee jaar na dato een schoolexamentoets moet herkansen. De leerling moet als het ware met een redelijk schone lei het examenjaar ingaan. Deze wensen maken het noodzakelijk, regels op te nemen voor bevordering, doubleren, zakken en herkansen. Deze worden in dit hoofdstuk weergegeven. 7.1 ‘slaag-/zak-regeling’ Het Eindexamenbesluit havo/vwo zegt, dat een havo- of vwo-leerling is geslaagd, indien - er is voor alle vakken een eindcijfer van 6 of hoger behaald, of - er is eenmaal een 5 behaald en voor de overige vakken 6 of hoger - er is eenmaal een 4 behaald òf tweemaal een 5 òf eenmaal een 5 en eenmaal een 4 en voor de overige vakken 6 of hoger, waarbij het gemiddelde tenminste 6,0 is - het gemiddelde van de centrale-examencijfers 5,5 of hoger is (iemand met een 5,49 of lager is dus per definitie gezakt) - in de eindcijfers voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde maximaal één 5 zit In aanvulling hierop geldt, dat CKV en LO met ‘voldoende’ moeten zijn afgerond. Een van de eindcijfers is het combinatiecijfer, waarin de kleine ‘vakken’ uit het gemeenschappelijk deel worden gemiddeld: het profielwerkstuk en maatschappijleer (plus ANW op het vwo) en eventueel KCV op havo of vwo. Voor wie wil slagen, geldt: de ondergrens voor die afzonderlijke onderdelen is het cijfer 4. De afgeronde eindcijfers worden gemiddeld. Het combinatiecijfer wordt ook afgerond. Het telt mee als één cijfer en kan dus ook eventuele onvoldoendes compenseren.
7.2 bevorderingsnormen 1 2 3 4
5
De bevorderingsnormen zijn een directe afgeleide van de van overheidswege voorgeschreven “slaag-/zak-regeling” (zie hierboven). Het aantal vakken per leerling kan verschillen; omwille van de duidelijkheid is de bevorderingsnorm universeel, evenals de “slaag-/zak-regeling”. Een ‘extra vak’, d.w.z. een vak of module waarin geen examen behoeft te worden gedaan, telt niet mee bij de bevordering. Wie van vwo-4 naar havo-4 wil ‘terugstromen’, moet dit reeds aangeven vóór de herfstvakantie. Stofinhoudelijke en/of schoolorganisatorische zaken (zoals groepsgrootte) kunnen belemmeringen zijn voor wie wil overstappen! Wie in havo of in vwo van profiel wil veranderen, moet dit onmiddellijk melden bij de teamleider! Stofinhoudelijke en/of schoolorganisatorische zaken (zoals groepsgrootte) kunnen belemmeringen zijn voor wie wil overstappen!
13
bevorderingsnormen voor de overgang van havo-4 naar havo-5 bevorderen
-
alle vakken 6 of hoger één vak 5, overige 6 of hoger één vak 4, overige 6 of hoger; gemiddeld min. 6,0 twee vakken 5, overige 6 of hoger; gemiddeld min. 6,0 één vak 5, één vak 4, overige 6 of hoger; gem. min.6,0 n.b.: niet meer dan één onvoldoende (ten minste een 5!) voor de eindcijfers Nederlands, Engels en wiskunde De som van de afgeronde cijfers van de 8 examenvakken moet minstens 42 punten bedragen; 41 punten is voldoende voor hen die (maximaal) één 5 hebben.
bespreken
-
één tekort meer dan volgens “bevorderen” is toegestaan de som van de afgeronde cijfers van de 8 examenvakken bedraagt ten minste 40 punten
afwijzen
-
in alle overige gevallen
- Voor leerlingen zonder wiskunde geldt, dat ten hoogste één 5 voor Nederlands en Engels mag worden behaald. - Het ‘achtste examenvak’ is het combinatiecijfer; dit is opgebouwd uit de cijfers voor pws, maatschappijleer en (eventueel) KCV. Aangezien ervoor gekozen is, het pws en maatschappijleer in havo-5 in te roosteren speelt het combinatiecijfer geen rol in de bevordering. - Een “onvoldoende” voor CKV wordt beschouwd als een 5, al wordt voor dit vak geen cijfer gegeven. - Een “onvoldoende” voor LO wordt beschouwd als een 5, al wordt voor dit vak geen cijfer gegeven. - Let wel: zowel CKV als LO moet “voldoende” zijn, alvorens centraal examen kan worden gedaan!
bevorderingsnormen voor de overgang van vwo-4 naar vwo-5 bevorderen
-
alle vakken 6 of hoger één vak 5, overige 6 of hoger één vak 4, overige 6 of hoger; gemiddeld min. 6,0 twee vakken 5, overige 6 of hoger; gemiddeld min. 6,0 één vak 5, één vak 4, overige 6 of hoger; gem. min.6,0 n.b.: niet meer dan één onvoldoende (ten minste een 5) voor de eindcijfers Nederlands, Engels en wiskunde De som van de afgeronde cijfers van de 9 examenvakken moet minstens 54 punten bedragen; 53 punten is voldoende voor hen die (maximaal) één 5 hebben.
bespreken
-
één tekort meer dan volgens “bevorderen” is toegestaan de som van de afgeronde cijfers van de 9 examenvakken bedraagt ten minste 52 punten
afwijzen
-
in alle overige gevallen
- Het ‘negende examenvak’ is het combinatiecijfer; dit is opgebouwd uit de cijfers voor pws, maatschappijleer, ANW en (eventueel) KCV. - Een “onvoldoende” voor CKV wordt beschouwd als een 5, al wordt voor dit vak geen cijfer gegeven. - Een “onvoldoende” voor LO wordt beschouwd als een 5, al wordt voor dit vak geen cijfer gegeven. - Let wel: zowel CKV als LO moet “voldoende” zijn, alvorens centraal examen kan worden gedaan!
14
bevorderingsnormen voor de overgang van vwo-5 naar vwo-6 bevorderen
-
alle vakken 6 of hoger één vak 5, overige 6 of hoger één vak 4, overige 6 of hoger; gemiddeld min. 6,0 twee vakken 5, overige 6 of hoger; gemiddeld min. 6,0 één vak 5, één vak 4, overige 6 of hoger; gem. min.6,0 n.b.: niet meer dan één onvoldoende (ten minste een 5) voor de eindcijfers Nederlands, Engels en wiskunde De som van de afgeronde cijfers van de 9 examenvakken moet minstens 54 punten bedragen; 53 punten is voldoende voor hen die (maximaal) één 5 hebben.
bespreken
-
één tekort meer dan volgens “bevorderen” is toegestaan de som van de afgeronde cijfers van de 9 examenvakken bedraagt ten minste 52 punten
afwijzen
-
in alle overige gevallen
- Het ‘negende examenvak’ is het combinatiecijfer; dit is opgebouwd uit de cijfers voor pws, maatschappijleer, ANW en (eventueel) KCV. - Een “onvoldoende” voor CKV wordt beschouwd als een 5, al wordt voor dit vak geen cijfer gegeven. - Een “onvoldoende” voor LO wordt beschouwd als een 5, al wordt voor dit vak geen cijfer gegeven. - Let wel: zowel CKV als LO moet “voldoende” zijn, alvorens centraal examen kan worden gedaan!
7.3 bevorderingsregels en rapporten cijfers en beoordelingen ten behoeve van de overgang In het voorexamenjaar / de voorexamenjaren worden niet alleen cijfers en beoordelingen gegeven voor het examendossier (het Schoolexamen), maar ook voor de overgang. Enige voorbeelden: - er worden ‘traditionele’ proefwerken / repetities gegeven; - de oefeningen voor de praktische opdrachten worden becijferd ten behoeve van de overgang (praktische opdrachten moeten immers ook geoefend worden); - de activiteiten in het handelingsdeel worden in het kader van het examendossier alleen beoordeeld met ‘naar behoren’ of ‘niet naar behoren’, maar ten behoeve van de overgang worden ze becijferd. Bovengenoemde punten wegen mee bij het bepalen van het overgangscijfer van klas 4 naar klas 5 en van klas 5 vwo naar 6 vwo. Ze worden aangevuld met de onderdelen van het examendossier. Bij de beoordeling voor de overgang tellen alle vakken mee, inclusief lichamelijke oefening. relatie examendossier met het ‘gewone’ rapport Het rapport is een belangrijk document, aangezien de school blijft werken met het jaarsysteem. Het rapport geeft de vorderingen van de leerling weer. Te veel tekorten op het rapport belemmeren doorstroming naar het volgende leerjaar.
15
7.4 herkansingen schoolexamentoetsen aantal herkansingen De leerling krijgt de mogelijkheid schoolexamentoetsen te herkansen in een door het bevoegd gezag van de school als volgt vastgelegd stramien. de complete herkansingsregeling De herkansingsregeling (deel)schoolexamen is als volgt. a Per periode zijn er inhaal-/herkansingsdagen. b Op de inhaal-/herkansingsdagen worden volgens het normale rooster lessen verzorgd. c Iedere leerling heeft per periode maximaal één herkansingsmoment. Voor iedere leerling zijn er drie periodes. (Detailinformatie wordt in de Jaarplanning opgenomen.) d Iedereen kan één toets herkansen, ook wie een toets (meer toetsen) moet inhalen. Dit geldt niet voor hen die ongeoorloofd een toets gemist hebben. Zij verspelen het recht op een herkansing. e Alle gemiste toetsen moeten worden ingehaald. f Een ingehaalde toets kan niet worden herkanst. f' Een gemiste herkansingstoets kan niet in tweede instantie worden gedaan. g Het is mogelijk, dat niet alle inhaaltoetsen op één dag kunnen worden ingeroosterd. h Wie in een periode geen schoolexamentoets heeft gemaakt, kan uiteraard niets herkansen. i Het recht op herkansingen kan worden meegenomen naar een volgende periode. Herkansingen sluiten aan bij de laatst afgelegde toetsen; er kan daarom niet worden herkanst uit een vorige toetsperiode. j Een set. en een deel-set. worden inzake inhalen en herkansen aan elkaar gelijkgesteld. k Voor een doublant geldt dezelfde regeling als voor wie voor het eerst in een leerjaar zit. l Het is een gegeven, dat schoolexamentoetsen zó kunnen zijn ingeroosterd, dat leerlingen een verschillend aantal schoolexamentoetsen hebben. m Voor leerlingen voor wie geldt, dat sprake is van 'bijzondere omstandigheden' - zulks ter bepaling van de teamleider - geldt een afwijkende regeling.
7.5 handelingsopdrachten Voor alle opdrachten die deel uitmaken van het ‘handelingsdeel’ geldt, dat ze ‘goed’, ‘voldoende’ of ‘naar behoren’ moeten zijn. Eén van deze kwalificaties verdienen ze slechts, indien de inhoud van het product dit wettigt èn indien ze op tijd zijn ingeleverd. Onder ‘op tijd’ wordt verstaan: een (na overleg met de klas) uiteindelijk door de docent bepaalde datum. Wie op tijd ‘onvoldoende’ kwaliteit levert, krijgt de gelegenheid, in overleg met de docent het werk aan te vullen of te herzien, totdat het aan de eisen voldoet. Wie niet op tijd het werk inlevert, krijgt twee weken respijt - de tijd die een docent in de regel heeft, om werk van leerlingen te beoordelen en/of te corrigeren. Is het werk ná de extra tijd nog niet bij de docent, dan hoeft die docent zich niet meer verplicht te voelen voor enigerlei begeleiding zorg te dragen. Bovendien neemt de docent contact op met de teamleider met het oog op eventueel op te leggen sancties. Deze sancties houden veelal in, dat een kind op school blijft, tot het werk af is. (Zie ook 7.6.)
16
7.6 handelingsdeel (de verzamelde handelingsopdrachten per vak) 1. 2.
3. 4.
5.
6.
De (totale) handelingsdelen van een vak moeten ‘voldoende’ of ‘goed’ zijn. De leerling ontvangt van de desbetreffende docent een ‘protocol’ waarin stofomschrijving, eisen en uiterste inleverdatum van het geheel aan handelingsopdrachten zijn opgenomen. Na afsluiting van schoolexamens kunnen geen handelingsdelen worden afgerond. De docent verstrekt een nieuwe (aanvullende) opdracht indien een handelingsdeel niet ‘voldoende’ of ‘goed’ is afgerond. Indien het handelingsdeel op de gestelde einddatum niet ‘voldoende’ of ‘goed’ is afgerond, krijgt de kandidaat nog twee weken de gelegenheid aan de gestelde eisen te voldoen. De leerling kan worden verplicht, dagelijks tot 17.00 uur op school aan het handelingsdeel te werken. Van de met de leerling gemaakte afspraken worden ouders/verzorgers schriftelijk in kennis gesteld. Indien het handelingsdeel op de ‘nieuwe’ einddatum niet ‘voldoende’ of ‘goed’ is, worden de ouders/verzorgers door de voorzitter van de examencommissie door middel van een aangetekende brief op de hoogte gebracht van het volgende: het schoolexamen van het desbetreffende vak kan niet worden afgerond en derhalve is voor dat vak deelname aan het centraal examen uitgesloten. Binnen drie dagen na ontvangst van de aangetekende brief kan men schriftelijk beroep aantekenen bij de Commissie van beroep eindexamens.
7.7 vrijstellingen, opstromen, doubleren, zakken vrijstellingen Afhankelijk van ‘waarvandaan’ een leerling komt, worden bepaalde vrijstellingen verleend: - leerling komt van 5 havo en gaat naar 5 vwo: vrijstellingen voor ANW, CKV, maatschappijleer; - leerling komt van een andere school: (eventueel) vrijstellingen op grond van zijn examendossier en (dus) op grond van eerdere vrijstellingen. De decaan beschikt over een lijst waarop uitputtend de vrijstellingen worden beschreven. Deze lijst is ook te vinden op de decanenwebsite: http://pontesgoeselyceum.dedecaan.net/handig/downloads/overstappen_naar_andere_afdeling opstromen Een leerling met een havo-diploma kan in sommige gevallen opstromen naar vwo-5. Voorwaarde is dat de kandidaat hierover tijdig overleg heeft met de decaan en de teamleider. Tezamen wordt onderzocht of de opstroom mogelijk is en wat ervoor moet worden gedaan. De decaan beschikt over een lijst waarop uitputtend de te vullen hiaten worden beschreven. Deze lijst is ook te vinden op de decanenwebsite: http://pontesgoeselyceum.dedecaan.net/handig/downloads/overstappen_naar_andere_afdeling doubleren en zakken Een leerling die doubleert, moet onderdelen van het examendossier overdoen, - die niet met 5.5 of 6.5 (beoordeling van de docent) of hoger waren gehonoreerd (zie PTA); - die niet als beoordeling ‘voldoende’ of ‘goed’ hadden gekregen. Overigens: hij doet mee aan alle niet-schoolexamenopdrachten/-toetsen en volgt alle lessen. Een leerling die zakt, moet onderdelen van het examendossier overdoen, - die niet met 5.5 of 6.5 (ter beoordeling van de docent) of hoger waren gehonoreerd (zie PTA); - die niet als beoordeling ‘voldoende’ of ‘goed’ hadden gekregen. Overigens: hij doet mee aan alle niet-schoolexamenopdrachten/-toetsen en volgt alle lessen.
7.8 regelingen voor beroep / uitzonderingen (dyslexie e.d.)
17
De school gaat uit van het gestelde in artikel 5 van het Eindexamenbesluit vwo, havo, vmbo, waarin melding wordt gemaakt van een en ander.
EXAMENREGLEMENT VWO - HAVO
Het ‘Examenreglement’ is gebaseerd òp en bevat een uittreksel vàn het ‘Eindexamenbesluit vwo-havomavo-vbo’. Dit ‘examenreglement’ is gewijzigd ten opzichte van dat van 1 augustus 1990. Fundamentele wijzigingen zijn aangebracht in de volgende artikelen: 03, 08, 10, 12, 13, 16, 22, 23, 24, 25, 28. Het is vastgesteld door het bevoegd gezag op 1 september 1999. I
algemene bepalingen
artikel 01 begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o. p. q. r. s. t.
de wet: de Wet op het voortgezet onderwijs; Eindexamenbesluit: Eindexamenbesluit vwo, havo, vmbo; de school: een school voor openbaar voortgezet onderwijs; onze minister: de minister van onderwijs en wetenschappen; de inspectie: de inspectie, bedoeld in artikel 113 of 114 van de wet; het bevoegd gezag: de bestuurscommissie; directeur: de rector of directeur van een school; kandidaat: een ieder die tot het eindexamen wordt toegelaten; examinator: degene die is belast met het afnemen van het eindexamen; schooljaar: het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraan volgend; gecommitteerde: een gecommitteerde in de zin van artikel 29 derde lid van de wet, belast met het toezicht op het eindexamen of een deel daarvan; eindexamen: een examen in de in de artikelen 11 tot en met 25 van het Eindexamenbesluit voorgeschreven vakken; examenprogramma: het programma als bedoeld in artikel 7 van het Eindexamenbesluit; de commissie van beroep: de commissie van beroep eindexamens als bedoeld in bijlage 1 bij dit reglement; programma van toetsing en afsluiting: programma als bedoeld in het Eindexamenbesluit; examenstof: de aan de kandidaat te stellen eisen; staatsexamencommissie: een commissie als bedoeld in artikel 60 van de wet; vakken: vakken, deelvakken en andere programmaonderdelen; profielwerkstuk: het in artikel 03 bedoelde profielwerkstuk; toets: een toets met schriftelijke/mondelinge vragen en opdrachten, of een praktische opdracht
artikel 02 afnemen eindexamen 1. 2.
De directeur en de examinatoren nemen onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag het eindexamen af. De directeur wijst één van de personeelsleden van de school aan tot secretaris van het eindexamen.
artikel 03 indeling eindexamen; profielwerkstuk 1. 2.
Het eindexamen kan voor ieder vak bestaan uit een schoolexamen, uit een centraal examen, dan wel uit beide. Het schoolexamen vwo en havo omvat mede een profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is een werkstuk, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen die relevant zijn voor het vakkenpakket van de leerling.
18
3.
Het profielwerkstuk heeft betrekking op minstens één vak.
artikel 04 onregelmatigheden (Gelieve in dit artikel “directeur” te lezen als “rector of diens plaatsvervanger”) 1. 2.
3.
4.
5.
Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het eindexamen aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan de directeur maatregelen nemen. De maatregelen bedoeld in het eerste lid die, afhankelijk van de aard van de onregelmatigheid, ook in combinatie met elkaar genomen kunnen worden, zijn: a. het toekennen van het cijfer 1 voor een toets van het schoolexamen of het centraal examen; b. het ontzeggen van de deelname of de verdere deelname aan één of meer toetsen van het schoolexamen of het centraal examen; c. het ongeldig verklaren van één of meer toetsen van het reeds afgelegde deel van het schoolexamen of het centraal examen; d. het bepalen dat het diploma en de cijferlijst slechts kunnen worden uitgereikt na een hernieuwd examen in door de directeur aan te wijzen onderdelen. Indien het hernieuwd examen als bedoeld in de vorige volzin betrekking heeft op één of meer onderdelen van het centraal examen, legt de kandidaat dat examen af in het volgend tijdvak van het centraal examen, dan wel ten overstaan van de staatsexamencommissie. Alvorens een beslissing ingevolge het tweede lid wordt genomen, hoort de rector of diens plaatsvervanger de kandidaat. De kandidaat kan zich door een door hem aan te wijzen meerderjarige laten bijstaan. De rector of diens plaatsvervanger deelt zijn beslissing mede aan de kandidaat, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk. In de schriftelijke mededeling wordt tevens gewezen op het bepaalde in het vierde lid. De schriftelijke mededeling wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan de ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat, indien deze minderjarig is. De kandidaat kan tegen een beslissing van de rector in beroep gaan bij de door het bevoegd gezag van de school in te stellen commissie van beroep. Het beroep wordt binnen drie dagen nadat de beslissing schriftelijk ter kennis van de kandidaat is gebracht, schriftelijk bij de commissie van beroep ingesteld. De kandidaat richt zijn beroepschrift aan het in bijlage 2 bij dit reglement vermeld adres. De commissie stelt een onderzoek in en beslist binnen twee weken op het beroep tenzij zij de termijn met redenen omkleed heeft verlengd met ten hoogste twee weken. De commissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het eindexamen geheel of gedeeltelijk af te leggen onverminderd het bepaalde in de laatste volzin van het tweede lid. De commissie deelt haar beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat, aan de ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat in dien deze minderjarig is, aan de rector en aan de inspectie.
artikel 05 geheimhouding Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van dit besluit en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit besluit de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
II
inhoud van het eindexamen
conform ‘Eindexamenbesluit’ De inhoud van het eindexamen is vastgesteld conform de artikelen 7 t/m 25 van het Eindexamenbesluit
19
vwo-havo-mavo-vbo. III
regeling van het eindexamen
AFDELING 1
EXAMENREGLEMENT EN PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING
artikel 06 Examenreglement en Programma van toetsing en afsluiting 1. 2.
Het bevoegd gezag stelt een ‘Examenreglement’ en een ‘Programma van toetsing en afsluiting’ vast. In het ‘Programma van toetsing en afsluiting’ wordt in elk geval aangegeven: a. welke onderdelen van het examenprogramma in het schoolexamen worden getoetst; b. de inhoud van de onderdelen van het schoolexamen; c. de wijze waarop het schoolexamen plaatsvindt; d. de eventuele herkansing van de schoolexamentoetsen; e. de periode waarin de herkansing plaatsvindt.
artikel 07 bekendmaking Examenreglement en Programma van toetsing en afsluiting Het Examenreglement en het Programma van toetsing en afsluiting worden door de rector jaarlijks vóór 1 oktober gepubliceerd op www.pontes.nl en toegezonden aan de inspectie.
AFDELING 2
SCHOOLEXAMEN
artikel 08 schoolexamen 1. 2.
Het schoolexamen geschiedt onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Indien een kandidaat in een vak tevens centraal examen aflegt, stelt het bevoegd gezag de kandidaat in de gelegenheid het schoolexamen in het desbetreffende vak af te sluiten tenminste een week vóór aanvang van dat centraal examen.
artikel 09 berichtgeving cijfers schoolexamen 1. 2.
Van alle toetscijfers die meetellen als tentamencijfers en eindcijfers stelt de examinator de ouders zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 21 dagen in kennis via het leerlingvolgsysteem. Een overzicht van de tentamencijfers en eindcijfers wordt aan de kandidaat en zijn/haar ouders of verzorgers schriftelijk verstrekt vóór aanvang van het landelijk schriftelijk examen.
artikel 10 schoolexamen volgens twee programma’s Dit artikel heeft betrekking op het vmbo en is derhalve niet in dit Examenreglement opgenomen. artikel 11 cijfer schoolexamen 1.
De examinator bepaalt het eindcijfer voor het schoolexamen aan de hand van de beoordelingen bedoeld onder artikel 09, lid 1; voor zover ingevolge artikel 6.2 voor de afzonderlijke vakken aan bepaalde beoordelingen een bepaald gewicht is toegekend, volgt hij deze gewichtstoekenning. Het eindcijfer is het gewogen gemiddelde van de beoordelingen. De deelcijfers van het school-
20
2.
3.
examen mogen worden bepaald tot op een decimaal nauwkeurig. Het eindcijfer van het schoolexamen moet worden bepaald tot op een decimaal nauwkeurig. Indien een kandidaat in een vak door twee leraren wordt onderwezen en geëxamineerd, bepalen deze examinatoren in onderling overleg en met inachtneming van het gestelde in 11.1, het cijfer voor het schoolexamen. Kunnen zij niet tot overeenstemming komen, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundige gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Indien daardoor een cijfer met 2 decimalen ontstaat, geschiedt de afronding zoals aangegeven onder 11.3. De examinator drukt zijn eindoordeel over kennis, inzicht en vaardigheid van een kandidaat voor zijn vak uit in een cijfer voor het schoolexamen. Daartoe gebruikt hij één van de cijfers 1 t/m 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. Indien een cijfer met 2 decimalen ontstaat, vervalt de tweede decimaal indien deze een 4 of lager is; als deze 5 of hoger is, leidt hij tot verhoging met één van de eerste decimaal. 1 = zeer slecht 6 = voldoende 2 = slecht 7 = ruim voldoende 3 = zeer onvoldoende 8 = goed 4 = onvoldoende 9 = zeer goed 5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend
artikel 12 gezakte kandidaten Kandidaten havo en vwo die zijn afgewezen voor het eindexamen zijn vrijgesteld van deelname aan schoolexamens, waarvoor zij in het voorlaatste als beoordeling een ‘naar behoren’, ‘voldoende’, ‘goed’ of een 6,5 of hoger hebben gekregen. Het resultaat dat zij in het voorgaande leerjaar voor dit schoolexamen behaalden, blijft in zo’n geval gehandhaafd. Nemen zij toch voor de tweede maal deel aan het betreffende schoolexamen, dan geldt het hoogste cijfer. artikel 13 toezicht 1.
2. 3.
4.
Indien en voor zover een tentamen van het schoolexamen in een vak op mondelinge wijze plaatsvindt, geschiedt dit met behulp van geluidsopnameapparatuur of in aanwezigheid van een vakcollega m.u.v. het in 13.3 gestelde. De leiding van de school wijst de leraar-bijzitter aan. De collega-bijzitter maakt het protocol op. Voor het toetsen van de spreekvaardigheid in het vak Nederlands dient de vwo- en havokandidaat o.a. een presentatie te verzorgen over een (in de regel: letterkundig) onderwerp. Dit onderdeel van het schoolexamen vindt in de klas plaats. Hierbij is geen leraar-bijzitter aanwezig. Indien een tentamen op schriftelijke wijze wordt afgenomen, alsook bij het practicum, vindt overleg plaats tussen examinator en andere leden van de sectie over de opgaven, normen, correctie en beoordeling.
artikel 14 bewaring werk schoolexamen Het schriftelijke werk wordt de kandidaten na correctie ter inzage gegeven op school. Het werk mag niet worden meegenomen en wordt, evenals de bij het werk behorende opgaven en beoordelingsnormen - zo die er zijn - en de voor elk werk toegekende cijfers bewaard tot tenminste zes maanden na vaststelling van de definitieve uitslag. artikel 15 afwezigheid wegens ziekte 1.
2.
Indien een kandidaat wegens ziekte of andere aantoonbare vormen van overmacht verhinderd is aan een tentamen deel te nemen, dient vóór aanvang van het tentamen een bericht van verhindering ter kennis te worden gebracht van de betrokken teamleider. Indien een kandidaat hieraan niet voldoet, treedt het omschrevene onder artikel 04 in werking. Iedere mondelinge kennisgeving van absentie bij een tentamen dient te worden gevolgd door een schriftelijke bevestiging hiervan door de ouders of verzorgers van de kandidaat. Indien hieraan niet voldaan wordt, treedt artikel 04 in werking.
21
3. 4.
5.
Iedere kandidaat is verplicht de tentamens op de vastgestelde tijd af te leggen, tenzij de kandidaat door bijzondere omstandigheden zoals vermeld in artikel 15.1 verhinderd is. De kandidaat die wegens ziekte of andere aantoonbare vormen van overmacht een tentamen heeft gemist, wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor de sluiting van het schoolexamen, in de gelegenheid gesteld het gemiste werk in te halen. De eventuele herkansing voor het desbetreffende vak vervalt. Indien van een kandidaat wegens langdurige ziekte of andere aantoonbare vormen van overmacht onvoldoende gegevens beschikbaar zijn ter vaststelling van het eindcijfer schoolexamen in een vak, dan wordt in overleg met de directeur door de betreffende examinatoren een regeling getroffen.
artikel 16 inhalen en herkansen toetsen schoolexamen 1.
2. 3.
De kandidaat heeft, met inachtneming van het tweede lid, het recht om opnieuw dan wel alsnog deel te nemen aan toetsen van het schoolexamen die worden beoordeeld door middel van een cijfer, indien hij voor de betreffende toets een cijfer heeft behaald lager dan 5,5, dan wel door ziekte of ten gevolge van een bijzondere, van zijn wil onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest aan de desbetreffende toets deel te nemen. Het bevoegd gezag stelt regels vast voor de toepassing van het eerste lid. Het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij de eerder afgelegde toets van het schoolexamen geldt als definitief cijfer voor die toets.
artikel 17 slotbepaling In gevallen waarin de regeling schoolexamen niet voorziet, beslist de rector.
AFDELING 3
CENTRAAL EXAMEN
conform ‘Eindexamenbesluit’ Het centraal examen wordt afgenomen conform de artikelen 36 t/m 44 van het Eindexamenbesluit vwo, havo, vmbo. Zie verder hieronder. artikel 18 regels omtrent het centraal examen 01. 02. 03.
04. 05. 06. 07.
De directeur zorgt ervoor, dat de opgaven voor het centraal examen geheim blijven tot de aanvang van de toets, waarbij deze opgaven aan de kandidaten worden voorgelegd. Tijdens een toets van het centraal examen worden aan de kandidaten geen mededelingen van welke aard ook, aangaande de opgaven gedaan. De directeur draagt er zorg voor, dat het nodige toezicht bij het centraal examen wordt uitgeoefend met dien verstande dat in elk lokaal waar een toets gemaakt wordt tenminste twee toezichthouders aanwezig zijn. Het is de toezichthouders niet toegestaan tijdens de surveillance andere werkzaamheden te verrichten dan toezicht houden. Tijdens het uitdelen van de opgaven dient er volkomen rust in de examenlokalen te heersen. Zij die toezicht houden, maken een proces-verbaal op. Zij leveren dit in bij de directeur, samen met het gemaakte werk. De toezichthouders zien erop toe, dat de kandidaten geen ‘tipp-ex’ / correctielak gebruiken.
22
08. 09. 10. 11.
12. 13. 14.
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
23.
24.
Zonder toestemming van een toezichthouder mag een kandidaat zich gedurende een toets niet verwijderen uit de examenruimte. Een van de toezichthouders controleert of iedere kandidaat aanwezig is. Bij afwezigheid dient dit direct aan de directeur of diens vervanger gemeld te worden. Een van de toezichthouders ziet erop toe dat geen exemplaar van de opgaven voor het einde van de zitting buiten het examenlokaal gebracht wordt. Een van de toezichthouders controleert of een kandidaat niet vergeet een deel van het gemaakte werk in te leveren. Na het verlaten van het examenlokaal mag de kandidaat onder geen beding worden toegestaan nog aan de desbetreffende toets te werken. Een van de toezichthouders geeft het einde van de zitting aan en van het tijdstip 15 minuten daarvoor. Gedurende het laatste kwartier mag geen der kandidaten het examen lokaal verlaten. De toezichthouders zien erop toe, dat aan het eind van de zitting de kandidaten blijven zitten tot al het werk is opgehaald. De kandidaten dienen 10 minuten voor de aanvang van de toets in het examenlokaal aanwezig te zijn. Een kandidaat die te laat komt, mag uiterlijk tot een half uur na het tijdstip van opening van de enveloppe tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert het werk in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt. Na opening van de enveloppe met examenopgaven dient de kandidaat minimaal één uur in de examenzaal te blijven. Het werk wordt gemaakt op papier, gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de directeur, tenzij door de commissie belast met de vaststelling van de opgaven ander papier is verstrekt. De kandidaat plaatst aan de linkerbovenkant van het papier zijn examennummer en aan de rechterbovenkant zijn naam, tenzij een andere plaats is aangegeven. dit artikel betreft vmbo-kandidaten Tenzij het anders is aangegeven, is het gebruik van boeken, logaritmentafels, tabellen en andere hulpmiddelen niet toegestaan. Kladpapier wordt gewaarmerkt en verstrekt door de school. Het werk wordt niet met potlood gemaakt. Dit laatste is niet van toepassing op tekeningen, grafieken. De antwoorden op meerkeuzevragen bij de vakken Frans, Duits en Engels kunnen worden aangegeven op een antwoordblad van het Cito; de kandidaat dient in dat geval aan het begin van de toets te controleren of het antwoordblad van het juiste schooltype en het juiste vak is uitgereikt; de kandidaat dient er zorg voor te dragen dat naam, kandidaat nummer en overige gegevens juist ingevuld zijn; de kandidaat mag nooit meer dan één hokje per vraag zwart maken. Indien zich zeer bijzondere omstandigheden voordoen (bijv. ernstige ziekte of overlijden in de familie) en ook eigen ziekteverschijnselen, dienen deze bij de directeur te worden gemeld vóór de aanvang van een examenzitting. De kandidaat dient zich beschikbaar te houden tot en met de herkansing.
artikel 19 verhindering centraal examen 1.
2.
3.
4.
Indien een kandidaat om een geldige reden (ter beoordeling van de rector) is verhinderd bij één of meer toetsen in het eerste tijdvak tegenwoordig te zijn, wordt hem in het tweede tijdvak de gelegenheid gegeven het centraal examen op ten hoogste twee toetsen te voltooien. Indien een kandidaat in het tweede tijdvak evenzeer verhinderd is, of wanneer hij het centraal examen in het tweede tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het derde tijdvak ten overstaan van de staatsexamencommissie zijn eindexamen te voltooien. De kandidaat meldt zich zo spoedig mogelijk door tussenkomst van de directeur aan bij de voorzitter van de desbetreffende staatsexamencommissie. In dat geval deelt de directeur aan de commissie mede welke cijfers de kandidaat voor het schoolexamen en het eventueel reeds afgelegde gedeelte van het centraal examen heeft behaald, alsmede, wanneer dit zich voordoet, dat ten behoeve van de kandidaat toepassing is gegeven aan artikel 26 eerste, tweede dan wel derde lid, en waaruit deze toepassing bestaat. Na afloop van het derde tijdvak deelt de staatsexamencommissie het resultaat mede aan de directeur.
23
IV
uitslag, herkansing centraal examen en diplomering
artikel 20 eindcijfer eindexamen 1. 2.
Het eindcijfer voor alle vakken van het eindexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10. De examinator bepaalt het eindcijfer voor een vak op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Is dit gemiddelde niet een geheel getal, dan wordt het, indien de cijfers achter de komma 49 of minder zijn, naar beneden afgerond en indien deze 50 of meer zijn, naar boven afgerond.
artikel 21 vaststelling uitslag 1. 2.
3.
4.
De directeur en de secretaris van het eindexamen stellen de uitslag vast met inachtneming van het bepaalde in artikel 22. Indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen, betrekken de rector en de secretaris van het eindexamen één of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de definitieve uitslag. De overgebleven vakken dienen een eindexamen te vormen als bedoeld in de artikelen 11 t/m 25 van het eindexamenbesluit. Indien de kandidaat slechts kan slagen bij een bepaalde keuze uit eindcijfers volgens twee programma’s in een of meer vakken, betrekken de directeur en de secretaris van het eindexamen die eindcijfers bij de bepaling van de uitslag, die de kandidaat nodig heeft om te kunnen slagen. Indien er meer keuzen mogelijk zijn, stellen de directeur en de secretaris van het eindexamen de kandidaat een keuze uit eindcijfers voor. De keuze is definitief wanneer de kandidaat niet binnen vier dagen heeft medegedeeld dat een andere keuze moet worden gemaakt. Indien de kandidaat, doordat voor een of meer vakken het eindcijfer volgens het hoogste programma bij de bepaling van de uitslag wordt betrokken, slechts kan slagen wanneer het eindcijfer van een of meer andere vakken niet bij de bepaling van de uitslag wordt betrokken, stellen de directeur en de secretaris van het eindexamen de kandidaat een keuze uit de eindcijfers voor. Deze keuze is definitief wanneer de kandidaat niet binnen vier dagen heeft medegedeeld dat een andere keuze gemaakt moet worden.
artikel 22 uitslag 1. De kandidaat die een eindexamen heeft afgelegd en al zijn eindcijfers heeft behaald binnen een schooljaar is geslaagd, indien hij: a. voor alle vakken als eindcijfer een 6 of meer heeft behaald, waaronder niet meer dan twee cijfers lager dan 6, waarvan ten hoogste één 4 en geen cijfer lager dan 4, en b. voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde ten hoogste één 5 is behaald en geen cijfer lager dan 5. Tevens geldt, dat voor de centrale eindexamens gemiddeld minstens een 5,5 moet worden gescoord. In aanvulling hierop is bepaald, dat CKV en LO moeten zijn beoordeeld als ‘voldoende’ of ‘goed’. 2. De kandidaat die eindexamen heeft afgelegd en die niet voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, is afgewezen, behoudens de mogelijkheid tot herkansing, bedoeld in artikel 23. 3. Zodra de uitslag ingevolge het eerste lid is vastgesteld, deelt de rector deze tezamen met de eindcijfers schriftelijk aan iedere kandidaat mede, onder mededeling van het bepaalde in artikel 23. De in de eerste volzin bedoelde uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 23, eerste lid geen toepassing vindt. artikel 23 herkansing centraal examen
24
1.
2. 3. 4.
De kandidaat heeft voor één vak waarin hij reeds examen heeft afgelegd, nadat de uitslag volgens artikel 22 is vastgesteld, het recht in het tweede tijdvak, of indien artikel 19, eerste lid, van toepassing is, in het derde tijdvak, opnieuw dan wel alsnog deel te nemen aan het centraal examen. De kandidaat stelt de directeur vóór een door deze laatste te bepalen dag en tijdstip schriftelijk in kennis van gebruikmaking van het in het eerste lid bedoelde recht. Het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde centraal examen geldt als definitief cijfer voor het centraal examen. Na afloop van de herkansing wordt de uitslag definitief vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 21 en wordt deze schriftelijk aan de kandidaat meegedeeld.
artikelen 24 en 25 diploma en cijferlijst 1.
7. 8.
De directeur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke kandidaat die eindexamen heeft afgelegd een lijst uit waarop zijn vermeld: a. de cijfers voor het schoolexamen; b. de vakken en de titel (het onderwerp) van het profielwerkstuk; c. de beoordeling voor de vakken CKV en LO; d. de cijfers voor het centraal examen; e. de eindcijfers voor de examenvakken; f. de uitslag van het eindexamen. n.v.t. voor Het Goese Lyceum n.v.t. voor Het Goese Lyceum n.v.t. voor Het Goese Lyceum n.v.t. voor Het Goese Lyceum Indien een kandidaat examen heeft afgelegd in meer dan in het examenbesluit voorgeschreven aantal vakken worden de eindcijfers van de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken, vermeld op de cijferlijst, tenzij de kandidaat daartegen bezwaar heeft. De minister van onderwijs [enz.] stelt de modellen van de cijferlijst vast. De rector en de secretaris van het eindexamen tekenen de diploma’s en de cijferlijsten.
V
overige bepalingen
2. 3. 4. 5. 6.
artikel 26 afwijking wijze van examineren 1.
2.
3.
De directeur kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de directeur de wijze waarop het examen zal worden afgelegd. Hij doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie. Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap, geldt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde aangepaste wijze van examineren dat: a. er een deskundigenverklaring is die door een deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld. b. de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten, en c. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voor zover daartoe in de onder a. genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in die deskundigenverklaring. Het bevoegd gezag kan in verband met onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal afwijken van de voorschriften gegeven bij of krachtens dit besluit, ten aanzien van een kandidaat die met inbegrip van het schooljaar waarin hij examen aflegt, ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en voor wie het Nederlands niet de moedertaal is. De in de eerste volzin bedoelde afwijking kan betrekking hebben op:
25
4.
5.
a. het vak Nederlandse taal- (en letterkunde); b. enig ander vak waarbij gebruik van de Nederlandse taal van overwegende betekenis is. De in het derde lid bedoelde afwijking bestaat voor zover betrekking hebbend op het centraal examen slechts uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten en het verlenen van toestemming tot het gebruik van een verklarend woordenboek der Nederlandse taal. Van elke afwijking op grond van het derde lid wordt mededeling gedaan aan de inspectie.
artikel 27 bewaren werk centraal eindexamen Het werk van het centraal examen der kandidaten en de lijsten met gegevens betreffende het centrale examen wordt tot tenminste zes maanden na afloop van het eindexamen door de directeur bewaard, ter inzage voor belanghebbenden. artikel 28 spreiding voltooiing examen 1.
2.
3.
4.
5. 6.
Het bevoegd gezag kan, de inspectie gehoord hebbend, toestaan dat, ten aanzien van kandidaten die in het laatste leerjaar langdurig ziek zijn en ten aanzien van kandidaten die lange tijd ten gevolge van bijzondere, van de wil van de kandidaat onafhankelijke omstandigheden niet in staat zijn geweest onderwijs in het laatste leerjaar te volgen, het eindexamen gespreid over twee schooljaren wordt afgelegd. Het bevoegd gezag geeft zijn in het eerste lid bedoelde toestemming uiterlijk voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag afwijken van de eerste volzin ten behoeve van een kandidaat die nog niet in alle betrokken eindexamenvakken centraal examen heeft afgelegd. Artikel 23, eerste tot en met vierde lid, is ten aanzien van de kandidaat van toepassing in het eerste en in het tweede schooljaar van het gespreid eindexamen, met dien verstande dat het in dat artikel bedoelde recht in het eerste schooljaar ontstaat nadat de eindcijfers van de vakken waarvoor in het eerste schooljaar het eindexamen is afgesloten, voor de eerste maal zijn vastgesteld. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de cijfers van de centrale examens die zijn afgelegd in het eerste schooljaar van het gespreid eindexamen, zendt het bevoegd gezag aan de inspectie een lijst waarop voor die kandidaat zijn vermeld de gegevens, genoemd in artikelen 24 en 25, onderdelen a. tot en met d. De vaststelling van de uitslag geschiedt overeenkomstig artikel 22 eerste lid, respectievelijk tweede en derde lid. De directeur en de secretaris van het eindexamen kunnen aan het einde van het eerste schooljaar van het gespreid eindexamen toepassing geven aan het vijfde lid.
artikel 29 beslissing in niet voorziene gevallen In gevallen waarin deze regeling en het eindexamenbesluit niet voorzien beslist het bevoegd gezag. artikel 30 inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking op 1 september 1999. artikel 31 bekendmaking Dit reglement wordt door de directeur jaarlijks vóór 1 oktober ter hand gesteld aan de kandidaten.
26
Bijlage a
SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN DE COMMISSIE VAN BEROEP EINDEXAMENS
artikel 01 algemeen De commissie van beroep eindexamens oordeelt over de door de daartoe bevoegde functionaris(sen) genomen beslissingen ten aanzien van een kandidaat, die zich ten aanzien van enig deel van het eindexamen aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt. artikel 02 samenstelling 1.
2.
De commissie bestaat uit drie personen, te weten: a. een lid van de subgeleding ouders van de medezeggenschapsraad, aan te wijzen door de voorzitter van de raad; b. een leraar verbonden aan de school, aan te wijzen door de rector; c. een niet aan de school verbonden, noch als ouder bij de school betrokken deskundige, aan te wijzen door het bevoegd gezag. Noch de rector, noch enig ander lid van de commissie van examinatoren van betrokken kandidaat, noch een familielid van laatstgenoemde kunnen lid van de commissie van beroep zijn.
artikel 03 beroepstermijn De kandidaat dient zijn beroep binnen drie dagen nadat de in artikel 1 bedoelde beslissing schriftelijk ter zijner kennis is gebracht schriftelijk bij de commissie in te dienen. artikel 04 werkwijze commissie 1.
2. 3. 4.
De commissie stelt naar aanleiding van het beroep een onderzoek in en hoort daarbij tenminste de kandidaat en degene(n) die de in artikel 1 bedoelde beslissing hebben genomen. De kandidaat kan zich laten bijstaan door een door hem aan te wijzen meerderjarig persoon. De commissie beslist binnen twee weken na ontvangst op het beroep. De commissie kan de termijn met redenen omkleed met ten hoogste twee weken verlengen. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. Bij staken van stemmen beslist de voorzitter. De commissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het eindexamen geheel of gedeeltelijk af te leggen of opnieuw af te leggen.
artikel 05 beslissing commissie 1.
2.
De commissie deelt haar beslissing als bedoeld in artikel 4, 2e lid, zo spoedig mogelijk schriftelijk mede aan de kandidaat, de inspecteur en degene(n), die de in artikel 1 bedoelde beslissing hebben genomen. De commissie vermeldt daarbij de overwegingen, die tot de beslissing hebben geleid.
artikel 06 slotbepalingen In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de commissie. artikel 07 inwerkingtreding
27
Deze regeling treedt in werking op 1 september 1999. Bijlage b
ADRES VAN DE COMMISSIE VAN BEROEP EINDEXAMENS
Commissie van beroep eindexamens p/a Het Goese Lyceum Oranjeweg 90 4461 LR Goes
Voor alle vragen en opmerkingen betreffende dit Examendossier: D. van Ree, examensecretaris B. van der Walle - Elsbeek, teamleider vwo P. van der Gaag teamleider havo
28