DE TIPI Een huis voor verslaafde moeders met jonge kinderen. Dirk Calle, orthopedagoog en beleidsmedewerker De Kiem Ilse Derluyn, wetenschappelijk medewerkster De Kiem Katrien Van Damme, T.G.- & Tipi-begeleidster De Kiem Onze studiedag “Eigenheid in verscheidenheid” ligt al weer een tijdje achter de rug. In onderstaand artikel brengen wij u het laatste workshop-verslag dat u nog te goed had. De tekst biedt u een overzicht van het ontstaan, de evolutie en de huidige werking van de Tipi en werd aangevuld en verder onderbouwd met meer gegevens over de ouders en kinderen waarmee we werken.
Ontstaan van de Tipi. Het idee om eind 1996 te starten met een specifieke opvang voor verslaafde moeders met hun kinderen groeide vanuit de ervaring dat vrouwen met kinderen er vaak niet toe komen om een programma te volgen in een therapeutische gemeenschap (T.G.). De stap om de kinderen achter te laten blijkt te groot aangezien heel wat vrouwen zich blijven verantwoordelijk voelen voor hun kinderen, niettegenstaande hun dominerend drugprobleem. Bovendien vrezen zij een stigmatisering en veroordeling wanneer zij de stap naar hulpverlening zetten. Zij staan steeds voor het dilemma: zelf in begeleiding gaan en hun kind toevertrouwen aan derden, of verder zorgen voor hun kind maar hun eigen nood verwaarlozen. Een project als de Tipi kwam dan ook niet te laat, en vormde een primeur in België. Binnen de Tipi kan en moet de moeder zelf de materiële en emotionele zorg voor haar kind opnemen en wordt een breuk tussen moeder en kind vermeden. Stilaan leert de moeder haar schuldgevoelens te overwinnen en te ervaren wat zij voor haar kind kan betekenen.
Doelgroep. Omschrijving van de doelgroep. de Tipi richt zich naar moeders die aan alcohol, medicatie en/of illegale drugs verslaafd zijn, en naar hun kinderen tot zes jaar. Ook vrouwen die zwanger zijn kunnen in de Tipi terecht. Tot juli 2002 werden er 17 moeders en 17 kinderen begeleid. Bijna alle moeders zijn ouder dan 25 jaar. Meer dan de helft gebruikt langer dan 10 jaar drugs. Heroïne en cocaïne worden hierbij als belangrijkste producten benoemd. Kenmerken van de doelgroep. Dankzij een projectoproep van de Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen (V.A.D.) kon De Kiem in het najaar van 2000 in samenwerking met de Vakgroep Orthopedagogiek van de universiteit Gent en het M.S.O.C. (medisch sociaal opvangcentrum) te Gent een exploratief onderzoek doen naar modellen en opvoedingsondersteunende methodieken bij de hulpverlening aan drugverslaafde ouders met jonge kinderen (Derluyn, Vanderplasschen & Broekaert, 2000). In het kader van dit onderzoek en van het daarop volgende draaiboek (Derluyn, Calle, Vanderplasschen & Broekaert, 2002) gebeurde een uitgebreide literatuurstudie naar de kenmerken van verslaafde ouders met jonge kinderen. Deze studie bevestigde en vervolledigde als het ware onze ervaringen vanuit de praktijk.
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
1
Al deze moeders kampen met ernstige moeilijkheden, niet alleen met betrekking tot hun drugverslaving en de daarmee verbonden problemen, maar doorgaans ook met betrekking tot de opvoeding van hun kind(eren). Belangrijk hierbij is dat de eigen familiale voorgeschiedenis vaak weinig positief te noemen is (weinig positieve rolmodellen, (seksueel) misbruik…). Deze verslaafde vrouwen hebben daardoor slechts een beperkte basis om de opvoeding van hun kinderen vorm te geven, hoewel ze het zelf toch zo goed zouden willen doen. Dit gevoel van falen brengt heel wat schuld- en schaamtegevoelens teweeg. Dit maakt hen bijzonder gevoelig voor opmerkingen van buitenaf. Daarnaast kampen de moeders met een lage zelfwaarde en soms bijkomende psychiatrische problemen. De helft van deze moeders kan slechts op een beperkt sociaal netwerk terugvallen, zodat van die kant uit weinig steun naar de opvoeding toe kan geboden worden. De opvoedingssituatie wordt daarenboven soms belast door duidelijke (gedrags)problemen bij het kind. Toch slagen sommige moeders er ondanks hun verslaving wel goed in om, ook vóór hun opname in de “Tipi”, op een adequate manier vorm te geven aan de opvoeding van hun kind(eren). Velen stoppen ook hun druggebruik tijdens de zwangerschap. Sommige moeders zien hun verblijf in de “Tipi” als een tweede kans, aangezien hen reeds de zorg over een eerste kind werd ontnomen. De kinderen vormen een meer heterogene groep. Vaak is er sprake van een gebrek aan structuur en onder meer gedragsproblemen, agressief gedrag, gebrek aan concentratie (éénmaal zelfs A.D.H.D.) … Daarnaast werden we in de Tipi ook geconfronteerd met slaapproblemen, vertraging in de motorische ontwikkeling, dyspraxie, angst en rolomkering tussen moeder en kind (‘parentificatie’)…. Al deze problemen zijn wellicht niet zozeer een gevolg van het middelenmisbruik van de ouders op zich, maar eerder van de algemene leefomstandigheden van het kind. Sommige kinderen doen het dan weer opvallend goed en getuigen van heel wat ‘weerbaarheid’ om zich aan wisselende situaties aan te passen. Deze weerbaarheid (‘resilience’) hangt af van de persoonlijkheid en het zelfbeeld van het kind en hoe het de eigen situatie subjectief beleeft. De opvoedingssituatie nader bekeken Gaan we dieper in op de kenmerken van de opvoedingssituatie bij deze doelgroep (Derluyn, Calle, Vanderplasschen & Broekaert, 2002) dan merken we dat de (vroegere) levensstijl van drugverslaafde ouders er toe kan leiden dat kinderen hun ouders als onbetrouwbaar ervaren en het ouderschap als inconsistent beleven door de discontinuïteit van de beschikbaarheid van de ouder(s). Diverse factoren (prenatale blootstelling aan druggebruik, ouderlijke en familiale factoren, het gedrag van het kind en omgevingsfactoren) kunnen de totstandkoming van een stevige ouder-kind-band verhinderen en leiden tot een onveilige hechting bij het kind. Drugverslaafde moeders vertonen minder emotionele betrokkenheid, minder contactbehoudend gedrag en minder responsiviteit tegenover het kind. Drugverslaafde ouders zullen hun kind meer verwerpen of negeren en gebruiken meer negatieve bekrachtiging in hun ouderschapsgedrag. Deze ouders ervaren vaak minder plezier en voldoening met betrekking tot hun kinderen en er is minder fysiek contact. De vaak complexe opvoedingssituatie maakt het voor de kinderen niet steeds gemakkelijk hun ‘loyaliteit’ te kunnen uiten. Soms vindt er parentificatie of rolomkering plaats en gaat het kind de rol van de ouder opnemen. Geparentificeerde kinderen zijn buiten proportie verantwoordelijk en ontvangen hiervoor weinig of geen erkenning. Door dit gebrek aan erkenning blijven ze achter met een blijvend gevoel van in de schuld te staan. Toch blijft het belangrijk een genuanceerd beeld te schetsen over de opvoedingssituatie. Het is helemaal niet zo dat alle drugverslaafde ouders niet goed zouden zorgen voor hun kind(eren) en de ervaring in de Tipi leert ons dat bovenstaande elementen niet in elk gezin voorkomen.
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
2
Evolutie van de Tipi sinds de start. Waar aanvankelijk werd geopteerd voor een onmiddellijke opname van moeder én kind streven we er nu naar, waar mogelijk, de opname van het kind een tijdje uit te stellen. Aldus kunnen we de moeder de tijd gunnen zich aan de bewonersgroep en de gewoontes van de leefgemeenschap aan te passen. Deze wenperiode geeft aan de begeleiding de tijd om samen met de moeder een onthaalmoeder te zoeken, de school te verkennen, de verhuis te regelen... Doorheen de jaren werd een specifieke opname- en ontslagprocedure uitgewerkt. Een stafattitude van permanente observatie en bijsturing zorgde voor een te grote druk bij de moeders. Daarom opteren we nu voor een meer discrete observatie en een betrokkenheid op afstand (de moeders weten dat ze bij de begeleiding terechtkunnen, zonder dat deze steeds zichtbaar aanwezig is voor de kinderen). Daarnaast zal de begeleiding ook concrete ondersteuning bieden (op de kinderen letten, mee de afwas doen,...) wanneer de moeders er om vragen en zelf als rolmodel actief zijn in bepaalde activiteiten. De voorziene begeleidingsequipe bij de start bleek onvoldoende en het inschakelen van veel vrijwilligers had een verwarrend effect op moeders en kinderen. Tevens bleek het “Tipi”-team onvoldoende geïntegreerd te werken. Momenteel gebeurt de begeleiding door drie stafleden die ook parttime in de T.G. werken, wat zorgt voor een goede afstelling van beide programma’s op elkaar. De inbreng van vrijwilligers in de Tipi werd afgebouwd. De combinatie van het volgen van een programma in de leefgemeenschap en het zorgen voor de eigen kinderen in de Tipi blijkt heel zwaar. Daarom werd de opnamepolitiek aangepast (zie hoger), zorgt de leefgemeenschap soms mee voor het onderhoud van de Tipi, zorgt de begeleiding in de Tipi voor concrete ondersteuning (wanneer de moeders er om vragen) en wordt er voldoende ruimte gecreëerd voor de moeders om soms ook ‘s avonds aan het leven in de gemeenschap te kunnen deelnemen (tijd voor een deugddoend gesprek met een medebewoner.) Het samenleven van verschillende gezinnetjes in dezelfde ruimtes bleek voor meer problemen te zorgen dan we hadden verwacht. De verschillen qua noden en aanpak van de kinderen bleken soms te groot en niet langer verenigbaar. Daarom werd het huis na twee jaar heringericht. Naast de gemeenschappelijke keuken en sanitair, heeft ieder gezin nu een aparte leefruimte. Zo kunnen de moeders zich gemakkelijker in hun eigen leefruimte terugtrekken wanneer er nood is aan wat rust voor moeder of kind. Onlangs werd er een vierde leefruimte ingericht, voor een moeder met een baby’tje. In de laatste jaren werd vooral werk gemaakt van het uitbouwen van een ‘pedagogisch concept’. Dit leidde tot een specifieke opname- en ontslagprocedure, het opstellen van handelingsplannen omtrent het kind en het systematisch inbouwen van gerichte observatiemomenten. Daarnaast werd er gestart met video-interactie-begeleiding en werd er een universeel draaiboek uitgewerkt voor opvoedingsondersteuning aan drugverslaafden met jonge kinderen, binnen een residentiële setting.
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
3
Omschrijving van de huidige werking. Algemene omschrijving. Op weekdagen van 08u.30 tot 17u.00 volgen de moeders het programma in de drugvrije therapeutische leefgemeenschap. Alle uren daarbuiten, en ook op woensdagnamiddag, zijn zij verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind(eren) en de huishouding in de “Tipi”. De begeleiding binnen de Tipi bestaat uit een wekelijkse groepssessie, de “Tipi”-groep, waarin thema’s rond de opvoeding van kinderen, de planning en organisatie binnen het huis en het samenleven van de verschillende gezinnen uitvoerig kunnen worden besproken. Soms wordt er een aparte sessie of voormiddag gepland rond een specifiek thema. Daarnaast zijn de stafbegeleiders regelmatig aanwezig voor (al dan niet participerende) observatie en ondersteuning en voor individuele bijsturing. De moeder stelt tevens een handelingsplan op betreffende de opvoeding van haar kind(eren), dat regelmatig wordt geëvalueerd en bijgestuurd. In de therapeutische gemeenschap werken de moeders aan hun verslaving en verslavingsgerelateerde problemen. Binnen de familiewerking wordt specifiek aandacht besteed aan partnergesprekken en kinderbezoeken door de vader en de grootouders. Wanneer het een gebruikende partner betreft wordt extra begeleiding voorzien. Bij de sociaaladministratieve begeleiding wordt bijzondere aandacht geschonken aan de kinderbijslag, de verzekerbaarheid van het kind en de juridische rechten en plichten van de ouders. Na een verblijf in de therapeutische gemeenschap en de Tipi van ongeveer een jaar, gaan moeder en kind(eren) over naar een specifiek halfweghuis van De Kiem, waar zij meer zelfstandig hun eigen leven uitbouwen en begeleid worden in de daadwerkelijke reïntegratie in de samenleving. Al dan niet wordt in deze periode voorzien in een verdere ondersteuning van buitenaf, die kan verder lopen wanneer moeder en kind(eren) het halfweghuis verlaten. Krachtlijnen in de begeleiding van moeder en kind. Binnen de werking van De Kiem staan de zelfhulpgedachte en een pedagogische en therapeutische benadering van de cliënt centraal. Aan de basis hiervan ligt het geloof in de groeikracht én de mogelijkheid tot veranderen van elk individu. Door het voortdurend streven naar een klimaat van veiligheid, wederzijds respect en verantwoordelijkheid wordt verandering mogelijk. Deze algemene krachtlijnen worden ook binnen de Tipi toegepast en verder geëxpliciteerd. Daarnaast staat een bijzondere aandacht voor de basisnoden en de ontwikkeling van het kind voorop. We ervaren dat moeders met een drugverleden tijd nodig hebben om aan hun kind te wennen. Nu ze drugvrij zijn worden ze geconfronteerd met een voor hen andere realiteit. Ze moeten als het ware nog leren moeder te zijn en kampen met schuldgevoelens om gemiste kansen. In het begin van de opname is een intensieve ondersteuning van de moeder door de begeleiding dan ook echt noodzakelijk. Vertrekkend vanuit het welbevinden van het kind en de vragen die de moeder stelt wordt gestreefd naar een ‘zorg op maat’ en steeds meer wordt de zorg van het kind aan de moeder toevertrouwd. Een positieve visie waarbij men uitgaat van de mogelijkheden en de competenties van de moeder staat hierbij centraal.
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
4
Aanmelding en introductie. Net zoals bij een gewone opname gaan er verschillende intakegesprekken vooraf aan de eigenlijke opname. Wanneer een vrouw zich echter onverwachts samen met haar kinderen aanmeldt, kunnen we rekenen op enkele centra in de regio Gent voor crisisopvang. Deze centra zijn bereid vrouw en kinderen op te nemen. Van daaruit kan de vrouw introductie lopen in De Kiem. Wij opteren binnen de T.G. zelf niet aan crisisopname te doen. Zowel voor de vrouw als voor de kinderen is het belangrijk dat de keuze tot opname binnen een T.G. een wel overwogen beslissing is. De intensiteit en de duur van het programma, maar ook de gevolgen voor het kind moeten vooraf uitvoerig besproken worden. Gedurende de intakeperiode (of uiterlijk tijdens het onthaalprogramma) wordt een bezoek aan de Tipi gepland, zodat de moeder zich kan informeren over de werking. We dringen er op aan dat de moeder haar kind meebrengt bij dit bezoek. Dit moet ons toelaten een eerste observatie van het kind te doen. Daarnaast wordt er een korte anamnese betreffende het kind en de moeder afgenomen.Gedurende de introductieperiode wordt bij de verwijzer en bij de moeder navraag gedaan naar vroegere opnames, diagnosestellingen, begeleiding vanuit het Comité Bijzondere Jeugdzorg (C.B.J.) … om zo meer informatie betreffende het kind te kunnen verzamelen en andere partners in de begeleiding van moeder en kind te kunnen raadplegen. Onthaalprogramma van de moeder en opvang van het kind. Na een intakeperiode van één tot twee weken start de vrouw in de onthaalafdeling van De Kiem. Waar mogelijk wordt er naar gestreefd om de opname van het kind een tijdje uit te stellen. Bij voorkeur wordt er dan beroep gedaan op het eigen familienetwerk van de moeder om het kind tijdelijk (verder) op te vangen. Dit moet de moeder toelaten om een snelle overgang naar de therapeutische gemeenschap (T.G.) te maken. Waar een verblijf in het onthaal normaal een zestal weken duurt, zal dit voor een moeder slechts twee weken bedragen. Gedurende het onthaalprogramma wordt voorzien dat de moeder haar kind regelmatig kan bezoeken en dat er een duidelijk perspectief is naar hereniging van beiden. Daarnaast kan ook hier nog de specifieke anamnese betreffende kind en moeder worden afgenomen of vervolledigd. Wanneer er geen eigen netwerk kan ingeschakeld worden kunnen we beroep doen op een samenwerking met de “Dienst voor Private Gezinsplaatsing” te Gent die dan een tijdelijk pleeggezin zal zoeken. Ook met enkele Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning werden kontakten gelegd. Toch blijven verschillende scenario’s voor intake, onthaal en opname in de T.G. mogelijk en zal elke aanvraag tot opname een gepaste oplossing vereisen. Zo zal bij een pasgeboren baby het 'zwangerschapsverlof' gerespecteerd worden en verblijven moeder en kind in die periode permanent in de onthaalafdeling of in de Tipi. Binnen het onthaalprogramma formuleert iedere bewoner waarom hij naar De Kiem is gekomen en welke werkpunten hij voor zichzelf ziet binnen (de eerste fase van) de therapeutische gemeenschap. Daarenboven zal aan een nieuwe “Tipi”-moeder gevraagd worden waarom zij naar de Tipi wil gaan, wat zij van de begeleiding verwacht en welke werkpunten zij voor zichzelf ziet betreffende de opvoeding van haar kind.
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
5
Opname in de T.G. en komst van het kind in de Tipi.
Eenmaal de moeder is opgenomen in de T.G. ligt het accent op het zich aanpassen aan de bewonersgroep en de gewoontes van de leefgemeenschap. Deze aanpassing is heel belangrijk omdat dit een eerste basis en veiligheid voor de moeder moet vormen. Tevens geeft dit aan de begeleiding de tijd om samen met de moeder de komst van het kind voor te bereiden. Dit omvat een hele reeks taken zoals het zoeken en bezoeken van een onthaalmoeder, het bezoeken van de school, het regelen van de verhuis van allerlei eigen spullen naar de Tipi, het inrichten van de eigen leefruimte… Voor de komst van het kind wordt er aan de moeder duidelijk gemaakt dat een impulsief vertrek uit het programma tegen het belang van het kind is. Er wordt afgesproken dat wanneer de moeder het programma toch wil verlaten, er rust wordt gecreëerd om samen met de moeder te bepalen wat in dat geval de beste oplossing voor het kind is. Tevens wordt voor de komst van het kind afgesproken wat er met het kind zal gebeuren bij ziekte of ongeval van de moeder of wanneer de moeder impulsief het programma zou verlaten zonder haar kind. Ook hier geven we er de voorkeur aan dat het eigen familienetwerk (vader, grootouders,…) kan worden ingeschakeld. Wanneer er reeds beroep werd gedaan op een pleeggezin (of C.K.G.) voor tijdelijke opvang, kunnen deze mogelijks opnieuw worden ingeschakeld in een dergelijke acute probleemsituatie. De afspraken rond deze crisisprocedure worden door alle betrokkenen ondertekend. Wanneer er zich tijdens het programma, vanwege overtreding van bepaalde basisregels door de moeder, een terugplaatsing naar een ander programmaonderdeel opdringt, blijft de moeder de nodige modaliteiten behouden om zelf de zorg voor haar kind(eren) in de Tipi voort te zetten. Mocht er vanuit voorafgaandelijke informatie en observatie een ernstig vermoeden van (gedrags- of medische) problemen bij het kind zijn, dan kan er geopteerd worden voor een testing en diagnosestelling van het kind voor de komst naar de Tipi. Dit om uit te maken of een opname van het kind in de Tipi mogelijk en raadzaam is en welke alternatieven zich misschien opdringen in het belang van het kind. Eenmaal het kind naar de Tipi komt, wordt voldoende tijd voorzien voor moeder en kind om zich aan de nieuwe leefsituatie samen aan te passen. Het is een periode waarin het kind zijn nieuwe thuis leert kennen, went aan het speelgoed, de nieuwe slaapkamer en leefruimte en aan de andere inwonende kinderen en moeders. Normaal gezien schakelen beiden na ongeveer een week over op hun nieuwe levensritme. Zoals eerder aangehaald wordt voor jonge moeders het zwangerschaps- en bevallingsverlof gerespecteerd. Eens dit verstreken is, wordt uitgekeken naar een onthaalmoeder in de buurt. Een kind dat ouder is dan 2,5 jaar en schoolrijp kan vanaf het volgend trimester naar de kleuterschool. Wanneer de kinderen naar school zijn of naar de onthaalmoeder, neemt de moeder deel aan de activiteiten van de therapeutische gemeenschap. Het is evident dat deze activiteiten kunnen gestaakt worden in functie van het kind b.v. doktersbezoek, ontmoetingsdag op school enz. Wanneer het kind ziek is kan geopteerd worden voor de zorg van een kinderverzorgster van de mutualiteit, een grootouder of de moeder zelf die thuis blijft.
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
6
Observatie van de moeder en het kind. Nog voor de opname gebeurt bij het bezoek aan de Tipi een eerste observatie van moeder en kind. Deze eerste indrukken worden gedurende de onthaalperiode verruimd door observatie van de contacten van de moeder met haar kind(eren). Eenmaal moeder en kind in de Tipi verblijven, wordt geobserveerd hoe de moeder van dichtbij de zorg voor haar kind opneemt. Hiertoe werden observatieschema’s ontwikkeld die de verschillende ‘zorggebieden’ voor de moeder en de noden en ontwikkelingsgebieden van het kind omvatten. Het doel van deze observaties is om een zicht te krijgen op de vaardigheden en de attitudes van de moeder enerzijds en op de ontwikkeling van het kind anderzijds. Op basis van deze observaties zullen de “Tipi”-begeleiders weten of de basiszorg voor het kind is verzekerd en zullen zij zich een beeld kunnen vormen van de eventuele noden aan opvoedingsondersteuning of zelfs controle. Deze observatieschema’s (die de verschillende domeinen van onze handelingsplanning omvatten) vormen de basis voor het stapsgewijs uitstippelen van een handelingsstrategie met de moeder en op stafniveau. Deze strategie wordt om de 2 à 3 maanden geëvalueerd en bijgestuurd. Mogelijks kan deze observatie ook leiden tot een (interne) basis-testing of een verdere externe diagnose van het kind op bepaalde vlakken en het plannen van therapeutische interventies naar het kind toe. Daarnaast gebeurt er een algemene observatie van wat er zich in de Tipi afspeelt, met bijzondere aandacht voor de afspraken vanuit de “Tipi”-groep. In 2001 werd ook gestart met video-interactie-begeleiding. Hierover verneem je meer in een ander artikel in dit nummer.
Handelingsplanning. Binnen de therapeutische gemeenschap wordt van alle bewoners verwacht dat zij zichzelf op regelmatige tijdstippen evalueren. Daartoe maken zij om de twee à drie maanden een handelingsplan op, waarbij zij zichzelf op verschillende vlakken evalueren en werkpunten formuleren voor de komende periode. Ook de moeders die in de Tipi verblijven maken regelmatig een dergelijk (algemeen) handelingsplan op. Van hen wordt echter ook verwacht dat zij stilstaan bij de opvoeding van hun kind en hiervoor werkpunten voor zichzelf formuleren. Daarom werd een specifieke handleiding voor handelingsplanning in de “Tipi’’ ontwikkeld die als leidraad kan dienen. Eenmaal de moeder voldoende geaard is in de Tipi zal zij aan de hand van deze leidraad samen met haar lotgenoten en begeleiders nadenken over de verschillende facetten van de opvoeding van haar kind en de aandachtspunten daarin. De handelingsplanning dient hierbij als een hulpmiddel en zeker niet als een beoordeling of evaluatie. Aanvankelijk zal het accent vooral liggen op een aantal basisnoden voor het kind: lichamelijke verzorging, gezondheid, voeding, hygiëne, veiligheid en structuur. Pas later in het programma zullen er vragen groeien rond andere facetten van de opvoeding van het kind. Vele moeders kampen met een sterk schuldgevoel of zijn zich in het begin niet echt bewust van hun attitude als moeder en de noden van hun kind. Vanuit de krachtlijn dat een moeder zich in de Tipi veilig moet kunnen voelen en zich niet beoordeeld of veroordeeld moet voelen, wordt er bewust ‘stapsgewijs’ gewerkt naar een ruime handelingsplanning toe.
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
7
Opvoedingsondersteuning van moeder en kind De handelingsplanning vormt voor bewoners en staf een referentiekader voor de noodzakelijke pedagogische bijsturingen en opvoedingsondersteuning. Deze gebeuren vooral in de schoot van de wekelijkse “Tipi”-groep, waar ook het samenlevingsaspect (hoe gaan we met elkaar om) en de woonbegeleiding (hoe ligt de taakverdeling, is het werk dat we doen kwalitatief goed, hoe plannen we onze dag en week…) aan bod komen. Naast de “Tipi”-groep kunnen bepaalde pedagogische thema’s uitgebreider aan bod komen in specifieke themavoormiddagen (waarop ook andere vaders en moeders uit het programma kunnen worden uitgenodigd). De thema's kunnen variëren b.v. 'slaapstoornissen bij kinderen' 'voeding' - 'zindelijkheid' - 'spelen met kinderen' - 'kinderziekten en vaccinaties' - 'verzorging' 'babysit zoeken' - 'wat als kinderen blijven huilen' enz. Voor de thema gebonden onderwerpen kan ook beroep gedaan worden op externe deskundigen. Zo bestaat de mogelijkheid tot samenwerking met de sociaal verpleegkundigen van “Kind en Gezin” uit de streek. Bij jonge kinderen kan dit gaan om concrete hulp en informatie bij de verzorging. Bij oudere kinderen kan dit een informatieve begeleiding rond een welbepaald onderwerp inhouden. Bij zwangere vrouwen zal het informatie over zwangerschap en bevalling betreffen. Andere onderwerpen kunnen besproken worden aan de hand van video of teksten. Via video-interactie-begeleiding (tweewekelijkse opnames) wordt de moeder ondersteund in de interactie met haar kind. Deze begeleiding vertrekt van het expliciteren en bekrachtigen van de elementen van basiscommunicatie die reeds aanwezig zijn tussen moeder en kind, en tracht deze via positieve feedback en ondersteuning stapsgewijs uit te breiden. Het bekijken en bespreken van de videobeelden nodigt de moeders uit tot reflectie, zelfinzicht en verandering. Tot slot heeft iedere moeder de mogelijkheid om individuele opvoedingsondersteuning te vragen bij specifieke problemen van het kind. Deze ondersteuning kan zowel door externen (bvb. logopedist) gebeuren, als door de “Tipi”-begeleiders of de familiebegeleiders of de orthopedagoog die de Tipi mee superviseert. De voorbije jaren werd er zo onder meer begeleiding geboden bij inslaapproblemen, concentratieproblemen, dyspraxie, A.D.H.D. . Binnen de begeleiding van het kind zal het heel belangrijk zijn dat het kind terug kind kan zijn. Reeds vanaf jonge leeftijd krijgt een kind mechanismen en handelingen aangeleerd. Onbewust spelen kinderen soms allerhande rollen bvb. het beschermen van de moeder, taken overnemen, liegen, beslissingen nemen, partnerrol innemen. Op die manier blokkeert een kind in zijn persoonlijk leven; het kind moet terug 'kind' leren zijn. M.a.w. het kind moet vrij zijn van opgelegde rollen en in de mogelijkheid komen zijn wensen, verlangens en gevoelens te uiten. We opteren voor een apart huis omdat dit de intieme sfeer tussen moeder en kind stimuleert. Het kind moet in dit huis zijn eigen plaats hebben en in de mogelijkheid verkeren zijn vriendjes te ontvangen. Het opbouwen van rituelen helpt het kind zich te oriënteren en zijn eigen ritme te ontwikkelen. Het moet leren tederheid en warmte te ontvangen zonder daar een prijs voor te moeten betalen. Zo kan het leren begrijpen dat regels, straf en kritiek geen afwijzing van hem/haar betekenen.
Sociaal-administratieve begeleiding. De begeleiding van de sociale administratie kadert binnen de begeleiding die iedere bewoner van de onthaalafdeling of de T.G. krijgt. De maatschappelijk werkster kan echter extra langs komen wanneer betrokkene zich niet in één van deze groepen bevindt (bvb. bij bevalling of de periode vóór het kind komt inwonen). Binnen de begeleiding zullen er in functie van het kind extra aandachtspunten zijn: bvb. kinderbijslag, verzekerbaarheid van het kind, extra kosten, juridische rechten en plichten van de ouders t.o.v. het kind …
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
8
De moeder wordt net zoals andere bewoners binnen het programma begeleid. Maar het is zijzelf die de verrichtingen zal moeten doen. Enkel zo kan ze zich volledig verantwoordelijk voelen voor haar eigen administratieve situatie en die van haar kind. Medische en psychiatrische begeleiding. Alle moeders en kinderen worden medische en psychiatrische begeleid en opgevolgd door de huisarts en psychiater van De Kiem. Daarnaast kan worden samengewerkt met externe medici (bvb. bij zwangere vrouwen). Van het kind wordt een medische fiche bijgehouden waarop o.a. alle vaccinaties en kinderziekten worden vermeld. Familiebegeleiding. De familiebegeleiding in functie van de Tipi leunt dicht aan bij de bestaande familiebegeleiding in de onthaalafdeling en de therapeutische gemeenschap. Deze familiebegeleiding omvat onthaal- en anamnestische gesprekken, begeleide bezoeken, tweewekelijkse ouderavonden en gespreksgroepen, meedraaidagen en (wanneer de bewoner en zijn familie daar voor kiezen) familiegesprekken. De bestaande familiebegeleiding van de huidige T.G. wordt uitgebreid naar de vaders van de kinderen, in de mate dat die bereikbaar zijn. Zo niet wordt er toch gewerkt met de moeders rond het belang van de vaderfiguur en de invulling die de moeders hiervoor aan hun kinderen kunnen bieden. Wanneer de relatie met de partner conflictueus ligt, wordt samen met de moeder gekeken hoe de belangen van het kind het beste kunnen gewaarborgd worden. In alle geval moet er respect opgebracht worden voor de loyaliteit van het kind naar de vader toe en zullen we trachten te vermijden dat het kind zou vervreemden van zijn eigen familie omwille van de opname van de moeder. Dit betekent dat het kind regelmatig zijn vader op bezoek kan krijgen of op bezoek of weekend kan gaan (tenzij hiervoor gerechtelijke bezwaren zijn). Indien de vader verslaafd is gebeurt het bezoek aan zijn kind onder constante begeleiding en in een veilige ruimte. De grootouders zijn reeds in de familiebegeleiding betrokken in functie van hun kind. Het kleinkind kan in deze gesprekken een rol spelen. Binnen de Tipi hebben grootouders de mogelijkheid hun kleinkinderen te bezoeken. Ook voor hulp met praktische zaken of voor kinderopvang kan indien mogelijk beroep op hen gedaan worden door de moeder. Tenslotte kunnen zij ook ingeschakeld worden wanneer er zich een acute crisissituatie met de moeder voordoet. Samenwerking met andere instanties. Reeds van bij de intakegesprekken wordt een samenwerking uitgebouwd met personen en instanties die dan al betrokken zijn bij de begeleiding van de moeder en haar kind of bij de diagnosestelling betreffende het kind. Tijdens de opname van de moeder in het onthaalprogramma kan er samengewerkt worden met andere instanties om een tijdelijke opvang voor het kind te organiseren. Tijdens het verblijf in de therapeutische gemeenschap zal er naar gestreefd worden het ondersteunend netwerk verder uit te bouwen. Daarnaast kan doorheen het programma een beroep gedaan worden op externe personen voor een uitgebreide diagnosestelling omtrent het kind of voor een therapeutische begeleiding van het kind. Het uitbouwen van een netwerk door samenwerking zal de daadwerkelijke reïntegratie van moeder en kind moeten ondersteunen en kan mee een waarborg vormen voor het blijvend vermijden van een breuk tussen kind en moeder. Wanneer het toch tot een breuk komt met het kind, doordat de moeder impulsief het programma verlaat zonder haar kind, kan op hetzelfde netwerk beroep gedaan worden voor een acute en hopelijk tijdelijke opvang van het kind.
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
9
de Tipi hoopt in de toekomst zijn contacten met andere professionelen die met dezelfde doelgroep worden geconfronteerd verder uit te bouwen. Dit met het oog op vroegdetectie, netwerkvorming en de uitwisseling van ervaringen en methodieken.
Capaciteit de Tipi bood bij de start plaats aan drie moeders en vier kinderen. Na verloop van tijd werd ook een specifiek tussenhuis ingericht voor 2 moeders met hun kind(eren) en werd er voor geopteerd de capaciteit van de Tipi uit te breiden tot 4 moeders. De beperkte accommodatie binnen de Tipi dwingt ons deze vierde (kleinere) gezinsruimte te reserveren voor een vrouw met een baby van maximum 1 jaar, om aldus de leefbaarheid voor alle “Tipi”-bewoners niet in het gedrang te brengen. In totaal (T.G. en halfweghuis) zijn er nu zes plaatsen voorzien voor verslaafde moeders die samen met hun kind willen opgenomen worden.
Tot slot De uitbouw van de Tipi bracht een versoepeling van het ganse programma met zich mee, met meer aandacht voor de vrouw en voor andere ouders die in de therapeutische gemeenschap verblijven en hun kinderen. de Tipi blijft echter een project dat van alle betrokkenen een zeer grote flexibiliteit en inzet vraagt. De verwevenheid van de verslavingsproblematiek van de moeder en de opvoedingsproblematiek tussen moeder en kind is heel sterk en kent geen eenvoudige oplossingen. Toch zijn we er van overtuigd dat dit een uitdaging betekent die wij moeten blijven aangaan. De appreciatie voor het geleverde werk, die we van collega’s mochten voelen op onze studiedag, heeft ons hier alleen maar in gesterkt.
Literatuurlijst Derluyn, I., Calle, D., Vanderplasschen, W., Broekaert, E. (2002). Drugverslaafde ouders met jonge kinderen: draaiboek voor opvoedingsondersteuning in een residentiële setting). Uitgave van de Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen. Derluyn, I., Vanderplasschen, W. & Broekaert, E. (2000). Drugverslaafden met jonge kinderen: een exploratief onderzoek naar modellen en opvoedingsondersteunende methodieken bij de hulpverlening aan drugverslaafde ouders met jonge kinderen (niet-gepubliceerd onderzoeksrapport). Gent – Brussel : De Kiem – Vereniging voor Alcohol- en andere drugproblemen (VAD).
De Kiem vzw | Vluchtenboerstraat 7a, 9890 Gavere (maatsch. zetel) T. +32 9 389 66 66 | F. +32 9 384 83 07 |
[email protected] | www.dekiem.be
10