‘De revolutie van burgerkracht gaat over instituties’ interview met jos van der lans door Judith Lekkerkerker
69
RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012
NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING
vorming in handen van het sociale netwerk rondom het kind. Het oplossend vermogen van het kind en het eigen sociale netwerk is de basis voor een proces van verandering. Instanties helpen het netwerk te mobiliseren en stellen zich dienstbaar op aan dat netwerk. Mensen in het netwerk sturen als het ware de professional aan. Ze zijn dus niet langer alleen eigenaar van het probleem en afhankelijk van de oplossing die instanties leveren, nee ze zijn eigenaar van het probleem én van de oplossing. Die omslag is eigenlijk een metafoor voor de omslag waar onze hele verzorgingsstaat naar op zoek is en ik denk ook voor het denken over stedelijke ontwikkeling.
Jos van der Lans (1954) is cultuurpsycholoog en zelfstandig journalist en publicist. Van 1999 tot 2007 was hij Eerste Kamerlid voor GroenLinks en in 2010-2011 voorzitter van de Visitatiecommissie Wijkenaanpak. Van der Lans schreef verschillende essays, artikelen, columns en boeken over sociale vraagstukken en de relatie burger-overheid, waaronder recent de boeken ‘Burgerkracht’ (met Nico de Boer) en ‘Loslaten, vertrouwen, verbinden’. De relatie burger-overheid staat al lange tijd centraal in uw werk. Wat is volgens u de oorsprong van het nieuwe eigenaarschap dat zich, ook in de ruimtelijke ontwikkeling, steeds meer manifesteert? Ik zie deze beweging voornamelijk als een corrigerende beweging. In de afgelopen decennia heeft er onder de vleugels van professionalisering en specialisering een enorme institutionalisering plaatsgevonden. Dat heeft geleid tot een geweldige bureaucratie, een omslachtige wereld en trage organen. Gemeentelijke ambtenaren die zich jarenlang met problemen bezighouden zonder ook maar enige vooruitgang te boeken en professionals die steeds verder zijn afgedreven van de leefwereld van mensen. +et is ongelooĠijk hoe wij in Nederland van een tamelijk eenvoudige oplossing een buitengewoon complex probleem kunnen maken. We knippen problemen in stukjes, we trekken het uit elkaar, we maken er institutionele pakketjes van en niemand weet nog wat er gebeurt.
U bent een kind van de democratiseringsbeweging van de jaren 60 en 70. Valt de ontwikkeling van nu te vergelijken met wat er toen gebeurde? De democratiseringsbeweging in de jaren 60 en 70 ging net als nu over meer zeggenschap van burgers maar was in essentie heel anders. De beweging van die jaren pleitte voor inspraak, ze verzette zich tegen autoriteiten die als technocratische regenten hun instituties bestierden. Maar het was ook een eruptie van een nieuwe geldingsdrang van een nieuw soort professional dat in de maak was. Dat zie je zeker in de steden gebeuren, waarin jonge academici, studenten, architecten de stadsvernieuwing gingen domineren en daarin bewoners meenamen. Inspraak was een label, er werd gezegd: ‘We doen het voor de mensen waar het om gaat.’ Maar de facto ging het om een nieuwe professionele elite, met eigen idealen, die zich afzette tegen de bestaande orde om eigen praktijken te ontwikkelen en posities in te nemen en die daarmee voor zichzelf ook werk maakte. Cynisch gezegd was het ook een soort werkgelegenheidsproject voor een nieuwe generatie die in een nieuwe culturele context begon aan de bouw van een
Dat systeem loopt vast en je ziet overal pogingen om daaraan te ontsnappen. In de jeugdzorg zie je dat bijvoorbeeld met de opkomst van de Eigen Kracht-conferenties. Was de besluitvorming voor de behandeling van problemen met kinderen altijd in handen van jeugdzorginstellingen, bij Eigen Kracht-conferenties komt die besluit-
De beweging die we ‘nieuw eigenaarschap’ noemen zie ik voornamelijk als een corrigerende beweging 70
DE REVOLUTIE VAN BURGERKRACHT GAAT OVER INSTITUTIES
_JUDITH LEKKERKERKER
moderne verzorgingsstaat vol met collectieve voorzieningen en richting ging geven aan de nieuwe vormgeving van de stad.
Er is een groeiend inzicht dat mensen eigenlijk veel meer in hun mars hebben dan we tot nu toe mogelijk maakten
De jaren 60 en 70 waren vooral een wisseling van de wacht. De beweging van nu gaat een stap verder. Het is een verschuiving van de macht; een verschuiving van instituties en professionals naar burgers en verbanden van burgers.
Een ander voorbeeld. Laatst had ik een discussie met een woningcorporatie die voor de opgave stond een oude volksbuurt aan te pakken. De woningen in die wijk verkeren in slechte staat. Alles werd uitgerekend, renovatie was te duur, sloop was de meest realistische optie, maar dat had een probleem: dat was het laatste wat de bewoners wilden. Meestal ontstaat er dan een patstelling waarin de corporatie na verloop van tijd wint, omdat een institutie altijd de langste adem heeft. Maar deze corporatie ging bij zichzelf te rade. Ze zagen dat veel bewoners al zelf in hun woning hadden geïnvesteerd en dat het een handige wijk was, met veel aannemers. Ze bedachten: ‘Renovatie is niet betaalbaar als wij dat als institutie doen, met alle arbeidsuren en proceskosten erbij. Maar wat als wij het niet voor hen doen, maar samen met hen? Wat als we zouden zeggen: kunnen jullie niet heel veel zelf doen als wij jullie meer mogelijkheden geven, bijvoorbeeld in de vorm van woninggebonden budgetten?’ Als je die optiek toelaat krijg je een heel ander verhaal. Een veel onzekerder verhaal ook en de bezwarenindustrie van de verzorgingsstaat valt dan over je heen. Denk dan aan de belastingdienst die zich zorgen maakt of er niet zwart gewerkt wordt. Toch is de corporatie nu hele kleine stapjes in die richting aan het zetten.
U bent voorzitter geweest van de Visitatiecommissie Wijkenaanpak. Wat betekent de huidige focus op meer zelforganisatie volgens u voor het werken aan wijken? Vanaf eind jaren 80, begin jaren 90, werd fysieke vernieuwing verbreed met aandacht voor sociale vernieuwing en werd de aanpak van wijken gebaseerd op drie pijlers: de economische, de fysieke en de sociale pijler. Sindsdien zijn er voortdurend pogingen ondernomen om bewoners te mobiliseren, door leuke projecten te verzinnen en allerhande ontmoetingen te organiseren. Het ging om ‘de bewoners’, maar uiteindelijk zetten de instituties toch de toon. Tot de dag van vandaag zijn wijkaanpakken vooral een samenspel tussen mensen die in een bepaald gebied object van zorg en vernieuwing zijn en instituties die daar plannen over maken. Die aanpak staat nu onder druk, simpelweg omdat door de economische crisis, de stagnatie op de woningmarkt en het pluk-de-corporatiesbeleid de pot geld is opgedroogd. Daardoor openen zich nieuwe perspectieven waarbij het niet langer vanzelfsprekend is dat de oplossingen die binnen professionele institutionele kaders bedacht zijn, per değnitie de beste zijn. Er is een groeiend inzicht dat mensen eigenlijk veel meer in hun mars hebben dan we tot nu toe mogelijk maakten. Waarom zouden mensen eigenlijk niet zelf een buurthuis kunnen runnen of de bibliotheek openhouden? Als je daarin verandering wilt brengen, zal je mensen eigenaar moeten maken van die verantwoordelijkheden en macht moeten geven. Dat is een heel andere manier van ordenen, met nieuwe besluitvormingsmodellen en eigendomsverhoudingen. De Eigen Krachtconferenties in de jeugdzorg zijn hiervan een mooi voorbeeld.
Ik denk dat dit een goede ontwikkeling is. Natuurlijk is dit makkelijker gezegd dan gedaan. De institutionele werkelijkheid is weerbarstig. En niet alleen dat: veel bewoners klagen liever dan dat ze verantwoordelijkheid krijgen. Ze zijn natuurlijk jarenlang in een soort consumentenmodus neergezet. Maar het belangrijkste is dat professionals het lef hebben om uit hun instituties te komen en dat ze op een veel gelijkwaar71
RUIMTEVOLK JAARBOEK 2012
NIEUW EIGENAARSCHAP IN DE RUIMTELIJKE ORDENING
diger en horizontaler manier met bewoners omgaan en afstappen van het idee dat zij per değnitie de oplossing hebben. De revolutie van burgerkracht gaat dus eigenlijk helemaal niet over burgers, maar over instituties en professionals.
een bijdrage aan willen gaan leveren. Dat kan je bereiken als mensen zich die voorzieningen meer kunnen toe-eigenen, in ğguurlijke en letterlijke zin. Er wordt veel gesproken over actief burgerschap, een moreel beroep op mensen om verantwoordelijkheid te nemen voor de ander, voor de gemeenschap, voor de collectieve of publieke zaak. De discussie over burgerkracht gaat niet over edelmoedigheid, maar over echte samenwerking, over coöperatievorming, over echte verantwoordelijkheid nemen, dat is wat met eigenaarschap wordt bedoeld. Denk bijvoorbeeld aan het volgende: het tussen de oren van mensen krijgen van ‘duurzaamheid’ – een net zo abstract begrip als ‘publieke zaak’ – lukt het best als mensen hun eigen energie gaan opwekken. Dan worden ze zich veel meer bewust van hun energieverbruik. In plaats van een buurthuis gerund door een grote welzijnsorganisatie die ergens ver weg zit en medewerkers parachuteert op basis van prestatiecontracten met de lokale overheid kan je kiezen voor een buurthuis dat wat rommeliger gerund wordt door mensen zelf, op voorwaarde dat ze bijvoorbeeld ook wat voor Marokkaanse jongeren organiseren.
Er zijn mensen die erop wijzen dat een samenleving met meer zelforganisatie zal leiden tot een verdere tweedeling in de maatschappij, tussen de haves en de have nots. Zal de nadruk op zelforganisatie in uw ogen bijdragen aan meer segregatie? We moeten niet doen alsof we nu in een paradijs zitten dat wordt aangetast door deze nieuwe denkbeelden. Onze samenleving is momenteel al meer gesegregeerd dan ooit! Veel achterstandswijken zijn in principe hele homogene wijken als je kijkt naar sociaaleconomische kenmerken. En multiculturele wijken, zoals de Indische Buurt in Amsterdam, lijken gemengd, maar alle netwerken in die wijk lopen volkomen langs elkaar heen. Segregatie is erg als het leidt tot gated communities, als groepen zich afschermen door de angst voor de ander. Dat is ondenkbaar en onduldbaar. Maar het is onzin om de discussie over meer burgerkracht en zelforganisatie meteen weg te zetten als een riskante stap omdat dat tot segregatie leidt. Je kunt met evenveel recht zeggen dat het stimuleren van zelforganisatie juist mensen sterker maakt, meer mogelijkheden biedt om bij andere netwerken aan te sluiten en bijgevolg emanciperend werkt.
Tot slot leert de ervaring met de Eigen Krachtconferenties dat zelfs mensen in een kwetsbare positie, die niet de opleiding hebben, er toch in slagen om met elkaar de regie te nemen in het proces van verandering. Zij kunnen kleine dingetjes doen, daarin ondersteund door professionals. Wat dat betreft ben ik positief. De mens is in principe een sociaal wezen, iedereen leeft in een netwerk.
Wel heb je gelijk als je met de vraag bedoelt dat je niet moet overdrijven. Niet alles kan door burgers zelf worden gedaan. Zelforganisatie is niet het panacee voor alle kwalen. Je moet het zien in de context van een onvermijdelijke verandering in de vormgeving van onze verzorgingsstaat die door de economische crisis wordt aangejaagd. In een zoektocht naar andere arrangementen is dit type eigenaarschap een kans die zich voordoet.
De ervaring leert dat zelfs mensen in een kwetsbare positie, die niet de opleiding hebben, er toch in slagen om met elkaar de regie te nemen in het proces van verandering
De opgave is om de publieke voorzieningen van de verzorgingsstaat weer betekenisvol te laten zijn voor mensen opdat mensen daar ook zelf 72
DE REVOLUTIE VAN BURGERKRACHT GAAT OVER INSTITUTIES
_JUDITH LEKKERKERKER
Stel, de economie trekt volgend jaar weer aan. Is de verleiding dan niet heel groot voor instituties om zich niet aan te passen aan de trend van nieuw eigenaarschap maar gewoon weer terug te vallen in oude patronen? Ik denk het niet. De noodzaak tot andere manieren van organiseren van onze verzorgingsstaat is een economische noodzaak. In veel vormen van dienstverlening in de publieke sector zijn de transactiekosten, de kosten van een contact met een burger, ontzettend hoog, omdat alle kosten van de instituties erin worden doorberekend, dus ook alle managementlagen, de topsalarissen, de mooie gebouwen, de lease-auto’s, noem maar op. Als je die dienstverlening anders organiseert, in platte organisaties, samen met burgers dan kan je eigenlijk heel makkelijk met die zware oude instituties concurreren. Je bent goedkoper, kleinschaliger en werkt dichter bij burgers. Buurtzorg Nederland dat thuiszorg lokaal en kleinschalig organiseert is daarvan een mooi voorbeeld. Dat zijn bewegingen die doorgaan. Hoe de economie ook aantrekt, we zullen niet meer op dezelfde manier onze portemonnee kunnen blijven trekken.
Je kunt het nieuwe eigenaarschap zien als een verdere emancipatie van de individualisering maar dan met het besef dat je anderen nodig hebt om je eigen belang beter te behartigen zorgverzekering kiezen, maar de keuze die we hebben, is dat vrijheid? Je kunt het nieuwe eigenaarschap zien als een verdere emancipatie van de individualisering maar dan met het besef dat je anderen nodig hebt om je eigen belang beter te behartigen. Met anderen kan je bijvoorbeeld je eigen verzekering (denk aan de broodfondsen) of energiemaatschappij (denk aan Amsterdam Energie) opzetten op een manier die meer recht doet aan je eigen situatie en eigen waarden. De overheid moet nu intelligentie tonen door te zeggen: wij gaan die nieuwe collectiviteiten op slimme manieren faciliteren.
Maar ik denk dat de economie nog wel een tijd in depressie blijft. En dat versterkt mijn opvatting dat de huidige institutionele orde niet voldoende legitimiteit heeft om te zeggen dat we nog wel tien jaar op dezelfde voet verder kunnen gaan. We zijn toe aan een nieuwe, meer op gezamenlijkheid, samenwerking en eigenaarschap gerichte vorm van organiseren van de stad, van de verzorgingsstaat. Er zal een lokalisering plaatsvinden. Lijnen worden weer kort. Het is in historisch opzicht ook een logische ontwikkeling. De grote maalstroom van de geschiedenis laat een beweging zien waarin burgers van machteloze onderdanen, van knechten, van heersers en regenten, zich ontwikkelen naar burgers die steeds meer greep krijgen op hun levens en bestaansvoorwaarden. De jaren 60 en 70 waren daarin een belangrijke doorbraak. We hebben meer vrijheid dan ooit, maar tegelijkertijd is die onafhankelijkheid door de verregaande institutionalisering van de afgelopen decennia aan slijtage onderhevig geraakt. Het is een consumentenvrijheid. We kunnen onze eigen 73