De Requiemroman Een term voor eenmalig gebruik of op meerdere romans van toepassing?
Masterscriptie Moderne Nederlandse Letterkunde Annika Schoonbeek Rijksuniversiteit Groningen oktober 2014
Inhoudsopgave Inleiding Theoretisch kader Analyse A.F.Th. van der Heijden – Tonio Tijdsverloop Verhouding heden en herinnering De verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon Autobiografisch schrijven Over het schrijven van Tonio Eigen jeugd Het overlijden van Tonio Het rouwproces Schuldgevoel Relatie vader en zoon De toekomst Analyse Anna Enquist – Contrapunt Tijdsverloop Verhouding heden en herinnering Vergelijking Goldbachvariaties met eigen herinneringen De verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon Autobiografisch schrijven Over het schrijven van Contrapunt Eigen jeugd Het overlijden van de dochter Het rouwproces Schuldgevoel Relatie moeder en dochter De toekomst Korte vergelijking van de analyse van Contrapunt met Tonio Analyse Connie Palmen – Logboek van een onbarmhartig jaar Tijdsverloop Verhouding heden en herinnering De verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon Autobiografisch schrijven Over het schrijven van Logboek van een onbarmhartig jaar Eigen jeugd Het aftakelingsproces en het overlijden van Hans Het rouwproces Schuldgevoel Relatie man en vrouw De toekomst Korte vergelijking van de analyse van Logboek van een onbarmhartig jaar met Tonio en Contrapunt
P. 4. P. 7. P. 10. P. 10. P. 10. P. 10. P. 10. P. 11. P. 13. P. 14. P. 16. P. 18. P. 19. P. 21. P. 23. P. 23. P. 23. P. 23. P. 30. P. 30. P. 30. P. 31. P. 32. P. 33. P. 34. P. 35. P. 35. P. 36. P. 38. P. 38. P. 38. P. 38. P. 38. P. 39. P. 40. P. 41. P. 44. P. 46. P. 46. P. 47. P. 48. 2
Analyse Erwin Mortier – Gestameld liedboek Tijdsverloop Verhouding heden en herinnering De verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon Autobiografisch schrijven Over het schrijven van Gestameld liedboek Eigen jeugd Het aftakelingsproces en het overlijden van de moeder Het rouwproces Schuldgevoel Relatie moeder en zoon De toekomst Korte vergelijking van de analyse van Gestameld liedboek met Tonio, Contrapunt en Logboek van een onbarmhartig jaar Analyse Tom Lanoye – Sprakeloos Tijdsverloop Verhouding heden en herinnering De verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon Autobiografisch schrijven Over het schrijven van Sprakeloos Eigen jeugd Het aftakelingsproces en het overlijden van de moeder Het rouwproces Schuldgevoel Relatie moeder en zoon De toekomst Korte vergelijking van de analyse van Sprakeloos met Tonio, Contrapunt, Logboek van een onbarmhartig jaar en Gestameld liedboek Slotbeschouwing Bibliografie
P. 50. P. 50. P. 50. P. 50. P. 51. P. 51. P. 52. P. 53. P. 56. P. 58. P. 58. P. 59. P. 60. P. 62. P. 62. P. 62. P. 62. P. 62. P. 63. P. 65. P. 67. P. 69. P. 71. P. 71. P. 73. P. 73. P. 76. P. 77.
3
Inleiding Eén van de populairste boeken van de afgelopen jaren is Tonio van A.F.Th. van der Heijden. Van der Heijden schreef dit boek naar aanleiding van de dood van zijn zoon Tonio in 2010. Op de omslag van deze roman prijkt de term ‘requiemroman’. In grote getale wordt deze term overgenomen in artikelen die over Tonio zijn geschreven. De term wordt zowel omarmd als aangevallen, maar gebruikt wordt deze term zeker. Opvallend is echter dat er geen sluitende definitie is van de term ‘requiemroman’. Door de termen ‘requiem’ en ‘roman’ afzonderlijk in het Groot woordenboek van de Nederlandse taal’ op te zoeken, kunnen de lezers en de critici zich een beeld vormen bij de term ‘requiemroman’. Requiem: 1. in de verb. (r.-k.) mis van requiem, requiemmis;- (als verkorting van) requiemmis. 2. muziek bij een requiemmis. 3. geschrift, toneelstuk enz. ter ere van een gestorvene of een groep van gestorvenen.1 Roman: 1. episch gedicht uit de middeleeuwen, waarin de avonturen van ridders worden verhaald: Frankische, Keltische, oosterse romans 2. Een in prozastijl geschreven verhaal van betrekkelijk grote omvang, waarin lotgevallen en meestal ook karakter resp. karakterontwikkeling van een of meer personen beschreven worden, vaak in verband met bep. milieus: historische roman, zie bij historisch; psychologische roman, schildert de karakterontwikkeling van de hoofdpersonen; net een roman, zeer avontuurlijk; het leest als een roman, gezegd van wetenschappelijke publicaties die (onverwacht) goed geschreven zijn en o.a. daardoor boeiend om te lezen.2 In het boek Uitverkoren van A.F.Th. van der Heijden vertelt van der Heijden over de keuze om Tonio een requiemroman te noemen. ´Literatuur of rouwverwerking? Ik heb mezelf die vraag geen moment gesteld. Aan de term ‘rouwverwerking’ heb ik een bloedhekel, en of het literatuur was, interesseerde me voor het eerst in mijn leven geen lor. Misschien dat de ondertitel – ‘Een requiemroman’ - iets verraadt van mijn onzekerheid over het genre. Een onzekerheid die niet langer duurde dan de twee minuten die nodig waren om titel en ondertitel te kiezen.’3 ‘Mijn requiemboek heeft een structuur die aan de opbouw van een roman doet denken. Of ik een beschreven gebeurtenis bij nader inzien in het slothoofdstuk opneem in plaats van in het openingshoofdstuk, verandert al iets aan de feitelijkheid ervan. Ik heb het boek niet voor niets ‘Een requiemroman’ genoemd. Je kunt erover discussiëren welke plaats het daarmee inneemt in de hiërarchie van de literaire genres, maar er is op z’n minst aangegeven dat Tonio niet de nuchtere feitelijkheid van een politierapport te bieden heeft.’4 1
T. Boon, den. D. Geeraerts. Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal, (Utrecht, Antwerpen: Van Dale Lexicografie, 2005), 2934. 2 Boon, den. Geeraerts, 2995. 3 A.F.Th. Heijden, van der. Uitverkoren, (Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij, 2014), 72,73. 4 Heijden, van der. 136.
4
Deze twee citaten duiden erop dat van der Heijden zich genoodzaakt ziet om zijn keuze voor de term ‘requiemroman’ toe te lichten. Zou de stelling van Van der Heijden dat een requiemboek met een structuur die aan een roman doet denken als kenmerk van een requiemroman gezien kunnen worden? Welke andere kenmerken komen bij de requiemromans overeen? Dat is het punt dat in deze scriptie centraal staat. Wat houdt de term ‘requiemroman’ in en zijn er bepaalde overeenkomstige kenmerken tussen de requiemromans? Om deze vraag te beantwoorden worden vijf romans geanalyseerd die in het algemeen gezien worden als requiemroman in de literaire kritiek: - A. Enquist - Contrapunt5 - A.F.Th. van der Heijden – Tonio6 - T. Lanoye – Sprakeloos7 - E. Mortier – Gestameld liedboek8 - C. Palmen – Logboek van een onbarmhartig jaar9 Deze romans zijn gekozen op kwaliteit (Nederlandse literatuur), het jaar van uitgave (vanaf 2008) en op inhoud (elk boek gaat over de dood van een naaste). In deze scriptie zal eerst een theoretisch kader worden geschetst rondom de term ‘requiemroman’. Requiems en in memoriams worden al eeuwen geschreven, maar ´requiemroman´ is een term van de laatste jaren. In het theoretisch kader wordt onderbouwd waarom er voor bepaalde analysepunten is gekozen. Dit wordt toegelicht aan de hand van een aantal boeken, krantenartikelen en recensies. Dit kader legt hiermee een basis voor de rest van dit onderzoek. De punten die worden gebruikt in de analyses worden in deze inleiding eerst kort geïntroduceerd. In de hoofdstukken die op het theoretisch kader volgen, worden de romans per stuk geanalyseerd. De romans worden op structuur, maar vooral op inhoud geanalyseerd. Er wordt gekeken naar het tijdsverloop in de roman en naar de verhouding heden en verleden. De verhouding heden en verleden is belangrijk: is de verteller vooral met het heden bezig, hoe het leven verder moet bijvoorbeeld, of hangt de verteller meer naar het verleden? Ook wordt er gekeken of er een structuur zit in de verhouding heden en verleden of dat de herinneringen zonder structuur voorbij komen. De structuur is ook nog op een andere manier belangrijk in de analyses. Is de requiemroman op zo’n manier geconstrueerd dat er is geprobeerd het verhaal zo authentiek mogelijk weer te geven of doet de structuur niet onder voor een ‘echte’ roman? Authenticiteit is ook een kernpunt wanneer er in de analyses wordt gekeken hoe de verteller zich profileert in de requiemromans. Vereenzelvigd de verteller zich met de hoofdpersoon of schept de verteller juist afstand? En in hoeverre wordt de auteur bij deze relatie betrokken? Naast de structurele kenmerken zijn ook de inhoudelijke kenmerken van belang. Er wordt gekeken of de romans ingaan op de inhoud van de herinneringen, wat de schrijver zegt over het schrijven van de roman, het overlijden van de dierbare, het rouwproces, de relatie tussen de schrijver en de overledene, wat de lezer over de schrijver komt te weten, houdt deze er een schuldgevoel op na en of de schrijver een toekomst voor zich ziet. Er wordt gekeken of er aan deze punten aandacht wordt besteed in de romans en hoe uitgebreid er op deze punten wordt ingegaan. Door deze romans te analyseren kan er worden gekeken of de romans overeenkomstige 5
A. Enquist. Contrapunt, (Utrecht, Amsterdam, Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers, 2012). A.F.Th. Heijden, van der. Tonio, (Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij, 2011). 7 T. Lanoye. Sprakeloos, (Amsterdam: Uitgeverij Prometheus, 2010). 8 E. Mortier. Gestameld liedboek, (Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij, 2011). 9 C. Palmen. Logboek van een onbarmhartig jaar, (Amsterdam: Uitgeverij Prometheus, 2011). 6
5
kenmerken vertonen op eerder genoemde punten of dat er grote verschillen zijn aan te wijzen. Welke uitkomst er ook uit het onderzoek naar voren komt, het zal hoe dan ook een nieuwe kijk geven op de term ‘requiemroman’. Deze uitkomsten zullen worden beschreven in de slotbeschouwing. Met deze uitkomsten zal er een antwoord worden geformuleerd op de onderzoeksvraag.
6
Theoretisch kader In de 17e eeuw schreef Joost van den Vondel in het gedicht Kinder-lyck over een overleden kindje die zijn eigen moeder probeert te troosten. In Op de dood van Sterre schrijft Constantijn Huygens dat hij zijn vrouw, die hij Sterre noemt, heel erg mist. Al eeuwen wordt er over de dood en rouw geschreven, maar de laatste jaren zijn deze onderwerpen veelvuldig gebruikt in literaire teksten. Als in een golfbeweging zijn het aantal romans met deze onderwerpen de laatste decennia flink toegenomen. Een kleine selectie van deze romans: I.M.(1998) en Logboek van een onbarmhartig jaar (2011) van Connie Palmen, Schaduwkind (2003) van P.F. Thomése, Contrapunt (2008) van Anna Enquist, Sprakeloos (2009) van Tom Lanoye, Gestameld liedboek (2011) van Erwin Mortier en Tonio (2011) van A.F.Th. van der Heijden. Lut Missinne, hoogleraar moderne Nederlandse literatuur, vat de reeds genoemde romans samen onder de term ‘rouwboeken’.10 Een aantal van deze auteurs geeft zelf een benaming aan hun roman. Connie Palmen noemt Logboek van een onbarmhartig jaar een logboek, Erwin Mortier noemt zijn roman een liedboek en A.F.Th. van der Heijden heeft zijn roman de ondertitel requiemroman meegegeven. Arjan Peters schrijft in een recensie van Tonio in De Volkskrant: ‘Tonio, getooid met de ondertitel ‘een requiemroman’. Een niet bestaand genre, als om de uitzonderlijkheid van deze situatie te accentueren.’11 De requiemroman mag dan geen bestaand genre zijn, de term wordt wel door verschillende recensenten overgenomen. Dit maakt het interessant om naar de invulling van deze term te kijken. Elsbeth Etty vraagt zich in een artikel van het NRC-Handelsblad af of Tonio wel een roman te noemen is. ‘Nu moet ik toch iets zeggen over A.F.Th. Van der Heijdens ‘requiemroman’, zoals hij op de cover wordt aangeduid. Net als bij I.M. is het de vraag of dit wel een roman is, omdat alles wat erin staat, helaas, tot de inktzwarte werkelijkheid behoort.’ Later in het artikel komt Etty tot de conclusie dat Tonio in haar ogen geen roman is. ‘Het is geen roman, het is een memoir, maar in dit geval doet dat er niet toe, omdat een werk van A.F.Th. Van der Heijden altijd grote literatuur is, of er nu ‘dagboek’, ‘brieven’, ‘notities van alledag’ of ‘requiemroman’ op het omslag staat.’ In dit stuk stelt Etty dat Tonio literatuur is, maar ze eindigt het artikel met de uitspraak: ‘De ‘memoir’ is voor mensen met een aansprekend verhaal en zonder talent om een roman te schrijven’.12 Er is nog geen duidelijkheid over wat er onder het genre requiemroman wordt verstaan. De personen die betrokken zijn bij het Nederlandse boekenvak gebruiken de term niet eenduidig. Daarom worden in dit onderzoek verschillende requiemromans geanalyseerd. ´Literair schrijven en schrijven over persoonlijke emoties is een uiterst moeilijke combinatie. Maar de schrijver zelf voelt zich gedwongen om te schrijven. […] Rouwboeken zijn binnen de autobiografische literatuur een subgenre waarin het moeilijke samenleven van het esthetische en het authentieke bij uitstek zichtbaar wordt.’13 Ook in het boek Oprecht gelogen heeft Missinne zich bezig gehouden met ‘vormen van autobiografisch schrijven die zich in het grensgebied van feit en fictie ophouden’. Dit komt ´doordat er in deze teksten tegenstrijdige signalen aan het werk zijn´.14 10
L. Missinne, Tussen emotie en literatuur. De paradoxale status van rouwromans. Ons Erfdeel. (05-2014), 99. A. Peters. Vuistslag op een blinde muur. De Volkskrant, Boeken. (28-05-2011). 12 E. Etty. En de rest is voyeurisme; alles draait om onontkoombaarheid. Waar ligt de grens tussen literaire rouwverwerking en sensatiezucht? NRC Handelsblad, Boeken. (01-07-2011). 13 Missinne, 108. 14 L. Missinne, Oprecht gelogen. Autobiografische romans en autofictie in de Nederlandse literatuur na 1985, (Nijmegen: Gent en Uitgeverij Vantilt, 2013), 9-10. 11
7
Deze citaten van Missinne laten zien dat autobiografische literatuur, en dan met name de literatuur over rouwverwerking, een aparte relatie heeft tussen feit en fictie. In dit onderzoek wordt dan ook gekeken hoe deze verhoudingen zich voordoen bij een subgenre van de autobiografische literatuur: de requiemroman. Vooral hoe de roman geconstrueerd is, zal van belang zijn. Dit punt wordt nog versterkt door wat Robbert Dijkgraaf, voorzitter van de Librisprijs 2012, zei over Tonio: ‘Een autobiografisch boek over rouw, dat in het domein van de non-fictie lijkt te horen. Maar de auteur geeft het verhaal enkele ‘knappe wendingen’, en overstijgt ‘de waarheidsgetrouwe beperkingen’’.15 Met deze uitspraak lijkt Dijkgraaf te willen zeggen dat er veel aandacht is besteed aan de constructie van Tonio. In de analyses in dit onderzoek wordt gekeken in hoeverre dit te controleren is en in welke mate de andere romans geconstrueerd zijn. Ook de verteller in autobiografische romans neemt een aparte positie in. Het kan een hij- of jij-verteller zijn, maar meestal komt de ik-verteller voor. ‘Enerzijds is het een ik dat door dit ‘ik’ uit te spreken zichzelf markeert als de instantie die aan het woord is, ‘het sprekende ik’. Anderzijds duidt het ‘ik’ tegelijk een daarvan te onderscheiden instantie aan, namelijk het ik over wie in deze tekst gesproken wordt, ‘het beschreven ik’.’ Bij een hij- of jij-verteller wordt er meer afstand gecreëerd. Volgens Missine wordt ‘in moderne autobiografieën en autobiografische romans’ de afstand tussen de auteur, de verteller en het personage opengehouden. Op deze manier wordt er ruimte gecreëerd ‘die plaats biedt voor zelfreflectie en voor commentaar op het herinneren, op de identiteitsvorming, op het schrijfproces, enzovoort’.16 Het is interessant om te kijken hoe de auteur, de verteller en het personage zich tot elkaar verhouden in de requiemromans en hoe dit de authenticiteit van de romans beïnvloedt. Er wordt ook gekeken of er in de roman staat hoe de roman tot stand is gekomen. Hieruit kan namelijk ook af te leiden zijn hoe auteur, verteller en hoofdpersoon zich tot elkaar verhouden. Niet alleen de vormgeving van de requiemromans verdient aandacht, ook de daarin behandelde onderwerpen. De requiemromans hebben als hoofdthema’s de dood en rouw. Daarom is het aannemelijk dat de te analyseren onderwerpen rond dit thema gezocht moeten worden. Om een scherp beeld te krijgen waarom er voor de onderwerpen in de analyses is gekozen, wordt nu kort gekeken naar de psychologische kant van het rouwproces. Psychologe Nancy O´Connor schrijft in Loslaten met Liefde over het proces dat iemand doormaakt na het overlijden van een geliefd persoon. De dood van een geliefde is een ingrijpende gebeurtenis in iemands leven.17 Er komen dan ook veel emoties los, zoals schuldgevoelens.18 In de analyses wordt gekeken of schuldgevoelens inderdaad een grote rol spelen tijdens de rouwperiode. Ook al is iedereen volgens O’Connor anders, ´toch voltrekt het rouwproces zich volgens een voorspelbaar patroon´.19 Het rouwproces voltrekt meestal sneller als het overlijden van de geliefde niet onverwacht komt, maar na een lang ziekbed bijvoorbeeld. Wanneer dit het geval is kan de achtergebleven persoon zich voorbereiden op het overlijden van de geliefde en begint ‘het proces van treuren en afscheid nemen’ al voor het
15
A. Peters. ‘Tonio’ van A.F.Th. van der Heijden wint prijs en wordt genomineerd; literatuur Libris-jury nomineert geen enkele vrouw. De Volkskrant, VMedia. (13-03-2012). 16 Missine, 105-106. 17 N. O’Connor, Loslaten met Liefde. Over het rouwproces en het verwerken van verdriet, (Katwijk aan Zee: Servire Uitgevers B.V., 1986), 10. 18 O’Connor, 49-53. 19 O’Connor, 29.
8
sterven.20 In de analyses wordt beschreven hoe de geliefde komt te overlijden en hoe de rouwprocessen in de romans verlopen. Uiteindelijk wordt dan gekeken of er ook in de romans een vast patroon is vast te stellen. Hoe het rouwproces verloopt hangt ook af van de relatie tussen de overleden persoon en de achtergebleven persoon. Hoeveel betekende de geliefde en hoe afhankelijk was de achtergebleven persoon van de geliefde.21 Aangezien de relatie invloed kan hebben op het rouwproces, wordt ook dit onderwerp geanalyseerd. De jeugd van de hoofdpersoon kan van invloed zijn op de relatie tussen de hoofdpersoon en de geliefde. Daarom wordt gekeken of er passages over de jeugd worden aangehaald en wat deze laten zien. Volgens O’Connor ben je aan het ‘genezen’ wanneer je ‘een realistisch beeld’ van de geliefde kunt zien en weer plannen maakt voor de toekomst.22 Er wordt in de analyses daarom ook gekeken of er over de toekomst wordt gesproken en hoe ver het rouwproces dus is gevorderd. Door al deze aandachtspunten te analyseren, komt er een duidelijk beeld van een requiemroman naar voren. Daarna worden de uitkomsten van deze vijf requiemromans met elkaar vergeleken. Uiteindelijk wordt gekeken of deze requiemromans veel overeenkomsten hebben en er inderdaad sprake is van een genre of dat het op zichzelf staande romans zijn.
20
O’Connor, 30. O’Connor, 10. 22 O’Connor, 56. 21
9
A.F.Th. van der Heijden – Tonio A.F.Th. van der Heijden schreef deze roman naar aanleiding van de dood van zijn zoon Tonio. Tonio wordt midden in de nacht aangereden en wordt nog een tijdlang in het ziekenhuis geopereerd totdat hij komt te overlijden. In deze roman beschrijft de hoofdpersoon het ongeluk, de nasleep van het ongeluk en haalt hij herinneringen op aan Tonio. Tijdsverloop De roman is opgedeeld in twee boeken en heeft een proloog, een intermezzo, een epiloog en een verantwoording. Het eerste boek behandelt de dag waarop het ongeluk van Tonio plaatsvond. Het tweede boek behandelt de periode na de dood van Tonio. Beide boeken zijn opgedeeld in een aantal hoofdstukken en die hoofdstukken zijn zelf ook weer opgedeeld in hoofdstukken. De roman volgt een chronologische lijn. Eerst wordt het ongeluk besproken en vervolgens het rouwproces. Deze chronologische lijn wordt regelmatig onderbroken door herinneringen die de hoofdpersoon ophaalt aan zijn zoon Tonio. Veel van deze herinneringen worden chronologisch verteld. Aan het begin van de roman heeft de hoofdpersoon het veel over de periode voor de geboorte van Tonio, daarna over de geboorte en de jeugd van Tonio. Het ongeluk van Tonio vindt plaats op 23 mei. De hoofdpersoon begint vrij snel hierna met schrijven en hij doet dat tot ongeveer eind augustus. (615) Verhouding heden en herinnering De hoofdlijn van de roman is het ongeluk van Tonio en het rouwproces dat daarop volgt. In de roman komen echter erg veel herinneringen voor. Veel van deze herinneringen gaan over Tonio, maar er zijn ook een aantal herinneringen van voor de geboorte van Tonio. In bijna alle herinneringen komt de hoofdpersoon zelf voor, maar hij reconstrueert ook gebeurtenissen. Een belangrijk aspect in deze roman is bijvoorbeeld de reconstructie die de hoofdpersoon maakt van de laatste avond van Tonio. De verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon De hoofdpersoon is de ik-figuur in de roman. Deze ik-figuur is ook de ik-verteller van de roman. Op meerdere manieren wordt geprobeerd het verhaal authentiek over te laten komen. De hoofdpersoon heeft dezelfde naam als de auteur en ook de familieleden hebben hun ‘eigen’ naam. De hoofdpersoon is schrijver en heeft boeken geschreven met dezelfde namen als die de auteur heeft geschreven. In de roman worden dagboekaantekeningen gebruikt. Hiermee wordt geprobeerd de authenticiteit van het verhaal aan te geven. Ook noemt de hoofdpersoon veel straatnamen waar hij aan heeft gewoond en noemt hij veel plekken in Amsterdam waar hij regelmatig komt. Deze details zijn controleerbaar, waardoor de authenticiteit van de roman wordt versterkt. Autobiografisch schrijven Tonio verloopt in een chronologische volgorde. Deze volgorde wordt regelmatig onderbroken door herinneringen van de hoofdpersoon. De herinneringen worden bij de hoofdpersoon opgeroepen door een gebeurtenis of door zijn emoties. Dit lijkt de authenticiteit van het verhaal te benadrukken. Toch is de roman geconstrueerd. De tekst verloopt vloeiend en de herinneringen passen precies bij de momenten in de roman. Er zijn geen haperingen in de tekst en alles wordt gedetailleerd besproken, terwijl de hoofdpersoon in diepe rouw is en veel alcoholische dranken nuttigt tijdens het schrijven van deze roman. De hoofdpersoon geeft aan dat de roman inderdaad geconstrueerd is. 10
Er zijn meer aanwijzingen. De roman bestaat uit verschillende delen. De roman bestaat bijvoorbeeld uit twee boeken. Het eerste boek wordt vooraf gegaan door een proloog, tussen beide boeken zit nog een intermezzo en na het tweede boek volgt de epiloog. Het proloog en het intermezzo leiden met een relevant voorbeeld het daaropvolgende boek in. De boeken zijn opgedeeld in enkele hoofdstukken die allemaal een titel hebben. Ook de proloog en het intermezzo hebben titels. De hoofdstukken zijn zelf ook weer opgedeeld en deze hoofdstukken zijn genummerd. Het is onwaarschijnlijk dat deze structuur tijdens het schrijven is ontstaan. Het is een redelijk complexe structuur die waarschijnlijk eerst is uitgedacht en daarna invulling aan is gegeven. In het proloog bestaat het laatste hoofdstuk bijvoorbeeld uit een krachtige zin: ‘Het wordt tijd dat ik hem zijn tweede naam ga bezorgen’. (21) Door deze zin een apart hoofdstuk te geven krijgt het extra nadruk. Het is dan ook een belangrijke zin. De zin vat samen waarom het boek is geschreven. Dit neemt niet weg dat dit een stilistische ingreep is. Het zorgvuldig opdelen van het boek en het geven van titels laat zien dat er enige constructie heeft plaatsgevonden. Ook stilistische ingrepen geven dit weer. De hoofdpersoon zit tijdens het verhaal midden in het rouwproces en het is daarom onwaarschijnlijk dat hij tijdens het schrijven deze stilistische ingrepen heeft gemaakt. Het gesprek dat de hoofdpersoon tegen het einde van de roman met Tonio heeft is gestileerd. De hoofdpersoon beschrijft in details de fietstocht van Tonio, terwijl hij niet weet zeker kan weten hoe hij is gefietst. Ondertussen praat de hoofdpersoon tegen Tonio en probeert hem een andere route te laten fietsen. Dit is verzonnen want de hoofdpersoon wist niet wat er die nacht met zijn zoon zou gebeuren. De details van deze onheilstocht en een vader die zijn zoon krampachtig een andere kant op wil laten fietsen, is een manier om emotie op te roepen bij de lezer. Over het schrijven van Tonio De hoofdpersoon houdt een dagboek bij en in de roman komen daar fragmenten uit naar voren. De hoofdpersoon geeft aan dat deze aantekeningen ervoor zorgen dat hij soms dichter bij een bepaalde gebeurtenis kan komen. Als voorbeeld geeft hij de geboorte van Tonio. Hij geeft deze aantekeningen aan tussen aanhalingstekens zodat de lezer kan zien dat hij uit zijn dagboek citeert. (96) De hoofdpersoon geeft ook aan hoe zijn dagboek eruit zag: ‘Ik hield er in die tijd een getypt dagboek op na, losbladig’. Tonio zag een keer dat de hoofdpersoon een stuk schreef waar hij zelf in voorkwam. De hoofdpersoon legde Tonio uit dat hij aantekeningen bijhield over Tonio’s leven en dat hij op zijn achttiende verjaardag alle aantekeningen gebundeld zou krijgen. Tonio was er niet van onder de indruk en ook op zijn achttiende verjaardag herinnerde hij zijn vader niet aan het beloofde boekje. Het boekje was op Tonio´s verjaardag nog niet af. Na de dood van Tonio werkt de hoofdpersoon de aantekeningen over Tonio’s leven uit. ‘Het uitschrijven van de oorspronkelijke in telegramstijl gemaakte notities geeft me het gevoel dat ik een oude belofte jegens Tonio aan het nakomen ben, relatief kort nadat hij achttien werd.’ (183) De hoofdpersoon probeert hier met meerdere fragmenten de authenticiteit van herinneringen te benadrukken en dat hij het niet jaren later verzint. De hoofdpersoon probeert zo gedetailleerd mogelijk aantekeningen te maken over de periode na de 23e mei, de dag van het ongeluk. Mirjam, de moeder van Tonio en de vrouw van de hoofdpersoon, heeft hem namelijk verteld dat ze veel vergeet en hij is nu niet zeker of zijn geheugen hem niet in de steek laat. Hij wil zeker weten dat er geen zwarte gaten vallen wanneer ze aan deze periode terugdenken. (307) Uiteindelijk dienen deze aantekeningen nog een ander doel. Een paar weken na het ongeluk heeft hij al besloten dat er een boek komt over Tonio. (342, 347) Nog een paar 11
weken later, wanneer ze naar de traumatoloog gaan die Tonio heeft geopereerd, is de hoofdpersoon erover uit dat het boek ‘een soort requiem-in-proza’ kan gaan worden. (424) De hoofdpersoon heeft al meerdere requiems op zijn naam staan. Zo schreef hij voor beide ouders een. Onder zijn requiems valt ook Weerborstels, een roman waarin de relatie tussen de vader en zoon centraal staat. De zoon rijdt zichzelf uiteindelijk dood. Het is opvallend dat de hoofdpersoon deze roman aan Tonio heeft opgedragen. Achteraf gezien ziet de hoofdpersoon dit punt met meerdere andere aanduidingen als voortekenen op het ongeluk van Tonio. Toch had hij nooit gedacht een requiem te moeten schrijven voor zijn zoon. Met deze roman vergeleken waren de eerdere requiems ‘een soort voorspellende vingeroefeningen’. (279-280) In deze fragmenten geeft de hoofdpersoon duidelijk weer dat zijn personage overeenkomt met de auteur. De boeken die de hoofdpersoon heeft geschreven, komen overeen met de boeken die de auteur heeft geschreven. Samen met zijn redactrice besluit de hoofdpersoon dat hij de roman waar hij mee bezig was laat liggen en eerst een requiem over zijn zoon gaat schrijven. De hoofdpersoon kan alleen maar aan Tonio denken zodat de enige mogelijkheid voor hem is dit boek nu te schrijven. Hij laat zijn redactrice weten dat wanneer hij het boek nu gaat schrijven, het ‘rechtstreeks vanuit de gevoelsverwarring’ wordt geschreven. (431-432) Ongeveer tweehonderd pagina’s voor het einde van deze roman geeft de hoofdpersoon aan dat hij eigenlijk alles al heeft beschreven van enkele uren voor zijn dood tot en met het uitzoeken van zijn spullen. Wat voor de hoofdpersoon nog een belangrijk punt is om de beschrijving rondom het overlijden van Tonio compleet te maken, is informatie van Jenny. Jenny is een meisje met wie Tonio vlak voor zijn dood veel omging. De hoofdpersoon en Mirjam verwachten dan ook veel van het gesprek dat ze met Jenny zullen hebben. (464) Jenny blijkt achteraf zo’n belangrijke plaats in te nemen in het leven van Tonio, dat haar het laatste woord van deze roman wordt gegund. (630) De hoofdpersoon laat niet alleen weten hoe het ervoor staat met de inhoud van de roman, ook laat hij de lezer zien hoe de vorm van de roman tot stand is gekomen. Zo laat hij weten dat dit ‘geen ongeautoriseerde biografie over Tonio, maar wel zoiets als een ongeautoriseerd requiem’ wordt. Toch twijfelt hij of Tonio sommige passages liever niet in deze roman had willen hebben of dat ze sommige gebeurtenissen totaal verschillend beleefd hebben. (469) Ook al weet hij niet of Tonio blij zou zijn geweest met bepaalde passages, toch geeft hij aan dat hij dit boek voor Tonio schrijft en niet over Tonio. De hoofdpersoon wil op deze manier aan zijn zoon laten weten dat hij en Mirjam de pijn van hun zoon hebben overgenomen. De pijn die Tonio voelde na het ongeluk en de pijn die de hoofdpersoon en Mirjam voelen na Tonio’s dood zorgt ervoor dat ze met zijn drieën verenigd blijven. (516) ‘Dit requiem dient geen ander doel dan hem op te sporen en terug te vinden. (574) De pijn die de hoofdpersoon beschrijft is een belangrijke component in deze roman. Omdat de hoofdpersoon doordrongen is van pijn terwijl hij de gebeurtenissen beschrijft, is de structuur van de roman tijdens het schrijven buiten beeld gebleven. Hij twijfelt of hij de roman in een duidelijke structuur moet gieten of dat hij de chaos van zijn gevoelens moet laten staan. (554) Aan het einde van deze roman geeft de hoofdpersoon aan dat hij alles wat hem te binnen schoot heeft opgeschreven en uiteindelijk in een structuur heeft gegoten die op een roman lijkt. De hoofdpersoon heeft bewust voor een bepaalde herinnering gekozen om de roman mee af te sluiten. (621) Hij moet denken aan een vakantie in Frankrijk. Die dag zitten ze met zijn drieën op de camping te wachten op de zonsverduistering. Op het moment dat het bijna donker is, houdt Tonio het voor gezien en gaat naar binnen. Telkens wanneer de hoofdpersoon aan de dood van Tonio denkt, herinnert hij zich dit moment. Alles wordt donker en Tonio is er niet meer. Alles om hem heen valt stil. Het donker is ‘allesdoordringend en alles besmettend’. (621-629) 12
In de roman worden er nog andere werken van de hoofdpersoon aangehaald. Zo geeft de hoofdpersoon meerdere keren een inkijkje in de roman waar hij aan zou beginnen op de dag dat Tonio overleed. De hoofdpersoon heeft altijd een schrijfschema van honderd dagen. Tweede Pinksterdag was dag nul, de dag om alle voorbereidingen op de komende honderd dagen te treffen. Dit schema kwam tot stand nadat de hoofdpersoon had uitgerekend hoe lang hij bezig was geweest met de afronding van Advocaat van de hanen. Dit bleken precies honderd dagen te zijn geweest en ‘een dwingend ritueel was geboren’. (27) Vlak voordat de bel ging en de agenten het slechte nieuws kwamen vertellen, lag de hoofdpersoon in bed te denken aan het aankomende werkschema. (30-31) Ook een deel van de inhoud van zijn nieuwe roman wordt vrijgegeven. Deze gaat over de moord op een politieagente en hij kan het daarom ook niet laten om de agente aan de deur nauwkeurig in zich op te nemen. (37) Zelfs wanneer de gasten na de begrafenis bij de hoofdpersoon wat komen drinken kan hij het niet laten om de vader van Jim, een goede vriend van Tonio, te vragen naar deze zaak. Hij blijkt door zijn beroep bij de zaak betrokken te zijn geweest. (247) Naast deze toekomstige roman haalt de hoofdpersoon nog andere romans van zichzelf aan. Meestal gaat dit gepaard met een herinnering aan Tonio. De hoofdpersoon laat in de roman weten Mirjam en Tonio af en toe achter te laten en ergens anders een periode aan een roman te werken. Zo ook in de zomer van 1990. Hij was echter bang dat Tonio hem zou vergeten en daarom stuurde hij Tonio steeds cadeautjes. (441) Wederom koppelt de hoofdpersoon de fragmenten zoveel mogelijk aan de werkelijkheid. Hij noemt iedereen bij naam en hij noemt bepaalde data. De hoofdpersoon schrijft niet alleen over zijn eigen werk, hij haalt ook veelvuldig passages uit andere boeken aan. Intertekstualiteit komt veelvuldig in deze roman voor. Virginia Woolf wordt bijvoorbeeld meerdere keren in Tonio aangehaald. De bel bij de hoofdpersoon en Mirjam moet vervangen worden en Mirjam denkt erover een klokkenspel te laten installeren. De hoofdpersoon associeert een klokkenspel echter met een scène uit de verfilming van Who’s afraid of Virginia Woolf. Wanneer George thuiskomt om Martha te vertellen dat hun zoon is verongelukt in een auto, klinkt er een klokkenspel. De hoofdpersoon kan dus nooit naar het klokkenspel in huis luisteren zonder aan Tonio te denken. (324) Ook worden er af en toe letterlijk andere teksten in de roman geciteerd. Aan het begin van de epiloog wordt bijvoorbeeld een gedicht van Hans Faverey geciteerd. (613) De intertekstualiteit die in Tonio is gebruikt om de tekst te ondersteunen. Eigen jeugd De hoofdpersoon schrijft op twee manieren over zijn eigen jeugd. Hij beschrijft bijna aan het begin van de roman de periode voor de geboorte van Tonio. Hij begint bij het moment dat hij Mirjam leert kennen. Hij beschrijft zijn woonsituatie in die tijd. De hoofdpersoon woonde in een bovenwoning in de Pijp. Een paar huizen verderop stond een kraakpand, waarvan de bewoners water mochten aftappen van de waterleiding van de hoofdpersoon. Op een warme avond gingen de krakers barbecueën. De hoofdpersoon was ook uitgenodigd door een van de krakers, namelijk Hinde. Haar zusje zou ook komen. De hoofdpersoon wees de uitnodiging af, maar hij hoorde wel de stem van het zusje. (38-40) Toen de zomer bijna voorbij was, zag hij Mirjam voor het eerst. Ze had hele smerige kleren aan, maar hij vond dat ze een mooi gezicht had. (41) Wanneer ze nog niet zo lang een relatie hebben, begint de hoofdpersoon Mirjam als zijn muze te zien. Met haar bij zich lukt hem alles. (46) Toch laat de hoofdpersoon de mindere momenten in zijn relatie met Mirjam niet achterwege. Hij was bijvoorbeeld veel eerder toe aan een kind dan Mirjam. (47) De hoofdpersoon beschrijft uitgebreid het moment dat de twee tegen elkaar uitspreken dat ze voor een kind willen 13
gaan. Mirjam stribbelt eerst wat tegen, maar de hoofdpersoon weet haar enigszins te overtuigen. (53-55) Ze stoppen met roken en drinken om hun lichaam schoon te maken voor de bevruchting. Ze bespreken ook al waar Mirjam wil bevallen. (55-56) De hoofdpersoon is er zeker van wanneer de bevruchting heeft plaatsgevonden. Hij beschrijft zelfs hoe ze seks hadden die keer. (59) De hoofdpersoon besteedt in deze roman veel aandacht aan de bevalling. De tijd vanaf het moment dat Mirjams weeën begonnen tot en met het moment dat de hoofdpersoon Tonio voor het eerst in zijn armen hield wordt besproken. (83,95) Zo komt de lezer te weten dat Mirjam in het verkeerde ziekenhuis bevalt en dat er plotseling ‘Verloskundigen in opleiding’ mee kwamen kijken. (86,95) Vooral aan het begin van de roman komen er herinneringen voor die niets met Tonio te maken hebben. Er wordt geen duidelijke reden gegeven waarom de hoofdpersoon toch deze diverse fragmenten weergeeft die niet gekoppeld worden aan een moment met Tonio. Aan het begin van de roman gaat de hoofdpersoon uitgebreid in op de periode voor de geboorte van Tonio, zoals hierboven besproken. In de gehele roman komen echter nog meer herinneringen aan de jeugd van de hoofdpersoon naar voren. Deze herinneringen zijn vaak wel gekoppeld aan Tonio. De hoofdpersoon vertelt over de diploma-uitreiking van Tonio. Hij was ontzettend trots op zijn zoon. Tonio daarentegen bleef er heel kalm onder. Nadat hij zijn diploma uitgereikt had gekregen en terugliep naar zijn ouders, leek het alsof hij dit grote moment al had afgesloten. Dit doet de hoofdpersoon denken aan zijn eigen diploma-uitreiking. ‘Ik herinnerde me mijn eigen matheid van de eerste juni 1969, meteen na de diploma-uitreiking.’ Hiermee probeert de hoofdpersoon een verband te leggen tussen Tonio en zichzelf. (184-185) Ook over intiemere zaken schuwt de hoofdpersoon niet om vergelijkingen te maken tussen Tonio en zichzelf. De studententijd van de hoofdpersoon en Tonio zou bijna identiek zijn. Voorbeelden zijn ‘het roekeloze drinken’, ‘’s nachts leven’ en een ‘eeuwig tekort aan studie-uren en studiepunten’. Het enige verschil tussen de hoofdpersoon en Tonio zou zijn dat de hoofdpersoon vaker met meisjes sliep dan Tonio. Hij vertelt dat in zijn studententijd niet moeilijk werd gedaan met condooms en dat er gewoon vanuit werd gegaan dat elk meisje de pil gebruikte. Een soa hebben hoorde er gewoon bij. (468-469) De hoofdpersoon legt meerdere malen een verband tussen Tonio en zichzelf toen hij Tonio´s leeftijd had. Het overlijden van Tonio De hoofdpersoon geeft gedetailleerd de dag van het overlijden van Tonio weer. Hij geeft weer wat hij aan het doen was vlak voordat de bel ging. De hoofdpersoon lag nog in bed en had net gelezen dat het een dag zou worden met mooi weer. Hij genoot ervan om met de balkondeuren open te kijken naar de wolkeloze lucht. Van lezen kwam niets meer terecht. Hij dacht aan zijn werkschema dat boven klaar lag, waar hij bijna aan moest beginnen. (26) Hij wilde er nog even niet aan denken want hij lag nog zo lekker te genieten. Hij bedacht ook wat Mirjam nu aan het doen is. Waarschijnlijk was zij al zo’n anderhalf uur aan het werk. (28) Hij beschrijft hoe de dag normaal gesproken verloopt. Wanneer hij zin heeft in koffie belt hij Mirjam en zij brengt hem zijn ontbijt. Dan komt zij bij hem zitten en spreken ze samen de dag door. Die ochtend was zijn maag wat van streek en hij had niet zoveel zin in ontbijt. Hij was die nacht zelfs misselijk wakker geworden. (29) Wanneer hij weer aan zijn werkschema denkt, overkomt hem het gevoel dat hij alles goed voor elkaar heeft. Hij neemt zich voor wat hij de rest van de dag gaat doen. Op dat moment gaat de bel. (30-31) De hoofdpersoon denkt eerst dat het zijn schoonmoeder is, maar zijn maag krimpt samen van angst. Hij luistert op de overloop of hij iets kan horen. Langzamerhand achterhaalt de 14
hoofdpersoon informatie. Hij hoort bijvoorbeeld dat het een mannenstem is die beneden met Mirjam praat. Hij hoort een verdrietige schreeuw van Mirjam. Mirjam schreeuwt naar hem dat Tonio in het ziekenhuis ligt. Hoe gedetailleerd de hoofdpersoon was over het moment voordat de bel ging, zo erg twijfelt hij over het moment dat ze naar het ziekenhuis moesten. ‘Ik heb er geen duidelijk beeld van behouden’. De hoofdpersoon is als versteend op het moment dat hij moet bedenken welke kleren hij aan moet trekken. (31-33) Het duurt zelfs zo lang dat de agent boven komt om te vragen of hij klaar is. (34) Hij heeft het zich al vaak voorgesteld hoe de politie aan de deur zou staan om te vertellen dat er iets ergs is gebeurd met zijn zoon. (35) De agenten kunnen niet zo veel vertellen, alleen dat Tonio die ochtend is aangereden en hij geopereerd wordt. Mirjam en de hoofdpersoon worden in het busje naar het ziekenhuis gebracht. (37) De hoofdpersoon wordt misselijk in het busje, hij weet echter niet of dat komt door de rijkunsten van de agent of van het nieuws dat ze net gehoord hebben. (40) De reis in het politiebusje wordt uitgebreid beschreven. De hoofdpersoon geeft weer wat de hoofdpersoon en Mirjam tegen elkaar zeggen, hij geeft herinneringen weer en hij geeft een inkijkje in zijn gedachten tijdens de rit. Hij denkt aan de laatste keer dat hij Tonio heeft gezien. Tonio wilde een meisje fotograferen in het huis van zijn ouders. De ouders gingen die middag ergens anders heen, zodat Tonio in alle rust zijn werk kon doen. (70-71) Na de fotoshoot zat Tonio nog even met zijn ouders in de tuin. Ze hadden het over begrafenissen en hoe ze begraven wilden worden. Het was opmerkelijk dat Tonio die week zo vaak langs was gekomen. (75-77) Wanneer Mirjam en de hoofdpersoon in het ziekenhuis aankomen, heeft de hoofdpersoon hoop dat het allemaal weer goed komt met Tonio. Hij denkt na over het herstel van Tonio. (86) In het ziekenhuis krijgen ze drinken, een kalmeringstabletje voor Mirjam en de traumatoloog komt ze vertellen hoe het ervoor staat met Tonio. Voor de rest is het afwachten. (98-99) Mirjam belt haar zus Hinde, de broer van de hoofdpersoon zit in Frankrijk. Hinde komt naar het ziekenhuis toe. (103-104) De hoofdpersoon geeft veel herinneringen weer. Hij geeft maar weinig weer over het wachten in het ziekenhuis. De hoofdpersoon vertelt dat Hinde door een zuster werd gewaarschuwd dat ze niet mag roken. (113-114) Ook vertelt de hoofdpersoon over het eten dat ze wordt aangeboden. (122) Om tien voor vijf komen de chirurgen binnen en sluiten de deur achter zich. De hoofdpersoon weet op dat moment dat ‘Tonio was verloren’. De chirurge vertelt dat het niet gelukt is om Tonio te redden. Ze vertelt kort wat er is gebeurd in de operatiekamer. Tonio ligt nog aan de beademing en ze kunnen nog afscheid van hem nemen. (138-139) Het afscheid van Tonio wordt uitgebreid behandeld in deze roman. De hoofdpersoon beschrijft de route die ze door het ziekenhuis lopen op weg naar Tonio gedetailleerd. Hij vertelt welke kant ze op lopen en beschrijft wie er allemaal in de gang zitten. Bij een geel gordijn stopte de verpleegster die met hen meeliep. Achter het gordijn ligt Tonio. (148-149) Wanneer ze naar binnen lopen, ziet hij dat het echt zijn zoon is die daar ligt. Het blijkt dat hij toch nog de hoop had dat Tonio er niet zou liggen, maar dat er een identiteitswisseling had plaatsgevonden. (150) De hoofdpersoon beschrijft tot in detail hoe hij erbij ligt, zelfs het borsthaar van Tonio komt ter sprake. (152) Hij heeft het er moeilijk mee dat dit het laatste beeld is dat hij zal hebben van Tonio. (155) De hoofdpersoon is degene die aanstalten maakt om weg te gaan en hij neemt Mirjam met zich mee. Ze waren amper weggelopen of de hoofdpersoon zegt tegen Mirjam dat ze juist bij hem moeten zijn als hij van de beademing wordt gehaald. Ze weten niet hoe snel ze weer terug bij Tonio moeten komen. (156) Nadat ze een poosje bij hem hebben gestaan en hem hebben gestreeld, lopen ze samen terug naar de wachtkamer waar Hinde op ze wacht. Wederom stelt de hoofdpersoon voor om terug te gaan 15
naar Tonio omdat dit waarschijnlijk het moment zou zijn dat ze hem van de beademing af halen. Dit keer is bij terugkomst de beademing weggehaald. Dit keer beschrijft de hoofdpersoon wat er met Tonio gebeurt nu hij van de beademing af is. Zijn kleur wordt bijvoorbeeld grauwer. (159-160) Nu nemen ze voor de laatste keer afscheid. Dat lijkt ze beter want Tonio begint er slechter uit te zien. (162) Hij vraagt nog aan de arts wat er nu nog met zijn zoon wordt gedaan. (167) In de taxi naar huis bedenkt de hoofdpersoon wat er nu met Tonio gebeurt. (169) Het is opvallend dat de hoofdpersoon deze dag zo gedetailleerd weer kan geven, terwijl je als ouder waarschijnlijk in shock zo´n dag doormaakt. Het kan natuurlijk zijn dat de hoofdpersoon letterlijk elk detail onthoudt, maar het is bijzonder dat hij zelfs weet wat hij die ochtend in bed allemaal heeft gedacht nadat er die dag zoveel is gebeurd. Het rouwproces Nadat de hoofdpersoon en Mirjam afscheid hebben genomen van Tonio in het ziekenhuis, is het gevoel van de hoofdpersoon te beschrijven met het woord ´ontzetting´. Waar hij bij anderen ´actieve ontzetting´ heeft waargenomen, is wat de hoofdpersoon voelt ´stille, koude ontzetting´. ´Bloed, tranen, overig lijfsvocht – alles leek, aan de oppervlakte onttrokken, mijn verkilde binnenste in geleid te worden, om daar te bevriezen.’ (164) Op het moment dat ze het ziekenhuis verlaten heeft de hoofdpersoon het idee dat ze dit gevoel en deze ervaring snel achter zich kunnen laten en ze het leven weer kunnen oppakken waar het gebleven was. (168) Het wordt voor de lezer snel duidelijk dat het rouwproces hier pas begint. Wanneer ze thuis zijn gekomen en Mirjam en haar zus Hinde hun ouders gaan inlichten over de dood van Tonio, blijft de hoofdpersoon alleen achter. Zodra het tijdstip verstrijkt waarop Tonio normaal gesproken langskomt, voelt het voor de hoofdpersoon alsof Tonio zo binnen kan komen lopen. Hij beeldt zich aan dat Tonio daadwerkelijk thuiskomt en wat ze dan zouden zeggen, hoe Tonio lacht, hoe Tonio ruikt. Terwijl Tonio tegenover de hoofdpersoon gaat zitten op zijn vaste plek op de bank, bekijkt hij zijn zoon. Hij ziet veel gelijkenissen tussen zichzelf en Tonio. (196-198) Wanneer de hoofdpersoon naar de wc moet, blijft hij eerst een tijdje op de overloop staan. Op de overloop hangen allerlei foto’s van Tonio. De hoofdpersoon kan het eerst niet opbrengen om ernaar te kijken, maar zodra hij toch kijkt ziet hij een ‘angstaanjagende weerloosheid’ in Tonio’s blik. Hij zal nooit meer hetzelfde naar de foto’s kunnen kijken. (187) De verdriet om de dood van Tonio uit zich bij de hoofdpersoon op een aantal manieren. Een van de manieren is dat hij van binnen veel pijn lijdt, maar aan zijn uiterlijk niets is te zien. Hij biedt hiervoor zijn excuses aan aan Mirjam. Hij legt haar uit dat het lijkt alsof hij geen pijn heeft, maar vanbinnen schreeuwt hij het uit. (11) Hij mag dan weinig tranen laten lopen, van binnen huilt hij des te harder. (342) De pijn die de hoofdpersoon van binnen voelt, zal er voor altijd zijn. Hij zal altijd het gevoel hebben Tonio’s dood bij zich te dragen. (314) Naast dat de hoofdpersoon veel pijn en verdriet voelt, komt er ook woede in hem naar boven. Hij is bijvoorbeeld erg boos over het idee dat een oranje knipperlicht ’s nachts minder gevaarlijk zou zijn dan de stoplichten gewoon te laten werken. Het kan ook verkeerd gaan, maar dat zouden uitzonderingen zijn. De hoofdpersoon is boos dat hij het idee krijgt dat Tonio’s ongeluk daarmee wordt gezien als ‘een bedrijfsongevalletje’. (409-410) De hoofdpersoon is kwaad op de hele wereld. Hij noemt zijn boosheid ‘allesdoordringend’ en hij heeft het gevoel dat Tonio’s dood ‘één grote samenzwering’ is geweest tegen Tonio’s toekomst. (515) Zijn boosheid uit zich zelfs in een woede-uitbarsting op de geitenboerderij. Er is een opstootje en de hoofdpersoon voelt ‘een onbeheersbare woede opkomen’. Hij scheldt de man waar het om draait uit en kan niet met zijn uitbarsting stoppen. De man vertrekt uiteindelijk van de boerderij. (346) Aan een 16
vriend van hem legt hij op een dag uit welke emoties er bij hem opkomen. Hij geeft bij elke emotie een korte uitleg, maar opgesomd zijn het: opgejaagdheid, nervositeit, pijn, opstandigheid, schuldgevoel, trots, woede, gelatenheid, angst en ‘het gevoel van totale nederlaag’. (372-376) De pijn die de hoofdpersoon voelt neemt hem helemaal in beslag. Het lijkt alsof de hoofdpersoon 24 uur per dag rouwt. De hoofdpersoon is wel zo sterk dat hij samen met Mirjam het meeste voor de begrafenis zelf kan regelen. Voor de begrafenis van Tonio schrijft de hoofdpersoon zelf een rouwbrief die hij naar genodigden verstuurt. (241) Deze rouwbrief wordt in zijn geheel weergegeven in de roman. Daarin laat hij weten wat er met Tonio is gebeurd, wat zijn ambities waren, maar ook dat Mirjam en de hoofdpersoon ‘geen bezoek aan huis kunnen ontvangen’. Bij deze brief stuurt de hoofdpersoon een foto mee van Tonio als Oscar Wilde. Deze foto is op de omslag van deze roman afgedrukt. (243) De hoofdpersoon spreekt ook op de begrafenis van Tonio en ook deze speech is in zijn geheel afgedrukt in deze roman. Hij praat over dat hij en Tonio nooit ruzie hadden, maar één keer wel bijna toen hij Tonio ervan beschuldigde geen ambitie te hebben. Tonio kwam de keer erop terug met een uitgewerkt plan voor de rest van zijn studie. (261) Ook vertelt hij over de laatste keer dat ze met zijn drieën uit zijn geweest. Achteraf gezien was dat het moment dat ze afscheid van elkaar hadden genomen. (265) Het overlijden van Tonio zorgt ervoor dat de hoofdpersoon een ding goed kan maken met Mirjam, namelijk dat Tonio alsnog de naam Rotenstreich krijgt. Rotenstreich is de meisjesnaam van Mirjam. Op de grafsteen laten zij ook de naam Rotenstreich beitelen. (348) De hoofdpersoon en Mirjam krijgen veel brieven als reactie op het overlijden van Tonio. (301) De hoofdpersoon leest alle brieven en Mirjam sommige, zij heeft het er moeilijk mee, en hij beantwoordt alle brieven. (353) Wederom wordt ook de begrafenis en de beslissingen die daaraan vooraf gaan behoorlijk gedetailleerd weergegeven. De kwestie dat de hoofdpersoon het goed wil maken met Tonio door hem de naam Rotenstreich op zijn grafsteen te geven, wordt ook uitgebreid behandeld. Hierdoor zijn alle lezers op de hoogte en heeft de hoofdpersoon heel Nederland op de hoogte gesteld van deze naamsverandering. Dit zou een reden kunnen zijn dat dit zo uitgebreid is behandeld, maar alles wordt uitgebreid behandeld dus dit is niet met zekerheid vast te stellen. Sinds de dood van Tonio zijn de hoofdpersoon en Mirjam op elkaar aangewezen. Naast zijn eigen verdriet geeft de hoofdpersoon de lezer ook en inkijkje in het verdriet van Mirjam. Daarnaast heeft hij ook veel steun aan haar. Bij de hoofdpersoon kwam het verdriet op ongeregelde momenten. Elke dag praten ze elkaar bij over hoe ze zich voelen. Gedurende het vorderen van de dag nam het verdriet bij Mirjam toe en kwam ze regelmatig haar hart luchten bij de hoofdpersoon. Ook al hadden ze het niet altijd even moeilijk op dezelfde momenten, ze maakten elkaar geen verwijten. (353) Het is zelfs zo dat Mirjam aangeeft dat ze erg bang is om de hoofdpersoon ook kwijt te raken en dan niemand meer heeft om haar verdriet mee te delen. (509) Om de pijn van het verlies van Tonio de baas te zijn, drinken ze veel alcohol samen. Dit begint al op de eerste avond na het overlijden van Tonio. (203) Meerdere keren geven ze aan te willen stoppen met drinken, maar steeds is er weer een reden om toch een borrel te nemen. (311) De enige manier waarop ze samen het huis nog wel eens willen ontvluchten is wanneer ze naar de geitenboerderij gaan. De reden is dat de hoofdpersoon hoopt dat hij daar geen kennissen tegen het lijf zal lopen. (301) Ze praten daar over Tonio of ze lezen de rouwpost door. (305) De hoofdpersoon schuwt niet de diepe dalen van het rouwproces te laten zien, zoals het nuttigen van veel alcoholische drankjes. Dit zorgt ervoor dat het rouwproces oprecht overkomt. 17
Tijdens het rouwproces houdt de hoofdpersoon zich veel bezig met het reconstrueren van de laatste uren en dagen van Tonio. De hoofdpersoon en Mirjam nodigen daarom een aantal vrienden uit om te praten over Tonio en de avond van het ongeluk. Een goede vriend en tevens de huisgenoot van Tonio genaamd Jim komt langs. Hij praat voornamelijk met Mirjam, maar hij is nog te aangeslagen over wat er is gebeurd. Wel komen ze te weten dat Tonio steeds meer met meisjes bezig was. (246-248) Belangrijkere informanten zijn Dennis en Goscha. Zij waren bij Tonio op de avond dat hij werd aangereden. Dennis is de eerste die langskomt. Van Dennis komen ze te weten dat Tonio de laatste tijd erg gelukkig was. Hij vertelt dat ze in club Trouw waren in plaats van naar Paradiso wat de hoofdpersoon tot nu toe dacht. Hij vertelt hoe ze de middag en de avond hadden doorgebracht, maar van het meisje van de fotosessie wist hij niet veel af. (330-332) Ze krijgen informatie over het drankgebruik van die avond, maar volgens Dennis reed Tonio niet slingerend naar huis. Door de informatie die Dennis heeft gegeven, begrijpt de hoofdpersoon niet hoe het kan dat Tonio is aangereden op de Stadhouderskade. Dat is niet de route naar zijn huis. (334-335) Goscha komt later langs, maar haar verhaal is bijna gelijk aan dat van Dennis. Uiteindelijk krijgen ze ook het meisje Jenny op bezoek. Tonio had haar gefotografeerd een paar dagen voor zijn dood. Ze komen te weten dat er gevoelens speelden tussen haar en Tonio. Achteraf gezien doet dit gegeven extra pijn bij de hoofdpersoon en Mirjam. (487) Niet alleen de vrienden worden naar de bewuste avond gevraagd, ook gaan ze langs bij ‘Dienst Controle Infrastructuur Verkeer, Afhandelunit Ernstige Verkeersongevallen’ voor meer op feiten gerichte informatie omtrent het ongeluk van Tonio. (394) Ook gaan ze lang bij de traumatoloog die Tonio heeft geopereerd. Daar krijgen ze te horen hoe Tonio eraan toe was en hoe zijn situatie gedurende de operatie veranderde. (416) Alle gegevens die de hoofdpersoon uiteindelijk heeft verzamelt, resulteren tegen het einde van de roman in een volgens de hoofdpersoon meest waarschijnlijke beschrijving van de fietsroute van Tonio. De route wordt uitgebreid weergegeven. Tijdens het beschrijven van de route praat de hoofdpersoon tegen Tonio. Hij probeert Tonio een andere kant op te wijzen, zodat hij niet bij de plaats van het ongeluk aan zal komen. (516-527) Ze besluiten tijdens de rondvaart van het Nederlands elftal door de grachten de plek van het ongeluk te bezoeken. De wegen zijn afgesloten en zo kunnen ze ongehinderd op de weg staan. Mirjam huilt vooral op de plek, de hoofdpersoon neemt de plek goed in zich op. (596-597) Het zwaarste dat de hoofdpersoon en Mirjam in het rouwproces doen is het bekijken van de bewakingsbeelden van het Holland Casino waarop het ongeluk is opgenomen. De hoofdpersoon bekijkt de beelden meerdere keren achter elkaar. Hij beschrijft alles wat er op het filmpje te zien is. (609-611) De hoofdpersoon laat met deze fragmenten zien dat het rouwproces per persoon anders is. De hoofdpersoon wil alles weten van de laatste dagen en uren van Tonio. Hij wil zelfs de beelden zien met daarop het ongeluk van Tonio. Mirjam heeft deze drang tot reconstructie minder en wil de beelden eigenlijk niet zien. Schuldgevoel Meerdere keren in deze roman geeft de hoofdpersoon zichzelf de schuld van het ongeluk van Tonio. Hij neemt zelfs alle schuld op zich. Hij noemt Tonio´s dood ´de optelsom van mijn nalatigheden´. (530) Hij noemt meerdere mogelijkheden waar hij fouten kan hebben gemaakt. Als de hoofdpersoon een fout had gemaakt bij het creëren van de juiste omstandigheden om Tonio midden in de nacht door de stad te laten fietsen, dan had hij ervoor moeten zorgen dat hij op het juiste moment op het kruispunt op de Stadhouderskade moeten zijn om het ongeluk te voorkomen. (531) Hij weet dat niemand hem ergens van beschuldigt, maar hij vindt dat hij op de Stadhouderskade had moeten zijn 18
om het ongeluk te voorkomen. Als de hoofdpersoon zich niet schuldig acht aan het ongeluk, dan is hij wel schuldig omdat ‘ik zijn geboorte op mijn geweten had’. (91) Hij uit zijn gevoelens ook tegen Mirjam. Hij vertelt haar dat hij het gevoel heeft dat hij nu, terugkijkend op zijn leven, alles fout heeft gedaan. Alles wat hij heeft gedaan waren voorbereidingen op de dood van Tonio. Mirjam vindt dat de hoofdpersoon te hard is voor zichzelf, maar dat verandert zijn gedachten niet. (439) Hij voelt zich ook schuldig tegenover Mirjam. Hij is degene die haar zwanger heeft gemaakt en hij heeft na die tijd nagelaten haar zoon voldoende te beschermen. (532-533) In de roman maakt de hoofdpersoon een onderscheid tussen rationeel en irrationeel schuldgevoel. Onder zijn irrationele schuldgevoel verstaat hij dat hij niet op het juiste moment op de Stadhouderskade was om het ongeluk te voorkomen of in ieder geval voor Tonio te zorgen na het ongeluk. Ook het idee om een paar seconden van de tijd van Tonio af te snoepen door hem die nacht te bellen zodat hij later op de Stadhouderskade zou zijn, noemt hij irrationeel. Hij bedenkt ook dat wanneer hij hem wel had gebeld en hij zou desondanks toch worden aangereden, zijn schuld een stuk groter zijn geweest. Onder zijn rationele schuldgevoel verstaat hij dat hij Tonio niet beter heeft leren fietsen in zijn jeugd. De hoofdpersoon benoemt nog een ander gevoel naast zijn schuldgevoel: schaamte. Hij schaamt zich tegenover zichzelf dat hij dit heeft laten gebeuren. Hij schaamt zich tegenover Mirjam dat hij haar zoon niet heeft kunnen beschermen. Hij schaamt zich tegenover Tonio dat hij hem ‘zonder voldoende waarschuwing op de wereld losgelaten’ heeft. Tot slot schaamt hij zich tegenover de wereld dat hij een vader is die zijn kind kwijt is. (372-374) De hoofdpersoon geeft meerdere malen in de roman aan dat hij zich schuldig voelt aan de dood van Tonio. Hij ontkracht dit ook allemaal weer. Een deel van de punten waar hij zich schuldig over voelt noemt hij irrationeel. Wat de hoofdpersoon verstaat onder rationeel schuldgevoel, dat hij zijn zoon niet beter heeft leren fietsen, ontkracht hij ook in de roman. Hij vertelt namelijk dat Tonio goed tussen het stadsverkeer kon fietsen. De hoofdpersoon kan in ieder geval twee redenen hebben om uitgebreid bij zijn schuldgevoelens stil te staan. Het is bijvoorbeeld een ontwikkeling die hij doormaakt. Dat hij later realistisch naar de beschuldigingen aan zijn eigen adres kan kijken. Het kan ook zijn dat hij zich tegenover de lezer probeert te verantwoorden waarom hij niet schuldig is aan de dood van zijn zoon. Dit kan weer te maken hebben met de schaamte die hij voelt als vader die zijn kind heeft verloren. Relatie vader en zoon In de roman haalt de hoofdpersoon voornamelijk herinneringen aan waarin hij en Tonio beiden een rol spelen. Veel van deze herinneringen gaan over een jonge Tonio. In meerdere van deze herinneringen laat de hoofdpersoon weten bezorgd te zijn geweest om Tonio. Op vakantie in Frankrijk toen Tonio ongeveer een jaar oud was, wilde een oudere man Tonio graag fotograferen. Hij ‘vroeg met iets ongezond smekends of hij een foto van Tonio mocht maken’. De man moest bijna huilen zo mooi vond hij Tonio. Hij mocht een foto maken. De man bleef maar foto’s maken en hij begon er zelfs bij te kreunen. De hoofdpersoon liet de man stoppen met foto’s maken. Hij vroeg zich af of hij nu overal gevaar begon te zien. (115) Er worden over deze vakantie veel herinneringen aangehaald waarin de hoofdpersoon bezorgd was. Er waren bijvoorbeeld erg grote wespen ‘die zich laag boven de grond bewogen’. De hoofdpersoon vond ze er ‘moordzuchtig’ uitzien. (118) Hij vroeg Robin, een jongen op de camping, om een oogje in het zeil te houden.(119) Ook toen Tonio al wat ouder was, maakte de hoofdpersoon zich soms zorgen om hem. Tonio ging de zomer voor hij kwam te overlijden op vakantie naar Ibiza. De hoofdpersoon had zich ‘dagelijks in de nachtelijke uren met de gruwelijkste scenario’s gekweld van wat er met hem kon gebeuren’. Hij was bijvoorbeeld bang dat 19
Tonio levenloos werd gevonden. De hoofdpersoon was dan ook blij dat hij Tonio weer levend van Schiphol kon halen. (35-36) Zelf heeft de hoofdpersoon Tonio ook blootgesteld aan gevaar. Tijdens dezelfde vakantie in Frankrijk fietste hij met Tonio in een kinderstoeltje. Vlakbij het huisje waar ze zaten moesten ze een steile helling af. De hoofdpersoon vond het wel erg spannend, maar Tonio vond die snelheid geweldig. Terug in Nederland las de hoofdpersoon een artikel over het fietsstoeltje waar Tonio ook in had gezeten. Het bleek dat het stoeltje veilig was tijdens het fietsen over vlakke wegen, maar gevaarlijk in heuvelachtig gebied. Er waren al heel wat ongelukken met dit fietsstoeltje gebeurd. Het kindje kon tijdens de afdaling van een steile helling uit het kinderstoeltje worden gelanceerd. (120121) Een ander moment dat de hoofdpersoon nooit kan vergeten is dat hij Tonio toen hij drie jaar was bijna in de gracht heeft laten vallen. Tonio zat op de reling van een voetgangersbrug naar eendjes te kijken en hij hing voorover in de armen van de hoofdpersoon. De hoofdpersoon schrok van een mannenstem vlakbij hem. Hij schrok zo erg dat zijn armen er slap van werden. Hij kon Tonio nog net terugtrekken van de reling af. Hij dacht hier nog regelmatig aan terug en aan wat er gebeurd zou zijn als hij Tonio had laten vallen. (122-123) De hoofdpersoon geeft meerdere voorbeelden waarin Tonio in gevaar was. Misschien wil hij hiermee laten zien dat Tonio het wat dat betreft nog lang heeft volgehouden, omdat er meerdere mogelijkheden waren waardoor hij eerder kon overlijden. In twee voorbeelden zou de hoofdpersoon de schuldige zijn geweest. Het zou kunnen dat hij deze voorbeelden gebruikt omdat hij zich alsnog schuldig voelt aan de dood van Tonio. De hoofdpersoon heeft het beste met zijn zoon voor. Zo verhuisden ze toen Tonio vier jaar was naar een huis dat goed aansloot op de ontwikkelingen van Tonio. In dit huis zouden ze Tonio steeds zelfstandiger kunnen laten worden en het is ook de plek waar Tonio altijd weer naar terug kon keren. (187-188) De hoofdpersoon is ook trots op zijn zoon. Toen in 1988 de huldiging van het Nederlands elftal was, wilde de hoofdpersoon niets liever dan Tonio ‘in triomf’ in een kinderwagen voor zich uitduwen door de menigte. Dit mocht echter niet van Mirjam. (101) Zelfs nadat Tonio is overleden is de hoofdpersoon trots over hoe sterk Tonio bleek te zijn op de operatietafel. Hier kwam de hoofdpersoon achter na een gesprek met de traumatoloog. De hoofdpersoon noemt dit ‘misplaatste trots’. (421) De hoofdpersoon schrijft ook over de ruzies die plaatsvonden. Of juist eerder het gebrek aan ruzies. Tonio was altijd heel beleefd en vroeg bijvoorbeeld aan zijn vader hoe het schrijven die dag was verlopen. ‘Zo’n jongen, daar kreeg je geen ruzie mee, al zou je graag willen.’ De hoofdpersoon heeft een keer ruzie gehad met Tonio, maar ook dat was geen heftige strijd. De hoofdpersoon sprak Tonio erop aan dat hij al twee studies had afgebroken en ‘over zijn schromelijke gebrek aan ambitie’. Tonio bezwoer dat hij zeker ambitie had en dat hij na de zomer aan een ‘echte universitaire studie’ wilde beginnen. (64-65) Achteraf had de hoofdpersoon wel een beetje spijt van zijn harde aanpak. Hij bedenkt zich namelijk dat hij het zelf niet veel beter deed als student. (74) De hoofdpersoon en Mirjam maakten wel ruzie met elkaar. Ze maakten ook ruzie in het bijzijn van Tonio. Hij vraagt zich af welke invloed dit heeft gehad op Tonio. (285) De hoofdpersoon vertelt over een ruzie aan tafel. Van eten komt er weinig terecht en Mirjam begint ook nog te huilen. Tonio vraagt beleefd of hij van tafel mag en gaat ervandoor. (287) Wanneer Tonio weer thuis komt, zitten de hoofdpersoon en Mirjam bij elkaar koffie te drinken. Tonio vraagt: ‘zijn jullie er een beetje uitgekomen?’ (288) Tonio zonderde zich altijd af als zijn ouders ruzie hadden en kwam na een half uur vragen of alles weer goed was. (292) De hoofdpersoon en Mirjam hebben het erover dat ze nooit ruzie hadden met Tonio en hij schold nooit tegen zijn ouders. Misschien wel achter hun rug om, maar nooit in hun gezicht. (288) 20
De hoofdpersoon beschrijft hoe Tonio ermee omging dat zijn vader een schrijver was. Tonio leek het wel leuk te vinden om een schrijver als vader te hebben. In een herinnering vertelt de hoofdpersoon dat Tonio wel eens meeging wanneer hij een signeersessie had. Tonio kwam bij hem zitten en schreef zijn eigen naam onder die van zijn vader in het boek en gaf het terug aan de eigenaar. Zodra Tonio een mevrouw van de radio zag, gaf hij een interview aan haar weg. Hij vertelt haar dat zijn vader heel lang over het boek heeft gedaan. (166-167) Zodra Tonio wat ouder werd ging hij mee naar het boekenbal. (254) Tonio profiteerde er ook van dat zijn vader schrijver was. De hoofdpersoon had het boekenweekgeschenk geschreven en hij had daar nog een paar dozen van over. Tonio mocht ze verkopen voor een gulden per stuk. Aan het einde van de dag kwam hij met een groot bedrag thuis. Hij had de boeken een stuk duurder verkocht dan mocht. (280-281) Voor zover de hoofdpersoon wist had Tonio er eigenlijk nooit last van gehad dat zijn vader schrijver was. Er was een tijd toen Tonio nog naar school ging, dat er veel roddels over de hoofdpersoon werden geschreven en hij vond het dan heel erg dat zijn zoon erop aangesproken kon worden. Hij zag Tonio er echter wel voor aan dat hij de roddels die hij te horen kreeg zou verzwijgen voor zijn ouders. (291) Tonio kreeg een keer te maken met een afwijzing door een slechte recensie op het werk van zijn vader. Op een schoolfeest wilde niet een meisje met hem dansen omdat hij een viezerik zou zijn. Dit kwam waarschijnlijk uit een recensie over een werk van de hoofdpersoon, de recensent noemde zijn werk ‘zo intens smerig’. Tonio verzweeg dit incident voor zijn ouders, ze moesten het te horen krijgen van zijn vriend. (494-495) De laatste keer dat Mirjam, Tonio en de hoofdpersoon samen iets deden, was eigenlijk een diner voor de ouders van Tonio’s studiegenoten. (141) Het bleek dat Tonio een mail had gemist en het diner was verzet. Ze gingen uiteindelijk met zijn drieën eten. De hoofdpersoon noemde het ‘de mooiste avond sinds jaren’. (145) Ze gingen pas tegen middernacht weg. De hoofdpersoon wilde Tonio nog wat geld geven, maar in plaats daarvan gaf de hoofdpersoon Tonio een knuffel. Nadat hij bij Mirjam in de taxi stapte keek hij door de achterruit naar Tonio die achterbleef. (146-147) Uit deze herinnering blijkt dat het tot het laatste moment goed zat tussen Tonio en zijn vader. De hoofdpersoon schrijft eigenlijk niets negatiefs over de relatie tussen hem en Tonio. De hoofdpersoon zegt ook dat er nooit ruzies zijn geweest, maar dit lijkt haast onwaarschijnlijk. Ook schrijft de hoofdpersoon niets negatiefs over zijn zoon. Tonio rookt bijvoorbeeld, maar dit lijkt de hoofdpersoon helemaal niet erg te vinden. Het enige wat er volgens de hoofdpersoon mankeert aan Tonio is zijn gebrek aan ambitie, maar dit is slechts tijdelijk. De toekomst De hoofdpersoon bespreekt in de roman hoe hij denkt dat de toekomst van Tonio eruit had gezien als hij niet was overleden. Hij merkt dat hij daar alleen maar negatieve gedachtes bij heeft. Hij zou bijvoorbeeld nooit zijn studie afmaken, aan de drank raken en uiteindelijke een eenzame dood sterven. Hij vindt het vervelend dat hij niet eens positief kan denken over een toekomst die nooit zal bestaan. Hij vindt het erg dat hij nooit te weten zal komen hoe bepaalde eigenschappen van Tonio zich zouden ontwikkelen. Hij vraagt zich af hoe Tonio ten opzichte van de hoofdpersoon zou staan. (304) Hij vraagt zich ook af of er momenten met Tonio waren die hij korter of langer had kunnen laten duren, waardoor Tonio de bewuste avond net niet aangereden zou worden. Misschien, wanneer de hoofdpersoon opa was geweest van de kinderen van Tonio, zou de wetenschap al zover kunnen zijn dat ze dit ‘bedrog’ kunnen achterhalen. (317-318) Die kleinkinderen zullen er echter nooit komen. ´Ik zal te zijner tijd zonder nog levend nageslacht moeten sterven.´ De hoofdpersoon 21
stelt zich voor dat na zijn dood enkel ‘de vergetelheid gaapt’. (498) De hoofdpersoon kan niet realistisch over een toekomst met Tonio nadenken. Misschien is dit omdat Tonio dood is en dat de combinatie van een levende Tonio en de toekomst nooit zal plaatsvinden. Mirjam en de hoofdpersoon zien geen uitweg in hun pijn. Ze zijn zelfs bang dat het in de toekomst alleen nog maar erger wordt. ‘De vrees voor een toekomst die geen vrede brengt, geen aanvaarding, geen berusting, geen antwoord op de pijn. Een toekomst die het verlies alleen maar tot groter, meedogenlozer helderheid zal kneden en houwen.’ (371) De hoofdpersoon ziet het als een plicht om de wereld kennis te laten maken met Tonio. ‘Ik moet, met aanwending van al mijn verworvenheden, laten zien hoe bijzonder zijn bestaan was, en hoe bijzonder de betekenis ervan nog steeds is.’ (451) Het liefst wil hij de rest van zijn leven met Mirjam over Tonio praten. Meer wensen heeft de hoofdpersoon niet. (471) De hoofdpersoon is nog niet zover om plannen voor de toekomst te maken. Het enige wat hij wil heeft met Tonio te maken, maar die leeft niet meer.
22
Anna Enquist – Contrapunt Anna Enquist schreef de roman Contrapunt naar aanleiding van de dood van haar dochter. In dit boek bestudeert het hoofdpersonage die ´de vrouw´ wordt genoemd, de Goldbergvariaties van Johann Sebastian Bach. Tijdens het bestuderen komen er herinneringen bij de vrouw op over haar dochter. Tijdsverloop In de roman is elk hoofdstuk opgedeeld in verschillende tijdseenheden. In de eerste plaats probeert de vrouw vat te krijgen op de Goldbergvariaties. Zij probeert dit muziekstuk onder de knie te krijgen door te oefenen en door onderzoek te doen naar Bach en andere personen die over de Goldbergvariaties hebben geschreven. De vrouw is hier in het heden mee bezig en dit zal ongeveer een jaar hebben geduurd. Terwijl de vrouw met deze muziek bezig is, haalt zij herinneringen op aan haar dochter. De muziek die zij speelt doet haar denken aan bepaalde gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden, waar haar dochter bij betrokken was. In elk hoofdstuk wordt de muziek waar de vrouw nu mee bezig is, gekoppeld aan een herinnering. Deze herinneringen kunnen in een tijdvak van 27 jaar worden geplaatst, de leeftijd van de dochter. De herinneringen variëren van het moment dat de vrouw zwanger was van de dochter, totdat ze 27 is, en overlijdt. Deze tijdseenheden, de vrouw die oefent op de Goldbergvariaties en de herinneringen aan de dochter, lopen door elkaar heen. Elk stuk dat de vrouw oefent, wordt gekoppeld aan een herinnering. Er is echter variatie in de volgorde in de hoofdstukken. De ene keer begint het hoofdstuk met de herinnering, de andere keer met het muziekstuk. Ook het tijdsverloop van de herinneringen is niet chronologisch. In de ene herinnering is de dochter 3 jaar oud, daarna gaat ze naar de middelbare school en de herinnering erop is ze weer 6 jaar oud. Verhouding heden en herinnering De vrouw blikt in deze roman systematisch terug op het verleden. Systematisch omdat elke variatie die vrouw speelt, gepaard gaat met een herinnering. Een enkele uitzondering is wanneer een variatie gepaard gaat met twee herinneringen. De vrouw beoefent de Goldbachvariaties van Bach en bij elke variatie die ze speelt komt er een herinnering op die wordt uitgewerkt. De vrouw speelt de Goldbachvariaties in het heden, waardoor elk hoofdstuk een tweedeling krijgt. De ene keer begint het hoofdstuk met een herinnering en daarna speelt de vrouw de variatie, de andere keer speelt de vrouw de variatie en komt daarna de herinnering. De overeenkomsten tussen de Goldbachvariaties en de herinneringen zijn hieronder uitgewerkt. Vergelijking Goldbachvariaties met eigen herinneringen Aria: In deze herinnering speelt een beginnende pianist dit stuk in een tv-programma. De dochter zit aandachtig te luisteren. De vrouw ziet hoe haar dochter allerlei soorten muziek tot zich neemt en overal voor open staat. De dochter is aan het genieten en na het stuk applaudisseert de dochter luid. Hier vindt geen vergelijking plaats, dit gebeurt wel bij de volgende dertig variaties. Na de dertig variaties klinkt de aria opnieuw. De vrouw vertelt dat de aria op het einde anders klinkt dan aan het begin, omdat in de tussentijd in de dertig variaties iets is gebeurd waardoor je niet terug kunt naar de tijd waarin je de variaties nog niet had gehoord. De dertig variaties staan voor herinneringen aan de dochter die is overleden. 23
Variatie 1: Deze variatie begint met een herinnering aan de dochter wanneer zij zes jaar oud is. De vrouw gaat met het dochtertje en het zoontje, die in de wandelwagen zit, op pad. Ze gaan naar de dansles van de dochter. De vrouw en de zoon kijken hoe de dochter zich vermaakt met allerlei kinderlijke dansjes op vrolijke muziek. 25 jaar later is de vrouw de Goldbergvariaties aan het bestuderen. Variatie 1 vergelijkt zij met ‘het spelen van een dans’ en ‘als sierlijk gehops’. Ze ergerde zich aan ‘de kinderlijke vrolijkheid van deze polonaiseachtige muziek'. Vergelijking: Er is een vergelijking gemaakt tussen de vrolijke muziek waar de dochter op danste en de eerste variatie die overkomt als polonaiseachtige muziek. Er wordt in deze variatie letterlijk gerefereerd aan het meisje die aan het dansen is en variatie 1. Variatie 2: Deze variatie begint met het oefenen van de vrouw. Zij vindt deze tweede variatie maar saai. Ze denkt er over na wat het woord ‘saai’ eigenlijk inhoudt. Hierop volgt een reconstructie van wat haar dochter heeft meegemaakt. De dochter fietst naar haar werk met een vriend en ze praten over het suffe kantoorwerk. De dochter wil later in ieder geval niet tussen zulke saaie grijze gebouwen werken. Vergelijking: Er is een vergelijking gemaakt tussen het weinig uitdagende stuk van variatie twee die de vrouw aan het oefenen is en het idee wat de dochter heeft over een kantoorbaan. Variatie 3, canon in de prime: Deze variatie begint met een herinnering aan de geboorte van de dochter en de periode erna. Eerst heeft de vrouw negen maanden de dochter bij zich gedragen in de buik en sinds de geboorte is de dochter constant bij haar. Wanneer de vrouw de canon oefent valt het haar op dat deze bijzonder is, Bach gebruikt hier slechts twee stemmen. In het boek wordt de tweede stem ‘het tweelingzusje’ genoemd die de eerste stem overal volgt. De tweede stem herhaalt steeds de eerste stem, ofwel ‘nieuw groeide vanzelfsprekend uit oud en alles geschiedde twee keer’. Vergelijking: De vrouw en de dochter zijn onafscheidelijk in de herinnering en dit wordt vergeleken met de canon in de Goldbergvariaties, waar maar twee stemmen in te horen zijn die elkaar constant volgen en in volledige harmonie staan met elkaar. Variatie 4: Deze variatie begint met een herinnering aan de dochter die op haar 27e met twee vriendinnen op vakantie gaat in Italië. De vader brengt de drie vriendinnen met de auto naar het vliegveld. De vriendinnen zijn erg druk en praten constant door elkaar heen. Wanneer de vriendinnen in Italië zijn gaan de vrouw en de vader op vakantie naar Zweden. In de auto belt de vrouw met de dochter en de dochter vertelt over haar avonturen in Italië. Wanneer de vrouw aan variatie 4 bezig gaat, valt haar op dat het allemaal kleine en korte ‘drieklanken’ zijn die door elkaar heen gaan. De vrouw noemt het een ‘kakofonie van stemmen’, ‘chaotisch’ en ‘onwillekeurig’. Vergelijking: In dit fragment wordt op het einde ook letterlijk een vergelijking gemaakt tussen de druk pratende vrouwen op het Italiaanse strand met variatie 4. Variatie 5: Deze variatie begint met de vrouw die aan het oefenen is met variatie 5. Ze heeft er veel plezier in om dit stuk te spelen. ‘Zo gezellig als de twee stemmen door elkaar rolden, zo zorgzaam ze elkaar omspeelden, zo onnadrukkelijk ze zich voegden naar het harmonische schema, terwijl ze intussen hun eigen avonturen beleefden.’ De herinneringen die hierbij worden opgeroepen zijn wanneer de dochter wordt verteld dat ze een broertje of een zusje erbij krijgt. De dochter gaat mee 24
naar de verloskundige, de vrouw trekt de aanvraag voor de peuterspeelzaal in en ze speelt met de dochter. Er worden meerdere herinneringen aangehaald waarin de dochter en de zoon met elkaar omgaan. Vergelijking: De vergelijking is dat de dochter en de zoon een harmonieuze relatie hebben met elkaar. Ze doen van alles met elkaar en als kleine kinderen loopt de relatie soepel en ongedwongen. Net als in de variatie waar de stemmen harmonieus over elkaar heen buitelen. Variatie 6, canon in de secunde: Deze variatie begint met een herinnering aan een vraag van de vader. Hij vraagt aan de dochter wat zij wil worden en zij antwoordt met ‘een mama, natuurlijk’. Er passeren meerdere voorbeelden de revue waarin de dochter zich als de moeder of de vrouw opstelt ten opzichte van haar broertje. Wanneer de vrouw variatie zes speelt noemt zij de tweede stem ten opzichte van de eerste stem ‘helderder’ en ‘jonger’. De stemmen volgen en imiteren elkaar. ‘Hoe ze de dynamiek van de stemmen ook behandelde en verschoof, de intense verwevenheid van de twee bijna identieke liederen bleef constant.’ Vergelijking: De vergelijking die hier wordt gemaakt is de verbondenheid tussen moeder en dochter en de twee stemmen in variatie 6. Het zijn twee verschillende stemmen maar ze zijn verweven met elkaar. Variatie 7, al tempo di giga: Deze variatie noemt de vrouw ‘helder’ en ‘eenvoudig’. In de herinnering gaat de vrouw met de twee kleine kinderen naar een concert van de vader kijken. De dochter raakt hier ontroerd van omdat ze de muziek zo mooi vindt. Er komen veel fluiten in het stuk voor dus de dochter wil ook graag blokfluit leren spelen. De vader twijfelt of ze wel blokfluit moet gaan spelen en niet beter voor een echt instrument kan kiezen. De blokfluit wordt eigenlijk gebruikt voor de eerste beginselen in de muziekwereld. Vergelijking: De variatie wordt als ‘helder’ en ‘eenvoudig’ aangeduid en ook de blokfluit van de dochter wordt niet als echt instrument gezien, maar als eenvoudig om de beginselen van de muziek te ontdekken. Variatie 8: Deze variatie begint met een reconstructie van een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden. De vrouw was hier zelf namelijk niet aanwezig. De dochter is hier 22 jaar en ze zit bij de psycholoog. Ze heeft moeite met volwassen worden en de taken die hier bij komen kijken. Het is zo druk en de leuke en niet leuke dingen in het leven wisselen elkaar in razend tempo af. Ze noemt dit golven. Ze vindt dat de moeder haar onvoldoende heeft voorbereid op het volwassen leven. Deze variatie bestaat volgens de vrouw uit allemaal noten die in golven constant op en neer gaan. Het klinkt als ‘een verdrietige klacht’, die constant weer opnieuw begint. Vergelijking: De golven van de stemmingswisselingen van de dochter worden vergeleken met de noten die elkaar in golven afwisselen. Variatie 9, canon in de terts: Deze variatie noemt de vrouw ‘evenwichtig’ en ‘beheerst’. Deze variatie is niet zo eenvoudig als het lijkt. Hierop volgt de herinnering dat de dochter een keuze moet maken voor een middelbare school, en ze kiest voor een school waarvan de vrouw had gehoopt dat ze die niet zou kiezen. De dochter gaat toch naar de school van haar keuze en het bevalt haar goed op die school. De vrouw gaat verder met deze variatie en zegt dat na veel oefening haar gemoed tot rust is gekomen. 25
Vergelijking: De vrouw begrijpt niet waarom de dochter een bepaalde school kiest, maar zodra ze ziet dat de dochter het naar haar zin heeft legt ze zich hier bij neer. Eerst begrijpt de vrouw deze variatie niet, maar uiteindelijk krijgt ze de variatie onder de knie en komt ze tot rust. De vrouw lukt iets eerst niet maar uiteindelijk begrijpt ze het. Variatie 10, fughetta: Deze variatie begint met een herinnering aan een bevriend echtpaar. Zij hebben ook twee kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd als de kinderen van de vrouw. Ze zijn onder andere met beide gezinnen op vakantie geweest. Er wordt teruggekeken hoe de kinderen op elkaar ingespeeld raakten. Wanneer de vrouw deze variatie oefent stuit ze op vier stemmen die op elkaar ingespeeld raken. Vergelijking: De vier stemmen uit deze variatie worden vergeleken met de vier kinderen die op elkaar ingespeeld raken op vakantie. Variatie 11: In deze variatie heeft de vrouw moeite heeft met de speeltechniek. Ze vergelijkt dit met de wens van haar zoon om voetbal te spelen op jonge leeftijd. Hij wil alleen maar tegen de bal trappen, techniek komt er niet bij kijken. Dit doet haar ook denken aan haar dochter, die met haar ogen dicht zo hard mogelijk roeit en er niet bij nadenkt of ze recht vaart. De vrouw vindt het moeilijk de controle op de techniek los te laten. Vergelijking: De techniek van variatie 11 wordt vergeleken met de sporttechniek van haar kinderen. Variatie 12, canon in de kwart: Deze variatie begint met een herinnering aan de beginperiode van de puberteit van de dochter. De dochter gaat tegen de wensen van de ouders in en schreeuwt tegen ze. De twee stemmen in variatie 12 spreken elkaar tegen. Wanneer de eerste stem de ene kant opgaat, gaat de tweede stem de andere kant op. Vergelijking: In de muziek spreken twee stemmen elkaar tegen en in de herinnering spreekt de dochter haar ouders tegen. Variatie 13: Deze variatie gaat erg langzaam en de sopraan wankelt, staat op en probeert het opnieuw. In de herinnering moet de dochter haar stem laten keuren bij een arts. Ze wil een zangopleiding doen, maar haar stem wordt niet goedgekeurd. Ze oefent twee jaar om haar stem te verbeteren, maar tevergeefs. Vergelijking: De sopraan wankelt, staat op en probeert het opnieuw net als de dochter met haar zangopleiding. Variatie 14: Deze variatie begint met een herinnering van de vriendin van de dochter. Ze zat bij de dochter op de middelbare school en de dochter was daar hard op weg het populairste meisje te worden. Volgens de vriendin was de dochter helemaal in haar element op de middelbare school. Ze trad op met de docenten en ze had verkering met de populairste jongen van de school. Het muziekstuk is een vrolijk stuk dat uitmond in een bruisend geheel. Vergelijking: Het muziekstuk is een vrolijk en bruisend stuk wat vergeleken kan worden met de dochter die de tijd van haar leven had op de middelbare school. Variatie 15, canon in de kwint: Het muziekstuk noemt de vrouw ‘tragisch’. De bas en onderstem bewegen neerwaarts. In de laatste maat klimt de bovenstem steeds hoger en de bas blijft laag ´alsof 26
hij de sopraan niet redden kon´. In de herinnering komt de dochter huilend thuis, want haar vriend heeft het uitgemaakt. De moeder troost haar, maar ze vindt het moeilijk dat haar dochter het zo zwaar heeft. Vergelijking: In het muziekstuk bewegen de bas en de onderstem neerwaarts. Dit kan staan voor de moeder en dochter. De dochter is gedumpt door haar vriend en de moeder ziet hoe moeilijk haar dochter het heeft en zij heeft daar moeite mee. De laatste maat lijkt een vooruitverwijzing naar het overlijden van de dochter. De dochter gaat weg en de moeder blijft achter. Variatie 16: ouverture: Twee herinneringen worden in dit stuk aangevoerd. In het eerste stuk is de familie op vakantie in Zweden. Er wordt verteld dat ze in de auto altijd aan elkaar vertelden waar ze het meest naar verlangen. In de tweede herinnering gaat de dochter op kamers wonen. De dochter vindt het moeilijk, maar iedereen doet het. Het muziekstuk is een haastig, overvol stuk dat nergens tot rust komt. Het moet in een snel tempo worden gespeeld ´alsof je je ergens op verheugde en niet kon wachten tot het zover was´. Vergelijking: In de herinnering verlangt de dochter naar de vakantie in Zweden en ze heeft daar veel te doen. Zodra de dochter is afgestudeerd wil ze op kamers, maar ze heeft het daar wel moeilijk mee. In het muziekstuk gaat ook alles gehaast en er gebeurt heel veel. Variatie 17: In de herinnering gaat de dochter, wanneer ze 25 jaar is, met haar vriend naar Zweden op vakantie. De buurman van het huisje van de familie haalt hen op. De dochter is erg enthousiast en de jongen zit er rustig bij. Ze slapen met zijn tweeën op de hooizolder en ’s ochtends gaan ze zwemmen. Het muziekstuk noemt de vrouw ‘rusteloos’. ´Het was pure beweging, het nodigde uit om mee te gaan hollen. Vergelijking: De dochter is erg enthousiast nu ze in Zweden is en heeft allerlei plannen wat ze wil doen. Net als het muziekstuk is ze constant in beweging en wil ze dingen ondernemen. Variatie 18, canon in de sext: Het muziekstuk heeft twee stemmen die liefdevol ten opzichte van elkaar staan. In de herinnering gaan de moeder en de dochter naar de botanische tuin. Ze lopen een vlinderkas in en daar gaan meerdere vlinders op de dochter zitten. Voor de moeder lijkt het alsof de vlinders haar dochter kussen. Vergelijking: In zowel het muziekstuk als de herinnering wordt naar het liefdevolle verwezen. De twee stemmen in het muziekstuk klinken samen liefdevol en de vlinders ‘kussen’ de dochter. Variatie 19: In de herinnering treedt de dochter met haar band op in de pauze van een literair programma. Het laatste nummer dat ze zingt is een rustig, serieus liedje. Ze zingt het lied zacht en haar uithalen blijven zijn gedempt. Het stuk dat de moeder speelt is een stuk dat intiem aandoet. Ze moet zich niet in het stuk verliezen, maar de controle houden en terughoudend spelen. Vergelijking: De moeder en de dochter spelen allebei een rustig, gecontroleerd en intiem stuk. Variatie 20: Dit is een variatie met vrolijk stijgende drieklanken. De vrouw vergelijkt het met een beek die alles meesleurt wat los en vast zit. In de herinnering komt de zoon thuis van twee weken vakantie bij zijn zus in Zweden. Ze hebben daar heel wat ondernomen en ze hebben nauwelijks geslapen. De dochter is daar helemaal in haar element, zo heeft ze zelf een badmintontoernooi georganiseerd waar ze studenten uit allerlei landen voor heeft uitgenodigd. 27
Vergelijking: De dochter is erg vrolijk en door haar enthousiasme krijgt ze veel voor elkaar. In Zweden doet ze mee aan allerlei activiteiten of ze organiseert zelf iets. Ook het muziekstuk is een vrolijk stuk dat doet denken aan een snelstromende beek die spullen van de oever meesleurt. Zowel dochter als muziekstuk zitten vol activiteit. Variatie 21: canon in de septiem: Deze variatie is een trage canon. Een stijgende lijn die meteen weer daalde, wat doet denken aan ´wankelen, opklimmen´ en ´neerstorten´. In de herinnering loopt de moeder door de stad waar de dochter studeert. Ze ziet een jurkje waarvan ze denkt dat die typisch voor haar dochter is. Ook denkt ze dat ze haar dochter in een café ziet zitten en ze wil er naartoe. Dan blijkt het haar dochter niet te zijn waardoor ze zich realiseert dat ze afstand moet nemen van haar dochter. Vergelijking: De canon doet denken aan de gemoedstoestand van de moeder. De canon wankelt en krabbelt weer op net als de moeder, die moeite heeft afstand te nemen van haar dochter. Variatie 22, alla breve: In de herinnering wordt een familie-uitje besproken. De jongen en het meisje zijn nog klein en ze gaan met de boot. Zodra ze op het eiland zijn aangekomen, rennen ze met rietstengels de heuvels op en ze denken de hele wereld te kunnen zien. Het muziekstuk doet volgens de vrouw denken aan een ‘niets-aan-de-hand’-gevoel. De sopraanpartij klinkt alsof het iets onoverwinnelijks heeft. Vergelijking: Als kind op dit uitstapje voelde de dochter zich onoverwinnelijk boven op de heuvel. Dit gevoel roept deze variatie ook op volgens de vrouw. Variatie 23: In de herinnering gaan de vrouw en de jonge dochter koekjes bakken voor Lucia, het feest van het licht. Samen maken ze het deeg, maar het is erg stijf om te kneden. Dan komt de jongen de keuken binnen en pakt het deeg. Hij rent ermee rond alsof hij een voetbal vastheeft en het meisje doet met hem mee. Ze gooien steeds naar elkaar over en rennen ondertussen rond, maar ze komen nergens tegenaan. Wanneer de vrouw aan dit muziekstuk begint, zijn haar vingers warm en bewegen ze soepel over de toetsen. De maten wisselen elkaar steeds af, maar het geeft geen problemen, het verloopt heel soepel. Vergelijking: De kinderen zijn op elkaar ingespeeld met het overgooien van het deeg. Het verloopt heel soepel, net zoals de vrouw het muziekstuk speelt. Variatie 24, canon in het octaaf: De vrouw vindt deze variatie triest. De tonen zijn zwaar en het klinkt als een dreiging. Het klinkt alsof in dit stuk een meetikkende klok zit, wat de vrouw doet denken aan bejaarden in een tehuis. In de herinnering is de familie op wintervakantie. De dochter breekt hier haar been en ze moet drie maanden in het ziekenhuis blijven. Vergelijking: Het tikken in dit stuk kan vergeleken worden met de tijd dat de dochter haar drie maanden in het ziekenhuis uit moet zitten. Variatie 25, adagio: In deze tragische variatie komen verschillende stemmen voor die in het tweede gedeelte dicht tegen elkaar aan komen en vechten om een oplossing. In de herinnering is de vader op reis en wordt de moeder zo ziek dat ze opgenomen moet worden in het ziekenhuis. De kinderen worden door steeds verschillende personen opgevangen. Het meisje en de jongen zitten bij elkaar op 28
school en houden elkaar in de gaten. Het meisje knoopt de jas van de jongen dicht aan het einde van de dag en ze lopen samen naar huis. Vergelijking: Het meisje en de jongen houden elkaar in de gaten en ze helpen elkaar, omdat ze alleen elkaar hebben op dit moment. De stemmen van de variatie komen bij elkaar op het einde en helpen om een oplossing te vinden. Variatie 26: In deze herinnering gaat de dochter met een vriendin op vakantie. Op vakantie krijgen ze ruzie want de dochter zoent met de jongen die de vriendin leuk vindt. Zodra ze weer thuis zijn, wil de dochter het goedmaken en ze schrijft een brief. In deze variatie worden er vooral boze, kleine tonen geproduceerd. Door al deze klanken gaat het lied bijna verloren. De handen van de vrouw manoeuvreerden zich aan het einde om elkaar heen op de piano en het lied lijkt een kolkende rivier die in de afgrond stort. Vergelijking: De ruzie tussen de vriendinnen kan vergeleken worden met de korte boze tonen die vlot op elkaar volgen. Variatie 27, canon in de none: In deze laatste canon zijn voor het eerst beide stemmen alleen. Eerst is de ene stem hoog en de andere laag, in het tweede gedeelte draaien ze om. De stemmen imiteren elkaar. In de herinnering hebben de moeder en de dochter bij de bioscoop afgesproken om samen een filmpje te kijken. De moeder begrijpt dat het niet vanzelfsprekend is dat de dochter nog met haar wil afspreken en daarom vraagt ze zich af of ze afstand moet nemen. Na de film gaan ze nog samen eten, waarna ze afscheid nemen. Vergelijking: De moeder en de dochter wonen nu apart, de dochter is volwassen geworden, maar toch hebben ze nog een goede relatie met elkaar. In het muziekstuk zijn beide stemmen ook alleen komen te staan, maar ze hebben nog wel een relatie met elkaar. Ze wisselen elkaar steeds af. Variatie 28: De vrouw krijgt deze variatie niet zo goed onder de knie waardoor ze zich heel onkundig voelt. Het tempo klopt niet en het geluid klinkt onbeheerst. In de herinnering gaan de ouders naar het eindexamenfeest van de dochter en de jongen. Ze hebben beiden het examen van hun studie gehaald. De tweede herinnering gaat in op het eindexamen van de dochter. De ouders en haar vrienden staan buiten het examenlokaal op haar te wachten. Vergelijking: De vrouw voelt zich weer schools, omdat ze het stuk niet onder de knie krijgt. De zoon en de dochter zijn nu juist student af. Het thema school is hier de overeenkomst. Variatie 29: Deze variatie zou tot een climax moeten leiden, maar het stuk blijft in hetzelfde tempo en het aantal noten neemt zelfs af. In de herinnering is de dochter net afgestudeerd en de hele wereld ligt voor haar open, maar ze weet niet wat ze wil doen. Er zijn zoveel mogelijkheden, maar er springt niets uit. Vergelijking: De verwachting is nu dat de dochter na het afstuderen aan haar loopbaan gaat beginnen, maar ze weet niet wat ze wil waardoor ze aanmoddert. De variatie zou tot een climax moeten leiden, maar gaat op hetzelfde tempo verder. In beide gevallen wordt niet aan de verwachtingen voldaan. Variatie 30, quodlibet: Deze variatie klinkt volgens de vrouw als een afscheidslied. In de herinnering is het winter en de familie heeft die dag met elkaar geschaatst. ’s Avonds leest de vrouw de kinderen 29
voor waarna ze vrij snel in slaap vallen. Ze luistert later op de avond bij de deur van de kinderkamer en ze hoort de ademteugen van de jongen en het meisje. Ze kruipt bij haar snurkende man in bed en gaat slapen. Vergelijking: In het muziekstuk klinkt afscheid weer. In de herinnering is de dag voorbij en het hele huis ligt te slapen. Aria da capo: Bij het spelen van deze afsluitende aria doemt er weer een herinnering op aan de dochter. De moeder roept de dochter bij zich en zegt dat ze een liedje kan spelen. De moeder speelt deze aria, het is het eerste en het laatste liedje dat ze voor haar dochter speelt. De verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon In Contrapunt wordt de hoofdpersoon aangeduid met ´de vrouw´. De familieleden van de hoofdpersoon worden ook niet bij hun naam genoemd, maar zij worden aangeduid met bijvoorbeeld ‘de dochter’, ‘de jongen’ en ‘de vader’. In het eerste hoofdstuk staat dat er ‘naamgevingsproblemen’ zijn. (7) Er komt geen ik-persoon in de roman voor. Door de hoofdpersoon consequent ‘de vrouw’ te noemen wordt er een afstand gecreëerd tussen de hoofdpersoon en de verteller. In de roman wordt nergens nadruk gelegd op de relatie tussen de auteur en de hoofdpersoon. Er worden geen namen genoemd die vergeleken kunnen worden en de lezer komt weinig over de vrouw te weten. Er is een grote overeenkomst te noemen. De vrouw heeft een opleiding aan het conservatorium gevolgd waardoor ze goed kan pianospelen en ook de auteur heeft deze opleiding gevolgd. De auteur heeft waarschijnlijk bewust deze afstand geschapen tussen zichzelf en de hoofdpersoon. Er wordt namelijk nergens gesuggereerd dat de auteur en de vrouw dezelfde persoon is. Autobiografisch schrijven In de roman speelt de vrouw de Goldbergvariaties van Bach. Dit muziekstuk vormt de structuur van de roman. De hoofdstukken zijn genoemd naar de verschillende onderdelen van dit muziekstuk. Ook de inhoud van de roman is gevormd naar dit muziekstuk. Elk hoofdstuk gaat deels over de Goldbergvariaties en deels over de herinneringen van de vrouw. Zoals hierboven in ´vergelijking Goldbergvariaties met eigen herinneringen´ duidelijk naar voren komt, sluiten de herinneringen van de vrouw aan op de inhoud van het muziekstuk. Er is geen twijfel dat Contrapunt geconstrueerd is en de auteur heeft ook geen moeite gedaan om dit te verbergen. De constructie van Contrapunt zou niet onderdoen voor een ´gewone´ roman. Over het schrijven van Contrapunt De vrouw lijkt het aan het begin moeilijk te vinden om te schrijven over de dochter. De herinneringen zouden niet specifiek meer zijn en niemand zou daar belangstelling voor kunnen hebben. Ze wist niets over de dochter te vertellen, omdat ze het idee had de dochter niet te kennen. In het boek zegt ze tegen zichzelf dat ze daar dan maar over moet schrijven. Dat alleen een schets van een herinnering ook een herinnering is. (8) De vrouw beschrijft zichzelf in de roman vaak aan tafel zittend met een potlood in haar hand. Aan het begin van het boek heeft ze moeite met schrijven, aan het einde van het boek zit ze aan tafel met alleen een stompje van een potlood in haar hand. (196) De vrouw stelt het leven als volgt voor: ‘Ze tekende met haar potlood cirkels op het papier, verbonden door een lijn. Dezelfde harmonie in steeds wisselende waaiers van vormen en klanken, die ten slotte 30
een compleet beeld gaven van wat er gebeurd was. Van het verleden dat voor haar lag. Ze moest erin.’ (21) De vrouw haalt in het eerste hoofdstuk informatie op over wat zij eens heeft gelezen. Zo heeft zij eens een artikel gelezen over een Zuid-Amerikaanse indianenstam waar de mensen naar het verleden kijken en niet naar de toekomst. Dit is niet alleen hun manier van kijken naar de wereld, maar dit komt ook terug in hun grammaticaconstructies. De vrouw bedenkt dat ze ooit een vergelijkbaar verhaal heeft gehoord over de Grieken. De vrouw probeert zich voor te stellen hoe dat voelt om te leven met de toekomst in de rug en het verleden te zien als een droom. (8-9) In het laatste hoofdstuk refereert de vrouw naar de Grieken. Want het kind was alleen nog zichtbaar in het verleden. Zij draaide zich om zoals de oude Grieken dat deden, en ze hield de tijd in haar rug terwijl ze zich aan het vertaalwerk zette. Op deze manier kwamen er kleine stukjes uit het leven van haar dochter weer naar boven en met tegenzin zette zij deze herinneringen om in taal. Wat er ontbrak verzon ze. (200-201) De vrouw maakt zelf een vergelijking tussen de Goldbachvariaties van Bach en haar herinneringen aan haar dochter. ‘Langs slinkse wegen had Bach haar toegang verschaft tot haar geheugen: elke variatie riep herinneringen op aan het kind, die zij noteerde in het schrift.’ (197) In deze roman worden de dertig variaties aan een of soms twee herinneringen gekoppeld. Deze lijst zou de vrouw gemakkelijk kunnen aanvullen met honderden onderwerpen. (199) In het laatste hoofdstuk doet de vrouw een uitspraak die wederom het verband tussen de Goldbachvariaties en haar eigen herinneringen aangeeft. De variaties zijn namelijk met elkaar verbonden en door het hele werk is een hartslag te voelen. Na de dertigste variatie moet ze de aria spelen, als een terugblik op het begin. ‘Een samenvatting. Een afsluiting. Een afscheid.’ Ze heeft het hier over de aria, maar de lezer kan er ook het leven van de dochter in terugzien. (201) De Goldbachvariaties zijn waarschijnlijk in de roman gebruikt om een structuur te geven aan de herinneringen. De vrouw geeft namelijk meerdere keren aan dat ze moeite heeft het verhaal te vertellen. De vrouw geeft nog een laatste reden waarom ze dit boek heeft geschreven. De muziek belemmerde haar in haar expressie haar kind te beschrijven, door het gebrek aan ‘denotatieve kracht en narratieve structuur’. Met taal lag dat anders en daarom nam zij haar toevlucht tot de taal. Toch had ze het idee dat de herinneringen die zij opschreef niet alles omvatte wat ze wilde zeggen. Ze had het gevoel dat er nog zoveel details door haar vingers glipten, maar dit was beter dan terug te gaan naar de ‘woordeloze ellende’ die hiervoor was. (200) Volgens de vrouw kan het verleden nooit meer hetzelfde worden waargenomen, vanwege de tijd die ertussen heeft gezeten. Ze vergelijkt deze waarneming met de Goldbergvariaties. Wanneer je deze eenmaal hebt gehoord, zal het nooit meer hetzelfde klinken als de eerste keer. Je weet als luisteraar nu namelijk wat er tussenin zit. (10-11) De vrouw probeert met deze vergelijking aan te geven hoe moeilijk het voor haar is om alles op te schrijven zoals het destijds is gegaan. Eigen jeugd In de roman komen veel herinneringen voor, maar in Contrapunt komen weinig herinneringen voor van de jeugd van de vrouw. De herinneringen zijn vooral gericht op de overleden dochter, maar over de jeugd van de vrouw komen we nauwelijks iets te weten. Er wordt niets vrijgegeven over de gezinssituatie van de vrouw toen ze klein was; er wordt überhaupt niets verteld over familie van de vrouw, enkel over haar eigen gezin. Het enige wat de lezer over de vrouw komt te weten voor zij haar gezin stichtte, zijn enkele passages over de studietijd van de vrouw. 31
Bijna alle fragmenten over de jeugd van de vrouw gaan over haar tijd aan het conservatorium. Zo vertelt zij over de slagwerkers aan het conservatorium en over de Haydnvariaties van Brahms die ze met een vriendin op twee vleugels speelde. (9,63) De vrouw wilde tijdens haar opleiding al graag de Goldbergvariaties van Bach spelen, maar haar leraar vertelde haar hier niet aan te beginnen. Tijdens haar opleiding heeft ze dit dan ook uit haar hoofd gezet, maar zodra ze was afgestudeerd zette zij het partituur op haar lessenaar. Tijdens haar opleiding had ze de raarste en ingewikkeldste partituren leren spelen, dus ze dacht dat de Goldbergvariaties niet meer zo’n probleem zouden opleveren. (11-13) De wens om Bach beter te leren kennen had bij de vrouw ‘tot een leeswoede geleid’. Zo kwam zij erachter dat ze op de middelbare school de redevoeringen van Cicero in het Latijn heeft gelezen, net als Bach. (52) Ook blikt de vrouw terug op Griekse les op de middelbare school, ze komt erachter dat ze deze verhalen beter begrijpt nu ze wat ouders is. (8) Een herinnering is wanneer de vrouw nog een kind was. Ze werd door haar buurjongens gevraagd om buiten te komen spelen, ze was doordrongen van het besef dat er een wereld bestond buiten het huis. De weidsheid van de omgeving met het weiland, het kleine weggetje en keien waar gras tussen groeide, deed haar denken dat dit het leven zou worden. Ze dacht dat ze in deze weidsheid de rest van haar leven nog kon ronddwalen. (127) De lezer komt helemaal niets te weten over de jeugd van de vrouw of over het gezin waarin ze is opgegroeid. Een reden zou kunnen zijn dat de vrouw deze roman voornamelijk wil wijden aan de dochter en niet zozeer in wil gaan op een periode waarin haar dochter nog geen deel uitmaakt van haar leven. De roman is ook geen grondige analyse van gevoelens, maar meer het ophalen van herinneringen aan de dochter van de vrouw. Dat de vrouw wel vertelt over haar periode aan het conservatorium, kan te maken hebben met de grote rol voor de Goldbergvariaties. Op deze manier is het voor de lezer duidelijk waarom de Goldbergvariaties zijn gebruikt voor de structuur van de roman. Het overlijden van de dochter In deze roman rouwt de vrouw om haar dochter die bij een ongeluk om het leven is gekomen. De hele roman is het duidelijk dat de vrouw rouwt om haar dochter, maar de lezer komt niet te weten wat er is gebeurd. Er wordt nergens genoemd dat de dochter dood is, de vrouw kan dus ook rouwen omdat de dochter het contact verbroken zou hebben. De vrouw praat over het verleden dat ze niet wil vergeten en alle herinneringen gaan over haar dochter, er heeft dus iets plaatsgevonden. In variatie 14 praat de vrouw met een middelbare schoolvriendin van haar dochter. Ze halen herinneringen op over een schoolfeest. Ook hier komt de lezer niets te weten over het lot van de dochter. (95-98) Op de allereerste pagina wordt het duidelijk dat de roman over haar dochter gaat. Ze wil namelijk alleen maar ‘aan de dochter denken’. ‘De dochter als baby, als meisje, als jonge vrouw.’ (7) Dat de dochter is overleden bij een ongeluk komt pas in hoofdstuk 29 aan bod. Halverwege hoofdstuk 29 wordt een reconstructie gemaakt van de een na laatste dag van de dochter. Wat er daarna gebeurt, reconstrueert de moeder op basis van gegevens, waaronder voorwerpen, foto’s, rapporten en beeldfragmenten. Daarop wordt de reis van de dochter van het ouderlijk huis naar het plaats delict beschreven, gevolgd door enkele zinnen uit rapporten van de rechtbank, justitie, de schouwarts en het televisiejournaal. Eerst wordt uit een document van de rechtbank van Amsterdam een verklaring van de verdachte vermeld. De verdachte heeft zonder te kijken of de weg vrij was met zijn voertuig een bocht naar rechts gemaakt. De verdachte weet geen antwoord te geven op de vraag of hij zijn richtingaanwijzer van tevoren had aangezet. Uit een document van justitie blijkt dat de 32
verdachte niet kan aangeven ‘hoe groot de dode hoek van zijn vrachtwagen is’. In het rapport van de schouwarts staat aangegeven dat er sprake was van ‘massaal en invasief hersenletsel, de dood ten gevolge hebbend’. In het televisiejournaal worden beelden getoond van een traumahelikopter boven het plein, met politieagenten en omstanders eromheen. Waar het in dit beeld om gaat zijn de witte lakens en een kapotte fiets ernaast. Het hoofdstuk eindigt met een sfeerimpressie. De zon komt door en het belooft een mooie dag te worden. Op de kleine stenen staan getuigen die met ontzetting naar het meisje kijken dat daar ligt, met ‘haar blote benen in een kleine spreidstand’. ‘Het is half negen.’ (180-188) In het laatste hoofdstuk beschrijft de vrouw in steekwoorden wat er na het bericht over haar dochter is gebeurd. De reis van de vakantiebestemming van de ouders naar huis, de vrienden die daar stonden te wachten, de overleden dochter, mensen die komen helpen, het ophalen van de zoon uit Frankrijk, de vrienden van de dochter, de kamer van de dochter, officiële instanties, het afscheid en tot slot de begraafplaats. (198-199) Veel uitgebreider dan dit wordt het afscheid niet besproken. De vrouw beschrijft de laatste keer dat zij haar dochter heeft gezien ook erg kort. Er loopt een kronkelig fietspad vlak langs het huis dat door weilanden loopt. Tussen die graslanden had de vrouw voor het laatst de rug van het kind gezien. (196) Alleen in de laatste twee hoofdstukken wordt er aandacht besteed aan het lot van de dochter. Het ongeluk wordt slechts in enkele zinnen besproken en de pijn die de vrouw voelt wordt slechts in een hoofdstuk expliciet weergegeven. Waarschijnlijk is het in dit boek vooral te doen om herinneringen over de dochter weer te geven en niet zozeer de gevoelens van de vrouw breed uit te meten. Ook kan het zijn dat het te pijnlijk was om erover te schrijven of dat de auteur deze informatie zoveel mogelijk voor zichzelf wilde houden. Het rouwproces De rouw om de dood van de dochter en het proces daar omheen wordt in kleine stukjes beschreven in de aria en in de aria da capo. In de dertig variaties tussen de aria’s in, wordt er niet ingegaan op het verlies van de dochter. Het woord rouw komt niet als zodanig in het boek voor, maar er wordt op meerdere manieren duidelijk gemaakt dat de vrouw treurt om het verlies van haar dochter. Vooral in het laatste hoofdstuk, wanneer de herinneringen zijn geweest en het ongeluk van de dochter is beschreven, vertelt de vrouw over het verlies. Dit hele boek is een studie van de vrouw op de Goldbergvariaties van Bach. In het eerste hoofdstuk ‘aria’ vertelt de vrouw dat ‘pianostuderen meer een verdovend middel is dan dat het iets anders is’. (18) Hiermee lijkt de vrouw te willen zeggen dat ze de Goldbergvariaties minutieus bestudeert om even geen pijn te voelen. Aan de andere kant zegt de vrouw alleen aan de dochter te willen denken. Zoals de dochter was ‘als baby, als meisje en als jonge vrouw’. (7) Het liefst zou ze de kinderen weer klein willen hebben en de geur uit die tijd weer waar kunnen nemen. De vrouw weet dat dit niet kan, want je voelt de herinnering nooit zoals die werkelijk was. Je kunt terugkijken, maar wat er intussen aan tijd is voorgevallen, kleurt de waarneming. Iets kan nooit op twee momenten in de tijd hetzelfde zijn, kan althans niet als ‘hetzelfde’ worden waargenomen, omdat de waarnemer veranderd is. (10-11) In dit eerste hoofdstuk wordt het onderwerp verlies ook gekoppeld aan de componist van de Goldbergvariaties, namelijk Bach. Hij zou dit stuk hebben geschreven terwijl hij nog veel verdriet had om zijn overleden vrouw. Bach kende volgens de vrouw ‘de perverse onbetrouwbaarheid van het leven, wist dat niets en niemand bescherming bood tegen verlies’. (19) Bovendien haalt de vrouw de pianist Glenn Gould aan, waarvan zij beelden heeft wanneer hij de Goldbergvariaties speelt. Tussen 33
de eerste en de laatste beelden van Gould zit zevenentwintig jaar. De vrouw zegt dat de man behoorlijk is afgetakeld in die tijd, maar zevenentwintig jaar is volgens haar een veel te kort leven. (21-22) De dochter werd echter ook zevenentwintig jaar, daarom lijken de beelden van Glenn Gould niet zonder reden te zijn genoemd. In het eerste hoofdstuk praat de vrouw over het onderwerp verlies, in het laatste hoofdstuk zou het thema de rouw kunnen zijn. In dit hoofdstuk gaat de vrouw in op de verwerking van het verlies van haar dochter. Het verlies heeft zijn sporen nagelaten bij de vrouw, zij noemt zichzelf ‘een geschonden en geamputeerde pianist’ en ze noemt haar brein ‘beschadigd’. (197) De vrouw vindt het moeilijk om verder te gaan met haar leven, dit beschrijft zij aan de hand van de natuur. De natuur gaat in al zijn wreedheid door met groeien en bloeien. Waar sommige mensen uit deze natuurprocessen troost halen, roept dit bij de vrouw alleen maar ‘afwijzing en onbegrip’ op. (196) Het hart blijft maar doorkloppen, elk jaar komt de lente weer terug en ook in de stad verandert alles. In deze gegevens vindt de vrouw de essentie van het leven terug: ‘verandering, vervanging van het een door het ander’. Zij wil hier niet aan meedoen. (199) De vrouw wendt zich ‘tot haar piano om hulp’. Zij voelt zoveel emoties en heeft zelf niet de mogelijkheid om deze gevoelens onder controle te krijgen. Met muziek kan de vrouw deze gevoelens ene plekje geven. Echter, het gebrek aan ‘denotatieve kracht en narratieve structuur’ van de muziek vormt een belemmering voor de expressie van haar ‘allesdoordringende wens’ het kind te beschrijven. Nu de muziek haar niet kan helpen, zoekt de vrouw haar ‘toevlucht’ in de taal. Ook hier haalt de vrouw niet de voldoening uit die ze had gehoopt. Jarenlang schrijft ze honderden herinneringen op over haar dochter, maar toch glipte vrijwel alles wat werkelijk van belang leek weg. De herinneringen op papier lijken zo kil, maar ‘het was beter te verdragen dan de woordeloze ellende die aan al deze inspanningen ten grondslag lag’. (199-200) De vrouw heeft niet alleen moeite de herinneringen te vangen in muziek of woorden, de herinneringen zelf verdwijnen ook. Ze noemt als voorbeeld de foto’s, deze werden op den duur alleen ‘beelden die slechts de herinnering aan zichzelf opriepen’. De geur van de dochter verdwijnt uit het huis en ook de spullen zullen verdwijnen. De vrouw heeft zelf veel spullen van de dochter weggegeven aan vrienden, maar de spullen die ze zelf in gebruik heeft genomen zijn ook aan verval onderhevig. De vrouw haalt het beeld in haar hoofd van verhuizers die na de dood van de vrouw de resten van de inventaris van de dochter naar de vuilstort reden. (199-200) Het laatste hoofdstuk laat vooral zien dat de vrouw niet weet wat ze met haar verdriet moet doen. Ze heeft meerdere dingen geprobeerd, zoals pianospelen, maar niets helpt om haar verdriet te verwerken. Uiteindelijk heeft ze de herinneringen opgeschreven aan de hand van de Goldbergvariaties. Het lijkt alsof Contrapunt is geschreven in de hoop het verdriet beter te kunnen verwerken. Schuldgevoel Het schuldgevoel komt in deze roman niet ter sprake. Op geen enkel moment legt de vrouw de schuld van het ongeval bij zichzelf. Er wordt niet gesproken dat het haar schuld is of dat zij het had kunnen voorkomen. Ook noemt de vrouw geen voorbeelden van wat er zou gebeuren als die dag iets anders ging en het ongeluk zo voorkomen kon worden. Dit komt overeen met de opzet van de rest van de roman. De roman is vooral beschrijvend en in plaats van analyserend. Gevoelens worden vrij weinig geanalyseerd en er worden ook geen andere scenario´s geopperd waardoor de dochter nu nog in leven zou zijn. 34
Relatie moeder en dochter Deze roman geeft vooral de herinneringen van de moeder aan de dochter weer. Er is echter ook een aantal reconstructies van gebeurtenissen waar de moeder niet bij was en dus van horen zeggen weet. Tussen de herinneringen van de moeder en dochter is een scheiding te maken, namelijk wanneer de dochter nog een kind is en wanneer de dochter (bijna) volwassen is. Wanneer de dochter nog een kind is, kijkt ze erg tegen haar moeder op. Zelf wil ze ook graag moeder worden en ze projecteert deze gevoelens op haar broertje of op haar pop. Ook draagt ze de kleren van haar moeder om in te spelen. (59-61) Zodra de dochter ouder wordt en begint te puberen in de herinneringen, zet ze zich niet af tegen de moeder, maar wel een keer tegen de vader. (85) De dochter blijft nog een tijdje met de ouders op vakantie gaan. Tijdens een vakantie in Zweden zwemt ze zelfs (bijna) naakt met haar moeder in de rivier. De dochter zal hier ongeveer 17 jaar oud zijn. (105) Wanneer de dochter studeert en op kamers wil gaan wonen, vindt ze het toch moeilijk om het huis uit te gaan. Ze gaat het huis uit omdat iedereen dat doet en niet omdat ze graag het ouderlijk huis wil verlaten. (110) Zodra de dochter het huis uit is en nog studeert, gaat ze met haar moeder dagjes uit. In een van de herinneringen gaan de vrouw en de dochter samen naar de bioscoop en na die tijd samen uit eten. Na die tijd zegt de dochter dat ze het altijd gezellig vindt om samen te bellen. (167-169) Er zijn een herinnering en een reconstructie die laten zien dat de relatie tussen de moeder en de dochter minder goed loopt. In variatie 21 loopt de moeder door de stad. In de etalage ziet ze een jurk hangen die ze perfect voor haar dochter vindt. Ze loopt verder en denkt aan haar dochter. Dan kijkt ze door het raam van een café en denkt de dochter te zien zitten. Gehaast loopt ze naar het café en ze struikelt. Als ze goed kijkt ziet ze dat het niet de dochter is die in het café zit. Op dit moment beseft ze dat ze te afhankelijk is van haar dochter en dat ze haar dochter los moet laten. (132-134) In de reconstructie is het de dochter die twijfelt aan de relatie tussen haar en de moeder. In variatie 8 zit ze bij de psycholoog. De dochter vindt het volwassen leven moeilijk en ze vindt dat haar moeder schuldig is aan het feit dat ze haar nooit heeft geleerd hoe ze het volwassen leven aan moet gaan. (68-70) De vrouw weet natuurlijk niet of het exact zo is gegaan bij de psycholoog, maar er zullen waarschijnlijk aanwijzingen zijn geweest dat dit probleem zich voordeed bij de dochter. Er is niet geschuwd om momenten in het boek weer te geven die kwetsend zouden kunnen zijn voor de vrouw. Er wordt op deze manier laten zien dat dit boek niet probeert een zo positief mogelijk beeld van de relatie tussen de moeder en de dochter weer te geven, maar het realistisch laat overkomen op de lezer. De toekomst Concrete plannen in de toekomst noemt de vrouw niet in de roman. Ze laat aan het begin van de roman duidelijk merken nog niet klaar te zijn voor een toekomst, verder bij haar verleden vandaan. Dit maakt de vrouw duidelijk door de toekomst te vergelijken met een man die achter haar staat. De hoofdpersoon ligt in de sterke armen van de toekomst en hij kijkt ‘over haar schouder mee naar haar verleden’. De rechterarm zit nogal strak rond haar hals, waardoor ze moeite heeft met ademen en praten. De toekomst trekt haar tegen zich aan en loopt naar achteren, de vrouw verzet zich hiertegen. Zij wil namelijk het verleden dicht bij zich houden. De toekomst trekt steeds harder en de vrouw verzet zich steeds heviger, waardoor het lijkt alsof de omhelzing haar verstikt. ‘Hij zal haar wegleiden van wat haar dierbaar is, hij zal haar brengen naar plaatsen waar zij niet wil zijn.’ (8-9) 35
De vrouw rookt; ze ziet de sigaret als een minnaar die altijd aan haar zijde staat. In de toekomst zal deze nare gewoonte haar waarschijnlijk duur komen te staan. (197) De vrouw ziet voor zich dat wanneer ze dood gaat, de spullen van haar dochter uit huis zullen verdwijnen en op een vuilstort zullen belanden. Op den duur zal alles verdwijnen, de geur van de dochter is al aan het verdwijnen en het zal niet lang meer duren voor de spullen van de dochter stuk gaan of kwijt raken. (200) De spullen van de dochter zullen zich niet alleen aan de toekomst onttrekken, de dochter heeft zich ook ‘aan de toekomst ontworsteld’. De vrouw zal nooit een zwangere dochter hebben (201) Op het einde van de roman zegt de vrouw dat de toekomst zich gedeisd houdt, terwijl het leven door blijft gaan. ‘In een kleine wereld, los van ruimte en tijd, speelt de moeder een lied voor haar kind. Voor het eerst, voor het laatst.’ (202) Deze fragmenten laten duidelijk zien dat de vrouw nog geen nieuwe plannen maakt voor de toekomst, maar nog altijd aan het rouwen is. Korte vergelijking van de analyse van Contrapunt met de analyse van Tonio Beide romans gaan over het rouwproces van een ouder die zijn of haar kind heeft verloren. Beide romans zijn gestructureerd. In Contrapunt zijn de Goldbergvariaties als uitgangspunt genomen voor de structuur. Elk hoofdstuk is hetzelfde te verwachten: er wordt een deel van het muziekstuk beschreven en daar wordt een passende herinnering bij beschreven. Van der Heijden heeft met Tonio geprobeerd een structuur te creëeren aan de hand van het verhaal. Het verhaal verloopt namelijk chronologisch en de herinneringen zijn op de gebeurtenissen aangepast. De structuur van Contrapunt oogt een stuk geconstrueerder dan die van Tonio, . Het vertelperspectief van Contrapunt wijkt af van het vertelperspectief van Tonio. In Contrapunt wordt de hoofdpersoon aangeduid met ‘de vrouw’ en is er geen ik-verteller en in Tonio wordt de hoofdpersoon met ‘ik’ aangeduid en wordt er een ik-verteller gehanteerd. Ook worden in Tonio directe aanwijzingen gegeven dat de ik-persoon vergeleken moet worden met de auteur. Ze hebben dezelfde naam, ze zijn schrijver en hebben boeken geschreven met dezelfde titels. In Contrapunt zijn alleen indirecte aanwijzingen. De namen van familieleden worden bijvoorbeeld niet genoemd en dat de hoofdpersoon ‘de vrouw’ wordt genoemd, zorgt ervoor dat de relatie tussen de hoofdpersoon en de auteur niet meteen duidelijk is. Doordat de structuur in Tonio natuurlijk lijkt te verlopen en de hoofdpersoon wordt neergezet als dezelfde persoon als de auteur, wordt er geprobeerd een gevoel van authenticiteit bij de lezer op te roepen. Bij Contrapunt zijn er indirecte vergelijkingen, zoals de overeenkomst tussen de opleiding van de auteur en de hoofdpersoon. In Contrapunt schrijft de vrouw haar verdriet van zich af, maar er wordt niet gezegd dat haar verhaal een roman wordt. Dit wordt wel nadrukkelijk besproken in Tonio. Daar wordt letterlijk door de hoofdpersoon gezegd dat hij een requiemroman voor zijn zoon aan het schrijven is en af en toe vertelt hij over het schrijfproces. Ook de hoofdpersoon in Contrapunt vertelt over het schrijfproces. In beide romans vindt de hoofdpersoon het moeilijk om het verdriet onder woorden te brengen. In zowel Tonio als in Contrapunt wordt gebruik gemaakt van andere teksten om het verhaal te verduidelijken. In Tonio worden letterlijk teksten van anderen weergegeven, in Contrapunt wordt slechts beschreven wat de vrouw heeft gelezen. In Tonio komen een paar herinneringen uit de jeugd van de hoofdpersoon voor en in Contrapunt slechts een. In beide romans wordt wel over de periode van de hoofdpersonen wanneer ze jongvolwassenen waren beschreven, zoals de studieperiode. In Tonio wordt dit wel uitgebreider besproken. Daar wordt ook de kennismaking tussen de hoofdpersoon en zijn vrouw besproken en in Contrapunt blijft het bij de studie van de vrouw. 36
Grote verschillen zijn er tussen de romans bij de beschrijving van het verlies en het rouwproces. In Tonio wordt Tonio in detail beschreven na zijn ongeluk en de hoofdpersoon doet er alles aan om de laatste dagen en uren van Tonio te weten te komen. Ook de pijn die de hoofdpersoon voelt na het verlies van zijn zoon, wordt in detail besproken. Het overlijden van Tonio en het rouwproces van de hoofdpersoon zijn hoofdthema’s tijdens het verloop van de roman. Bij Contrapunt ligt dit anders. Alleen in het eerste en het laatste hoofdstuk wordt over het verlies en het rouwproces van de vrouw gesproken. In de tussenliggende hoofdstukken draait het om de herinneringen van de vrouw en wordt niet over de dood van de dochter gesproken. Het ongeluk van de dochter wordt slechts in een paar zinnen beschreven. Ook wat betreft de schuldgevoelens van de hoofdpersoon is er een groot verschil. De hoofdpersoon in Tonio vindt dat hij schuld heeft aan het ongeluk van zijn zoon. Hij spreekt hier meerdere malen over. In Contrapunt wordt dit onderwerp niet besproken. Het kan dus zijn dat er wel sprake is van een schuldgevoel, maar dat dit niet in de roman is verwerkt. In beide romans wordt het beeld van de relatie tussen de hoofdpersoon en de overleden geliefde voornamelijk gevormd door de beschreven herinneringen. In Tonio vertelt de hoofdpersoon dat er nooit ruzie was. Ook uit de herinneringen komt naar voren dat de relatie voornamelijk goed was, maar het enige meningsverschil die er was wordt wel besproken. Hierdoor lijkt het alsof de hoofdpersoon toch wel een realistisch beeld van zijn relatie met zijn zoon wil beschrijven en niet alles zo positief mogelijk wil houden. Dit geldt ook voor Contrapunt. Er worden voornamelijk positieve herinneringen beschreven, maar zeker twee keer beschrijft de vrouw een moeilijk moment in de relatie met haar dochter. Dit zorgt ervoor dat deze relatie realistisch overkomt. De hoofdpersoon in Tonio kijkt nog niet met een goed gevoel naar de toekomst. Hij wil proberen zoveel mogelijk mensen over Tonio te vertellen, zodat hij niet wordt vergeten. In Contrapunt maakt de vrouw zich op voor een toekomst, waarin herinneringen aan haar dochter juist langzaam verdwijnen. Ook zij kijkt niet uit naar de toekomst en wil zich het liefst alleen maar met haar dochter bezig houden.
37
Connie Palmen – Logboek van een onbarmhartig jaar Connie Palmen schreef dit logboek naar aanleiding van de dood van haar man Hans van Mierlo. Hij droeg al jaren een virus bij zich en uiteindelijk overleed hij na een ziekbed van zes weken aan de gevolgen hiervan. In dit logboek beschrijft Palmen wat er in het jaar na zijn dood in haar leven gebeurde en hoe zij de dood van haar man verwerkte. Tijdsverloop Het logboek is niet ingedeeld in hoofdstukken. De structuur in dit logboek is aangebracht door de dag te noteren waarop het stuk is geschreven. Door het aangeven van de datum is te zien dat er een chronologische lijn van tijd wordt gevolgd. Soms blikt de hoofdpersoon op een dag terug naar gebeurtenis in het verleden. De periode die wordt beschreven in dit logboek is vooral sinds de hoofdpersoon en Hans elkaar kennen en het jaar na zijn dood. Dit zal ongeveer dertien jaar zijn. Van de periode voor ze elkaar kenden, komen maar een paar herinneringen aan bod. De herinneringen worden niet op chronologische volgorde weergegeven. Soms is een herinneringen een paar maanden geleden en soms is een herinnering een paar jaar geleden. Verhouding heden en herinnering De hoofdlijn van dit logboek beschrijft de periode na het overlijden van Hans. Ook het ziekbed van Hans wordt uitgebreid besproken. Regelmatig worden herinneringen opgehaald, maar die spelen een kleinere rol. Vaak worden de herinneringen gekoppeld aan een gebeurtenis die op de dag dat het geschreven is plaats vindt. Dit is niet bij alle herinneringen het geval. In bijna elke herinnering komt de hoofdpersoon zelf voor. Er zijn weinig reconstructies in dit logboek te vinden van momenten waar de hoofdpersoon niet bij aanwezig was. De herinneringen gaan grotendeels over Hans en de hoofdpersoon. Verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon De hoofdpersoon is de ik-figuur uit het logboek. De ik-figuur is ook de ik-verteller van het logboek. De naam van de hoofdpersoon komt overeen met de naam van de auteur. Ook de andere personen in het logboek worden bij naam genoemd. De man van de hoofdpersoon heet bijvoorbeeld Hans, net als de man van de auteur. In het logboek wordt veel van het leven van de hoofdpersoon beschreven die overeenkomen met het leven van de auteur. De hoofdpersoon heeft eerder een grote liefde gehad die is overleden net als de auteur. Ook komen de boektitels die de hoofdpersoon heeft geschreven overeen met die van de auteur. In het logboek houdt de hoofdpersoon steeds de datum bij waarop ze iets schrijft en waarop iets gebeurt. Hiermee probeert ze waarschijnlijk de authenticiteit te benadrukken. Sommige gebeurtenissen zijn hierdoor namelijk te controleren. In het logboek worden e-mails getoond die suggereren dat deze letterlijk zijn overgetypt. Door deze e-mails zo weer te geven wil de auteur de authenticiteit van deze e-mails waarschijnlijk benadrukken. In dit logboek is veel moeite gedaan om de authenticiteit van het verhaal te benadrukken, ook dat het boek een logboek is genoemd draagt hieraan bij. Autobiografisch schrijven De naam van het boek zegt het al, dit is volgens de auteur geen roman maar een logboek. Dit is ook aan de indeling van het boek te zien. In het logboek wordt per datum aangegeven wat de 38
hoofdpersoon heeft geschreven. Het begin van het logboek wordt zelfs aangeduid met ‘eerste aantekeningen’. (9) Het verhaal wordt fragmentarisch weergegeven, dit kan worden gezien als authentiek. Het logboek houdt voornamelijk een chronologische volgorde aan, wat af te lezen is aan de data boven de fragmenten. Toch is er, vooral op het einde, te zien dat dit logboek geconstrueerd is. Wanneer het verhaal aankomt bij de periode waar Hans het jaar ervoor op zijn sterfbed lag, komen er fragmenten tussendoor van het jaar ervoor. Dat betekent dat die fragmenten gedurende het sterfbed van Hans zijn geschreven. Aan het begin van het logboek staat dat Palmen haar eerste aantekeningen 48 dagen na zijn dood heeft opgeschreven. Ze is het logboek begonnen omdat ze bang is dat ze het jaar na de dood van haar man anders verdringt en daarna vergeet. Dit zou betekenen dat de fragmenten die uit de eerste maanden van 2010 stammen, pas later zijn opgeschreven. Daarnaast geeft de hoofdpersoon aan dat ze haar aantekeningen herschrijft of verbetert. (74-75) Dit geeft al aan dat er achteraf de tekst bewust gestileerd heeft. Dat is ook te zien aan de zorgvuldig gestileerde zinnen die in het logboek voorkomen. Over het schrijven van Logboek van een onbarmhartig jaar De hoofdpersoon zou eigenlijk beginnen te schrijven aan de roman Judas, maar in die periode overlijdt haar man en komt deze roman op een laag pitje te staan. (9) Niet lang na de dood van haar man krijgt de hoofdpersoon al meerdere keren de vraag of ze aan een boek over hem is begonnen. 48 dagen na de dood van haar man is ze begonnen met aantekeningen maken, ze durft het nog geen schrijven te noemen. Het doet veel pijn, maar ze begint omdat ze weet dat je de pijn van de eerste maanden snel weer vergeet. Je blijft je wel herinneren hoe erg de pijn was, maar de pijn kun je niet meer voelen. (14) Ook hoopt ze door haar herinneringen op te schrijven, die niet te vergeten. Ze noemt dit dan ook niet schrijven, want schrijven doe je met een achterliggend plan en wanneer je schrijft houdt je je aan een structuur. Wat de hoofdpersoon doet is aantekeningen en herinneringen noteren. (15) De aantekeningen die ze maakt wil de hoofdpersoon niet onder de noemer ´dagboek´ zetten. ´Logboek´ lijkt haar een betere benaming. Niet alleen heeft de hoofdpersoon niet zulke goede herinneringen aan schrijven in een dagboek, maar ook de definitie van het woord log spreekt haar aan. ‘Je kunt een log hangen in de stroom van het verdriet, de snelheid ervan meten, de diepte ervan peilen. Dan mag je ook dagenlang stilliggen omdat je niet meer verder kunt, het log in de modder is blijven steken, of omdat je bent aangemeerd bij je eigen onmacht.’ (15) De hoofdpersoon geeft nog een reden op waarom deze roman geen dagboek wordt. Dit vertelt ze aan een vriendin die juist wel graag in dagboekvorm schrijft. De vriendin vertelt dat het schrijven in dagboekvorm ‘haar disciplineert, haar dwingt de werkelijkheid scherper op te merken, direct een formulering te vinden voor de observaties’. Voor de hoofdpersoon maakt dit antwoord van de vriendin veel duidelijk. De hoofdpersoon benadert schrijven op een andere manier dan de vriendin. De hoofdpersoon schrijft namelijk eerst haar ideeën op en bedenkt de vorm van het boek en kijkt later pas naar de formulering van de tekst. Een andere volgorde dan de vriendin. Wanneer de hoofdpersoon haar aantekeningen ‘romanesker’ gaat benaderen, gaat het schrijven een stuk makkelijker. (33-34) De hoofdpersoon pakt dit aan door aanpassingen te maken in haar aantekeningen. Het voelt voor haar als verraad, want door zoveel aanpassingen schaadt ze het genre. (74-75) De hoofdpersoon vindt dat genres als dagboeken en logboeken bedrieglijk zijn, want er wordt veel aan het verhaal gesleuteld. Ze merkt aan zichzelf dat ze veel stukken in haar verhaal weglaat. Dit doet ze bewust, maar ook onbewust. Bewust om zichzelf en anderen niet te kwetsen en onbewust omdat het verhaal berust is 39
op een geheugen. ‘Maar met het vertellen van de waarheid heeft het bitter weinig te doen. (158159) Het schrijfproces valt de hoofdpersoon zwaar. Het simpelweg opschrijven wat er bij haar naar boven komt verveelt de hoofdpersoon. Het zijn aantekeningen die alleen structuur hebben door de chronologische volgorde. Haar leven zit op dat moment net zo in elkaar. Het loopt door maar ze verveelt zich in de dagen die eindeloos lijken. (27) Ze heeft het schrijven echter wel nodig om de dagen door te komen. (63) Wanneer de hoofdpersoon het niet op kan brengen om nieuwe aantekeningen op te schrijven, herschrijft ze de bestaande tekst. Op deze momenten komt de romanschrijver weer in haar naar boven. (72) In de aantekeningen die ze al heeft geschreven, verandert ze bijvoorbeeld de verleden tijd in de tegenwoordige tijd. (87) Door de verandering van de tijd lijkt het alsof de herinneringen niet geweest zijn, maar voor altijd voort blijven duren. Het ingrijpen in de tekst zorgt ervoor dat de hoofdpersoon weer wat meer plezier krijgt in het schrijven. (88) Het schrijven gaat met pieken en dalen. De ene keer begint de hoofdpersoon er weer wat meer plezier in te krijgen, het volgende moment moet ze er niet aan denken om met de tekst bezig te zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval op de dag dat haar man vijf maanden dood is. (102) Ook moet de hoofdpersoon de kinderen van Hans zien te overtuigen van haar goede wil omtrent het gebruik van passages uit de dagboeken van Hans. Er worden maar een paar passages uit de dagboeken gebruikt in deze roman, en de discussie gaat dan ook voornamelijk om de publicatie van een ander boek over Hans. De hoofdpersoon maakt duidelijk dat het logboek vooral gaat over wat zij kwijt wil en ze biedt aan de kinderen het logboek voor publicatie te laten lezen. (198) De hoofdpersoon maakt in het boek duidelijk dat het geen roman is, maar een logboek. Volgens haar is dat een wezenlijk verschil. Haar uitgever had tegen de krant gezegd dat het een roman zou worden, de hoofdpersoon ontkent dit tegenover Marie, de dochter van Hans. Ze noemt het boek ‘een kroniek van de rouw’. (170) Wat dit boek onderscheidt van een roman is dat het geen maakwerk is met meerdere betekenissen. (228) De hoofdpersoon eindigt het logboek met een uitleg over wanneer zij aan deze roman heeft gewerkt. Zo vertelt ze dat ze na de dood van Marie maar weinig aan dit logboek heeft gewerkt. Ook vertelt ze dat ze bijna alles wat over de laatste weken van het leven van Hans ging, heeft geschreven in de laatste weken dat ze aan dit logboek heeft gewerkt. Toen dat eenmaal op papier stond is ze gestopt met het schrijven aan dit boek. (240) De hoofdpersoon vertelt diverse keren hoe het logboek tot stand is gekomen. Gedurende het verhaal veranderen de intenties van de hoofdpersoon. Eerst moeten de aantekeningen zo rauw mogelijk op papier komen, maar gaandeweg het verhaal sleutelt de hoofdpersoon steeds meer aan haar aantekeningen. Ook de aantekeningen die de hoofdpersoon eerder heeft geschreven worden aangepast. Door het stileren van de zinnen, het gebruik van intertekstualiteit, de hoofdpersoon zegt stukken bewust te hebben weggelaten en dingen te hebben verzonnen, begint dit logboek toch vormen van een roman aan te nemen. Toch vindt de hoofdpersoon dat het logboek zeker geen roman is geworden. Eigen jeugd In dit logboek worden weinig fragmenten uit de jeugd van de hoofdpersoon of van Hans beschreven. De hoofdpersoon en Hans kregen een relatie op het moment dat ze beiden al volwassen waren en hebben geen jeugd samen gedeeld. Over de jeugd van de hoofdpersoon komt de lezer te weten dat ze met vrouwen op is gegroeid waar ze niets mee gemeen had. Ze zat met elf meisjes in de klas die niets van haar vriendschap wilden weten. Achteraf blijkt waarom. Op het moment dat de 40
hoofdpersoon naar Amsterdam vertrekt, zijn bijna al die klasgenootjes getrouwd, moeder en huisvrouw en ze wonen nog altijd in of bij het geboortedorp. (98) Vrouwenvriendschappen zijn sowieso geen succes voor de hoofdpersoon. Mannenvriendschappen lopen veel soepeler. Ze heeft een vriendin gehad, maar daar kon ze geen vriendinnen mee blijven toen ze ging schrijven en haar eerste grote liefde tegenkwam. Naast die grote liefde was er geen ruimte meer voor een aantal vrienden, waaronder de enige vriendin die ze had. (171-172) Over de jeugd van Hans wordt nauwelijks gesproken. Er wordt slechts een punt uit zijn jeugd besproken. Toen Hans nog jong was verliet het kindermeisje de familie om te gaan trouwen. Het was voor Hans alsof hij zijn moeder verloor en hij kon zijn moeder dan ook niet om zich heen verdragen. Daar voelde hij zich achteraf erg schuldig over. (52) Toen Hans elf jaar oud was moest hij naar kostschool, waar hij enorme last van heimwee had. Steeds voordat hij weer van huis naar kostschool moest, werd hij ziek en kon hij niets meer eten. ‘De hunkerbunker’ noemde hij de kostschool.(53) Naast de paar herinneringen over de jeugd van Hans en van de hoofdpersoon, worden er ook een paar momenten beschreven uit de jeugd van de kinderen van Hans. Hans vertelt over zijn dochter Marie toen ze ongeveer dertien jaar was. Ze stal toen wel eens kleine dingetjes en dat deed ze ‘om zich de baas van de slechte vrienden te voelen’. Hans heeft haar toen verteld dat ze ook de baas van goede vrienden kan zijn. ‘Dan ben je in plaats van de baas van het slechte, de baas van het goede.’ (214) Diezelfde dochter houdt op de begrafenis van Hans een afscheidspeech waarin zij over haar jeugd vertelt. Toen zij klein was had haar vader weinig tijd om met haar te spelen. Tijdens vakanties was hij er juist wel helemaal voor zijn kinderen en dat vond ze erg fijn. Ook later in haar leven heeft ze een goede band met haar vader opgebouwd, zo goed zelfs dat ze lang bij hem in huis is blijven wonen. Ze is heel verdrietig dat hij er niet meer is, maar ze heeft zoveel liefde van hem gekregen, dat ze daar nog een lange tijd mee vooruit kan. (236-238) Beschrijvingen van de jeugd van de hoofdpersoon en van Hans zijn ondergeschikt in deze roman en komen dan ook haast niet voor. De paar herinneringen die in het logboek voorkomen worden gebruikt om de relatie tussen Hans en de hoofdpersoon te benadrukken. Het aftakelingsproces en het overlijden van Hans In dit logboek verliest de hoofdpersoon in het jaar dat ze beschrijft heel wat geliefden om zich heen. Hoofdzakelijk gaat dit logboek over het verlies van haar man Hans. Half januari, wanneer de journaliste Bibeb gecremeerd wordt, laat Hans aan de hoofdpersoon weten dat hij vanwege zijn vermoeidheid en benauwdheid een paar dagen ter observatie wordt opgenomen in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Het maakt de hoofdpersoon bang, waardoor ze besluit niet naar de crematie te gaan. (23-24) Op 26 januari 2010 brengt de hoofdpersoon Hans naar het OLVG. In het kort beschrijft ze wat er met Hans zal gebeuren. Hij zal namelijk niet meer thuiskomen, maar vanaf aankomst nog zes weken en twee dagen blijven leven. Hij zal twee keer op de intensive care komen te liggen en hij zal een keer een korte periode van herstel doormaken. (187) Opvallend is dat de hoofdpersoon vooral aan het einde van het logboek over deze periode vertelt. Gedurende het logboek gaat het vooral over de rouw die ze doormaakt en over de andere personen die zij in dit jaar verliest. Op de dag dat de hoofdpersoon Hans naar het ziekenhuis brengt, geeft hij aan dat hij eerst langs het Lucasziekenhuis moet om zijn oren uit te laten spuiten. De hoofdpersoon is nogal gespannen vanwege het nare voorgevoel over de ziekte van Hans. Wanneer ze weer wegrijden van het 41
parkeerterrein van het Lucasziekenhuis en ze blijkt het uitrijdkaartje te zijn vergeten, barst ze in tranen uit. (188) De hoofdpersoon geeft hiermee aan een onheilspellend voorgevoel te hebben. In de dagen die volgen worden er allerlei tests bij Hans uitgevoerd. Op een ochtend begroet hij haar met een blik die ze ergens van kent. Zo keek hij haar ook aan toen hij eerdere malen onder narcose was geweest. Hij heeft niet door dat ze nog in het ziekenhuis zijn. Hij wil weg en probeert het infuus los te peuteren, maar de hoofdpersoon gaat bij hem liggen en zegt dat ze geen haast hebben. (189-190) De dagen erop wordt hij alleen maar verwarder. In de nacht van 28 op 29 januari spreekt hij de hele nacht in het Engels denkbeeldige figuren toe, waardoor ze pas tegen de ochtend in slaap vallen. De volgende ochtend blijkt Hans te zwak voor een volgend onderzoek. Die middag komt de dokter langs die de hoofdpersoon vertelt dat Hans ernstig ziek is en dat er niets meer voor hem gedaan kan worden. Het blijkt te gaan om multi-orgaandisfunctie. De volgende nacht verloopt weer hetzelfde, hij houdt een toespraak voor het partijcongres en volgt de stemming. Hij probeert steeds zijn infuusslangetjes uit te trekken, maar de hoofdpersoon houdt hem tegen. Nu is Hans zelfs in de ochtend nog verward wanneer de internist langskomt. (191-192) De hoofdpersoon valt tegen de internist uit en zegt dat zij hem niet op wil geven en dat ze er alles aan moeten doen om hem te redden. De internist stemt toe. (193) Op sommige momenten is Hans heel helder. Dan vertelt hij de hoofdpersoon dat hij bang is om dood te gaan of dat hij zich bevoorrecht voelt dat hij de aftakeling van de hoofdpersoon niet hoeft mee te maken. (193-194) Overdag kunnen de hoofdpersoon en Hans goed met elkaar praten, in de nacht raakt hij steeds weer verward. (200) Na een zware nacht en een opname op de intensive care wordt met de hoofdpersoon besloten om Hans aan de beademing en de dialyse te leggen. (203) 12 Februari is de dag van de herrijzenis van Hans. De dagen erop vertelt hij aan iedereen hoe gelukkig hij wel niet is. (207-208) Aan dit geluk komt na een week een einde, want dan vertelt Marie aan haar vader dat ze borstkanker heeft. (213) Alle ziekteverschijnselen beginnen weer van voren af aan. (216) Een week voor zijn dood praten Hans en de hoofdpersoon over de begrafenis. Zij weet wat hij wil. (225) De dagen erop reageert hij nauwelijks meer. Af en toe als de hoofdpersoon iets tegen hem zegt, doet hij zijn ogen open en glimlacht. (229) Op 11 maart overlijdt hij en de hoofdpersoon is erbij met de dochters. Op het moment dat de hoofdpersoon nog even alleen met hem is, smeekt ze hem om een teken van leven te geven. Hij doet zijn ogen echter niet meer open. (230-231) Tijdens het ziekbed van Hans houdt de hoofdpersoon andere mensen op de hoogte van zijn situatie via de mail. Wie ze mailt is niet bekend, in het logboek wordt aangegeven dat de mail is verzonden naar ‘Allen’. In de eerste mail laat ze weten dat ze moeilijk bereikbaar is omdat ze in het ziekenhuis haar mobiele telefoon uitgeschakeld heeft. Toch is ze erg blij wanneer ze iets van haar vrienden hoort en ook Hans kan de berichtjes erg waarderen. Ze vertelt dat veel van zijn organen aangetast zijn, maar dat er nog wel pluspuntjes zijn. (206-207) Een mail later vertelt ze iedereen dat het allemaal de goede kant opgaat met Hans, maar dat er nog wel een lange weg te gaan is. (212)De volgende mail is wanneer Hans bijna een maand in het ziekenhuis ligt. Hij is weer opnieuw opgenomen op de intensive care om het vocht achter de longen weg te werken. (214-215) Op 3 maart stuurt de hoofdpersoon een mail met dat er een lymfoom is ontdekt. Hij wordt meteen behandeld en ze staat verstelt van de wilskracht die Hans nog altijd heeft. (224-225) Op 8 maart mailt ze dat hij weer is opgenomen op de intensive care, Hans wil nog niet voor de dood kiezen. Nogmaals benadrukt ze hoe sterk Hans is. (228-229) Op deze manier houdt de hoofdpersoon iedereen in korte mails op de hoogte van het ziekbed van Hans. Zoals ze eerder heeft aangegeven is ze nauwelijks bereikbaar in het ziekenhuis en op deze manier bereikt ze meteen een hele groep mensen. Bijna alle 42
fragmenten over het ziekbed van Hans komen pas aan het einde van het logboek. Boven die fragmenten staat dat ze tijdens het ziekbed van Hans zijn geschreven, terwijl ze het logboek pas twee maanden na de dood van Hans is begonnen. Dit doet vermoeden dat deze fragmenten achteraf zijn geschreven. Het ziekbed van Hans wordt uitgebreid besproken. De lezer komt precies te weten hoe het aftakelingsproces verloopt. In het logboek wordt niet alleen over het verlies van Hans verteld, maar ook over het overlijden van veel andere mensen. Marie, de dochter van Hans, komt vaak in het logboek voor. Tijdens het ziekbed van Hans komt Marie erachter dat ze voor de derde keer ernstig ziek is. Ze heeft een agressieve vorm van borstkanker. (211) De hoofdpersoon belt vanuit Frankrijk met Marie. Haar borsten worden geamputeerd en ze worden meteen hersteld. Half september begint Marie zich steeds zieker en zwakker te voelen. De hoofdpersoon spreekt met Marie af dat ze elke week minstens een dag in de week voor haar en de kinderen kookt. Tijdens het eten praten ze met elkaar over de ziekte van Marie. Marie geeft aan dat ze vaak boos en angstig is. (115) Marie wordt alleen maar zieker. Half december belt ze de hoofdpersoon op of ze daar mag komen eten en mag blijven slapen. De angst is toegenomen want ze heeft een soort uitslag op haar schouder die de artsen alarmeerde. Het is nu afwachten voor haar wat het resultaat van het onderzoek is. (169) De volgende ochtend ontbijten ze samen in het bed van de hoofdpersoon en Hans. De uitslag die een dag later volgt, is slecht nieuws. ‘Marie gaat dood. Uitzaaiingen. Huid, bot, klieren.’(173) Marie houdt het nieuws nog een paar weken voor zich. Begin januari stelt ze al haar vrienden op de hoogte van haar ziekte en aankomende overlijden via een mail. Deze mail wordt in het logboek weergegeven. (177178) Marie probeert haar leven te rekken. ‘Genezing is uitgesloten, maar ze reageert goed op een chemomiddel dat haar uitstel van executie kan geven.’ De tumoren worden kleiner alleen haar longen werken nog niet mee. Ze is ook behoorlijk benauwd. (190) Marie doet een beroep op de hoofdpersoon. Marie heeft haar nodig. (202) De chemokuur om het leven van Marie te rekken, slaat goed aan. Dit zorgt er echter ook voor dat Marie zich steeds minder bij haar naderende dood neer wil leggen. (209) Ze gaat nog op skivakantie en laat de hoofdpersoon weten dat ze ‘geen vrede met de ziekte’ heeft. (219) Op zaterdag 26 juni zou ze bij de hoofdpersoon komen eten, maar Marie belt op dat ze in het ziekenhuis ligt vanwege benauwdheid. De hoofdpersoon gaat bij haar langs en ze eten en praten samen. Die dinsdag neemt Marie afscheid van iedereen die ze liefheeft. De volgende ochtend overlijdt ze. Ze is begraven tegenover Hans, haar vader. (239-240) Zoals gezegd overlijden er meer mensen in het jaar dat de hoofdpersoon beschrijft. Meestal wordt deze persoon in het kort beschreven en de relatie tussen de overleden persoon en de hoofdpersoon wordt kort weergegeven. Iets meer aandacht krijgen de zus van Hans, genaamd Doll, en Harry Mulisch. Doll wordt in een aantal herinneringen genoemd en ook haar begrafenis in Rome wordt beschreven. (81) Eind augustus blijkt dat Harry een tumor in zijn hoofd heeft die niet weggehaald kan worden. (106) De avondjes van de Herenclub gaan gewoon door, maar dan bij Harry thuis. Harry lijkt ongelooflijk sterk en ziet er helemaal niet uit alsof hij stervende is. (119) Al voordat Harry is overleden wordt de hoofdpersoon door meerdere tv-programma’s gebeld of ze na de dood van Harry wil komen praten over zijn leven.(134) Eind oktober overlijdt Harry Mulisch. (136) In het kort vertelt ze nog over de begrafenis van Harry. (141) Niemand komt zo uitgebreid aan bod als Hans en Marie. In de rest van de roman worden nog een stuk of tien personen genoemd die in dit jaar overlijden. De titel lijkt dit logboek eer aan te doen. Het is een onbarmhartig jaar voor de hoofdpersoon. Meerdere mensen uit de kennissenkring van de hoofdpersoon komen te overlijden en dit logboek gaat dan ook niet alleen over het verdriet om haar man Hans. 43
Het rouwproces Een groot gedeelte van dit logboek beschrijft het rouwproces dat de hoofdpersoon doormaakt na het overlijden van haar man Hans. Dat de hoofdpersoon ondergedompeld is in de rouw wordt al meteen duidelijk op de eerste pagina van dit logboek. De hoofdpersoon is ziek van de pijn. Toch willen haar organen niet opgeven. De hoofdpersoon geeft aan dat het lijkt alsof deze organen haar niet vertegenwoordigen, omdat er niemand meer te vertegenwoordigen lijkt. (9) Het enige wat de hoofdpersoon nog kan is hunkeren naar haar man. In hun bed heeft ze het gevoel alsof hij nog bij haar is. Om die reden komt ze al wekenlang niet meer uit bed. (10) Vooral in de eerste weken na de dood van Hans heeft de hoofdpersoon het gevoel als hij nog bij haar is. (13) Ze kan zich niet voorstellen dat ze door alle pijn nog leeft en vraagt haar jongste broer of ze mag sterven. Hij geeft geen toestemming. (11) Vanwege de pijn die de hoofdpersoon in haar lichaam voelt, krijgt ze medicijnen. Nogmaals geeft ze aan dat ze liever medicijnen wil die haar laten sterven. (12) De hoofdpersoon zegt tegen zichzelf dat ze beter voor zichzelf moet zorgen en neemt vitaminetabletten. Ze beseft dat ze het jammer vindt dat ze zich niet kan verbeelden alsof Hans dat tegen haar zegt. Hij was altijd degene die voor haar zorgde. (20) Na een maand begint de hoofdpersoon al dingen te vergeten, over zijn ziekbed, over de weken na zijn dood. Het doet haar erg veel pijn. Het voelt alsof hij nog een keer dood gaat. (16) De omgeving van de hoofdpersoon is erg belangrijk in het rouwproces. Doll, het zusje van Hans, is bijvoorbeeld erg belangrijk voor haar. Zij woont in Rome, maar na de begrafenis van Hans is ze een week bij de hoofdpersoon in huis om voor haar te zorgen. Zo maakt ze voor de hoofdpersoon ontbijt op bed en maken ze plannen om de zomer met elkaar door te brengen. (84) Ook de zoon van Hans woont in Italië, maar wanneer hij in Nederland is maakt hij van de gelegenheid gebruik om bij de hoofdpersoon langs te gaan. Ze praten over hoeveel pijn het doet om een grote liefde te vinden en daarna te moeten verliezen. Daarom vindt hij het zo knap dat Hans en de hoofdpersoon het met elkaar aandurfden. (43-44)Ook vrienden spelen een grote rol. Met vrienden die ver weg wonen, mailt de hoofdpersoon, zoals met haar vriendin Kristien Hemmerechts. De hoofdpersoon mailt haar dat de toekomst haar angst inboezemt. Hierop komt Kristien de hoofdpersoon opzoeken. Kristien weet hoe het is om mensen waar je veel van houdt te verliezen. Ze kunnen samen goed praten en lachen over de dood. Kristien heeft een boek over haar treurnis geschreven. (29-30) De hoofdpersoon wordt goed verzorgd door haar vrienden, elke avond komt er iemand voor haar koken of kan ze bij iemand eten. (46) Samen met haar vrienden durft de hoofdpersoon het aan om naar het huisje van haar en Hans te gaan in Frankrijk. Ze wordt constant ondersteund door haar vrienden, Reinbert vliegt bijvoorbeeld met haar naar Frankrijk en haar vrienden Gerard Bouwhuis en Heleen Hulst brengen vanuit Amsterdam een stapel boeken voor haar mee wanneer ze langskomen met de auto. (55,62) In Frankrijk wordt de hoofdpersoon herinnerd aan mooie momenten met Hans. Zo herinnert ze zich dat hij soms verzuchtte hoe dol hij was op Frankrijk. Zij vond het dan weer geweldig dat hij er zo van kon genieten. (56)Het doet haar daarentegen ook veel pijn. In Amsterdam hadden ze ook een leven zonder elkaar, maar in Frankrijk waren ze altijd vierentwintig uur per dag samen. Alles wat ze deden ondernamen ze met elkaar. (55) Door zijn truien alle dagen te dragen, heeft ze toch het gevoel alsof hij steeds bij haar is. (58) Wanneer het daar te warm voor wordt, moet ze bedenken wat ze aan gaat trekken. Dat lijkt een onmogelijk karwei. (58) In Frankrijk ontdekt ze tijdens het kijken naar foto’s van Hans op internet dat er iemand is geweest die de begrafenis van Hans heeft gefotografeerd. Ze mailt 44
de fotograaf/fotografe of ze die foto’s mag hebben. Ze laat de foto’s aan Marie zien die juist niet kan begrijpen dat iemand foto’s maakt van zo’n gebeurtenis. (84-85) Ook in Frankrijk brengt ze veel tijd door in bed. In bed bekijkt ze het briefje dat hij heeft geschreven. Ze heeft het meegenomen uit Amsterdam en ze bewaart het onder zijn kussen. Het briefje raakt haar zo door de boodschap die Hans erop heeft geschreven. (59) Het herinnert haar aan de goede gesprekken die ze vroeger hadden. (60) In Frankrijk ontdekt de hoofdpersoon dat ze ook weer kan lezen. Het zijn allemaal boeken die over de dood gaan en over het verlies van een geliefde. Fictie kan ze nog niet lezen, dat komt haar te onwerkelijk voor. (62) Er komen veel vrienden van de hoofdpersoon in het logboek voor. Ze zijn een belangrijke steun voor haar tijdens het rouwproces. In dit logboek haalt de hoofdpersoon veel passages uit teksten aan die wat voor haar betekenen. Vaak gaat het om passages uit teksten die over de rouw gaan. Soms krijgt ze ook teksten toegestuurd, zoals van een vriendin die een hoofdstuk stuurt uit ‘De kleine prins (1943) van Antoine de Saint-Exupéry’. In dit hoofdstuk ontmoeten een dronkaard en een kleine prins elkaar. Het gaat er vooral om dat de dronkaard vertelt dat hij drinkt om zijn schaamte te vergeten. De schaamte is er omdat hij drinkt. (119) Ook haalt ze gedichten aan, zoals Sotto Voce van Vasalis. Hierin wordt verteld dat het afsnijden geen pijn doet, maar het afgesneden zijn. (121) Ook haalt de hoofdpersoon passages aan uit de dagboeken of notitieboeken van Hans. ‘Zelfs onaffe zinnen van hem doen zijn stem opklinken, maken zijn opmerkingsgave navolgbaar, verschaffen met toegang tot zijn beeldspraak, zijn gedachten, zijn hoofd.’ De hoofdpersoon zoekt overal om maar dagboeken van Hans te vinden of notitieboekjes. Ze vindt niet alleen troost in deze teksten, het doet haar ook nog erg veel pijn. Vooral vlak na de dood van Hans kan ze het niet aan om zijn dagboeken daadwerkelijk te lezen. (49) Tijdens het rouwproces zoekt de hoofdpersoon ook troost in drank en sigaretten. Ze legt zelf uit dat ze zoveel rookt en drinkt omdat haar lichaam leeg voelt en ze hiermee haar lichaam lijkt te vullen. (29) Het vele drinken brengt ook vervelende situaties teweeg. In een restaurant waar ze teveel had gedronken is ze naast de stoel gaan zitten. Ze heeft hier kneuzingen aan overgehouden, maar een vriendin moest de hoofdpersoon op de hoogte brengen hoe ze daaraan kwam. Niet alleen de vriendin is bezorgd om de hoofdpersoon, de hoofdpersoon schrikt er zelf ook van. (95) Niet alleen maakt ze mensen bezorgd door haar gedrag, vrienden worden ook boos. Op een begrafenis heeft ze teveel gedronken waardoor ze andere mensen lastig viel. De vrouw van de man die was overleden laat de hoofdpersoon weten dat ze niets aan haar heeft gehad die dag. De hoofdpersoon schaamt zich voor haar gedrag. (99) Nadat de hoofdpersoon een dag te veel heeft gedronken, komt Marie langs. De hoofdpersoon vertelt Marie dat ze ooit een essay over alcoholgebruik heeft geschreven. Nadat Marie het heeft gelezen, raadt ze de hoofdpersoon aan om het zelf ook nog maar eens door te lezen. (160-161) Marie is ook de persoon die uiteindelijk een beroep op de hoofdpersoon doet om te stoppen. Marie is zelf erg ziek en ze heeft de hoofdpersoon nodig. Dit betekent voor de hoofdpersoon dat ze moet minderen met drinken. De hoofdpersoon bouwt het drinken dan ook langzaam weer af. (202) De hoofdpersoon beschrijft momenten waarop ze zich bijeen kan rapen en weer met het leven mee kan doen. Zo gaat ze aan het einde van de zomer toch naar het jaarlijkse tuinfeest van uitgeverij Prometheus, waar ze zich onder veel mensen moet bewegen. (106) Niet veel later raapt ze de moed bijeen om het kantoor van Hans op te ruimen en zijn spullen te ordenen. Ze geeft toe dat ze daarna wel dagen van slag is. Ook gaat ze naar het jaarlijkse filmfestival in Vlissingen, waar ze normaal gesproken altijd met Hans naartoe ging. (111) Twee maanden later geeft ze aan dat het 45
went om alleen te zijn. Ze beschrijft het alsof ze altijd honger heeft, maar dat die honger niet wordt gestild en het lichaam zich daaraan aanpast. Ze voelt zich echter erg eenzaam. (147) Tegen de tijd dat de eerste sterfdag van Hans nadert, heeft de hoofdpersoon weer de behoefte om veel in bed te blijven liggen. (231) Het rouwproces dat in het logboek wordt geschreven staat in het teken van de pijn die de hoofdpersoon voelt. Dit is vooral in de eerste helft van het logboek het geval. Daarna moet de hoofdpersoon zich herpakken om Marie te steunen en op het laatst ligt de nadruk op het ziekbed van Hans. Er wordt beschreven wie er tijdens het rouwproces om de hoofdpersoon heen zijn en dat die mensen voor haar moeten zorgen. Ook vertelt ze waar ze troost in vindt: in drank, sigaretten en teksten over rouw. Schuldgevoel De hoofdpersoon laat in dit logboek niets los over een schuldgevoel omtrent de ziekte of de dood van Hans. De hoofdpersoon laat wel meerdere keren in het logboek weten dat ze zich schaamt. Hier zou wel een schuldgevoel uit af te leiden zijn, maar het wordt niet zo genoemd. Ze zegt onder andere: ‘Ik schaam me ervoor dat ik hem niet heb kunnen redden’. Door deze uitspraak lijkt het of er een mogelijkheid lag voor de hoofdpersoon om Hans te redden. Ook schaamt ze zich voor het huis dat zo leeg is zonder Hans en dat zij nog leeft terwijl hij dood is. (232) Eerder in het logboek laat ze zich erover uit dat ze zich schaamt voor de manier waarop ze schrijft na de dood van Hans. (15) Relatie man en vrouw De hoofdpersoon beschrijft de relatie die ze had met Hans als een goede relatie. Dit is af te lezen aan de mooie herinneringen die zij beschrijft die ze had met Hans. Al vanaf het eerst moment dat ze elkaar ontmoetten, konden ze eigenlijk al niet meer zonder elkaar. Het leek alsof hun lichamen niet compleet waren zonder de ander en dat ze daarom constant naar elkaar bleven hunkeren als ze niet bij elkaar waren. Wanneer ze bij elkaar zijn komen de lichamen weer tot rust. (11) De eerste twee jaar van hun relatie sliepen ze bijvoorbeeld samen op een veel te klein matras. Wanneer hij zich omdraaide moest hij haar vasthouden en na een houding te hebben ingenomen die voldeed, kon hij haar weer loslaten. ´Je kunt ons samen op een strijkplank leggen´, heeft Hans eens gezegd. (10) Ze wilden graag dicht bij elkaar zijn. De dochter van Hans, Marie, beaamt dit. Ook al was de een alleen even naar de wc, elke keer als de hoofdpersoon en Hans weer bij elkaar kwamen waren ze weer blij om elkaar te zien. Wanneer de hoofdpersoon een dag heeft geschreven wilde ze ook niets liever dan bij Hans zijn. Ze verlangde naar zijn aanwezigheid. (39) Voor Hans gold hetzelfde. Wanneer hij langs haar appartement werd gereden, belde hij haar vlak voor die tijd op dat hij eraan kwam. Zij wachtte dan voor het open raam op hem en wanneer hij langs kwam groetten ze elkaar en zwaaiden totdat ze elkaar niet meer zagen. (40) Hans vertelde de hoofdpersoon ook dat ze veel voor hem betekende. Zo vertelde hij de hoofdpersoon: ‘ik vind het leven met jou zo mooi’. (123) Ook tijdens de ziekte van Hans zit het nog goed tussen hem en de hoofdpersoon. Hans ligt inmiddels zes weken in bed, zonder beweging te hebben gehad. De hoofdpersoon doet daarom oefeningen met hem. Hij moet haar wegduwen door zijn voeten tegen haar borst te duwen. Ze hebben er plezier in en de hoofdpersoon vertelt Hans dat ze hem mooi en sterk vindt. (222) De hoofdpersoon haalt ook regelmatig de trouwdag aan van haar en Hans. Ze legt bijvoorbeeld uit dat hij haar op 11 november ten huwelijk heeft gevraagd en dat ze op 11 november 2009 zijn getrouwd toen ze elf jaar en elf maanden bij elkaar waren. Helaas overleed hij ook op de 11e, 11 maart om precies te zijn. Ze haalt de speech aan die haar jongere broer tijdens de 46
herdenkingsdienst hield. Hij vond dat trouwen iets is wat je voor de toekomst doet. Hans was al op leeftijd en ze wisten dat hij geen honderd zou worden. (42) Hij noemde dat het onder andere: ‘een daad was van ongekende, exemplarische levensmoed, zowel van Hans als van Connie’. Dit huwelijk was meer op de toekomst gericht dan elk ander huwelijk, want ‘het was de mooiste dag die de verschrikkelijkste dag draaglijk moest maken’. (43) Hans had nog een reden om met de hoofdpersoon te trouwen. Door een huwelijk zou zij officieel bij zijn familie horen. (45) De hoofdpersoon vertelt over het plezier dat zij en Hans beleefden aan de bruiloft. Ze voelden zich al kleine giechelende kinderen toen ze in ondertrouw moesten. Ze wilden namelijk alles geheim houden. (125) Op de dag van de bruiloft vielen ze huilend in elkaars armen van geluk. De gasten dachten dat ze vierden dat ze elf jaar bij elkaar waren, maar zodra de vrienden doorhadden dat het ging om een huwelijk, begonnen ze te juichen. Ze waren het met elkaar eens dat het de mooiste dag uit hun leven was. (142) Tijdens de vertelling van het huwelijk, vertelt de hoofdpersoon hoe ze elkaar hebben leren kennen. Ze ontmoetten elkaar bij Cees Nooteboom en ze brachten de hele nacht samen door met heel veel drank. Ze vonden elkaar meteen al leuk, want ze kropen die nacht al bij elkaar in bed. (137) Volgens Hans vertelde hij na drie maanden dat hij hepatitis had, volgens de hoofdpersoon al na een maand, maar het resultaat was dat de hoofdpersoon er erg verdrietig om werd. Toch was het niet een reden om de liefde een halt toe te roepen. (137-138) De hoofdpersoon benadrukt regelmatig dat ze bij Hans is gebleven en met hem is getrouwd, ondanks dat ze wist dat ze niet lang samen zouden zijn. Het zou kunnen dat ze hiermee de lezer probeert te overtuigen van haar liefde voor Hans. Er worden weinig negatieve punten in de relatie van Hans en de hoofdpersoon in dit logboek besproken. Hans vond het jammer dat hij niet de eerste liefde van de hoofdpersoon was. De hoofdpersoon heeft al eens een liefde verloren waar ze een boek over heeft geschreven. (37) Wel worden er wat momenten genoemd dat Hans moeite heeft gehad met het leven. Het gaat dan niet zo zeer om de relatie die hij met de hoofdpersoon heeft. Een keer mondt een gesprek hierover wel uit in het onderwerp relatie. Hij vertelt namelijk dat hij nooit heeft kunnen bereiken wat hij wilde bereiken in het leven. Dat hij te groot dacht en het hem nooit is gelukt. De hoofdpersoon heeft het hem niet laten merken, maar ze was gekwetst. (60) Ook worden ze zich af en toe ervan bewust dat de dood eerder kan komen dan het einde van hun liefde. Zo breekt Hans zijn heup na een val en moet hij worden geopereerd in het ziekenhuis. De hoofdpersoon moet denken aan wat de Italiaanse man van Doll een keer zei. Volgens hem zijn de drie c’s ‘de drie doodsoorzaken voor mensen op leeftijd. Cadere is er een van.’ Cadere betekent vallen. (134) Hier benadrukt de hoofdpersoon wederom dat ze ondanks moeilijke tijden bij Hans is gebleven. Met deze beschrijving van hun relatie lijkt de hoofdpersoon de lezer wederom te willen overtuigen van haar liefde voor Hans. De toekomst De hoofdpersoon vertelt in dit logboek weinig over haar toekomst. Wat het dichtst in de buurt komt van toekomstplannen is de beslissing in welk huis ze moet gaan wonen. De hoofdpersoon moet kiezen of ze in haar appartement op de Prinsengracht wil blijven wonen of op de Herengracht. De Herengracht was het huis waar ze vooral met Hans was en dat achterlaten voelt verkeerd voor de hoofdpersoon. Ze kiest om op de Herengracht te gaan wonen. Ze zegt tegen vrienden dat ze ‘een ander leven wil gaan leiden. Meer zoals hij. Gastvrij, in een huis dat openstaat voor anderen.’ (50-51) Na de dood van Hans heeft de hoofdpersoon moeite met het lezen van boeken. In de zomer is ze in Frankrijk en daar begint ze weer te lezen. De hoofdpersoon ziet wat lezen betreft ook weer een 47
sprankje hoop in de toekomst. Ze heeft het nu erg moeilijk met het lezen van boeken, maar ze weet dat ‘het lezen me op een dag weer geluk zal brengen’. (62-63) Wat de hoofdpersoon over haar toekomst heeft te vertellen, is positief. Ze denkt weer gelukkige momenten te vinden zonder Hans en ze staat open voor andere mensen in haar leven. Het is niet dat ze een teruggetrokken bestaan wil leiden en de rest van haar leven wil blijven treuren om Hans. Korte vergelijking van de analyse van Logboek van een onbarmhartig jaar met Tonio en Contrapunt In Logboek van een onbarmhartig jaar beschrijft de hoofdpersoon haar rouwperiode na het overlijden van haar man. In het logboek is een structuur aangebracht door data boven de fragmenten te zetten. De hoofdpersoon beschrijft wat ze die dag voelt of meemaakt. Het verhaal volgt vooral de eerste helft van het logboek de chronologische tijdsvolgorde. Ook in Contrapunt is een duidelijke structuur aangebracht. Deze structuur is aangebracht door een muziekstuk en niet door tijd. In Tonio vormt tijd wel de structuur van het verhaal. Net als in Logboek van een onbarmhartig jaar verloopt Tonio grotendeels chronologisch en onderbroken door herinneringen. Bij Logboek van een onbarmhartig jaar wordt deze structuur expliciet weergegeven door per datum te besproken wat de hoofdpersoon denkt en doet. Het boek heet ook een logboek. Bij Tonio is het verhaal ook voornamelijk chronlogisch, maar de data worden niet steeds vermeld. Het vertelperspectief van Logboek van een onbarmhartig jaar komt overeen met dat van Tonio. De hoofdpersoon wordt aangeduid met ´ik´ en is ook meteen de verteller van het verhaal. In Logboek van een onbarmhartig jaar wordt er net als in Tonio nadrukkelijk een relatie gelegd tussen de hoofdpersoon en de auteur. De hoofdpersoon heeft dezelfde naam, haar man heeft dezelfde naam en hetzelfde beroep en ook de boeken die ze heeft geschreven komen overeen met dat van de auteur. Deze vergelijkingen worden ook allemaal in Tonio gemaakt. Door deze vergelijkingen wordt de authenticiteit van het verhaal benadrukt. Doordat logboek van een onbarmhartig jaar als een logboek is weergegeven, benadrukt ook de vorm de authenticiteit van het verhaal. Er wordt nog meer dan in Tonio geprobeerd de authenticiteit van het boek weer te geven. In het logboek wordt namelijk per datum weergegeven wat er is geschreven. De hoofdpersoon in Logboek van een onbarmhartig jaar schrijft regelmatig over het schrijfproces. Ze vertelt dat ze soms moeite heeft met schrijven. De hoofdpersonen van Tonio en Contrapunt geven ook aan dat het schrijven ze af en toe zwaar valt. In Logboek van een onbarmhartig jaar zegt de hoofdpersoon dat ze haar aantekeningen achteraf herschrijft. Ook geeft ze aan dat ze van haar aantekeningen een logboek maakt. In Tonio gebeurt hetzelfde. Daar geeft de hoofdpersoon ook aan dat hij veranderingen in de tekst aanbrengt. Ook geeft hij aan dat zijn aantekeningen uiteindelijk een boek gaat vormen. In Contrapunt wordt niet gezegd dat wat de vrouw schrijft uiteindelijk een boek wordt. In alle drie de boeken wordt er gebruik gemaakt van intertekstualiteit om het verhaal kracht bij te zetten. In Logboek van een onbarmhartig jaar en in Tonio worden letterlijke stukken tekst in het boek weergegeven, in Contrapunt worden andere teksten alleen beschreven. In Logboek van een onbarmhartig jaar wordt net als in Contrapunt en Tonio weinig aandacht besteedt aan de jeugd van de hoofdpersoon. De hoofdpersoon in Logboek van een onbarmhartig jaar beschrijft een keer over haar schooltijd als kind. Ook komen er een paar andere herinneringen voor die afspeelden voordat ze Hans leerde kennen. In Logboek van een onbarmhartig jaar wordt het overlijden van de man van de hoofdpersoon pas aan het einde beschreven. Eerst wordt het rouwproces beschreven en daarna pas van het ziekbed tot de begrafenis van Hans. In Tonio wordt het overlijden van Tonio ook uitgebreid 48
beschreven, al was dit wel aan het begin van de roman. In Contrapunt wordt het overlijden van de dochter ook pas op het einde van de roman beschreven. Het grootste gedeelte van het logboek draait om het rouwproces dat de hoofdpersoon doormaakt. Dit is ook in Tonio het belangrijkste thema. In Contrapunt rouwt de hoofdpersoon ook en wordt het overlijden van de dochter ook beschreven, maar dit wordt kort weergegeven vergeleken bij Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar. De hoofdpersoon in Logboek van een onbarmhartig jaar heeft geen last van een schuldgevoel, maar voelt wel schaamte. De hoofdpersoon in Tonio voelt ook schaamte na de dood van zijn zoon. Hij voelt zich daarnaast ook schuldig. De relatie die de hoofdpersoon uit Logboek van een onbarmhartig jaar had met haar man Hans, wordt voornamelijk gevormd door de beschrijving van herinneringen. Het beeld dat de hoofdpersoon van haar relatie schetst bevat zowel positieve als negatieve momenten. De hoofdpersoon wil dus niet alleen maar de positieve kant van hun relatie laten zien. Dit zorgt ervoor dat deze relatie realistisch over komt. De beschrijving van deze relatie in Logboek van een onbarmhartig jaar komt overeen met de relaties die worden besproken in Tonio en Contrapunt. De hoofdpersoon in Logboek van een onbarmhartig jaar denkt dat er wel weer gelukkige momenten aan zullen breken in de toekomst. Ze vat bijvoorbeeld het plan om haar deur vaker open te stellen voor de mensen om haar heen. In Contrapunt en Tonio worden zulke toekomstplannen niet genoemd.
49
Erwin Mortier – Gestameld Liedboek Erwin Mortier schreef deze roman naar aanleiding van de ziekte en de daaruit volgende aftakeling van zijn moeder. De moeder van Mortier lijdt aan de ziekte Alzheimer en hij beschrijft wat deze ziekte met zijn moeder en met de omgeving doet. Hij noemt zijn eigen naam niet in de roman, maar het is duidelijk dat het om Mortier zelf gaat, de naam van zijn vriend Lieven wordt meerdere malen in de roman genoemd. Tijdsverloop De roman is niet in hoofdstukken ingedeeld, maar in fragmenten zonder titel. Deze fragmenten behelzen grotendeels maar een of een halve pagina. In enkele gevallen zijn er fragmenten van slechts een zin of van een paar pagina’s. Ondanks dat er geen structuur is aangegeven in de vorm van hoofdstuktitels is er een grove structuur in de roman te herkennen. Deze structuur is vormgegeven in van het tijdsverloop in de roman. De roman loopt niet helemaal strikt volgens deze structuur, maar in grote lijnen is deze te zien. Aan het begin van de roman is een aantal fragmenten dat de moeder al ziek is, maar nog wel kan praten. De moeder komt af en toe niet op een woord. Ook wordt er aan het begin van de roman vertelt over het moment dat de diagnose Alzheimer werd gesteld. Verderop in de roman wordt in fragmenten weergegeven dat de moeder helemaal niets meer zegt en dat ze de zoon steeds minder herkent. Ook raakt de moeder steeds meer in de war en huilt ze veel. De vader krijgt op den duur hulp bij de verzorging van de moeder en ze gaat steeds vaker naar de dagopvang. Bijna op het einde van de roman wordt de moeder permanent in een verzorgingstehuis opgenomen. Tussen deze fragmenten komt een aantal herinneringen aan vroeger voor, vooral op het einde van de roman. Veel van deze herinneringen bestrijken maar een paar zinnen. De ziekte van de moeder heeft enkele jaren geduurd. Er is sowieso twee keer Kerst gevierd terwijl de moeder dementerend was en de hoofdpersoon zegt dat hij blij is dat ze nog twee tot drie jaar een redelijk zorgeloos leven heeft geleid. (40) Verhouding heden en herinnering De rode draad door de roman is de aftakeling van de moeder. In deze roman wordt de tekst echter in fragmenten weergegeven, waardoor je niet altijd zeker weet wanneer het beschrevene heeft plaatsgevonden. De grote lijn loopt van het begin van de ziekte Alzheimer bij de moeder tot haar permanente opname in het verzorgingstehuis, maar in de chronologische volgorde kan af en toe geschoven zijn. Tussen het verhaal door komt een aantal herinneringen aan de jeugd van de hoofdpersoon en een aantal reconstructies van de jeugd van de moeder voorbij. Deze spelen echter een kleine rol in de roman. Wanneer de moeder aan het einde van de roman permanent wordt opgenomen in het verzorgingstehuis, neemt het aantal herinneringen toe. De verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon De hoofdpersoon is de ik-figuur in de roman. Deze ik-figuur is ook de ik-verteller van de roman. De namen van de hoofdpersoon, de moeder en de vader worden niet genoemd. De naam van de vriend van de hoofdpersoon wordt wel genoemd. In de roman worden een aantal namen niet volledig weergegeven. Er komt bijvoorbeeld een mevrouw B. in de roman voor. (94) Misschien doet de auteur dit om haar identiteit te beschermen. In de roman wordt de plaats waar de hoofdpersoon is opgegroeid met alleen een letter H aangegeven. (162) Er worden weinig namen genoemd en 50
sommige namen worden slechts met een letter weergegeven. Dit zorgt ervoor dat de authenticiteit van het verhaal minder goed te controleren is. Misschien dat de auteur daarom wel de naam van de vriend heeft opgeschreven. Het is makkelijk te achterhalen dat de auteur een vriend heeft met de naam Lieven. De hoofdpersoon is schrijver, maar verder zijn er weinig aanknopingspunten te vinden dat er een relatie is tussen de hoofdpersoon en de auteur. Autobiografisch schrijven De roman is in fragmenten weergegeven. Dit suggereert dat de schrijver heeft opgeschreven wat er in hem opkomt en niet over een structuur heeft nagedacht. Toch is er een duidelijke aanwijzing waaruit blijkt dat de auteur meer aan de roman heeft gesleuteld dan hij doet voorkomen. Het duidelijkst is dit door de schrijfstijl te bekijken. In een artikel van Missinne staat dat de roman Gestameld liedboek heet, maar dat er prachtig gestileerde zinnen in voorkomen.23 De volgende zinnen illustreren dit: ‘En haar glimlach verbreedt zich, hij lijkt de lippen vol bloed te stuwen, haar kiezen met vlees te omspannen. Haar ogen, die op tinnen muntstukken lijken, ondoordringbaar van wazigheid, lichten op tussen oogleden die hun textuur van huidschilfers en ontsteking verleizen en weer wimpers dragen. De ingevallen wangen worden bol, het is alsof haar glimlach door al haar ledematen trekt, elke rimpel in haar vroegoude lichaam gladstrijkt en de blijdschap van een heel jong meisje door haar weefsels voelt tuimelen’. (6) Deze zinnen lijken niet geschreven door iemand die verdriet heeft om zijn moeder. In de roman wordt namelijk gesuggereerd dat de hoofdpersoon al over de ziekte van zijn moeder schrijft terwijl zij nog leeft. Over het schrijven van Gestameld Liedboek In de roman spreekt de hoofdpersoon niet zo zeer over het schrijven van dit boek. De hoofdpersoon zegt regelmatig dat hij aan het schrijven is, maar of hij deze roman of een andere roman aan het schrijven is, maakt hij niet duidelijk. Er is één uitspraak in het boek die de lezer zeker laat weten dat de hoofdpersoon aantekeningen maakt voor deze roman of al aan deze roman aan het schrijven is. De moeder van de hoofdpersoon is opgenomen in het ziekenhuis, omdat ze lijkbleek werd. De hoofdpersoon zit op de gang van het ziekenhuis, omdat de moeder wordt gewassen. Over dit moment zegt de hoofdpersoon: ‘En hier zit ik terwijl ik dit schrijf, in een hoek van de ziekenhuisgang.’ Verder beschrijft hij op dat moment de verdere omgeving van waar hij zich bevindt. (63) Bij enkele fragmenten is het onduidelijk of de hoofdpersoon het over deze roman heeft of dat hij aan een andere roman werkt. Het is wel duidelijk dat de hoofdpersoon moet schrijven door de situatie waar zijn moeder zich in bevindt. De moeder heeft onder andere moeite met praten, waardoor ze gaat hakkelen. Waarschijnlijk doelt de hoofdpersoon daarop met deze uitspraak: ‘Ik merk dat ik alleen al schrijf om zinnen zonder haperingen door mijn kop te horen dansen.’ De hoofdpersoon lijkt het schrijven nodig te hebben om zijn indrukken te verwerken. Hij is namelijk blij dat hij met schrijven mooie in elkaar overlopende zinnen kan maken die perfect op elkaar aansluiten. (12) De hoofdpersoon denkt aan het gemak waarmee de mens leest en schrijft, het gaat bijna 23
L. Missinne, Tussen emotie en literatuur. De paradoxale status van rouwromans. Ons Erfdeel. (05-2014), 107.
51
gedachteloos. Er ontstaat tussen elk woord een willekeurig verband waardoor er een verbintenis ontstaat. De hoofdpersoon staat er versteld van hoe als vanzelfsprekend deze verbintenis wordt ervaren. (66-67) Bij zijn moeder is deze verbintenis verdwenen. Er is nog een andere reden waarom de hoofdpersoon het schrijven nodig heeft. Hij vindt het makkelijker om over de situatie van zijn moeder te schrijven dan te praten. Hij vindt het wel lastig dat bij het schrijven zijn verbeeldingskracht begint op te spelen en dat de moeder daardoor weer een persoonlijkheid krijgt. Een persoonlijkheid die langzaamaan weg leek te ebben met haar ziekte. De hoofdpersoon komt zelf tot de conclusie dat hij die illusie misschien nodig heeft om haar uiteindelijk te laten gaan. (141) Door een aantal fragmenten komt de lezer ook praktische zaken omtrent het schrijven van de hoofdpersoon te weten. Zo komt de lezer te weten dat de schrijver van ’s ochtends tot ongeveer vier uur ’s middags aan het werk is. Tijdens het schrijven denkt hij vaak aan hoe het na de dood van zijn moeder zal gaan. (33) Hij vraagt zich af of hij ook zal aftakelen. Hij is er in ieder geval van overtuigd dat als hij dement wordt dat te zien zal zijn aan zijn handschrift. De hoofdpersoon heeft in de loop der jaren zijn handschrift tot een onleesbaar stel tekens ontwikkeld en bij zijn aftakeling zal hij waarschijnlijk trager en een stuk netter gaan schrijven. (65) Het handschrift van de moeder was altijd erg schools gebleven. Ze schreef veel brieven naar haar zus, hij zou deze brieven graag willen lezen en te weten komen wat ze zoal schreef. Het simpele handschrift van de moeder zou niet moeilijk te ontcijferen zijn, vroeger maakte de hoofdpersoon haar handtekening vaak na en ondertekende daarmee zijn rapporten. (66) Het wordt de lezer duidelijk dat de hoofdpersoon zich in het dagelijks leven met schrijven bezig houdt. Schrijven voelt natuurlijker voor de hoofdpersoon dan praten. In de roman wordt een voor de hoofdpersoon zeer persoonlijke kwestie beschreven. Zijn moeder takelt namelijk af. Het is daarom niet verwonderlijk dat er in de roman fragmenten voorkomen waarin de hoofdpersoon schrijft of praat over schrijven. Het is namelijk het werk van de hoofdpersoon en hij kan er zijn gevoelens mee uiten. Eigen jeugd De hoofdpersoon vertelt over zijn eigen jeugd en over de jeugd van de moeder, wat vaak weer invloed had op de jeugd van de hoofdpersoon. Ook zijn er herinneringen die de hoofdpersoon doen denken aan de ziekte van de moeder. Een voorbeeld hiervan is een brandend kasteel vroeger. Hij was nog erg jong en een kasteel stond in brand; hij ging bij het kasteel kijken. Hij dacht altijd dat brand in stilte om zich heen sloeg, maar hij hoorde de vlammen zachtjes gieren. Af en toe spatte iets uit elkaar, maar de vlammen gingen zachtjes hun gang. Het doet de hoofdpersoon denken aan de achteruitgang van de moeder; de dementie verspreidt zich bijna geruisloos. Dat er af en toe iets uit elkaar spatte bij de brand kan worden gezien dat er iets kapot gaat in de hersenen.(16) De hoofdpersoon herinnert een bezoek toen hij ongeveer tien jaar oud was. Hij liep met zijn moeder die zijn jongere broertje op de arm had. Zij struikelde en viel en het broertje viel op het asfalt. Zij krabbelde al vloekend overeind; haar tranen bedwingend. De hoofdpersoon besefte dat moeders ook dood konden gaan. (112) Een aantal jaar geleden viel de moeder weer, tijdens de laatste wandeling die ze als familie maakten. Wederom kwam ze vloekend overeind en veegde haar knieën schoon. Het leek exact als dertig jaar geleden, maar nu kregen de omstanders de schuld. (113) Een aantal herinneringen refereert letterlijk naar de dood. Vroeger moest de hoofdpersoon van zijn vader samen met de familie afscheid nemen van doden, zijn moeder ging nooit mee. (123-124) Des te opvallender was dat ze wel vaak bij haar dode vader was toen hij opgebaard lag. (126) Hij begint nu bij zichzelf na te denken dat je zo nuchter onder de dood kunt zijn. Je probeert je volgens hem 52
langzaam op te maken voor het onvermijdelijke einde. Hij heeft door zijn ervaringen kunnen zien op welke ellendige manieren je kan overlijden en hij hoopt dit zelf niet mee te hoeven maken. (127) Hij ziet ook de aftakeling bij zijn moeder, hij hoopt dus niet dat hij ook zo zal eindigen. De hoofdpersoon ziet zijn moeder als een ‘dochter van de schaamte’. Zijn grootouders, de ouders van de moeder, schaamden zich voor iedereen om hen heen. Het was hen er alles om te doen om maar niet de aandacht op zich gevestigd te krijgen en niemand een reden te laten geven waarom zij zich als familie zouden moeten schamen. Affiniteit was uit den boze bij de kleinkinderen en hun kermisgeld moesten ze goed besteden. (153) De grootouders stuurden de moeder naar een kostschool bij de nonnen, omdat ze haar onhandelbaar vonden. Achteraf zei ze dat ze haar eigen toekomst had vergooid door haar best niet te doen op school. (134) Ze vertelde weleens over die nonnen, maar ze hield het daar maar een jaar uit; ze liftte terug naar huis.(177) De hoofdpersoon ziet toch dat er iets van de katholieke opvoeding is blijven hangen. Zo mocht hij op zijn veertiende niet naar de kunstschool. (134) De herinneringen over de eigen jeugd zijn op te delen, zo zijn er herinneringen waar zijn moeder in voor komt en herinneringen zonder zijn moeder. In de meeste herinneringen komt de moeder voor. In een van de laatste fragmenten wordt een heel scala aan korte herinneringen aan de moeder opgesomd. In de rest van de roman komen langere herinneringen voor, vaak met een reden verteld. De reden is een vergelijking die wordt getrokken tussen vroeger en nu, dood en levend etc. Een van de korte herinneringen is: ‘Ik herinner me dat ze huilt, op een middag op de bank in het lege huis, en ik weet niet waarom.’ (172)Meer wordt er over deze herinnering niet verteld. Een van de herinneringen die het uitvoerigst wordt besproken is een die elke winter terugkomt. De moeder keek altijd zeer geconcentreerd naar kunstschaatswedstrijden. Zodra het een tijdje had gevroren, zocht ze haar kunstschaatsen op en vertrok naar een vijver in het bos. Ze wachtte altijd tot er meer mensen op het ijs waren geweest en dan ging zij ook. Ze draaide heel wat rondjes op het ijs. De hoofdpersoon was er vaak bij, beiden bang wanneer het ijs begon te kraken na een val. (186-189) Deze herinneringen zijn waarschijnlijk opgeschreven om de lezer meer over de moeder te laten weten. Op deze manier ziet de lezer de moeder niet alleen als een oude zieke vrouw, maar ook hoe de moeder was toen de hoofdpersoon nog jong was. Het kan ook zijn dat de hoofdpersoon in de periode dat de moeder ziek is, veel moet denken aan de momenten dat zijn moeder nog gezond was. Misschien verdringt hij de moeilijke momenten met mooie herinneringen. Dat zou een verklaring kunnen zijn dat de frequentie van de herinneringen aan het einde van de roman toeneemt, wanneer de moeder erg ziek is. Het aftakelingsproces en het overlijden van de moeder De roman beschrijft de aftakeling van de aan alzheimer lijdende moeder van de hoofdpersoon. Er kan een tweedeling worden gemaakt in de manier waarop de hoofdpersoon deze aftakeling laat zien. De hoofdpersoon beschrijft aan de ene kant allerlei voorbeelden van gekke momenten die zich voordoen, doordat de moeder alzheimer heeft. Aan de andere kant beschrijft hij gedetailleerd het aftakelingsproces van de moeder. De roman begint met een voorbeeld dat aangeeft wat alzheimer met de moeder doet: Mijn moeder heeft me vandaag een stofbeurt gegeven, ze meende dat ik een meubel was. Misschien een ladekast of een oud fornuis. Ze ging met een helgeel doekje over de knopen in mijn hemd, naar mijn hals toe, wimpelde ermee rond mijn oren, stofte mijn kin af. Toen gaf 53
ze een teken dat ik mijn mond moest openen – en propte daar de stoflap in en vergat ons. (5) Verspreid over de roman worden meer van deze situaties besproken die ontstaan door de ziekte van de moeder. Dit voorbeeld staat op zich, maar regelmatig worden de reacties van de omstanders, bijvoorbeeld de vader of de hoofdpersoon zelf, ook weergegeven. Een voorbeeld waarin de omstanders ook worden genoemd is de eerste Kerst die de familie met elkaar viert sinds de moeder ziek is. Er wordt door een aantal familieleden gekookt en ook de moeder doet alsof ze meehelpt. Ze is erg lang bezig met het snijden van een ui. Af en toe kijkt ze op en pakt ze een vaatdoek waarmee ze de tafel schoonmaakt, die ze vlak daarvoor ook al een paar keer heeft schoongemaakt. Daarna maakt ze de kast met het doekje schoon. De familie zegt er niets over en het enige wat ze doen: ‘We zwijgen, negeren het, rollen met de ogen.’ Waarschijnlijk zal iedereen zich afvragen of de moeder zelf doorheeft wat haar overkomt. (47) Deze voorbeelden waarbij de reactie van de omstanders wordt weergegeven, geven goed weer wat voor invloed een persoon met alzheimer op de nabije omgeving heeft. Dit kan een reden zijn geweest om deze voorbeelden in de roman te plaatsen. De lezer krijgt zo de mogelijkheid om de impact van deze ziekte te begrijpen. In het grootste deel van de roman wordt de aftakeling van de moeder besproken. Gedurende deze aftakeling probeert de hoofdpersoon zich te herinneren of er vroeger voortekens zijn geweest dat de moeder aan alzheimer lijdt. De moeder was enigszins verstrooid, maar dat betekent niet meteen dat de moeder deze ziekte stond te wachten. Ze heeft wel eens suiker over de biefstuk gegooid en karamel warm gemaakt omdat ze dacht dat het jus was. Regelmatig liet de moeder het eten aanbranden, de kinderen keken er al niet meer van op. Planten overleefden het niet in huis, omdat ze de planten vaak vergat om water te geven en kledingstukken was ze soms wekenlang kwijt of kwamen nooit meer boven water. De zoon vraagt zich af of deze voorbeelden een voorteken waren voor haar ziekte of dat het zo kan zijn dat deze ziekte er altijd al is geweest. Ook vraagt hij zich af of de moeder het heel lang heeft proberen te verbergen en dat er misschien nog meer voortekens waren. (46) De moeder keek opeens vaak naar tekenfilmpjes, de vrolijke poppetjes op de televisie. Ze zei er zelf op dat moment over dat ze er sinds kort zo graag naar kijkt. De zoon vraagt zich af of dit misschien het begin was. (48) Er zijn volgens de hoofdpersoon nog meerdere momenten die het verval voor het eerst lieten zien. Een belangrijke daarvan was dat ze vergat hoe ze de tafel moest dekken wanneer er plotseling visite kwam. Opeens ging ze dan huilen, waarschijnlijk omdat ze een tekort had aan woorden. Toen werd het weggelachen en aan de menopauze toegeschreven. (13) Het lijkt of de hoofdpersoon zich met deze voorbeelden vooral afvraagt of ze eerder hadden kunnen weten dat de moeder alzheimer had. Misschien zou er dan meer voor de moeder gedaan kunnen worden qua medicatie. De moeder wilde eerst niet meewerken aan een onderzoek bij de dokter, wat het vaststellen van een diagnose bemoeilijkte. De moeder had al een keer kanker gehad en was ook bang dat ze het weer zou hebben toen de kinderen voorstelden dat ze zich moest laten onderzoeken. De zoon antwoordde: ‘Ma, je hebt geen kanker, maar je voelt toch ook dat je soms dingen vergeet, en dat dat niet zo erg was, dat daar pilletjes voor bestonden, vast wel, toen was ze zo opgelucht dat ze nooit aan iets anders meer gedacht heeft.’ (40) Toen de kinderen het aan de vader moesten vertellen dat de moeder alzheimer had, vertelde de vader dat hij haar zelf wilde verzorgen. De dokter had gezegd dat de moeder de diagnose beter zelf niet kon weten. Het kon dan zijn dat ze dan een depressie ontwikkelde, omdat ze nog zo jong was en nu al ziek was. Zolang de moeder het niet wist, kon ze 54
tenminste nog van haar ‘heldere jaren’ genieten. Ze spraken af er ‘het beste van proberen te maken’. (38) De drie jaar die daar op volgden was het ‘voortdurend afscheid nemen, van iemand die er nog is en ook weer niet’. (40) De hoofdpersoon geeft aan dat het verval van de moeder sneller gaat dan verwacht. Dit benadrukt hij door middel van een aantal voorbeelden. Ze lijkt in paniek wanneer haar familie in haar huis rondloopt, alsof het een stel inbrekers zijn. Ze heeft de mogelijkheden niet meer om er iets van te zeggen.(53) Wanneer de moeder en de zoon aan het wandelen zijn, zet ze haar nagels in de arm van de zoon en het liefst zou ze in hem willen kruipen. Met angst kijkt ze naar alles wat er om zich heen gebeurt. (54) Schuldgevoel heerst er: de kinderen hebben het gevoel er niet genoeg voor de ouders te zijn en de vader omdat hij werk uit handen moet geven. (55) Nog een keer gaan de ouders samen met vrienden op vakantie. De kinderen treffen het huis in puinhoop aan en de vakantie verloopt niet veel beter. Ze heeft last van woedeaanvallen, ze is bang en ze scheldt haar vriendin uit.(51) Voor de lezer wordt het duidelijk hoe slecht het met de moeder gesteld is wanneer de vader naar het ziekenhuis moet voor een kleine ingreep, maar de moeder niet alleen thuis kan blijven. Daarom moet de moeder ook worden opgenomen in het ziekenhuis.(87) In het ziekenhuis moet er een lijst worden ingevuld met wat de moeder nog allemaal kan, maar ze kan zichzelf niet meer wassen, niet zelf meer eten en drinken en niet meer zelf aan- en uitkleden. (88) Hij vindt haar de volgende dag met haar kin op de rand van een uitklaptafeltje, huilend en om zich heen slaand. Waarschijnlijk heeft ze de hele dag zo gezeten, haar kaak is namelijk bloedrood.(89) Later loopt ze door de gang, ze wil bij elke kamer naar binnen, maar ze wil niet haar eigen kamer in. Opeens begint ze te huilen en haar spieren verstijven. De hoofdpersoon tilt haar op om haar terug te brengen, maar hij krijgt klappen. Hij zet haar in de stoel bij het raam en klikt het tafeltje weer vast. Een paar uur lang neuriet hij kinderliedjes; hier wordt ze rustig van. (91) Dit gedrag gaat constant door, tot de vader weer naar huis mag. De hoofdpersoon beschrijft ook de definitieve opname van de moeder. Op den duur is de moeder beter af in een verzorgingstehuis. De moeder gaat al elke ochtend naar de dagopvang.(145) Niet lang daarna hebben ze een afspraak om de moeder voorgoed op te laten nemen. (156) De vrouw bij het verzorgingstehuis vertelt wat er allemaal met de moeder wordt gedaan. Zo houdt de moeder van wandelen en badderen. (157) Ook vertelt de vrouw dat de moeder inmiddels in een van zwaarste categorieën bevindt, namelijk ‘continu zorgbehoevend plus dement’.(161) Wanneer het zover is dat de moeder wordt opgenomen, zwaaien de kinderen de moeder uit. Het koffertje is door hen zorgvuldig ingepakt, zodat ze genoeg herinneringen mee heeft aan thuis. Ze weten dat ze nooit meer terug zal keren. (181) Er wordt niets verteld over haar dood, na dit ‘afscheid’ volgen enkel herinneringen. De hoofdpersoon heeft echter wel een verwachting van hoe het leven van de moeder tot een einde zal komen. Ze zal steeds meer tijd in bed doorbrengen, tot ze niet meer op kan staan. Ze zal in een comateuze toestand geraken, waardoor ze gevoed moet worden. Ze zal nog meer vermageren en er zullen allerlei infecties optreden. Ze wachten hoopvol op complicaties die de behandeling van de moeder stop moeten zetten. Uiteindelijk zal haar hart het begeven. (119) De hoofdpersoon hoopt echter dat de moeder dit ziektebeeld zal ontgaan en eerder zal sterven. Meerdere keren geeft hij aan dat ze wel mag gaan, omdat haar leven dat nu afspeelt tussen leven en dood, onmenselijk is. Natuurlijk zou hij het erg vinden als ze overlijdt, maar als hij er rationeel over nadenkt, hoopt hij dat zijn moeder niet lang meer hoeft te lijden. (22) 55
De belangrijkste persoon uit de roman naast de hoofdpersoon en de moeder, is de vader. In deze roman wordt er uitgebreid ingegaan op de manier hoe de vader met de ziekte van de moeder omgaat. Ondanks dat de vader de hele dag in de weer is om voor de moeder te zorgen, wil hij zoveel mogelijk zelf doen. Hij laat thuiszorg af en toe een aantal klusjes overnemen. (41) De moeder is ook heel afhankelijk van de vader geworden. Aan het begin van haar ziekte was hij vooral haar geheugen. Op momenten dat ze niet uit haar woorden kan komen, kijkt ze de vader aan om haar te helpen. Als hij dan niet met een antwoord komt, geeft ze de vader de schuld, hij zou van alles vergeten. (14) De moeder kan uiteindelijk helemaal niets meer zonder de vader. Ze loopt constant achter hem aan door het huis als hij bijvoorbeeld aan het schoonmaken is. (45) Is de vader een keertje weg dan is ze angstig of zit ze op de uitkijk totdat hij weer thuiskomt. (77)Op den duur kan de moeder niet langer alle dagen thuisblijven en gaat ze naar de dagopvang. De vader brengt haar persoonlijk weg, ook al is er een taxibusje dat haar op kan halen. (149) Het is dan ook de vader die moet worden overgehaald om de moeder permanent op te laten nemen. De hoofdpersoon probeert hier een gesprek over te voeren met de vader, maar die voelt zich schuldig als hij niet voor haar blijft zorgen. Het is een lastig gesprek, maar de conclusie is dat de zoon samen met zijn zussen naar een verzorgingstehuis gaan voor een gesprek om haar in te laten schrijven. (28-29) Aan de vader is de impact die alzheimer heeft op de omgeving goed te zien. Daarom is de prominente rol die de vader speelt in de roman onmisbaar om het aftakelingsproces van de moeder goed weer te geven. Het rouwproces De moeder van de hoofdpersoon komt in deze roman niet te overlijden. Wel wordt de aftakeling van de moeder weergegeven tot haar definitieve verblijf in een verzorgingstehuis. In deze roman vertelt de hoofdpersoon onder andere hoe hij zich voorbereidt op de dood van zijn moeder. Hij heeft zich voorgenomen om pas te huilen om zijn moeder wanneer ze ook echt dood is. Hij voelt heel veel pijn en verdriet, maar hij houdt dit tegen totdat de moeder komt te overlijden. (28) Hij droomt soms dat zijn moeder dood is en hij weet niet of hij daar opgelucht of verdrietig om moet zijn. (26) Ook al wil hij niet om zijn moeder huilen, tijdens een droom gebeurt het toch. Hij droomt over het verandering van het gezicht van de moeder sinds ze ziek is. Opeens wil ze dansen en ze valt om. Ze moeten haar optillen en weer neerzetten en wederom valt het op hoe haar lichaam en haar gezicht is veranderd. Wanneer hij wakker wordt merkt hij dat hij heeft gehuild. (6-7) De hoofdpersoon sprak nooit zoveel, maar sinds de ziekte van zijn moeder praat hij opeens erg veel wanneer hij het moeilijk heeft. Het praten zorgt ervoor dat hij niet gaat zitten huilen, dat is namelijk het enige alternatief. (76) Troost in deze moeilijke tijd vindt hij bij zijn vriend Lieven. Hij kan zo goed bij Lieven terecht omdat die verder van zijn moeder afstaat dan zijn familie. Wanneer ze samen zijn gaan de dagelijkse bezigheden door, er moet gewoon gekookt worden want hij gaat gewoon aan het werk. Uithuilen kan hij ook bij zijn vriend, al heeft de hoofdpersoon aangegeven dat pas te willen doen wanneer zijn moeder komt te overlijden. Hij merkt onder deze omstandigheden hoe belangrijk zijn vriend voor hem is, waardoor hij zich zorgen begint te maken wie van de twee het eerst zal komen te overlijden. (81) De hoofdpersoon geeft met deze voorbeelden aan hoe belangrijk het is om mensen om je heen te verzamelen op wie je in moeilijke tijden terug kunt vallen. De hoofdpersoon vindt dat hij redelijk makkelijk met de aftakeling van zijn moeder om kan gaan. Hij heeft al afscheid genomen van wie ze was, van de vrouw die zij vroeger was. Hij probeert momenteel met andere ogen naar haar te kijken. Hij kijkt niet naar haar als zijn moeder, maar als een hulpbehoevend kind. (41) Later in de roman vertelt hij over een andere manier waarop hij afstand 56
bewaart van zijn moeder. Hij houdt zich voor dat er geen persoon meer in het lichaam van zijn moeder zit. Hij beschouwt het lichaam van zijn moeder als iets dat af en toe nog op een stel reflexen reageert en af en toe menselijke handelingen vertoont. (141) De hoofdpersoon houdt zichzelf en de lezer voor goed met de ziekte van zijn moeder om te kunnen gaan, maar uit een voorbeeld blijkt dat hij zich groot probeert te houden. Hij rijdt met zijn vader naar de stad en tijdens het parkeren zien ze de invalidenkaart in de auto ligt. Wanneer hij de kaart omdraait, ziet hij de foto van zijn moeder. Op de foto ziet de moeder er nog gezond uit en die aanblik vindt de hoofdpersoon ondraaglijk. Het staat in schril contrast met hoe de moeder er nu uitziet. De vader en zoon zijn hier duidelijk van geschrokken en ze blijven een tijdje roerloos in de auto zitten. (151) De hoofdpersoon laat in deze voorbeelden zien dat het lastig is om de juiste manier te vinden om met deze pijn om te gaan. Hij heeft ervoor gekozen om zijn moeder niet meer als zijn moeder te zien, maar toch zijn er momenten waarop de pijn goed voelbaar is. De hoofdpersoon vraagt zich af hoeveel pijn het rouwproces zal doen. Hij vraagt zich van allerlei mensen om hem heen af hoeveel pijn het zal doen wanneer ze komen te overlijden. (57) Hij is doodsbang voor de onvermijdelijke pijn die rouw met zich meebrengt. Ondanks zijn angst zou hij liever al met de rouw willen beginnen, want deze periode waarin de moeder tussen leven en dood verblijft, is nog erger. (73) De moeder heeft meerdere keren een toeval gehad waarbij ze helemaal wegzakte. Zo ook een keer tijdens de babysit van de hoofdpersoon. De tranen sprongen in zijn ogen toen dit gebeurde, maar hij vond dat dit het moment was waarop ze wel mocht gaan. (64) De moeder kwam echter weer bij. De hoofdpersoon is bang dat deze ziekte, waarin ze tussen leven en dood zit, heel lang pijn blijft doen. Het is moeilijk om de moeder helemaal te zien wegkwijnen. Hij vergelijkt het met het afbrokkelen van een huis. Alles wordt minder en het huis stort langzaam in, alleen is hier niets tegen te doen. (130)De hoofdpersoon geeft een definitie van het woord rouw: ‘Iemand werpt een klamme dweil over de zon. Iemand trekt met een scheermes haarfijne lijnen in je borst. En op een verdwaalde straathoek loop je na jaren weer je fletse zelf tegen het lijf. Hij grijnslacht, die schaduw: Eindelijk herenigd’. (57-58) De hoofdpersoon laat met deze voorbeelden zien dat hij weet dat zijn moeder uiteindelijk komt te overlijden en hij is bang voor de pijn die dat zal opleveren. Die constante angst slaat ook over op zijn andere relaties en hij is ook opeens bang om andere geliefden te verliezen. Hiermee laat hij nogmaals zien wat voor impact deze ziekte heeft op de omgeving. De hoofdpersoon staat tijdens de aftakeling en het rouwproces om zijn moeder er niet alleen voor. De hoofdpersoon krijgt erg veel steun van zijn vriend. Lieven kent de familie en gaat onder andere mee op familieweekend. Zo is hij ook bij een aantal situaties waarin de moeder vreemde dingen doet. In plaats van afscheid te nemen van haar zoon loopt de moeder hem voorbij om op te ruimen. Lieven is dan degene die tegen de zoon zegt dat hij het zo moet laten. (80) Doordat Lieven de ziekte ook van dichtbij meemaakt, kunnen ze samen over de situatie praten. De hoofdpersoon vraagt zich hardop af of dit nu het leven is en Lieven reageert daarop met: ‘Ja, dit is het leven’. (32)De hoofdpersoon geeft in het boek zelf aan hoe belangrijk Lieven is. Hij staat buiten de familie en kan daarom rationeler met de situatie omgaan. Hij geeft aan veel steun te hebben aan de aanwezigheid van Lieven. Het leven gaat buiten de ziekte namelijk gewoon door en zijn relatie met Lieven herinnert hem daaraan. (81) Nu de dood van zijn moeder zo dichtbij komt, denkt hij ook af en toe aan zijn relatie met Lieven. Af en toe schiet namelijk door zijn hoofd hoeveel pijn het zal doen als Lieven komt te overlijden. Bij de gedachte alleen al springen de tranen bij hem in de ogen. (57) 57
Schuldgevoel In de roman spreekt de hoofdpersoon niet over het gevoel van schuld aan het aftakelingsproces van de moeder. In de roman wordt de dood van de moeder niet besproken, alleen het aftakelingsproces. Eenmaal spreekt de hoofdpersoon over schuldgevoel, maar dan in de context dat hij te weinig bij zijn ouders is. Hij voelt zich schuldig dat hij niet vaker langs kan komen dan hij al doet. De vader voelt zich schuldig omdat hij de zorg voor zijn vrouw niet alleen aan kan en daardoor zorg uit handen moet geven aan de wijkverpleging. (55) Ook vraagt de hoofdpersoon zich af of ze er goed aan hebben gedaan om de moeder niets over haar ziekte te vertellen. Misschien had de moeder wel door dat ze ziek was, maar kon ze er niet meer naar vragen. Het zou dan een geruststelling voor haar geweest kunnen zijn als de kinderen dan open over haar ziekte hadden gesproken. Dit is echter alleen maar gissen voor de hoofdpersoon. (142) De hoofdpersoon lat met deze voorbeelden vooral zien dat het niet makkelijk is om bepaalde keuzes te maken voor een volwassen persoon. Relatie moeder en zoon Gedurende de ziekte van de moeder lijkt de relatie tussen de moeder en zoon te veranderen in eenrichtingsverkeer. De moeder herkent de hoofdpersoon steeds minder vaak. Dit wordt laten zien aan de hand van een aantal voorbeelden. De moeder vraagt steeds meer naar de vader wanneer zij samen met haar zoon is. Wanneer de zoon bij zijn ouders thuis is gaat hij recht tegenover haar aan tafel zitten, zodat ze niet om hem heen kan. Hij vraagt aan haar of ze hem kent waarop zij ja knikt en lacht. Wanneer de vader binnenkomt, verliest ze hem geen moment meer uit het oog. (11) Op een ander moment, later in de roman, zit de zoon bij de moeder thuis terwijl de vader ondertussen boodschappen aan het doen is. Ze vraagt naar de vader en kijkt uit het raam. Ze moet huilen en zegt dat ze bang is. Ze is zo bang dat ze in haar broek plast. (77) Waarschijnlijk herkent ze de zoon hier niet meer, maar de vader nog wel. Dat de moeder de zoon niet meer herkent is het duidelijkst op het moment dat de zoon afscheid van de moeder komt nemen wanneer ze samen met de vader vertrekt in de auto. De zoon tikt op het glas, maar de moeder kijkt niet naar hem en er komt geen emotie op haar gezicht. De hoofdpersoon benoemt het als volgt: ‘ik ben uit haar weggelekt’. (144) Ondanks dat de moeder haar zoon nauwelijks meer herkent, probeert hij zo goed mogelijk voor haar te zorgen. Af en toe helpt hij thuis bij zijn ouders zodat zijn vader eens de deur uit kan. Het voelt voor hem alsof hij bij haar babysit en ze huisje spelen. Zij haalt dan kleren van de vader op die de zoon aan moet trekken. Af en toe moet ze huilen en zit ze te rillen van de kou. Hij wrijft over haar rug, zodat ze warm wordt en kalmeert. (24-25) Het valt hem echter wel zwaar. De rollen zijn nu omgekeerd. Dit is de mond waar ik in de wieg wie weet hoe lang naar gestaard heb. Dit is de mond wiens gymnastiek van liefkozing, slaaplied, gefluister me op het spekgladde oppervlak van de woorden overeind moet hebben getrokken. Dit is de mond die haar spraak nu ontbladert, de woorden klinker voor klinker uitkleedt in pufjes adem, tandengeknars, gesmak. Soms mompelt ze mondenvol pap naar buiten, ben ik het die luistert en met een zakdoek de woordmoes van haar kin veegt.(9) De hoofdpersoon komt tot de conclusie dat kinderen de ouders pas echt kunnen helpen wanneer zij ziek en stervende zijn. Tot die tijd blijven de kinderen en de ouders in de verhouding ouders en kinderen tegenover elkaar staan. Ook beseft de hoofdpersoon, nu zijn moeder zo ziek is, hoeveel hij 58
nog verbonden is met zijn ouders, ook al is hij al volwassen en zelfstandig. Pas wanneer de ouders ziek worden en sterven worden de laatste banden tussen de verwekkers en de kinderen verbroken. (139) Deze voorbeelden laten zien dat de ziekte van de moeder impact heeft op de relatie tussen de ouder en het kind. Het kind wordt nu de verzorgende en de ouder de hulpbehoevende. De rollen zijn omgekeerd en dat is aan het begin ongemakkelijk. Er komen maar een paar herinneringen aan zijn moeder op uit zijn jeugd. Hij kan zich weinig tederheid van de moeder ten opzichte van haar zoon herinneren. (172) Toch is er een herinnering van hem blijven hangen waarin hij veel genegenheid van zijn moeder voelt. Hij was nog klein, zijn broertjes en zusjes waren nog niet geboren, en hij kroop tussen het speelgoed door naar zijn moeder die turnoefeningen aan het doen was. Hij gaat op haar voeten zitten en zij beweegt haar benen op en neer. Hij schatert het uit van plezier en de moeder kijkt geamuseerd toe. (171)Toch was niet alles koek en ei tussen de moeder en de zoon. Zo verbood zij de zoon naar de kunstacademie te gaan, een besluit dat was ingegeven door haar eigen katholieke opvoeding waar ze zich juist tegen af had gezet. Uiteindelijk volgde de zoon alsnog zijn eigen weg en de moeder voelde zich schuldig om haar besluit destijds. (134) Er komen maar weinig herinneringen voor die de vroegere relatie tussen de moeder en de hoofdpersoon weergeven, dus zou het moeilijk moeten zijn een realistisch beeld te vormen. Toch worden er zowel positieve als negatieve momenten tussen de moeder en de hoofdpersoon aangehaald waardoor de relatie die beschreven wordt toch een duidelijk beeld vormt over de werkelijkheid. De hoofdpersoon geeft aan veel van zijn moeder te houden door de uitspraak het moeilijker te gaan krijgen met de dood van zijn moeder dan die van zijn vader. De verklaring die hij hiervoor geeft is dat hij door zijn moeder op de wereld is gezet en waarschijnlijk iedereen zo over hun ouders denkt. (113) De pijn die het doet om je moeder te verliezen noemt hij dan ook de tol voor het geboorterecht. ‘De inning van wat toen ik vierenveertig jaar geleden uit je bekken viel werd overeengekomen zonder dat jij of ik erbij werden betrokken.’ Hij lijkt te willen zeggen dat bij het geboren worden ook de pijn van het verliezen van je ouders hoort. Ondanks de pijn die hij verwacht na de dood van zijn moeder, denkt hij geregeld dat ze wel mag gaan. Hij hoopt dat ze dan nog redelijk vredig in kan slapen, zonder dat ze nog zieker hoeft te worden dan dit en een verdere lijdensweg moet ondergaan. (26) De toekomst De hoofdpersoon vraagt zich af wat er van zijn moeder herinnerd zal worden wanneer ze er niet meer is. Hij is bang dat het levenslang aan zijn geweten zal blijven knagen dat hij zijn moeder niet heeft verteld dat ze ziek was. Hij weet niet of zij het zou willen weten en daarom weet hij niet of ze juist hebben gehandeld door de moeder niet in te lichten over haar alzheimer. (142) Uiteindelijk zullen de jaren dat de moeder ziek was vervagen tot een ziekteperiode. Iedereen zal zich blijven herinneren dat ze ziek was, maar alle individuele voorvallen zullen uiteindelijk tot een periode worden gevormd. De hoofdpersoon denkt dat hier wel een lange tijd overheen zal gaan. Er zullen pijnlijke momenten aanbreken waarop de moeder erg wordt gemist, vooral bij de vader. De hoofdpersoon is bang voor dat gemis en heeft het gevoel dat hij daarmee zal leren leven. ‘Ze zal niet vervagen, maar verder uitkristalliseren in tal van facetten. We zullen haar beter begrijpen naarmate we zelf de levensfasen meemaken die zijzelf ook heeft beleefd, en we zullen, te laat, gelaten conclusies trekken en haar vergiffenis schenken.’ (182) De kleinkinderen zullen haar straks alleen nog 59
maar uit verhalen en van foto’s kennen. Uiteindelijk zal zij als een van de vele voorouders in de stamboom worden gezien. (183) De hoofdpersoon vraagt zich af of hij bij iedere oude vrouw met de postuur van zijn moeder die hij in de toekomst tegenkomt, zich voor de geest zal halen of zijn moeder er ook zo uit zou zien als ze niet zo jong gestorven was. Ook vraagt hij zich af hoe hij zelf oud zal worden en zal sterven; zal zijn sterven lijken op dat van zijn vader of dat van zijn moeder. Hij hoopt op de zachte manier van zijn vader, maar hij stelt zichzelf de vraag welke keus je zelf hierin hebt. (122)Hij is van mening dat je daar als mens eigenlijk heel nuchter in staat, net alsof je weet hoe je hier in de toekomst als vanzelfsprekend mee om weet te gaan. Hij heeft aan de kant van zijn moeder gezien dat die gelatenheid niet makkelijk was. De personen aan de kant van zijn moeder hebben tegen de dood gestreden, hij hoopt zelf wel met meer berusting te overlijden. (127) Ouder worden gaat volgens de hoofdpersoon niet zonder slag of stoot: ‘Ouder worden: ’s ochtends opstaan met permanente verwondingen, waarvan het schrijnen, op weg naar het bidet of de ontbijttafel, een wankel evenwicht zoekt tussen ontreddering en extase’.(131) De hoofdpersoon heeft een droom die regelmatig terugkomt. Hij viert vakantie met de belangrijkste mensen uit zijn leven. Opeens krijgt hij te horen dat dit de laatste dag van zijn leven is. Het gegeven dat zijn laatste dag aangebroken zou zijn maakt hem angstig en misselijk. (136) Zijn eigen dood sluipt vaker in zijn gedachten. Hij heeft de aftakeling van zijn moeder gezien en het valt hem steeds meer op dat hij kijkt of er kenmerken van alzheimer bij zichzelf te constateren zijn. Wanneer hij niet op een woord kan komen denkt hij meteen dat het nu ook bij hem is begonnen. Soms constateert hij dat hij de spullen op een verkeerde plaats zet, zoals een zoutvat dat hij in de koelkast vindt en een pen in het bekertje voor de tandenborstels. (50) Hij denkt echter dat dementie het meest op zal vallen aan zijn handschrift. Nu is zijn handschrift bijna onleesbaar, hij verwacht dat wanneer hij dementerend is, hij trager en netter zal gaan schrijven. (65) De hoofdpersoon maakt nog geen nieuwe plannen voor de toekomst. Doordat hij het aftakelingsproces van zijn moeder van dichtbij heeft meegemaakt, denkt hij er vooral over na op wat voor verschrikkelijke manieren je kunt te komen overlijden. Hij denkt na over hoe hij zelf dood zou kunnen gaan. Het is niet dat opeens paniek bij de hoofdpersoon is uitgebroken. Korte vergelijking van de analyse van Gestameld liedboek met de analyses van Tonio, Contrapunt en Logboek van een onbarmhartig jaar In Gestameld liedboek wordt niet expliciet een structuur aangegeven zoals in Contrapunt of Logboek van een onbarmhartig jaar. In grote lijnen volgt Gestameld liedboek een chronologische tijdsvolgorde. De roman bestaat uit voornamelijk korte fragmenten waar niet uit op te maken is wanneer het heeft plaatsgevonden en of het in de juiste volgorde staat. Het is alleen zeker dat de roman in grote lijnen chronologisch is. Daarmee komt de structuur overeen met Tonio, Contrapunt en Logboek van een onbarmhartig jaar die ook voornamelijk de chronologische tijdsvolgorde aanhouden. Het vertelperspectief van Gestameld liedboek is net als Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar een ik-perspectief. De hoofdpersoon wordt met ‘ik’ aangeduid en is ook meteen de verteller van het verhaal. In Gestameld liedboek wordt net als in Contrapunt de naam van de hoofdpersoon niet genoemd. Waar in Contrapunt alle namen van familie en vrienden achterwege zijn gelaten, wordt in Gestameld liedboek de naam van de vriend van de hoofdpersoon wel genoemd. Een aantal namen uit de omgeving zijn geanonimiseerd door ze alleen met een letter aan te duiden. 60
De hoofdpersoon geeft hiermee meer van zichzelf prijs dan de hoofdpersoon in Contrapunt. Hierdoor is in Gestameld liedboek beter een relatie tussen de hoofdpersoon en de auteur aan te wijzen dan in Contrapunt. Dit draagt net als het ik-perspectief bij aan de authenticiteit van de roman. Het wordt daarentegen niet zo benadrukt als in Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar waar op diverse manieren de relatie tussen de hoofdpersoon en de auteur wordt benadrukt. De hoofdpersoon schrijft in Gestameld liedboek dat hij het schrijven nodig heeft om om te kunnen gaan met de ziekte van zijn moeder. Ook in Contrapunt geeft de hoofdpersoon aan dat ze schrijft om uiting te geven aan haar pijn. In Gestameld liedboek staat dat de hoofdpersoon schrijft wat de lezer nu leest. Dat betekent dat hij al aan Gestameld liedboek werkt tijdens het aftakelingsproces van zijn moeder. Verder staat er niet dat hij er een boek van maakt of dat hij aanpassingen in zijn teksten maakt, zoals dat wel wordt aangegeven in Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar. Er wordt in Gestameld liedboek geen gebruik gemaakt van intertekstualiteit, terwijl er in de andere boeken wel gebruik van wordt gemaakt. In Gestameld liedboek komen meerdere herinneringen voor van de jeugd van de hoofdpersoon. In de meeste van deze herinneringen komt zijn moeder ook voor. Naarmate de roman vordert neemt het aantal herinneringen toe. Deze herinneringen zijn nuttig omdat ze bijdragen aan een goed beeld van de relatie tussen de moeder en de zoon. In Contrapunt, Tonio en Gestameld liedboek komen nauwelijks herinneringen voor aan hun jeugd. Waarschijnlijk omdat de overleden geliefde toen nog geen rol speelde in hun leven. In Gestameld liedboek staat de aftakeling van de moeder centraal. Er wordt als het ware naar de dood van de moeder toegewerkt, maar nergens staat dat ze daadwerkelijk overlijdt. In Logboek van een onbarmhartig jaar wordt ook het ziekbed van de geliefde besproken en in Tonio wordt besproken wat er met Tonio gebeurd na het ongeluk. Het verschil is dat er in Tonio en in Logboek van een onbarmhartig jaar na het overlijden nog een rouwproces volgt. Aangezien de moeder van de hoofdpersoon uit Gestameld liedboek niet komt te overlijden in de roman, volgt er geen echt rouwproces. De hoofdpersoon vraagt zich wel af hoeveel pijn het zal doen om zijn moeder te verliezen. Dit is in Tonio, Contrapunt en Logboek van een onbarmhartig jaar niet van toepassing. De hoofdpersoon uit Gestameld liedboek voelt zich niet schuldig ten opzichte van zijn moeder. Hij vindt niet dat hij schuld heeft aan de ziekte van zijn moeder. Hij voelt zich enkel schuldig dat hij er niet genoeg was om voor zijn moeder te zorgen. Het schuldgevoel dat in Tonio wordt besproken is dus een ander schuldgevoel. De hoofdpersoon voelt zich echt schuldig aan de dood van zijn zoon. De relatie tussen de hoofdpersoon en zijn moeder in Gestameld liedboek komt de lezer vooral te weten uit herinneringen, maar ook de manier waarop hij tijdens haar aftakelingsproces met haar omgaat. De beschreven herinneringen gaan vooral over de periode toen de hoofdpersoon nog klein was. Het is lastig om een beeld te schetsen uit de korte herinneringen van vroeger, maar er komt een overwegend positief beeld uit naar voren. Net als het beeld dat uit het aftakelingsproces naar voren komt. De moeder herkent de hoofdpersoon regelmatig niet meer, maar de genegenheid die de hoofdpersoon voor zijn moeder voelt doet vermoeden dat hun relatie goed zat. In Tonio, Contrapunt en Logboek van een onbarmhartig jaar moet de relatie ook worden afgeleid uit herinneringen. Alleen Logboek van een onbarmhartig jaar bespreekt het ziekbed van de geliefde waar net als in Gestameld liedboek ook relatie uit af te leiden is. De hoofdpersoon maakt nog geen toekomstplannen voor na de dood van zijn moeder. Hij vraagt zich wel af of hem hetzelfde zal overkomen als zijn moeder. De hoofdpersonen uit Tonio, Contrapunt en Logboek van een onbarmhartig jaar denken hier niet over na. 61
Tom Lanoye – Sprakeloos Tom Lanoye schreef deze roman naar aanleiding van de aftakeling en het overlijden van zijn moeder. Hij beschrijft wat er met zijn moeder gebeurt, maar ook wat voor effect dit heeft op zijn vader en zichzelf. Ook gaat hij uitgebreid in op de totstandkoming van deze roman. Tijdsverloop De hoofdpersoon begint een paar jaar na het overlijden van zijn moeder aan deze roman. Deze roman is niet geheel chronologisch opgebouwd. Deze roman bestaat uit drie delen: Hij, Zij en Ik. Het eerste deel genaamd ´Hij´ gaat voornamelijk over het overlijden van de vader van de hoofdpersoon. Deze overlijdt twee jaar na de moeder. Dan komt het tweede deel dat ´Zij´ heet. Dit gaat over de aftakeling en de dood van de moeder van de hoofdpersoon. In het laatste en kortste deel genaamd ´Ik´, gaat het over de hoofdpersoon en hoe het na de dood van zijn ouders verder moet. De inhoud van deze roman gaat voornamelijk over het aftakelingsproces van de moeder, haar overlijden en wat er daarna gebeurt. Dit verhaal wordt afgewisseld met veel herinneringen aan de moeder en reconstructies van gebeurtenissen omtrent de moeder. Verhouding heden en herinnering De roman bespreekt voornamelijk de aftakeling van de moeder en wat er na haar dood gebeurt, zoals het plan om een roman over haar leven te schrijven en het overlijden van de vader. Daartussendoor staan herinneringen aan de jeugd van de hoofdpersoon, waar de moeder meestal een grote rol in speelde. Ook komen er een aantal reconstructies in voor van de jeugd van de moeder of gebeurtenissen die de moeder heeft meegemaakt waar de hoofdpersoon niet bij was. Verhouding auteur, verteller en hoofdpersoon De hoofdpersoon is de ik-figuur in de roman. De ik-figuur is tevens de ik-verteller. De namen van de ouders komt de lezer wel te weten in tegenstelling tot de naam van de hoofdpersoon. De achternaam van de ouders wordt ook genoemd, waardoor de link te leggen is dat hun zoon ook Lanoye van achternaam heet, net als de schrijver. Verder wordt iedereen bij naam genoemd, behalve de broer van de hoofdpersoon die wordt aangeduid met ‘de Lastigste’. De hoofdpersoon is een schrijver die bij een groot publiek bekend is, net als de auteur. Daarnaast valt de hoofdpersoon op mannen net als de auteur en de hoofdpersoon woont een respectievelijk deel van zijn tijd in Kaapstad net als de auteur. De foto’s aan het begin en aan het einde van de roman dragen ook bij aan de authenticiteit. De hoofdpersoon beschrijft veel, zoals de buurt waar zijn ouders wonen en het huis van zijn ouders. Hij de beschrijft de buurtbewoners met al hun bijnamen en hun onhebbelijkheden. Deze beschrijvingen zouden kunnen bijdragen aan de authenticiteit van het verhaal. Sommige buurtbewoners worden met behoorlijk veel spot beschreven, zoals dikke Liza, waardoor de lezer zich kan afvragen of de beschrijvingen realistisch zijn. De buurt, de buurtbewoners en het huis worden uitvoerig beschreven, maar er worden geen straatnamen of plaatsnamen genoemd. Dit zorgt ervoor dat de buurt die wordt beschreven als fictief kan worden gezien. Dit wordt benadrukt door de spottende toon van de beschrijvingen. Autobiografisch schrijven 62
De roman bestaat uit 3 delen, ‘hij’, ‘zij’ en ‘ik’ en de roman heeft een inleidende tekst. In deze inleidende tekst geeft de hoofdpersoon aan dat in de roman grotendeels op de waarheid berust maar dat er ook delen in zitten die zijn verzonnen. (10) Er komt bijvoorbeeld een gesprek voor tussen de moeder en Omer De Loodgieter waarbij het lijkt alsof deze letterlijk heeft plaatsgevonden. Alle uitingen van het gesprek worden ook met aanhalingstekens aangegeven. Het is onwaarschijnlijk dat de hoofdpersoon dit gesprek letterlijk kan weergeven, want de hoofdpersoon was hier niet eens bij. Over het schrijven van Sprakeloos Opvallend in de roman is dat de hoofdpersoon de lezers aanspreekt. De hoofdpersoon spreekt de lezer zelfs meerdere keren aan. Dit gebeurt al op de eerste pagina van de roman. Hij geeft de lezer de mogelijkheid om dit boek weg te leggen. Als de lezer er niet van houdt een roman te lezen die deels op de waarheid is gebaseerd, geeft de hoofdpersoon de lezer nu de kans om het boek terug te zetten in de kast. Ook wanneer de lezer het niet zit zitten om een boek te lezen waar de meningen over verdeeld zijn of dit een roman is of niet, krijgt de lezer hier de kans om niet verder te lezen. De laatste reden om de roman weg te leggen is dat deze roman ook een klaagzang is. Wanneer de lezer van deze punten niets wil weten, geeft de hoofdpersoon aan dat ze het verhaal van zijn moeder mogen missen. (9-10) Aan degenen die de roman wel willen lezen, vraagt de hoofdpersoon of ze naar de foto op de voorkant willen kijken. De hoofdpersoon legt uit dat de vrouw op de foto zijn moeder is. In het gezin zijn ze er nooit achter gekomen waarom de moeder zo knap was en de rest van haar familie niet zoveel schoonheid bevatte. (12) Later in de roman maakt hij zijn excuses naar de lezers. Hij weidt teveel uit in de roman, maar daar staat hij om bekend bij zijn familie en in de omgeving. De hoofdpersoon geeft aan dat hij er zelf niet alleen mee moet leren leven, maar de lezer ook. (22) De hoofdpersoon vraagt zich in deze roman af waarom hij dit boek is gaan schrijven. Er zijn genoeg andere mensen op de wereld van wie de moeder is overleden en niet al die mensen hebben een boek over haar geschreven. Bovendien hebben veel van die andere moeders een spannender leven gehad dan die van hemzelf. Daarbij hebben veel van die moeders interessantere kinderen op de wereld gezet dan zijn moeder. De hoofdpersoon vraagt zich af waarom hij over zijn moeder moet schrijven en niet iemand anders deze taak op zich neemt. (25) Hij kan alleen over zijn verdriet om zijn moeder schrijven als hij zich verstopt voor de pijn. Hij is bang dat hij anders het verdriet al verwerkt heeft voordat hij het op kan schrijven en het hem dan niet meer lukt. Hij weet dat hij zich moet onderdompelen in het verdriet om deze roman te schrijven. Hij voelt zich vervloekt met deze opdracht die boven zijn hoofd hangt. Hij heeft zich er lange tijd niet toe kunnen zetten om aan deze roman te beginnen, het deed hem eerst teveel pijn om zich weer op het creatieve vlak te begeven. (24) De hoofdpersoon vergelijkt het schrijven met de ziekte van zijn moeder. Hij kan met gemak allerlei gebeurtenissen beschrijven en de lezer heeft daardoor de mogelijkheid om ze te lezen. Hij kan op de automatische piloot allerlei gebeurtenissen opschrijven. Hij heeft echter bij zijn moeder gezien dat er maar een klontje hoeft te komen in de hersenen en al deze opgeschreven woorden hebben geen betekenis meer. Van deze herinneringen is dan niet meer over dan ‘een slagveld van onontcijferbare krassen’. Als het hemzelf zou overkomen, weet hij niet eens meer waar hij een verhaal op zou moeten schrijven. (188-189) De hoofdpersoon heeft veel moeite om een begin te maken aan deze roman. De hoofdpersoon zit namelijk in tweestrijd. Hij wil niet dat de roman een literair hoogstandje wordt, met allerlei beeldspraak en metaforen. Hij kan bij dit onderwerp echter heel wat metaforen bedenken. De roman gaat om de aftakeling van zijn moeder, over haar lot, en daarom wil hij niet dat het allerlei 63
literaire ingrepen bevat. Toch moet het boek zijn beste roman ooit worden om zijn moeder onsterfelijk te maken. De hoofdpersoon heeft zich voorgenomen dan eerst met het opsommen van de feiten te beginnen, maar ook dat lukt hem niet. (31) De hoofdpersoon ontwijkt het schrijven van deze roman. Zo begint hij eerst met het samenstellen van een bloemlezing. Op deze manier was hij toch weer een half jaar verder en hij had deze tijd nuttig besteed. Daarnaast heeft hij twee toneelstukken geschreven, zichzelf voorhoudend dat die eerst af moesten zijn voordat hij aan deze roman kon beginnen. Ook heeft hij zich in zijn hoofd gehaald dat hij maagproblemen had. Hij is hiervoor meerdere keren naar de dokter en de maagspecialist geweest. Uiteindelijk bleek er niets aan de hand te zijn. Dit voorval deed hem juist denken aan haar regelmatige ziektes. (32) Een jaar na het overlijden van zijn moeder begint hij met schrijven. Hij geeft aan dat hij dit stuk al een jaar eerder had moeten typen. Een jaar geleden was hij echter zijn toneelstukken aan het schrijven. (40) Ondanks dat het hem niet lukt om te schrijven, blijft hij er wel steeds aan denken. Zelfs wanneer hij in Kaapstad is en als er een flinke brand bij hem in de buurt woedt, denkt hij er nog steeds aan dat hij weer niet heeft geschreven. (44) Wanneer hij weer thuis is gekomen, begint het schrijven beter te lopen. Dan overlijdt zijn vader en weer kan hij niet verder met schrijven. (45) Hij baalt ervan dat hij als erkend schrijver maar niet kan beginnen aan deze roman. Hij heeft schema’s gemaakt waarin staat wanneer hij bepaalde passages moet schrijven, maar hij is nog lang niet zover als het schema aangeeft. (65) Hij spreekt zichzelf toe dat hij de schema’s maar moet verscheuren, omdat alles wat hij moet vertellen in zijn hoofd zit. Hij spoort zichzelf aan om te schrijven wat er in hem opkomt. (66) Aan het einde van het eerste hoofdstuk over zijn vader spreekt hij zichzelf nogmaals toe. ‘Het is genoeg geweest. Begin.’ (71) Dat de hoofdpersoon uitgebreid ingaat op de vorming van de roman draagt bij aan de authenticiteit van het verhaal. Het is namelijk een zwaar onderwerp en de lezer kan het begrijpen dat de hoofdpersoon het moeilijk vindt om hierover te schrijven. De omgeving van de hoofdpersoon is van grote invloed geweest voor het schrijven van deze roman. Vooral de ouders van de hoofdpersoon spelen hier een belangrijke rol. Ook in de roman zelf zijn dit de twee belangrijkste figuren naast de hoofdpersoon. Voordat de moeder ziek werd en kwam te overlijden, gaf ze al aan dat ze het fijn zou vinden als er een boek over haar zou worden geschreven. Dit kwam vooral naar voren nadat de hoofdpersoon een verhalenbundel had uitgegeven met een foto van zijn vader op de voorkant. Ze gaf te kennen dat het wel ‘een groots en positief verhaal’ moest worden.(27) Als de moeder ergens een hekel aan had dan was het aan kinderen die negatief over hun ouders spraken. De grootste druk bij het schrijven van deze roman kwam dan ook niet van zichzelf of van zijn vader, maar de hoofdpersoon voelde zijn moeder over zijn schouders meelezen. (26) Regelmatig begon de moeder over het boek. Ze gaf aan hoe het boek moest worden en het moest de lezers zeker raken. Met de tijd werden ook haar verwachtingen groter en uiteindelijk werd het eerder een eis dat er een boek over haar zou worden geschreven. (27) Zoals geschreven speelt de vader ook een belangrijke rol bij de totstandkoming van deze roman. Vanaf het moment dat de vader weet dat de hoofdpersoon deze roman gaat schrijven, vraagt hij constant naar de vorderingen. De vader is erg blij dat er een boek over zijn vrouw wordt geschreven. Telkens wanneer hij de hoofdpersoon te spreken krijgt, vraagt hij naar de roman. De hoofdpersoon voelt dit als extra druk. (56-58) De hoofdpersoon verwacht niet enige kritiek te krijgen van zijn vader op wat hij over zijn moeder zou schrijven. Hij zou net als bij al zijn andere boeken een hele stapel inslaan en aan iedereen in zijn omgeving een weggeven. De reden waarom de hoofdpersoon moeite heeft met het schrijven van deze roman is niet dat hij bang is om te falen, maar omdat zijn vader nog leeft. Het leven van zijn moeder is niet te beschrijven zonder dat van de 64
vader, daarvoor zijn ze teveel met elkaar verbonden. (62-63) Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hoofdpersoon aangeeft dat zijn vader niets uit deze roman heeft gelezen. Wat hij voor de dood van zijn vader had geschreven, heeft hij weggegooid. Hij is helemaal opnieuw begonnen nadat zijn ouders weer met elkaar verenigd waren. Hij was nog datzelfde etmaal opnieuw begonnen. (61) Nadat de hoofdpersoon de roman heeft geschreven, laat hij weten wat hij er zelf van vindt. Met de allereerste zin van deze roman vat de hoofdpersoon al samen wat dit voor roman is. ‘En dit is het relaas van een beroerte, vernietigend als een inwendige blikseminslag, en van de tergende aftakeling die zich daarna twee jaar lang voltrok aan een vijfvoudig moederdier en amateuractrice eersteklas.’ (9) Wanneer de roman bijna op zijn einde loopt, laat de hoofdpersoon weten dat hij twijfelt of dit boek een roman is of niet. Verder gaat hij niet op deze kwestie in. (349) Drie pagina’s voor het einde van de roman geeft hij aan dat hij allang klaar had moeten zijn met deze roman, maar hij kan moeilijk stoppen. Hij vraagt of de lezers hem dat kunnen vergeven en hij laat weten dat er bijna een einde komt aan dit werk. Ook stelt hij zichzelf de vraag of dit boek is geworden waar hij zijn moeder het best mee kon eren en of zijn moeder tevreden was geweest met dit boek. Hij voelt dat het tegenstrijdig is wat hij doet. Hij probeert namelijk een zo goed mogelijk boek te schrijven over de vergankelijkheid van zijn moeder. (357) De hoofdpersoon geeft in deze fragmenten een verklaring waarom hij deze roman heeft geschreven. Zijn ouders wilden dit graag, maar hij weet niet of de roman aan hun wensen voldoet. Eigen jeugd In de roman vertelt de hoofdpersoon over een aantal herinneringen aan zijn jeugd en aan zijn moeder. Ook reconstrueert hij een aantal momenten uit de jeugd van zijn moeder. Hier begint hij aan het begin van de roman al mee. De moeder had al jong een liefde voor lezen. De moeder las zoveel boeken, dat zij op den duur alle boeken uit haar leeftijdscategorie uit de bibliotheek van haar woonplaats had gelezen. Uiteindelijk gaf de bibliothecaris haar toestemming om boeken uit een andere categorie te lezen, maar ze mocht dit aan niemand doorvertellen. (20-21) De moeder was de jongste van een gezin met twaalf kinderen. Ondanks of dankzij deze positie in het gezin was zij de enige die op haar zestiende een jaar mocht studeren. Dit deed zij in het buitenland, in Dinant in Frankrijk en later in Northampton in Engeland. Wat ze daar exact leerde weet de hoofdpersoon niet, maar het had met ‘Huishouding, Boekhouding, Etiquette en de Vervolmaking Van Dat Alles’ te maken. Op de opleiding waren er strenge regels, maar ze had er wel vriendschappen voor het leven gesloten. Deze opleiding volgde de moeder in de tijd vlak voor de Tweede Wereldoorlog. (12) In het begin van de Tweede Wereldoorlog werkte zij in de Lokerse jutefabriek. Ze zat in de trein naar haar werk op het moment dat zij ziet dat een vliegtuig bommen laat vallen boven de stad. Dit heeft grote indruk gemaakt op het jonge leven, nog geen twintig jaar, van de moeder. (243) De moeder bekent dat zij na dit voorval een paar dagen niet heeft kunnen praten, zo erg was ze geschrokken. Ze bleef in de oorlog nog een tijd lang in de fabriek werken en klom zelfs op in functie. Dit was uitzonderlijk voor een vrouw van haar leeftijd. (244-245) In de oorlog ontmoetten de moeder en de vader elkaar. Hij had meteen interesse in haar en wilde met haar naar de bioscoop. Zij wilde eerst niets van hem weten, maar elke keer dat ze hem zag begon ze hem iets leuker te vinden. (258259) Deze liefde resulteerde in een bruiloft die tijdens de oorlog werd gehouden. Dit was niet de makkelijkste periode om aan eten voor de bruiloft te komen. Haar vader was echter slager en had contacten in de voedselindustrie en gasten probeerden mee te sparen. (245) Een jaar na het huwelijk gaf ze haar carrière bij de fabriek op en kwam in de slagerij van haar man werken. Ze had echter wel 65
een aantal voorwaarden: zij zou de boekhouding doen en ze wilde toneel blijven spelen. Haar familie kon haar keuze niet waarderen, maar al gauw zou zij haar eigen gezin stichten. (246) De hierboven genoemde fragmenten zijn allemaal reconstructies. De hoofdpersoon was hier zelf niet bij aanwezig. Haar opleiding, de oorlog en de ontmoeting met haar man zijn belangrijke momenten in het leven die de moeder hebben gevormd en waarschijnlijk heeft de hoofdpersoon deze reconstructies daarom gemaakt. Naast deze reconstructies herinnert de hoofdpersoon zich een aantal momenten uit zijn jeugd. In een aantal van deze momenten heeft de moeder een belangrijke rol. Wanneer de zoon voor een maagonderzoek naar de dokter moet, denkt hij aan het suikertangetje dat ze vroeger hadden. Hij kon niet ophouden ermee te spelen. Zijn moeder pakte het tangetje elke keer weer van hem af met een preek erachteraan. Later bij het uitzoeken van haar spullen tijdens haar ziekte, heeft hij het tangetje nooit meer kunnen terugvinden.(36-37) De hoofdpersoon kan zich nog goed herinneren dat het niet erg was om een dagje ziek thuis te blijven. Eerst werd er gekeken met de thermometer of je wel echt ziek was en daarna begon het verwendagje. Je kreeg het zachtste kussen en het lekkerste dekbed. Ook mocht de zieke de nieuwste stripverhalen lezen. Je mocht eten wanneer je wilde, maar alleen wat de moeder zei wat je mocht hebben, en daar zat veel zoetigheid tussen. Zodra de ziekte weg was en je weer naar school moest, was alle verwennerij verdwenen en ging alles weer normaal z’n gang. (165-166) Eenmaal is de hoofdpersoon als kleuter zo ziek geweest dat hij de dood in de ogen heeft gekeken. Hij had een hele tijd kinkhoest. In het ziekenhuis lukte het niet om hem te genezen. Uiteindelijk is hij in een propellervliegtuigje meegevlogen met de raampjes open. Deze lucht zou goed zijn voor zijn longen en uiteindelijk waren de hoestbuien over. (167-168) Naast de herinneringen aan momenten uit zijn jeugd die hij samen met zijn moeder meemaakte, komen in deze roman ook herinneringen voor waarin de hele familie een rol speelt. De moeder wilde in de slagerij iets doen met haar artistieke talenten. Bij de opening van een nieuwe showroom van luxe auto’s mag de moeder de hapjes verzorgen. Ze had een dag de tijd om de hapjes te bereiden en de hele familie werd dan ook gemobiliseerd. Elk hapje werd door de moeder gecontroleerd, alles moest er perfect uit komen te zien. Bij de bezorging van de hapjes blijkt echter dat het bedrijf vergeten is om de uitnodigingen te versturen. Er bleven veel hapjes over. (175-180) Dit was niet de enige keer dat de hele familie werd gemobiliseerd. Af en toe werden de kinderen, en dan vooral de jongste kinderen, want die kijken zo onschuldig, als spionnen ingezet. Op zulke momenten moest een van de kinderen naar een concurrent om te kijken hoe duur bepaalde producten daar waren. Ook moesten ze regelmatig naar een winkel om korting te vragen. De winkeleigenaren wisten maar al te goed dat de kinderen door de ouders werden gestuurd. De kinderen schaamden zich wanneer ze winkeleigenaren dit lieten merken. (224-225)Herinneringen aan de jeugd van de hoofdpersoon zonder een rol voor de moeder, komen haast niet voor in deze roman. Een voorbeeld van zo´n herinnering is wanneer een buurmeisje van hem haar borsten die net begonnen met groeien aan de hoofdpersoon liet zien toen hij een jaar of twaalf was. Hij mocht er zelfs even aan voelen. (38) Een persoon die naast de familie tijdens de jeugd van de hoofdpersoon een belangrijke rol speelt is dikke Liza. Dikke Liza was de verhuurder van de slagerij en zij woonde boven dit pand. De naam dikke Liza kwam voort uit de omvang van haar lichaam. De hoofdpersoon herinnert haar als een persoon waar hij als kleine jongen bang voor was. Ondanks deze angst liep hij achter zijn moeder aan de trap op wanneer zij de maandelijkse huur ging betalen. Met tegenzin deed Liza de deur voor hen open en vroeg, terwijl ze het antwoord al wist, wat er nu weer aan de hand was. Liza hield ervan 66
om de moeder te jennen. De moeder trok de hoofdpersoon bij haar op schoot, achteraf gedacht waarschijnlijk om Liza milder te stemmen met een kindergezichtje voor haar neus. Toch kon Liza het niet laten om elke maand te dreigen de familie uit het pand te zetten. Ze wist dat ze die macht had. Ze deed er alles aan om maar zoveel mogelijk geld van de familie te krijgen. Zo hield ze borgsommen voor zichzelf en de huur werd zo vaak het kon verhoogd. Ook bedacht ze vaak problemen waarvoor de familie dan moest betalen. Met tegenzin nam ze elke maand de huur weer van de familie aan. (103-107) Het gezin moest zich onderwerpen aan Liza’s gezag, maar Liza had de moeder ook nodig. Aangezien ze zo dik was kon ze zichzelf niet wassen. Twee keer per maand kwam er iemand om Liza te wassen, maar die kon dat niet alleen. De moeder kwam dan helpen, tijdens de wasbeurt werd er hoofdzakelijk gezwegen. (111) Dikke Liza speelde nog een belangrijke rol. De plek waar de moeder elke maand de huur moest komen afgeven, was na Liza’s dood de plek waar de moeder wilde wonen. De moeder stuurt de vader naar de openbare verkoop. Eerst lijkt het of niemand op de woning wil bieden, maar al gauw worden er hogere bedragen geboden dan het pand eigenlijk waard is. Uiteindelijk komen kopen de ouders het pand voor een veel te hoge prijs. (122, 127-130) Een belangrijke gebeurtenis in het gezin is de dood van de middelste zoon, ook wel de Lastigste genoemd. De hoofdpersoon was inmiddels 22 jaar en stond op het punt zijn ouders te vertellen dat hij homo was. Het was december 1980 dat de Lastigste met zijn auto tegen de boom reed en overleed. Het moment om uit de kast te komen was voorlopig verkeken. (262) De hoofdpersoon wilde zijn opgebaarde broer niet bezoeken. Ook de moeder had hier geen behoefte aan en bleef bij de afscheidsdienst in de kerk ook afwezig. De moeder lag met een fles sterke drank naast zich op de bank. (264) Ze kwam niet meer in de slagerij en liet de vader het werk doen. (265) Ook wilde ze niets meer met de kerk te maken hebben. ‘Wat voor een God is dat, Die hem of haar het meeste kwetst die Hém het liefste ziet?’(271) De zaak en de man leden onder het gedrag van de moeder. (268) Op een dag was de vader er zat van en liet de slagerij dicht. De moeder kwam tegen de middag beneden en was verbaasd hem aan tafel te zien zitten. Dit was een van de weinige keren dat de vader de moeder vertelde wat ze moest doen. Hij wilde dat ze naar een medium ging en het enige wat de moeder kon doen is daarmee instemmen. (287-288) Wanneer de moeder thuiskwam van het medium was ze tevreden. Ze had met haar zoon gesproken en hij was gelukkig. De drank en de pillen bleven in de kast. (289) De moeder sloot vriendschap met het medium ‘Winnie’ en ze werd steeds vaker uitgenodigd bij etentjes en barbecues. (299) Door al deze herinneringen is het duidelijk dat de roman over de moeder gaat en dat niet de relatie tussen de moeder en de hoofdpersoon centraal staat. De herinneringen schetsen hoe de moeder als persoon was. Er wordt beschreven hoe ze omgaat met haar omgeving, waar haar interesses lagen en hoe ze als moeder was. Het aftakelingsproces en het overlijden van de moeder In de roman wordt de dood van zowel de vader als de moeder van de hoofdpersoon besproken. De hoofdpersoon is blij dat zijn vader op een vredige manier is gestorven. Waarschijnlijk benadrukt de hoofdpersoon dit, omdat de moeder al eerder was overleden op een onmenselijke manier. Het overlijden van de vader heeft twee weken geduurd, wat de hoofdpersoon snel noemt. Hij is overleden in zijn vertrouwde kamer in het bejaardentehuis, in tegenstelling tot het ziekenhuis waar de moeder tot haar einde is gekomen. Ook had de vader geen pijn en zijn familieleden hielden om beurten de wacht bij zijn sterfbed. (45) De vader had zich in zijn kamer omringd met foto’s van zijn vrouw. Hij was tegenover iedereen die maar langskwam lovend over zijn vrouw. Waarschijnlijk dacht hij met haar te worden herenigd na de dood. (48-49) De vader was dan ook niet bang om dood te 67
gaan; hij kon eerder niet wachten om te overlijden. (50) Hij was de laatste maanden voor zijn dood vermagerd, onder andere door de prostaat- en botkanker waar hij aan leed. Eten en drinken kon hij bijna niet meer, dit ging de laatste maanden via een infuus. (51) Een week voor de dood van de vader moesten er formulieren worden ingevuld waarin een ´legitieme stervensbegeleiding’ werd vastgesteld. (50) De vader zat er lachend en ontspannen bij. Voor hem hoefde het niet te moeilijk, gewoon een spuitje en dan is het klaar. (52) Hij was ‘naar de kloten’, zoals hij het zelf noemde. Hij lachte wanneer hij dit tegen een willekeurig persoon zei. Bloemen die voor hem mee werden genomen werden weer mee teruggestuurd, want hij zou er toch niet lang meer van kunnen genieten. (54) Zijn as werd uitgestrooid op dezelfde weide waar zijn vrouw een paar jaar eerder werd uitgestrooid. (61) Het was voor de hoofdpersoon belangrijk om dit verhaal over zijn vader te doen, want hij kon niet aan deze roman beginnen voordat zijn vader was overleden. (62) ‘Haar leven liet zich niet beschrijven zonder het zijne, en omgekeerd.’ (63) De hoofdpersoon voelt zich genoodzaakt te verklaren waarom hij over zijn vader schrijft. Het overlijden van de vader staat in schril contrast met dat van de moeder een paar jaar daarvoor. ‘Er bestaan gewoon te weinig welluidende lettergrepen om de schande te vervloeken van haar aftakeling.’ (31) Deze aftakeling begint plotseling op een avond vlak nadat het avondeten is genuttigd. De vader stond op om terrasdeuren open te zetten. De moeder vindt dat het tocht en vraagt de vader of hij de deuren misschien weer dicht wil doen. Dit is de laatste keer dat de moeder dezelfde taal spreekt als de vader. De vader doet verslag van de mensen die hij buiten in de rij ziet staan. Wanneer hij zich omdraait schrikt hij van de blik in haar ogen en de vreemde spiertrekkingen in haar gezicht. De vader vraagt of er wat is en de moeder kijkt naar hem op. Dit duurt maar even en dan vliegt ze de vader naar de keel en schreeuwt in een taal die niemand verstaat. (85-87) De vader vraagt om uitleg, maar hij verstaat niet wat de moeder zegt. Hij komt niet onder haar greep vandaan, want hij wil haar ook geen pijn doen. (99)Wanneer ze samen omvallen, duwt ze de vader van zich af. (101) Wanneer ze plotseling rustig wordt, maakt de vader van de gelegenheid gebruik om de oudste zoon te bellen.(102) Wanneer de zoon bij zijn ouders aankomt en aanbelt, zorgt dat ervoor dat de moeder de vader weer aanvalt. De zoon moet tussenbeide springen en weet niets anders te doen dan de ambulance te bellen. Ze wordt verdoofd en ze wordt opgenomen op de intensive care. (142) Op de intensive care wordt medegedeeld wat er met de moeder aan de hand is, ze heeft een beroerte gehad met als gevolg afasie. (144) Ze ligt daar vastgebonden aan haar ziekenhuisbed. Dit is om haar te beschermen tegen zichzelf. Er is niet met haar te praten, aangezien ze nog steeds wartaal uitkraamt. Ook is ze aan het schuimbekken, wat het aangezicht van de moeder niet verbetert. De hoofdpersoon moet eerst bijkomen van het aanblik van zijn moeder. (143-144) Zodra ze de hoofdpersoon heeft gezien kijkt ze hem vol verwachting aan, alsof hij haar los moet maken. Het vragen kan ze niet. (157) De hoofdpersoon herinnert zich, terwijl hij aan het bed van de moeder zit, dat zij ooit heeft gezegd dat ze haar moeten laten gaan wanneer zij ziek wordt, desnoods moeten ze haar maar vermoorden. Hij staat aan het bed en merkt hoe laf het klinkt dat hij haar vertelt dat het goed gaat komen. (161) Net wanneer de moeder tot rust lijkt te komen, lijkt het of hij een aantal woorden kan verstaan: ‘Laat dat toch gaan’ en ‘Kan geen kwaad’. (162) Er wordt niet geluisterd naar de moeder, want er is hoop dat de moeder kan revalideren. Toch is het niet zeker of het hersenletsel blijvend zal zijn. Ze wordt naar een instelling gebracht waar ze gespecialiseerd zijn in het behandelen van haar aandoening. (190) Ze blijkt helemaal tot rust te zijn gekomen en werkt goed mee met de therapieën. Ze moet echter veel opnieuw leren: schrijven lukt haar niet meer, ze bladert enkel door de krant in plaats van te lezen en ook wat er op de televisie 68
is lijkt haar te ontgaan. (191) De opdracht van de kinderen is om haar in fotoalbums de mensen die ze kent aan te wijzen. Ze lijkt iedereen nog te herkennen. Toch lijkt ze het niet door te hebben dat de foto’s van haar zoon de Lastigste ontbreken. (192) Ze sport terwijl ze dat nooit deed en ze sluit nieuwe vriendschappen, alles lijkt de goede kant op te gaan. (193) Ze kan zelfs weer wat beter praten. De hoofdpersoon is blij dat hij niet op haar verzoek is ingegaan om haar te laten gaan. (194) De persoon waar de moeder nog het meeste moeite mee heeft is de vader. Soms valt ze nog tegen hem uit. (196) Na een paar maanden mag de moeder voor het eerst een uitje maken. Dit wordt een uitje naar de tandarts, ze heeft namelijk al een tijdje last van haar kunstgebit. De hoofdpersoon is degene die haar mag rijden. (197-198) De moeder zit goed verzorgd naast de hoofdpersoon in de auto. Ze ziet er een beetje angstig uit, maar ze houdt geen relaas in een taal die hij niet kan verstaan. Hij rijdt door hun oude buurt in de hoop dat ze wat herkent. (199) Het is niet zo’n succes, ze lijkt zich te schamen en niemand mag haar zien. In de straat waar ze jaren heeft gewoond houdt ze haar tas voor haar gezicht. (236) Een maand later mag ze voor het eerst een dagje naar huis. (237) De moeder is erg vrolijk nu ze naar huis mag en bij het huis aangekomen stormt ze naar binnen. Ze gooit kliekjes in de wc en trekt door. Ze haalt schoon beddengoed uit de kast en stopt het in de wasmachine.(239) Wanneer de vader en de hoofdpersoon achter de moeder aan de trap op lopen en zij draait zich plotseling om, waardoor ze tegen de vader aanloopt. Ze schrikt en begint in woede te schreeuwen en te slaan. (241) Zo snel als het is begonnen, houdt ze ook weer op. Ze gaat verder waar ze gebleven is. (257) De vader wil graag dat de hoofdpersoon vertrekt en zegt dat hij haar zelf wel weer terugbrengt. (259) Er volgen meer uitjes. (272) Uiteindelijk komt zelfs het moment dat ze voor het eerst weer in de openbaarheid verschijnt. Ze gaan naar het verjaardagsdiner van de zus van de vader. (273) Nadat de moeder zich in het bijzijn van de hoofdpersoon heeft opgemaakt, gebeurt er iets waardoor alle hoop op herstel verdwijnt. Ze pakt een wekker en kamt daarmee haar haren. (285) Het etentje verloopt goed, al verstaat niemand waar ze het over heeft. Een week later krijgt ze echter haar tweede beroerte en er volgen steeds meer. (286) De laatste keer dat de moeder een uitje had naar haar huis, heeft de hoofdpersoon haar laten wegvoeren door de ambulance. De vader en de hoofdpersoon moesten dekking zoeken tegen de onhandelbare moeder. De tweede beroerte had zoveel schade aangericht dat ze ook moeite kreeg met lopen. (303) Ook haar woordenschat was weer verdwenen. (304) Ze werd steeds vaker ’s nachts vastgebonden en ze zat alle dagen in een rolstoel, waar ze op den duur ook in werd vastgebonden. Het kwam namelijk voor dat ze anders uit de rolstoel gleed. (327) De moeder kon steeds minder en belande uiteindelijk in een subcoma, waar ze nooit meer uit zou ontwaken. Ze kon zelf niet meer slikken en kreeg daarom een sonde in haar neus. Op het moment dat er een sonde naar haar maag moest, heeft de familie gezegd dat ze dat niet meer wilden. (341) De hoofdpersoon beschrijft vooral situaties die de moeder meemaakt nu ze ziek is. Hij vertelt hoe ze op situaties reageert en hoe ze is verandert. De hoofdpersoon beschrijft ook situaties waar hij niet bij is geweest. Waarschijnlijk doet hij dit om toch een volledig beeld te geven van de aftakeling van de moeder. Er wordt weinig vertelt over het effect dat de aftakeling heeft op de hoofdpersoon. Het rouwproces In deze roman wordt de rouw van drie personen besproken. De hoofdpersoon rouwt om zijn moeder, de vader rouwt om zijn vrouw en de moeder rouwt om haar zoon. De middelste zoon van de moeder, ook wel de Lastigste genoemd, rijdt zich in december 1980 dood tegen een boom. (262) 69
Daarop volgt een destructief rouwproces van de moeder. Ze wilde niet naar de uitvaart van haar zoon, maar bleef thuis om zich op de drank te storten. (264) Dit werd de periode na de uitvaart de tendens. De moeder liet zich niet meer in de slagerij zien. Ze bleef de halve dag op bed liggen en zodra ze eruit kwam begon ze weer te drinken en pillen te slikken. De vader hield de zaak en het huishouden draaiende en moest op de bank slapen. (265) Na een tijd vroeg hij de moeder of de pastoor een huisbezoek mocht komen doen. Ze stemde hiermee in, alleen omdat hij het vroeg. (269) Nadat de twee pastoors hun zegje hadden gedaan, wees ze hen de deur en zei dat zij ze nooit meer wilde zien. Nadat het bezoek verdwenen was stortte ze zich meteen weer op de sherry.(271) De moeder begon steeds meer te slapen, te drinken en ze bleef pillen slikken. De vader moest duidelijk harder optreden om tot de moeder door te dringen. Daarom deed hij wat tot die dag ondenkbaar was: ‘Hij liet zijn winkeldeur gesloten’. Toen de moeder uit bed kwam was ze verrast dat ze de vader aan tafel de krant zag lezen. (287) Hij noemde als voorbeeld een kennis die ook haar kind had verloren. Zij was in contact gekomen met een medium en daardoor was zij er weer bovenop gekomen. Datzelfde medium is nu bij hen in de stad en hij wilde dat de moeder daarheen ging. De moeder kon niets anders dan dit accepteren. (288) Het bleek een gouden zet, want de moeder kwam opgewekt weer thuis. (289) Voor het verhaal is het belangrijk dat dit rouwproces besproken wordt. De dood van een gezinslid heeft invloed op het hele gezin en heeft veel teweeg gebracht bij de moeder. Na het overlijden lag de moeder opgebaard met een doodsprentje van de Lastigste in haar handen. (346) Na de uitvaart van de moeder ging de hoofdpersoon met een aantal genodigden naar de eettent waar de moeder voor de laatste keer in de openbaarheid verscheen. Daar aten ze wat en daar dronken ze koffie en cognac. De combinatie van een goedgevulde maag en een cognac in de hand zorgden ervoor dat er veel herinneringen werden opgehaald. (350) De verhalen die de hoofdpersoon bij dit afscheid vertelde komen overeen met de verhalen die hij nu nog vertelt. (352) De hoofdpersoon is eerst voor de pijn van het rouwen weggelopen, zonder het te verwerken. Het schrijven van deze roman is een vorm van rouwverwerking. ‘Leed moet ofwel worden verdrongen ofwel leiden tot iets productiefs.’ In het geval van de hoofdpersoon leidt het tot iets productiefs, namelijk deze roman. (24) Aan het einde van de roman biedt de hoofdpersoon zijn excuses aan, want hij had allang een einde moeten maken aan deze roman. Het voelt voor hem echter dat hij een groot kruis door zijn ouders zet als hij zijn roman afrondt, en daar vraagt hij wat meer tijd voor. (357) Het uitpluizen van de inboedel liet de vader aan de hoofdpersoon over. Het enige wat de vader wilde houden was de tv en de foto’s van de moeder. (37) Ook verkocht de hoofdpersoon op aanraden van zijn vader de bungalow die hij van zijn ouders had gekocht. De vader kon het niet meer aan om naar de bungalow te gaan om te kijken hoe alles er nu uitzag. De vader zou het een eerbewijs aan de moeder vinden als er iemand anders in komt te wonen die er net zoveel plezier van zou hebben als zij hebben gehad. (148) De vader was zelf naar een bejaardentehuis verhuisd. Zijn kamer stond vol met foto’s van de moeder, waardoor het een kamer leek waarin je haar kon aanbidden. Regelmatig liep hij een rondje langs de foto’s. (46-47) Een foto van de moeder zal ook het laatste zijn wat de vader zal zien voordat hij zelf overlijdt. Er hing een foto van de moeder boven zijn bed. (48) De vader had een grote druk op de hoofdpersoon gelegd. Sinds de vader erachter kwam dat de hoofdpersoon een boek over de moeder ging schrijven, verwachtte hij niets minder dan een reïncarnatie van de moeder. (59) Het lijkt erop dat de hoofdpersoon eerst deze roman moest schrijven voordat hij kon rouwen om het verlies van zijn moeder. Hij vertelt hoe erg de vader de moeder mist, maar zijn eigen verdriet is in de roman tot het minimum beperkt. 70
Schuldgevoel De hoofdpersoon spreekt in de roman meerdere keren over zijn schuldgevoel. De hoofdpersoon heeft echter niet steeds over hetzelfde onderwerp een schuldgevoel. Hij voelt zich vooral schuldig tegenover zijn ouders. Na het overlijden van de moeder had de hoofdpersoon zich voorgenomen een roman te schrijven over zijn moeder. Hij probeerde dit verborgen te houden voor zijn vader, maar dit lukte hem niet. Een artikel in de krant over dit aanstaande boek van de hoofdpersoon, zorgde ervoor dat de vader op de hoogte kwam van het nieuws. De vader belde de hoofdpersoon meteen op, iets wat hij wel vaker deed na het lezen van een interessant artikel. De vader was meteen enthousiast dat de hoofdpersoon een boek wilde schrijven over de moeder. De hoofdpersoon probeerde de verwachtingen iets in te perken door te vertellen dat hij nog moet beginnen. Vanaf dit moment begon de vader elk gesprek en elk telefoontje met de vraag hoe het met zijn boek stond. Aan het begin vond de hoofdpersoon het grappig dat zijn vader er naar vroeg, daarna begon deze vraag de hoofdpersoon te irriteren, maar uiteindelijk resulteerde deze vraag in een schuldgevoel. Elke keer wanneer hij zijn vader bezocht of belde, kwam er een gevoel van faalangst naar boven. De vraag hoe het met het boek stond hing boven het hoofd van de hoofdpersoon. Zelfs nadat de hoofdpersoon had gevraagd of de vader hier niet weer over wilde beginnen, kon de vader het niet laten om de vraag te stellen. (56-58) Met dit fragment benadrukt de hoofdpersoon hoe moeilijk hij het ermee heeft dat hij deze roman moet schrijven. Hij laat meerdere keren doorschemeren hoe moeilijk hij dit vindt. Misschien wil hij hiermee medeleven oproepen bij de lezer. Naast het schuldgevoel tegenover zijn vader, kampt de hoofdpersoon al eerder met een schuldgevoel tegenover zijn moeder. Nadat de moeder de vader begon aan te vallen en wartaal uit begon te slaan, werd ze opgenomen in het ziekenhuis. De hoofdpersoon werd gebeld, hij zat in Kaapstad, dat hij naar huis moest komen omdat er iets met zijn moeder aan de hand was. In het vliegtuig terug naar huis had hij zich aan zijn moeder zitten ergeren, omdat zij zich altijd zo erg kon aanstellen. ‘Niéts kan dat mens normaal doen. Altijd weer is het opera, de grootst mogelijke geste, niet-aflatende chantage. Altijd weer manipulatie, dwang, manoeuvres op alle fronten.’ Hij geloofde daarom ook niet dat er iets ergs met zijn moeder aan de hand was. Op het moment dat hij aan het ziekenhuisbed van zijn moeder stond en zag hoe erg zij eraan toe was, begon hij zich schuldig te voelen dat hij haar gewantrouwd had. (144) Later in de roman drukt hij zich heftiger uit: ‘Ik vervloek elke vezel in mijn lijf’. De hoofdpersoon vervloekt zichzelf dat hij ook maar een moment heeft durven denken dat dit aanstellerij van zijn moeder zou zijn. (157) Een andere keer komt een gevoel van schuld naar voren na het overlijden van zijn moeder. De moeder is overleden, maar hij vraagt zich af of dit twee jaar te laat was. Hij vraagt zich af of de familie de moeder al eerder had moeten laten gaan. Ze had geen pijn, maar er zijn verschrikkelijke dagen en momenten geweest vanwege haar ziekte. Hij heeft het gevoel alsof hij iets goed heeft gemaakt bij zijn moeder door haar uiteindelijk toch hebben laten gaan. (343) Hier maakt de hoofdpersoon een punt die de lezer aan het denken kan zetten. Wanneer moet er een einde aan een lijdensweg worden gemaakt? Relatie moeder en zoon De moeder was het niet met elke keuze van de hoofdpersoon eens. De meeste van de keuzes bleken uiteindelijk wel overkomelijk voor de moeder op het moment dat ze succesvol bleken. Dat de hoofdpersoon het schrijverschap ambieerde vond ze maar niets. ´Schrijven is iets voor luiaards, dronkaards en armoedzaaiers.´ Uiteindelijk legde ze zich bij deze keuze neer en ze begon zelfs trots 71
op haar schrijvende zoon te worden toen hij van zijn schrijverschap bleek te kunnen leven en er zelfs prijzen mee won. Tegen iedereen die het maar wilde horen vertelde ze dat ze altijd al had geweten dat haar zoon dit talent had. Ze kon het ook niet laten om bij omstanders de suggestie te wekken dat hij dit talent van haar had. (26) Het succes van het schrijverschap zorgde ervoor dat de moeder van haar zoon verwachtte dat hij ooit een boek over haar zou schrijven. (27) Een ander punt waar de moeder het niet mee eens was, is dat de hoofdpersoon homoseksueel is. De hoofdpersoon had het moment voor zijn coming-out nauwkeurig gepland. Over een paar weken gingen ze met pensioen en moesten ze verhuizen, zodat ze de komende tijd genoeg afgeleid waren. Wetende dat de moeder niet woedend zou worden in het bijzijn van hun vriendin Ludwina, zorgde de hoofdpersoon ervoor dat zij bij zijn bekentenis aanwezig zou zijn. (315-316) Na de mededeling stond de moeder op en leek te begrijpen waarom Winnie erbij stond. ‘Dan is het maar zo’, was haar antwoord en ze liep weg. (324) Een week later belde de moeder de hoofdpersoon op. Ze hadden ruzie over de bekentenis van de hoofdpersoon. Zij vond hem het ergste wat een moeder kon overkomen en een eventuele vriend zou hun huis niet in komen. (333-335) Een week later hielp de hoofdpersoon toch met de verhuizing, zijn vriend zorgde bij een theatervoorstelling voor een verzoening. Zijn vriend liep beleefd op de moeder af om zich voor te stellen en knoopte een gesprek aan. Na een uur was ze al gecharmeerd door de vriend. (336-337) De hoofdpersoon was de eerste homo in België die een geregistreerd samenleefcontract sloot met zijn vriend. Zij vond het onzin dat hij daar het voortouw bij moest nemen. (337) Bij het aanbreken van de dag had ze zich met het idee verzoend en voor de camera zei ze: ‘Als ze maar gelukkig zijn’. (338) De moeder had de hoofdpersoon wel graag om zich heen. De hoofdpersoon heeft een verblijf in Kaapstad en elke keer dat hij daarheen ging, belde zij hem om hem op te zadelen met allerlei bezigheden. Haar testament moest in orde worden gebracht of ze droeg hem op haar huis te kopen. Ze was bang dat hij ooit zou mededelen dat hij voorgoed in Kaapstad bleef wonen, zo ver mogelijk bij de moeder vandaan. (145) Ze maakte de hoofdpersoon tijdens een toneelstuk duidelijk dat hij vaker langs moest komen. Hij was al een gerenommeerd schrijver en zij speelde in een toneelstuk over demente bejaarden. In haar rol kon ze niet meer praten. Tijdens een scène waarin zij alleen op het podium stond, drukte zij een cassetterecorder in. Ze zat in haar rolstoel en keek de zaal in, met haar strakke blik gericht op de hoofdpersoon. Dit hield de moeder zolang vol dat het publiek zich in de richting de persoon draaide die zij aankeek. Het publiek stootte elkaar aan omdat ze hem herkenden. Op het geluidsfragment dat afspeelde zei een man tegen zijn moeder dat hij geen tijd had om langs te komen, maar dat hij volgende week of die week erop wel weer zou komen. (185186) Met de voorbeelden hierboven laat de hoofdpersoon zien dat de relatie tussen hem en zijn moeder niet altijd vlekkeloos verliep. Dat de hoofdpersoon ook slechte momenten uit hun relatie noemt, zorgt ervoor dat de relatie authentiek lijkt. Na de beroerte van de moeder probeerde de hoofdpersoon zijn steentje bij te dragen. Toch probeerde de vader de kinderen er niet teveel mee te belasten. Wanneer de moeder voor een uitje naar huis mocht, werkte de vader de hoofdpersoon de deur uit met de boodschap dat hij het zelf wel zou redden. (259) In een ander uitje mocht de moeder naar de tandarts. De hoofdpersoon was degene die haar daar naartoe mocht brengen. Hij probeerde dan het beste te doen voor zijn moeder door de route te nemen die door haar oude buurt loopt. (199) Hij hoopte dat er een paar herinneringen naar boven kwamen en ze weer een aantal woorden zou zeggen. (234) Het bleek niet te werken. Ze leek zich te willen verstoppen en rondkijken deed ze helemaal niet. De terugweg ging dan ook via een andere route. (236) Ondanks dat de moeder ziek was, kreeg de relatie tussen de 72
hoofdpersoon en de moeder toch nog twee hoogtepunten. Op de avond dat de moeder voor het laatst in het openbaar verscheen, mocht de hoofdpersoon haar helpen opmaken. Toen zij knoeide met haar potlood, mocht hij het corrigeren en hij mocht zelfs een haartje van haar wenkbrauw epileren. Hij voelde zich vereerd dat hij dat mocht doen. (283-284) Nadat de toestand van de moeder was verslechterd en ze permanent was opgenomen, mocht de hoofdpersoon steeds wanneer hij langskwam haartjes epileren die in de weg zaten. Ze kon het alleen niet meer vragen, ze haalde alleen het pincet tevoorschijn en gaf dat aan hem. (329) Op het moment dat de moeder alle dagen vastgebonden zat, omdat ze zelf niet meer rechtop kon zitten, verzorgde de hoofdpersoon haar wanneer dat nodig was. Bij een bezoek haalde hij haar uit haar rolstoel en verschoonde haar luier en hij probeerde haar te wassen. Gemakkelijk was het niet want ze kon zelf niet blijven zitten. Het was bijna niet uit te houden om in die stank te zitten. Hij vroeg zich af of ze doorhad hoe ze erbij zat. (339) De hoofdpersoon beschreef haar oude naakte lichaam en bleef ondertussen tegen haar praten om de schaamte te overwinnen. Het ergst vond hij dat ze niet meer terugpraatte. (340) Hij had het gevoel dat hij alles in het leven goed had gemaakt door het leven van de moeder niet met een paar weken te verlengen, maar haar te laten gaan. ‘Misschien kan de liefde maar één ding echt. Uit liefde doden.’ (343) De hoofdpersoon voelt zich deels verantwoordelijk voor de verzorging van zijn moeder. Dit laat zien dat de band tussen hem en zijn moeder op het laatst goed was. De toekomst De hoofdpersoon vraagt zich in de roman twee keer af wat er in de toekomst zal gebeuren. De eerste keer is wanneer de moeder in het ziekenhuis is opgenomen. De hoofdpersoon is vanuit Kaapstad teruggevlogen naar huis en staat nu aan het ziekenhuisbed van zijn moeder. De hoofdpersoon is geschokt dat zijn moeder alleen nog maar wartaal uitkraamt. Hij zegt dat niet alleen de moeder haar taal is kwijtgeraakt, maar hij is ook zijn taal kwijtgeraakt. Hij weet namelijk niet hoe hij in de toekomst deze taal moet benoemen; er is geen woord voor te bedenken. De hoofdpersoon betwijfelt of hij dit moment ooit nog kan vergeten. (157) Aan het einde van de roman geeft de hoofdpersoon zichzelf een opdracht voor de toekomst. Bij het overlijden van zijn moeder belooft de hoofdpersoon een ding: ‘Dat ik, wanneer en waar ik er de kans toe zie, de stilte zal bestrijden met mijn stem, de leegte zal proberen te betwisten met mijn woord, al het beschikbare papier ter wereld zal proberen te bevechten met mijn taal.’ Hij zegt dat hij met deze opdracht de strijd aangaat tegen sprakeloosheid. Hem zal nooit het zwijgen worden opgelegd. (359-360) Hoe de hoofdpersoon de toekomst ziet zonder zijn moeder, wordt niet in deze roman behandeld. De hoofdpersoon zegt niet dat hij de toekomst somber inziet, alleen kan hij zijn zieke moeder nooit vergeten. Korte vergelijking van de analyse van Sprakeloos met Tonio, Contrapunt, Logboek van een onbarmhartig jaar en Gestameld liedboek Sprakeloos bestaat voornamelijk uit fragmenten die net als Gestameld liedboek in grote lijnen de chronologische tijdsvolgorde volgen. Er wordt geen expliciete structuur aangegeven zoals in Contrapunt en Logboek van een onbarmhartig jaar. Er worden geen data in de roman weergegeven. De structuur is af te leiden aan het aftakelingsproces dat chronologisch lijkt te zijn weergegeven, onderbroken door veel herinneringen. Deze structuur komt overeen met dat van Gestameld liedboek met als verschil dat er meer herinneringen in het verhaal voorkomen en de fragmenten langer zijn. 73
In Sprakeloos wordt net als in Tonio, Logboek van een onbarmhartig jaar en Gestameld liedboek een ik-perspectief gehanteerd. Ook wordt de hoofdpersoon net als deze met ‘ik’ aangeduid en is dit de verteller van het verhaal. De voornaam van de hoofdpersoon komt de lezer niet te weten, wel de achternaam. Deze is hetzelfde als die van de auteur en daarom kan er een relatie worden gelegd. De namen uit de omgeving van de hoofdpersoon worden ook genoemd, behalve die van zijn broer. Hieruit blijkt dat de hoofdpersoon erover heeft nagedacht wie bij naam genoemd moet worden en wie niet. Dit is ook toegepast in Gestameld liedboek. Hier wordt bijna iedereen geanonimiseerd in tegenstelling tot Sprakeloos waar dit slechts met een persoon is gebeurd. Door de familieleden bij naam te noemen wordt de authenticiteit van de roman benadrukt. In Sprakeloos wordt uitgebreid ingegaan hoe de roman tot stand is gekomen. De hoofdpersoon benadrukt dat hij moeite heeft met schrijven over zijn moeder. Ook vertelt hij over de totstandkoming van de roman. De hoofdpersonen in Contrapunt, Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar geven ook aan moeite te hebben met schrijven. In Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar geven de hoofdpersonen aan dat ze met de constructie van hun roman bezig zijn, net als de hoofdpersoon in Sprakeloos dat doet. In Sprakeloos wordt er net als in Gestameld liedboek geen gebruik gemaakt van intertekstualiteit. In Sprakeloos komen veel herinneringen voor uit de jeugd van de hoofdpersoon. Veel van deze herinneringen gaan over zijn moeder of de relatie die hij met zijn moeder heeft. Ook op dit punt is de roman te vergelijken met Gestameld liedboek waar ook herinneringen aan de jeugd van de hoofdpersoon worden aangehaald die voornamelijk over de relatie tussen de hoofdpersoon en zijn moeder gaan. In Tonio, Contrapunt en Logboek van een onbarmhartig jaar worden in de herinneringen ook de relatie tussen de hoofdpersoon en de geliefde beschreven. In Sprakeloos staat net als in Gestameld liedboek het aftakelingsproces van de moeder centraal. Het grote verschil is dat in Sprakeloos nog een periode na het overlijden van de moeder wordt besproken en in Gestameld liedboek niet. Toch wordt er in Sprakeloos niet zo’n uitgebreid rouwproces beschreven als in Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar. Hierin wordt de pijn die de hoofdpersonen ervaren na de dood van een geliefde uitgebreid besproken. In Sprakeloos wordt besproken wat voor het impact de dood van de moeder van de hoofdpersoon heeft op zijn vader en op welke manier het schrijven door haar dood beïnvloedt wordt. Het schuldgevoel dat de hoofdpersoon uit Sprakeloos voelt ten opzichte van zijn moeder is tegenovergesteld aan het schuldgevoel van de hoofdpersoon uit Tonio. In Sprakeloos heeft de hoofdpersoon het idee dat hij zijn moeder eerder had moeten laten gaan, terwijl in Tonio de hoofdpersoon het gevoel heeft dat hij zijn zoon beter had moeten beschermen. De relatie tussen de hoofdpersoon en zijn moeder in Sprakeloos is vooral af te leiden uit de herinneringen die de hoofdpersoon vertelt en hoe hij met het aftakelingsproces van zijn moeder omgaat. In de relatie komen goede en slechte momenten voor. De herinneringen die in de roman worden besproken zijn voornamelijk om de moeder te beschrijven, want zij speelt de hoofdrol in bijna elke herinnering. De hoofdpersoon speelt hier een ondergeschikte rol in. Toch is uit de herinneringen op te maken dat de hoofdpersoon een vrij onbezorgde jeugd had. Er kwamen wat problemen toen hij wat ouder werd, maar die zijn allemaal opgelost. Dat het op het laatst nog goed zat tussen de hoofdpersoon en de moeder blijkt uit uit de wens van de moeder dat de hoofdpersoon vaker moet langskomen en dat de hoofdpersoon de moeder nog verschoont tijdens haar aftakelingsproces. Net als in de andere romans is in Sprakeloos geprobeerd een realistisch beeld weer te geven van de relatie. De hoofdpersoon heeft als toekomstplan zijn moeder een stem te 74
geven. Dit plan heeft de hoofdpersoon uit Tonio ook. Hij geeft niet aan dat hij bang is om dezelfde ziekte te krijgen als zijn moeder. De hoofdpersoon uit Gestameld liedboek was hier wel bang voor.
75
Slotbeschouwing In de inleiding van deze scriptie staat de hoofdvraag van dit onderzoek aangegeven: zijn er bepaalde overeenkomstige kenmerken tussen de requiemromans? En kan er inderdaad worden gesproken van een genre of zijn het op zichzelf staande romans? In deze slotbeschouwing wordt gekeken of op deze vragen een antwoord kan worden gegeven na het analyseren van vijf romans die als requiemromans worden gezien. Er is bij deze romans gekeken naar de structuur en de inhoud. In de analyses is op bepaalde aspecten van de romans ingegaan. Daar zijn een aantal bevindingen uit naar voren gekomen. Aan het einde van de analyses zijn de romans met elkaar vergeleken. In deze slotbeschouwing zal dan ook alleen de conclusie uit deze vergelijkingen worden besproken. Uit de vergelijkingen van de analyses is gebleken dat er zowel overeenkomsten als verschillen tussen de romans zijn aan te wijzen. Er valt in de eerste plaats vast te stellen dat er geen twee romans zijn die op alle punten van elkaar verschillen en er zijn geen twee romans die op alle punten met elkaar overeenkomen. Toch valt te concluderen dat sommige romans meer overeenkomsten met elkaar hebben dan met de andere romans. Na de analyses is globaal een driedeling te maken tussen de vijf geanalyseerde romans. Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar hebben de meeste overeenkomsten met elkaar, Gestameld liedboek en Sprakeloos hebben veel overeenkomsten en Contrapunt vertoont met alle vier de romans niet veel gelijkenissen. Het belangrijkste punt waardoor deze driedeling is ontstaan, is dat de prioriteiten in de romans verschillen. In Gestameld liedboek en Sprakeloos staat het aftakelingsproces van de moeder centraal. Dit wordt afgewisseld met herinneringen aan hun jeugd en de periode erna die een beeld schetsen van de relatie tussen de moeder en de hoofdpersoon. In Tonio en Logboek van een onbarmhartig jaar gaat het juist over de gevoelens van de hoofdpersoon na de dood van een geliefd persoon. Contrapunt draait voornamelijk om het ophalen van herinneringen aan de dochter en daar wordt de dood en het rouwproces slechts in twee hoofdstukken besproken. Uit de vergelijkingen van de analyses is te concluderen dat de onderwerpen in de romans grotendeels overeenkomen, maar bij de invulling daarvan grote verschillen zijn. De verschillen tussen de romans zijn onderling zo groot, dat ze op veel onderwerpen niet vergelijkbaar zijn. Het is daarom moeilijk om deze vijf romans onder hetzelfde genre te scharen. Het is een betere optie om een onderscheid te maken tussen de romans.
76
Bibliografie Primaire literatuur - Boon, T. den, Geeraerts. D. (2005). Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Utrecht, Antwerpen: Van Dale Lexicografie. - Enquist, A. (2012). Contrapunt (16e druk). Utrecht, Amsterdam, Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers. - Heijden, A.F.Th. van der (2011). Tonio (6e druk). Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij. - Heijden, A.F.Th. van der (2014). Uitverkoren (4e druk). Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij. - Lanoye, T. (2010). Sprakeloos (8e druk). Amsterdam: Uitgeverij Prometheus. - Mortier, E. (2011). Gestameld liedboek (3e druk). Amsterdam: Uitgeverij De Bezige Bij. - Palmen, C. (2011). Logboek van een onbarmhartig jaar (3e druk). Amsterdam: Uitgeverij Prometheus. Secundaire literatuur - Etty, E. (01-07-2011). NRC Handelsblad, Boeken. En de rest is voyeurisme; alles draait om onontkoombaarheid. Waar ligt de grens tussen literaire rouwverwerking en sensatiezucht? - Missinne, M. (2013). Oprecht gelogen. Autobiografische romans en autofictie in de Nederlandse literatuur na 1985. Nijmegen: Gent en Uitgeverij Vantilt. - Missinne, M. (05-2014). Ons Erfdeel. Tussen emotie en literatuur. De paradoxale status van rouwromans. - O’Connor, N. (1986). Loslaten met liefde. Over het rouwproces en het verwerken van verdriet. Katwijk aan Zee: Servire Uitgevers B.V. - Peters, A. (08-05-2012). De Volkskrant, Ten Eerste. A.F.Th. van der Heijden bekroond voor requiemroman over zoon. - Peters, A. (13-03-2012). De Volkskrant, VMedia. ‘Tonio’ van A.F.Th. van der Heijden wint prijs en wordt genomineerd; literatuur Libris-jury nomineert geen enkele vrouw. - Peters, A. (28-05-2011). De Volkskrant, Boeken. Vuistslag op een blinde muur.
77