tvol m c e p s re gzaa a a r d ver ig mondief kritisch posit ierig k leerg twoordelij veran ageerd geëngal socia andig zelfstief creat
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Een gids voor correcte omgang en communicatie
onderwijs
van de Vlaamse Gemeenschap
onderwijs van de nummer 3 schoolbeleidscahier Vlaamse Gemeenschap februari 2011
onderwijs
van de Vlaamse Gemeenschap
Inhoud Onze visie ................................................................................................................................. 5 Communicatie ..................................................................................................................... 7 De theorie van de wet . ............................................................................................. 12 De rechtspositie van kinderen . .............................................................................................. 12 Bekwaamheid van minderjarigen .................................................................................................. 12
Rechtsbekwaamheid of genotsbekwaamheid .............................................................................. Handelingsbekwaamheid ................................................................................................................ Procesbekwaamheid .......................................................................................................................
12 12 13
Hoorrecht .............................................................................................................................................. 14
Hoorrecht tijdens een procedure voor de jeugdrechtbank . ........................................................ Hoorrecht tijdens een procedure voor een vrederechtbank en rechtbank van eerste aanleg.. Op verzoek van de rechter .............................................................................................................. Op verzoek van de minderjarige . ................................................................................................... Verloop van het hoorrecht . .............................................................................................................
14 14 14 14 14
De minderjarige als slachtoffer van een misdrijf ...................................................................... 15 De minderjarige als verdachte van een als misdrijf omschreven feit ................................. 15 De minderjarige als cliënt in de Integrale Jeugdhulp .............................................................. 17 De minderjarige als patiënt ............................................................................................................. 17 De positie van de minderjarige als zijn ouders uit elkaar gaan ............................................ 17
De rechtspositie van ouders ................................................................................................... 18 Rechten en plichten verbonden aan het ouderlijk gezag ....................................................... 18
Respect ............................................................................................................................................. Gezag van de ouders tot de meerderjarigheid . ............................................................................ Beheer over de goederen en vertegenwoordigingsbevoegdheid ............................................... Genot op de goederen van de minderjarige ..................................................................................
18 18 18 19
Mogelijke gezinsvormen .................................................................................................................. 20 Uitoefening van rechten en plichten door samenlevende ouders ....................................... 22 Uitoefening van rechten en plichten door niet-samenlevende ouders .............................. 22 Een stukje geschiedenis … voor 13 april 1995 .............................................................................. 22 Gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag: gezagsco-ouderschap . ............................. 22 Belangrijkste principe .................................................................................................................. 22 Vermoeden van instemming ........................................................................................................ 22 Exclusief ouderlijk gezag ................................................................................................................ 23 Ontzetting uit het ouderlijk gezag . ................................................................................................ 23 Wijziging van het ouderlijk gezag . ................................................................................................. 24 Weigering van een van de ouders om de rechterlijke beslissingen uit te voeren ..................... 24
2
Verblijfsregeling en omgangsregeling . ........................................................................................ 26
Verblijfsregeling . .............................................................................................................................. Recht op persoonlijk contact: omgangsregeling .......................................................................... Gedwongen tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing over de kinderen . .....................
26 26 27
Rechten van grootouders en stiefouders . .................................................................................. 28
Grootouders . .................................................................................................................................... Stiefouders ....................................................................................................................................... Pleegouders . ....................................................................................................................................
28 28 28
Ambtsgeheim en ouderlijk gezag .................................................................................................. 28 Beroepsgeheim en ouderlijk gezag .............................................................................................. 29
De toepassing van de wet Enkele tips voor de school . ..................................................................................................... 30 Inschrijvingsbeleid ............................................................................................................................. 30 Algemeen .............................................................................................................................................. 30
Engagementen van de school ............................................................................................... 32 Informatie ............................................................................................................................................. 32 Communicatie met ouders .............................................................................................................. 32 Toestemming ....................................................................................................................................... 33
Engagementen van ouders . .................................................................................................... 33 Enkele cases .................................................................................................................................... 34
Nuttige informatie ........................................................................................................... 39 Bibliografie . ............................................................................................................................. 42 Voorbeeld inschrijvingsformulier ................................................................ 44
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
3
Woord vooraf Onze samenleving is voortdurend in beweging. Het traditionele gezin maakt plaats voor andere, vaak complexere gezinsvormen. Een op vier leerlingen in de derde graad van het secundair onderwijs heeft gescheiden ouders. Bij kleuters is dat één op tien. Vijf tot zeven procent van de gezinnen is immers nieuw samengesteld en 9,5 tot tien procent van de kinderen leeft in een gezin met een stiefouder. Bovendien is elf procent van de vrouwen tussen 40 en 44 jaar alleenstaande moeder; bij de mannen in die leeftijdscategorie is slechts twee procent alleenstaand. Voor scholen is omgaan met verschillende gezinsvormen en veranderende gezinssituaties van leerlingen niet evident. Het gebeurt steeds vaker dat ouders die gescheiden zijn of niet meer samenleven maar wel gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen niet tot een consensus komen over de schoolloopbaan van hun kinderen. Bijvoorbeeld: elke ouder wil voor het kind een ander levensbeschouwelijk vak of een andere studierichting; de ene ouder wil het kind laten deelnemen aan een GWP of andere (na)schoolse activiteiten, de andere niet; de ene ouder wil school A, de andere school B. Voor een aantal van deze knelpunten vindt de school in de regelgeving geen houvast om de meest geschikte beslissing te nemen. Dit schoolbeleidscahier reikt onze scholen een theoretisch en praktisch juridisch kader aan om ouders en hun kinderen op de best mogelijke wijze te helpen en om correct te handelen binnen het juridische kader en in het belang van elk betrokken kind. Hoe beter de school rekening houdt met de rechtspositie van ouders en hun kinderen binnen de schoolcontext, hoe sterker zij samen met de ouders kan bijdragen aan de maximale ontwikkeling van elk kind. Op die manier bouwen wij samen aan de gezinsvriendelijke school waar alle leerlingen en hun ouders zich thuis kunnen voelen. Raymonda Verdyck afgevaardigd bestuurder
Participerende ouders bieden meerwaarde “Niet enkel de leerlingen van het GO! zijn vip’s, ook hun ouders zijn erg belangrijk”, stelt Filip Giraldo, voorzitter van GO! ouders. “Zij kiezen immers voor ons net. Dankzij hun betrokkenheid en participatie in de ouderraad kunnen ze helpen bouwen aan een open school. Via hun kennis, ervaringen, netwerk en opleiding kunnen ouders aan de leerlingen én de school een meerwaarde bieden. ‘Samen school maken’ is immers niet enkel een zaak van de leerlingen, leerkrachten en directeur. Assertieve ouders in schoolbesturen kunnen erg drempelverlagend werken voor ouders die minder mondig zijn en niet naar een leerkracht of directeur durven stappen met vragen of opmerkingen.” Door de nieuwe gezinsvormen zijn de ouders niet altijd even eenvoudig te bereiken. “Maar dankzij een duidelijk communicatieplan kan een school elke betrokkene - ook een gescheiden ouder of stiefouder op de hoogte brengen. Via telefoon, e-mail, de schoolsite, Smartschool of Facebook,…Als scholen zich engageren voor een goede samenwerking, doen ouders dat ook.” Filip Giraldo, voorzitter GO! ouders vzw
4
Onze visie Basisprincipes Het uitgangspunt van deze visie is het pedagogisch project van het GO!. Het PPGO! is gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en meer in het bijzonder op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het GO! waarborgt het recht op onderwijs en de vrije schoolkeuze. Ons ultieme doel is de optimale ontwikkeling van elk kind. De school spant zich maximaal in om dit mogelijk te maken. Daarbij worden ouders als volwaardige en geprivilegieerde partners erkend. Elke ouder wordt op een even warme en respectvolle wijze onthaald. Elke ouder (tenzij ontzet uit het ouderlijk gezag) heeft evenveel recht op informatie en participatie. Ouders onderschrijven en respecteren de opvoedkundige en onderwijskundige opdracht van de school. Ze onderschrijven het pedagogisch project van de school en van het GO! en nemen gezamenlijk hun rol op om dit te helpen realiseren, zodat hun kind zijn talenten optimaal kan ontwikkelen. Ouders zijn de eerste opvoedingsverantwoordelijken. De school eerbiedigt de rechten die voortvloeien uit het ouderlijk gezag van elke ouder. De school gaat ervan uit dat ouders hun gezag tegenover hun kind gezamenlijk uitoefenen tenzij een van beiden een vonnis of arrest voorlegt dat het tegendeel aantoont. Naar de geest van de wet waarin de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag als de regel wordt beschouwd, stimuleert de school ouders om gezamenlijk en tijdig de verantwoordelijkheid over de schoolloopbaan van hun kind op te nemen. De school stelt zich neutraal op. Omgekeerd vragen ouders niet aan de school om partij te kiezen. De school streeft naar maximale participatie van ouders en kinderen en neemt daartoe verschillende initiatieven, zowel op het niveau van individuele ouder en kind als op het niveau van de algemene werking van de school. De school betrekt kinderen maximaal, met respect voor hun individuele draagkracht.
In de praktijk De school voert een beleid dat erop gericht is om alle ouders maximaal te informeren. Ze stelt ook van bij de inschrijving van het kind alles in het werk om optimale communicatie met de ouders mogelijk te maken, rekening houdend met de diversiteit. Ouders informeren de school over wie het ouderlijk gezag uitoefent en over de omgangs- en verblijfsregeling voor het kind. Ze engageren zich ook om gezamenlijk tot beslissingen te komen in het belang van hun kind. Wanneer ouders bij onenigheid vragen om te bemiddelen, verwijst de school hen door naar het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) en/of de jeugdrechter zodat ze haar neutrale positie ten aanzien van beide ouders kan bewaren. Bij onenigheid over de schoolloopbaan van hun kind gaan ouders in op voorstellen tot bemiddeling. De school nodigt de ouders samen uit op het oudercontact. De ouders engageren zich om samen op het oudercontact aanwezig te zijn. Ouders gaan zelf actief op zoek naar informatie. Ze engageren zich ook om elkaar maximaal te informeren. De verantwoordelijkheid over de uitwisseling van informatie ligt bij de ouders en de school, niet bij het kind. De school streeft maximale participatie van ouders en kinderen na en onderneemt daartoe verschillende initiatieven:
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
5
• Ze stimuleert de kinderen om een stem te hebben in de leerlingenraad; • Ze moedigt ouders aan om deel uit te maken van een oudercomité, ouderwerkgroep, ouderraad, vriendenkring enz.; • Ze doet het nodige om ouders maximaal te betrekken bij oudercontacten; • …
6
Communicatie Het tijdschrift Klasse (Leraren) heeft op zijn site De eerste lijn een artikel geplaatst, boordevol tips over goede communicatie met ouders. We wilden u dit niet onthouden.
Succesvolle school Veel leerkrachten klagen over gebrekkige communicatie op school. Vaak ook de ouders. Daardoor ontstaan misverstanden, frustraties, wrijvingen en vooral ook gemiste kansen. Goede communicatie op school voorkomt problemen of zorgt ervoor dat probleemgedrag (pesten, drugs, agressie, faalangst) of leerproblemen (dyslexie) vlug en efficiënt worden aangepakt. Hoe komen we tot goede communicatie? Wie het antwoord vindt op deze vraag is op weg naar een succesvolle school.
10 tips voor een goed contact met ouders • Bereid het gesprek goed voor. Welke boodschap wil je kwijt? Hoe vertaal je die? Welke verwachtingen heb je van de ouders en welke rol willen ze spelen in het leerproces? Ook moeilijke leerlingen hebben positieve kanten. • Vermijd het conflict. Bij een conflictsituatie is er geen winnaar. • Ontspan jezelf. Wie gespannen aan een gesprek met ouders begint, draagt die spanning vaak over op de ouders. • Erken de deskundigheid van de ouder. Een gesprek is geen machtsspel, maar verloopt tussen twee evenwaardige partners. • Stel je open op. Wie zich defensief opstelt, betrekt de ouders niet bij een mogelijk probleem of laat zich niet betrekken bij hun probleem. Besef dat de manier waarop je kijkt naar het kind anders is dan de perceptie van de ouders. • Stel je luisterend op. Je moet als leerkracht niet voor iedere probleemsituatie een oplossing bedenken. Ga mee op zoek met de ouders. • Elk gezin heeft ongeschreven gezinsregels. Peil ernaar in het gesprek en respecteer ze. • Bij moeilijke gesprekken komt het erop aan een oplossing te vinden, niet een schuldige. Is een tien-minuten-gesprek te kort, maak dan een nieuwe afspraak. • Formuleer opvoedingsproblemen in concreet observeerbaar gedrag. Zo nodig je ouders uit even in je huid te kruipen. • Zorg voor een follow-up van het gesprek. Maak afspraken die je in een volgend gesprek kan toetsen. Wat gaan we doen? En hoe pakken we dat aan?
Hoe gezinsvriendelijk is jouw school? Doe de test ja
nee
Onze school heeft een visie op ‘het gezin’: een gezinsbeleid.
ja
nee
Alle formulieren die ouders invullen, zijn aangepast aan alle mogelijke gezinsvormen.
ja
nee
We houden gegevens over de gezinssituatie van leerlingen up-to-date.
ja
nee
We kennen de wettelijke situatie van onze leerlingen.
ja
nee
Brieven beginnen met ‘beste ouder(s)’ in plaats van met ‘beste mama en papa’.
ja
nee
We gebruiken modern lesmateriaal waarin diverse gezinsvormen voorkomen.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
7
ja
nee
Kinderen kiezen hoeveel cadeautjes en nieuwjaarsbrieven ze maken en voor wie.
ja
nee
Ouders mogen een gesplitste schoolfactuur vragen.
ja
nee
Ouders krijgen de kans om afzonderlijk naar het oudercontact te komen.
ja
nee
Ook plus(groot)ouders, halfbroers en -zussen … zijn welkom op school.
ja
nee
Het schoolteam, ouders en leerlingen vinden dat beleid in het schoolreglement.
Hoe meer je ‘ja’ antwoordt, hoe bewuster je school omgaat met leerlingen en ouders van alle mogelijke gezinnen.
Een gezinsbeleid: beter voorkomen dan genezen De meeste scholen hebben geen gezinsbeleid of gemeenschappelijke visie op diverse gezinsvormen. Individuele leraren beslissen of ze ingaan op praktische vragen van ouders en kinderen. De kans is groot dat hun aanpak erg verschilt. Voor ouders en kinderen is dat verwarrend, leraren weten niet hoe ze moeten reageren en voelen zich niet gesteund door hun collega’s of de directie.
Drie goede redenen • De school is een rustpunt voor leerlingen op het ogenblik dat hun gezinssituatie verandert. • School en ouders zijn partners in opvoeding en ondersteunen elkaar. Communiceren en samenwerken is erg belangrijk. • Een algemeen gezinsbeleid geeft de school de kans om altijd de noden van het kind centraal te stellen en de grenzen van de school duidelijk af te bakenen.
Vier pijlers • Ontwikkel een duidelijk beleid rond gezinsveranderingen en diverse gezinsvormen bij je leerlingen. Zo’n beleid bestaat uit praktische maatregelen en een aangepaste lesinhoud. - Maak duidelijk aan ouders dat de school op de hoogte gebracht wil worden als hun gezinssituatie verandert. Pas je administratieve gegevens over de leerling meteen aan. - Als je communiceert met ouders, ga er dan niet van uit dat je leerlingen opgroeien in een traditioneel kerngezin. - Pas je lesmateriaal en activiteiten aan. • Neem een neutrale positie in. - Probeer geen conflicten tussen ouders op te lossen. Kies geen partij voor een van beide ouders als ze het oneens zijn. Zo veroordeel je niemand en toon je aan de leerling dat het mogelijk is om neutraal te blijven. - Betrek altijd beide ouders. De school is een plaats waar gescheiden ouders kunnen samenwerken aan het welzijn van hun kinderen. Informeer spontaan beide ouders, ook al woont de leerling hoofdzakelijk bij vader of moeder. - Moedig de participatie van ouders uit niettraditionele gezinnen aan. • Verwijs ouders en leerlingen bij problemen tijdig door naar het CLB of andere professionele hulpverleningsdiensten. • Zoek uit wat de wettelijke positie van je leerlingen is om te voorkomen dat de school er ongewild
8
inbreuk op pleegt, door bijvoorbeeld informatie aan een ouder te weigeren of een naam te veranderen. Vraag bij een conflict om de rechtsuitspraak te mogen lezen.
Recht op informatie en beslissingen • Als beide ouders het ouderlijk gezag delen Beide ouders hebben recht op informatie en nemen samen beslissingen. Of ze getrouwd zijn of niet, maakt niet uit. Hetzelfde geldt voor gescheiden ouders wanneer ze gezagscoouderschap hebben. Of hun kind nu alternerend bij een van beide ouders woont (bilocatie of verblijfscoouderschap) of op één adres (en de andere ouder bezoekt), speelt geen enkele rol. In al deze gevallen kan een van beide ouders te goeder trouw een beslissing nemen over het onderwijs aan hun kind, op basis van een vermoeden van akkoord van de andere ouder. • Bij exclusief ouderlijk gezag Een rechter kan het ouderlijk gezag opdragen aan een van beide ouders. Dat is ‘exclusief ouderlijk gezag’. Alleen de ouder aan wie het ouderlijk gezag toegewezen is, mag beslissingen nemen. De andere ouder heeft het recht om toezicht uit te oefenen op de opvoeding. Hij heeft recht op informatie. Meestal bepaalt de rechter een tussenoplossing: dan moeten met bepaalde beslissingen beide ouders instemmen, terwijl voor andere één ouder verantwoordelijk is. • Bij ontzetting uit ouderlijk gezag Ouders die ‘ontzet zijn uit hun ouderlijk gezag’ mogen geen beslissingen nemen en hebben geen recht op informatie. De school mag niet automatisch veronderstellen dat de informatie beide ouders bereikt, maar mag wel met de ouders afspreken dat informatie (zoals de schoolagenda) via de ene ouder bij de andere terechtkomt. In de praktijk nemen stief- of plusouders heel wat ouderlijke taken op, maar op juridisch vlak kunnen zij geen enkel gezag uitoefenen over hun plus- of stiefkind. “Omgaan met diversiteit zit ingebakken in onze pedagogie. We vertrekken altijd vanuit de leefwereld van het kind. De gezinssamenstelling maakt daar deel van uit.” (Patrick Leunens, directeur freinetschool De Triangel in Booischot)
De aanpak Respecteer álle gezinsvormen Liselot heeft twee mama’s, de papa van Saïda is gestorven, Mathijs woont de ene week bij zijn mama en haar vriend, de andere week bij zijn papa en zijn vriendin. Hoe houd je er als leraar en als school rekening mee dat niet alle leerlingen in een traditioneel gezin wonen? En wat doe je als de ouders van een leerling uit elkaar gaan, of als een nieuwe partner zijn intrek neemt? De leefwereld van je leerlingen wordt grondig door elkaar geschud wanneer hun gezinssituatie verandert. Hoe speel je daar op in?
Veranderingen in het gezin • Luister naar de leerling en geef hem wat extra aandacht, begrip en hulp op een discrete manier. Geef het kind enkel de hulp die het vraagt en overdonder het niet. • Wees alert voor veranderingen in het gedrag van de leerling en zoek een gepast moment om erover te praten. Blijf echter wel je eisen stellen en maak geen uitzondering om ongepast gedrag of slechte schoolresultaten goed te praten. • Bestempel de nieuwe gezinssituatie niet te snel als oorzaak voor gedragsproblemen of slechte cijfers. Mogelijk ligt de oorzaak ergens anders.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
9
• Blijf objectief en spreek geen oordeel uit over de situatie of betrokken personen. • Gun de leerling een aanpassingsperiode. Houd er rekening mee dat het voor een kind niet evident is om onmiddellijk in orde te zijn met een aantal praktische zaken. • Als je in een gelijkaardige situatie zit, waak er dan over dat je je eigen ervaringen niet veralgemeent. Iedere situatie is uniek. • Gebruik in de klas werkvormen die het verwerkingsproces van kinderen vooruithelpen, bijvoorbeeld kinderen laten vertellen over hun thuissituatie, een tekening laten maken, een klasgesprek houden over thema’s die de kinderen bezighouden.
Niet-traditionele gezinnen Vijf tips voor de leraar • Toon respect voor alle gezinsvormen en laat dat ook duidelijk blijken in wat je zegt, het materiaal dat je gebruikt en wat je doet. • Geef je leerlingen de kans om voor praktische zaken zoals knutselwerkjes voor vader- en moederdag, nieuwjaarsbrieven, rapporten, schoolfeest en andere activiteiten af te wijken van het gangbare klaspatroon. Bijvoorbeeld: laat het rapport een week langer houden zodat beide ouders de kans krijgen om het te zien, vraag hoeveel nieuwjaarsbrieven je leerlingen willen maken en toon begrip als kinderen materiaal vergeten zijn bij de ene of andere ouder … • Zoek creatief naar voorbeelden waarin verschillende gezinsvormen voorkomen bij het materiaal dat je gebruikt om lees-, schrijf-, en rekenvaardigheden aan te leren. • Geef les over het thema gezinsvormen. • Volg nascholing om kennis en inzichten op te doen over de leefwereld en behoeften van kinderen uit diverse gezinsvormen en om je leerlingen te ondersteunen. Negen tips voor de school • Organiseer een infoavond voor alle ouders om de houding van de school ten opzichte van gezinnen uit te leggen. Dat kan ook via de schoolbrochure, de website, het schoolreglement. • Let op aanspreektitels en benamingen: ‘Beste ouder(s)’ in plaats van ‘Beste mama en papa’, ‘ouder 1’ en ‘ouder 2’ in plaats van ‘moeder’ en ‘vader’ … • Voorzie kinderopvang tijdens contactmomenten op school. Alleenstaande ouders hebben niet altijd opvang voor hun kinderen als ze op school moeten zijn. Laat gescheiden ouders - als ze dat willen - afzonderlijk naar het oudercontact komen. • Zorg ervoor dat leraren op de hoogte zijn van gevoeligheden waar ze rekening mee moeten houden, maar wees altijd discreet. Laat de gegevens over het gezin van de kinderen elk jaar opnieuw invullen door de ouders. • Pas je formulieren aan. Maak plaats voor meerdere adressen, de verblijfsregeling van de kinderen, wie de kinderen mag ophalen, namen van halfbroers- en zussen … Geef wat extra tijd om formulieren in te dienen. • Communiceer zoveel mogelijk elektronisch. Dat biedt voordelen voor gescheiden ouders. Ze zijn gelijktijdig op de hoogte zonder de kinderen te belasten. • Koop modern lesmateriaal aan (handboeken, leesboeken, oefenboeken) dat aansluit bij de heterogeniteit aan leefwerelden waarin kinderen opgroeien. • Stel informatie ter beschikking aan leraren via nascholing en folders in de lerarenkamer. • Bouw een goede samenwerking uit met het CLB, dat een partner is in leerlingen ondersteunen.
Wat staat er in de eindtermen over gezinsvormen? • Kleuters kunnen verschillende gezinsvormen herkennen (4.3). • Leerlingen van de lagere school kunnen er in hun omgang met leeftijdgenoten op discrete wijze rekening mee houden dat niet alle kinderen in hetzelfde gezin wonen als zijzelf (4.7).
10
• Leerlingen van het secundair onderwijs houden rekening met ontwikkelingen bij zichzelf en bij anderen, in de samenleving en de wereld (eindterm 16). Ze bespreken opvattingen over medische, psychische en sociale aspecten van samenlevingsvormen, veilig vrijen … (context 3, eindterm 7). Ze beschrijven de dynamiek in leef- en omgangsgewoonten, opinies, waarden en normen in eigen en andere sociale en culturele groepen (context 7, eindtermen 1).
Help! 5 vragen 5 antwoorden “De schoolresultaten van Sarah zijn beneden alle peil. Haar ouders zijn vorig jaar gescheiden. Misschien is dat de oorzaak?” Als de ouders van een kind niet langer samenwonen, krijgen slechte schoolresultaten, agressie, spijbelen al snel de stempel ‘scheiding niet verwerkt’. Een crisisperiode kan de resultaten van leerlingen wel negatief beïnvloeden, maar heeft daarom geen blijvend effect. Slechte schoolresultaten of zich slecht voelen op school zijn niet noodzakelijk het gevolg van de gezinssituatie. In de eerste plaats is het belangrijk dat je – eventueel met hulp van het CLB – zicht krijgt op het probleem en uitzoekt hoe school en gezin kunnen helpen om het op te lossen. “De ouders van Jules vechten een scheiding uit. Zijn mama wil hem inschrijven in onze school, zijn papa wil dat doen in een school twee dorpen verderop. Wat nu?” Een kind mag maar in één school ingeschreven zijn. De school mag een beslissing van een van de ouders uitvoeren, tenzij ze weet dat de andere ouder er bezwaar tegen heeft. Dan moet ze eerst het uitdrukkelijke akkoord van de andere ouder vragen. Als ouders het onderling niet eens raken, beslist de rechter. Kies als school vooral geen partij. Dat vraagt dat je voortdurend alert bent, want soms proberen ouders je (meestal te goeder trouw) aan hun kant te krijgen. “De ouders van Kyara gaan uit elkaar. Ze is erg boos op haar papa. Hoe reageer ik daarop?” Zelfs als een kind openlijk (tijdelijk) partij kiest voor een van de ouders, blijft het een band hebben met de andere ouder. Uiteindelijk blijven kinderen altijd loyaal aan beide ouders, ook al is dat (in bepaalde periodes) niet zichtbaar. Wees je daar als leraar van bewust. Blijf neutraal ten aanzien van beide ouders en kies geen partij, ook al kun je je beter vinden in het standpunt van een van hen. Afkeuren wat de ouders doen, helpt het kind niet verder. “De papa van Seppe is alleenstaand. Ik slaag er maar niet in hem bij de school te betrekken.” Vaak zorgt in het gezin de moeder voor de communicatie met de school. Leraren zijn dan ook vaak meer gewoon te overleggen met moeders dan met vaders. Ga er niet van uit dat vaders minder begaan zijn met de schoolloopbaan dan moeders. Onderzoek bij alleenstaande vaders bewijst het tegendeel. Als ouders – moeders of vaders, uit welke gezinsvorm ook – weinig deelnemen aan het schoolleven, kan dat ook te maken hebben met weinig tijd of financiële middelen. Als ouders zich positief gewaardeerd voelen door de school en in het bijzonder door de leraar, is de kans groter dat ze zich betrokken voelen. Als je alle ouders vriendelijk, respectvol en gelijkwaardig behandelt, maak je een belangrijk verschil voor ouders én leerlingen. “De mama van Haroen heeft een keer haar hart bij mij uitgestort over haar moeilijke gezinssituatie en belt me nu voortdurend thuis op. Wat nu?” Tijdens een crisissituatie word je als leraar gemakkelijk de vertrouwenspersoon van een ouder of leerling. Bewaak je grenzen, anders word je hulpverlener. Laat je niet verleiden tot advies geven en kies geen partij tegen de andere ouder. Verwijs tijdig door naar het CLB, maar blijf wel luisteren en begrip tonen.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
11
De theorie van de wet
De rechtspositie van kinderen
Bekwaamheid van minderjarigen
Rechtsbekwaamheid of genotsbekwaamheid Rechtsbekwaam of genotsbekwaam zijn, betekent dat iemand in de mogelijkheid verkeert om drager te zijn van rechten en plichten, of van subjectieve rechten (bv. kiesrecht, eigendomsrecht …). Iedereen, ook minderjarigen, zijn volledig rechtsbekwaam, algemene rechtsonbekwaamheid is uitgesloten in het Belgische rechtssysteem.
Handelingsbekwaamheid Handelingsbekwaamheid is de geschiktheid om de rechten en plichten waarvan men drager is zelf uit te oefenen, zonder tussenkomst van derden. Voor het stellen van rechtshandelingen dient men handelingsbekwaam te zijn. Binnen de rechtshandelingen kan men een onderscheid maken tussen:
• • •
Daden van beschikking: verkoop, schenkingen … ; Daden van beheer: verhuren van een huis, voeren van een procedure … ; Daden van behoud: herstellingen uitvoeren aan een wagen of een huis …
Niet-ontvoogde minderjarigen zijn volledig handelingsonbekwaam, ontvoogde minderjarigen zijn beperkt handelingsbekwaam. De beschermingsgedachte is de basis voor de handelingsonbekwaamheid van minderjarigen. Uitzonderingen op de handelingsonbekwaamheid van minderjarigen: •
Dagdagelijkse handelingen
Algemeen wordt aangenomen dat voor dagelijkse handelingen die de minderjarige alleen stelt (bv. de aankoop van een cd, kleding …) hij een stilzwijgend mandaat van zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft gekregen. Sommige van deze handelingen kunnen wel op verzoek van de minderjarige of zijn wettelijke vertegenwoordiger nietig verklaard worden door de rechter. Dit zal wel enkel gebeuren wanneer er effectief een benadeling van de minderjarige aangetoond wordt.
12
•
Uitzonderingen in verband met de persoon van de minderjarige
Persoonlijkheids- en grondrechten Vele daarvan vereisen geen optreden van het rechtssubject of vinden uitsluitend hun uitoefening in feitelijk gedrag. Bv.: recht op een mening, recht op een naam, recht op leven …
Het privéleven van de minderjarige Het recht op een privéleven geldt evenzeer voor minderjarigen. In principe moeten ouders de privacy van hun kinderen respecteren. Bv.: een ouder mag niet zomaar uit nieuwsgierigheid een dagboek of e-mails van zijn kinderen inkijken; wel indien hij vreest dat er iets mis is. Het belang van het kind moet dan aantoonbaar zijn. Het recht op de bescherming van de briefwisseling Niemand heeft het recht om briefwisseling die niet tot hem is gericht te onderscheppen. Dit geldt ook voor minderjarigen. De godsdienstige en filosofische vrijheid Het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst is in de Grondwet ingeschreven. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind bepaalt echter het recht en de plicht voor de wettelijke vertegenwoordigers om het kind te leiden in de uitoefening van zijn recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst op een wijze die verenigbaar is met de zich ontwikkelende vermogens van een kind. Dit betekent dat het recht van het kind in conflict kan komen met dat van zijn ouders. Het recht op afbeelding en het auteursrecht De minderjarige mag in overleg met zijn wettelijke vertegenwoordigers de publicatie verbieden van zijn afbeelding of van feiten uit zijn privéleven. Hetzelfde geldt voor de uitgave van werken van de jongere.
Procesbekwaamheid Dit is de wijze waarop een persoon rechten kan vrijwaren en via een gerechtelijke procedure kan uitoefenen. Handelingsonbekwamen hebben in principe geen toegang tot de rechter. In het rechtsverkeer wordt de minderjarige vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordigers, zijnde zijn ouders of voogd. Weigert de wettelijke vertegenwoordiger, dan staat de minderjarige machteloos. De onbekwaamheid van de minderjarige vormt een grond tot onontvankelijkheid van de vordering.
Hoorrecht
Jarenlang was er geen verplichting om rekening te houden met de wens van de kinderen in verband met de verblijfs- of omgangsregeling. Een jongere kan niet zelf een zaak aanhangig maken bij een rechtbank, enkel zijn wettelijke vertegenwoordigers (meestal de ouders) kunnen dit doen. De minderjarige wordt immers als handelingsonbekwaam beschouwd tot de wettelijke meerderjarigheid (18 jaar). Sinds 1994 is er het hoorrecht van minderjarigen.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
13
Hoorrecht tijdens een procedure voor de jeugdrechtbank De jeugdrechter is verplicht kinderen vanaf 12 jaar op te roepen voor een gesprek en hun mening te aanhoren.
Hoorrecht tijdens een procedure voor een vrederechtbank en rechtbank van eerste aanleg Hier geldt de algemene regeling rond het hoorrecht van minderjarigen. Het hoorrecht is van toepassing op elke minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt in elk geding dat hem betreft. In dit opzicht is dit hoorrecht ruimer dan bij de jeugdrechtbank aangezien het betrekking kan hebben op alle soorten gedingen. Er is geen minimumleeftijd voorzien; wel wordt naar analogie van de procedure voor de jeugdrechtbank de leeftijd van 12 jaar als richtinggevend beschouwd. Het gaat steeds om een facultatieve hoormogelijkheid. De minderjarige kan gehoord worden, maar de rechter is niet verplicht.
Op verzoek van de rechter Het hoorrecht kan plaatsvinden na een verzoek van de rechter. Bij de jeugdrechter gebeurt dit automatisch vanaf 12 jaar. De minderjarige wordt uitgenodigd per brief en is niet verplicht om op de uitnodiging in te gaan. Ook wanneer de minderjarige voor de rechter verschijnt, kan hij zich nog steeds beroepen op een zwijgrecht.
Op verzoek van de minderjarige Een minderjarige kan zelf de vraag stellen om gehoord te worden, in principe is de rechter verplicht om hierop in te gaan. Indien hij dit verzoek afwijst, dient hij dit te doen met een gemotiveerde beslissing (bv. omdat de minderjarige nog over onvoldoende onderscheidingsvermogen beschikt). Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.
Verloop van het hoorrecht De minderjarige wordt gehoord door de rechter zelf of door een door de rechter aangeduide persoon, zoals een psychiater of een maatschappelijk werker. Het horen zelf gebeurt op een plaats die de rechter daarvoor geschikt acht. Dit kan het kabinet van de rechter zijn, maar evengoed op school, thuis … Dit gebeurt nooit op een openbare zitting. De ouders of advocaten zijn nooit aanwezig. De minderjarige wordt alleen gehoord, tenzij de rechter beslist dat hij moet worden bijgestaan. Deze bijstand kan verleend worden door buren, familie, een arts, een leerkracht, een advocaat … maar nooit door de ouders. Van het gesprek wordt een proces-verbaal opgesteld dat nooit aan de partijen wordt gegeven. Belangrijk te vermelden is dat de rechter geen verplichting heeft om in de beslissing rekening te houden met de mening van de minderjarige.
14
De minderjarige als slachtoffer van een misdrijf De Wet van 1 april 2001 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen zorgt ervoor dat het recht van ieder kind op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit wordt gegarandeerd. Deze wet voorziet in een stevigere bescherming van minderjarigen. Er zijn daardoor allerlei nieuwe of strengere strafbepalingen voor seksueel misbruik en mishandeling. Er werd ook een wettelijke regeling voor het videoverhoor van de minderjarige ingevoerd. Ook het meldingsrecht (geen plicht) voor de dragers van een beroepsgeheim werd ingevoerd. We beperken ons tot een opsomming van de specifieke rechten van een minderjarig slachtoffer.
• •
• •
Bij de aangifte van het misdrijf bij de politie heeft het minderjarige slachtoffer recht op een meerderjarige vertrouwenspersoon naar eigen keuze. Minderjarigen vanaf 12 jaar moeten akkoord gaan met een videoverhoor. Minderjarigen jonger dan 12 jaar dienen enkel geïnformeerd te worden. Als de rechtbank de verschijning van de minderjarige noodzakelijk acht, kan dit georganiseerd worden d.m.v. een videoconferentie, tenzij de minderjarige zelf wil getuigen ter zitting. Bij een lichaamsonderzoek kan de minderjarige zich laten bijstaan door een meerderjarige persoon naar keuze, alsook door een arts naar eigen keuze.
De minderjarige als verdachte van een als misdrijf omschreven feit Vermits minderjarigen nog niet bekwaam geacht worden om een misdrijf te plegen, spreekt men hier over een als misdrijf omschreven feit. Als een minderjarige een dergelijk feit gepleegd heeft, zal hij voor de jeugdrechter moeten verschijnen. Er wordt dan geen straf opgelegd, maar een maatregel van behoeding, bewaring en opvoeding. De minderjarige heeft in principe recht op bijstand van een advocaat vanaf het eerste politieverhoor. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beschouwt dit als een algemeen principe dat nodig is om het recht op een eerlijk proces van deze jongeren te waarborgen. Sowieso moet elke minderjarige die voor de jeugdrechter moet verschijnen, worden bijgestaan door een advocaat die hem zo nodig ambtshalve wordt toegewezen. De jeugdrechter kan geen maatregel nemen zonder de aanwezigheid van de advocaat van de minderjarige. Als hij dit wel doet, is zijn beslissing nietig. Als de minderjarige tijdelijk door de politie wordt vastgehouden, voorziet de wet dat de ouders hiervan op de hoogte worden gebracht. De nieuwe jeugdwet bepaalt dat het parket enkel over de onderstaande mogelijkheden beschikt: • seponering; • herstelbemiddeling; • ouderstage; • het vatten van de jeugdrechter. Een minderjarige kan enkel voor een andere rechtbank dan de jeugdrechtbank gebracht worden als hij ten minste 16 jaar is tijdens het plegen van een als misdaad omschreven feit. De jeugdrechtbank voorziet een verschillende aanpak naargelang minderjarigen jonger of ouder zijn dan 12 jaar. Aan een minderjarige jonger dan 12 jaar kan de jeugdrechter enkel een berisping of een intense educatieve begeleiding opleggen of hem onder toezicht stellen van de sociale dienst. Voor een minderjarige
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
15
ouder dan 12 jaar kan de jeugdrechter kiezen uit twee voorlopige maatregelen: behoud in het leefmilieu onder voorwaarden of plaatsing. Hij kan ook beslissingen ten gronde nemen ten aanzien van de minderjarige. •
Alternatieve mogelijkheden: herstelgericht aanbod of verbintenissenproject.
•
Maatregelen ten gronde
- - - - - -
Ambulante maatregelen berisping onder toezicht stellen van de sociale dienst intensieve educatieve begeleiding gemeenschapsdienst ambulante begeleiding leerproject
Residentiële maatregelen - bij een betrouwbare persoon of in een geschikte inrichting - in een openbare gemeenschapsinstelling voor jeugdbescherming Uitzonderlijk: uithandengeving enkel bij jongeren ouder dan 16 jaar op het moment van de feiten enkel wanneer het gaat om recidive of een ernstig feit bij zeer ernstige feiten (bv. doodslag of moord) kan de minderjarige ook doorverwezen worden naar het Hof van Assisen. Duur van de maatregelen ten gronde - De maximumduur moet steeds vastgelegd worden. - Er zijn verschillende mogelijkheden tot herziening van de maatregelen. - In principe eindigen de maatregelen wanneer de minderjarige meerderjarig wordt. - - -
Er kunnen ook maatregelen ten gronde genomen worden ten aanzien van de ouders.
•
Als ze niet verschijnen op de zitting waar de zaak van hun minderjarig kind wordt behandeld,
kunnen ze veroordeeld worden tot een geldboete. Een ouderstage, als zij blijk geven van een totale desinteresse voor de opvoeding van hun minderjarig kind en als dit bijdraagt tot de problemen van de minderjarige. • Ontzetting uit het ouderlijk gezag
•
De minderjarige als cliënt in de Integrale Jeugdhulp Onder andere gebaseerd op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind werd in 2006 het decreet rechtspositie van de minderjarige in de Integrale Jeugdhulp goedgekeurd. Artikel 4 erkent de bekwaamheid van de minderjarige om de rechten, opgesomd in dit decreet, zelfstandig uit te oefenen. Voor de uitoefening van drie specifieke rechten uit het decreet is er een uitzondering; de minderjarige moet bekwaam geacht worden om deze rechten zelfstandig uit te oefenen. Een minderjarige van 12 jaar en ouder wordt vermoed bekwaam te zijn.
16
Artikel 25 betreft het recht op privacy, met o.a. het recht van de minderjarige op de bescherming van zijn persoonsgegevens.
De minderjarige als patiënt De Wet betreffende de rechten van de patiënt stelt in artikel 12: “Bij een patiënt die minderjarig is, worden de rechten zoals vastgesteld door deze wet uitgeoefend door de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen of door zijn voogd. § 2. De patiënt wordt betrokken bij de uitoefening van zijn rechten rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. De minderjarige patiënt die in staat kan worden geacht om zijn belangen redelijk te beoordelen, kan de in deze wet opgesomde rechten zelfstandig uitoefenen.”
De positie van de minderjarige als zijn ouders uit elkaar gaan Als ouders samen een overeenkomst bereiken over de huisvesting van hun kinderen, hebben de kinderen zelf hier eigenlijk niets in te zeggen. Als er geen overeenstemming is tussen de ouders, zal de rechter de knoop doorhakken. In dat geval kan de rechter de kinderen horen. De jeugdrechter is dit zelfs verplicht wanneer het gaat om kinderen van 12 jaar en ouder.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
17
De rechtspositie van ouders
Rechten en plichten verbonden aan het ouderlijk gezag
Respect Art. 371 B.w. Een kind en zijn ouders zijn op elke leeftijd aan elkaar respect verschuldigd.
Gezag van de ouders tot de meerderjarigheid Art. 372 B.w. Een kind blijft onder het gezag van zijn ouders tot aan zijn meerderjarigheid of zijn ontvoogding.
Beheer over de goederen en vertegenwoordigingsbevoegdheid Art. 376 B.w. Als de ouders samen het gezag uitoefenen over hun kind, dan beheren ze ook samen de goederen van het kind en zijn ze er ook samen de vertegenwoordiger van. Als een van de ouders de goederen van het kind alleen beheert ten opzichte van derden te goeder trouw, dan moet die ouder handelen met instemming van de andere ouder, behalve in bepaalde wettelijke uitzonderingen. Als de ouders niet samen het gezag uitoefenen over hun kind, dan heeft alleen de ouder die het gezag uitoefent het recht om de goederen van het kind te beheren en het kind te vertegenwoordigen, behalve in bepaalde wettelijke uitzonderingen. De andere ouder blijft het recht hebben om toe te zien op dat beheer. Zo kan hij bij diegene die het gezag uitoefent of bij derden alle nuttige informatie inwinnen en zich in het belang van het kind tot de jeugdrechtbank wenden. Art. 378 B.w. Onder voorbehoud van wat vermeld staat in artikel 935, derde lid, moet de voogd bijzondere machtiging van de vrederechter verkrijgen om de handelingen te verrichten zoals die vermeld staan in artikel 410, § 1, 1° tot 6°, 8°, 9° en 11° tot 14°. (Bevoegd is: - de vrederechter van de Belgische woonplaats van de minderjarige; - en bij gebrek daaraan die van de Belgische verblijfplaats van de minderjarige; - en bij gebrek daaraan die van de laatste gemeenschappelijke Belgische woonplaats van de ouders; of, indien van toepassing, die van de laatste Belgische woonplaats van de ouder die het ouderlijk gezag alleen uitoefent; - en bij gebrek daaraan die van de laatste gemeenschappelijke Belgische verblijfplaats van de ouders; of, indien van toepassing, die van de laatste Belgische verblijfplaats van de ouder die het ouderlijk gezag alleen uitoefent. In het belang van de minderjarige kan de bevoegde vrederechter een gemotiveerde beslissing nemen
18
om het dossier over te maken aan de vrederechter van het kanton waar de hoofdverblijfplaats van de minderjarige is.) De vrederechter beslist over het verzoekschrift dat door de partijen of hun advocaat ondertekend is. Als de zaak maar door een van de ouders bij de rechtbank aanhangig wordt gemaakt, wordt de andere gehoord of ten minste per brief opgeroepen door het gerecht. Door die oproeping wordt hij partij in het geding. (Als er sprake is van tegengestelde belangen tussen beide ouders of als een van hen verstek laat gaan, dan kan de vrederechter een van de ouders machtiging verlenen om een bepaalde handeling alleen te verrichten.) Als er sprake is van tegengestelde belangen tussen het kind en zijn ouders, dan duidt de vrederechter een voogd ad hoc aan; hetzij op vraag van een belanghebbende, hetzij ambtshalve. (§ 2. De handelingen in artikel 410, § 1, 7°, zijn niet onderworpen aan de machtiging in § 1. Als er sprake is van tegengestelde belangen tussen de minderjarige en zijn ouders, dan duidt de rechter bij wie de zaak aanhangig is een voogd ad hoc aan; hetzij op vraag van een belanghebbende, hetzij ambtshalve.) Art. 379 B.w. De ouders die instaan voor het beheer van de goederen van hun minderjarige kinderen, zijn rekening en verantwoording verschuldigd over de eigendom en de opbrengsten van de goederen waar ze zelf geen aanspraak op kunnen maken. En over de eigendom alleen zijn ze rekening en verantwoording verschuldigd voor de goederen waar ze volgens de wet aanspraak op kunnen maken (= wettelijk genot). (Bij elke rechterlijke uitspraak over geldsommen die een minderjarige toekomen, geldt dat die geldsommen moeten terechtkomen op een rekening die op zijn naam is geopend. Tenzij het gaat om wettelijk genot, is de rekening onbeschikbaar totdat de minderjarige meerderjarig is.)
Genot op de goederen van de minderjarige Art. 384 B.w. De ouders hebben het genot van de goederen van hun kinderen tot aan hun meerderjarigheid of hun ontvoogding. Het genot wordt gekoppeld aan het beheer: het behoort toe aan de beide ouders samen, hetzij aan de ouder die belast is met het beheer van de goederen van het kind. Art. 386 B.w. De lasten van dit genot zijn: 1° die waartoe vruchtgebruikers gehouden zijn; 2° levensonderhoud, opvoeding en passende opleiding van de kinderen, overeenkomstig hun vermogen; 3° de betaling van de rentetermijnen of interesten van de kapitalen; 4° de begrafeniskosten en de kosten van de laatste ziekte. Art. 387 Onder het genot vallen niet de goederen die de kinderen verwerven door afzonderlijke arbeid en nijverheid, noch de goederen die ze kregen of toegewezen kregen op uitdrukkelijke voorwaarde dat de ouders daarvan het genot niet zullen hebben.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
19
Directeur: actief luisterend oor “Heel wat kinderen komen tot rust wanneer ze in een nieuw samengesteld gezin terechtkomen, af en toe loopt het echter ook mis. Plagerijen of pesterijen en meningsverschillen tussen ouders over schoolgerelateerde zaken komen vaak voor. Het is voor een directeur ontzettend belangrijk om alert te zijn voor zulke problemen, zonder erop te focussen. Door actief te luisteren naar het kind en zijn ouders en je gezond verstand en buikgevoel te gebruiken, raak je al een heel eind”, zegt Alex De Smedt, voorzitter van VIRBO (Vereniging van directies van het basisonderwijs van het GO!). “Een vertrouwenspersoon zijn - zonder de psycholoog te spelen - en respect tonen voor de verschillen in sommige gezinnen kan vaak heel geruststellend werken. Al moeten we wel opletten dat we als school niet bewust of onbewust gebruikt worden om privégeschillen op te lossen.” Alex De Smedt, voorzitter VIRBO
Mogelijke gezinsvormen
Het begrip ‘gezin’ omschrijven lukt niet meer met één definitie. Hieronder volgen de meest voorkomende gezinsvormen.
20
•
Kerngezin of traditioneel gezin Een volwassen man en vrouw leven samen en hebben samen kinderen. Ze zijn de biologische ouders van de kinderen.
•
Nieuw samengesteld gezin Beide ouders brengen kinderen mee in een nieuwe relatie. Soms hebben ze ook samen nog kinderen. De niet-biologische ouder van de kinderen in het gezin wordt vaak plusouder genoemd in plaats van stiefouder.
• •
Eenoudergezin Een volwassene met kinderen van wie hij of zij de biologische vader of moeder is.
•
Pleeggezin Een of twee volwassenen zorgen voor kinderen. Ze zijn niet de biologische, maar wel de sociale ouders.
•
Adoptiegezin Een of twee volwassenen hebben kinderen van wie ze niet de biologische ouders zijn. Ze zijn sociale en juridische ouders.
Homo- of lesbogezin Twee mannen of twee vrouwen die samenleven en kinderen hebben uit een vorige heterorelatie, geadopteerd of als pleeggezin. Een van de twee kan ook de biologische vader of moeder zijn via draagmoederschap of zaaddonatie.
•
Co-ouderschap na scheiding Gezagsco-ouderschap betekent dat gescheiden ouders het ouderlijk gezag over de kinderen delen. Ze staan dan beiden in voor de opvoeding van hun kinderen. Gezagsco-ouderschap komt voor bij kinderen die op twee adressen wonen, dus afwisselend bij een van de ouders (= bilocatie of verblijfsco-ouderschap). Maar ook als de kinderen op één adres wonen bij de ene ouder en bij de andere ouder op bezoek gaan, kan er sprake zijn van gezagsco-ouderschap. Eventuele nieuwe partners (plusouders) hebben juridisch geen ouderlijk gezag, maar oefenen wel ouderlijke taken uit.
•
Generatiegezin Ouders en kinderen leven in een groter familieverband met grootouders, tantes, ooms …
•
Meeoudergezin Een of twee volwassenen, met elk een eigen gezin, zorgen naast de ouders mee voor de kinderen en zijn nauw betrokken bij de opvoeding.
•
Tienergezin Een minderjarige deelt de opvoeding van zijn of haar kind met een volwassene, meestal met de eigen ouder(s).
•
Woongroep Een grotere groep volwassenen leeft samen, eventueel met kinderen, bijvoorbeeld in een commune.
•
Begeleid wonen – kindertehuis Kinderen leven in een gezinsvervangende constructie, vaak met wisselende verzorgers of begeleiders.
•
Latgezin Twee volwassenen leven niet samen, maar hebben wel een relatie en samen kinderen.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
21
Uitoefening van rechten en plichten door samenlevende ouders
Art. 373 B.w. Als de ouders samenleven, oefenen zij samen het gezag uit over het kind. Ten opzichte van derden te goeder trouw moet elke ouder samen met de andere ouder handelen als hij alleen gezag uitoefent, behalve in bepaalde wettelijke uitzonderingen. Bij gebrek aan instemming kan een van beide ouders de zaak bij de jeugdrechtbank aanhangig maken. De rechtbank kan dan aan een van de ouders de toestemming geven om alleen op te treden voor een of meer ‘gezagshandelingen’.
Uitoefening van rechten en plichten door niet-samenlevende ouders
Een stukje geschiedenis … voor 13 april 1995 Voor 1995 was er sprake van ‘hoederecht’ en ‘bezoekrecht’. Hoederecht betekende dat wanneer ouders niet samenleefden, één ouder het bewaringsrecht én de exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag toegekend kreeg. De kinderen verbleven dus exclusief bij deze ouder en deze ouder oefende dan ook het ouderlijk gezag uit. De andere ouder kreeg dan een bezoekrecht toegekend. De Wet van 13 april 1995 (BS. 24.05.95) betreffende de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag bracht hier verandering in. Een aantal belangrijke wijzigingen werden aangebracht in het Burgerlijk Wetboek (B.w.). In 2006 kwam daarbovenop de Wet tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind van wie de ouders gescheiden zijn en tot regeling van de gedwongen tenuitvoerlegging inzake huisvesting van het kind (B.S.04.09.2006). Hieronder bespreken we de artikelen uit het Burgerlijk Wetboek die door een van deze wetten gewijzigd of toegevoegd werden.
Gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag: gezagsco-ouderschap Belangrijkste principe Het belangrijkste principe van deze wet blijkt al uit de titel: het ouderlijk gezag wordt gezamenlijk uitgeoefend. Dit geldt zowel voor het gezag over de persoon als voor het beheer van de goederen. Gezagsco-ouderschap staat los van de verblijfsregeling. Dit principe geldt ongeacht of de ouders gehuwd, feitelijk gescheiden, wettelijk gescheiden, samenwonend, niet-samenwonend zijn. Dus ook niet-samenlevende ouders oefenen in principe samen het ouderlijk gezag uit. Ongeveer 90 % van de gescheiden ouders oefenen samen het ouderlijk gezag uit over hun kinderen. Vermoeden van instemming Dit betekent dat elke ouder die een handeling stelt, geacht wordt dit te doen met instemming van de andere ouder. Derden te goeder trouw mogen hier dus van uitgaan. U hoeft als derde dus niet steeds de instemming of het akkoord van beide ouders te hebben. Dit vermoeden van instemming speelt voor elke handeling,
22
zowel dagdagelijkse beslissingen (bv. een buitenschoolse activiteit) als de meest fundamentele beslissingen over de opvoeding van de kinderen (bv. een operatie). Maar als u weet hebt van onenigheid tussen beide ouders over een bepaalde beslissing, mag u niet meer automatisch uitgaan van het vermoeden van instemming. In dat geval is het dus aan te raden de toestemming te krijgen van beide ouders. In het algemeen op de hoogte zijn van onenigheid tussen de ouders is onvoldoende grond om het vermoeden van instemming niet te mogen toepassen. Het principe van goede trouw wordt steeds verondersteld. Het is aan de partij die dit in twijfel trekt, om de kwade trouw te bewijzen. Dit leidt tot een praktische regel: iedereen mag zich baseren op beslissingen van een van de ouders. Enkel als u er ernstig aan twijfelt of de andere ouder hiermee akkoord gaat, moet u weigeren de beslissing van de ene ouder uit te voeren. Het ‘vermoeden van instemming’ is niet toepasbaar in situaties waar beide ouders moeten instemmen: • bij een beslissing in verband met orgaanwegneming; • bij vertegenwoordiging van de minderjarige in proceshandelingen. Indien beide ouders het onderling oneens zijn, kan een van beiden zich wenden tot de jeugdrechtbank, die een beslissing neemt op basis van het criterium ‘het belang van het kind’. Het is aan de ouder die zich benadeeld voelt om de zaak aanhangig te maken bij de jeugdrechtbank.
Exclusief ouderlijk gezag De rechter (vredegerecht, rechtbank van eerste aanleg of de jeugdrechtbank) kan beslissen om de uitoefening van het ouderlijk gezag exclusief aan een van beide ouders op te dragen. Hij kan daarbij bepalen dat ófwel het ouderlijk gezag volledig wordt overgedragen aan de ene ouder, ófwel dat een aantal belangrijke beslissingen toch nog moeten genomen worden door beide ouders samen, ondanks het feit dat het ouderlijk gezag aan een van beiden wordt toegekend. De rechter neemt deze beslissingen in gevallen waar de communicatie tussen ouders zoek is, waar er voortdurend betwistingen zijn over belangrijke beslissingen … De ouder die bij rechterlijke beslissing niet langer belast is met het ouderlijk gezag, behoudt het recht op toezicht op de opvoeding. Dit is een belangrijk gegeven, want het betekent dat ook de ouder die het ouderlijk gezag niet langer uitoefent, het opeisbaar recht heeft om bij derden (bv. het CLB, de school) alle nuttige inlichtingen in te winnen i.v.m. de opvoeding van het kind. Derden zijn dus verplicht om te antwoorden op elke vraag naar informatie van de ouder over zijn of haar kind. Dit recht op toezicht verschaft hem daarnaast ook steeds het recht zich tot de jeugdrechtbank te wenden om een beslissing van de andere ouder aan te vechten.
Ontzetting uit het ouderlijk gezag De wet van 18 april 1965 betreffende de jeugdbescherming voorziet in artikel 32 een mogelijkheid om ouders te ontzetten uit het ouderlijk gezag, zij het in zeer uitzonderlijke omstandigheden. Artikel 32: De volgende personen kunnen volledig of gedeeltelijk ontzet worden uit het ouderlijk gezag over alle kinderen of een of meer van hun kinderen:
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
23
• • •
de vader of moeder die veroordeeld is tot een criminele of correctionele straf wegens een feit dat gepleegd is op een kind of met de hulp van een van de kinderen of afstammelingen; de vader of de moeder die door slechte behandeling, misbruik van gezag, slecht gedrag of erge nalatigheid de gezondheid, veiligheid of zedelijkheid van het kind in gevaar brengt; de vader of de moeder die huwt met een persoon die uit het ouderlijk gezag is ontzet. De ontzetting wordt uitgesproken door de jeugdrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie. Een ouder die ontzet is uit het ouderlijk gezag verliest daarmee alle rechten die uit het ouderlijk gezag voortvloeien, inclusief het recht op informatie.
Wijziging van het ouderlijk gezag Art. 387bis De jeugdrechtbank kan in het belang van het kind en op verzoek van één of beide ouders of van de procureur des Konings in alle gevallen (los van de gevallen die onder de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg vallen, overeenkomstig artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek) in kort geding uitspraken doen over het ouderlijk gezag of ze wijzigen. (Los van artikel 1734 van het Gerechtelijk Wetboek probeert de rechtbank de partijen te verzoenen. Zij verstrekt hen alle nuttige informatie, in het bijzonder over het nut een beroep te doen op de bemiddeling zoals die vermeld staat in het zevende deel van het Gerechtelijk Wetboek. Als zij vaststelt dat een toenadering mogelijk is, kan zij de procedure laten schorsen, zodat de partijen de kans krijgen alle nuttige informatie in te winnen en het bemiddelingsproces op te starten. De duur van de schorsing moet beperkt blijven tot één maand. De rechtbank kan, zelfs ambtshalve, een voorafgaande maatregel nemen om de vordering te onderzoeken of de toestand van de partijen voorlopig te regelen voor een termijn die zij vaststelt. Als zo een vordering voor het eerst bij de jeugdrechtbank aanhangig wordt gemaakt, met overeenstemming van alle partijen en de procureur des Konings, beslist de jeugdrechtbank over een voorlopige regeling. De zaak kan tijdens een latere zitting, maar binnen het jaar, opnieuw worden onderzocht op een datum die ambtshalve vastgelegd wordt in het vonnis, los van een nieuwe oproeping op een vroegere datum, zoals hieronder beschreven wordt. De zaak blijft ingeschreven op de rol van de jeugdrechtbank tot de kinderen op wie het geschil betrekking heeft, ontvoogd zijn of wettelijk meerderjarig zijn geworden. Als er nieuwe elementen zijn, kan de zaak opnieuw voor de rechtbank worden gebracht bij conclusie of bij een schriftelijk verzoek dat wordt neergelegd bij of gericht is aan de griffie. Artikel 730, § 2, a) van het Gerechtelijk Wetboek is niet van toepassing op deze zaken.)
Weigering van een van de ouders om de rechterlijke beslissingen uit te voeren Art. 387ter § 1. Als een van de ouders weigert de rechterlijke beslissingen over de huisvesting van de kinderen of het recht op persoonlijk contact uit te voeren, kan de zaak opnieuw voor de bevoegde rechter worden gebracht. In afwijking van artikel 569, 5°, van het Gerechtelijk Wetboek, is de bevoegde rechter degene die de niet-nageleefde beslissing heeft gewezen; tenzij de zaak intussen bij een andere rechter aanhangig is gemaakt: dan wordt de vordering voor die andere rechter gebracht. De rechter doet uitspraak met voorrang boven alle andere zaken. Behalve in geval van dringende noodzakelijkheid, kan hij onder meer: - nieuwe onderzoeksmaatregelen nemen, zoals een maatschappelijke enquête of een
24
deskundigenonderzoek; - een poging tot verzoening ondernemen; - de partijen voorstellen gebruik te maken van de bemiddeling zoals die in artikel 387bis staat. Hij kan nieuwe beslissingen nemen over het ouderlijk gezag of de huisvesting van het kind. Los van strafvervolging kan hij de partij die het slachtoffer is van miskenning van bovengenoemde beslissing toestaan een beroep te doen op dwangmaatregelen. Rekening houdend met het belang van het kind, bepaalt hij de aard van de maatregelen en de regels over de uitoefening ervan en wijst zo nodig de personen aan om de gerechtsdeurwaarder bij te staan voor de uitvoering van zijn beslissing. De rechter kan een dwangsom uitspreken om te waarborgen dat de beslissing wordt nageleefd en om duidelijk te maken dat voor de uitvoering van die dwangsom artikel 1412 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing is. De beslissing is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad. § 2. Dit artikel is ook van toepassing als de rechten van de partijen geregeld zijn door een overeenkomst zoals voorzien in artikel 1288 van het Gerechtelijk Wetboek. In dit geval, en los van § 3, wordt de zaak bij de rechtbank aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift op tegenspraak. § 3. Bij absolute noodzaak, en los van de mogelijkheid om een beroep te doen op artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek, kan bij eenzijdig verzoekschrift de toestemming worden gevraagd om een beroep te doen op de dwangmaatregelen uit § 1. De artikelen 1026 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing. De verzoekende partij moet het verzoekschrift staven met alle stukken die aantonen dat de weigerende partij daadwerkelijk werd aangemaand haar verplichtingen na te komen en dat zij zich heeft verzet tegen de uitvoering van de beslissing. De inschrijving van het verzoekschrift is gratis. Het verzoekschrift wordt gevoegd bij het dossier van de zaak die aanleiding heeft gegeven tot de beslissing die niet werd nageleefd, tenzij de zaak inmiddels bij een andere rechter aanhangig is gemaakt. § 4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de internationale bepalingen die België verbinden op het vlak van de internationale ontvoering van kinderen.
Verblijfsregeling en omgangsregeling
De begrippen ‘hoederecht’ en ‘bezoekrecht’ komen niet meer in de wet voor als gevolg van het principe van de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag. In plaats van bezoekrecht spreekt de wet, wanneer er sprake is van gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, over de verblijfsregeling. Wanneer het ouderlijk gezag exclusief aan een van de ouders is toegekend, spreekt men van een omgangsregeling voor de ouder die niet belast is met het ouderlijk gezag.
Verblijfsregeling Het is in de eerste plaats aan de ouders om samen te beslissen op welke manier ze het leven van hun kinderen gaan regelen. Bv.: bij wie gaan de kinderen wonen, hoe vaak zullen ze de anderen zien, wat met de vakanties … Als ze dergelijke afspraken op papier zetten, zijn die bindend. De rechter zal deze afspraken homologeren, tenzij ze in strijd zijn met het belang van het kind. De ouders hebben dus de keuze om zelf, steeds in het belang van het kind, een regeling uit te werken. Als de ouders er samen niet uit geraken, wordt er een beslissing genomen in een gerechtelijke procedure. Dan is er de Wet van 18 juli 2006 tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
25
van wie de ouders gescheiden zijn en tot regeling van de gedwongen tenuitvoerlegging inzake huisvesting van het kind. Deze wet geeft voorrang aan een gelijke verdeling van de huisvesting als minstens één ouder erom vraagt (verblijfsco-ouderschap of bilocatie). Concreet betekent dit dus dat het kind afwisselend één periode bij vader verblijft en de daaropvolgende periode bij moeder. Het kind wordt op het adres van een van de ouders in de bevolkingsregisters ingeschreven volgens een vrije overeenkomst tussen de ouders. De wet van 18 juli 2006 gaat uit van de filosofie dat een akkoord over de verblijfsregeling tussen de partijen steeds de meeste kansen op welslagen biedt. Vandaar dat ze voorziet dat de rechter eerst zal trachten de partijen te verzoenen. Deze regeling heeft enkel te maken met het verblijf van het kind en heeft geen enkele invloed op de uitoefening van het ouderlijk gezag. Het is bv. mogelijk dat een kind bij de moeder verblijft, terwijl de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen.
Recht op persoonlijk contact: omgangsregeling In elk geval waar er een gerechtelijke uitspraak is over het toekennen van het ouderlijk gezag aan een van beide ouders, is het de rechter die moet bepalen waar het kind wordt gehuisvest (de rechter beslist dus over de verblijfplaats). De rechter moet ook bepalen op welke manier de andere ouder persoonlijk contact met het kind kan blijven onderhouden. Hier spreekt men van een ‘omgangsregeling’ in plaats van ‘verblijfsregeling’. Het recht op persoonlijk contact (omgangsrecht) kan enkel uitzonderlijk en om zwaarwichtige redenen geweigerd worden via een uitspraak van de rechter. Het gaat hier om een omgangsrecht voor de ouder, niet van het kind. Er is dus geen omgangsplicht. Dit omgangsrecht kan eventueel plaatsvinden in een bezoekruimte. Het principiële recht op persoonlijk contact geldt enkel voor de ouders en de grootouders. Artikel 10 van de wet stelt: “Datzelfde recht kan aan ieder ander persoon worden toegekend, indien hij aantoont dat hij met het kind een bijzondere affectieve band heeft.” Hieruit kunnen we afleiden dat alle andere derden dan de ouders en de grootouders geen principiële titularissen zijn van het recht op persoonlijk contact. Gewezen pleegouders, maar ook broers en zussen moeten dus een ‘bijzondere affectieve band’ kunnen bewijzen voor hun recht op persoonlijk contact. Het wordt aangeraden om de omgangsregeling, zoals bepaald door een rechtbank, te respecteren. Bezoeken van de ouders tijdens de schooluren worden afgeraden. Als een van de ouders het kind komt afhalen op een dag waar de omgangsregeling niet geldt, kan dit enkel met uitdrukkelijke toestemming van de andere ouder. Het is niet aan de school om de rechten van (groot)ouders op persoonlijk contact te gaan beschermen of te helpen afdwingen. De school kan enkel verwijzen naar hulpverlenende diensten of de rechtbank.
Gedwongen tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing over de kinderen Indien de ene ouder het andere kind niet wil meegeven wanneer er omgangsrecht is, kan de rechter dwangmaatregelen nemen. De rechter heeft een spectrum van mogelijkheden ter beschikking als een van de ouders de rechterlijke beslissingen weigert uit te voeren.
• • • • • •
26
nieuwe onderzoeksmaatregel poging tot verzoening van de partijen bemiddeling nieuwe beslissingen over de huisvesting van de kinderen en het recht op persoonlijk contact dwangmaatregelen dwangsom
Ook strafrechtelijke vervolging op basis van artikel 432 van het Strafwetboek is mogelijk, met een risico op een gevangenisstraf of geldboete.
Alert zijn voor de kleine dingen “Het is niet evident, met al die verschillende gezinssituaties. Niet voor de scholen en niet voor de ouders. Via de ombudsdienst krijgt het kinderrechtencommissariaat vragen van beide. Het valt op dat scholen één ding blijven onderschatten: jongeren en ouders vinden dat ze onvoldoende informatie krijgen en dat leidt bij sancties bijvoorbeeld vaak tot conflicten. Het kinderrechtencommissariaat hoort onder meer van kinderen en ouders die in armoede leven dat ze wel uitnodigingen krijgen van de school, maar niet altijd goed snappen waar het over gaat. Scholen moeten leren om tijdig en begrijpelijk te communiceren. Maar ouders kunnen het de school ook moeilijk maken. Soms dwingen ze de school om een rol te spelen in het juridische spel waar ze zelf in verwikkeld zijn. Er zijn voorbeelden waarbij bij een scheiding de deurwaarder meegaat tot in de klas. En je kunt het de school dan niet echt verwijten als er iets fout loopt, er bestaat nauwelijks een regeling voor. Wij zijn vragende partij om daar meer duidelijkheid te creëren. Op andere punten kunnen de scholen wel beter. Neem bijvoorbeeld de biologische ouders van kinderen die geplaatst zijn. Die willen ook graag op de hoogte blijven. Ze gaan mee naar de inschrijving, daar blijkt op het formulier geen plaats te zijn voor een extra adres, zodat er dan maar een apart briefje bij gevoegd wordt... waar men vervolgens niets mee doet. Scholen moeten alert zijn voor de kleine dingen.” Bruno Vanobbergen, kinderrechtencommissaris
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
27
Rechten van grootouders en stiefouders
Grootouders Art. 375bis De grootouders hebben het recht persoonlijk contact met het kind te onderhouden. Datzelfde recht kan aan elke andere persoon worden toegekend, als hij aantoont dat hij met het kind een bijzondere affectieve band heeft. Als er geen overeenkomst is tussen de partijen, beslist de jeugdrechtbank over de uitoefening van dat recht, in het belang van het kind en op verzoek van de partijen of van de procureur des Konings. Grootouders hebben principieel recht op persoonlijk contact met hun minderjarige kleinkinderen. Als de grootouders die kans niet krijgen, kunnen zij naar de jeugdrechter stappen om dit recht op te eisen. Op verzoek van de ouders of de procureur des Konings kan aan de grootouders het recht op persoonlijk contact met hun minderjarige kleinkinderen ontzegd worden.
Stiefouders Stiefouders kunnen het ouderlijk gezag niet uitoefenen, tenzij de stiefouder het stiefkind adopteert. Een stiefouder kan bij de jeugdrechter recht op persoonlijk contact met het stiefkind aanvragen op grond van een bijzondere affectieve band met het kind.
Pleegouders Pleegzorg is het onverplicht tijdelijk opnemen door een natuurlijke persoon of personen (pleegouders) van een andere persoon (pleegkind of pleeggast) in hun eigen gezin, binnen een hulpverleningskader, zonder het ouderlijk gezag aan te tasten. Het is de ouder die de fundamentele beslissingen over het pleegkind neemt. Pleegouders hebben dus geen ouderlijk gezag. De ouders behouden in principe alle rechten en plichten die verbonden zijn aan het ouderlijk gezag.
Ambtsgeheim en ouderlijk gezag Het ambtsgeheim mag in principe niet worden gehanteerd ten aanzien van de ouders. De ouders beschikken over het ouderlijk gezag, wat inhoudt dat zij recht hebben op alle informatie over hun kind. Bij bijna meerderjarige kinderen wordt toch aanvaard dat zij de kans moeten krijgen een persoon in vertrouwen te nemen en dat zij op diens stilzwijgen moeten kunnen rekenen. Verder speelt hier het belang van het kind en in elk concreet geval dient de afweging gemaakt te worden.
28
Beroepsgeheim en ouderlijk gezag Het beroepsgeheim van de hulpverlener geldt onverkort wanneer de cliënt minderjarig is, ook ten aanzien van diens ouders. Ouders hebben niet zomaar recht op informatie van de hulpverlener, enkel gebaseerd op hun ouder-zijn. Op dit principe gelden echter beperkingen voor onbekwame minderjarigen en in noodsituaties. Ook voor de toegang tot het dossier (CLB) door de ouders gelden de bovenstaande beperkingen.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
29
De toepassing van de wet Enkele tips voor de school Inschrijvingsbeleid Het inschrijvingsmoment is vaak het eerste contact tussen school en ouders, soms zelfs het enige moment ook waarop u ‘gegarandeerd’ contact hebt met de ouder(s). Het is dan ook van belang om dit optimaal te benutten in het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de ouders. Een echt welkomstgesprek wordt de noodzakelijke eerste steen voor een goede samenwerking tussen school, ouders en kind. Maak van een inschrijving in de school meer dan een administratieve aangelegenheid. Een goed eerste con tact met de school is belangrijk voor ouders en leerlingen. Zorg ervoor dat ze zich welkom voelen. Gebruik dit moment optimaal voor zowel het verzamelen als het geven van informatie. Geef ouders de tijd om ook hun verhaal te doen, hun vragen te stellen, de school te verkennen … Toon als leerkracht of directeur interesse voor de ouders én de kinderen. Zo kunt u bijvoorbeeld vragen hoe het kind het schoolgaan ervaart, wat positieve of negatieve ervaringen waren de voorbije schooljaren, waarom ze voor uw school gekozen hebben enz. Toon echte belangstelling en maak achteraf geen misbruik van de informatie die door de ouders of het kind gegeven werd. Geef informatie over de werking van de school, de verwachtingen van beide kanten, hoe de communicatie verloopt. Het wordt door ouders én het kind vaak op prijs gesteld als er een rondleiding gegeven wordt in de school (klaslokalen, refter, turnzaal, speelplaats ...). Op die manier kunnen ze zich concreet voorstellen hoe de school eruitziet. Overloop het schoolreglement en leg uit wat de bedoeling hiervan is. Door bij de inschrijving aandacht te geven aan het schoolreglement geeft u aan dat u die afspraken belangrijk vindt binnen de school. Maak duidelijk aan de ouders wie (directeur, leerkracht, secretariaat, CLB) waarvoor verantwoordelijk is, wie er kan aangesproken worden bij problemen en hoe dit het best verloopt (gewoon langskomen, een afspraak maken, telefoneren ...). Formulieren laat u met de nodige discretie en begrip invullen. Het wordt aangeraden om bij inschrijving alle relevante informatie over de gezinssituatie op te vragen. Bijvoorbeeld:
•
• • • •
Ouderlijk gezag: gezamenlijk of exclusief aan één ouder toegewezen? Bij exclusief ouderlijk gezag: kopie vonnis opvragen. Wat is het hoofdadres van de leerling? Verblijfs- of omgangsregeling: wie haalt het kind wanneer af? Wie is de contactpersoon bij ziekte, ongeval …? …
Het spreekt voor zich dat u voor het invullen van het inschrijvingsformulier aangewezen bent op de vrijwillige medewerking van de ouders. Los van een aantal noodzakelijke administratieve gegevens kunnen ouders immers kiezen of ze al dan niet op bepaalde vragen een antwoord geven. Een model van inschrijvingsformulier vindt u verderop in dit cahier. Uiteraard kunt u dit formulier nog verder aanpassen aan de noden van de school.
30
Algemeen
•
Bouw een goede samenwerking uit met het CLB, dat een partner is in leerlingen ondersteunen.
•
Bij wijziging in de gezinssituatie: luister naar de leerling en geef hem wat extra aandacht, begrip en hulp op een discrete manier. Geef het kind enkel de hulp waar het om vraagt en overdonder het niet.
•
De school kan voor het kind een rustpunt zijn in woelige tijden. De leerkracht kan een steunfiguur zijn.
•
Breng het kind niet in een uitzonderingspositie. Heel wat kinderen voelen zich beschaamd en willen in de klas niet over de scheiding van hun ouders praten. Toch is het goed om openheid te scheppen voor kinderen die er wel over willen praten; het helpt hen om de situatie te verwerken en leert hen wat meer over de diversiteit aan gezinsvormen.
•
Houd rekening met de verschillende gezinsvormen: bij Vaderdag, Moederdag, nieuwjaarsbrieven …
•
Wees alert voor veranderingen in het gedrag van de leerling en zoek een gepast moment om erover te praten.
•
Bestempel de nieuwe gezinssituatie niet te snel als oorzaak voor gedragsproblemen of slechte cijfers. Mogelijk ligt de oorzaak ergens anders.
•
Blijf objectief en spreek geen oordeel uit over de situatie of betrokken personen.
•
Gun de leerling een aanpassingsperiode. Houd er rekening mee dat het voor het kind niet evident is om onmiddellijk in orde te zijn met een aantal praktische zaken.
•
Als u in een gelijkaardige situatie verkeert, waak er dan over dat u uw eigen ervaringen niet veralgemeent. Iedere situatie is uniek.
•
Communiceer via zoveel mogelijk verschillende kanalen, en als het kan, zoveel mogelijk elektronisch. Dat biedt voordelen voor gescheiden ouders. Ze zijn gelijktijdig op de hoogte zonder de kinderen te belasten.
•
Organiseer een infoavond voor alle ouders om de houding van de school ten opzichte van gezinnen uit te leggen. Dat kan ook via de schoolbrochure, de website, het schoolreglement …
•
Let op aanspreektitels en benamingen: - ‘Beste ouder(s)’ in plaats van ‘Beste mama en papa’; - ‘Ouder 1’ en ‘ouder 2’ in plaats van ‘moeder’ en ‘vader’.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
31
Engagementen van de school
Informatie • • • • • • •
Beide ouders hebben recht op informatie, tenzij bij vonnis een van beide uit de ouderlijke macht is ontzet (wat heel uitzonderlijk is). De school verwijst door naar het CLB of de jeugdrechter wanneer ouders vragen om te bemiddelen bij onenigheden zodat de school haar neutrale positie t.a.v. beide ouders kan bewaren. Scholen voeren een beleid waarbij alle ouders maximaal worden geïnformeerd. Scholen nodigen ouders samen uit op oudercontacten. De inschrijvingsprocedure voorziet in het expliciet bevragen of informatie aan beide ouders moet worden bezorgd. De verantwoordelijkheid om wijzigingen te melden ligt bij de ouders. Personen die over het ouderlijk gezag beschikken, krijgen een login op het elektronisch platform van de school.
CLB: draaischijffunctie “De cijfers liegen er niet om. Het aantal kinderen dat in een nieuwe gezinsvorm leeft, groeit elke dag. Wanneer er problemen opduiken waarvoor bemiddeling nodig is, kunnen wij uitkomst bieden”, zegt Sofie Van den Bussche van de Permanente Ondersteuningscel voor Centra voor Leerlingenbegeleiding. “Het is onze taak om op vraag van het kind, de ouders of de school in actie te schieten. Dat kan via tips aan de school of via een begeleidend gesprek met het kind of de ouders. Een vaak voorkomend probleem is bijvoorbeeld de onenigheid tussen gescheiden ouders over een studierichting of vaccinatie. Wij proberen als CLB dan te bemiddelen en in het belang van het kind naar de beste oplossing te zoeken. Wanneer de materie te complex is, fungeren we als draaischijffunctie. We verwijzen het kind en zijn ouder(s) door naar de beste externe bemiddelingsdiensten zoals een centrum algemeen welzijnswerk of eventueel zelfs een advocaat of jeugdrechter.” Sofie Van den Bussche, maatschappelijk werker Permanente ondersteuningscel voor de CLB’s
Communicatie met ouders • • • • • •
32
De school voert een actief beleid rond oudercontacten. De school moedigt ouders zoveel mogelijk aan om samen naar het oudercontact te komen zodat afstemming vlotter kan verlopen. In uitzonderlijke situaties worden afzonderlijke oudercontacten georganiseerd. Agenda’s worden als communicatiemiddel gebruikt. De inschrijvingsprocedure bevraagt of er een gezamenlijke uitoefening is van het ouderlijk gezag. De inschrijvingsprocedure bevraagt expliciet of er een verblijfs- en omgangsregeling voor de ouders is.
Toestemming • •
Bij het gezamenlijk uitoefenen van het ouderlijk gezag mag de school uitgaan van het vermoeden van toestemming van beide ouders. Bij onenigheid tussen ouders over een dringende beslissing worden ouders doorverwezen naar het CLB of de jeugdrechter.
Engagementen van ouders •
Ouders engageren zich om samen op het oudercontact aanwezig te zijn.
•
Ouders gaan zelf actief op zoek naar informatie. Ze engageren zich ook om elkaar maximaal te informeren.
•
Ouders engageren zich om gezamenlijk tot beslissingen te komen in het belang van hun kind.
•
Ouders vragen niet aan scholen om een kant te kiezen.
•
Bij onenigheden over beslissingen over de schoolloopbaan gaan ouders in op voorstellen tot bemiddeling.
•
De verantwoordelijkheid over de uitwisseling van informatie ligt bij de ouders en de school, niet bij het kind.
•
Ouders informeren de school over wie het ouderlijk gezag uitoefent en over de omgangs- en verblijfsregeling voor het kind.
Duidelijke organisatiestructuur is aangewezen Communicatie tussen ouders, leerlingen en school wint veld. Dat zegt Christophe Van Wambeke, directeur van KTA Lier. Zijn school is tot ’s avonds laat per e-mail te bereiken en de afzenders krijgen daar graag een snelle reactie op. Het is dus belangrijk dat elke vraag of opmerking snel bij de juiste persoon terechtkomt en dat iedereen op school weet wie waarvoor verantwoordelijk is. “Wanneer een ouder aangeeft een factuur in twee keer te willen betalen, is een hartelijk gesprek nodig, dus geen doorverwijzing van de ene naar de andere persoon. Interne communicatie vangt dit dan verder op, zonder last voor de betrokken ouder.” Op oudercontacten met anderstaligen zorgt KTA Lier voor tolken. Ook de tolkentelefoon BABEL is een prima hulpmiddel. Wanneer gescheiden ouders onderling niet meer overleggen, ontstaan er soms heel praktische problemen. Bv. : de natuurlijke vader mag geen contact hebben met zijn dochter, maar staat toch aan de schoolpoort. Dan is een open communicatie aangewezen. In specifieke gevallen kan het zinvol zijn om een verantwoordelijke aan te duiden. Een minnelijke schikking met alle partijen rond de tafel kan ook helpen, maar er is niet altijd tijd voor. Hoe dan ook: de school moet een duidelijke organisatiestructuur hebben en die kenbaar maken. Goede intakeen inschrijvingsgesprekken zijn belangrijk. En natuurlijk ook aandacht voor interne kwaliteitszorg.” Christophe Van Wambeke, directeur KTA Lier
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
33
Enkele cases •
Mag een grootmoeder haar kleinkind bezoeken tijdens de speeltijd?
De school blijft het best neutraal in conflicten en kan de grootmoeder enkel verwijzen naar de jeugdrechtbank waar zij op basis van artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek recht op persoonlijk contact kan vragen.
•
Kan de school, op vraag van vader, weigeren om het kind na schooltijd mee te geven met moeder?
Dit hangt af van de situatie in verband met de uitoefening van het ouderlijk gezag en of er een verblijfs- of omgangsregeling is.
Als de rechter een verblijfs- of omgangsregeling bepaald heeft, moet de school die respecteren. Als de school geen verblijfs- en omgangsregeling ter beschikking heeft en als de moeder niet ontzet is uit het ouderlijk gezag, kan de school niet weigeren om het kind mee te geven met de moeder.
U kunt dus enkel weigeren het kind met moeder mee te geven als u beschikt over een document dat de verblijfs- of omgangsregeling aantoont of het feit dat de moeder ontzet is uit het ouderlijk gezag. In alle andere gevallen moet u het kind meegeven en kunt u de vader enkel naar de jeugdrechter verwijzen.
•
Moeten we aan beide ouders de toestemming vragen voor de schoolreis?
In principe niet: de school mag uitgaan van een vermoeden van instemming van de andere ouder. Vermoeden van instemming betekent dat elke ouder die handelt, geacht wordt dit te doen met instemming van de andere ouder. Derden te goeder trouw mogen hier dus van uitgaan. U hoeft als derde dus niet steeds de instemming of het akkoord van beide ouders te hebben. Dit vermoeden geldt voor elke handeling, zowel dagdagelijkse beslissingen (bv. een buitenschoolse activiteit), als de meest fundamentele beslissingen over de opvoeding van de kinderen (bv. een operatie).
Maar als u weet hebt van onenigheid tussen beide ouders over een bepaalde beslissing, mag u niet meer automatisch uitgaan van het vermoeden van instemming. In dat geval is het dus aan te raden de toestemming te krijgen van beide ouders.
Dit leidt tot een praktische regel: iedereen mag zich baseren op beslissingen van een van de ouders. Enkel als u er ernstig aan twijfelt of de andere ouder hiermee akkoord gaat, moet u weigeren de beslissing van de ene ouder uit te voeren.
•
Mag een kind vanaf 14 jaar kiezen of hij bij vader of moeder wil wonen? Nee. Als de ouders onderling overeenkomen in verband met de kinderen, komt er geen jeugdrechter aan te pas.
34
Het kind kan wel door de rechter gehoord worden, op eigen verzoek of op initiatief van de rechter, maar enkel bij een lopende zaak. Als de minderjarige zelf vraagt om gehoord te worden, is de rechter in principe verplicht om hierop in te gaan. Als hij dit verzoek afwijst, moet hij dit doen met een gemotiveerde beslissing (bv. omdat de minderjarige nog over onvoldoende onderscheidingsvermogen beschikt). Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk. Bij een procedure voor de jeugdrechtbank is de jeugdrechter verplicht om minderjarigen vanaf 12 jaar te horen. Minderjarigen jonger dan twaalf jaar kunnen uiteraard steeds vragen om gehoord te worden. De rechter kan ook zelf beslissen om minderjarigen jonger dan 12 jaar te horen. Hoorrecht betekent dat de minderjarige uitgenodigd wordt en dat hij zijn mening kan geven. In geen enkel geval is de jeugdrechter gebonden om de mening van de minderjarige te volgen.
•
Wat doet de school wanneer vader als levenbeschouwelijk vak voor katholieke godsdienst opteert en moeder voor niet-confessionele zedenleer? De school kan verwijzen naar het CLB om te bemiddelen of kan doorverwijzen naar bemiddelende of hulpverlenende instanties. Als er geen oplossing gevonden wordt en er is sprake van gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, kan de school hier geen keuze maken, want beide ouders hebben evenveel beslissingsrecht. De school kan enkel verwijzen naar de jeugdrechter om een beslissing te nemen. Als een van de ouders exclusief ouderlijk gezag (vonnis nodig!) heeft, moet de keuze van deze ouder gevolgd worden. Als een van de ouders ontzet is uit het ouderlijk gezag, mag enkel de niet-ontzette ouder de beslissing nemen.
•
Wat als de ouders elk een andere studierichting opteren voor hun kind? De school kan verwijzen naar het CLB om te bemiddelen of kan doorverwijzen naar bemiddelende of hulpverlenende instanties. Als er geen oplossing gevonden wordt en er is sprake van gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, kan de school hier geen keuze maken, want beide ouders hebben evenveel beslissingsrecht. De school kan enkel verwijzen naar de jeugdrechter om een beslissing te nemen. Als een van de ouders exclusief ouderlijk gezag (vonnis nodig!) heeft, moet de keuze van deze ouder gevolgd worden. Als een van de ouders ontzet is uit het ouderlijk gezag, mag enkel de niet-ontzette ouder de beslissing nemen. Wat er moet gebeuren in afwachting van de beslissing is erg onduidelijk.
•
Wat te doen als een voor de school onbekende persoon het kind komt afhalen? Het is sterk aan te bevelen dat u bij de inschrijving bevraagt wie het kind wanneer mag afhalen (zie
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
35
model van inschrijvingsformulier). Als daarvan afgeweken wordt, moeten ouders een schriftelijke toestemming geven. Als deze persoon niet bekend is en dus geen toestemming heeft van de ouders om het kind af te halen, mag u het kind niet meegeven.
•
Moeten bij inschrijving beide ouders aanwezig zijn? In principe niet: de school mag uitgaan van een vermoeden van instemming van de andere ouder. Vermoeden van instemming betekent dat elke ouder die handelt, geacht wordt dit te doen met instemming van de andere ouder. Betrouwbare derden mogen hier dus van uitgaan. U hoeft als derde dus niet steeds de instemming of het akkoord van beide ouders te hebben. Dit vermoeden geldt voor elke handeling, zowel dagdagelijkse beslissingen (bv. een buitenschoolse activiteit), als de meest fundamentele beslissingen over de opvoeding van de kinderen (bv. een operatie). Maar als u weet hebt van onenigheid tussen beide ouders over een bepaalde beslissing, mag u niet meer automatisch uitgaan van het vermoeden van instemming. In dat geval is het dus aan te raden de toestemming te krijgen van beide ouders. Dit leidt tot een praktische regel: iedereen mag zich baseren op beslissingen van een van de ouders. Enkel als u er ernstig aan twijfelt of de andere ouder hiermee akkoord gaat, moet u weigeren de beslissing van de ene ouder uit te voeren.
•
Mag een pleegouder instemmen met een verwijzing naar het buitengewoon onderwijs? Nee, pleegouders staan in voor de dagelijkse zorg voor de kinderen, maar belangrijke beslissingen worden steeds genomen door de personen met het ouderlijk gezag.
•
Mag een school vertrouwelijke informatie bezorgen aan de advocaat van een van de ouders in een echtscheidingsprocedure? Nee, in geen geval. De school kan de informatie wel rechtstreeks bezorgen aan de rechthebbende ouder(s); evenwel niet aan een ouder die ontzet is uit het ouderlijk gezag.
•
Als moeder meldt dat zij het hoederecht heeft over haar kinderen, betekent dit dat zij alle beslissingen mag nemen? Voor 1995 was er sprake van ‘hoederecht’ en ‘bezoekrecht’. Hoederecht betekende dat wanneer ouders niet samenleefden, één ouder het bewaringsrecht én de exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag toegekend kreeg. De kinderen verbleven dus exclusief bij deze ouder en deze ouder oefende dan ook het ouderlijk gezag uit. De andere ouder kreeg dan een bezoekrecht toegekend. De Wet van 13 april 1995 (BS. 24.05.95) betreffende de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag bracht hier verandering in. Nu wordt de uitoefening van het ouderlijk gezag afzonderlijk geregeld, los van de verblijfs- en omgangsregeling. De verblijfs- en omgangsregeling staat dus helemaal los van een eventueel beslissingsrecht.
36
Belangrijk is dus de uitoefening van het ouderlijk gezag. Is dit gezamenlijk, dan hebben beide ouders evenveel beslissingsrecht. Als de moeder exclusief het ouderlijk gezag (vonnis nodig!) heeft, dan mag zij inderdaad alle beslissingen nemen. Voor alle duidelijkheid: de verblijfplaats van het kind zegt dus niets over het beslissingsrecht van de ouders.
•
Kan een kind bij co-ouderschap wekelijks van school veranderen? Ja, op voorwaarde dat beide ouders telkens akkoord gaan met de inschrijving in de nieuwe school. Als een van de ouders duidelijk maakt dat hij / zij niet akkoord gaat met de inschrijving mag de nieuwe school niet inschrijven. Alternerend inschrijven komt het kind echter niet ten goede.
•
Mag de nieuwe partner van mama aanwezig zijn bij het oudercontact? Het is aan te raden om aan beide ouders met ouderlijk gezag toestemming te vragen om een derde te laten participeren aan het oudercontact (zie bijlage 6).
•
Wat kan de school bevragen bij inschrijving? Zie model van inschrijvingsformulier.
•
Dient een jeugdrechter een kind te horen bij het nemen van een beslissing over het kind? Bij een procedure voor de jeugdrechtbank is de jeugdrechter verplicht om minderjarigen vanaf 12 jaar te horen. Minderjarigen jonger dan twaalf jaar kunnen uiteraard steeds vragen om gehoord te worden. De rechter kan ook zelf beslissen om minderjarigen jonger dan 12 jaar te horen. Hoorrecht betekent dat de minderjarige uitgenodigd wordt en dat hij zijn mening kan geven. In geen enkel geval is de jeugdrechter gebonden om de mening van de minderjarige te volgen.
•
Kan een minderjarige zelf naar de jeugdrechter stappen om een wijziging in de verblijfsregeling te vragen? Nee. Minderjarigen zijn in principe procesonbekwaam. Procesbekwaamheid betekent dat aan een persoon rechten worden verleend die hij via een gerechtelijke procedure kan uitoefenen. Handelingsonbekwamen (minderjarigen) hebben in principe geen toegang tot de rechter. In het rechtsverkeer wordt de minderjarige vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordigers, zijnde zijn ouders of voogd. Weigert de wettelijke vertegenwoordiger, dan staat de minderjarige machteloos. De onbekwaamheid van de minderjarige vormt een grond tot onontvankelijkheid van de vordering. Sommige rechters aanvaarden wel dat een procedure opgestart wordt door een minderjarige,
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
37
maar ze zijn dit juridisch gezien helemaal niet verplicht. Als er al een procedure loopt, kan de minderjarige wel steeds gebruik maken van zijn hoorrecht.
•
Hoe kan de school met beide ouders communiceren? Zie Engagementen van de school en Enkele tips voor de school.
•
Moet de school voor gescheiden ouders een apart oudercontact organiseren? De school moedigt ouders zoveel mogelijk aan om samen naar het oudercontact te komen zodat afstemming vlotter kan verlopen. In uitzonderlijke situaties worden afzonderlijke oudercontacten georganiseerd.
•
Kan een stiefouder een kopie van het rapport afhalen op school? Wegens het ambtsgeheim van het schoolpersoneel mag u geen informatie aan derden verstrekken. Het rapport wordt dus enkel overhandigd aan de leerling zelf of aan de ouders met het ouderlijk gezag.
38
Nuttige informatie www.nieuwegezinsvormen.be: informatie en lesmateriaal over diverse gezinsvormen voor leraren basisonderwijs, Arteveldehogeschool. www.ond.vlaanderen.be/edulex: omzendbrief over ‘Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden’ Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming (zie bijlage). GO! ouders vzw: expertisecentrum over ouderbetrokkenheid en participatie in het GO!. Contact Filip Giraldo, voorzitter gsm: 0477 788 754 •
[email protected] Kenneth Lasoen, coördinator E. Jacqmainlaan 20 • 1000 Brussel gsm: 0496 25 70 03 •
[email protected] www.g-o.be/ouders
Centra voor leerlingenbegeleiding van het GO! Centrum voor Leerlingenbegeleiding Antwerpen Berchemstadionstraat 1, 2600 Berchem 03 232 23 82 |
[email protected] directeur Hilde Van Loock Centrum voor Leerlingenbegeleiding Brasschaat Van Hemelrijcklei 81, 2930 Brasschaat 03 651 79 11 |
[email protected] directeur Philip Guttig Centrum voor Leerlingenbegeleiding Lier Berlaarsestraat 29, 2500 Lier 03 480 68 10 |
[email protected] directeur Ann Vermaelen Centrum voor Leerlingenbegeleiding Mechelen Zandpoortvest 9a, 2800 Mechelen 015 45 32 32 |
[email protected] directeur Colette Snoeck Centrum voor Leerlingenbegeleiding Rivierenland Beukenlaan 54, 2850 Boom 03 888 24 21 |
[email protected] directeur Ronny Schoofs
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
39
Centrum voor Leerlingenbegeleiding Kempen Waterheidestraat 19, 2300 Turnhout 014 41 33 30 |
[email protected] directeur Cherstine Michielsen Centrum voor Leerlingenbegeleiding Brussel Dieleghemsesteenweg 24-26, 1090 Jette 02 479 26 82 |
[email protected] directeur Dries Vandermeersch Centrum voor Leerlingenbegeleiding De Ring Halle Willamekaai 19, 1500 Halle 02 356 38 58 |
[email protected] directeur Bernadette Paerewijck Centrum voor Leerlingenbegeleiding Vilvoorde Ridderstraat 7, 1800 Vilvoorde 02 251 44 25 |
[email protected] directeur Hans Hebbrecht Centrum voor Leerlingenbegeleiding Leuven-Tienen-Landen Oude Vestenstraat 14, 3300 Tienen 016 81 58 18 |
[email protected] directeur Georges Baeten Centrum voor Leerlingenbegeleiding Tongeren - Sint Truiden Sacramentstraat 70, 3700 Tongeren 012 23 12 39 |
[email protected] directeur Paul Vangenechten Centrum voor Leerlingenbegeleiding Genk – Maasland Weg naar As 199A, 3600 Genk 089 35 50 61 |
[email protected] directeur Marijke Luykx Centrum voor Leerlingenbegeleiding Limburg Noord - Adite St. Margrietstraat 13, 3582 Beringen 011 45 62 70 |
[email protected] directeur An Dylst Centrum voor Leerlingenbegeleiding Hasselt Luikersesteenweg 56, 3500 Hasselt 011 22 17 38 |
[email protected] directeur Marc Frederix Centrum voor Leerlingenbegeleiding Waasland Dr. Verdurmenstraat 2, 9100 Sint-Niklaas 03 776 02 16 |
[email protected] directeur Joeri Verfaille
40
Centrum voor Leerlingenbegeleiding Dendermonde Grote Markt 25, 9200 Dendermonde 052 21 54 33 |
[email protected] directeur Hilde Merckx Centrum voor Leerlingenbegeleiding Dender Zonnestraat 25, 9300 Aalst 053 60 32 80 |
[email protected] directeur Frans Holsters Centrum voor Leerlingenbegeleiding Oudenaarde Eindrieskaai 11, 9700 Oudenaarde 055 33 74 70 |
[email protected] directeur Nancy Oris Centrum voor Leerlingenbegeleiding Gent Voskenslaan 262, 9000 Gent 09 243 79 70 |
[email protected] directeur Nils Strumane Centrum voor Leerlingenbegeleiding Deinze-Eeklo Eikelstraat 42, 9900 Eeklo 09 377 36 93 |
[email protected] directeur Patrick Mangelschots Centrum voor Leerlingenbegeleiding De Klaver Brugge Klaverstraat 49, 8000 Brugge 050 44 50 10 |
[email protected] directeur Fran Geedts Centrum voor Leerlingenbegeleiding Mandel en Leie Kortrijk Henri Nolfstraat 11-13, 8500 Kortrijk 056 22 56 61 |
[email protected] directeur Nico Pattyn Centrum voor Leerlingenbegeleiding Oostende Hennepstraat 53, 8400 Oostende 059 70 21 00 |
[email protected] directeur Eddy Declercq Centrum voor leerlingenbegeleiding Veurne Smissestraat 10, 8630 Veurne 058 31 17 88 |
[email protected] directeur Lien Vanmaele
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
41
Bibliografie Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, geconsulteerd via http://www.kinderrechtswinkel. be/index.php?ID=2459. Rechtspositie - De rechten van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, http://www.wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/. Klasse, De Eerste Lijn voor ouders, Brussel, Klasse voor ouders. Klasse, De Eerste Lijn – Echtscheiding/Nieuwe gezinnen, Brussel, Klasse voor leerkrachten. Klasse, De Eerste Lijn – Medicijnen, Brussel, Klasse voor leerkrachten. Provinciale werkgroep “Kind&(echt)Scheiding”, Kind & echtscheiding binnen de schoolcontext. (Echt) Scheiding: Wat doet de school ermee? Ondersteunende brochure voor scholen, Hasselt, Limburgse Preventieve Gezondheidsraad, 2003. Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp 07/05/04 (BS 04/10/04). Werkgroep Welzijn en Onderwijs, Mondelinge en schriftelijke communicatie tussen school en ouders, Menen, LOP-Basisonderwijs, 2005, geconsulteerd via http://www.ond.vlaanderen.be/gok/praktisch/inspiratieboek. pdf. Kinderrechtswinkels, Aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp: werkmap, Brussel, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, 2006. Herbots K., “Beroepsgeheim van een hulpverlener bij minderjarige cliënten”, in: Jeugdrecht – E-zine, jg. 2006, nr.6 (2006). Provinciale begeleidingsgroep “Kind&(echt)scheiding”, Kinderen in een (echt)scheidingssituatie: de sociaaljuridische aspecten. Brochure voor scholen, CLB’s en buitenschoolse kinderopvang, Hasselt, Rita De Boeck, adviseur, 2de directie Welzijn, 2007. Put J., Desmet N., Roose R. e.a., 4-daagse vorming Decreet Rechtspositie Minderjarige, Brussel, Team Beleidsondersteuning Integrale Jeugdhulp, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, afdeling Beleidsontwikkeling, 2007. Van den Bussche S., Decraemer G., du Bois P. e.a., Beroepsgeheim: Publicatie van de netoverstijgende werkgroep, Brussel, POC GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en OVSG, 2007. Studiedienst van de Vlaamse Regering, De impact van een (echt)scheiding op kinderen en ex-partners, Brussel, Vlaamse overheid, 2007. Desmet N., ’t Zitemzo… als je minderjarig bent, Gent, Kinderrechtswinkel, 2008. Desmet N., ‘t Zitemzo… als je ouders uit elkaar gaan, Gent, Kinderrechtswinkel, 2008.
42
Hulin M., Maes V., Van Oyen E. e.a., Uit elkaar voor jongeren. Een brochure met handige info en tips voor als je ouders uit elkaar gaan, Mechelen, Jeugd en Seksualiteit, 2008. Hulin M., Maes V., Van Oyen E . e.a., Uit elkaar voor scholen. Brochure over kinderen en echtscheiding voor leerkrachten, directies en opvoeders, Mechelen, Jeugd en Seksualiteit, 2008. Evers D., Hulin M., Van Oyen E. e.a., Uit elkaar voor ouders. Brochure voor ouders in echtscheiding, Mechelen, Jeugd en Seksualiteit, 2008. Hulin M., Maes V., Van Oyen E. e.a., Uit elkaar voor kinderen. Een doe-boekje voor kinderen waarvan de ouders uit elkaar gaan, Mechelen, Jeugd en Seksualiteit, 2008.
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
43
Voorbeeld inschrijvingsformulier Datum inschrijving:
LEERLINGGEGEVENS Officieel adres Naam:
Geboorteplaats:
Voornamen:
Geboortedatum:
Roepnaam:
Nationaliteit:
Woont bij: beide ouders /vader / moeder / ander
Geslacht:
Straat en nummer:
Rijksregisternummer: Spreekt thuis:
Postcode:
Moedertaal:
Gemeente:
Fotonummer:
Thuistelefoon: Gsm leerling: E-mail leerling: Tweede adres: bij wie? Straat en nummer: Postcode: Gemeente: Telefoon: Gsm: Wie moet gecontacteerd worden in geval van ziekte / ongeval: Gsm of telefoon: Correspondentie naar: adres 1 / adres 2 / ander (schrappen wat niet past) Indien meer dan 1 adres: verblijfs- of omgangsregeling: Mag iemand anders het kind afhalen? Ja nee Wanneer: Wie:
maandag ………….
dinsdag ………….
woensdag ………….
donderdag
v rijdag (omcirkel)
…………. ………….
Is er gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag? Ja nee Indien niet: Ouder met exclusief ouderlijk gezag (kopie vonnis rechtbank toevoegen): Ouder ontzet uit het ouderlijk gezag (kopie vonnis rechtbank toevoegen): Neemt er iemand anders dan de natuurlijke ouders deel aan het oudercontact: Ja (bijlage 6) Nee
44
Schrijft zich in voor:
Vorig schooljaar Naam school: Adres school: Richting + jaar: Attest + clausulering + advies: Indien de leerling in de loop van het schooljaar ingeschreven wordt, de gegevens van de school waar de leerling begin dit schooljaar (tot op heden) ingeschreven is: Naam school: Adres school: Richting + jaar: Lagere school: Lagere school in het Nederlandstalig onderwijs gevolgd: ja / neen
Natuurlijke vader
Natuurlijke moeder
Naam
…………………………..
…………………………..
Voornaam
…………………………..
…………………………..
Straat en nummer
…………………………..
…………………………..
Postcode + gemeente
…………………………..
…………………………..
Geboortedatum Nationaliteit
…………………………..
…………………………..
Burgerlijke Staat
…………………………..
…………………………..
Opleiding
…………………………..
…………………………..
Beroep
…………………………..
…………………………..
Gsm
…………………………..
…………………………..
E-mail
…………………………..
…………………………..
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
45
Bijkomende gegevens Spreken en verstaan de ouders Nederlands? Ja / neen Indien neen, met papa communiceren we in: met mama communiceren we in: Tolk inschakelen? Ja nee Taal:
HUISARTS Naam en voornaam: Adres: Telefoon:
KEUZE LEVENSBESCHOUWELIJK VAK:
AANDACHTSPUNTEN I.V.M. LEERLINGENBEGELEIDING Heeft de leerling ooit leerproblemen of een leerachterstand gehad? (zittenblijven of buitengewoon onderwijs)
O Ja (bijlage 1) O Neen
Zijn er moeilijkheden wat betreft de sociale omgang (school / thuis)?
O Ja (bijlage 2) O Neen
Heeft de leerling gezondheidsproblemen?
O Ja (bijlage 3) O Neen
Hebben er recent wijzigingen plaatsgehad in de gezinssituatie? Of wenst u de gezinssituatie toe te lichten?
O Ja (bijlage 4) O Neen
Zijn er financiële moeilijkheden waar de school het best van op de hoogte is?
O Ja (bijlage 5) O Neen
Handtekening ouders,
46
Leren en studeren
BIJLAGE 1
Is uw kind ooit blijven zitten?
Ja / neen
Welk leerjaar? …………………………..………………………………………………………………… Reden? …….........……………………..………………………………………………………………… Heeft uw kind leerproblemen / leermoeilijkheden?
Ja / neen
Welke vakken? ………………………..………………………………………………………………… Welk probleem?
dyslexie – dysgrafie – dysorthografie – dyscalculie – dyspraxie – ADHD – ADD – NLD – ASS (Gelieve een attest bij te voegen)
Andere? ……........……………………..………………………………………………………………… Herkent u bij uw kind een bepaalde vorm van faalangst die de schoolprestaties negatief zou kunnen beïnvloeden?
Ja / neen
Zo ja, gelieve nader te omschrijven. ..………………………………………………………………… Heeft uw kind ooit lessen van een taakleerkracht gekregen?
Ja / neen
Waarom? …….....……………………..………………………………………………………………… Heeft uw kind naschoolse hulp gekregen? Revalidatiecentrum (CST) Logopediste Remedial teacher
Ja / neen Ja / neen Ja / neen Ja / neen
Andere
Ja / neen
Indien ja, waarom? …….....…………….........………………………………………………………… Wanneer? …….....……………………..………………………………………………………………… Geeft de naschoolse inzet problemen?
Ja / neen
Zo ja, welke? Planning, concentratie, zelfstandigheid …….....……...…………………………… Wenst u hierover nog een gesprek met de school? Directeur, leerlingenbegeleider, CLB?
Ja nee
HANDTEKENING OUDERS
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
47
Gedrag en aandachtspunten BIJLAGE 2 Heeft uw kind moeilijkheden in de sociale omgang die een invloed kunnen hebben op zijn schools functioneren: met leeftijdsgenoten? met volwassenen? Zo ja, welke?
Ja / neen Ja / neen
…...........….....…………….........……………………………………………………
…….........………………...............……..………………………………………………………………… …….........………………...............……..………………………………………………………………… Wenst u hierover nog een gesprek met de school? Directeur, leerlingenbegeleider, CLB?
HANDTEKENING OUDERS
48
Ja nee
Gezondheid
BIJLAGE 3
Zijn er medische gegevens die het schools functioneren kunnen beïnvloeden? Ja / neen Welke? Gehoorproblemen – gezichtsstoornis – astma – allergie – rug- of gewrichtsklachten – diabetes – epilepsie – Andere: …….........……………………..………………………………………………………………… ……........................……………………..…………………………………………………………………
Medicatie? Toedienen op school? (medisch attest toevoegen)
…….…………………………………………
Op welke signalen moeten we letten? …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................ Wat moeten we doen? …….........……………………..…………………………………………………………………................ Wat mogen we zeker niet doen? …….........……………………..…………………………………………………………………................ ……........................……………………..…………………………………………………………………
Is uw kind vaak afwezig geweest vanwege zijn / haar ziekte?
Ja / neen
Wenst u hierover nog een gesprek met de school? Directeur, leerlingenbegeleider, CLB?
Ja nee
HANDTEKENING OUDERS
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
49
Gezin
BIJLAGE 4
Hebben er zich in de voorbije maanden wijzigingen voorgedaan in de gezinssituatie? Ja / neen Welke? Geboorte: …….........…………………..………………………………………………………………… Overlijden: …….........…………………..………………………………………………………………… Ernstige ziekte: …….........……………………..………………………………………………………… Echtscheiding: ........……………………..………………………………………………………………… Andere: …….........……………………..……………..…………………………………………………… Zo ja, in welke mate kan deze wijziging het schools functioneren van uw kind op school beïnvloeden? Gelieve dit toe te lichten. …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................ Welke informatie over de gezinssituatie hebben we nodig om uw zoon / dochter goed te kunnen begeleiden? …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................
Wenst u hierover nog een gesprek met de school? Directeur, leerlingenbegeleider, CLB?
HANDTEKENING OUDERS
50
Ja / nee
Financiële situatie
BIJLAGE 5
Verwacht u dat er zich moeilijkheden kunnen voordoen voor het betalen van schoolrekeningen?
Ja / neen
Op welke manier kan de school helpen om de schoolkosten te kunnen betalen? …….........……………………..…………………………………………………………………................ Spreiding betalingen: Maandelijks……………………..… trimester ……………………..…semester……………………..… Rekeningen rechtstreeks naar de schuldbemiddelaar sturen: …….........……………………..…………………………………………………………………................ Helpen met het invullen van een aanvraag tot studietoelage: …….........……………………..…………………………………………………………………................ Indien voorhanden, tweedehands materiaal te koop aanbieden: …….........……………………..…………………………………………………………………................ Telefoonnummers / Adressen / Rekeningnummers die we nodig hebben: …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................ …….........……………………..…………………………………………………………………................
Wenst u hierover nog een gesprek met de school? Directeur, leerlingenbegeleider, CLB?
Ja / nee
HANDTEKENING OUDERS
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
51
Oudercontact
BIJLAGE 6
De ouders van ….......….........………………………………………………………………................ geven aan ……...................…………………………………………………………………................ de toestemming om deel te nemen aan het oudercontact over hun kind.
Handtekening moeder
Handtekening vader
(Enkel wanneer beide ouders hun akkoord geven, kunnen derden deelnemen aan het oudercontact.)
52
Omzendbrief
datum laatste wijziging: 14/04/2005
inhoudstafel
Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden referentie :
NO/2005/01 (13AC)
publicatiedatum :
(14/04/2005)
wettelijke basis :
Artikel 371-375bis van het burgerlijk wetboek van 21/3/1804
opheffing :
omzendbrief 13AC/WJ/SH van 22 januari 1997
contactpersoon :
Erik Moncarey, 02-553 66 87
• • •
Titularissen en inhoud van het ouderlijk gezag Aangewezen procedures voor de scholen Informatieve omzendbrief aan de schooldirecties van het basis-, secundair en deeltijds kunstonderwijs en de directies van de centra voor leerlingenbegeleiding
1. Inleiding De beslissingen over een minderjarige worden genomen door de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen. Voor de school is het niet altijd evident te weten wie het ouderlijk gezag uitoefent of hoe en wanneer de school met hen best communiceert. Bovendien kan de gezinssituatie wijzigen in de loop van de schoolloopbaan. De ouders verwachten dan meestal dat ook de school met deze wijzigingen rekening houdt, pedagogisch en administratief-organisatorisch. Deze omzendbrief wil u informeren over het ouderlijk gezag en over de beste handelwijze bij contacten met de ouders. De concrete toepassing van deze principes blijft de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Het ministerie van onderwijs en vorming staat niet in voor de handhaving of sanctionering van deze rechten en plichten. In de communicatie met de meeste gezinnen stellen zich geen problemen. Beide ouders nemen de beslissingen betreffende het onderwijs samen en vragen zo nodig ook de instemming van hun kind. Ook als maar één persoon het ouderlijk gezag heeft, is er weinig kans op betwisting van zijn of haar beslissingen betreffende het onderwijs en recht op informatie van de school. In de meeste gevallen zal gezond verstand volstaan en is het niet nodig om de ouders met bijkomende formaliteiten te belasten. Moeilijkheden ontstaan vooral tijdens en na echtscheidingsprocedures. Uiteraard is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de ouders om de gezamenlijke opvoeding van hun kinderen te organiseren, daarover onderlinge afspraken te maken en een goede communicatie te onderhouden.
2. Titularissen van het ouderlijk gezag 1 2.1. Ouders In principe zijn de beide ouders van een minderjarige gezamenlijk verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind (co-ouders). Zij hoeven daarvoor niet gehuwd te zijn of samen te wonen, maar dat zal in de regel wel het geval zijn. Zij nemen solidair de beslissingen betreffende het onderwijs aan hun kind. Eén van de ouders (vader of moeder) kan namens beide ouders optreden tegenover derden die “te goeder trouw” zijn, op basis van een vermoeden van akkoord. 2 Welke personen “te goeder trouw” zijn, is een feitenkwestie die per individueel geval beoordeeld moet worden, desnoods door een rechtbank. De school mag dus de beslissingen (zoals de inschrijving) van één van de ouders uitvoeren, tenzij de school weet dat de andere ouder het er niet mee eens is. In het laatste geval moet de school weigeren de beslissing uit te voeren,
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
53
zonder uitdrukkelijk akkoord van de andere ouder. Een rechtbank kan beslissen dat één van de (gescheiden) ouders het exclusief ouderlijk gezag krijgt. Deze exclusieve ouder heeft, met uitsluiting van de andere, het gezag over de opvoeding en de goederen van het kind. Bovendien heeft hij of zij (meestal) het kind feitelijk bij zich en neemt hij of zij de beslissingen over de school- en studiekeuze en de keuze godsdienst of zedenleer of vrijstelling. In dat geval moet de school een inschrijving door de andere ouder weigeren. De rechtbank bepaalt meestal, eventueel op voorstel van de ouders, een tussenoplossing waarbij bepaalde beslissingen met instemming van beide ouders moeten worden genomen en voor het overige één ouder alleen verantwoordelijk is. 3 De rechtbank kan ook één of beide ouders volledig of gedeeltelijk ontzetten uit het ouderlijk gezag. In dat geval heeft de betrokken ouder geen beslissings- of toezichtsrecht meer, maar wel nog de onderhoudsplicht. De niet-ontzette ouder of een aangestelde “provoogd” oefent het gezag over de minderjarige uit. 4
2.2. Voogden Wanneer een minderjarige geen ouders (meer) heeft, wordt een voogd aangesteld. 5 De voogd vertegenwoordigt dan de minderjarige 6 en het ouderlijk gezag wordt vervangen door het voogdijgezag. De school voert de beslissingen van de voogd uit en informeert de voogd zoals andere ouders.
2.3. Pleegvoogdij en bijzondere plaatsingsinstituten Pleegvoogden hebben niet alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het ouderlijke gezag of het voogdijgezag. Het ouderlijk gezag of het voogdijgezag blijft in dit geval bij de ouders of voogd. De pleegvoogden oefenen wel enkele prerogatieven van de ouders of voogd uit, zoals het recht van bewaring, als de minderjarige bij hen woont 7 en ze hebben een onderhoudsplicht 8. De zeldzame pleegvoogdij staat los van de meer gangbare gezinsplaatsing in een feitelijk pleeg-, gast- of opvanggezin, dat geen wettelijk gezag of statuut kent. 9 In de praktijk communiceert de school met de pleegvoogden of het pleeggezin over de praktische zaken. De ouders nemen evenwel de beslissingen, die eventueel via de pleegvoogden of het pleeggezin aan de school gecommuniceerd kunnen worden. Geplaatste minderjarigen 10 staan onder toezicht van de jeugdrechtbank, via de sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap. 11
2.4. Meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen Meerderjarigen en ontvoogde minderjarigen zijn zelf verantwoordelijk voor hun daden. Zij nemen zelf de beslissingen betreffende hun onderwijs en kunnen zelf de documenten met betrekking tot hun schoolloopbaan ondertekenen. Een leerling is meerderjarig vanaf de leeftijd van 18 jaar. 12 Een minderjarige is ontvoogd als hij of zij huwt of door een beslissing van de jeugdrechtbank. Er is dan wel een curator van rechtswege (de meerderjarige echtgenoot of echtgenote) of er wordt een curator aangesteld. 13 In de praktijk heeft de curator vooral bevoegdheden over het vermogen en minder over de persoon van de ontvoogde minderjarige. De school kan met de ontvoogde minderjarige communiceren en overleggen. Een meerderjarige die in staat van verlengde minderjarigheid is verklaard, wordt gelijkgesteld met een minderjarige. 14
54
2.5. Feitelijke bewaring Personen of instellingen kunnen de leerling feitelijk onder hun bewaring hebben, zonder enig ouderlijk gezag. Dit is het geval bij gezinsplaatsing of plaatsing in een instelling, opvoeding door de grootouders of andere familieleden,... In verschillende bepalingen in het onderwijsrecht wordt het begrip ouders gedefinieerd als: “de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring hebben”. 15 De “personen die het ouderlijk gezag uitoefenen” zijn de (beide) ouders, voor zover ze niet uit het ouderlijk gezag ontzet zijn. De “personen die in rechte de minderjarige onder hun bewaring hebben” zijn bijvoorbeeld de pleegvoogden. De “personen die in feite de minderjarige onder hun bewaring hebben” zijn niet de personen die een minderjarige occasioneel onder hun hoede hebben, maar wel de pleeg- of stiefouders bijvoorbeeld, die het kind werkelijk bij zich opvoeden. Hoewel zij geen ouderlijk gezag hebben, worden zij in het onderwijsrecht soms met de ouders gelijkgesteld en krijgen zij voor de toepassing van die bepalingen dezelfde rechten. In dat geval kan de school in afwijking op het ouderlijk gezag met deze personen overleggen voor de toepassing van de betrokken bepalingen uit de onderwijswetgeving.
3. Recht van opvoeding Het recht van opvoeding omvat het recht van zorg of dagelijkse opvoeding en het beslissingsrecht, onder meer over taal, school, onderwijsrichting, beroep. Het is een recht dat voorbehouden is aan de titularissen van het ouderlijk gezag, als onderdeel van het gezag over de persoon van de minderjarige. Dit recht impliceert voor de school dat de titularissen van het ouderlijk gezag beslissingsrecht hebben met betrekking tot een aantal sleutelmomenten in de schoolloopbaan, zoals: - - - - - - - - - - - - - - -
de school- en studiekeuze; de inschrijving; kennisname van of akkoord met het schoolreglement; informatie over jaarprogramma, aanpak van de school, ...; keuze of vrijstelling van levensbeschouwelijke vakken; keuze moedertaal en tweede taal; weigering van leerlingenbegeleiding; toestemming extra-muros-activiteiten; lidmaatschap ouderverenigingen; kiesrecht voor en stemrecht in bestuurs- of medezeggenschapsorganen; orde en tucht, uitsluiting, ...; klachten en vertegenwoordiging in rechte in interne beroepsprocedures en gerechtelijke procedures; evaluatie en bespreking van de leerling; attestering; schoolverandering en verwijzing buitengewoon onderwijs.
Om dat recht van opvoeding te respecteren is het aanbevolen hiermee rekening te houden in een aantal procedures. In ieder geval is bij de inschrijving enige waakzaamheid geboden. De omzendbrief NO/205/SH/AS/MPV van 10 november 1983: “Inschrijving van leerlingen in onderwijsinrichtingen” bepaalt welke documenten de inschrijver voor kan leggen om de identiteit van de leerling te bevestigen. In geval van twijfel over de identiteit van de inschrijvende (vermeende) ouder en/of van de relatie tot de
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
55
leerling kan de school telefonisch contact nemen met de bevolkingsdienst of de vorige school of kunnen bijkomende documenten zekerheid verschaffen. 16 De beste garanties biedt de gezamenlijke inschrijving door beide ouders. Een afzonderlijke inschrijving door de ouder die de leerling feitelijk bij zich heeft, met machtiging of instemming van de andere ouder is een goed alternatief. Maar een afzonderlijke inschrijving kan ook zonder een uitdrukkelijke machtiging of instemming van de andere ouder. Het is dan van belang om uitdrukkelijk, maar tactvol te vragen naar de gezinssituatie, meer bepaald of de ouders co-ouders zijn. In dat laatste geval moet de school op gelijke wijze met beide ouders overleggen en communiceren. Als de school op de hoogte is van onenigheid, bijvoorbeeld door ervaring met een broer of zus, vraagt u toch best de uitdrukkelijke instemming van beide ouders. De inschrijving 17 (of de periode onmiddellijk daarna) is ook het beste moment om afspraken te maken over de bepaling van “het gezinshoofd”, over de communicatie (in persoon, via de leerling, via de post, telefoon, e-mail, ...) met alle belanghebbenden (ouders, grootouders, stiefouder, pleegouders, ...), over de familiale verzekering en over het adres voor de facturen. Deze afspraken kunnen dan verder worden gerespecteerd tot de overgang naar een andere school of tot ze worden gewijzigd, op initiatief van de (bij voorkeur beide) co-ouders of van de exclusieve ouder. Bij twijfel laat u best deze afspraken nog eens schriftelijk bevestigen. Als de ouders bij de inschrijving twee verschillende adressen opgeven, zal de briefwisseling naar beide adressen moeten gestuurd worden, tenzij de ouders hiervan uitdrukkelijk willen afwijken. Het schoolreglement is een ideaal instrument om het gezinsbeleid in het algemeen van de school te expliciteren en om vooraf te bepalen hoe de communicatie met de ouders in de regel verloopt. Bij de inschrijving moeten de school en de ouders dan enkel bijkomende afspraken maken die wenselijk of vereist zijn door de specifieke gezinssamenstelling.
4. Recht van toezicht Als één van de (gescheiden) ouders het exclusief ouderlijk gezag krijgt, heeft de andere ouder het recht op toezicht. Dit houdt onder meer in dat hij of zij geïnformeerd moet worden over de opvoeding van het kind (schoolresultaten, oudercontacten, leerlingenbegeleiding, ...) en dat hij of zij bij de jeugdrechtbank of de kortgedingrechter een verhaalrecht heeft tegen beslissingen van de exclusieve ouder. De school zelf kan absoluut niet in de rol van rechter worden gemanoeuvreerd. Het recht van de toeziende ouder of voogd op toezicht op de opvoeding van de leerling en het recht op objectieve informatie hierover is niet afhankelijk van de goedkeuring van de exclusieve ouder en kan niet beperkt worden op grond van praktische bezwaren. In elk geval (behoudens ontzetting uit het ouderlijk gezag) en dus ook zonder co-ouderschap moet de school beide ouders informeren over schoolresultaten, begeleidingsactiviteiten, oudercontacten, informatievergaderingen, bevoegd centrum voor leerlingenbegeleiding, schoolfeesten, enzovoort (actieve informatieplicht). Als een tuchtprocedure wordt gestart tegen de leerling, moeten beide ouders op de hoogte gebracht worden. De school kan niet automatisch veronderstellen dat de informatie beide ouders bereikt, maar kan wel met de ouders afspreken dat informatie, zoals de klasagenda, via de ene ouder bij de andere ouder terecht komt. De school zal ook zoveel mogelijk alle informatie die de leerling meekrijgt dubbel of parallel aanbieden. Ondanks dergelijke afspraak mag de school de informatie niet weigeren als de andere ouder daarom vraagt (passieve informatieplicht). 18 Dit betekent niet dat de school verplicht is vragen te beantwoorden die onredelijke eisen qua tijd en middelen stellen, zoals het opstellen van een verslag of het invullen van een vragenlijst. Ook familieleden hebben recht op informatie. De grootouders en iedereen die een bijzondere affectieve band aantoont (de stief- of pleegouder, broers en zussen bijvoorbeeld), hebben in principe recht op persoonlijk
56
contact met de leerling. Bij gebrek aan overeenkomst, beslist de jeugdrechtbank. 19 Meer algemeen wijs ik er op dat de onderwijsinstellingen ook onderworpen zijn aan de openbaarheid van bestuur. 20
5. Betwistingen De ouder die niet aanwezig was bij de inschrijving door de andere ouder en die deze inschrijving niet wil aanvaarden, kan verhaal aantekenen bij de rechter. De leerplichtige leerlingen moeten uiteraard aanwezig zijn op de school waar ze ingeschreven zijn. 21 Als een co-ouder of exclusieve ouder de leerling in een tweede school inschrijft en deze school de formaliteiten inzake schoolverandering vervult, zoals de verwittiging van de eerste school, is de leerling een regelmatige leerling in de laatste school. Een leerling die in twee scholen ingeschreven is, is geen regelmatige leerling. 22
De school aanvaardt evenwel geen beslissing van een co-ouder, als de andere co-ouder zich daar uitdrukkelijk tegen verzet heeft. Het behoort niet tot de taak van de school om de andere co-ouder te vragen naar zijn of haar intenties hiertoe. De school moet steeds uitgaan van een vermoeden van instemming. De school komt niet tussen in de echtelijke betwistingen en respecteert het ouderlijk gezag en de beslissingen die de coouders genomen hebben toen ze het vermoedelijk nog eens waren. De school zelf kan absoluut niet in de rol van rechter worden gemanoeuvreerd. Als de ouders hun kind in verschillende scholen willen inschrijven, kan de school niet trancheren. Het kind is dan ingeschreven tot uit de feiten het tegendeel blijkt. Als een ouder zich niet kan verzoenen met een beslissing van of informatie aan de andere ouder en de school met de beide ouders geen overeenstemming kan bereiken, kan de school de ouders verwijzen naar het centrum voor leerlingenbegeleiding, dat in het kader van zijn draaischijffunctie, na onderzoek, de ouders verder kan doorverwijzen. Dit alles ontslaat de school echter niet van haar verantwoordelijkheid om eventuele onwettelijke situaties te melden aan de bevoegde instanties. De school licht de beide ouders hiervan vooraf in. Het Kinderrechtencommissariaat is bevoegd om klachten te onderzoeken van zowel het kind, als de ouders of een derde betreffende de toepassing van het internationaal verdrag van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind. 23 In het uiterste geval beslist de jeugdrechtbank 24 wie de beslissing mag nemen of de jeugdrechtbank beslist zelf, in het belang van het kind, en zo nodig na het kind zelf te hebben gehoord 25. Bij geschillen tussen een minderjarige leerling en zijn of haar ouders, hebben de ouders het laatste woord, onverminderd hun wederzijdse plicht tot respect 26. Een minderjarige kan (formeel) zelf de rechtbank niet vragen om tussen te komen.
6. Bijkomende opmerkingen 6.1. Naamsverandering Door adoptie krijgt de geadopteerde de naam van de adoptant. 27 De naam kan ook veranderen als de vader het kind pas erkent na de geboorteaangifte door de moeder. 28 Ook na een echtscheiding of de nieuwe samenstelling van het gezin kan de leerling (via zijn wettelijke vertegenwoordiger) aan de Federale Overheidsdienst Justitie vragen om zijn naam te veranderen. Die naamsverandering is geen recht en kan maar uitzonderlijk onder de wettelijk bepaalde voorwaarden worden toegestaan. 29 De Koning kan de naamsverandering uitzonderlijk toestaan als hij meent dat het verzoek op ernstige redenen steunt. Adopties, scheiding en wettiging van kinderen zijn geldige redenen. Het koninklijk besluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Zestig dagen na de publicatie wordt
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
57
de naamsverandering definitief, maar ze heeft pas gevolgen op de dag van de overschrijving in de registers van de burgerlijke stand. Vanaf dan kunnen de bevolkingsregisters en de identiteitskaart, identiteitsstuk of identiteitsbewijs worden aangepast. Deze naamsverandering wijzigt op zich niets aan het ouderlijk gezag.
6.2. Privacy Om de privacy van de leerling en zijn familie niet te schenden is het aangeraden om de inlichtingen over het gezin bij de inschrijvende ouder of ouders zelf te verzamelen. De onderwijsinstellingen moeten uiteraard de wetgeving inzake de privacy naleven en discreet zijn met de informatie in de leerlingenadministratie, het leerlingvolgsysteem en/of het leerlingendossier. 30 Het is daarbij belangrijk sober en ter zake te zijn en het inzage- en verbeteringsrecht van de leerling en de ouders te respecteren. Voor bewaring in het administratief dossier volstaan veelal de identiteit en communicatiegegevens van de persoon of personen die beslissingen mogen nemen en de identiteit en communicatiegegevens van de persoon of personen die op de hoogte moeten worden gehouden. Op die manier blijft de informatie ook langer actueel. De officiële documenten kunnen na controle worden teruggegeven. De informatie wordt overbodig na de uitschrijving.
6.3. Informatie voor ouders en leerkrachten Ouders vinden informatie over het bovenstaande in de brochure “Gids voor ouders met kinderen in het basisonderwijs”. 31 Deze brochure is ook beschikbaar in het standaard Arabisch, Engels en Turks. Er is ook een “Gids voor leerlingen secundair onderwijs” 32 (...). De cel Publicaties Onderwijs is bereikbaar via
[email protected], telefoonnummer 02-553 66 53 of faxnummer 02-553 66 54. Leerkrachten vinden hulp in de fiche 13 “Echtscheiding/nieuwe gezinnen” in de reeks “de eerste lijn” van Klasse 33, in de studie “Nieuwe gezinsvormen en onderwijsparticipatie in Vlaanderen” in opdracht van het departement Onderwijs 34 en in de brochure “Leven in een eenoudergezin - Getuigenissen van ouders en kinderen” (redactie Bea Bossaerts), waarvan elke leerkracht in het basisonderwijs een gratis exemplaar kreeg 35. - (1): Opgelet: wat volgt is een beknopte schets van het huidig juridisch kader sinds 3 juni 1995, dat overigens grotendeels een federale materie is. Het is onvolledig en voor de leesbaarheid is een vereenvoudigde terminologie gebruikt. Het is dan ook niet dienstig om een juridische argumentatie op te bouwen. - (2): Artikelen 373 en 374, eerste alinea van het Burgerlijk Wetboek. - (3): Artikel 374, tweede en volgende alinea’s van het Burgerlijk Wetboek. - (4): Artikelen 32-34 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. - (5): Artikelen 389 en 405 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. - (6): Artikel 405 van het Burgerlijk Wetboek. - (7): Artikel 475quater van het Burgerlijk Wetboek. - (8): Artikel 475bis, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. - (9): Zie o.m. de op 4 april 1990 gecoördineerde decreten inzake bijzondere jeugdbijstand. - (10): Artikel 37, § 2, 4°, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming; besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 1990 waarbij de voorwaarden worden vastgesteld waaronder in bepaalde Gemeenschapsinstellingen voor observatie en opvoeding en in onthaal- en oriëntatiecentra en in de observatiecentra, ressorterend onder de bijzondere jeugdbijstand, aan de leerplicht kan worden voldaan. - (11): Artikel 42 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. - (12): Artikelen 388 en 488 van het Burgerlijk Wetboek. - (13): Artikelen 476-486 van het Burgerlijk Wetboek. - (14): Artikel 487bis van het Burgerlijk Wetboek. - (15): Zie onder meer artikel 3, 41° van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.
58
- (16): Ter illustratie: identiteitskaart of paspoort met foto en geboortedatum, identiteitsbewijs min-twaalfjarigen, militair (NAVO) of enig ander identiteitsbewijs, SIS-kaart, EU-verblijfskaart, attest van immatriculatie, verblijfsof vestigingsvergunning, uittreksel uit de registers van de burgerlijke stand, zoals het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of wachtregister, getuigschrift van woonst, bewijs van nationaliteit, samenstelling van het gezin, akte van bekendheid, adoptie- of voogdijakte, schriftelijk akkoord van co-ouder, vonnis houdende regeling van of ontzetting uit het ouderlijk gezag, ...; zie ook de omzendbrief van 7 oktober 1992 betreffende het houden van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, 15 oktober 1992, in het bijzonder deel I, punt 28 en deel III, punt 68. - (17): Zie voor het basisonderwijs ook de omzendbrief BaO/2002/01 van 8 februari 2002: “informatie bij eerste inschrijving en schoolreglement”. - (18): Zie ook de nieuwsbrieven van 27 november 2002 (“Echtscheiding leeft door op school”) en van 4 september 2002 (“Informatierecht van ouders”) van Schooldirect: http://schooldirect.vlaanderen.be. - (19): Artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek. - (20): Decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, , 2 juli 2004, www.vlaanderen. be/openbaarheid. - (21): Artikel 3, § 1 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht. - (22): Zie de artikelen 20 tot en met 24 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, de omzendbrief BaO/97/12 van 17 juni 1997 “Schoolveranderen”, artikel 48, 2° van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs en de omzendbrieven SO/2002/06 van 15 augustus 2002: “Afwezigheden en in- en uitschrijvingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs”, SO/2002/07 van 15 augustus 2002: “Afwezigheden en in- en uitschrijvingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs” en SO/2002/05/buso van 15 augustus 2002: “Afwezigheden en in- en uitschrijvingen in het buitengewoon secundair onderwijs”. - (23): Artikel 6 van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Kinderrechtencommissariaat en instelling van het ambt van Kinderrechtencommissaris. - (24): Artikel 373, derde alinea van het Burgerlijk Wetboek. - (25): Artikel 56bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming. - (26): Artikel 371 van het Burgerlijk Wetboek. - (27): Artikel 353-1 van het Burgerlijk Wetboek. - (28): Artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek. - (29): Artikel 2 en volgende van de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen. - (30): Zie onder meer de omzendbrief 13AD/CLB/O/01/1 van 21 juni 2001: “Het multidisciplinair dossier in de Centra voor Leerlingenbegeleiding”. - (31): www.ond.vlaanderen.be/pu ties/?nr=221 - (32): www.ond.vlaanderen.be/publicaties/?nr=39 - (33): www.klasse.be/specials/specials.taf?doc=eerstelijn - (34): http://www.ond.vlaanderen.be/obpwo/projecten/1999/colpin_9907.htm; zie ook de nieuwsbrief van 13 maart 2002 van Schooldirect (“Schoolbeleid rond gezinsvormen”), http://schooldirect.vlaanderen.be. - (35): Zie Klasse nr. 111, p. 18
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
59
Notities
60
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
61
62
De rechtspositie van kinderen en ouders in het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
63
64