De invloed van cliëntenraden Het verzwaard adviesrecht in de dagelijkse praktijk vanuit cliëntenraadperspectief Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van het ministerie van VWS
Remco Hoogerwerf Eline Nievers Christel Scholten B2853 Leiden, 13 juli 2004
2
Voorwoord Voor u ligt de eindrapportage van het onderzoek De invloed van cliëntenraden, het verzwaard adviesrecht in de dagelijkse praktijk, uitgevoerd door Research voor Beleid in opdracht van het ministerie van VWS. De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ), die in 1996 is ingevoerd, verplicht zorginstellingen om een cliëntenraad in te stellen en schept het kader waarbinnen cliëntenraden en directies gezamenlijk de medezeggenschap dienen vorm te geven. Daarbij bestaat in de wet speciale aandacht voor een aantal onderwerpen die van direct belang zijn voor het dagelijks leven van cliënten. Cliëntenraden hebben over deze onderwerpen verzwaard adviesrecht, dat wil zeggen dat de directie het advies van de raad niet zonder meer naast zich neer kan leggen. Doel van dit onderzoek is inzicht te geven in de mate waarin cliëntenraden in alle sectoren van de gezondheidszorg betrokken zijn bij – en invloed hebben op – besluitvorming die onder het verzwaard adviesrecht valt. Daarbij is speciaal aandacht uitgegaan naar factoren die de betrokkenheid en invloed van cliëntenraden bevorderen of belemmeren. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden heeft het onderzoeksteam groepsgesprekken gehouden met cliëntenraden uit alle zorgsectoren, inclusief de sector maatschappelijke opvang. De deelnemende cliëntenraden zijn geselecteerd door middel van een enquête waarmee nog aanvullend een aantal kenmerken van cliëntenraden is verzameld. Op deze plaats willen wij alle deelnemers aan de enquête en/of de groepsgesprekken bedanken voor hun medewerking. Research voor Beleid heeft voor dit onderzoek nauw samengewerkt met de Stuurgroep uitvoering implementatieplan WMCZ. Wij willen de leden van de Stuurgroep langs deze weg hartelijk danken voor de prettige samenwerking en de begeleiding van het onderzoek.
C.M. Scholten Research manager
3
4
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Onderzoeksdoel en vraagstelling 1.3 Opzet en uitvoering 1.3.1 Enquête 1.3.2 Groepsgesprekken 1.4 Leeswijzer
9 9 10 10 11 12 13
2
Samenvatting en conclusies over alle sectoren tezamen 2.1 Beschrijving cliëntenraden 2.2 Betrokkenheid bij besluitvorming 2.2.1 Kennis 2.2.2 Adviseren 2.2.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 2.3 Invloed op besluitvorming 2.3.1 Houding van de directie 2.3.2 Commissie van Vertrouwenslieden 2.3.3 Invloed 2.4 Conclusies en aanbevelingen 2.5 Beschouwing
15 16 18 18 19 20 20 20 21 22 23 27
3
Sector geestelijke gezondheidszorg 3.1 Inleiding 3.2 Beschrijving cliëntenraden 3.3 Betrokkenheid bij besluitvorming 3.3.1 Kennis 3.3.2 Adviseren 3.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 3.4 Invloed op besluitvorming 3.4.1 Houding van de directie 3.4.2 Commissie van vertrouwenslieden 3.4.3 Invloed 3.5 Conclusies GGZ
29 29 29 31 31 31 32 32 32 33 34 34
4
Sector maatschappelijke opvang 4.1 Inleiding 4.2 Beschrijving cliëntenraden 4.3 Betrokkenheid bij besluitvorming 4.3.1 Kennis 4.3.2 Adviseren 4.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 4.4 Invloed op besluitvorming 4.4.1 Houding van de directie 4.4.2 Commissie van vertrouwenslieden 4.4.3 Invloed 4.5 Conclusies maatschappelijke opvang
37 37 37 38 38 39 39 40 40 40 41 41
5
5
Sector verpleging en verzorging 5.1 Inleiding 5.2 Beschrijving cliëntenraden 5.3 Betrokkenheid bij besluitvorming 5.3.1 Kennis 5.3.2 Adviseren 5.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 5.4 Invloed op besluitvorming 5.4.1 Houding van de directie 5.4.2 Commissie van vertrouwenslieden 5.4.3 Invloed 5.5 Conclusies verpleging en verzorging
43 43 43 44 44 45 46 46 46 47 47 48
6
Sector lichamelijk gehandicapten 6.1 Inleiding 6.2 Beschrijving cliëntenraden 6.3 Betrokkenheid bij besluitvorming 6.3.1 Kennis 6.3.2 Adviseren 6.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 6.4 Invloed op besluitvorming 6.4.1 Houding van de directie 6.4.2 Commissie van vertrouwenslieden 6.4.3 Invloed 6.5 Conclusies lichamelijk gehandicapten
49 49 49 51 51 51 52 52 52 53 54 54
7
Sector algemene ziekenhuizen 7.1 Inleiding 7.2 Beschrijving cliëntenraden 7.3 Betrokkenheid bij besluitvorming 7.3.1 Kennis 7.3.2 Adviseren 7.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 7.4 Invloed op besluitvorming 7.4.1 Houding van de directie 7.4.2 Commissie van vertrouwenslieden 7.4.3 Invloed 7.5 Conclusies algemene ziekenhuizen
57 57 57 59 59 59 59 60 60 60 61 61
8
Sector revalidatie 8.1 Inleiding 8.2 Beschrijving cliëntenraden 8.3 Betrokkenheid bij besluitvorming 8.3.1 Kennis 8.3.2 Adviseren 8.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 8.4 Invloed op besluitvorming 8.4.1 Houding van de directie 8.4.2 Commissie van vertrouwenslieden 8.4.3 Invloed 8.5 Conclusies revalidatie
63 63 63 65 65 65 65 66 66 66 66 67
6
9
Sector verstandelijk gehandicapten 9.1 Inleiding 9.2 Beschrijving cliëntenraden 9.3 Betrokkenheid bij besluitvorming 9.3.1 Kennis 9.3.2 Adviseren 9.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 9.4 Invloed op besluitvorming 9.4.1 Houding van de directie 9.4.2 Commissie van vertrouwenslieden 9.4.3 Invloed 9.5 Conclusies verstandelijk gehandicapten
69 69 69 71 71 72 73 73 73 74 74 74
10
Sector thuiszorg 10.1 Inleiding 10.2 Beschrijving cliëntenraden 10.3 Betrokkenheid bij besluitvorming 10.3.1 Kennis 10.3.2 Adviseren 10.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden 10.4 Invloed op besluitvorming 10.4.1 Houding van de directie 10.4.2 Commissie van vertrouwenslieden 10.4.3 Invloed 10.5 Conclusies thuiszorg
77 77 77 79 79 79 80 80 80 80 81 81
Bijlage 1
Volledige tekst WMCZ
83
Bijlage 2
Enquête
89
Bijlage 3
Stuurgroep uitvoering implementatieplan WMCZ
95
Bijlage 4
Checklist groepsgesprekken
97
Bijlage 5
Resultaten enquête
99
7
8
1
Inleiding
1.1
Achtergrond
De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ) is in 1996 ingevoerd. Doelstelling van de WMCZ is cliënten die verblijven in – of zorg ontvangen van – een zorginstelling meer zeggenschap te geven over aspecten van het instellingsbeleid die voor de cliënten van belang zijn. De wet verplicht zorgaanbieders een cliëntenraad in te stellen “(…) die binnen het kader van de doelstellingen van de instelling in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van de cliënten behartigt.” De wet geldt voor alle instellingen in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg die met publieke gelden in stand worden gehouden1. De WMCZ is een kaderwet, dat wil zeggen dat de wet alleen het kader bepaalt en dat instellingen en cliënten zelf de medezeggenschap vorm dienen te geven. In 2000 is een eerste evaluatie uitgevoerd van de WMCZ2. De hoofdconclusie van dat onderzoek luidde dat de WMCZ in een aantal zorgsectoren een wettelijke basis heeft gegeven aan bestaande medezeggenschapsregelingen. Daarnaast stimuleert of dwingt de wet instellingen in sectoren die nog geen medezeggenschapsregeling kennen deze alsnog te treffen. De wet heeft de positie van cliënten van zorginstellingen ten opzichte van de directie3 versterkt. In de evaluatie uit 2000 is echter niet onderzocht of de cliëntenraden daadwerkelijk betrokken worden bij – en invloed uitoefenen op – het beleid van de instellingen. Het algemene oordeel over de doelbereiking van de WMCZ in de evaluatie is samengevat in het beeld van ‘een roos die nog meer kleur moet krijgen’. Het Ministerie van VWS heeft na de evaluatie van 2000 een implementatieplan opgesteld om vooral de praktische toepassing van de WMCZ te stimuleren. Een van de actiepunten uit het implementatieplan is het uitzetten van nader onderzoek naar het dagelijks functioneren van cliëntenraden met als doel inzicht te krijgen in de invloed van cliëntenraden op de besluitvorming. De aandacht gaat daarbij primair uit naar de onderwerpen die van direct belang zijn voor de cliënten en die vallen onder het verzwaard adviesrecht (zie WMCZ art. 3 lid 1 i t/m m). Het verzwaard adviesrecht geldt onder meer ten aanzien van voedingsaangelegenheden van algemene aard, recreatiemogelijkheden, geestelijke verzorging en benoeming van hoofden van verblijfafdelingen. Research voor Beleid heeft in opdracht van het Ministerie van VWS het inventariserend onderzoek naar het dagelijks functioneren van cliëntenraden uitgevoerd, waarvan in dit rapport verslag wordt gedaan. Het uitgangspunt van het onderzoek is langs kwalitatieve weg inzicht te geven in de werking van cliëntenraden – hoe gaan cliëntenraden te werk? - en hun daadwerkelijke invloed te peilen op onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Voor dit doel heeft een beperkt aantal cliëntenraden meegewerkt aan het onderzoek. Dit onderzoek pretendeert ook niet landelijk representatieve uitspraken te kunnen doen. Wel geeft het een eerste inzicht in de praktijk en in factoren die belemmerend en bevorderend werken. Aangezien het onderzoek gericht is op de werking en invloed van cliëntenraden vanuit cliëntenperspectief is de visie van directies op cliëntenraden en de WMCZ geen onderwerp van onderzoek geweest. ______________ 1
Bijlage 1 bevat de volledige wetstekst van de WMCZ. ZorgOnderzoek Nederland (2000). Evaluatie Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. Den Haag: ZorgOnderzoek Nederland. 3 Waar in dit rapport gesproken wordt van ‘directie’ kan steeds gelezen worden: ‘directie of Raad van Bestuur’. 2
9
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstelling
Het doel van het onderzoek is “inzicht te geven in de mate waarin cliëntenraden betrokken worden bij de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht en de mate waarin zij de besluitvorming hierover beïnvloeden.” Het onderzoek dient te leiden tot aanbevelingen voor het beleid om daarmee de positie van de cliëntenraden te versterken. De vraagstelling die volgt uit de doelstelling is als volgt: 1. In welke mate worden cliëntenraden betrokken bij de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? 2. In welke mate beïnvloeden cliëntenraden de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? 3. Wat zijn hierbij belemmerende en bevorderende factoren? Uit de vraagstelling volgt dat het onderzoek een tweeledig karakter heeft. Enerzijds dient het onderzoek in descriptieve zin vast te stellen of het instellen van cliëntenraden, zoals voorgeschreven door de WMCZ, ook daadwerkelijk leidt tot besluiten waarbij de inbreng van cliëntenraden een rol heeft gespeeld. Anderzijds heeft het onderzoek een analyserend karakter waar het gaat om het achterhalen van factoren en processen die ertoe bijdragen dat cliëntenraden al dan niet invloed uitoefenen op het besluitvormingsproces. Het onderzoek is dan ook inzichtgevend en kwalitatief van aard en opzet. Omdat de mate van invloed van cliëntenraden kan verschillen tussen de verschillende zorgsectoren is bij het onderzoek onderscheid gemaakt tussen de volgende acht sectoren: · geestelijke gezondheidszorg · maatschappelijke opvang · verpleging en verzorging (excl. thuiszorg) · lichamelijk gehandicapten · algemene ziekenhuizen · revalidatie · verstandelijk gehandicapten · thuiszorg.
1.3
Opzet en uitvoering
Het onderzoek bestaat uit twee fasen: een enquête onder lokale en centrale cliëntenraden van alle sectoren en per sector een groepsgesprek met leden van cliëntenraden. De groepsgesprekken vormen de kern van het onderzoek. In de gesprekken is met cliëntenraden uitvoerig gesproken over hun werkzaamheden als raad en over de invloed die zij daadwerkelijk hebben. De enquête die aan de groepsgesprekken voorafging, diende als instrument voor de inventarisatie van een aantal feitelijke kenmerken van cliëntenraden en voor de selectie van raden voor de groepsgesprekken. De navolgende paragraaf geeft een meer gedetailleerde beschrijving van de opzet en uitvoering van de twee onderzoeksfasen.
10
1.3.1
Enquête
De enquête diende vooral om een eerste, globale indruk te krijgen van een aantal feitelijke kenmerken van cliëntenraden. Daarnaast was het een middel voor de selectie van respondenten voor de groepsgesprekken met de bedoeling zowel goed als minder goed functionerende cliëntenraden te selecteren. Om het functioneren van de cliëntenraden te peilen zijn enige vragen gesteld over de houding van de directie, de mate waarin de cliëntenraad vindt dat hij betrokken wordt bij besluitvorming en de mate waarin de cliëntenraad invloed heeft op besluiten. De antwoorden op deze vragen geven een eerste indruk of een raad goed of minder goed functioneert1. Selectie cliëntenraden De namen en adressen van cliëntenraden die aan het onderzoek kunnen meewerken zijn in eerste instantie geleverd door leden van de Stuurgroep uitvoering implementatieplan WMCZ2. Het verzoek aan de stuurgroepleden was twaalf cliëntenraden per sector te selecteren. Onder de twaalf raden dienden zich, indien mogelijk, minimaal vijf lokale en twee centrale raden te bevinden. Het verzoek was verder zowel goed als slecht functionerende raden te selecteren en tenslotte raden van zowel grote als kleine instellingen in de steekproef op te nemen. De reden voor aanlevering van de adressen van cliëntenraden door de stuurgroepleden is dat zij goed op de hoogte zijn van cliëntenraden die in ‘hun’ sector actief zijn en daarom kunnen zorgen voor de benodigde variatie binnen de steekproef. Ook kan deze procedure het draagvlak (en daarmee de respons) onder de cliëntenraden verhogen. Dit laatste is overigens een terechte aanname gebleken. De selectie door de stuurgroepleden van twaalf cliëntenraden per sector bleek uiteindelijk minder gemakkelijk dan tevoren aangenomen. De stuurgroepleden hebben niet voor alle sectoren voldoende adressen aangeleverd waardoor het onderzoeksteam een relatief groot aantal cliëntenraden zelf heeft moeten achterhalen via het eigen netwerk, websites en telefoonboek. Deze methode bleek een weinig vruchtbare oplossing. Verder voldeden de door stuurgroepleden geselecteerde raden niet alle aan de eisen van variatie tussen centrale en lokale raden en geografische spreiding. Uiteindelijk hebben 93 cliëntenraden, evenredig verdeeld naar de acht sectoren, de vragenlijst ontvangen. Respons Op advies van de leden van de stuurgroep heeft het onderzoeksteam alle cliëntenraden één tot twee weken na de verzending gebeld met de vraag of de vragenlijst was aangekomen en met het dringende verzoek deze ingevuld te retourneren. Daarnaast hebben de onderzoekers de raden een week voor sluitingsdatum nogmaals gebeld met het verzoek de vragenlijst te retourneren en zich als deelnemer aan de groepsgesprekken op te geven. De belacties hebben positief gewerkt op de respons op de vragenlijst die met 73 (78%) hoog te noemen is3.
______________ 1
Bijlage 2 bevat de vragenlijst, die in samenspraak met de Stuurgroepleden is opgesteld. Bijlage 3 bevat de namen van de leden van de Stuurgroep. 3 In een aantal sectoren is de respons hoger dan het totaal aantal verzonden vragenlijsten in de sector. De oorzaak is dat een relatief groot aantal responderende cliëntenraden in meerdere sectoren actief is. Deze raden zijn in iedere sector waarin zij actief zijn opnieuw als respondent meegerekend. 2
11
1.3.2
Groepsgesprekken
Na de enquête hebben zes groepsgesprekken plaatsgevonden waarvan twee groepsgesprekken om budgettaire redenen met twee sectoren: · GGZ samen met maatschappelijke opvang · revalidatie samen met algemene ziekenhuizen. Inhoud groepsgesprekken Het doel van de groepsgesprekken was per sector dieper in te gaan op de vraag naar de invloed van cliëntenraden in de praktijk. De resultaten van de enquête vormden daarvoor de eerste aanzet. Verder is een checklist ontwikkeld die in alle sectoren is gebruikt om het groepsgesprek te structureren1. Op deze manier is een vergelijking mogelijk tussen de verschillende sectoren. De groepsgesprekken waren opgebouwd uit vier fasen. Na een korte introductie van deelnemers en onderzoekers (fase één) checkte de gespreksleider in fase twee de kennis van de deelnemers over het verzwaard adviesrecht (kennis) en de rechten en plichten van de cliëntenraad bij besluiten over deze onderwerpen (procedure). Vervolgens besprak men in de derde fase uitvoerig de praktijk. In deze fase stelde de gespreksleider een lijst op van onderwerpen die de deelnemers – als lid van een cliëntenraad – van belang vinden voor cliënten. Vervolgens dienden de deelnemers te tonen op welke manier en in welke mate de cliëntenraden in de praktijk invloed hebben op beleid van de instelling. Belangrijk aspect hierbij waren factoren die de invloed bevorderen of belemmeren. Tenslotte had fase vier de veranderingswensen van de raden als onderwerp. Door de onderwerpen die de deelnemers belangrijk vinden te vergelijken met de invloed die zij hebben op beleid, inventariseerde de gespreksleider welke veranderingen nodig zijn om de cliëntenraden (nog) beter te laten functioneren, c.q. (nog) meer invloed te laten uitoefenen. Aan de hand van het beeld van een ideale raad trachtte de gespreksleider te achterhalen hoe de bestaande raden zoveel mogelijk de ideale raad zouden kunnen benaderen en welke factoren daarbij belemmerend of bevorderend werken. Respons Het aantal respondenten dat bereid was aan de groepsgesprekken deel te nemen lag met 27 deelnemers (29%) aanvankelijk laag. Diverse extra belacties van de onderzoekers onder de clientenraden die een vragenlijst hadden ontvangen en onder andere cliëntenraden hebben nog eens 11 extra deelnemers opgeleverd. Voorafgaand aan elk groepsgesprek zijn de betreffende deelnemers gebeld met het dringende verzoek echt te komen. Dit heeft geresulteerd in een hoge opkomst: de 38 mensen die zich uiteindelijk hebben opgegeven voor de groepsgesprekken zijn op twee na alle gekomen. Zij vertegenwoordigen 29 verschillende cliëntenraden. Het aantal deelnemers per gesprek varieerde van vijf tot negen. Deze aantallen zijn voldoende groot gebleken om zinnige groepsgesprekken te houden. Tabel 1.1 geeft een overzicht van het aantal deelnemers en vertegenwoordigde cliëntenraden per groepsgesprek.
______________ 1
Bijlage 4 bevat de checklist.
12
Tabel 1.1
Aantal deelnemers per groepsgesprek
Sector GGZ en maatschappelijke opvang Verpleging en verzorging Lichamelijk gehandicapten Algemene ziekenhuizen en revalidatie Verstandelijk gehandicapten Thuiszorg
1.4
aantal deelnemers 5 6 5 5 6 9
aantal vertegenwoordigde cliëntenraden 5 5 4 5 4 6
Leeswijzer
Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de resultaten en conclusies over alle sectoren tezamen en is feitelijk zelfstandig te lezen als concluderende samenvatting. Na een korte beschrijving van de cliëntenraden die aan het onderzoek hebben meegewerkt komen de resultaten van de enquête en de groepsgesprekken in onderlinge samenhang aan bod. Allereerst wordt ingegaan op de betrokkenheid en invloed van de raden. Daarna volgt een beschrijving van de factoren die de betrokkenheid en invloed belemmeren of bevorderen. Het hoofdstuk sluit af met de conclusies en aanbevelingen, gevolgd door een beschouwing van de onderzoekers. De hoofdstukken 3 tot en met 10 behandelen de resultaten per sector. De bijlagen bevatten respectievelijk de wettekst van de WMCZ, de enquête, de leden van de Stuurgroep uitvoering implementatieplan WMCZ, de checklist van de groepsgesprekken en de resultaten van de enquête in tabelvorm.
13
14
2
Samenvatting en conclusies over alle sectoren tezamen
Dit hoofdstuk geeft een korte samenvatting van de doel- en vraagstelling en opzet en uitvoering van het onderzoek en van de resultaten en conclusies voor alle sectoren tezamen. Doel- en vraagstelling Doelstelling van dit onderzoek is inzicht te geven in de mate waarin cliëntenraden betrokken worden bij en invloed hebben op besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. De onderzoeksvragen zijn: 1. In welke mate worden cliëntenraden betrokken bij de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? 2. In welke mate beïnvloeden cliëntenraden de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? 3. Wat zijn hierbij belemmerende en bevorderende factoren? Opzet en uitvoering In de eerste fase van het onderzoek is een enquête uitgezet onder 88 cliëntenraden. Doel van de enquête was de inventarisatie van een aantal kenmerken van cliëntenraden om zo deelnemers te selecteren voor groepsgesprekken. De vragenlijst is door 73 cliëntenraden ingevuld. De tweede fase van het onderzoek bestond uit zes groepsgesprekken met leden van cliëntenraden. Per sector is één groepsgesprek gehouden. De sectoren algemene ziekenhuizen en revalidatie respectievelijk GGZ en maatschappelijke opvang hebben samen een groepsgesprek gehouden. De resultaten komen als volgt aan bod. Eerst wordt een beschrijving gegeven van een aantal kenmerken van de cliëntenraden die hebben meegewerkt aan de enquête en/of groepsgesprekken. Vervolgens gaan we in op de inhoudelijke resultaten uit het onderzoek. Allereerst komt de betrokkenheid van de raden bij de besluitvorming aan bod, gevolgd door de invloed die de raden kunnen uitoefenen. Het hoofdstuk sluit af met de conclusies en aanbevelingen. Bij de bespreking van de resultaten is zoveel mogelijk de informatie uit de groepsgesprekken en de enquête gecombineerd. De enquête en groepsgesprekken geven ongeveer hetzelfde beeld, hoewel het beeld dat uit de groepsgesprekken komt vaak iets negatiever is dan de resultaten van de enquête. Waar sprake is van verschillen wordt dit expliciet vermeld. Bij de resultaten van dit onderzoek is de volgende kanttekening van belang. Het onderzoek is een kwalitatief onderzoek onder een beperkt aantal cliëntenraden, waarbij het oordeel van de directies van zorginstelling buiten beschouwing is gebleven. Het pretendeert dan ook niet landelijk representatieve uitspraken te kunnen doen. Wel geeft het onderzoek een eerste inzicht in de praktijk en in factoren die belemmerend en bevorderend werken.
15
2.1
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen Van de 73 raden die de vragenlijst hebben ingevuld is het merendeel een lokale raad. Bij de groepsgesprekken zijn daarentegen relatief veel centrale raden aanwezig, namelijk 21 van de 29 vertegenwoordigde cliëntenraden. Naast centrale en lokale raden zijn nog afwijkende varianten actief, zoals raden op rayon- of regioniveau. De omvang van de cliëntenpopulatie die de raden representeren varieert van negen (een lokale raad in de gehandicaptensector) tot 30.000 (een centrale raad in de sector thuiszorg). Het laat geen twijfel dat niet alleen de omvang van de achterban maar ook de aard van de werkzaamheden sterk verschilt tussen lokale en centrale raden. De werkzaamheden van de cliëntenraden komen later in dit hoofdstuk meer gedetailleerd aan bod. De meeste raden zijn opgericht in de periode rond de invoering van de WMCZ (1996 – 1998). De oudste raad is opgericht in 1976 en de jongste in 2003. Leden Opvallend is de enorme variatie in omvang van de raden. De kleinste raad telt drie leden, de grootste twintig. Hoewel de meeste leden nog altijd zelf cliënt zijn, bestaan veel raden deels uit personen die zelf geen cliënt zijn. Dit komt bijvoorbeeld voor in de sector verpleging en verzorging (leden zijn vaak kinderen van cliënten), in de sector verstandelijk gehandicapten (leden zijn vaak ouders van cliënten) en in de sector ziekenhuizen (waar een aantal leden vanuit een patiëntenvereniging in de raad terecht is gekomen). Bij de groepsgesprekken blijkt een aantal leden in het raadswerk terechtgekomen doordat hij/zij zelf, of een familielid, ooit cliënt was en uiteindelijk voor langere tijd in de raad gebleven is. Kandidaat-raadsleden blijken in vrijwel alle sectoren moeilijk te vinden. Alleen in de sector lichamelijk gehandicapten zijn er ruim voldoende gegadigden en kunnen de raden het zich veroorloven om verkiezingen van leden te houden. In alle andere sectoren moeten de raden veel moeite doen om voldoende leden te werven. Deels heeft dit te maken met het grote verloop van cliënten in de instelling, zoals bijvoorbeeld in de sectoren ziekenhuizen en maatschappelijke opvang. Ook in de voornamelijk extramurale sectoren, zoals in de thuiszorg, is het lastig cliënten bereid te vinden in een raad zitting te nemen, omdat de zogenoemde ‘emotionele afstand’ tussen cliënt en instelling groot is. Cliënten die ‘eenmalig’ in een instelling behandeld worden, bijvoorbeeld voor een verslaving of een lichamelijke aandoening, zijn zo geoccupeerd door de behandeling dat zij geen cliëntenraadswerk erbij kunnen doen, zo stelt een aantal respondenten. Is de behandeling eenmaal voltooid, dan wil de cliënt alles zo snel mogelijk achter zich laten en daarom niet in de cliëntenraad plaatsnemen. Het cliëntenraadswerk vraagt volgens de respondenten om veel capaciteiten van de raadsleden. Door fusies worden instellingen steeds groter en de vraagstukken voor de raad steeds abstracter en ingewikkelder. Bovendien vraagt het lidmaatschap van een cliëntenraad vaak een flinke tijdsinvestering, aldus de cliëntenraden. De meeste cliëntenraadsleden die deelnemen aan de groepsgesprekken lijken zich met veel inzet aan het cliëntenraadswerk te wijden. Een aantal respondenten van de groepsgesprekken (lichamelijk gehandicapten en GGZ) zegt een volledige werkweek kwijt te zijn aan het raadswerk.
16
Representativiteit De cliëntenraden worden ingevolge de WMCZ geacht de gemeenschappelijke belangen van de cliënten van een instelling te behartigen en redelijkerwijs representatief te zijn voor de cliënten. Gezien de moeite die het veel raden kost leden onder de cliënten zelf te vinden en de noodzaak daarom leden ‘van buiten’ te werven is niet gegarandeerd dat de raden een goede afspiegeling vormen van hun achterban. In de vragenlijst is de cliëntenraden gevraagd hiervoor een rapportcijfer te geven. De uitkomsten variëren sterk: van een 2 tot een 10. Uitschieter naar boven is de sector lichamelijk gehandicapten (gemiddeld een 7,9). Het laagste gemiddeld rapportcijfer geven de raden in de sector ziekenhuizen, namelijk een 5,9. Uit de groepsgesprekken blijkt soms dat raadsleden vinden dat zij de achterban vertegenwoordigen terwijl zij desgevraagd maar weinig concrete activiteiten kunnen noemen om contact te hebben met de achterban, in welke vorm dan ook. Een enkele raad is juist zeer actief met allerlei raadplegingen, werkbezoeken en dergelijke. Een kwart van de raden in de enquête antwoordt geen overleg met de achterban te plegen. Het is overigens niet in alle sectoren gemakkelijk te bepalen waaruit de achterban precies bestaat. Een voorbeeld is de sector algemene ziekenhuizen. Veel patiënten komen eenmalig of onregelmatig in het ziekenhuis en daarom is het moeilijk te bepalen wie precies ‘de achterban van de cliëntenraad’ vormt. Een respondent die lid is van een cliëntenraad in deze sector merkt op dat eigenlijk iedereen die in het adherentiegebied van het ziekenhuis woont, behoort tot de achterban, omdat iedereen in dit gebied een redelijke kans heeft ooit als patiënt het ziekenhuis binnen te komen. Een methode om de representativiteit van centrale raden op effectieve wijze te bevorderen is volgens een aantal respondenten het afvaardigen van leden van lokale raden naar de centrale raad. Hierdoor is steeds in de centrale raad bekend wat speelt op lagere niveaus in de instelling. Ondersteuning De WMCZ bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliëntenraad (materiële) middelen ter beschikking moet stellen zodat de raad in staat kan worden geacht de gemeenschappelijke belangen van de cliënten te behartigen. Op twee na krijgen alle 73 raden die de enquête hebben ingevuld enige vorm van ondersteuning. Desgevraagd vindt een overgrote meerderheid deze ondersteuning voldoende om haar taken te kunnen uitvoeren. Wel blijkt uit de groepsgesprekken dat cliëntenraden graag onafhankelijk van de directie gefinancierd zouden willen worden omdat zij het denkbaar achten dat de directie druk kan uitoefenen op de raad door de beschikbare middelen te verminderen. Geen van de raden heeft overigens ooit te maken gehad met dit pressiemiddel1. Driekwart van de raden heeft de beschikking over financiële middelen, zo blijkt uit de enquête. Ongeveer de helft van de raden krijgt ondersteuning in de vorm van secretariële ondersteuning of een notulist. Tenslotte beschikt een derde van de raden over een secretaris die wordt betaald door de instelling.
______________ 1
Overigens zou een directie zo’n maatregel niet gemakkelijk kunnen nemen omdat de middelen van de cliëntenraad onder het verzwaard adviesrecht vallen.
17
Een vorm van ondersteuning die vooral bij de lichamelijk en verstandelijk gehandicapten voorkomt is de ondersteuner of coach. Deze helpt de raad bij het vergaderen en formuleren van standpunten en adviezen. Doordat de ondersteuner vaak in dienst is van de instelling opereert deze volgens enkele respondenten van de groepsgesprekken in een spanningsveld. Hij/zij dient de belangen van de cliëntenraad te behartigen maar is in dienst van de instelling, die soms tegengestelde belangen heeft. Uit de groepsgesprekken blijkt het sterk van de persoon af te hangen in hoeverre de coach de juiste balans kan behouden.
2.2
Betrokkenheid bij besluitvorming
2.2.1
Kennis
Kennis van de WMCZ – meer specifiek over verzwaard adviesrecht – en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten van de cliëntenraad is een van de eerste voorwaarden voor de leden om betrokken te kunnen zijn bij de besluitvorming. Uit de enquête blijkt dat voor een kwart van de raden niet altijd duidelijk is over welke onderwerpen zij verzwaard advies mogen uitbrengen. De meeste deelnemers aan de groepsgesprekken zijn daarentegen goed op de hoogte van de onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Sommige cliëntenraden hebben als hulpmiddel een lijstje met deze onderwerpen aan de muur van hun kantoor hangen. Daarnaast zijn de leden redelijk tot goed op de hoogte van de rechten, plichten en bevoegdheden van directie en cliëntenraad rond het aanvragen en uitbrengen van verzwaard advies. Wel stelt men dat de globale omschrijving van de onderwerpen in de praktijk leidt tot discussie over waarover nu wel en niet verzwaard advies mag worden uitgebracht. Subparagraaf 2.2.2 besteedt meer aandacht aan dit interpretatieprobleem. Uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat vooral in de sector verstandelijk gehandicapten niet altijd duidelijk is wat onder verzwaard adviesrecht valt. De deelnemers aan de groepsgesprekken stellen dat hun raden kennis van de WMCZ actief bijhouden en overdragen aan nieuwe leden. Zij maken hierbij bijvoorbeeld gebruik van handboeken van koepelorganisaties of van door henzelf opgestelde handboeken. Daarnaast organiseren sommige raden informatiebijeenkomsten en cursussen. Voor de juiste toepassing van de WMCZ in de praktijk dienen ook directies en leidinggevenden de wet goed te kennen. Zij moeten weten wanneer een besluit onder het verzwaard adviesrecht valt omdat zij dan verplicht zijn advies aan te vragen bij de cliëntenraad. In de groepsgesprekken stellen veel cliëntenraadsleden dat vaak de directie maar vooral leidinggevenden op lager niveau slecht op de hoogte zijn van het verzwaard adviesrecht. Dit gebrek aan kennis bij directie en lagere echelons komt in alle sectoren naar voren. De cliëntenraden voelen zich hierdoor genoodzaakt zelf de directie en afdelingshoofden te onderwijzen in hun rechten en plichten inzake het verzwaard adviesrecht. Een creatief voorbeeld van hoe de raden dit doen is afkomstig uit de sector lichamelijk gehandicapten. Hier heeft de cliëntenraad een muismat voor de directie gemaakt waarop alle onderwerpen van het verzwaard adviesrecht opgesomd staan. Een andere optie die deelnemers noemen is standaard een gesprek te organiseren tussen nieuwe afdelingshoofden en de cliëntenraad of zelfs tussen alle nieuwe medewerkers en de cliëntenraad, zoals bijvoorbeeld een cliëntenraad in de GGZ doet.
18
2.2.2
Adviseren
Een van de belangrijkste taken van een cliëntenraad is het adviseren van de directie. De WMCZ bepaalt dat de directie de cliëntenraad tijdig in de gelegenheid moet stellen advies uit te brengen over voorgenomen besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht. De zorgaanbieder mag vervolgens geen besluit nemen dat afwijkt van het schriftelijk uitgebrachte advies van de cliëntenraad zonder eerst met de raad te overleggen. De procedure volgens de WMCZ is helder. De praktijk blijkt in de groepsgesprekken weerbarstiger te zijn. Zo is voor de cliëntenraden vaak niet precies duidelijk of het onderwerp van een besluit onder het verzwaard adviesrecht valt. Dit is dan een kwestie van interpretatie. Daarbij verschilt de interpretatie van de directie nogal eens van die van de cliëntenraad. Met name artikel 3j (“de systematische bewaking, beheersing of verbetering van de kwaliteit van de aan cliënten te verlenen zorg”) blijkt in de praktijk tot problemen te leiden. Een groot deel van de cliëntenraden leidt uit de formulering van de wet af dat de kwaliteit van zorg onder het verzwaard adviesrecht valt. Bovendien vinden zij dat vrijwel alle besluiten van de directie gevolgen hebben voor de kwaliteit van zorg. Ergo: vrijwel alle besluiten van de directie vallen onder het verzwaard adviesrecht, zo stellen deze raden. Een relatief klein gedeelte van de deelnemers aan de groepsgesprekken is het hier niet mee eens omdat zij als cliëntenraad niet op de stoel van de directie willen zitten. Deze raden willen zich juist graag beperken tot hun rol als behartiger van de gemeenschappelijke belangen van cliënten. Een ander knelpunt, naast dat van de omschrijving en interpretatie van adviesonderwerpen, is de definitie van een ‘besluit’. Het aanstellen van een afdelingshoofd is bijvoorbeeld voor alle cliëntenraden duidelijk een concreet besluit. Veel leden van centrale cliëntenraden van grote instellingen (‘zorgconcerns’) stellen echter dat zij meer te maken hebben met abstracte beleidsbeslissingen in de vorm van meerjarenplannen, jaarlijkse begrotingen en fusies dan met dergelijke ‘losse’ besluiten. Deze raden brengen geen advies uit over een enkel besluit maar trachten hun invloed op het beleid van de instelling uit te oefenen door commentaar te geven op meer globale beleidsplannen van de directie. De raden vinden dat de lijst van onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht onvoldoende toegesneden is op het abstracte niveau waarop de centrale raden werken. Zij menen dat zij daardoor bij onderhandelingen vaak ten onrechte geen verzwaard advies kunnen uitbrengen. Als de directie advies aanvraagt bij de cliëntenraad, dan dient zij dat op een zodanig tijdstip te doen dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op het voorgenomen besluit. Uit groepsgesprekken en enquête blijkt dat, als de directie al advies aan de cliëntenraad vraagt, niet altijd sprake is van een tijdige adviesaanvraag. Een vijfde van de raden antwoordt in de enquête dat de raad altijd tijdig en voldoende informatie van de directie krijgt om advies te kunnen uitbrengen. Twee derde van de raden zegt meestal tijdig en voldoende informatie te krijgen. Uit de groepsgesprekken komt een aanzienlijk negatiever beeld. De meeste raden vinden dat zij regelmatig te laat bij zaken worden betrokken waardoor zij weliswaar advies mogen uitbrengen, maar eigenlijk in de praktijk al voor een voldongen feit staan. Dit geldt zeker bij beslissingen die moeilijk te herroepen zijn, zoals de aankoop van gebouwen of contracten die al met derde partijen zijn gesloten. Naast de problemen die cliëntenraden zelf signaleren rondom het adviseren is van belang hoeveel adviezen zij uiteindelijk uitbrengen. Uit de enquête blijkt dat de raden gemiddeld 14 keer per jaar bijeen komen. Dit leidt tot in totaal gemiddeld 4,7 ongevraagde en gevraagde schriftelijke adviezen, waarvan twee derde gevraagde en één derde ongevraagde adviezen, met andere woor-
19
den ongeveer één advies per kwartaal. Per sector varieert het totaal aantal adviezen van 2,6 (thuiszorg) tot 9,4 (GGZ).
2.2.3
Andere activiteiten van de cliëntenraden
Uit zowel de groepsgesprekken als de enquête blijkt dat het gevraagd en ongevraagd adviseren slechts een van de vele activiteiten is die cliëntenraden kunnen ondernemen. Er blijkt een enorme diversiteit te bestaan in de activiteiten die raden ondernemen. Activiteiten die meer dan de helft van de raden in de enquête noemt zijn het maken van een werkplan, deelname aan projectgroepen en werkgroepen en informeel overleg met de directie. Driekwart van de respondenten van de enquête noemt overleg met de achterban of het maken van een jaarverslag. De WMCZ bepaalt dat cliëntenraden de gemeenschappelijke belangen van cliënten moeten behartigen. Daarom is een belangrijke vraag of cliëntenraden op de hoogte zijn van wat hun achterban bezighoudt. Driekwart van de raden antwoordt in de enquête dat zij overleg plegen met de achterban. Een kwart pleegt dus geen overleg. Uit de groepsgesprekken blijkt dat sommige centrale raden vooral veel vergaderen met elkaar, met de directie en met lokale raden van de instelling. Deze raden lijken weinig aandacht te hebben voor overleg met de achterban. Een van de raden bij de verstandelijk gehandicapten (overigens ook een centrale raad) is juist zeer actief in het opzoeken van de achterban en het inwinnen van informatie. Zo brengen de leden van deze raad regelmatig werkbezoeken aan onderdelen van de instelling waar een probleem speelt en nodigt de raad soms externe adviseurs in om raad te vragen. Een voorbeeld is dat een deskundige van de politie de raad advies heeft gegeven over de verkeerstechnische inrichting van een van de terreinen van de instelling. Een andere activiteit die deelnemers aan de groepsgesprekken noemen is bijvoorbeeld het houden van een vast spreekuur voor cliënten. Cliënten die een idee of klacht hebben kunnen zo gemakkelijk terecht bij de cliëntenraad om hun stem te laten horen. Een activiteit die minder vaak voorkomt is het houden van enquêtes onder de achterban. Een cliëntenraadslid dat ervaring heeft met zulke enquêtes heeft gemerkt dat de cliëntenraad veel sterker staat tegenover de directie als hij cijfers uit een enquête kan laten zien.
2.3
Invloed op besluitvorming
2.3.1
Houding van de directie
De WMCZ legt directies van zorginstellingen een aantal wettelijke verplichtingen op wat betreft de instelling van een cliëntenraad, de adviezen die een raad mag geven en de plichten die de directie heeft ten aanzien van de adviezen. Een groot aantal deelnemers van de groepsgesprekken in alle sectoren vindt dat – ondanks wettelijke verplichtingen – het functioneren van de cliëntenraad en de invloed die de raad heeft afhankelijk is van de welwillendheid van de directie. Deze categorie raden stelt dat een cliëntenraad uiteindelijk maar weinig kan afdwingen. “Als de directie echt niet wil, vergeet het dan maar.” De raden weten dat zij naar een commissie van vertrouwenslieden (CvV) kunnen stappen maar zijn van mening dat deze stap de relatie met de directie zo zou verzieken dat de rol van de raad voorgoed is uitgespeeld. “Ik zou nog eerder opstappen dan naar de commissie van vertrouwenslieden gaan”, zo stelt een raadslid.
20
Er klinken echter ook in enkele sectoren (GGZ en lichamelijk gehandicapten) andere geluiden, hoewel deze in de minderheid zijn. De raden in deze categorie deinzen niet terug voor het inschakelen van de CvV. Een raadslid in de GGZ heeft ervaren dat “als je één keer laat zien dat je bereid bent de stap naar de commissie te zetten, dan ziet de directie je daarna wel staan.” Geen van deze raden heeft ervaren dat de relatie met de directie voorgoed verstoord is door het inschakelen van een CvV, hoewel de directie zo’n stap niet toejuicht. De raden hebben wél ervaren dat het inschakelen van een CvV ertoe heeft geleid dat zij meer serieus worden genomen. De directie weet na deze stap van de cliëntenraad dat de raad hem opnieuw zal zetten als dat nodig is. Een raad in de sector lichamelijk gehandicapten heeft in een conflict met de directie een advocaat ingehuurd. Uit de groepsgesprekken en de enquête komt een divers beeld naar voren wat betreft de houding van directies jegens de cliëntenraad, zoals cliëntenraden percipiëren. Deze houding varieert van uitgesproken positief en geïnteresseerd tot “zo’n cliëntenraad is nu eenmaal verplicht, maar liever niet.” De meest voorkomende houding van de directie is een mengvorm van deze extremen: de directie staat niet onwelwillend tegenover de cliëntenraad maar doet niet veel moeite om de cliëntenraad bij besluiten te betrekken. In het algemeen komt uit de groepsgesprekken naar voren dat de meeste raden vaak ‘boven op de directie’ moeten zitten om voldoende informatie te vergaren en betrokken te worden bij besluiten die onder het verzwaard adviesrecht vallen. De resultaten van de enquête laten zien dat de meeste raden vaste afspraken hebben met de directie en betrokken zijn geweest bij het maken van de regels en afspraken. De helft van de raden wordt altijd schriftelijk op de hoogte gesteld van een besluit dat valt onder het verzwaard adviesrecht, een kwart van de raden soms. Een tiende van alle bevraagde raden wordt nooit schriftelijk geïnformeerd over besluiten en heeft naar eigen zeggen te maken met een zeer onwillige directie. De cliëntenraden geven hun directie gemiddeld een 7 voor de houding ten opzichte van de raad. Aanvullend kan over de adviesaanvragen geconcludeerd worden dat deze nogal eens te laat worden gedaan. Cliëntenraden hebben veel tijd nodig om een adviesaanvraag te beoordelen, desgewenst aan de achterban voor te leggen en een advies te formuleren. De respondenten vinden dat directies meer rekening moeten houden met de tijd die de cliëntenraad nodig heeft.
2.3.2
Commissie van Vertrouwenslieden
Als de cliëntenraad en directie van een instelling van mening verschillen over een besluit dat valt onder verzwaard adviesrecht, dan kunnen zij naar een commissie van vertrouwenslieden (CvV) stappen. Voor de meeste sectoren is een landelijke CvV beschikbaar. Uit het jaarverslag 2001 van de Landelijke Commissie Vertrouwenslieden, de landelijke branchecommissie voor medezeggenschapsgeschillen in verpleeg- en verzorgingshuizen, blijkt dat deze commissie gemiddeld ongeveer acht uitspraken per jaar doet. Cliëntenraden en directies kunnen echter ook een ad-hoc commissie in het leven roepen Hoewel uit de enquête blijkt dat de helft van de 73 raden weet dat zij naar de landelijke CvV kan stappen en een vijfde naar een niet-landelijke CvV kan stappen, wordt uit de groepsgesprekken duidelijk dat bijna alle cliëntenraden huiverig staan tegenover de CvV als machtsmiddel. Slechts een enkele raad is ooit daadwerkelijk naar een commissie gestapt en maar weinig raden zeggen dat te doen als het nodig is. In de enquête antwoordt een achtste van de raden dat zij niet naar
21
een CvV kunnen stappen. Het is onduidelijk waarom zij dit niet kunnen, want de cliëntenraadsleden die de groepsgesprekken bijwonen zijn alle op de hoogte van de mogelijkheid een CvV in te schakelen. De enkele raad die het dreigement van de CvV heeft waargemaakt om de directie “de tanden te laten zien”, zoals een van hen het formuleert, is tevreden over het resultaat. Een van de deelnemers aan een groepsgesprek schetst een meningsverschil tussen raad en directie dat draaide om de aanstelling van een afdelingshoofd. De raad voerde zelf sollicitatiegesprekken met kandidaten en was het niet eens met de keuze van de directie. Na een serieus dreigement met de CvV bond de directie in en werd gezocht naar een kandidaat die voor alle partijen acceptabel was. Eén raad heeft samen met de directie de stap naar een CvV gezet omdat zij er samen ‘niet uitkwamen’. Daarbij spraken zij vooraf af dat zij het oordeel van de CvV zouden accepteren. De CvV fungeert zo als instrument om zaken helder te krijgen en als hulpmiddel voor de samenwerking tussen cliëntenraad en directie. Een aantal raden zou willen dat de cliëntenraad wettelijke machtsmiddelen krijgt die ook ondernemingsraden ter beschikking staan, maar opvallend is dat de raden die deze wens uiten vaak zelf nog nooit gebruik hebben gemaakt van de CvV.
2.3.3
Invloed
Uiteindelijk is het doel van de WMCZ het bevorderen van de medezeggenschap van cliënten van zorginstellingen. Een hoofdvraag van dit onderzoek is dan ook in hoeverre cliënten daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de instelling, voor zover het aspecten van beleid betreft die vallen onder het verzwaard adviesrecht. In paragraaf 2.3 bleek reeds dat cliëntenraden naast het uitbrengen van gevraagd en ongevraagd advies allerlei activiteiten ontplooien, zoals het maken van een werkplan, informeel overleg met de directie, contact met de achterban, overleg met de ondernemingsraad, werkbezoeken enzovoorts. Verder trachten centrale cliëntenraden op hoog niveau in de organisatie invloed uit te oefenen op het beleid van de directie. Het aantal activiteiten bepaalt echter niet de mate van invloed die men heeft op het instellingsbeleid. Met andere woorden: cliëntenraden kunnen heel veel doen zonder enige vorm van invloed te hebben. In de vragenlijst is de cliëntenraden gevraagd hierover een mening te geven: zien de clientenraden hun invloed terug in het beleid van de organisatie? Driekwart van de raden antwoordt: “meestal wel, maar niet altijd.” Ongeveer een tiende deel zegt zijn invloed altijd terug te zien. Eén op de twaalf raden ziet nooit zijn invloed terug in het beleid van de organisatie. Tijdens de groepsgesprekken blijken de meeste raden slechts met moeite concrete voorbeelden te kunnen noemen waarbij zij invloed uitoefenden op het beleid. De voorbeelden die de cliëntenraden noemen zijn zonder uitzondering situaties waarbij de directie een besluit terugdraait of verandert naar aanleiding van het advies van de cliëntenraad. De cliëntenraden noemen geen voorbeelden van ideeën die – al dan niet op aanvraag van de directie – door de cliëntenraad zijn aangedragen en vervolgens geïmplementeerd door de directie.
22
Een mogelijke verklaring voor het feit dat cliëntenraden alleen voorbeelden van teruggedraaide besluiten kunnen noemen is directies vrijwel niet terugkoppelen wat zij met adviezen van de cliëntenraad hebben gedaan, waardoor cliëntenraden zeer beperkt inzicht hebben in de gevolgen van hun adviezen. Wellicht is het daarom moeilijk voor hen om concrete voorbeelden van invloed te noemen. Een voorbeeld van invloed dat in een groepsgesprek aan de orde komt, is de raad (in de GGZ) die, na een dreigement met de CvV, bereikte dat een kandidaat-afdelingshoofd pas werd aangenomen toen ook de raad de kandidaat accepteerde. Een raad uit de sector verstandelijk gehandicapten noemt de verkeerssituatie bij een onderdeel van de instelling. De raad vond de situatie veel te gevaarlijk en wist met onder andere protestacties van cliënten uit eigen initiatief een verkeerstechnische herindeling te bewerkstelligen. In de GGZ en maatschappelijke opvang zijn de cliëntenraden druk bezig geweest naar aanleiding van de nieuwe Tabakswet en hebben bereikt dat de directie een algeheel rookverbod niet invoerde zonder alternatieve maatregelen te nemen. Een laatste voorbeeld komt voort uit een fusie tussen twee instellingen voor lichamelijk gehandicapten. Bij een van de twee fusiepartners moesten bewoners zelf betalen voor de was en de directies wilden dit beleid overnemen voor de nieuwe, gefuseerde instelling. De cliëntenraad heeft met een advies bereikt dat de cliënten van de gefuseerde instelling niet apart hoeven te betalen voor hun was. Uit de groepsgesprekken wordt duidelijk dat cliëntenraden slechts met veel moeite en vaak alleen uit eigen initiatief invloed kunnen hebben op besluiten en beleid. De meeste directies lijken het niet vanzelfsprekend te vinden om advies van de cliëntenraad aan te vragen over besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Vaak functioneert de raad meer als luis in de pels dan als adviesorgaan dat vanzelfsprekend door directies wordt geraadpleegd. De raad fungeert in de praktijk vooral als orgaan dat de directie zo nu en dan achteraf op het belang van cliënten wijst. Dit is dus nog verre van de door de WMCZ beoogde situatie waarin cliëntenraden structureel en op verzoek van de directie meedenken over het beleid als het gaat om onderwerpen die vallen onder verzwaard adviesrecht.
2.4
Conclusies en aanbevelingen
In deze paragraaf worden per onderzoeksvraag de belangrijkste conclusies op een rij gezet. De conclusies moeten worden gezien in de context van de doelstelling van de WMCZ. De wetgever heeft met de WMCZ voor ogen gehad het cliëntenperspectief wettelijk te waarborgen binnen de (gesubsidieerde) zorginstellingen. Die waarborging is gevonden in de instelling van cliëntenraden. Daarmee is de waarborging van daadwerkelijke medezeggenschap geenszins de exclusieve verantwoordelijkheid van cliëntenraden. Zowel directie als cliëntenraden zijn verantwoordelijk voor de inbreng van het cliëntenperspectief in het beleid van de instelling. Directies hebben de plicht en ook het belang cliëntenraden dusdanig goed, tijdig en in begrijpelijke taal te informeren over alle beleidsvoornemens, dat cliëntenraden op hun beurt in staat worden gesteld de voor hen relevante zaken vanuit het cliëntenperspectief te beoordelen en daarover te adviseren.
23
In deze ‘geest van de WMCZ‘ context zijn de conclusies uit dit onderzoek als volgt: De eerste onderzoeksvraag luidde: In welke mate worden cliëntenraden betrokken bij de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? Belangrijkste conclusies zijn:
·
De mate waarin cliëntenraden worden betrokken bij de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht varieert en is onder de huidige omstandigheden sterk afhankelijk van de mate waarin de directies bereid zijn de cliëntenraad bij besluitvorming te betrekken. Het betrekken van cliëntenraden bij besluitvorming is echter in de praktijk nog geen vanzelfsprekendheid. Directies vragen soms te laat of helemaal geen advies aan bij de cliëntenraad. Bovendien stellen directies adviesaanvragen meestal niet op in voor de cliëntenraad begrijpelijke tekst. De directie dient te zorgen voor een vertaalslag richting cliëntenraad, zodat de cliëntenraad in staat wordt gesteld de voorstellen te beoordelen vanuit het cliëntenperspectief.
·
Cliëntenraden zijn veel tijd kwijt aan het tot stand brengen van randvoorwaarden waarvoor eigenlijk instellingen verantwoordelijk zijn. Die randvoorwaarden zijn: · de beschikbaarheid van de benodigde informatie om verzwaard advies uit te kunnen brengen · kennis bij de directie van haar plichten ingevolge de WMCZ
·
Cliëntenraden hebben moeite om voldoende leden te werven die in staat zijn zich het cliëntenraadswerk eigen te maken.
De tweede onderzoeksvraag luidde: In welke mate beïnvloeden cliëntenraden de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? Belangrijkste conclusies zijn:
·
De mate van invloed van cliëntenraden op besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht varieert eveneens en is onder de huidige omstandigheden sterk afhankelijk van het initiatief en de daadkracht van de cliëntenraad. De cliëntenraden die tijdens de groepsgesprekken concrete besluiten kunnen noemen waarop zij invloed hebben gehad zijn doorgaans raden die zich relatief pro-actief en daadkrachtig lijken op te stellen tegenover hun directie.
·
De invloed van cliëntenraden op besluitvorming hangt samen met de bereidheid van de raad om de wettelijke middelen in te schakelen die hun ten dienste staan. De raden die wettelijke middelen hebben ingezet zeggen sindsdien meer serieus te worden genomen door hun directie. Ongetwijfeld heeft deze bereidheid van raden ook te maken met hun eigen (goede) functioneren en een daarmee gepaard gaande zelfverzekerdheid. Bij het al dan niet gebruik maken van wettelijke middelen speelt het dilemma tussen het harmoniemodel en het conflictmodel.
24
De meeste cliëntenraden kiezen voor het behoud van een harmonieuze relatie met de directie, zeker als de cliënten in een zorgafhankelijke relatie staan tot de directie. Zij stappen daarom niet naar een commissie van vertrouwenslieden om hun doelen bereiken. Naast het gebruik van de commissie van vertrouwenslieden als conflictoplosser zijn er ook voorbeelden van cliëntenraden die in gezamenlijk overleg met de directie besluiten een vertrouwenscommissie in te schakelen om uit een impasse te geraken. Op deze wijze wordt feitelijk jurisprudentie ontwikkeld.
·
De beïnvloeding van cliëntenraden van besluiten is, zeker bij centrale raden die werken met meer abstracte plannen, niet altijd precies te achterhalen omdat juist daar niet altijd sprake is van een concrete adviesaanvraag en dus een apart besluit. Dit neemt niet weg dat wel degelijk sprake is of kan zijn van invloed op de beleidsplannen omdat de raden betrokken zijn bij de ontwikkeling daarvan.
De laatste, meer samenvattende onderzoeksvraag luidde: Wat zijn belemmerende en bevorderende factoren? Belangrijkste conclusies en daaraan gekoppelde aanbevelingen (cursief) zijn:
·
Directies werken nog niet goed mee wat betreft het tijdig aanleveren van de benodigde informatie aan de cliëntenraden. Ook is de informatie die zij aanleveren vaak ondoorzichtig en niet begrijpelijk voor de cliëntenraad. Tenslotte laat de terugkoppeling van directies aan cliëntenraden over genomen besluiten nogal te wensen over. · Directies hebben de plicht op eigen initiatief, tijdig stukken aan te leveren op basis waarvan cliëntenraden zich een oordeel kunnen vormen vanuit cliëntenperspectief.
·
Het is de plicht van de directies om aan alle raden – centrale en lokale – de stukken in een voor cliënten begrijpelijke taal aan te leveren, of om te zorgen voor een duidelijke oplegnotitie. Juist ook bij centrale cliëntenraden, waar veelal onderwerpen aan de orde komen van een grotere abstractie, is een vertaalslag van belang. Het is zaak dat de directie in zo’n vertaalslag met name de gevolgen van de voornemens of plannen voor de cliënten inzichtelijk maakt. Op die manier weet de cliëntenraad wat van hem gevraagd wordt en kan hij zich beter van zijn taak kwijten. · Centrale cliëntenraden van grote instellingen moeten binnen het abstracte beleidsniveau waarop zij actief zijn hun adviestaak vanuit cliëntenperspectief kunnen vervullen. Het is de taak van directies hun dit mogelijk te maken door de abstracte beleidsstukken in begrijpelijke taal voor te leggen aan cliëntenraden, zodat cliëntenraden hun medezeggenschapsrol kunnen vervullen vanuit cliëntenperspectief. · Centrale cliëntenraden moeten de concrete zaken die onder verzwaard adviesrecht vallen, waarborgen door deze waar mogelijk te delegeren aan (in te stellen) lokale cliëntenraden.
·
De interpretatie van de onderwerpen die onder verzwaard adviesrecht vallen, verschilt soms tussen directie en cliëntenraad en een deel van de cliëntenraden zou willen dat de onderwerpen meer gedetailleerd beschreven worden. Een kanttekening daarbij is dat enige vrijheid bij de interpretatie van de onderwerpen die onder verzwaard adviesrecht vallen inherent lijkt aan het karakter van de WMCZ als kaderwet. De meeste cliëntenraden – van lokaal tot centraal niveau – lijken voldoende uit de voeten te kunnen met de omschrijving van de onderwerpen
25
van verzwaard advies die de WMCZ bevat. Ook hier is er de reeds genoemde mogelijkheid dat directie en cliëntenraden gezamenlijk interpretatieverschillen voorleggen aan een commissie van vertrouwenslieden.
·
Cliëntenraden vragen dus enerzijds om meer juridisering (gedetailleerder invulling van WMCZ, meer wettelijke middelen). Anderzijds maken zij slechts zeer beperkt gebruik van de juridische mogelijkheden die de WMCZ hun biedt (nietig verklaren besluiten, arbitrage door commissie van vertrouwenslieden). De enkele raden die wel wettelijke middelen hebben ingezet lijken serieuzer te worden genomen door hun directie en in een eerder stadium – en meer op initiatief van de directie – om advies te worden gevraagd. · Cliëntenraden en directies moeten onderling invulling geven aan de WMCZ en hier heldere afspraken over maken. · Cliëntenraden kunnen meer gebruik maken van de wettelijke mogelijkheden die de WMCZ hun biedt.
·
De huidige praktijk voor veel centrale cliëntenraden, waarbij de directie zich niet van zijn taak kwijt heldere begrijpelijke vertalingen te maken van abstracte stukken, eist onnodig veel van de kwaliteiten van de leden: bestuurlijke, beleidsmatige blik en deskundigheid, mondigheid, financiële en juridische kennis. Dit maakt de drempel om in een raad zitting te nemen onnodig hoog, rol- en taakverdeling ondoorzichtig en geeft cliëntenraden verkeerde prioriteiten. · De cliëntenraad moet niet het gehele beleid van een instelling willen aanpakken en controleren. Daar zijn anderen voor (Raad van Toezicht, Ondernemingsraad). De cliëntenraad moet zich beperken tot die onderdelen die betrekking hebben op cliënten. Het reilen en zeilen van de instelling als geheel is de verantwoordelijkheid van de directie. · De cliëntenraad moet prioriteiten stellen bij de keuze van de te behandelen onderwerpen. Het gaat dan om de keuze voor de onderwerpen die op dat moment voor de cliënten de hoogste prioriteit hebben. Bovendien dient de cliëntenraad prioriteiten te stellen om voldoende aandacht aan de gekozen onderwerpen te kunnen besteden. · Cliëntenraden moeten adviseren vanuit het cliëntperspectief en zich minder richten naar wat directies als belangrijk zien. · De directie is verantwoordelijk voor een goede vertaling van beleidsstukken: wat staat er te gebeuren en wat betekent dit voor aspecten van het beleid die vallen onder het verzwaard adviesrecht? Mede op basis van de wensen van de achterban kan de raad dan zijn (verzwaard) advies formuleren en indienen bij de directie. Eventuele implementatie van het advies is een taak van de directie. Naderhand dient de directie aan de cliëntenraad terug te koppelen wat zij met de inbreng van de cliëntenraad heeft gedaan. De Raad van Toezicht controleert het functioneren van de directie en dus ook de omgang van de directie met de cliëntenraad en raadpleegt de raad hierover. Kortom: iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen én moet zijn eigen werk gaan en blijven doen.
·
In vrijwel alle sectoren is de personele bezetting van cliëntenraden een aanzienlijk probleem, ondanks de algemeen veronderstelde toegenomen mondigheid van cliënten. Mede doordat de raden veel (beleids-)hooi op hun vork nemen, wordt zowel qua tijdsbesteding als qua soort werkzaamheden veel gevraagd van de leden. De adviesonderwerpen van centrale raden liggen vaak inhoudelijk ver buiten het dagelijks leven van cliënten. · Het werk van cliëntenraadsleden moet aantrekkelijker en meer bekend worden gemaakt. Het werk wordt aantrekkelijker als het werk binnen de raad naar interesses verdeeld wordt.
26
·
·
De leden kunnen zich dan beperken tot die taken en onderwerpen waarvoor zij zich het meest interesseren. Promotie van de cliëntenraad binnen de instelling is een taak voor directies, maar ook voor cliëntenraden zelf. Gewaakt dient te worden voor een beeld van cliëntenraadsleden als uitsluitend hoogopgeleiden. Wel lijkt ondersteuning zinnig in de vorm van ‘trainingen on the job’ zoals bijvoorbeeld Hoe te onderhandelen, Vergadertrainingen enzovoorts.
De representativiteit van cliëntenraden voor hun achterban is in twee opzichten problematisch. Ten eerste zijn veel cliënten niet geïnteresseerd in of bekend met het werk van de cliëntenraad. Tezamen met de problematische personele bezetting van cliëntenraden zorgt deze desinteresse ervoor dat met name het ‘activistisch smaldeel’ van de cliënten vertegenwoordigd is in de raad. Ten tweede doen veel cliëntenraden onvoldoende om het contact met de achterban te onderhouden en zo te weten wat de gemeenschappelijke belangen van cliënten zijn. Voorbeelden van contact met de achterban zijn het uitzetten van een enquête, een eigen website, een open spreekuur, emailnieuwsbrieven. · Het bevorderen van contact tussen de cliëntenraad en zijn achterban verdient om meerdere redenen aanbeveling. Ten eerste vergroot dit contact de legitimiteit van de cliëntenraad. Ten tweede wint de raad aan kracht tegenover de directie als de raad overtuigend kan laten zien dat hij de mening van de cliënten van de instelling representeert.
2.5
Beschouwing
In de evaluatie van de WMCZ in 2000 is geconstateerd dat aan de wettelijke vereisten (o.a. het instellen van cliëntenraden) door de zorginstellingen grotendeels was voldaan, maar dat de feitelijke medezeggenschap nog meer inhoud zou moeten gaan krijgen. In de termen van dat rapport werd gesteld dat ‘de roos nog meer kleur moet krijgen’. In voorliggend onderzoek vinden cliëntenraden zelf de positie van cliëntenraden in de zorginstellingen nog verre van rooskleurig. Deze constatering wordt gedaan onder het voorbehoud dat dit onderzoek een kwalitatief onderzoek onder een beperkt aantal cliëntenraden is1, waarbij het oordeel van de directies van zorginstelling buiten beschouwing is gebleven, en waarbij het beeld dat uit de groepsgesprekken naar voren komt wat negatiever is dan de iets breder verspreide enquête onder cliëntenraden. Dit onderzoek pretendeert dan ook niet landelijk representatieve uitspraken te kunnen doen. Wel geeft het een eerste inzicht in de praktijk en in factoren die belemmerend en bevorderend werken. Onder die voorbehouden rijst uit dit onderzoek het beeld op van cliëntenraden die zich – in de meeste sectoren – nog bepaald geen vanzelfsprekende positie hebben verworven binnen instellingen en die nog dagelijks bezig zijn met het bevechten van haar positie en het wijzen van directieleden op de wettelijke vereisten in de WMCZ. Directieleden blijken vanuit zichzelf zelden het initiatief te nemen tot het (in een vroeg stadium) raadplegen van de raden, verstrekken in een deel van de gevallen niet tijdig de informatie nodig voor verzwaard advies en gaan tenslotte volgens de cliëntenraden slordig om met de terugkoppeling van door hen genomen besluiten. Cliëntenraden zijn dan ook vooral veel tijd en energie kwijt aan de randvoorwaarden voor hun functioneren: het pro-actief achterhalen van benodigde informatie om te kunnen adviseren, voortdurend directies erop wijzen wat onder verzwaard advies valt, en – vooral centrale cliëntenraden – het door______________ 1
Door de Stuurgroep uitvoering implementatieplan WMCZ geselecteerd op goed – minder goed functionerend.
27
gronden van algemene beleids- en jaarplannen en last but not least: het werven van leden voor de eigen raad. Agendasetters lijken vooralsnog de directies: cliëntenraden lijken nog weinig bezig met het zelf vaststellen van de agenda op basis van de signalen uit de achterban. Die wordt nog niet overal evenveel betrokken bij het werk van de cliëntenraad en voelt zich wellicht op zijn beurt ook weinig betrokken bij de veelal abstracte jaar- en beleidsplannen waar met name de centrale cliëntenraden zich doorheen worstelen. Er zijn ook cliëntenraden die een positie hebben verworven waarin zij niet meer over het hoofd kunnen worden gezien. Enkele cliëntenraden uit de sector lichamelijk gehandicapten die aan het onderzoek hebben meegedaan kunnen in dit verband als echte voorlopers worden betiteld. Een zeer belangrijke verklarende factor voor succesvolle raden lijkt het gebruik dat zij (durven!) maken van de wettelijke mogelijkheden die hun ter beschikking staan. Raden die een nietig-verklaring afgeven, de Vertrouwenscommissie inschakelen of een advocaat inschakelen blijken daar zeer goede effecten mee te sorteren. Zij worden vanaf dat moment door hun directies meer geraadpleegd over besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Een grondige herbezinning op een aantal gesignaleerde problemen lijkt noodzakelijk: · Taken en rollen van cliëntenraden: hoe zorgt een cliëntenraad dat hij daadwerkelijk adviseert vanuit cliëntenperspectief? Is het doorgronden en opvragen van beleidsplannen en jaarverslagen een rol van cliëntenraden of dient de directie duidelijk te maken wat de plannen kunnen betekenen voor cliënten? · Agendasetting: Wie is agendasetter vanuit cliëntenperspectief: de directie of de cliëntenraad? · Achterban: welke vormen zijn er om met de achterban contact te onderhouden? Hoe leden te werven? Om vast te stellen of deze vragen en meer algemeen de in dit rapport geschetste weinig rooskleurige positie van cliëntenraden ook landelijk gelden, zou een grootschalig kwantitatief vervolgonderzoek nodig zijn. Daarin zou ook de keerzijde van de medaille in kaart moeten worden gebracht door ook directies van instellingen in het onderzoek te betrekken.
28
3
Sector geestelijke gezondheidszorg
3.1
Inleiding
Medezeggenschap is al vele jaren bekend in de sector geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Al in 1970 worden in psychiatrisch ziekenhuizen de eerste patiëntenraden ingesteld. De raden komen voort uit commissies die zich bezighouden met inspraak van patiënten op het niveau van het dagelijks leven in de psychiatrische ziekenhuizen. In de jaren tachtig neemt de ontwikkeling van patiëntenraden een vlucht als de LPR (Stichting Landelijke Patiënten- en bewonersRaden) als koepelorganisatie de coördinatie van de raden in de GGZ op zich neemt. Via het sluiten van overeenkomsten met de zorgaanbieders draagt de LPR ertoe bij dat in de sector algemeen psychiatrische ziekenhuizen evenals in de sector beschermd wonen al voor de invoering van de WMCZ patiënten- en bewonersraden functioneren. In de RIAGGs ontstaan de cliëntenraden pas na de invoering van de WMCZ. Een belangrijk knelpunt in deze sector dat uit de evaluatie van de WMCZ in 2000 naar voren kwam is de fusiegolf. De fusies tussen onder meer psychiatrisch ziekenhuizen, RIBW’s en RIAGGs zijn van (negatieve) invloed geweest op het functioneren van de cliëntenraden. De fusievorming heeft geleid tot een getrapt stelsel van cliëntenraden met een centrale cliëntenraad, een locatieraad en cliëntencommissies. Door het opgaan in centrale cliëntenraden kregen de raadsleden te maken met (nog) abstractere beleidsvraagstukken waarover zij gevraagd en ongevraagd dienen te adviseren. Gevolg is dat het steeds moeilijker werd cliënten te motiveren in de raad te participeren. Medezeggenschap op het niveau van het dagelijks leven zou steeds meer verloren zijn gegaan. Bovendien bleken cliëntenraden in gefuseerde instellingen bovenwettelijke bevoegdheden verloren te hebben.
3.2
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen Van de twaalf cliëntenraden die de vragenlijst hebben ontvangen, hebben acht raden de vragenlijst ingevuld en geretourneerd. Hieronder zijn zeven centrale raden en één lokale raad. In vergelijking met de overige sectoren is de omvang van de instellingen in de GGZ klein. Gemiddeld hadden de GGZ-instellingen op 1 januari 2004 703 cliënten, tegenover gemiddeld 2053 gemeten over alle sectoren. De in het onderzoek betrokken cliëntenraden in de GGZ bestaan al langere tijd. Eén raad is sinds 1976 actief. Zes raden zijn rondom de inwerkingtreding van de WMCZ opgericht. Eén raad tenslotte is enige jaren daarna, in 2000, gestart. Bij vijf raden bestond reeds voor de oprichting een ander inspraak- of overlegorgaan. Bij één raad was hier geen sprake van en twee respondenten weten niet of er een voorloper van de raad was. Het groepsgesprek in de GGZ is samen met de sector maatschappelijke opvang gevoerd. Vijf raadsleden hebben in totaal aan het groepsgesprek meegedaan, waarvan drie uit de GGZ. Zij vertegenwoordigen de centrale raden van respectievelijk een grote gefuseerde instelling, een instelling voor verslavingszorg en een RIBW.
29
Leden Het grote aantal leden van de raden in de GGZ is opvallend. Gemiddeld tellen de raden 11 ledenmaar er zijn uitschieters van 19 en 20 leden. Deze aantallen komen bij de overige sectoren vrijwel niet voor. De leden van de cliëntenraden zijn cliënten en ex-cliënten. De raden bevatten geen externe leden. De deelnemers aan de groepsgesprekken zijn alle cliënten die, zoals een respondent het uitdrukt, in ‘rustiger vaarwater’ zijn beland. Mensen die actief in behandeling zijn voor een verslaving of psychiatrische stoornis zijn volgens de deelnemers doorgaans niet in staat cliëntenraadswerk te verrichten. De raden zijn daarom afhankelijk van cliënten die hun stoornis of verslaving dusdanig onder controle hebben dat zij kunnen functioneren in een cliëntenraad. Hoewel het gemiddeld aantal raadsleden in de GGZ anders doet vermoeden, stellen de deelnemers aan het groepsgesprek dat de personele bezetting van cliëntenraden vaak problemen oplevert. Cliënten willen wel ‘aanzitten’ bij vergaderingen maar echt actieve leden zijn zeldzaam. Zoals eerder vermeld speelt het raadswerk in de GGZ zich op een steeds abstracter niveau af. Veel cliënten zijn niet in staat of bereid de uitvoerige beleidsplannen – die in de praktijk blijkbaar tot het werk van de cliëntenraad behoren – te lezen en becommentariëren. Een gedeeltelijke oplossing voor dit probleem vinden de deelnemers taakverdeling: sommige raadsleden kunnen stukken lezen en becommentariëren en andere leden gaan bijvoorbeeld op pad om met de achterban te overleggen. Daarnaast proberen de raden leesbare samenvattingen te maken die begrijpelijk zijn voor alle leden. Representativiteit De geënquêteerde raden in de GGZ bestaan alle alleen uit cliënten en ex-cliënten. Wellicht maakt de lange medezeggenschapstraditie in de GGZ dat met name cliënten van residentiële afdelingen zich relatief betrokken voelen bij een centrale of lokale cliëntenraad. Vooral cliënten van verblijfsafdelingen zijn lid van een cliëntenraad. Cliënten van de ambulante hulpverlening, dagbesteding en psychiatrische thuiszorg zijn zeer moeilijk over te halen lid te worden van een cliëntenraad. Bovendien kan de cliëntenraad door de Wet bescherming persoonsgegevens niet beschikken over adressen van andere cliënten, zo stelt men tijdens het groepsgesprek. Desondanks menen de raadsleden voldoende op de hoogte te zijn van wat er speelt bij cliënten. “De instelling is één groot kippenhok, dus het meeste hoor je toch wel.” Uit de enquête blijkt wel dat alle raden overleggen met de achterban. De raden geven zichzelf gemiddeld een 6,5 voor de mate waarin zij een afspiegeling vormen van de cliënten van de instelling. Ondersteuning De meeste raden krijgen ondersteuning in enige vorm, zo blijkt uit de enquête. Vijf raden krijgen secretariële ondersteuning en zes raden krijgen financiële ondersteuning. Twee raden ten slotte hebben de beschikking over een notulist. Eén raad beschikt niet over een secretaris. Bij de andere raden wordt de secretaris in vijf gevallen betaald door de instelling en in twee gevallen niet. Hoewel uit de enquête blijkt dat vrijwel alle raden vinden dat zij over voldoende materiële middelen kunnen beschikken, stellen de deelnemers aan het groepsgesprek dat de financiële ondersteuning onvoldoende is. Zij hebben als centrale raad te maken met zeer ingewikkelde plannen en begrotingen en zouden adviseurs willen kunnen inhuren om de stukken en hun implicaties goed te kunnen begrijpen. Daarnaast willen zij als raadslid via cursussen hun eigen expertise vergroten.
30
3.3
Betrokkenheid bij besluitvorming
3.3.1
Kennis
De deelnemers aan het groepsgesprek blijken goed op de hoogte te zijn van de bepalingen in de WMCZ over het verzwaard adviesrecht. Zij kennen de procedures en de rechten en plichten van cliëntenraad en zorgaanbieder. De deelnemers vinden bovendien dat zij beter op de hoogte zijn van de WMCZ dan de directies. De cliëntenraden moeten naar eigen zeggen de directie op haar plichten wijzen. Het is voor de cliëntenraden in de GGZ niet altijd duidelijk welke onderwerpen onder het verzwaard adviesrecht vallen. Uit de enquête blijkt dat voor drie van de acht raden niet altijd duidelijk is over welke onderwerpen zij verzwaard advies mogen uitbrengen. De raadsleden kennen weliswaar de opsomming van onderwerpen uit de WMCZ maar in de praktijk blijkt soms lastig te bepalen of een onderwerp onder verzwaard adviesrecht valt. Zo bepaalt de wet dat een cliëntenraad verzwaard adviesrecht heeft over besluiten betreffende “het belasten van personen met de leiding van een onderdeel van de instelling, waarin gedurende het etmaal zorg wordt verleend aan cliënten die in de regel langdurig in die instelling verblijven” (artikel 3 lid 1m). ‘Valt de benoeming van een regiomanager hier ook onder?’, zo vragen de raadsleden zich af. Ook artikel 3 lid 1j (“de systematische bewaking, beheersing of verbetering van de kwaliteit van de aan cliënten verleende zorg”) leidt in de praktijk tot problemen. Deze categorie is zo breed omschreven dat je alles hier wel onder kunt scharen, zo komt uit het groepsgesprek naar voren. Kennis wordt mondeling overgedragen en/of via een handboek. Een van de deelnemers aan het groepsgesprek geeft als tip om de onderwerpen van het verzwaard adviesrecht en de te volgen procedure altijd in het zicht aan de muur te hangen. De snel voortgaande ontwikkelingen in de GGZ maken het voor cliëntenraadsleden moeilijk hun kennis actueel te houden. Zo weten zij nog niet wat de invoering van de diagnosebehandelcombinaties in de GGZ betekent voor het werk van de cliëntenraad.
3.3.2
Adviseren
De enquête levert enkele kwantitatieve gegevens op over adviseren. Hoewel de meeste raden vaste afspraken hebben gemaakt met de directie over de wijze waarop advies aangevraagd en gegeven wordt, is dat slechts bij de helft van de raden in overleg met cliëntenraad gebeurd, zo blijkt uit de enquête. Vier raden weten niet of de regels in overleg zijn vastgesteld of hebben niets ingevuld. De cliëntenraden in de GGZ zijn in 2003 gemiddeld 18 keer bijeengekomen. Dat leidde tot gemiddeld negen gevraagde en ongevraagde adviezen. Dat zijn ongeveer tweemaal zoveel adviezen als gemiddeld over alle sectoren door raden werden uitgebracht. Van de adviezen was twee derde gevraagd advies en één derde ongevraagd advies. Wat betreft de onderwerpen van advies blijkt een grote mate van verscheidenheid te bestaan. De raden hebben de meeste adviezen uitgebracht over het beleid op het gebied van recreatiemoge-
31
lijkheden, de aanwijzing van personen voor de behandeling van klachten en de benoeming van een afdelingshoofd (alle door zes raden genoemd). In de GGZ wordt hier vaker advies over gegeven dan in de andere sectoren. De raden lopen nogal eens tegen hun eigen niveau aan, zo blijkt uit het groepsgesprek. Zij willen adviseren over plannen en begrotingen die zij niet of met moeite kunnen doorgronden. Hoewel de raden beseffen dat zij gehouden zijn aan de onderwerpen zoals die in de WMCZ staan, willen zij meer zijn dan “boekhouder van de WMCZ”. Desondanks zijn er voldoende onderwerpen die vallen onder verzwaard adviesrecht en een serieus advies vergen van de cliëntenraad. Alle aanwezige raden hebben bijvoorbeeld een rol gespeeld bij de invoering van de Tabakswet. De gebouwen van instellingen bleken niet voorbereid op het nieuwe rookbeleid waardoor een algeheel rookverbod dreigde voor de bewoners. De laatsten hechten sterk aan het roken en de cliëntenraden speelden een rol bij een meer ‘genuanceerde’ invoering van het rookbeleid. Een voorbeeld van een adviesonderwerp komt uit de verslavingszorg. De betreffende instelling ging fuseren met een andere instelling voor verslavingszorg. De cliëntenraad heeft uitgebreid overlegd met de directie over de fusieplannen. Het argument van de directie de fusie was dat de kwaliteit van zorg beter zou worden. Daarop heeft de cliëntenraad een aantal eisen gesteld aan de opbrengst van de fusie, zoals een betere bereikbaarheid en crisisopvang. De cliëntenraad heeft met de directie onderhandeld en is akkoord gegaan met de fusie onder de voorwaarde dat de eisen ingewilligd zouden worden.
3.3.3
Andere activiteiten van de cliëntenraden
De deelnemers aan het groepsgesprek denken dat schriftelijk advies van de cliëntenraad slechts een van de methoden is om invloed uit te oefenen op het beleid van de directie. Om informatie in te winnen moeten raadsleven actief op pad. Informeel overleg met leden van de directie, de raad van toezicht, ondernemingsraad of ander personeel kunnen informatie opleveren die de raad nodig heeft om zijn taken uit te voeren. Uit het groepsgesprek blijkt wel dat een raad jarenlang langzaam opgebouwd moet worden voordat hij deze mate van pro-activiteit bereikt. Uit de enquête blijken alle mogelijke activiteiten – naast het adviseren – door minimaal driekwart van de raden verricht te worden.
3.4
Invloed op besluitvorming
3.4.1
Houding van de directie
De meeste raden vinden de relatie met de directie belangrijk. Zeven van de acht raden in de enquête noemen de relatie zelfs ‘heel belangrijk’. De raden lijken daarnaast tevreden over de houding van de directie jegens de raad. Het gemiddeld rapportcijfer is een 7,4. Daarbij is het laagste uitgedeelde rapportcijfer een zes en het hoogste cijfer een negen. De raden in de GGZ zijn daarmee iets meer tevreden dan alle raden tezamen. Gemeten over alle sectoren is het gemiddeld rapportcijfer namelijk een 7,0.
32
Een cliëntenraad die bij het groepsgesprek vertegenwoordigd is, heeft standaard een kort gesprek met nieuwe personeelsleden van de instelling. Zo kan de raad nieuwe medewerkers informeren over de activiteiten en rechten en plichten van de cliëntenraad. Uit de groepsgesprekken blijkt dat de kracht waarmee de cliëntenraad opereert van invloed is op de houding van de directie. De meeste directies zijn aanvankelijk niet zo genegen steeds advies aan te vragen bij de cliëntenraad. Echter, zo stelt een van de aanwezigen, “als de raad gepasseerd is terwijl een besluit onder het verzwaard adviesrecht valt, dan volstaat een simpel briefje om het besluit terug te draaien.” De cliëntenraad kan de directie met een advies dwingen het besluit te herzien. Sommige besluiten kunnen echter niet zomaar teruggedraaid worden, zoals de aankoop van onroerend goed of de aanstelling van afdelingshoofden. De directies van GGZ-instellingen brengen de cliëntenraden doorgaans op de hoogte van besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht, zo blijkt uit de enquête. De helft van de raden stelt dat de directie dergelijke besluiten altijd schriftelijk meedeelt aan de raad. Bijna de helft van de raden meent dat de directie de besluiten soms schriftelijk meedeelt. Volgens één raad heeft de directie nooit een besluit genomen dat valt onder het verzwaard adviesrecht. Informatie vanuit de directie is niet altijd in voldoende mate beschikbaar. Zeven van de acht raden vinden dat de benodigde informatie vanuit de directie ‘meestal wel, maar niet altijd’ voldoende en tijdig beschikbaar is. Eén raad vindt dat informatie altijd voldoende en tijdig is. Uit de groepsgesprekken komt naar voren dat de informatievoorziening vanuit de directie veelal tekortschiet. Om in de gaten te kunnen houden wat zich in de instelling op beleidsmatig niveau afspeelt moeten de raden zelf actief de benodigde informatie ophalen. Zij doen dit bijvoorbeeld via de ondernemingsraad, het personeel van de instelling en via de Raad van Toezicht waarin een lid van de cliëntenraad zitting heeft. De informatie die de directie de cliëntenraad geeft (bijvoorbeeld jaarverslagen) is vaak te omvangrijk en ondoorzichtig.
3.4.2
Commissie van vertrouwenslieden
In de sector geestelijke gezondheidszorg hebben de LPR en GGZ-Nederland een landelijke geschillencommissie ingesteld. Vrijwel alle cliëntenraden kunnen dan ook bij conflicten naar de landelijke vertrouwenscommissie stappen, zo blijkt uit de enquête. De evaluatie van de WMCZ in 2000 concludeert dat raden in die tijd nog te weinig gebruikmaken van de mogelijkheid naar een commissie van vertrouwenslieden te stappen. Uit het groepsgesprek komt het beeld naar voren dat de CvV in de GGZ een bekend begrip is en dat cliëntenraden niet huiverig zijn om zonodig de CvV in te zetten of ermee te dreigen. Deze houding tegenover de CvV verschilt sterk van de houding van raden in andere sectoren die zich meer huiverig tonen om de relatie met de directie op het spel te zetten. Enkele gespreksdeelnemers vanuit de GGZ komen behoorlijk strijdlustig over. Zij zijn reeds langere tijd lid van de cliëntenraad en zeggen met veel “duw- en trekwerk” bereikt te hebben dat de directie hen serieus neemt. Het dreigen met of inschakelen van CvV indien nodig is een belangrijk onderdeel van het duw- en trekwerk. De derde raad die in de GGZ actief is, stapt niet zo snel naar de CvV en lost conflicten graag in harmonie op.
33
3.4.3
Invloed
De cliëntenraden in de GGZ lijken met een beetje trekken en duwen invloed te kunnen uitoefenen op beleid maar de deelnemers aan het groepsgesprek kunnen moeilijk concreet tonen hoe hun cliëntenraad invloed heeft op het beleid van de instelling. De cliëntenraden in de enquête vinden dat zij een redelijke mate van invloed hebben binnen de instelling. Zeven van de acht raden zien hun invloed meestal wel, maar niet altijd terug in het beleid van de organisatie. In het groepsgesprek wordt een concreet voorbeeld gegeven waarin de raad haar invloed in de praktijk heeft teruggezien. Dit betreft een sollicitatieronde voor een afdelingshoofd. De raad en de directie waren het oneens over de geschiktheid van bepaalde kandidaten. Uiteindelijk is na advies van de cliëntenraad de persoon die de directie had aangewezen niet aangenomen. Een ander concreet voorbeeld is de fusie in de verslavingszorg. De cliëntenraad ging akkoord met de fusie op voorwaarde dat een aantal eisen ingewilligd werd. Langs deze weg heeft de clientenraad een aantal zaken gedaan kunnen krijgen. De deelnemers aan het groepsgesprek kunnen verder weinig concrete voorbeelden geven. Vaak betekent invloed dat “adviezen worden meegenomen.” De raadsleden denken dat het jaren van gezamenlijke ervaring vergt voordat een cliëntenraad invloed kan gaan uitoefenen. Zij noemen enkele tips. Zo moet een raad rustig beginnen en zelf prioriteiten stellen. De raad kan nu eenmaal niet alles tegelijk aanpakken. De raad moet vaak in contact proberen te komen met de achterban. De raad moet tenslotte bereiken dat de directie de raadsleden – die immers ook cliënten zijn – ziet als “zelf denkende en handelende personen”. De aanwezigen vinden dat nog teveel over hen wordt beslist.
3.5
Conclusies GGZ
Betrokkenheid · Ondanks de lange traditie van medezeggenschap worden cliëntenraden in de GGZ nog niet tijdig en op initiatief van de directie betrokken bij besluitvorming. De cliëntenraden moeten zich actief inzetten om adviezen uit te brengen. Directies vinden cliëntenraden vooral lastig en niet nuttig, aldus de deelnemers aan het groepsgesprek. Invloed · De cliëntenraden ervaren wel dat zij steeds meer serieus worden genomen en enige invloed kunnen uitoefenen, hoewel zij slechts met moeite concrete voorbeelden van invloed kunnen noemen. Het uitoefenen van invloed vereist veel duw- en trekwerk. De WMCZ en het verzwaard adviesrecht – met wettelijke mogelijkheden als de nietig-verklaring en de commissie van vertrouwenslieden –helpen de raden bij het duw- en trekwerk. Belemmerende en bevorderende factoren · Hoewel cliëntenraden voldoende kennis lijken te hebben van het verzwaard adviesrecht ingevolge de WMCZ, is de interpretatie in de praktijk soms een probleem. De noodzaak tot interpretatie is echter een gevolg van de WMCZ als kaderwet.
34
·
·
·
Door het geringe enthousiasme van directies moeten de raden moeten sterk pro-actief zijn om invloed te kunnen uitoefenen op besluiten die vallen onder het (verzwaard) adviesrecht. Volgens de respondenten is een pro-actieve houding moeilijk in de GGZ door het gebrek aan gemotiveerde leden en een algemeen gebrek aan mondigheid bij cliënten in de GGZ. Dit heeft tot gevolg dat de mate van invloed sterk wordt bepaald door de motivatie, mondigheid en daadkracht van de individuele leden. De fusievorming in de GGZ heeft een negatief effect gehad op het functioneren van cliëntenraden. Doordat instellingen zijn gefuseerd is de gemiddelde grootte sterk toegenomen. Het werk van de centrale cliëntenraad speelt zich op een steeds abstracter beleidsniveau af en de interpretatie van verzwaard adviesrecht op dit niveau stelt hoge eisen aan de cliëntenraadsleden. Bovendien is de afstand van de cliëntenraad tot de achterban hiermee toegenomen en is het nog moeilijker het contact met de achterban te onderhouden. Mogelijk moeten centrale cliëntenraden hun positie nog bepalen. Een oplossing voor een deel van deze problematiek is om in ieder geval zoveel mogelijk zaken te delegeren naar lokale raden. De leden van deze raden zitten dichter op de dagelijkse gang van zaken en hebben meer contact met cliënten. Door leden van lokale raden af te vaardigen naar de centrale raad kan de centrale raad een coördinerende rol spelen. De personele bezetting van cliëntenraden is vaak een belemmerende factor. Het werven van actieve leden vergt veel moeite. Cliënten willen nog wel ‘aanzitten’ maar niet teveel doen, zo stellen de deelnemers aan het groepsgesprek. Dit probleem belemmert het functioneren van cliëntenraden, omdat zij afhankelijk worden van enkele personen, die goed op de hoogte zijn van bijvoorbeeld verzwaard adviesrecht.
35
36
4
Sector maatschappelijke opvang
4.1
Inleiding
De sector maatschappelijke opvang kende voor de invoering van de WMCZ geen cliëntenraden. Er waren wel bewonerscommissies en bewonersvergaderingen maar deze hadden geen formele bevoegdheden. In 2000 fungeert in ongeveer de helft van de instellingen voor de maatschappelijke opvang een cliëntenraad, zo blijkt uit de evaluatie van de WMCZ in 2000. Uit een meer recente enquête van de LSP-MO (Landelijk steunpunt cliëntenparticipatie in de maatschappelijke opvang)1 blijkt dat 38 van de 61 geënquêteerde instellingen geen cliëntenraad hebben. Redenen hiervoor zijn onder meer dat er teveel verloop is in de cliëntenpopulatie, cliënten niet betrokken willen raken, of dat men informele medezeggenschap voldoende acht. Ook de reorganisatie van medezeggenschap na een fusie is een reden voor de afwezigheid van een cliëntenraad. In sommige instellingen is de cliëntenraad ’in oprichting’. In andere is de raad uiteen gevallen of is men na enkele pogingen gestopt met inspanningen om een raad in te stellen. Een contactpersoon vanuit de Landelijke Vereniging voor Thuislozen bevestigt dat het aantal cliëntenraden amper is toegenomen sinds 2000. Exemplarisch lijken ook de problemen die het opleverde voldoende cliëntenraden te vinden die aan dit onderzoek mee konden doen. De evaluatie van 2000 concludeerde desondanks dat men in de maatschappelijke opvang in het algemeen tevreden is over de WMCZ. De onderzoekers constateerden een cultuuromslag in de sector als het gaat om het belang en de stem van de cliënt. Voor dit onderzoek hebben twaalf clientenraden met de enquête vragenlijsten en een groepsgesprek de mogelijkheid gekregen te laten zien hoe ver zij na vier jaar zijn: in hoeverre kunnen de raden uit deze sector invloed uitoefenen op de dagelijkse gang van zaken en wat belemmert hen hierbij?
4.2
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen Zeven van de twaalf aangeschreven raden uit de maatschappelijke opvang hebben de enquête ingevuld. Van de zeven raden zijn vijf raden een centrale en twee raden een lokale raad. De raden vertegenwoordigen relatief grote instellingen met gemiddeld meer dan 3000 cliënten. De raden zijn alle opgericht na invoering van de WMCZ. Ongeveer de helft van de raden is de opvolger van een reeds eerder bestaand inspraakorgaan. Twee van de zeven raden hebben een vertegenwoordiger afgevaardigd naar het groepsgesprek dat samen met drie raadsleden uit de GGZ is gevoerd. Een van de twee deelnemers aan het groepsgesprek vertegenwoordigt een raad die nog in oprichting is.
______________ 1
http://www.thuisloos.net/enquetelsp.html
37
Leden De raden in de maatschappelijke opvang tellen gemiddeld zo’n vijf à zes leden en dat is iets minder dan gemiddeld in de andere sectoren. Het blijkt dan ook in deze sector moeilijk te zijn aspirant raadsleden te vinden. Cliënten in de maatschappelijke opvang hebben vaak de meest basale aspecten van hun leven niet op orde, zoals een uitkering, eten of een slaapplaats. Daardoor is het lidmaatschap van de cliëntenraad iets waar zij niet gauw aan denken, zo stellen de deelnemers aan het groepsgesprek. Bovendien is het verloop van cliënten groot. De sector maatschappelijke opvang heeft relatief weinig te maken met fusies waardoor de instellingen niet al te groot zijn. Dit schept de mogelijkheid voor de cliëntenraad om over praktische zaken mee te praten, zo blijkt uit het groepsgesprek. Representativiteit Mede door de factoren die het vinden van raadsleden bemoeilijken, is ook de representativiteit van raden voor de achterban problematisch. De deelnemers aan de enquête geven zichzelf weliswaar gemiddeld een zes maar uit het groepsgesprek blijkt dat het contact tussen cliëntenraad en cliënten vooral in de dak- en thuislozenopvang nog slecht geregeld is. Het is niet zeker dat het contact met ‘extramurale’ cliënten ook moeizaam verloopt maar gezien de ervaringen in sectoren als de thuiszorg en extramurale GGZ zal ook dit contact slechts met veel moeite gelegd kunnen worden. Ondersteuning Hoewel uit de resultaten van de enquête de ondersteuning van de raden beperkt lijkt, vinden zes van de zeven bevraagde raden dat zij voldoende ondersteuning krijgen. De zes raden krijgen financiële ondersteuning. Verder krijgen twee raden secretariële ondersteuning en krijgt één raad ondersteuning in de vorm van een notulist. Eén raad krijgt helemaal geen ondersteuning. De raden geven zelf aan doorgaans over voldoende materiële middelen te beschikken om hun taak uit te kunnen voeren. Slechts één raad vindt dat zij niet over voldoende middelen kan beschikken, maar deze raad krijgt dan ook helemaal geen ondersteuning. Uit het groepsgesprek blijkt dat eenvoudige vormen van ondersteuning de cliëntenraad al enorm kunnen helpen bij zijn werk. Als de raad bijvoorbeeld – permanent of af en toe – over een kantoortje kan beschikken, dan kan de raad een spreekuur houden en zo contact houden met de achterban. Een van de raden bij het groepsgesprek krijgt ondersteuning in de vorm van advisering door een medewerker van de instelling. Deze ondersteuner is in dienst van de instelling en kan dus in theorie tegen belangenconflicten aanlopen. Het cliëntenraadslid vindt echter dat de hulp van de ondersteuner de effectiviteit van de raad bevordert.
4.3
Betrokkenheid bij besluitvorming
4.3.1
Kennis
Vijf van de zeven cliëntenraden stellen in de enquête dat voor hen altijd duidelijk is wanneer zij verzwaard advies kunnen uitbrengen. De twee deelnemers aan het groepsgesprek zijn op de hoogte van de onderwerpen van het verzwaard adviesrecht en de procedures die gelden bij het adviseren.
38
Terwijl de raden uit de GGZ tijdens het gesprek opmerken dat het raadswerk zich op een steeds abstracter niveau afspeelt, vinden de raadsleden uit de maatschappelijke opvang dat zij nog over redelijk praktische zaken kunnen adviseren. Daarbij is meestal wel duidelijk of een onderwerp onder verzwaard adviesrecht valt. Een van de raden gebruikt een handboek om nieuwe leden op de hoogte brengen van allerlei aspecten van het raadswerk waaronder de onderwerpen van en procedures rondom het verzwaard adviesrecht.
4.3.2
Adviseren
Uit de enquête blijkt dat de cliëntenraden gemiddeld ongeveer eens per maand bijeen komen. Dat gemiddelde komt redelijk overeen met het gemiddelde over alle sectoren. Het aantal uitgebrachte schriftelijk adviezen is in de sector maatschappelijke opvang iets kleiner dan gemiddeld, namelijk 3,0 tegenover 3,7 in alle sectoren. Van de 3 adviezen duiden de raden 2,5 adviezen aan als gevraagd en 1,3 adviezen als ongevraagd. Deze aantallen tellen op tot meer dan 3,0 dus de cijfers moeten met enige terughoudendheid betracht worden. De onderwerpen waarover de cliëntenraden in de maatschappelijke opvang advies uitbrengen kennen een grote mate van diversiteit. Vanwege het kleine aantal respondenten kan moeilijk geconstateerd worden dat bepaalde onderwerpen relatief vaak of weinig voorkomen. Desondanks valt op dat vijf raden de regeling over materiële middelen van de cliëntenraad als adviesonderwerp noemen en dat vier raden algemeen veiligheids- en gezondheidsbeleid noemen. De minst genoemde adviesonderwerpen zijn de benoeming van een afdelingshoofd en de aanwijzing van klachtenbehandelaars (beide één maal). De twee deelnemers aan het groepsgesprek noemen vooral concrete zaken als adviesonderwerpen, zoals het rookbeleid of de wijze waarop sociaal-pedagogisch medewerkers worden ingezet. Zij lijken voornamelijk geïnteresseerd in adviezen over dergelijke concrete zaken en niet over abstracte beleidskwesties.
4.3.3
Andere activiteiten van de cliëntenraden
De cliëntenraden in de maatschappelijke opvang noemen veel verschillende activiteiten waarmee zij hun invloed trachten uit te oefenen. De meeste genoemde activiteiten zijn het ongevraagd adviseren van de directie, overleg plegen met de achterban, overleggen met de directie en een praatje maken met de directie. Slechts vier raden noemen het gevraagd adviseren van de directie als activiteit. De minst genoemde activiteiten zijn overleg met de ondernemingsraad, het maken van een nieuwsbrief en het bezoeken van de nieuwjaarsreceptie van de directie.
39
4.4
Invloed op besluitvorming
4.4.1
Houding van de directie
De fase waarin de directie de raad om advies vraagt verschilt en lijkt willekeurig. Drie maal wordt gesteld dat dit plaatsvindt in de fasen van plannen maken, driemaal in de fase van plannen uitwerken en twee maal in de fase waarin de plannen al gemaakt zijn. Eén raad heeft de vraag niet beantwoord. Ook in de sector maatschappelijke opvang varieert de mate waarin de directie de cliëntenraad informeert over besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Drie van de zeven raden worden altijd schriftelijk geïnformeerd over dergelijke besluiten. Nog eens twee raden worden soms geïnformeerd. Eén raad echter wordt nooit geïnformeerd. Tenslotte vindt één raad dat de directie nog nooit een besluit heeft genomen dat valt onder het verzwaard adviesrecht. De cliëntenraden zelf vinden de relatie met de directie alle ‘heel belangrijk’. Gevraagd naar de houding van de directie jegens de raad, geven de cliëntenraden hun directies een zeer ruime voldoende: gemiddeld een 7,4. Daarmee scoort de sector maatschappelijke opvang samen met de sector GGZ het hoogst. Een goede of prettige houding blijkt echter niet per definitie tot goede praktijken te leiden. Twee van de zeven raden krijgen nooit op tijd voldoende informatie en kunnen daardoor geen goed onderbouwd advies uitbrengen. Voor drie raden is dat soms wel soms niet het geval. Twee van de zeven raden geven aan altijd tijdig en voldoende informatie te krijgen. De frequentie van overleg met de directie is voor de meeste raden naar tevredenheid. Slechts één raad zou graag vaker overleg willen. Uit het groepsgesprek komt een negatiever beeld van de houding van de directies. De raden vinden dat de directie hen meer serieus moet nemen en moet zien als een gesprekspartner die de kwaliteit van beleid kan verhogen. De cliëntenraad kan de directie wijzen op de wensen die leven bij cliënten. Als de directie met die wensen rekening houdt heeft dat een positieve invloed op het beleid.
4.4.2
Commissie van vertrouwenslieden
De commissie van vertrouwenslieden (CvV) is slechts matig bekend in de sector maatschappelijke opvang. De twee raadsleden bij het groepsgesprek zijn niet gauw bereid om de stap naar de CvV te zetten. Zij zijn huiverig de relatie met de directie te verstoren. Mogelijk speelt in de sector ook mee dat juist de cliënten die in de raad zitten vaak cliënten zijn die verblijven bij de instelling. Zij zijn daarom bang dat de stap naar de CvV negatieve gevolgen heeft voor hun situatie als client, zo stelt een raadslid. Uit de enquête blijkt dat twee van de zeven raden naar de landelijke CvV kunnen stappen. Verder kunnen twee raden naar een niet-landelijke commissie. Drie raden weten niet dat zij naar een CvV kunnen stappen. Zowel het groepsgesprek als de enquête maken duidelijk dat de CvV als instrument om de invloed van cliëntenraden te vergroten nog maar weinig haar intrede in de sector heeft gedaan.
40
4.4.3
Invloed
Tijdens het groepsgesprek blijkt dat de respondenten moeilijk concrete voorbeelden van invloed kunnen noemen. Uiteindelijk kunnen de deelnemers twee voorbeelden noemen van adviezen van de cliëntenraad die tot een verandering van een besluit hebben geleid. Het eerste voorbeeld is de blokkade van een algeheel rookverbod dat de directie zonder meer wilde invoeren. De betrokken cliëntenraad heeft bewerkstelligd dat eerst alternatieve rookmogelijkheden werden gecreëerd. Het cliëntenraadslid benadrukt het belang dat cliënten van de maatschappelijke opvang hechten aan hun rokertje. De GGZ-vertegenwoordigers beamen dat dit ook voor de GGZ geldt. Het tweede voorbeeld is dat de cliëntenraad vond dat de instelling al te veel uitzendkrachten als sociaal-pedagogisch werker inzette waardoor cliënten steeds te maken hadden met andere medewerkers. De cliëntenraad heeft in een gesprek met de directie uitgelegd dat de inzet van uitzendkrachten vervelend is voor cliënten, die liever met vaste medewerkers te maken hebben. Volgens het cliëntenraadslid heeft de directie geluisterd en probeert zij nu meer met vaste medewerkers te werken.
4.5
Conclusies maatschappelijke opvang
Betrokkenheid · De mate waarin de cliëntenraden in de maatschappelijke opvang worden betrokken bij het beleid betreffende onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht is niet optimaal. De houding van de directie tegenover de cliëntenraad krijgt in de enquête een goede voldoende. In de praktijk leidt dit echter niet tot structurele betrokkenheid van de cliëntenraden bij de besluitvorming, zo blijkt uit het groepsgesprek, waarbij overigens slechts twee vertegenwoordigers van cliëntenraden aanwezig zijn. Invloed · Naast de betrokkenheid bij besluitvorming is ook de mate waarin de raden in de praktijk hun eigen invloed terugzien beperkt. Belemmerende en bevorderende factoren · Met name voor de extramurale voorzieningen in deze sector lijkt medezeggenschap een moeilijke zaak. De problemen rondom het instellen en instandhouden van een raad werken belemmerend. Cliënten zijn vaak dak- of thuisloos, hebben schulden of kampen met een verslaving. Hoeveel belang deze cliënten ook hechten aan invloed op besluitvorming, het is niet verrassend dat zij geen mogelijkheden zien cliëntenraadswerk te doen. Om met Brecht te spreken: “Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.” · Desondanks hebben instellingen voor maatschappelijke opvang ook cliënten die privé hun zaken wat meer op orde hebben gekregen. Deze cliënten zijn wel in staat lid te worden van een cliëntenraad. Het is van belang dat deze cliënten ‘feeling houden’ met de overige cliënten zodat zij de gemeenschappelijke belangen van alle cliënten kunnen behartigen en in lijn met die belangen verzwaard advies kunnen geven. · Een belemmerende factor is de geringe medewerking van de directie als het gaat om het leveren van tijdige en voldoende informatie. De raden moeten zelf actief de nodige informatie binnenhalen om adequaat te kunnen inspelen op voorgenomen besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht.
41
·
De bevraagde cliëntenraadsleden vinden dat zij de onderwerpen waarover zij adviseren voldoende concreet zijn. Meestal is duidelijk of een kwestie onder het verzwaard adviesrecht valt. Zij zijn niet geïnteresseerd in abstracte beleidskwesties.
42
5
Sector verpleging en verzorging
5.1
Inleiding
De sector verpleging en verzorging kent een lange traditie op het gebied van cliëntenparticipatie. Voor de verzorgingshuizen was de bewonersparticipatie geregeld in de provinciale verordeningen in het kader van de Wet op de Bejaardenoorden (WBO). Verpleeghuizen kenden bewoners- en familieraden. Deze raden hadden echter geen formele status. Uit de evaluatie van de WMCZ in 2000 bleek dat de bewonerscommissies van de verzorgingshuizen op grond van de WBO meer bevoegdheden hadden dan volgens de WMCZ. Deze extra bevoegdheden lagen niet vast in de samenwerkingsovereenkomst tussen de commissies en directies. Na de invoering van de WMCZ hebben de koepelorganisaties Arcares en LOC een samenwerkingsovereenkomst opgesteld waarin de partijen wat verder gaan dan in de WMCZ is vastgelegd. Zo noemt de overeenkomst een regulier overleg met de zorgaanbieder en omschrijft op welke wijze de zorgaanbieder een adviesaanvraag moet toelichten. Ten tijde van de evaluatie van 2000 bleek dat veel instellingen gebruik maken van de modelovereenkomst. Een onbedoeld neveneffect van de WMCZ is dat bij de verpleeghuizen de samenvoeging van vroegere bewonerscommissies en familieraden niet overal goed verliep. Bewoners werden in de nieuwe cliëntenraden vaak ondergesneeuwd door de familieleden. Toen de bewonerscommissies en familieraden nog gescheiden waren, was de positie en de inbreng van de bewoners sterker, zo concludeerde de evaluatie.
5.2
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen Veertien cliëntenraden uit de sector verpleging en verzorging hebben de enquête ingevuld, waarvan twee centrale raden, elf lokale raden en één raad die daartussenin valt. De instellingen die de raden vertegenwoordigen bestaan gemiddeld uit 1215 cliënten, tegenover een gemiddelde omvang van 2053 cliënten in alle sectoren. De meeste raden zijn opgericht in 1996 of 1997. Enkele raden zijn pas sinds enkele jaren actief. Negen raden geven aan dat er een ander inspraakorgaan bestond voorafgaand aan de cliëntenraad. Twee raden geven aan dat dit bij hen niet het geval was. Bij het groepsgesprek zijn vijf voorzitters en één lid van een cliëntenraad aanwezig die in totaal vier centrale en één lokale cliëntenraad vertegenwoordigen. Leden De raden tellen gemiddeld zeven à acht leden en zijn daarmee vergelijkbaar met het gemiddelde in andere sectoren. De leden zijn cliënten, vertegenwoordigers van cliënten en onafhankelijke voorzitters, zo blijkt uit de enquête. De deelnemers aan het groepsgesprek zijn bijna alle familie van (ex-)cliënten. Een aantal deelnemers is lid van de raad geworden toen een van de ouders opgenomen was in een verpleeghuis. Nog lang na het overlijden van de ouders zijn zij lid gebleven van de cliëntenraad, mede omdat zij graag hun ervaring te gelde willen maken in de raad. Zij constateren echter dat veel leden afhaken als hun familielid, die cliënt is, overlijdt. Hierdoor moet de raad steeds weer opnieuw opgebouwd worden.
43
Representativiteit Het is voor cliëntenraden in de verpleging en verzorging om meerdere redenen moeilijk om voldoende representatief te zijn voor ‘de achterban’, zo stellen de deelnemers aan het groepsgesprek. Een gedeelte van de cliënten in de verpleging en verzorging, bijvoorbeeld op psychogeriatrische afdelingen, is niet meer in staat cliëntenraadswerk te doen of anderszins zijn mening te laten horen. Weliswaar kunnen familieleden van de cliënten lid worden, maar cliënten worden soms ondergesneeuwd door familieleden. Bovendien blijven de meeste familieleden geen lid meer van de raad als de cliënt zelf overleden is. Aangezien de deelnemers aan het groepsgesprek geen van alle zelf cliënt zijn, is nog onduidelijk wat cliënten zelf (bijvoorbeeld van verzorgingshuizen) vinden. In de enquête geven de cliëntenraden zichzelf gemiddeld ongeveer een zeven voor de mate waarin de raad een afspiegeling vormt van de cliënten van de instelling. Ondersteuning De deelnemers aan het groepsgesprek vinden dat hun cliëntenraad in voldoende mate materieel wordt ondersteund door de instelling. Zij roeren de noodzaak aan van een financiële vergoeding voor cliëntenraadsleden boven op de onkostenvergoeding. Volgens enkele deelnemers zou een kleine vergoeding al wonderen doen en meer mensen committeren aan de raad. Anderen vinden dat zo’n vergoeding niets bijdraagt en dat mensen best om niet lid van de cliëntenraad kunnen zijn. Hoewel de aanwezigen vinden dat het beter is als de cliëntenraad onafhankelijk van de directie over financiële middelen kan beschikken, heeft geen van de raden ervaren dat de directie beperking van de financiële ondersteuning als dwangmiddel inzet. Ook uit de enquête blijkt dat de meeste raden voldoende ondersteuning krijgen. Eén raad geeft aan geen enkele vorm van ondersteuning te krijgen. Tien raden hebben de beschikking over een notulist. Eveneens tien raden krijgen financiële ondersteuning. Negen raden krijgen secretariële ondersteuning. Op één na vinden alle raden dat zij over voldoende materiële middelen beschikken om hun taken goed te kunnen uitvoeren.
5.3
Betrokkenheid bij besluitvorming
5.3.1
Kennis
De deelnemers aan het groepsgesprek zijn goed op de hoogte van de lijst van onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Uit de enquête blijkt dat voor elf van de dertien raden altijd duidelijk is wanneer de raad verzwaard advies mag uitbrengen. De groepsgesprekdeelnemers vinden dat eigenlijk alle besluiten van de directie onder ‘de systematische bewaking van de kwaliteit van zorg’ vallen en dientengevolge onder het verzwaard adviesrecht. De deelnemers vinden verder dat in allerlei richtlijnen van de verpleging- en verzorgingssector goed omschreven is wat het minimum aan zorg moet zijn. Dit biedt de cliëntenraad handvatten bij zijn werk. Echter, de kwaliteit van zorg boven op het minimum is niet goed genormeerd. Daardoor heeft de cliëntenraad weinig ‘stokken om mee te slaan’, zo stellen de deelnemers aan het groepsgesprek.
44
Twee vertegenwoordigers van cliëntenraden bij het groepsgesprek vinden dat hun raad onvoldoende kan profiteren van hulp van de LOC. Zij vinden dat de LOC te ambtelijk is geworden. Daarom hebben zij hun lidmaatschap opgezegd. Een van de twee raden gaat met de vrijgekomen contributie een parttime medewerker aanstellen die allerhande werkzaamheden kan verrichten voor de raad. Een andere aanwezige is juist actief in de LOC en vindt dat de LOC cliëntenraden nog veel te bieden heeft en nog veel kennis kan overdragen.
5.3.2
Adviseren
De deelnemers aan het groepsgesprek zijn qua kennis goed op de hoogte van het verzwaard adviesrecht. Echter, geen van de aanwezigen volgt de procedure zoals de WMCZ die omschrijft. Volgens hen vraagt de directie ook nooit advies aan bij de cliëntenraad, waardoor de procedure niet wordt nageleefd. Een van de deelnemers omschrijft het adviesproces als volgt: “Alles begint met meerjarenplannen, het jaarplan en de begroting. Daarna bespreek je met de bewoners om te kijken wat zij ervan vinden. Daarna brengen we een rapport uit naar de directeur met een verzoek om verbeterpunten. Dan gebeurt er lange tijd niets en uiteindelijk verandert er een beetje.” Een nadeel van informatie en adviezen op dit minder concrete beleidsniveau is dat de cliëntenraad met abstracte informatie werkt waar het ‘échte plaatje’ niet uit duidelijk wordt. Een voorbeeld is de omvang van het personeelsbestand. De senioriteit van het verplegend personeel blijkt niet uit kwantitatieve cijfers. Zo kan het vóórkomen dat de personeelssterkte in fte, zoals beschreven in de begroting, niet verandert maar dat voor veel ervaren medewerkers jonge medewerkers in de plaats zijn gekomen. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de kwaliteit van zorg maar wordt niet duidelijk uit de plannen en begroting van de directie, aldus een van de respondenten. Een van de aanwezige cliëntenraden beperkt zich juist tot meer concrete zaken. De voorzitter van de raad noemt een voorbeeld: nadat de directie slechts margarine in plaats van roomboter ging serveren bij ontbijt en lunch heeft de cliëntenraad na ampel beraad met de bewoners geklaagd bij de directie. Deze heeft echter het margarineregime gehandhaafd. Vooralsnog heeft de cliëntenraad op dit front geen resultaten bereikt. De aanwezigen zijn het wel eens dat de WMCZ vooral ‘werkt’ bij concrete problemen. “Zodra het vaag wordt, houdt het op.” Met andere woorden, zij vinden dat verzwaard adviesrecht alleen ingezet kan worden bij concreet omschreven kwesties en niet bij bijvoorbeeld een begroting of meerjarenplan. Desondanks richten de in het groepsgesprek in meerderheid aanwezige centrale raden zich toch vooral op abstracte beleidsplannen. De aanwezigen merken op dat je concrete zaken zoveel mogelijk aan de lokale raden moet overlaten. Als die er niet uitkomen, kan de kwestie worden doorgeschoven naar de centrale raad. Evenals uit het groepsgesprek blijkt uit de enquête dat cliëntenraden in de verpleging en verzorging weinig daadwerkelijke adviezen uitbrengen. De cliëntenraden die de enquête hebben ingevuld brachten in 2003 gemiddeld één advies per kwartaal uit. Uit zowel het groepsgesprek als de enquête blijkt dat voeding een relatief belangrijk onderwerp in de verpleging en verzorging is waar cliëntenraden relatief vaak over adviseren.
45
Andere veel voorkomende onderwerpen van advies zijn veiligheids- en gezondheidsbeleid, regeling voor behandeling van klachten en de samenstelling van de cliëntenraad.
5.3.3
Andere activiteiten van de cliëntenraden
De cliëntenraden in de verpleging en verzorging lijken zich qua activiteiten vooral te beperken tot hun kerntaken: gevraagd en ongevraagd adviseren, overleg met de achterban en overleg met de directie. Andere activiteiten worden in de enquête minder vaak genoemd. Ook tijdens het groepsgesprek komen weinig andere activiteiten naar voren. De aanwezigen merken wel op dat het soms moeilijk is contact met de cliënten te onderhouden, met name als cliënten zelf niet lid zijn van de raad. Zolang de raadsleden nog een familielid op de afdeling hadden, was het gemakkelijk met bewoners en personeel te spreken. Nu het familielid is overleden, merken zij dat met name medewerkers moeilijker een praatje maken met een cliëntenraadslid dat eens op de afdeling komt kijken.
5.4
Invloed op besluitvorming
5.4.1
Houding van de directie
Tijdens het groepsgesprek uiten de deelnemers veel commentaar op directies. Volgens hen zijn directies in eerste instantie vaak niet zo welwillend om naar de cliëntenraden te luisteren. Als de raad dan een belofte weet af te dwingen en er komt een nieuwe directie, dan is met de oude directie ook haar belofte vertrokken en begint het spel weer opnieuw. “Iedere nieuwe manager komt met een nieuw plan van aanpak.” De meeste deelnemers hebben veel last gehad van opeenvolgende directiewisselingen. Zij stellen verder dat leidinggevenden op lager niveau nog slechter op de hoogte zijn van de WMCZ dan het hoger management. Als de directie al bereid is een eis van de cliëntenraad in te willigen, dan ontbreekt het haar volgens een van de deelnemers aan de ‘manageriele capaciteiten’ om veranderingen daadwerkelijk door te voeren. Volgens deze deelnemer kan door dit gebrek aan manageriele capaciteiten de cliëntenraad ook weinig bereiken. Toch komt uit de enquête niet een onverdeeld negatief beeld van directies. In algemene zin geven de raden gemiddeld een 6,6 voor de houding van de directie. De meeste raden vinden zelf de relatie met de directie zeer belangrijk. De gedeeltelijke welwillendheid van directies blijkt uit de informatievoorziening richting cliëntenraad. De helft van de bevraagd raden wordt altijd op de hoogte gesteld van een besluit dat valt onder het verzwaard adviesrecht. Drie raden worden soms op de hoogte gesteld en één raad nooit. Overigens hebben de cliëntenraadsleden begrip voor de beperkingen die de financiën aan directies opleggen. Op een enkele deelnemer na – die vindt dat de instelling door efficiencymaatregelen meer zou kunnen doen – denken zij dat de budgetten van de instelling zeer krap zijn en vinden dat de cliëntenraad daarin ook realistisch moet zijn.
46
5.4.2
Commissie van vertrouwenslieden
Opvallend is dat het de ontevredenheid van cliëntenraden over directies niet leidt tot het inschakelen van een commissie van vertrouwenslieden (CvV). Hoewel een aantal van de deelnemers aan het groepsgesprek zegt niet te hechten aan een goede relatie met de directie, heeft geen van de aanwezigen ooit de stap naar de CvV gezet. De meeste deelnemers zijn wel ontevreden over de directie en voelen zich vaak niet serieus genomen maar stappen toch niet naar de CvV. De redenen die zij noemen om deze stap niet te zetten zijn angst voor de relatie met de directie en de verwachting dat “het toch niet helpt”. Ook uit de enquête blijkt een beperkte bekendheid met de Landelijke Commissie Vertrouwenslieden (LCV), die in deze sector is opgericht. De helft van de raden zegt naar de LCV te kunnen stappen. Dit is overigens vergelijkbaar met het gemiddelde in andere sectoren. De deelnemers aan het groepsgesprek noemen nog andere dwangmiddelen dan de CvV. Een deelnemer denkt dat de cliëntenraad het zorgkantoor zou kunnen inschakelen om de directie tot beleid te dwingen. Het zorgkantoor betaalt immers en wie betaalt, die bepaalt, zo stelt het cliëntenraadslid. Overigens heeft de bewuste cliëntenraad uiteindelijk nog nooit contact gehad met het zorgkantoor. Een andere deelnemer noemt de Inspectie voor de gezondheidszorg als dreigmiddel maar voegt daar zelf aan toe: “(…) daar kun je ook niet veel van verwachten.”
5.4.3
Invloed
Hoewel tien van de veertien raden in de enquête stellen dat zij hun invloed meestal terugzien in het beleid van de instelling, lijken de deelnemers aan het groepsgesprek nogal pessimistisch over hun invloed. Gevraagd naar concrete voorbeelden van zaken die de cliëntenraden bewerkstelligd hebben, komt één voorbeeld naar boven: de directie was van plan de nachtreceptionist af te schaffen maar na tussenkomst van de cliëntenraad is het plan niet doorgegaan. De cliëntenraad is van mening dat de nachtreceptionist van belang is voor de veiligheid van bewoners en dientengevolge onder het verzwaard adviesrecht valt. Los van concrete voorbeelden is het goed mogelijk dat cliëntenraden op een meer diffuse manier invloed uitoefenen, zoals ook in andere sectoren het geval is. Wel blijkt dat de cliëntenraden in ieder geval, ondanks strijdlust, niet daadwerkelijk invloed afdwingen. Zij hebben ingevolge de WMCZ bijvoorbeeld de mogelijkheid om ieder besluit dat valt onder het verzwaard adviesrecht nietig te verklaren als zij vinden dat de directie hen onvoldoende gehoord heeft. Vervolgens kunnen zij – bij uitblijvend resultaat – naar een CvV stappen. Beide mogelijkheden worden in de praktijk niet benut. Zoals eerder genoemd denkt een van de aanwezigen dat de directie soms welwillend staat tegenover de ideeën van de raad, maar zij door een ‘gebrek aan manageriele capaciteiten’ toch niet in staat is deze ideeën te realiseren in de organisatie.Volgens deze redenatie is de invloed van cliëntenraden niet alleen afhankelijk van de bereidheid van de directie, maar ook van haar capaciteiten.
47
5.5
Conclusies verpleging en verzorging
Betrokkenheid · Het beeld van betrokkenheid verschilt tussen enquête en groepsgesprek. Uit de enquête blijkt dat cliëntenraden in redelijke mate, hoewel niet sterk, betrokken worden bij besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. De deelnemers aan het groepsgesprek vinden dat zij veel te weinig bij besluitvorming worden betrokken. Invloed · De cliëntenraden ervaren weinig invloed op het beleid van de instelling. Hoewel de geënquêteerde raden niet onverdeeld negatief zijn over hun invloed op besluitvorming laten de deelnemers aan het groepsgesprek zich kritisch uit over de houding van de directie ten aanzien van de cliëntenraad en kunnen zij bijna geen concrete voorbeelden van invloed noemen. Belemmerende en bevorderende factoren · Ondanks de ontevredenheid van cliëntenraden over hun invloed en over de houding van de directie maken zij geen gebruik van wettelijke dwangmiddelen die horen bij het verzwaard adviesrecht, zoals het nietig verklaren van besluiten of het inschakelen van een CvV. Zij lijken terughoudend te zijn uit angst de relatie met de directie te verstoren. Desondanks vinden de cliëntenraden de WMCZ voldoende ruim opgezet om mee uit de voeten te kunnen. De WMCZ biedt binnen het verzwaard adviesrecht voldoende handvatten voor advisering door lokale en centrale cliëntenraden. · Ook in deze sector worstelen de centrale cliëntenraden met het abstracte beleidsniveau waarop zij in de praktijk kennelijk actief zijn. Doordat zij zich bezighouden met jaarplannen en begrotingen is het moeilijk concrete adviezen over concrete onderwerpen uit te brengen. Zij ervaren problemen bij het destilleren van de voor hen relevante cijfers uit het jaarplan en de begroting. Het is vaak onduidelijk welke besluiten of plannen onder het verzwaard adviesrecht vallen. · Naast het niveau van advisering is ook de breedte van advisering een belemmerende factor. De cliëntenraden vinden dat alle beleid onder kwaliteit van zorg geschaard kan worden en dientengevolge alle beleid onder het verzwaard adviesrecht valt. Deze brede taakopvatting komt de slagkracht van cliëntenraden niet ten goede. · De betrokkenheid en invloed van cliëntenraden wordt verzwakt door directiewisselingen die in deze sector veelvuldig zouden voorkomen. Afspraken die met een directie zijn gemaakt vervallen zodra een nieuwe directie begint, aldus de respondenten. · De problemen rondom de bemensing van cliëntenraden is ook in deze sector een belemmerende factor, maar het accent ligt anders dan in andere sectoren. Nogal wat cliëntenraadsleden worden lid als een van hun ouders wordt opgenomen in de instelling. Als de ouder overlijdt, beëindigt het kind het lidmaatschap van de raad. Hierdoor gaat steeds weer opnieuw de opgedane ervaring verloren.
48
6
Sector lichamelijk gehandicapten
6.1
Inleiding
Voorafgaand aan de invoering van de WMCZ bestaan in de sector lichamelijk gehandicapten reeds verschillende inspraak- en overlegorganen, zoals bewoners- en deelnemersraden of commissies. Deze hebben echter in de meeste gevallen geen formele bevoegdheden zoals deze nu in de WMCZ zijn vastgelegd. De evaluatie van 2000 constateerde dat de bevoegdheden die de directie aan de cliëntenraad toekent lang niet altijd in overeenstemming zijn met de minimumvereisten van de WMCZ. Eveneens bleek uit de evaluatie dat directies wel formeel aan de verplichting voldoen om de cliëntenraden faciliteiten ter beschikking te stellen die zij voor hun functioneren nodig hebben. Niet alle raden vinden de faciliteiten voldoende. Sommige raden wensen een relatief groot (eigen) budget voor scholing en voor reiskosten in verband met onderlinge samenwerking tussen cliëntenraden. De ondersteuning van cliëntenraden in deze sector is arbeidsintensief en kostbaar. De financiering is daarom een probleem en kan ten koste gaan van zorgtaken. De cliëntenraden dringen daarom volgens de evaluatie van 2000 aan op extra financiering. Sommige directies trachten de kosten te drukken door ondersteuning ter beschikking te stellen vanuit het eigen personeel. De professionele ondersteuners benadrukken echter het belang van onafhankelijke ondersteuning en dringen aan op het verplicht stellen van onafhankelijk gefinancierde ondersteuners. Uit de evaluatie van 2000 bleek dat de invloed van cliëntenraden op de inhoud van concrete beleidsbesluiten over het algemeen vrij gering is. De cliëntenraden vinden hun invloed op het denkpatroon bij de beleidsvoorbereiding veel belangrijker: het cliëntenperspectief wordt hier duidelijk ingebracht waardoor beleidsmakers kunnen leren hiermee rekening te houden, zo stelden de raden. De mate van concrete betrokkenheid bij het beleid verschilt per instelling. Wel bleek dat naarmate de inbreng van de cliëntenraad meer gehoor krijgt, de betrokkenheid van cliënten bij concrete beleidskwesties groeit.
6.2
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen Veertien cliëntenraden uit de sector lichamelijk gehandicapten hebben de enquête ingevuld. Van de veertien raden zijn zes raden een centrale raad en acht raden een lokale raad. De raden representeren gemiddeld ongeveer 2600 cliënten. De meeste geënquêteerde cliëntenraden in de sector lichamelijk gehandicapten zijn opgericht rondom de invoering van de WMCZ. Twee derde van de raden is opvolger van een reeds bestaand inspraakorgaan. Bij het groepsgesprek zijn vijf cliënten en één ondersteuner aanwezig. Zij vertegenwoordigen vier centrale raden en één lokale raad. Een van de cliënten is ook actief als trainer medezeggenschap.
49
Leden In tegenstelling tot de cliëntenraden uit andere onderzochte sectoren is het voor de cliëntenraden die vanuit de sector lichamelijk gehandicapten meewerken aan het onderzoek geen enkel probleem om leden te vinden voor de cliëntenraad. In sommige instellingen worden zelfs verkiezingen gehouden, zo stellen enkele deelnemers aan het groepsgesprek. De raden tellen uiteindelijk gemiddeld acht leden, zo blijkt uit de enquête. Verreweg de meeste leden van de raden zijn zelf cliënt. Verder is een aantal leden ex-cliënt van de instelling of vertegenwoordiger van een cliënt, vermoedelijk met name ouders van gehandicapte kinderen. Drie van de veertien raden hebben een onafhankelijke voorzitter. Twee van de cliëntenraadsleden uit het groepsgesprek zijn zo druk bezig met allerlei activiteiten rondom cliëntenraden en medezeggenschap dat zij zichzelf bijna als beroepsvergaderaars zien. Daar hebben zij desgevraagd overigens geen problemen mee. Representativiteit Het gemak waarmee leden te vinden zijn, vertaalt zich volgens de cliëntenraden in een hoge mate van representativiteit van raden voor de achterban. De raden geven een opvallend hoog rapportcijfer voor de mate waarin zij een afspiegeling vormen van de cliënten in de instelling, namelijk 7,9 gemiddeld. Maar liefst drie raden geven zichzelf het cijfer 9. Uit het groepsgesprek komt het beeld op dat medezeggenschap en cliëntenraden onderwerpen zijn die veel aandacht krijgen van de meeste cliënten. De raden noemen verschillende manieren om representativiteit na te streven. Zo is een van de centrale raden bij het groepsgesprek afkomstig van een instelling met 47 verschillende voorzieningen. Deze hebben alle een lokale cliëntenraad of –commissie. Doordat steeds een aantal raden en commissies één lid in de centrale cliëntenraad mogen benoemen, proberen de cliënten ervoor te zorgen dat de centrale raad het gedachtegoed van de lokale raden kan representeren. Verder noemen de cliëntenraadsleden het houden van peilingen onder cliënten als methode om contact te houden met de achterban. Zo’n peiling kan al heel eenvoudig enkele vragen over een specifiek thema zijn. Ondersteuning Ondersteuning is nog meer dan in andere sectoren een belangrijk thema. Veel lichamelijk gehandicapten hebben door hun handicap moeite met praten of kunnen niet schrijven. Bovendien kunnen zij vaak niet zelfstandig reizen. Een ondersteuner of coach is voor deze cliënten onmisbaar. De ondersteuner helpt niet alleen bij praktische zaken maar maakt ook nota’s van de directie begrijpelijk voor de cliënten. De cliënten bij het groepsgesprek vinden het wel een probleem dat de ondersteuner in dienst is van de instelling. Hij kan daarom in een belangenconflict verstrengeld raken. Dit is bij de aanwezige raden echter nog nooit gebeurd. Een van de raden heeft een onafhankelijk ondersteuner. Andere vormen van ondersteuning zijn secretariële ondersteuning, een notulist of financiële ondersteuning. Deze vormen worden alle door ongeveer de helft van de raden genoemd in de enquête.
50
6.3
Betrokkenheid bij besluitvorming
6.3.1
Kennis
De kennis van de WMCZ lijkt in de sector goed. Voor elf van de veertien raden in de enquête is het altijd duidelijk over welke onderwerpen zij verzwaard advies mogen uitbrengen. Ook de deelnemers aan het groepsgesprek zijn goed op de hoogte van de onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht.
6.3.2
Adviseren
De raden in de sector lichamelijk gehandicapten komen redelijk vaak bijeen. In 2003 hadden de geënquêteerde raden gemiddeld 21 bijeenkomsten, tegenover veertien bijeenkomsten gemiddeld in alle sectoren. Het minimum aantal bijeenkomsten was vier, het maximum vijftig. Het grote aantal bijeenkomsten heeft bij de raden niet geleid tot een evenredig groot aantal adviezen. Gemiddeld gaven de raden in 2003 3,3 gevraagde en ongevraagde adviezen, dus ongeveer één advies per vier maanden. De deelnemers aan het groepsgesprek geven een mogelijke verklaring van het kleine aantal adviezen. Volgens hen geven centrale raden, net als in andere sectoren, relatief weinig adviezen over concrete kwesties maar overleggen en onderhandelen zij met de directie over beleidsplannen. Voorbeelden van onderwerpen die de deelnemers als kwesties voor de centrale raad noemen zijn: · wonen (woningen, woonomgeving) · kwaliteit van de dienstverlening aan cliënten · omgekeerde integratie (dat wil zeggen het bouwen van woningen voor niet-gehandicapten op het terrein van een instelling voor gehandicaptenzorg) · benoeming van leden van de centrale raad · beleidsplan ongewenste intimiteiten · fusieplannen · privacyregels binnen de instelling · beleid rondom vervoer van cliënten · rookbeleid van de instelling. Lokale raden houden zich met meer concrete problemen bezig. De respondenten noemen bijvoorbeeld: · eten · begeleiders van de cliënten · hygiëne en schoonmaken · rookbeleid binnen de afdeling. Zowel centrale als lokale raden zeggen zich niet alleen te richten op plannen, maar zich ook bezig te houden met incidenten. Als zich een incident binnen de instelling heeft voorgedaan, zoals een geval van ongewenste intimiteiten of problemen met het eten, dan gaat de raad daarover in gesprek met de directie of het afdelingshoofd.
51
De cliëntenraadsleden benadrukken dat het belangrijk is dat de raad bij plannen reeds in een vroegtijdig stadium kan adviseren.
6.3.3
Andere activiteiten van de cliëntenraden
De cliëntenraden noemen als andere activiteiten dan adviseren ongeveer dezelfde activiteiten als raden in andere sectoren. Veel voorkomende activiteiten zijn overleg met de achterban, overleg met de directie, het maken van een jaarverslag en deelname aan werkgroepen. Een van de cliëntenraadsleden bij het groepsgesprek is op werkreis naar de Verenigde Staten geweest om te kijken hoe medezeggenschap daar in zijn werk gaat. Hij heeft gezien dat de vertegenwoordiging van cliënten daar – de zogenaamde ‘self-advocation’ – veel verder is ontwikkeld dan in Nederland. Cliënten zijn tot op landelijk niveau sterk vertegenwoordigd. Bewoners zijn vaak ook eigenaar van een instelling en hebben daarom meer in te brengen, zo stelt hij.
6.4
Invloed op besluitvorming
6.4.1
Houding van de directie
Hoewel de deelnemers aan het groepsgesprek kritisch zijn over de houding van de directie, lijken cliëntenraden in de sector lichamelijk gehandicapten redelijk tevreden over de directie. Zij geven in de enquête zelfs gemiddeld van alle sectoren het hoogste cijfer voor de houding van de directie: een 7,7. De raden vinden bovendien alle ook zelf de relatie met de directie heel belangrijk. Deze mening wordt grotendeels gedeeld door de deelnemers aan het groepsgesprek die denken dat een goede relatie met de directie de invloed van de cliëntenraad vergroot. Zij stellen dat – afhankelijk van de problematiek en de standpunten van directie en cliëntenraad – soms sprake is van overleg en soms van onderhandeling. De relatief positieve houding van directies blijkt ook uit de mate waarin zij cliëntenraden op de hoogte van besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Twaalf van de veertien raden worden blijkens de enquête altijd schriftelijk op de hoogte gebracht van deze besluiten. Dit is percentueel bijna tweemaal zoveel raden als in de andere sectoren tezamen. Alle raden ondervinden ondanks de goede relatie ook soms problemen met de directie. Een belangrijk knelpunt vinden de respondenten de termijn waarop zij advies moeten geven. Een van de raden heeft in een convenant – een vorm van zelfregulering binnen het kader van de WMCZ – met de directie afgesproken dat de directie minimaal zes weken voor een besluit advies aanvraagt. De directie houdt zich niet altijd aan die afspraak. De cliëntenraadsleden stellen dat zij heel wat tijd nodig hebben om de stukken te verwerken, de mening van de achterban te peilen en uiteindelijk een advies te formuleren. Een van de raden heeft een muismat voor de directie gemaakt waarop de onderwerpen staan die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Zo wordt de directie steeds herinnerd aan het adviesrecht.
52
Een probleem dat breed in de gehandicaptenzorg geldt is volgens de deelnemers aan het groepsgesprek dat directie en medewerkers nog altijd de neiging hebben om voor in plaats van met cliënten te denken. Zij voelen zich nog vaak betutteld. Een voorbeeld is een herinrichting van de kamers van cliënten in een instelling. De cliënten vonden daarbij dat de directie hun vooral de inrichting opdrong in plaats van in een vroeg stadium te vragen welke wensen de cliënten nu eigenlijk zelf hebben. Evenals in enkele andere sectoren (verpleging en verzorging, GGZ) merken de respondenten op dat afdelingshoofden slechter dan de directie op de hoogte zijn van de rechten die de WMCZ aan de cliëntenraad toekent. De cliëntenraden die vertegenwoordigd zijn bij het groepsgesprek lijken zich niet snel in te laten pakken door een directie of afdelingshoofd dat de adviesrechten van de raad schendt. Een van de raden heeft als adagium: “Al is de clustermanager nog zo snel, de cliëntenraad achterhaalt hem wel.” De pro-actieve houding van de cliëntenraden in de sector lichamelijk gehandicapten blijkt ook uit hun omgang met de commissie van vertrouwenslieden.
6.4.2
Commissie van vertrouwenslieden
Van alle sectoren lijken de cliëntenraden in de sector lichamelijk gehandicapten het minst terug te schrikken voor inzet van een ad-hoc, regionale of landelijke commissie van vertrouwenslieden (CvV). Een derde van de raden in de enquête zegt naar de landelijke CvV te kunnen stappen, de helft van de raden naar een niet-landelijke commissie. De cliëntenraadsleden die aan het groepsgesprek deelnemen zijn opvallend strijdlustig. Als de directie hun rechten naar hun mening niet respecteert, dan wordt die op het matje geroepen. Zonodig zetten zij ook, na een waarschuwing, de stap naar de CvV. Eén van de deelnemers is met zijn centrale cliëntenraad verwikkeld in een procedure bij een CvV. De directie is van plan een soort dependance te bouwen waar cliënten van de instelling heen kunnen voor activiteiten. Zij moeten daarvoor echter een drukke weg oversteken. De cliëntenraad vindt dat deze oversteek in de plannen van de directie nog teveel gevaar oplevert. Aangezien veiligheidsbeleid onder het verzwaard adviesrecht valt en raad en directie het niet eens zijn geworden, heeft de cliëntenraad een CvV ingeschakeld. Daarvoor heeft de raad zelfs een advocaat in de arm genomen. Een ander cliëntenraadslid noemt ook een concreet voorbeeld van dreiging met een CvV. De clientenraad moest in de krant lezen dat de directie van plan was te fuseren. Na dreigen met de CvV kon de cliëntenraad als serieuze gesprekspartner meepraten over de fusieplannen. De cliëntenraden hebben ervaren dat inzet van een CvV niet tot een onherstelbare breuk in de relatie tussen raad en directie hoeft te leiden.
53
6.4.3
Invloed
De cliëntenraden in de sector lichamelijk gehandicapten vinden dat zij redelijk invloed hebben op beleid, zo blijkt uit de enquête. Twee van de veertien raden zien hun invloed altijd terug. Tien raden zien hun invloed meestal terug. Twee raden hebben de vraag niet beantwoord. Ook het groepsgesprek levert het beeld op dat de actieve en strijdlustige houding van de cliëntenraden daadwerkelijk tot resultaten leidt. Een concreet voorbeeld van invloed is de eerder genoemde fusie waarover de cliëntenraad mocht meepraten. De raad wist onder andere te bewerkstelligen dat de cliënten van de nieuwe gefuseerde instelling niet hoefden te gaan betalen voor versnaperingen en het doen van de was, zoals aanvankelijk wel de bedoeling was. Een ander voorbeeld van afgedwongen invloed is de cliëntenraad die een advocaat heeft ingeschakeld om het conflict met de directie te kunnen beslechten. Deze raad staat overigens volgens de ondersteuner in het veld bekend als een zeer pro-actieve raad. Een van de andere cliëntenraden heeft het voortouw genomen bij een beleidsplan ongewenste intimiteiten. Het aansporen van de directie om zo’n beleidsplan te ontwikkelen kan ook gezien worden als invloed.
6.5
Conclusies lichamelijk gehandicapten
Betrokkenheid · De cliëntenraden die vanuit de sector lichamelijk gehandicapten aan het onderzoek hebben meegewerkt lijken van alle bevraagde raden het meest betrokken te worden bij besluitvorming. Zij durven een vuist te maken en zijn ook zelf creatief in het bedenken van oplossingen. Invloed · De cliëntenraden uit deze sector blijken dan ook van alle in het onderzoek betrokken raden de meeste invloed te hebben op besluitvorming. Zij stellen zich sterk pro-actief op en zijn niet bang een (ad-hoc) commissie van vertrouwenslieden in te schakelen, desnoods met hulp van een advocaat. Belemmerende en bevorderende factoren · De in dit onderzoek betrokken cliëntenraden lijken er redelijk in geslaagd de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen lokale en centrale raden vorm te geven. Men probeert zoveel mogelijk zaken lokaal op te lossen en pas daarna door te geven aan de centrale raad. De centrale raad houdt zich bezig met plannen die gevolgen hebben voor alle cliënten van de instelling. Ook een aantal van deze plannen op hoog beleidsniveau valt onder het verzwaard adviesrecht. · Zoals in de meeste sectoren zijn de cliëntenraden beter op de hoogte van het verzwaard adviesrecht dan de directies. Voorzover de resultaten van dit onderzoek strekken, lijken de directies wel meer welwillend tegenover de raden te staan dan in andere sectoren, maar dit kan ook veroorzaakt worden door het feit dat de bevraagde cliëntenraden in deze sector zich daadkrachtig opstellen.
54
·
·
Ook voor de cliëntenraden in de sector lichamelijk gehandicapten zijn informatievoorziening en adviesaanvragen vanuit de directie niet vanzelfsprekend. De raden dienen zeer oplettend en pro-actief te zijn. Zij krijgen wel eens informatie nadat een besluit al is genomen. Door daadkrachtig optreden weten zij besluiten dan alsnog terug te draaien. Het verzwaard adviesrecht biedt de cliëntenraden goede formele handvatten om daadkrachtig op te treden. Cliëntenraden in deze sector hebben vanwege hun handicap relatief veel ondersteuning nodig om hun adviestaken naar behoren te kunnen vervullen. Vooralsnog blijkt uit dit onderzoek ondersteuning bij de bevraagde cliëntenraden in voldoende mate aanwezig te zijn en geen belemmerende factor te zijn.
55
56
7
Sector algemene ziekenhuizen
7.1
Inleiding
In deze sector zijn cliëntenraden relatief nieuw. Sinds de jaren tachtig werken patiëntenorganisaties en ziekenhuizen weliswaar op verschillende niveaus samen, maar in 2000 bestond nog een grote weerstand tegen de invoering van cliëntenraden, zo bleek uit de evaluatie van dat jaar. Een groot aantal ziekenhuizen heeft nog helemaal geen raad. De instellingen hanteren vaak de benaming ‘patiëntenadviesraad’ voor raden die een aantal wettelijke bevoegdheden vanuit de WMCZ missen. In 2000 bleken nog veel problemen te bestaan rondom cliëntenraden van ziekenhuizen, als de ziekenhuizen als een cliëntenraad hadden. Een probleem, zo bleek uit de evaluatie van 2000, is de representativiteit van de cliëntenraden. Veel raden komen tot stand na overleg tussen het ziekenhuis en het RPCP. In sommige gevallen wringt echter de betrokkenheid van het RPCP bij de raad met zijn rol als belangenbehartiger op regionaal niveau. Men tracht representativiteit te bereiken door een mix van chronische patiënten, vertegenwoordigers uit patiëntenverenigingen, familie en potentiële patiënten in de cliëntenraad op te nemen. De raden onderhouden contacten met de achterban door middel van folders en infobijeenkomsten. De evaluatie constateerde dat de meeste ziekenhuizen de cliëntenraden (te) laat informeren en dat achteraf vaak onduidelijk is wat voor invloed een advies heeft gehad. Cliëntenraden maken nauwelijks gebruik van het recht om een zwaarwegend advies uit te brengen en maken zij weinig gebruik van het recht op voordracht. Overigens is in april 2004 de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Ziekenhuizen opgericht door het Landelijk Steunpunt Cliëntenraden en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. De ziekenhuizen voelden zich volgens de evaluatie van 200 beperkt door de WMCZ. Zij willen medezeggenschap vormgeven op een wijze die past bij hun organisatie en wijze van profilering, bijvoorbeeld door patiëntenraadplegingen, panels en dergelijke. De cliënten zijn wel blij met het kader dat de wet geeft en zien de WMCZ als een stok achter de deur.
7.2
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen De respons in de sector ziekenhuizen is bij de enquête beter dan bij het groepsgesprek. Negen cliëntenraden hebben de enquête ingevuld, waarvan twee centrale raden en zeven lokale raden. De grootte van de achterban is in deze sector moeilijk te bepalen omdat het eigenlijk het gehele adherentiegebied van het ziekenhuis is. De patiëntenpopulatie van ziekenhuizen is vlottend vanwege het aantal tijdelijke (poli-)patiënten. De geënquêteerde raden zijn opgericht sinds 1995, steeds één of twee per jaar. Twee van de negen geënquêteerde raden kennen een voorloper in de vorm van een inspraak- of overlegorgaan.
57
Bij het groepsgesprek, dat samen met de sector revalidatie is gevoerd, zijn twee cliëntenraadsleden aanwezig. Een van de twee deelnemers is onafhankelijk voorzitter van de centrale cliëntenraad van een ziekenhuis dat in 1999 is gefuseerd. De andere deelnemer is lid van de cliëntenraad van een ziekenhuis dat zich momenteel in een fusieproces bevindt. Verder zijn drie cliëntenraadsleden uit de sector revalidatie aanwezig. Leden Het aantal leden per raad is klein vergeleken met andere sectoren, namelijk gemiddeld zeven. De herkomst van leden varieert sterk. De cliëntenraadsleden zijn patiënten, ex-patiënten, vertegenwoordigers van patiënten en onafhankelijk voorzitters. Overigens zijn de twee deelnemers aan het groepsgesprek beide niet zelf patiënt. Zij zijn uit interesse voor ziekenhuis en medezeggenschap bij het cliëntenraadswerk betrokken geraakt. De deelnemers aan het groepsgesprek vinden niet dat het in de sector extreem veel moeite kost om leden te vinden. Wel zijn patiënten vaak niet in staat cliëntenraadswerk te doen vanwege hun ziekte of aandoening. Chronische patiënten zijn vaak vertegenwoordigd vanuit de categorale patiëntenverenigingen. Representativiteit Evenals in de evaluatie van 2000, lijkt representativiteit van cliëntenraden voor de achterban nog altijd problematisch te zijn in de sector ziekenhuizen. Uit de enquête blijkt bijvoorbeeld dat de raden zichzelf gemiddeld een 5,9 geven voor de mate waarin zij een afspiegeling vormen van de achterban: het laagste gemiddelde van alle sectoren. De (twee) deelnemers aan het groepsgesprek ervaren de representativiteit overigens niet als een probleem. Een van de deelnemers redeneert als volgt: iedereen binnen het adherentiegebied van het ziekenhuis heeft een aanzienlijke kans er ooit terecht te komen. Eigenlijk vertegenwoordigt de cliëntenraad al die mensen die potentieel patiënt van het ziekenhuis zijn. Daarom moet je als clientenraad het algemeen belang zien te vinden. Een manier om het algemeen belang ‘te vinden’ vindt genoemde deelnemer bijvoorbeeld de rapportage van de klachtencommissie van het ziekenhuis. Deze rapportage geeft de cliëntenraad inzicht in zaken die – incidenteel of structureel – misgaan. Helaas heeft de betreffende cliëntenraad in 2004 pas de klachtenrapportage over 2002 gekregen. Ondersteuning Ondanks allerlei inhoudelijke en procedurele tekortkomingen rondom cliëntenraden in deze sector, lijkt de personele en financiële ondersteuning goed geregeld te zijn. Uit het groepsgesprek noch de enquête blijkt ontevredenheid van de raden over de ondersteuning die zij krijgen. Slechts een van de negen raden in de enquête vindt dat hij niet over voldoende materiële middelen kan beschikken om zijn taken uit te kunnen voeren.
58
7.3
Betrokkenheid bij besluitvorming
7.3.1
Kennis
De cliëntenraden in de sector algemene ziekenhuizen lijken goed op de hoogte van de onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Volgens zeven van de negen geënquêteerde raden is het altijd duidelijk waar zij verzwaard advies over mogen uitbrengen. Ook de deelnemers aan het groepsgesprek kennen de onderwerpen en weten wanneer zij naar een commissie van vertrouwenslieden kunnen stappen. Zij zijn echter nogal pessimistisch over het gemiddeld kennisniveau van cliëntenraden. De raden maken gebruik van het LSR voor inwerkprogramma’s en werkboeken met uitleg over de WMCZ en de rechten en plichten van cliëntenraden.
7.3.2
Adviseren
De geënquêteerde raden in deze sector komen gemiddeld eens in de maand bijeen en brengen gemiddeld zeven gevraagde en ongevraagde adviezen uit. Een van de deelnemers aan het groepsgesprek vindt het uitbrengen van adviezen niet de beste methode om invloed uit te oefenen. Hij heeft ervaren dat de directie vaak niet reageert op adviezen of antwoordt dat zij ‘er al mee bezig is’. Hij nodigt liever een directielid uit bij een vergadering van de cliëntenraad. De raad kan dan zaken aan de directie voorleggen en de directie moet meteen reageren. Daarbij is vaak sprake van onderhandelingen. Wat betreft de onderwerpen van advies valt op dat geen van de adviesonderwerpen in de enquête door meer dan een derde van de raden wordt genoemd als onderwerp waarover in 2003 advies is uitgebracht. Dit zou kunnen betekenen dat de raden zich alle tot een enkel onderwerp beperken in hun adviezen. De deelnemers aan het groepsgesprek vinden desondanks dat, los van de procedurele uitwerking, de WMCZ voldoende adviesonderwerpen noemt om als cliëntenraad mee uit de voeten te kunnen. Overigens is ook de sector algemene ziekenhuizen een ‘fusiesector’. Veel ziekenhuizen zijn gefuseerd of zijn aan het fuseren. Daardoor neemt de grootte en complexiteit van ziekenhuisinstellingen toe en daarmee het niveau en de abstractie van het werk van de centrale cliëntenraad, zo stellen de deelnemers aan het groepsgesprek. Door de abstractie is vaak onduidelijk over welke besluiten de centrale cliëntenraad verzwaard advies kan uitbrengen.
7.3.3
Andere activiteiten van de cliëntenraden
De meest in de enquête genoemde activiteit naast het adviseren en overleg met de directie is het maken van een werkplan. De deelnemers aan het groepsgesprek merken op dat zij gebruik maken van een werkboek van het LSR om een werkplan op te stellen. Kennelijk is deze methode wijdverbreid onder cliëntenraden.
59
Een van de deelnemers merkt op dat ‘zijn’ cliëntenraad een symposium heeft georganiseerd om zich meer bekend te maken bij cliënten en medewerkers. Volgens hem kunnen cliëntenraden met wat zoekwerk dergelijke symposia zelfs laten sponsoren door bijvoorbeeld farmaceutische bedrijven. De deelnemers aan het groepsgesprek noemen verder vrijwel geen andere activiteiten.
7.4
Invloed op besluitvorming
7.4.1
Houding van de directie
Met de houding van de directie in deze sector is volgens de respondenten nog veel mis. Het gemiddeld rapportcijfer voor de houding van de directie is een 5,8. Daarnaast geven de raden gemiddeld een 4,6 voor de mate waarin zij bij de besluitvorming betrokken worden. Een van de mogelijke oorzaken van de lage rapportcijfers is dat slechts een van de negen raden altijd tijdig om advies wordt gevraagd als de directie een besluit neemt dat valt onder het verzwaard adviesrecht. Vijf raden stellen soms om advies gevraagd te worden en twee nooit. Ook de deelnemers aan het groepsgesprek zijn niet tevreden over de houding van de directie. Zij stellen dat ook de directie nog al teveel denkt volgens het ‘medisch model’: de directie weet wel wat goed is voor de patiënten dus de cliëntenraad hoeft zich daar niet mee te bemoeien. Een van de deelnemers vertelt dat de directie zich zo weinig aantrekt van de cliëntenraad dat de raad werkt aan een lijst van eisen die hij stelt aan wijze waarop de directie omgaat met de cliëntenraad. De raad heeft gedreigd op te stappen als de directie zich niet houdt aan de eisen. De cliëntenraadsleden vinden dat koepelorganisaties als de NVZ de directies van ziekenhuizen zouden moeten aansporen om positiever te staan tegenover en meer te profiteren van cliëntenraden.
7.4.2
Commissie van vertrouwenslieden
Hoewel de landelijke commissie van vertrouwenslieden (CvV) in de sector ziekenhuizen pas sinds april 2004 in werking is, geeft de WMCZ cliëntenraden de mogelijkheid ad-hoc een CvV in te schakelen. De ontevredenheid van cliëntenraden over de houding van de directie resulteert niet in het inschakelen van een CvV. Hoewel drie van de negen raden weten dat zij naar een landelijke CvV kunnen stappen en nog eens twee raden naar een niet-landelijke commissie, komt uit het groepsgesprek toch het beeld op dat de cliëntenraden niet zo happig zijn om deze stap te zetten. “Als je naar de CvV stapt, dan breekt het lijntje definitief.” De deelnemers zien meer heil in dreigen met opstappen dan in dreigen met de CvV. Overigens vinden zij dat cliëntenraden en patiënten van ziekenhuizen als enige partij in het ziekenhuis geen machtsmiddelen bezitten. Een van hen noemt als voorbeeld het personeel, dat altijd nog kan staken. Hij merkt daarbij op dat wat dat betreft van vraagsturing in ziekenhuizen nog totaal geen sprake is. Vraagsturing impliceert dat patiënten een zeer duidelijk machtsmiddel hebben: zij kunnen ‘klant’ worden van een ander ziekenhuis. Anderzijds is dit een machtsmiddel van de patiën-
60
ten zelf en niet van de cliëntenraad, tenzij deze de patiënten ertoe kan bewegen naar een ander ziekenhuis te gaan. Daarvoor is weer onvoldoende contact tussen de raad en zijn achterban. Een van de deelnemers merkt tenslotte op dat de Consumentenbond door de publicatie van ranglijsten van ziekenhuizen een machtsfactor is geworden die directies ontzag inboezemt. Het is echter niet duidelijk hoe cliëntenraden van deze machtsfactor gebruik zouden kunnen maken.
7.4.3
Invloed
De cliëntenraden in de sector algemene ziekenhuizen lijken nog weinig invloed te hebben op het beleid van de instelling. Weliswaar vinden zeven van de negen geënquêteerde raden dat zij invloed ‘meestal maar niet altijd’ terugzien, maar toch komt uit het groepsgesprek en andere vragen van de enquête een redelijk negatief beeld. De deelnemers aan het groepsgesprek kunnen niet echt concrete voorbeelden van invloed geven. Wel geven zij enkele tips waarmee cliëntenraden hun invloed kunnen vergroten. Zo is het goed om na een advies aan de directie af te spreken wanneer directie en cliëntenraad samen gaan evalueren wat de directie met het advies heeft gedaan en hoe de maatregelen zijn uitgepakt. Verder hechten zij veel waarde aan goed contact met de raad van toezicht, bijvoorbeeld door een van de leden vanuit de cliëntenraad af te vaardigen – een wettelijk recht van cliëntenraden – en door een vaste overlegfrequentie. Daarnaast denken zij dat samenwerking met de ondernemingsraad in voorkomende gevallen veel profijt kan opleveren.
7.5
Conclusies algemene ziekenhuizen
Betrokkenheid · De bevraagde cliëntenraden in deze sector worden weinig betrokken bij de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Invloed · De cliëntenraden hebben door de geringe betrokkenheid weinig invloed op de besluitvorming. In het groepsgesprek kunnen de deelnemers geen concrete voorbeelden noemen. Overigens kan dit ook liggen aan gebrekkige terugkoppeling door de directie van de opvolging van adviezen van de cliëntenraad. Belemmerende en bevorderende factoren · Cliëntenraden ondervinden in de dagelijkse praktijk van hun werkzaamheden veel hinder van directies die niet openstaan voor adviezen van de raad en onvoldoende tijdig advies aanvragen, ook niet als het gaat om onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. · Ondanks de weinig constructieve houding van directies zetten cliëntenraden niet vaak wettelijke middelen in waarover zij kunnen beschikken bij besluitvorming die valt onder het verzwaard adviesrecht, zoals een nietig-verklaring of CvV. Zij zijn niet bereid een zwaar middel als een (ad-hoc) CvV in te schakelen omdat zij denken daarmee de relatie met de directie te verstoren. · De fusievorming in deze sector is een factor die de interpretatie van het verzwaard adviesrecht bemoeilijkt. Centrale cliëntenraad moeten op abstract beleidsniveau adviseren, waarbij vaak onduidelijk is of besluitvorming onder het verzwaard adviesrecht valt.
61
62
8
Sector revalidatie
8.1
Inleiding
Ten tijde van de invoering van de WMCZ bestond in de meeste revalidatiecentra geen enkele vorm van cliënteninspraak of medezeggenschap. De revalidatiecentra kennen een vlottende populatie waardoor de cliëntenraad met continuïteitsproblemen kampt, zo bleek uit de evaluatie van 2000. De centra proberen enige continuïteit binnen de raad te realiseren door cliënten ook een aantal jaren na ontslag nog de mogelijkheid te bieden lid te zijn van de raad. Deze mogelijkheid heeft als nadeel dat de binding van de raad met de achterban kan verminderen. Verder zijn ook vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties lid van de raad. De overgrote meerderheid van de cliëntenraden bestond in 2000 zelfs uit nietcliënten. Het contact van de raden met hun achterban blijkt niet mee te vallen. De cliënten zijn druk met hun revalidatie en verlaten vaak al weer snel de instelling. Sommige directies en hulpverleners vinden het ook geen goed idee dat de aandacht van het revalidatieproces wordt afgeleid en ontmoedigen contacten tussen de cliëntenraad en de achterban. Doordat cliënten alleen tijdens (een gedeelte van) hun revalidatie in het revalidatiecentrum verblijven, zijn zij minder afhankelijk van instelling en hulpverleners. Uit de evaluatie van 2000 bleek dat de raden zich over het algemeen een gelijkwaardig gesprekspartner voelen van de directie. Zij vonden dat zij goed worden geïnformeerd en serieus worden genomen in de besluitvorming. Zij vinden echter nog niet dat zij het beleid mede kunnen bepalen en dat zij een reële mogelijkheid hadden om bepaalde beleidsplannen tegen te houden. De conclusie was in 2000 dat in deze sector cliëntenraden een zekere maar zeer beperkte vorm van invloed op de beleidsvoorbereiding hebben
8.2
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen Elf cliëntenraden in de sector revalidatiecentra hebben de enquête ingevuld, waarvan negen centrale en twee lokale raden. De omvang van de instellingen waarin de bevraagde cliëntenraden actief zijn is ongeveer 2200. De raden zijn opgericht rondom of na invoering van de WMCZ, met uitzondering van twee raden die enkele jaren voor invoering van de WMCZ zijn opgericht. De helft van de raden is opvolger van een reeds eerder bestaand inspraak- of overlegorgaan. Het groepsgesprek met de cliëntenraden uit de sector revalidatie is tezamen met de sector algemene ziekenhuizen gehouden. Bij het groepsgesprek zijn drie cliëntenraadsleden. Twee leden zijn voorzitter van een centrale cliëntenraad. De derde aanwezige is secretaris van een lokale raad. Verder hebben twee vertegenwoordigers vanuit de sector algemene ziekenhuizen aan het groepsgesprek deelgenomen.
63
Leden De geënquêteerde cliëntenraden in deze sector tellen gemiddeld ongeveer acht leden. Het meest voorkomende ‘type raadslid’ is de ex-cliënt die door alle raden genoemd wordt. Verder noemen zes raden ouders van patiënten als leden, zes raden noemen andere vertegenwoordigers van clienten, zoals afgevaardigden vanuit een RPCP en vijf raden noemen cliënten zelf. Drie raden hebben een onafhankelijk voorzitter. Een van de drie deelnemers is als moeder van een cliënt zelf nog direct betrokken bij de instelling. De andere twee deelnemers zijn beide ex-cliënt. De deelnemers signaleren geen problemen met de personele bezetting van hun cliëntenraden. Wel vinden twee van hen dat de kwaliteit van de cliëntenraad nog wel eens te wensen overlaat. Doordat cliëntenraden nog altijd een betrekkelijk nieuw fenomeen zijn in deze sector, hebben zij in lang niet alle gevallen volledig hun eigen plaats bepaald. De deelnemers denken niet dat het aan de capaciteiten van de leden ligt, dat de kwaliteit te wensen overlaat. Representativiteit Dat de representativiteit van cliëntenraden een gevoelig punt is in deze sector blijkt deels uit de enquête. Zes van de elf geënquêteerde raden hebben geen enkele cliënt als lid maar bestaan volledig uit vertegenwoordigers van cliënten of ex-cliënten. De afwezigheid van cliënten in de cliëntenraad hoeft niet problematisch te zijn als de raad voldoende contact onderhoudt met de achterban. In ieder geval plegen alle geënquêteerde raden overleg met hun achterban. De raden geven zichzelf maar liefst een 7,9 voor de mate waarin zij een afspiegeling zijn van de cliënten van de instelling. Ook de deelnemers aan het groepsgesprek zeggen contact met de achterban te onderhouden. Zij doen dit onder andere met behulp van commissies waarin cliënten van de instelling over bepaalde aspecten van zorg overleggen. Een andere manier om feeling te houden met dat wat speelt bij cliënten is informatie over ingediende klachten. Een van de deelnemers aan het groepsgesprek heeft daarom enkele keren per jaar overleg met de klachtencommissie van de instelling. Als klachten structureel voorkomen, dan kan de cliëntenraad zich inspannen om het beleid te verbeteren. Een andere deelnemer aan het gesprek krijgt ook inzage in de ingediende klachten. Volgens haar wordt echter gemiddeld slechts één klacht per jaar ingediend. Daar kan de cliëntenraad dus weinig mee. De cliëntenraad is er nog niet in geslaagd een klachtenprocedure geïmplementeerd te krijgen die het indienen van een klacht toegankelijker maakt. Ondersteuning De materiële ondersteuning van cliëntenraden lijkt in de sector revalidatie afdoende geregeld te zijn. Op één na vinden alle raden in de enquête dat zij over voldoende materiële middelen beschikken om hun taken te kunnen uitvoeren. Tien van de elf raden krijgen financiële ondersteuning, acht raden krijgen secretariële ondersteuning en vier raden hebben de beschikking over een notulist. De deelnemers aan het groepsgesprek hebben geen van alle klachten over de materiële ondersteuning.
64
8.3
Betrokkenheid bij besluitvorming
8.3.1
Kennis
Kennis van de WMCZ is bij de meeste cliëntenraden in voldoende mate aanwezig. Voor negen van de elf geënquêteerde raden is het verder altijd duidelijk als een onderwerp onder het verzwaard adviesrecht valt. Een van de drie deelnemers aan het groepsgesprek is niet op de hoogte van de onderwerpen die onder het verzwaard adviesrecht vallen en heeft een wat afwijkende kijk op wettelijke bevoegdheden en verplichtingen. “Ik heb nooit enig benul van welk adviesrecht ik heb. Ik heb het recht overal te adviseren. Je moet gewoon voor de cliënten blijven staan”, zo stelt zij. De andere aanwezigen vinden het verzwaard adviesrecht juist handig en menen dat dit handvatten biedt aan cliëntenraden.
8.3.2
Adviseren
De cliëntenraden in deze sector komen gemiddeld maandelijks bijeen, zo blijkt uit de enquête. Gemiddeld brengen zij ruim 4 adviezen per jaar uit. Zoals eerder beschreven is een van de deelnemers aan het groepsgesprek van mening dat de raad kan en moet adviseren over alles wat los en vast zit, zolang dit in het belang van de cliënten is. De andere deelnemers maken gebruik van de lijst van onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. De deelnemers vinden dat de gebrekkige informatievoorziening vanuit de directie de advisering bemoeilijkt. Vaak wordt de cliëntenraad in een te laat stadium of zelfs helemaal niet ingelicht over plannen van de directie. Daarom moeten cliëntenraden zoveel mogelijk andere informatiebronnen aanboren, zoals de ondernemingsraad. Het adviseren is volgens de deelnemers een subtiel proces van onderhandelen, trekken, duwen en veel praten. Een van hen heeft ervaring met het werk van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en maakt de vergelijking met het werk van een cliëntenraad: het heeft geen zin om onmiddellijk op je achterste benen te gaan staan en allerlei formele, juridische maatregelen in te zetten. De cliëntenraad kan beter in gesprek gaan en blijven met de directie om zo zijn doelen te verwezenlijken, zo stelt het cliëntenraadslid.
8.3.3
Andere activiteiten van de cliëntenraden
Naast ‘vaste activiteiten’ als overleg met de directie en adviseren noemen de cliëntenraden in de enquête nog een aantal andere activiteiten. Het maken van een jaarverslag, deelname aan werkgroepen en bezoeken van de nieuwjaarsreceptie van de directie worden alle door ongeveer driekwart van de raden genoemd. Een van de deelnemers aan het groepsgesprek vindt het belangrijk dat de cliëntenraad ook af en toe met medewerkers spreekt om te peilen wat bij hen leeft en speelt. Hij heeft echter gemerkt dat de directie er soms moeite mee heeft dat de raad met individuele medewerkers spreekt. Formeel dient de cliëntenraad toestemming aan de directie te vragen om individuele medewerkers te kunnen raadplegen.
65
8.4
Invloed op besluitvorming
8.4.1
Houding van de directie
Het groepsgesprek en de enquête geven een licht verschillend beeld van de houding van de directie tegenover de cliëntenraad. Een positief aspect is dat de cliëntenraden in de enquête een hoog rapportcijfer geven voor de houding van de directie: 7,9. Ook een van de deelnemers aan het groepsgesprek vindt dat de houding van de directie goed is en dat een gebrek aan invloed van de cliëntenraad vooral aan de raad zelf te wijten is. Een andere positieve factor is dat alle geënquêteerde raden vaste afspraken met de directie hebben over de procedure van adviesaanvraag en advisering en dat deze afspraken bij alle raden in overleg met de raad zijn vastgelegd. Tenslotte krijgen tien van de elf raden altijd of meestal tijdig en voldoende informatie om advies te kunnen uitbrengen. Anderzijds worden vier twee van de elf geënquêteerde raden slechts soms door de directie op de hoogte gebracht van besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht en nog eens twee raden zelfs nooit. Een van de deelnemers aan het groepsgesprek is wel tevreden over de wijze waarop – en de mate waarin – de directie advies aanvraagt, maar vindt dat de directie de raad niet informeert over de implementatie van de adviezen. Hierdoor heeft de raad onvoldoende inzicht in de gevolgen van zijn adviezen. De deelnemers delen het standpunt dat de directies bestaan uit gepokte en gemazelde onderhandelaars, waar de cliëntenraadsleden als vrijwilligers soms niet tegenop kunnen.
8.4.2
Commissie van vertrouwenslieden
Hoewel negen van de elf geënquêteerde cliëntenraden naar de Landelijke Vertrouwenscommissie Cliëntenraden Revalidatie (LVCR) kan stappen, blijkt uit het groepsgesprek dat de bereidheid om die stap te zetten gering is. Een van de drie deelnemers zou zelfs eerder opstappen dan de LVCR inschakelen. Hij vindt dat de directie het belang van medezeggenschap moet inzien en dit inzicht kan niet via een vertrouwenscommissie worden afgedwongen. Ook in deze sector lijken cliëntenraden bang te zijn de relatie met de directie teveel en onherstelbaar te verstoren als zij een vertrouwenscommissie inschakelen.
8.4.3
Invloed
De invloed van cliëntenraden in de sector revalidatie is, evenals in de meeste andere sectoren, moeilijk te concretiseren. De enquête levert redelijk positieve cijfers op: tien van de elf raden zien hun invloed meestal terug in het beleid en één raad zelfs altijd en de cliëntenraden geven gemiddeld een 7,4 voor de mate waarin zij betrokken worden bij besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Tijdens het groepsgesprek blijken de deelnemers écht concrete voorbeelden vrijwel niet te kunnen noemen. Mogelijk wordt dit mede veroorzaakt door gebrekkige rapportage door de directie over implementatie van adviezen van de cliëntenraad. Met andere woorden, de cliëntenraden kunnen bijna niet weten of zij invloed hebben of niet.
66
8.5
Conclusies revalidatie
Betrokkenheid · De formele aspecten van betrokkenheid zoals die volgen uit de WMCZ lijken in deze sector relatief goed op orde. De raden krijgen volgens de resultaten van de enquête materiële ondersteuning, directies vragen advies aan en leveren meestal voldoende en tijdig informatie. De houding van directies wordt op meerdere aspecten positief beoordeeld, ook in vergelijking met andere sectoren. Invloed · Hoewel grotendeels voldaan wordt aan de formele eisen en de houding van directies als positief wordt beoordeeld, bestaat nog altijd onvoldoende goodwill om cliënten werkelijk medezeggenschap te geven en lijken directies ook nog niet te zien dat zij profijt kunnen hebben van die medezeggenschap. De daadwerkelijke invloed van cliëntenraden op besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht lijkt nog beperkt. Belemmerende en bevorderende factoren · De representativiteit laat als ‘formeel aspect’, volgend uit de WMCZ, nog enigszins te wensen over. In sommige cliëntenraden heeft geen enkele cliënt zitting en dienen anderen daarom de wensen en belangen van de cliënten te behartigen. Belangrijke kanttekening is wel dat in alle raden ex-cliënten zitten en zij mogen worden geacht op de hoogte te zijn van de belangen van cliënten. Mogelijk is het voor cliënten die zich middenin een revalidatieproces bevinden niet mogelijk ook nog eens cliëntenraadswerk te doen. Bovendien komt de continuïteit van de clientenraad in gevaar als cliëntenraadsleden allemaal stoppen met het werk zodra zij uit de instelling ontslagen worden. · De cliëntenraden lijken niet bereid bij conflicten over onderwerpen die onder het verzwaard adviesrecht vallen de Landelijke Vertrouwenscommissie Cliëntenraden Revalidatie (LVCR) of een ad-hoc CvV in te schakelen. De LVCR bestaat ongeveer een jaar maar is bij de respondenten goed bekend. De raden streven vooral een onderhandelingsrelatie met de directie na, waarin de CvV volgens hen een te zeer verstorende rol zou spelen. · Om de invloed van cliëntenraden te weten en te vergroten zouden directies de raden beter op de hoogte moeten houden van de implementatie van adviezen. Nu hebben de raden weinig inzicht in de gevolgen van hun adviezen en kunnen daarom vrijwel geen concrete voorbeelden geven van besluiten waarop zij invloed hebben gehad.
67
68
9
Sector verstandelijk gehandicapten
9.1
Inleiding
Voor de invoering van de WMCZ bestonden in deze sector tal van inspraak- en overlegorganen (ouder- familie- bewoners en deelnemersraden). Deze hadden echter zelden of nooit formele bevoegdheden, vergelijkbaar met de WMCZ. Met de komst van de WMCZ ontstond discussie: kunnen verstandelijk gehandicapten deze vorm van medezeggenschap wel aan? Zijn verstandelijk gehandicapten zelf in staat tot medezeggenschap, of moet men dit aan vertegenwoordigers (ouders, familie) overlaten? Gaat de medezeggenschap van de cliënten zelf niet ten koste van de invloed van ouders op het instellingsbeleid? Met andere woorden: gaat de WMCZ niet ten koste van ouderparticipatie? In de evaluatie van 2000 noemden ondersteuners het probleem dat de cliënten wel in staat zijn op te komen voor hun eigen belang maar dat het opkomen voor het collectief belang voor hen moeilijk is. Collectieve belangenbehartiging vereist een zeker abstractievermogen, wat voor mensen met een verstandelijke handicap moeilijk is. Een oplossing voor dit probleem zou de inzet zijn van een ondersteuner of coach die de cliëntenraadsleden kan helpen met de vertaling van abstract naar concreet niveau. De onderzoekers merkten op dat een ondersteuner onmisbaar is in deze sector, maar wel forse investeringen vergt. Naast ondersteuners bestaan allerlei handreikingen, brochures en andere materialen over medezeggenschap en cliëntenraden, speciaal gericht op verstandelijk gehandicapten (eenvoudig taalgebruik, pictogrammen, agenda’s). Uit de evaluatie van 2000 bleek dat de grootste verworvenheid van de WMCZ is dat directies hebben geleerd te luisteren naar de cliënten en hun vertegenwoordigers. Cliënten hebben meer inbreng – hoewel geen echte medezeggenschap – gekregen met name op de kwaliteit van het leven van alledag: de concrete dagelijkse dingen die voor de cliënt van belang zijn. De inbreng bij meer abstractere beleidskwesties is gering. De conclusie van de evaluatie luidt dat de invloed op concrete beleidsbesluiten over het algemeen vrij gering is. Veel belangrijker is dat cliëntenraden invloed hebben op het denkpatroon bij de beleidsvoorbereiding. De betrokkenheid van cliënten bij concrete beleidskwesties is door de WMCZ sterk vergroot.
9.2
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen Veertien cliëntenraden in de sector verstandelijk gehandicapten hebben de vragenlijst ingevuld. Van de veertien raden zijn vijf raden een centrale raad en negen raden een lokale raad. De instellingen waarin de cliëntenraden in de sector verstandelijk gehandicapten werkzaam zijn, zijn met gemiddeld ongeveer 1400 cliënten kleiner dan gemiddeld.
69
De ‘oudste’ twee responderende cliëntenraden zijn opgericht in 1996. De meeste raden zijn opgericht rondom de invoering van de WMCZ. Enkele raden zijn later opgericht (drie in 2001 en één in 2003). De meeste (acht) cliëntenraden zijn opvolger van een eerder bestaand inspraakorgaan. Drie raden hebben geen voorganger. Drie respondenten weten niet of voor oprichting van de cliëntenraad reeds een inspraakorgaan bestond. De respons voor het groepsgesprek in deze sector is redelijk qua aantal deelnemers maar beperkt qua aantal vertegenwoordigde raden. Vier verstandelijk gehandicapten hebben deelgenomen aan het groepsgesprek. Zij zijn alle lid van raden op meerdere niveaus en vertegenwoordigen de centrale raad, twee regioraden en twee lokale raden, alle van dezelfde (grote) instelling. De vierde cliënt is voorzitter van een lokale raad van een andere instelling. Verder zijn aanwezig de ondersteuner van de centrale raad en de zus van een van de cliëntenraadsleden. Als het groepsgesprek al bijna afgelopen is, schuift nog een cliëntenraadslid aan dat afkomstig is uit de sector lichamelijk gehandicapten. Omdat zijn instelling is gefuseerd met een instelling voor verstandelijk gehandicapten moet een cliëntenraad samengesteld worden met zowel verstandelijk als lichamelijk gehandicapten. Leden Het aantal leden is met gemiddeld acht gelijk aan het gemiddelde over alle sectoren, zo blijkt uit de enquête. Alle raden hebben cliënten als leden van de raad. Verder noemt een aantal raden ouders van cliënten (vijf maal), vertegenwoordigers van cliënten (vier maal) en in één raad zit een ex-cliënt. Drie van de veertien raden hebben een onafhankelijk voorzitter. De deelnemers aan het groepsgesprek ervaren geen problemen met de werving van cliëntenraadsleden. Zij benadrukken wel dat het juist in hun sector belangrijk is dat mensen lang in de raad blijven, omdat het door de verstandelijke beperking veel tijd vergt voordat een nieuw lid goed kan ‘meedraaien’. De centrale raad heeft als oplossing dat zij kandidaat-leden als stagiair laten meedoen met de cliëntenraad. Zo kunnen zij wennen aan het werk en leren zij bijvoorbeeld “wat tussen vier muren moet blijven”, zoals een van de deelnemers het verwoordt. De leden van de centrale raad hebben allemaal een map waarin precies wordt uitgelegd wat de rechten en plichten van de cliëntenraad zijn. Uit het groepsgesprek blijkt dat het lidmaatschap van een cliëntenraad op de leden een ‘empowerment-effect’ kan hebben. Een van de deelnemers heeft veel geleerd van het raadswerk en kan nu andere cliënten uitleggen bij wie zij met vragen en opmerkingen terecht kunnen en hoe zij zo’n gesprek moeten aangaan. Representativiteit De cliëntenraden geven zichzelf in de enquête gemiddeld ongeveer een zeven voor de mate waarin zij representatief zijn voor de achterban. Het feit dat cliëntenraden geen moeite hebben nieuwe leden te vinden doet verder vermoeden dat de representativiteit niet problematisch is. De deelnemers aan het groepsgesprek merken wel op dat een gedeelte van hun achterban, zoals zwaar verstandelijk gehandicapten of cliënten met een verstandelijke en lichamelijke handicap, niet in staat is lid te zijn van een cliëntenraad.
70
De raden lijken op alle niveaus (centraal, regionaal en lokaal) veel moeite te doen om contact te leggen met de achterban en te horen wat de wensen van cliënten zijn. Zo gaat de centrale raad op werkbezoek naar onderdelen van de instelling waar een probleem bestaat om daar met de clienten over te praten. Ondersteuning De materiële ondersteuning lijkt in deze sector goed geregeld. Op één na vinden alle geënquêteerde raden dat zij over voldoende materiële middelen beschikken om hun taken te kunnen uitvoeren. Bovendien beschikken zes van de veertien raden over secretariële ondersteuning en vier raden over een notulist. Een zeer belangrijke vorm van ondersteuning in deze sector is de coach of ondersteuner. De coach helpt de cliëntenraad bij het verwerken van adviesaanvragen en beleidsstukken, bij het vergaderen, bij het formuleren van adviezen en bij alle andere voorkomende werkzaamheden. Tien van de veertien raden in de enquête beschikken over een coach. De achtergrond van de coach varieert. Centrale raden beschikken vaak over een coach die speciaal in dienst van de instelling is om cliëntenparticipatie vorm te geven. Op lokaal niveau is de ondersteuner vaak een van de personeelsleden, bij voorkeur van een andere woongroep. De ondersteuner kan ook een familielid of andere vertegenwoordiger zijn. De coach die bij het groepsgesprek aanwezig is, is in dienst van de instelling en heeft naast de ondersteuning van de centrale raad de algehele cliëntenparticipatie binnen de instelling in haar portefeuille. Zij merkt op dat coaches een cruciale rol spelen. De cliëntenraden in deze sector kunnen niet functioneren zonder coach. De raden zijn wel zeer ontvankelijk voor wat de coach zegt. De coach kan de cliëntenraad een bepaalde kant op sturen. Aangezien de coach in dienst is van de instelling kan dit ertoe leiden dat de cliëntenraad teveel gestuurd wordt. Een van de cliënten zelf stelt daarop: “Een coach mag alleen niet beslissen. Wíj, als cliënten, beslissen.” De centrale raad wordt niet alleen geholpen door de coach maar kan ook een ‘vertaler’ inschakelen die moeilijke teksten vertaalt naar een vorm die begrijpelijk is voor de cliëntenraad.
9.3
Betrokkenheid bij besluitvorming
9.3.1
Kennis
De meeste deelnemers aan het groepsgesprek weten wat verzwaard adviesrecht is en welke onderwerpen daaronder vallen. Zij maken echter niet specifiek gebruik van de rechten die cliëntenraden hebben bij besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht, zoals de nietig-verklaring of de commissie van vertrouwenslieden. De raden lijken goed op de hoogte van de rechten en plichten die zij in het algemeen hebben. Uit de enquête blijkt dat het verzwaard adviesrecht in het algemeen niet zo bekend is in de sector. Voor zes van de veertien raden is altijd duidelijk over welke onderwerpen zij verzwaard advies mogen uitbrengen. Voor nog eens zes raden is dit niet altijd duidelijk en twee raden hebben de vraag niet beantwoord.
71
9.3.2
Adviseren
Gemiddeld komen de raden in de sector verstandelijk gehandicapten ongeveer vijftien keer per jaar bijeen. Dit aantal varieert wel sterk tussen de geënquêteerde raden: van zes tot dertig. In 2003 brachten de raden gemiddeld 3,5 adviezen uit. Van de cliëntenraden die bij het groepsgesprek aanwezig zijn, lijkt met name de centrale raad volgens het adviesmodel te werk te gaan, dat wil zeggen dat de raad gevraagd of ongevraagd een schriftelijk advies opstelt en naar de directie stuurt en er vervolgens over in gesprek gaat. Tijdens het groepsgesprek passeert een groot aantal adviesonderwerpen de revue. De cliëntenraad heeft bijvoorbeeld adviezen opgesteld over de lunchvergoeding en vervoer. De raad vond dat cliënten die werken hun eigen brood kunnen meenemen, zoals ‘normale’ werknemers dat ook doen. Daarop is de lunchvergoeding afgeschaft. Een ander voorbeeld is het vervoer van cliënten. De cliëntenraad heeft ervoor gepleit dat cliënten niet meer met busjes overal heen worden gebracht, maar dat de cliënten die dat kunnen een cursus krijgen om te leren hoe zij met het openbaar vervoer moeten reizen. Daardoor kunnen zij zelfstandig reizen en zijn zij niet afhankelijk van de busjes van de instelling. Een derde voorbeeld is de vermaatschappelijking van de verstandelijk gehandicaptenzorg waardoor zoveel mogelijk gehandicapten in de maatschappij gaan wonen. De cliëntenraad heeft de directie geadviseerd goed te kijken naar de capaciteiten van de cliënten en hun ook de mogelijkheid te bieden op het instellingsterrein te blijven wonen indien zij dat willen. Het laatste voorbeeld is de veiligheidssituatie bij een onderdeel van de instelling. De cliënten vonden de situatie te gevaarlijk en de cliëntenraad heeft daarom na overleg met de cliënten en een politieagent een plan ingediend bij de directie. Het plan is uitgevoerd waardoor het terrein verkeersvrij en weer veilig is. De centrale raad moet de adviesonderwerpen goed afstemmen met de lokale en regionale raden. De leden vinden dat problemen op een zo laag mogelijk niveau in de organisatie moeten worden opgelost. Pas als het niet lukt kan het doorgeschoven worden naar een raad op hoger niveau. Bij het adviseren heeft de centrale raad niet alleen te maken met de directie, maar ook met de zogenaamde vertegenwoordigersraad. Deze raad bestaat uit vertegenwoordigers van cliënten zoals ouders of andere familie. Doorgaans probeert de cliëntenraad op één lijn te komen met de vertegenwoordigersraad. Zij dienen dan gezamenlijk een advies in. Als een onderwerp te moeilijk is voor de cliëntenraad, dan laat de raad het over aan de vertegenwoordigers. De zus van een van de cliënten heeft zelf ervaring met een familieraad – vergelijkbaar met een vertegenwoordigersraad. Zij merkt op dat de familieraad een precair onderwerp is. Aan de ene kant moeten de cliënten zoveel mogelijk zelf doen en zelf inbrengen, aan de andere kant is de familie emotioneel betrokken en zijn de cliënten gemakkelijk door de directie te beïnvloeden. Veel familieleden kunnen moeilijk hun eigen belang scheiden van dat van de cliënten. De coach van de centrale raad merkt overigens op dat de adviesfunctie van de centrale raad binnen de instelling het beste is geregeld. De regionale en lokale raden komen nog minder goed uit de verf. Volgens de coach wordt dit met name veroorzaakt doordat het middenmanagement vindt dat het geen tijd heeft voor overleg met cliëntenraden. Om alle cliëntenraden van de instelling een steuntje in de rug te geven, is voor hen een congres georganiseerd toen de instelling fuseerde.
72
Bij de lokale raad van de andere instelling lijkt de adviesfunctie ook minder goed uit de verf te komen. De voorzitter van de raad vertelt dat de raad vergadert met de locatiemanager. Deze maakt wel tijd vrij voor de vergaderingen. De lokale raden praten vooral over de zaken waar de cliënten concreet mee te maken hebben in het dagelijks leven.
9.3.3
Andere activiteiten van de cliëntenraden
Met name de centrale raad die bij het groepsgesprek vertegenwoordigd is, onderneemt een breed scala van activiteiten naast adviseren en overleg met de directie. Zo legt de raad werkbezoeken af om te kijken hoe de zaken eraan toegaan binnen de instelling en om te praten met de cliënten. De raad is ook eens meegegaan naar een beurs om te bekijken welke mogelijkheden bestaan om de woonomgeving van verstandelijk gehandicapten te verbeteren, zoals knuffelmuren en speciale baden. De raad laat zich ook wel informeren door de directie zonder meteen advies in te dienen. Zo heeft de raad eens naar aanleiding van een nieuwsbericht over het gebruik van de Zweedse band (een band om cliënten mee vast te binden) aan de directie gevraagd wat binnen de instelling het beleid was ten aanzien van het gebruik van dit fixatiemiddel. Omdat het antwoord naar tevredenheid was, heeft de raad geen nader advies ingediend. Tenslotte noemen de cliëntenraden in de enquête nog enkele andere activiteiten, zoals het medevoeren van sollicitatiegesprekken en overleg met cliëntenraden van andere instellingen.
9.4
Invloed op besluitvorming
9.4.1
Houding van de directie
De directies in de sector verstandelijk gehandicapten lijken de raden redelijk goed te informeren over besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Tien van de veertien raden zeggen altijd over dergelijke besluiten geïnformeerd te worden. Eén raad wordt soms geïnformeerd. Twee raden worden nooit geïnformeerd. Eén respondent wist de vraag niet te beantwoorden. De raden hechten veel belang aan de relatie met de directie. Dertien van de veertien raden vinden deze relatie heel belangrijk. Eén raad vindt haar ‘niet belangrijk, niet onbelangrijk’. De raden zijn daarnaast tevreden over de houding van de directie jegens de cliëntenraad. Het gemiddelde rapportcijfer is een zeven. Dit cijfer varieert echter sterk, namelijk van een één tot ene tien. De raden beschikken daarentegen niet altijd tijdig over voldoende informatie om hun taken te kunnen uitoefenen. De meeste raden (tien) krijgen meestal wel maar niet altijd tijdig en voldoende informatie. Twee raden krijgen wel altijd en voldoende informatie. Twee raden konden de vraag niet beantwoorden. De centrale raad bij het groepsgesprek is tevreden over de houding van de directie en voelt zich serieus genomen. De leden klagen wel dat de raad soms lang op antwoord van de directie moet wachten, soms tot wel vier maanden. De lokale en regionale raden hebben meer te maken met
73
respectievelijk afdelingshoofden en middenmanagement. Zij zijn niet onverdeeld tevreden over de mate waarin zij serieus worden genomen. Een belangrijk punt vinden de deelnemers wel dat verstandelijk gehandicapten niet zo in staat zijn naar de directie te stappen als deze de cliëntenraad niet serieus neemt.
9.4.2
Commissie van vertrouwenslieden
De commissie van vertrouwenslieden (CvV) lijkt vrijwel geen rol te spelen in deze sector. Een landelijke commissie bestaat niet in de sector. Bijna de helft van de raden kan een niet-landelijke CvV inschakelen. Desondanks blijkt uit de groepsgesprekken dat het inschakelen van een CvV (te) veel vergt van mensen met een verstandelijke handicap. De centrale raad is wel eens in schriftelijk in beroep gegaan tegen een besluit van de directie over de ondersteuningsplannen van cliënten. De raad heeft daarna overlegd met de directie en zij zijn op één lijn gekomen. Geen van de raden heeft ooit een CvV ingeschakeld.
9.4.3
Invloed
De geënquêteerde raden zien meestal hun invloed terug in het beleid van de instelling. Slechts één raad ziet haar invloed altijd terug. Verreweg de meeste raden (elf) zien hun invloed meestal terug. Eén raad ziet haar invloed nooit terug en één raad tenslotte heeft de vraag niet ingevuld. De redelijke mate van invloed komt terug in het rapportcijfer voor de mate waarin de directie de cliëntenraad betrekt bij de besluitvorming: het rapportcijfer is gemiddeld 6,5. In het groepsgesprek blijken alleen de leden van de centrale raad enkele concrete voorbeelden van invloed te kunnen noemen. Deze voorbeelden zijn reeds eerder in het hoofdstuk aan de orde geweest, zoals het plan voor de verkeersveiligheid, de lunchvergoeding en het reizen met openbaar vervoer. De voorbeelden laten zien hoe een cliëntenraad de directie vanuit cliëntenperspectief kan adviseren. Wensen van de cliëntenraad hoeven niet altijd strijdig te zijn met de belangen van de instelling. Concrete voorbeelden van invloed van de lokale raden zijn niet uit het groepsgesprek gekomen. Van deze raden is niet zo duidelijk of en hoe zij invloed uitoefenen op beleid.
9.5
Conclusies verstandelijk gehandicapten
Betrokkenheid · De centrale raad die vertegenwoordigd was in het groepsgesprek lijkt sterk betrokken te worden bij besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. De betrokkenheid van de andere (lokale en regio-) raden is minder goed te bepalen. Invloed · De genoemde centrale raad slaagt erin vanuit cliëntenperspectief invloed uit te oefenen, maar van de overige bevraagde raden is de invloed onduidelijk.
74
Belemmerende en bevorderende factoren · Uit het groepsgesprek kan geconcludeerd worden dat mensen met een verstandelijke handicap ondanks hun beperking prima in staat kunnen zijn mee te praten met de directie. Zij kunnen heel goed vanuit hun perspectief als cliënt adviezen geven aan de directie. Zij weten ook welke onderwerpen onder verzwaard adviesrecht vallen. Met name de centrale raad uit het groepsgesprek kan als voorbeeld dienen voor cliëntenraden in deze sector. · Ondanks dat de cliëntenraadsleden weten wat verzwaard adviesrecht betekent, maken zij geen gebruik van een vertrouwenscommissie als de directie niet wil luisteren. Een belemmerende factor in dit verband is het ontbreken van een landelijke commissie in deze sector waardoor een cliëntenraad een ad-hoc vertrouwenscommissie zou moeten instellen. Zo’n stap is wellicht te groot voor de cliëntenraad. · Een belangrijke bevorderende factor in deze sector is de beschikbaarheid van een goede coach die in staat is zich onafhankelijk van de instelling op te stellen. Met de hulp van een goede coach kunnen mensen met een verstandelijke handicap volwaardig functioneren in een cliëntenraad en heel goed (verzwaard) advies geven. · Naast een goede coach is voor cliëntenraden in deze sector goede, eenvoudige maar duidelijke informatievoorziening door de directie van extra groot belang. Een bevorderende factor voor cliëntenraden is de beschikbaarheid van een vertaler die stukken kan verduidelijken, zodat de cliëntenraad kan bepalen wat belangrijk is voor de cliënten. Als de stukken duidelijk zijn, weet de cliëntenraad of hij verzwaard advies kan uitbrengen. · Omdat de centrale raad die aan het groepsgesprek meedeed als goed voorbeeld kan dienen voor cliëntenraden in deze sector, geven we een korte beschrijving van sterke kanten van de raad. Er zitten alleen cliënten in de raad. De ouders en familie zitten in een vertegenwoordigersraad. Hoewel de cliëntenraad en de vertegenwoordigersraad vaak samenwerken, kan alleen de cliëntenraad verzwaard advies uitbrengen. De raad is zeer actief en probeert op allerlei manieren contact te houden met cliënten van de instelling en te kijken hoe problemen opgelost kunnen worden, bijvoorbeeld door op werkbezoek te gaan of deskundigen om advies te vragen. Een ander sterk punt is dat nieuwe raadsleden eerst stage lopen bij de cliëntenraad om te leren hoe het werkt. Pas daarna worden zij echt lid. Het is belangrijk dat cliëntenraadsleden vervolgens lange tijd lid blijven van de raad, zodat hun ervaring niet verloren gaat. De cliëntenraadsleden vinden dat hun coach hen goed helpt bij vergaderingen en bij het formuleren van (verzwaarde) adviezen.
75
76
10
Sector thuiszorg
10.1
Inleiding
In tegenstelling tot sommige andere sectoren kent de sector thuiszorg geen lange medezeggenschapstraditie. Sinds de invoering van de WMCZ laat de sector echter een snelle toename van het aantal cliëntenraden zien. Uit de evaluatie van 2000 bleek dat het verloop onder de raadsleden groot is waardoor de representativiteit voor de achterban problematisch is. Ook is het in deze sector moeilijk regelmatig contact met de achterban te onderhouden. De meest gehoorde klacht in deze sector was het gebrek aan tijdige informatie. Wat betreft adviesrecht bleek met name advies uit te worden gebracht over fusieplannen, de begroting en jaarrekening, het kwaliteitsbeleid en de klachtenregeling. Er werd – in tegenstelling tot in sommige andere sectoren – intensief gebruik gemaakt van de mogelijkheden om ongevraagd advies uit te brengen op een zeer breed terrein. De vraag of een advies wordt opgevolgd bleek echter voor veel raden niet altijd duidelijk. De LCV werd weinig ingeschakeld. Ook in deze sector hebben grootschalige fusies invloed gehad op de cliëntenraden. Een van de gevolgen was dat door het ontstaan van centrale raden de onderwerpen die de directe leefwereld van de cliënten raken, ondergesneeuwd raakten. Dit deed de belangstelling voor de raden afnemen.
10.2
Beschrijving cliëntenraden
Algemeen Dertien cliëntenraden die actief zijn in de sector thuiszorg hebben de enquête ingevuld. De meeste raden (negen) zijn een lokale raad. Drie raden zijn een lokale raad en van één raad is het niet duidelijk. De instellingen in de thuiszorg hebben vergeleken met andere sectoren veruit de meeste cliënten, namelijk gemiddeld bijna 8000 tegenover ongeveer 2000 gemiddeld over alle sectoren tezamen. De cliëntenraden zijn relatief ‘jong’. Geen van de cliëntenraden is eerder dan in 1996 opgericht. Tien van de dertien raden zijn tussen 1996 en 2000 opgericht. Drie raden zijn pas in 2003 opgericht. Ongeveer de helft van de raden is de opvolger van een eerder bestaand inspraakorgaan. Bij de andere helft van de raden bestond zo’n voorganger niet. Aan het groepsgesprek in de sector thuiszorg hebben negen deelnemers meegedaan die in totaal zes cliëntenraden vertegenwoordigden. Van de zes raden zijn twee raden een lokale en vier raden een centrale raad.
77
Leden Het gemiddeld aantal leden van cliëntenraden in deze sector verschilt met tien niet sterk van het gemiddelde over alle sectoren (acht), zo blijkt uit de enquête. Vrijwel alle raden hebben cliënten zelf als leden. Verder komen als leden regelmatig voor vertegenwoordigers van cliënten en onafhankelijke voorzitters. De meeste deelnemers aan het groepsgesprek zijn zelf geen cliënt. Zij zeggen geen van alle problemen te ervaren met het vinden van leden van de cliëntenraad. De meeste deelnemers stellen zelfs dat er weinig verloop is binnen hun raad waardoor de continuïteit gewaarborgd is. Representativiteit Het feit dat vrijwel alle geënquêteerde cliëntenraden cliënten zelf als lid hebben geeft een positieve indicatie voor de representativiteit voor de achterban. De deelnemers aan het groepsgesprek stellen dat representativiteit voor de achterban in het algemeen niet zo problematisch is maar dat met specifieke groepen cliënten soms moeilijk contact te leggen is. Voorbeelden zijn volgens henzelf kinderen van nul tot vier jaar en cliënten die thuis verpleegd worden. Vanwege de Wet bescherming persoonsgegevens kunnen cliëntenraden niet beschikken over adressen van cliënten. Dit maakt het – vanzelfsprekend – juist in de thuiszorg moeilijk om contact te leggen met de achterban. Desondanks noemen de deelnemers een aantal methoden om de mening van cliënten te peilen. Een van de cliëntenraden bij het groepsgesprek zet de lokale TV-omroep in. Deze raad hoort bij een grote regionale instelling voor thuiszorg en verpleging en verzorging. Met behulp van de lokale omroep probeert de cliëntenraad zichzelf bekend te maken bij de cliënten van de thuiszorg die niet op een andere manier bereikt kunnen worden. Andere methoden voor contact met de achterban zijn het organiseren van klantenpanels of – peilingen en samenwerking met de RPCP’s. Tenslotte denkt een van de deelnemers dat de representativiteit van de centrale cliëntenraad sterk toeneemt door deze te bemensen met leden van de lokale raden. De cliëntenraden vinden zichzelf gemiddeld een redelijke afspiegeling van de cliënten van de instelling, zo blijkt uit de enquête. Het gemiddelde rapportcijfer is 6,6. Ondersteuning Alle geënquêteerde cliëntenraden krijgen ondersteuning. Vrijwel alle raden krijgen ondersteuning in de vorm van een notulist en financiële middelen (beide door twaalf van de dertien raden genoemd). Een groot deel van de raden (tien) krijgt secretariële ondersteuning. Zoals in de meeste sectoren wordt de secretaris ook bij cliëntenraden in de thuiszorg maar bij een deel van de raden betaald door de instelling, namelijk bij zes van de dertien raden. De secretarissen van de overige zeven raden worden niet betaald door de instelling. Materiële middelen staan de cliëntenraden in voldoende mate tot hun beschikking. Twaalf van de dertien raden vinden dat zij over voldoende materiële middelen beschikken. Ook de deelnemers aan het groepsgesprek hebben geen klachten over de materiële ondersteuning. De beschikbaarheid van informatie is minder goed maar nog steeds in voldoende mate gewaarborgd, zo blijkt uit de enquête. Elf van de dertien raden krijgt ‘meestal wel, maar niet altijd’ tijdig
78
en voldoende informatie aangeleverd om een goed onderbouwd advies te kunnen uitbrengen. Eén raad krijgt altijd tijdig en voldoende informatie. Eén raad tenslotte krijgt nooit tijdig en voldoende informatie. De deelnemers aan het groepsgesprek zijn niet allemaal tevreden over de informatievoorziening vanuit de directie. Enkelen vinden dat de raad te weinig informatie aangeleverd krijgt. Opvallend genoeg vindt ook een deelnemer dat de raad teveel informatie krijgt. De cliëntenraad ziet door de bomen het bos niet meer. Deze raad zou van de directie meer inhoudelijke ondersteuning wensen om in staat te zijn relevante informatie te destilleren.
10.3
Betrokkenheid bij besluitvorming
10.3.1 Kennis Het verzwaard adviesrecht is goed bekend bij de raden in de thuiszorg. Voor twaalf van de dertien raden is altijd duidelijk over welke onderwerpen zij advies mogen uitbrengen. Eén raad heeft de vraag niet beantwoord. Ook de deelnemers aan het groepsgesprek zijn goed op de hoogte van hun rechten en plichten en van de onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Wel merkt een aantal deelnemers op dat in de praktijk de onderwerpen op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden. Zo vinden zij onduidelijk of artikel 3 lid1j (de systematische bewaking van de kwaliteit van zorg) betekent dat alle besluiten die gevolgen hebben voor de kwaliteit van zorg onder het verzwaard adviesrecht vallen.
10.3.2 Adviseren De meeste (elf van de dertien) raden hebben vaste afspraken met de directie, bijvoorbeeld in een samenwerkingsovereenkomst of convenant. Bij alle raden met vaste afspraken zijn deze tevens in overleg met de cliëntenraad opgesteld, zo blijkt uit de enquête. De deelnemers aan het groepsgesprek stellen dat adviezen in de praktijk lang niet altijd volgens de afspraken worden aangevraagd. De cliëntenraad moet vaak een adviesaanvraag van de directie afdwingen door er constant ‘bovenop’ te zitten. De raden komen ongeveer maandelijks bijeen, zo blijkt uit de enquête. Hoewel de raden maandelijks bijeenkomen, hebben zij in 2003 opvallend weinig gevraagde en ongevraagde, schriftelijke adviezen uitgebracht, namelijk gemiddeld 2,6. Dit is het kleinst aantal adviezen van alle sectoren, waarin het gemiddelde 4,7 is. De raden in de thuiszorg lijken over zeer diverse onderwerpen te adviseren. Geen van de adviesonderwerpen wordt door meer dan acht raden genoemd. De meest genoemde onderwerpen zijn klachtenregelingen (acht maal genoemd) en materiële middelen waarover de raad kan beschikken (zeven maal). Minst genoemde onderwerpen zijn algemeen recreatiebeleid en benoeming van een afdelingshoofd (beide één maal genoemd), maar gezien het extramurale karakter van de thuiszorg is dat niet vreemd.
79
10.3.3 Andere activiteiten van de cliëntenraden De cliëntenraden noemen in de enquête weinig nevenactiviteiten naast adviseren, overleg met de directie en overleg met de achterban. De raden noemen in het groepsgesprek en de enquête nog een aantal diverse activiteiten, zoals een toelichting geven via de lokale omroep, overleg met de raad van toezicht, ondernemingsraad of klachtencommissie, contact met andere cliëntenraden en overleg met koepelorganisaties.
10.4
Invloed op besluitvorming
10.4.1 Houding van de directie Twee van de negen deelnemers aan het groepsgesprek zijn tevreden over de houding van de directie. De overige deelnemers zijn minder tevreden. Zij vinden dat de directie meer open zou kunnen staan voor de ideeën van de cliëntenraad. Uit de enquête blijkt dat directies in de thuiszorg de cliëntenraden goed op de hoogte houden van belangrijke besluiten. Aan negen van de dertien raden deelt de directie besluiten die vallen onder het verzwaard adviesrecht altijd schriftelijk mee. Twee raden worden soms op de hoogte gebracht van zulke besluiten. Twee raden hebben de vraag niet beantwoord of geen mening. De directies krijgen dan ook gemiddeld een 6,8 voor hun houding tegenover de cliëntenraad. Gemiddeld over alle sectoren is het rapportcijfer 7,0. Een deelnemer aan het groepsgesprek ervaart het kaderscheppend karakter van de WMCZ als een belemmerende factor voor de verhouding tussen directie en cliëntenraad. Zij vindt het negatief dat iedere cliëntenraad opnieuw zijn positie tegenover de directie moet bevechten. Een andere deelnemer merkt op dat de raad van bestuur van de instelling op zo’n hoog en abstract beleidsniveau opereert dat hij vrijwel niet meer bezig is met de zorg die de instelling levert. Daardoor hebben adviezen die de cliëntenraad afgeeft aan de raad van bestuur weinig invloed op de zorg, zo stelt de deelnemer. In het algemeen ervaren de deelnemers dat het werk van de cliëntenraad moeilijker wordt naarmate de instelling groter is. De lijnen tussen raad van bestuur, managers, hoofden en de cliëntenraad zijn onduidelijk en de cliëntenraad weet vaak niet wie hij moet aanspreken voor een bepaalde kwestie.
10.4.2 Commissie van vertrouwenslieden De raden in de thuiszorg zijn zeer goed bekend met de Landelijke Commissie Vertrouwenslieden (LCV), die in deze sector is opgericht, zo blijkt uit de enquête. Alle raden kunnen bij een meningsverschil met de directie naar de commissie stappen. In geen van de andere sectoren is de landelijke commissie zo goed bekend en toegankelijk. Desondanks blijkt uit het groepsgesprek dat de bereidheid om – indien nodig – daadwerkelijk de stap naar een CvV te zetten gering is. Vrijwel alle deelnemers zijn bang dat deze stap de relatie met de directie teveel zou verstoren.
80
Opmerkelijk genoeg pleit een aantal deelnemers wel voor een verruiming van de wettelijke middelen van cliëntenraden in de WMCZ. Zo zouden alle onderwerpen onder het verzwaard adviesrecht moeten vallen. Verder zou het adviesrecht nog meer gewicht moeten krijgen door er een instemmingsrecht van te maken. Andere deelnemers pleiten tegen zo’n verruiming van de rechten omdat dit tevens een aanzienlijke uitbreiding van het takenpakket betekent. Deze deelnemers vinden dat de cliëntenraad zich voor alles moet beperken tot het geven van adviezen vanuit cliëntenperspectief en dat de directie of raad van bestuur haar eigen verantwoordelijkheden heeft. De cliëntenraad moet deze verantwoordelijkheden niet willen overnemen, zo stellen de deelnemers. Slechts een van de negen deelnemers heeft weinig bezwaren tegen het inschakelen van een CvV. Zijn cliëntenraad is ooit samen met de directie naar de LCV gestapt omdat zij een kwestie opgehelderd wilden zien. De LCV fungeerde zo als arbitragecommissie.
10.4.3 Invloed De cliëntenraden in de thuiszorg zien hun invloed terug in het beleid van de instelling, hoewel niet altijd, zo blijkt uit de enquête. Terwijl slechts één raad haar invloed altijd terugziet, ziet de overgrote meerderheid (tien raden) haar invloed meestal wel, maar niet altijd terug. Eén raad ziet zelfs nooit haar invloed terug. Eén raad tenslotte heeft de vraag niet beantwoord. De raden geven dan ook een voldoende beoordeling van de mate waarin de directie de cliëntenraad betrekt in de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht, namelijk gemiddeld een 6,5. Over alle sectoren tezamen is het gemiddelde vrijwel hetzelfde (6,4). De deelnemers aan het groepsgesprek kunnen geen concrete voorbeelden noemen van invloed die zij op besluitvorming hebben gehad. Zij lijken te worstelen met hun functie als cliëntenraad op centraal niveau en als ‘sparringpartner’ van de raad van bestuur. De raden zeggen moeite te hebben met de interpretatie van de WMCZ op centraal niveau in de instelling.
10.5
Conclusies thuiszorg
Betrokkenheid · De cliëntenraden in de thuiszorg worden in enige mate door de directie betrokken bij besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. De raden vinden zelf hun betrokkenheid onvoldoende. Invloed · De raden zijn redelijk tevreden over de invloed die zij uitoefenen maar kunnen desondanks in het groepsgesprek geen concrete voorbeelden noemen. Belemmerende en bevorderende factoren · Een belangrijke belemmerende factor is de grootte van de instellingen. Veel instellingen in de thuiszorg zijn gefuseerd met instellingen voor verpleging en verzorging en daardoor zijn grote zorgconcerns ontstaan met ieder een raad van bestuur aan de top. De centrale cliëntenraden van deze grote instellingen worstelen met hun positie en vinden het moeilijk te bepalen welke rechten en plichten zij hebben binnen het kader van de WMCZ en welke besluiten of plannen van de directie of raad van bestuur onder het verzwaard adviesrecht vallen.
81
·
·
·
Enkele cliëntenraden vinden het kaderscheppend karakter van de WMCZ een belemmerende factor. Zij vinden dat de WMCZ teveel ruimte laat voor interpretatie waardoor directies en clientenraden steeds onderling hun positie moeten bevechten om te bepalen waar het verzwaard adviesrecht begint en eindigt. Anderzijds maakt deze ruimte het juist mogelijk de WMCZ in een breed kader toe te passen, zowel voor centrale als lokale cliëntenraden. De cliëntenraden zijn vrijwel niet bereid bij conflicten of meningsverschillen met de directie over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht een commissie van vertrouwenslieden in te schakelen. Zij zijn bang de relatie met de directie te verstoren. Hoewel een aantal cliënten verdergaande bevoegdheden zou willen, lijkt het beter als zij eerst de bestaande bevoegdheden zonodig daadwerkelijk gebruiken. Een specifieke belemmerende factor in de sector thuiszorg is dat cliëntenraden zeer moeilijk contact kunnen zoeken met cliënten van de instelling. Door privacywetgeving zouden zij niet kunnen beschikken over de adressen. Een creatieve oplossing voor dit probleem is de cliëntenraad die zendtijd van de lokale TV-omroep gebruikt om zich bekend te maken bij de achterban.
82
Bijlage 1 Volledige tekst WMCZ Wet van 29 februari 1996, houdende regels ter bevordering van de medezeggenschap van de cliënten van uit collectieve middelen gefinancierde zorgaanbieders op het terrein van de maatschappelijke zorg en gezondheidszorg
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 1. In deze wet wordt verstaan onder: a. Onze Minister:Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; b. instelling: 1°. een op grond van de Ziekenfondswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten toegelaten of als toegelaten aangemerkte instelling; 2°. elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin maatschappelijke zorg of gezondheidszorg wordt verleend en dat wordt gefinancierd: a. door het College voor zorgverzekeringen op grond van de Ziekenfondswet; b. door Onze Minister, een gemeente of een provincie op grond van de Welzijnswet 1994, voor zover het betreft uitvoerend werk op het terrein van maatschappelijke hulpverlening in verband met zwangerschap, adoptie, seksueel geweld en alleenstaand-ouderschap, thuislozenzorg, buitenschoolse kinderopvang, gecoördineerd ouderenwerk, de handhaving of bevordering van de mogelijkheden voor ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, het algemeen maatschappelijk werk, alsmede vrouwenopvangcentra, algemene crisisopvangcentra, FIOMhuizen, blijf-van-mijn-lijf-huizen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen; 3°. elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin verslavingszorg wordt verleend en dat wordt gefinancierd door Onze Minister, een gemeente of een provincie; c. zorgaanbieder: 1°. een rechtspersoon of natuurlijke persoon, die een instelling in stand houdt; 2°. de rechtspersonen of natuurlijke personen, die gezamenlijk een instelling in stand houden; d. cliënt:een natuurlijk persoon ten behoeve van wie de instelling werkzaam is. 2. Bij ministeriële regeling kunnen in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredende organisatorische verbanden waarin maatschappelijke zorg of gezondheidszorg wordt verleend en die, anders dan op grond van een wettelijke bekostigingsregeling door Onze Minister worden gefinancierd, worden aangemerkt als instelling in de zin van deze wet. 3. Deze wet is niet van toepassing op justitiële inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 90 quinquies, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
83
HOOFDSTUK II. CLIËNTENRADEN Artikel 2 1. De zorgaanbieder stelt voor elke door hem in stand gehouden instelling een cliëntenraad in, die binnen het kader van de doelstellingen van de instelling in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van de cliënten behartigt. 2. De zorgaanbieder regelt schriftelijk: a. het aantal leden van de cliëntenraad, de wijze van benoeming, welke personen tot lid kunnen worden benoemd en de zittingsduur van de leden; b. de materiële middelen van de instelling, waarover de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken. 3. De in het tweede lid bedoelde regeling is zodanig dat de cliëntenraad: a. redelijkerwijze representatief kan worden geacht voor de cliënten en b. redelijkerwijze in staat kan worden geacht hun gemeenschappelijke belangen te behartigen. 4. De cliëntenraad regelt schriftelijk zijn werkwijze met inbegrip van zijn vertegenwoordiging in en buiten rechte. 5. De kosten van het voeren van rechtsgedingen door de cliëntenraad, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, komen slechts ten laste van de zorgaanbieder indien deze van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. 6. Na vaststelling van de in het tweede lid bedoelde regeling treft de zorgaanbieder de voorzieningen die op grond van die regeling noodzakelijk zijn voor de benoeming van de leden van de cliëntenraad. De zorgaanbieder treft de bedoelde voorzieningen opnieuw telkens wanneer de cliëntenraad gedurende twee jaren niet heeft gefunctioneerd wegens het ontbreken van het in de regeling vastgestelde aantal leden.
Artikel 3 1. De zorgaanbieder stelt de cliëntenraad in ieder geval in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat de instelling betreft, inzake: a. een wijziging van de doelstelling of de grondslag; b. het overdragen van de zeggenschap of fusie of het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking met een andere instelling; c. de gehele of een gedeeltelijke opheffing van de instelling, verhuizing of ingrijpende verbouwing; d. een belangrijke wijziging in de organisatie; e. een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden; f. het benoemen van personen die rechtstreeks de hoogste zeggenschap zullen uitoefenen bij de leiding van arbeid in de instelling; g. de begroting en de jaarrekening;h. het algemeen beleid inzake de toelating van cliënten en de beëindiging van deze zorgverlening aan cliënten;
84
i.
voedingsaangelegenheden van algemene aard en het algemeen beleid op het gebied van de veiligheid, de gezondheid of de hygiëne en de geestelijke verzorging van, maatschappelijke bijstand aan en recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten voor cliënten; j. de systematische bewaking, beheersing of verbetering van de kwaliteit van de aan cliënten te verlenen zorg; k. de vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling van klachten van clienten en het aanwijzen van personen die belast worden met de behandeling van klachten van cliënten; l. wijziging van de regeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, en de vaststelling of wijziging van andere voor cliënten geldende regelingen; m. het belasten van personen met de leiding van een onderdeel van de instelling, waarin gedurende het etmaal zorg wordt verleend aan cliënten die in de regel langdurig in die instelling verblijven. 2. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. 3. De cliëntenraad is bevoegd de zorgaanbieder ook ongevraagd te adviseren inzake de in het eerste lid genoemde en andere onderwerpen, die voor de cliënten van belang zijn.
Artikel 4 1. De zorgaanbieder neemt geen van een schriftelijk door de cliëntenraad uitgebracht advies afwijkend besluit dan nadat daarover, voor zover dat redelijkerwijze mogelijk is, ten minste eenmaal met de cliëntenraad overleg is gepleegd. 2. Ten aanzien van de onderwerpen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder i tot en met m , neemt de zorgaanbieder, behoudens voor zover het besluit door de zorgaanbieder moet worden genomen krachtens een wettelijk voorschrift, geen van een door de cliëntenraad schriftelijk uitgebracht advies afwijkend besluit, tenzij de commissie, bedoeld in artikel 10, heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voornemen heeft kunnen komen. 3. De zorgaanbieder doet van een besluit inzake een onderwerp waarover de cliëntenraad schriftelijk advies heeft uitgebracht, schriftelijk, en voor zover hij van het advies afwijkt onder opgave van redenen, mededeling aan de cliëntenraad. 4. Een besluit van de zorgaanbieder, genomen in strijd met het tweede lid, is nietig, indien de cliëntenraad tegenover de zorgaanbieder schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft gedaan. De cliëntenraad kan slechts een beroep op de nietigheid doen binnen een maand nadat de zorgaanbieder hem zijn besluit heeft medegedeeld dan wel, bij gebreke van deze mededeling, de cliëntenraad is gebleken dat de zorgaanbieder uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit.
Artikel 5 1. De zorgaanbieder verstrekt de cliëntenraad tijdig en, desgevraagd, schriftelijk alle inlichtingen en gegevens die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 2. De zorgaanbieder verstrekt de cliëntenraad voorts ten minste eenmaal per jaar mondeling of schriftelijk algemene gegevens omtrent het beleid dat in het verstreken tijdvak is gevoerd en in het komende jaar zal worden gevoerd.
85
Artikel 6 1. De zorgaanbieder kan aan de cliëntenraad schriftelijk verder gaande bevoegdheden dan de in deze wet genoemde toekennen. Een zodanig besluit wordt schriftelijk aan de cliëntenraad medegedeeld. 2. De zorgaanbieder stelt de cliëntenraad in de gelegenheid advies uit te brengen over een voornemen een besluit te nemen als bedoeld in het eerste lid en over het voornemen een zodanig besluit te wijzigen. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK III. BESTUURSSAMENSTELLING Artikel 7 1. Indien de zorgaanbieder een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voorzien de statuten in een regeling die waarborgt dat de cliënten invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van het bestuur. De bedoelde regeling houdt ten minste in dat één bestuurslid wordt benoemd op bindende voordracht van de cliëntenraad of clientenraden, tenzij deze van de mogelijkheid een voordracht te doen, geen gebruik heeft onderscheidenlijk hebben gemaakt. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuur van een zorgaanbieder bestaat uit één of meer personen die deze functie uitoefent of uitoefenen op grond van een arbeidsrelatie waaraan een geldelijke beloning is verbonden. In dat geval is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de samenstelling van het orgaan dat is belast met het toezicht op of goedkeuring van besluiten van het bestuur.
HOOFDSTUK IV. OPENBAARHEID Artikel 8 De zorgaanbieder stelt jaarlijks een schriftelijk verslag op over de wijze waarop ten aanzien van de instelling deze wet is toegepast.
Artikel 9 1. De zorgaanbieder maakt binnen tien dagen na vaststelling openbaar: a. het jaarverslag; b. op schrift gestelde uitgangspunten voor het beleid, waaronder begrepen de algemene criteria, welke bij de zorgverlening worden gehanteerd; c. de notulen en de besluitenlijst van de vergaderingen van het bestuur, voor zover deze algemene beleidszaken betreffen; d. een regeling inzake de behandeling van klachten van cliënten en andere voor cliënten geldende regelingen, alsmede een regeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid; e. het verslag, bedoeld in artikel 8. 2. De openbaarmaking geschiedt door de stukken voor cliënten ter inzage te leggen en hen op verzoek daarvan afschriften te verstrekken.
86
3. Van de terinzagelegging wordt mededeling gedaan op de in de instelling voor het doen van mededelingen aan cliënten gebruikelijke wijze. 4. Voor het op verzoek verstrekken van afschriften kan een tarief in rekening worden gebracht, ten hoogste gelijk aan de kostprijs, tenzij ten aanzien van de instelling de Wet openbaarheid van bestuur van toepassing is.
HOOFDSTUK V. NALEVING Artikel 10 1. De zorgaanbieder stelt in overeenstemming met de cliëntenraad of cliëntenraden een uit drie leden bestaande commissie van vertrouwenslieden in, waarvan een lid door hem wordt aangewezen, een lid door de cliëntenraad of cliëntenraden kan worden aangewezen en een lid door de beide andere leden wordt aangewezen, of wijst een door een of meer cliëntenorganisaties en een of meer organisaties van zorgaanbieders ingestelde commissie van vertrouwenslieden aan, die tot taak heeft te bemiddelen en zonodig een bindende uitspraak te doen: a. op verzoek van de cliëntenraad, in geschillen met de zorgaanbieder over de uitvoering van de artikelen 3, 4, eerste en derde lid, 5, eerste lid, en 9; b. op verzoek van de zorgaanbieder, indien deze ten aanzien van een onderwerp, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder i tot en met m, waarover door de cliëntenraad een schriftelijk advies is uitgebracht, een van dat advies afwijkend besluit wenst te nemen. 2. De cliëntenraad en iedere cliënt van de instelling kunnen de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de zorgaanbieder is gelegen schriftelijk verzoeken de zorgaanbieder te bevelen de artikelen 2, 5, tweede lid, 7 en 8 en het eerste lid van dit artikel na te leven. Een verzoeker die niet vooraf schriftelijk aan de zorgaanbieder heeft verzocht te handelen overeenkomstig hetgeen in het verzoekschrift is verzocht en deze daarbij niet een redelijke termijn heeft gegeven om aan dat verzoek te voldoen, wordt nietontvankelijk verklaard. 3. De kantonrechter kan in zijn beschikking aan de zorgaanbieder de verplichting opleggen bepaalde handelingen te verrichten of na te laten. 4. De bepalingen van de derde afdeling van de vijfde titel van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK VI. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 11 [Wijzigt de Wet op de bejaardenoorden.]
Artikel 12 [Wijzigt de Wet voorzieningen gezondheidszorg.]
87
Artikel 13 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de maand van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat: a. de zorgaanbieder uiterlijk drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding een regeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, vaststelt; b. de zorgaanbieder uiterlijk drie maanden nadat de onder a bedoelde regeling is vastgesteld, de voorzieningen treft, die op grond van die regeling noodzakelijk zijn voor de benoeming van de leden van de cliëntenraad; c. de artikelen 3 en 4 buiten toepassing blijven ten aanzien van besluiten, genomen voor de datum van benoeming van de leden van de cliëntenraad; d. de statuten van de zorgaanbieder uiterlijk zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding in overeenstemming zijn met artikel 7. 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet door de zorgaanbieder aan enig orgaan dat in het bijzonder werkzaam is ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen van cliënten in de instelling, bevoegdheden of materiële middelen zijn toegekend, behoudt dat orgaan die bevoegdheden en materiële middelen tot het tijdstip met ingang waarvan de leden van de cliëntenraad met toepassing van deze wet zijn benoemd. Voor zover de bedoelde bevoegdheden verder gaan dan de in deze wet genoemde, worden die bevoegdheden eveneens toegekend aan de cliëntenraad, behoudens overeenkomstige toepassing van artikel 6, tweede lid, juncto artikel 4.
Artikel 14 Deze wet kan worden aangehaald als: Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's-Gravenhage, 29 februari 1996 Beatrix De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. G. Terpstra Uitgegeven de vierde april 1996 De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
88
Bijlage 2 Enquête ALGEMENE VRAGEN OVER DE CLIËNTENRAAD 1.
Is uw cliëntenraad een centrale, of lokale cliëntenraad? Centrale raad 2 Lokale raad 3 Anders, namelijk ………………… 1
2. Binnen welke sector is uw cliëntenraad actief? (meer antwoorden zijn mogelijk) 1 2 3 4 5 6 7 8
Geestelijke gezondheidszorg Verpleging & verzorging Verstandelijk gehandicapten Lichamelijk gehandicapten Algemene ziekenhuizen Thuiszorg Maatschappelijke opvang Revalidatie
3. In welk jaar is deze cliëntenraad opgericht? …………
4. Bestond er voor de oprichting van deze raad een ander inspraak- of overlegorgaan (bewonersraad of –commissie, deelnemersraad of –commissie)? 1 Ja 2 Nee -5 Weet niet
5.
Hoeveel leden telt uw cliëntenraad? …… (aantal) leden
6. Wie zitten in de cliëntenraad? (meer antwoorden zijn mogelijk) 1 2 3 4 5 6
7.
Ex-cliënten / patiënten Cliënten / patiënten Ouders van cliënten / patiënten Vertegenwoordigers van cliënten/patiënten anders dan ouders, namelijk …………. Onafhankelijke voorzitter (niet werkzaam in de organisatie) Anders, namelijk: …………………………………………………………………………..
Welke ondersteuning krijgt de raad? (meer antwoorden zijn mogelijk) De cliëntenraad krijgt geen ondersteuning 2 Secretariële ondersteuning 2 Notulist 3 Financiële ondersteuning 4 Anders, namelijk …………………………………………………………………………... 1
8.
Wordt de secretaris van uw cliëntenraad betaald door de instelling? Onze cliëntenraad heeft geen secretaris 2 Ja 3 Nee -5 Weet niet 1
89
9.
Kunt u een rapportcijfer geven voor de mate waarin uw cliëntenraad een goede afspiegeling vormt van de cliënten / patiënten van de instelling? (van 1= een hele slechte afspiegeling tot 10= een hele goede afspiegeling) 1 1 6 6 2 2 7 7 3 3 8 8 4 4 9 9 5 5 10 10
10. De volgende vraag gaat over de instelling waarvoor uw cliëntenraad werkt. Hoeveel cliënten / patiënten had deze instelling op 1 januari 2004? (NB: in geval van een lokale cliëntenraad, dient uitsluitend het aantal cliënten/patiënten te worden geteld waarvoor deze cliëntenraad werkzaam is) De instelling waarin onze cliëntenraad actief is had op 1 januari 2004: …… cliënten / patiënten (vul op de stippellijn het juiste getal in) -5 weet niet
ACTIVITEITEN EN ADVIEZEN VAN DE CLIËNTENRAAD ALGEMEEN 11. Hoe vaak is de cliëntenraad in het jaar 2003 bijeen geweest? (geef eventueel een schatting) ……(aantal) keer 1 Geen enkele keer 12. Welke activiteiten worden er door uw cliëntenraad ondernomen om invloed te kunnen uitoefenen op het beleid van de instelling? (meer antwoorden mogelijk) 1 Gevraagd adviseren aan de directie / Raad van Bestuur 2 Ongevraagd adviseren aan de directie / Raad van Bestuur 3 Overleg plegen met de achterban 4 Overleg plegen met de directie / Raad van Bestuur 5 Overleg plegen met de ondernemingsraad 6 Maken van een nieuwsbrief 7 Maken van een jaarverslag 8 Maken van een werkplan 9 Deelname aan projectgroepen, werkgroepen of commissies van de instelling 10 Bezoeken van de nieuwjaarsreceptie van de directie / Raad van Bestuur 11 Een praatje maken met een lid van de directie / Raad van Bestuur 12 Anders, namelijk: ………………………………………………………………………….. 13. Zijn er vaste afspraken gemaakt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsovereenkomst, of middels een convenant tussen de directie / Raad van Bestuur van uw instelling en uw cliëntenraad over de manier waarop de directie / Raad van Bestuur advies aanvraagt en reacties op het advies geeft? (Voorbeelden zijn: vaste afspraken over de tijdstippen waarop wordt overlegd met de directie / Raad van Bestuur, afspraken over het aantal dagen of weken dat het mag duren voordat de directie / raad van Bestuur op de adviezen van de cliëntenraad reageert) 1 Ja 2 Nee GA NAAR VRAAG 15 -5 Weet niet GA NAAR VRAAG 15 14. Zijn deze regels in overleg met de cliëntenraad gemaakt? 1 Ja 2 Nee -5 Weet niet
90
15. Als de directie het niet eens is met de cliëntenraad, kunt u dan naar een commissie van vertrouwenslieden stappen? 1 Ja, namelijk naar een landelijk werkzame commissie van vertrouwenslieden 2 Ja, maar dat is geen landelijk werkzame commissie van vertrouwenslieden 3 Nee -5 Weet niet
ADVIEZEN BETREFFENDE VERZWAARD ADVIESRECHT 16. Dit onderzoek gaat over de mate waarin cliëntenraden betrokken zijn bij de besluitvorming over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Is voor u altijd duidelijk over welke onderwerpen u verzwaard advies mag uitbrengen? 1 Ja 2 Nee 17. Hieronder noemen we alle onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. Wilt u het hokje aankruisen van de onderwerpen waarover uw cliëntenraad in 2003 (gevraagd en/of ongevraagd) schriftelijk advies heeft gegeven? (meer antwoorden mogelijk) 1 Voedingsaangelegenheden 2 Het algemeen beleid op het gebied van veiligheid, gezondheid en/of hygiëne 3 Het algemeen beleid op het gebied van de geestelijke verzorging en/of maatschappelijke bijstand aan cliënten 4 Het algemeen beleid op het gebied van recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten voor cliënten 5 De vaststelling of wijziging van een regeling over de behandeling van klachten van clienten 6 De aanwijzing van personen die belast worden met de behandeling van klachten van cliënten 7 De wijziging van de regeling over de samenstelling en/of de wijze van benoeming van leden van de cliëntenraad 8 De wijziging van de regeling over de materiële middelen van de instelling (bijvoorbeeld: een ruimte om te vergaderen, secretariële ondersteuning, financiële vergoedingen), waarover de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken 9 De vaststelling of wijziging van andere voor cliënten geldende regelingen (bijvoorbeeld huisregels, of regelingen over bewonersbijdragen) 10 Benoeming van een afdelingshoofd 11 Geen van deze onderwerpen GA NAAR VRAAG 19 18. Hoe vaak heeft uw cliëntenraad in het jaar 2003 (gevraagd en/of ongevraagd) schriftelijk advies uitgebracht aan de directie / Raad van Bestuur over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? (geef eventueel een schatting) ……(aantal) keer 19a Hoe vaak van het totaal aantal adviezen dat u heeft genoemd bij vraag 17 ging het om advies gevraagd door de directie of de Raad van Bestuur? ……(aantal) keer (geef eventueel een schatting) Geen enkele keer 19b Hoe vaak van het totaal aantal adviezen dat u heeft genoemd bij vraag 17 ging het om ongevraagd advies? ……(aantal) keer (geef eventueel een schatting) Geen enkele keer
91
20. Als de directie of de Raad van Bestuur een besluit heeft genomen over een onderwerp dat valt onder het verzwaard adviesrecht, laat de directie of de Raad van Bestuur u dan schriftelijk weten wat de directie of de Raad van bestuur heeft besloten? 1 Ja, altijd 2 Ja, soms 3 Nee, nooit 4 Niet van toepassing (de directie of de Raad van bestuur heeft nooit een besluit genomen over een onderwerp dat valt onder het verzwaard adviesrecht) -5 Weet niet 21. In welke fase van de beleidscyclus (plannen maken, plannen uitwerken, definitief voorstel) vraagt de directie / de Raad van Bestuur u meestal om advies uit te brengen over nieuw beleid? (meer antwoorden mogelijk) 1 Meestal in de fase van plannen maken 2 Meestal in de fase van plannen uitwerken 3 Meestal als de plannen al gemaakt zijn
ERVARINGEN VAN DE CLIËNTENRAAD 22. Hoe belangrijk vindt uw cliëntenraad de relatie met de directie/Raad van Bestuur? 1 Heel belangrijk 2 Niet belangrijk, niet onbelangrijk 3 Helemaal niet belangrijk 23. Welk rapportcijfer zou u geven voor de houding van de directie/Raad van Bestuur ten opzichte van uw cliëntenraad op dit moment? (van 1=heel slecht tot 10= heel goed) 1 1 6 6 2 2 7 7 3 3 8 8 4 4 9 9 5 5 10 10 24. Beschikt uw cliëntenraad over voldoende materiële middelen om haar taak goed te kunnen uitvoeren (bijvoorbeeld: een ruimte om te vergaderen, secretariële ondersteuning, financiële vergoedingen) 1 Ja 2 Nee -5 Weet niet 25. Krijgt de cliëntenraad voldoende en tijdig informatie van de directie / Raad van Bestuur om een goed onderbouwd advies uit te kunnen brengen 1 Ja, altijd 2 Meestal wel, maar niet altijd 3 Nee, nooit 26. Ziet de cliëntenraad zijn invloed terug in het beleid van de organisatie? 1 Ja, altijd 2 Meestal wel, maar niet altijd 3 Nee, nooit
92
27. Is het aantal keren dat wordt overlegd met de directie/Raad van Bestuur naar tevredenheid? 1 Ja 2 Nee, er is wel eens overleg, maar niet vaak genoeg 3 Nee, er is te vaak overleg 4 Niet van toepassing, er is nog geen overleg geweest -5 Weet niet 28. Welk rapportcijfer geeft u voor de mate waarin de directie / Raad van Bestuur de cliëntenraad betrekt in de besluitvorming van onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? (van 1 tot 10) 1 1 6 6 2 2 7 7 3 3 8 8 4 4 9 9 5 5 10 10 29. Indien u nog andere opmerkingen heeft die gaan over het uitbrengen van advies aan de directie of Raad van Bestuur over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht, dan kunt u deze hieronder opschrijven.
TOT SLOT 30. Om nog beter te weten te komen hoe veel invloed cliëntenraden hebben op de besluitvorming, organiseren wij een aantal groepsgesprekken met leden van cliëntenraden. Deze groepsgesprekken zullen plaatsvinden in Utrecht en zullen anderhalf uur duren. Zou u of een van de andere leden van de raad daar misschien aan willen meewerken? (N.B. het aantal deelnemers is beperkt. Bij een groot aantal aanmeldingen kan het zijn dat u niet voor verdere deelname zult worden benaderd) Nee Ja: zou u dan hieronder uw naam en telefoonnummer willen invullen? (deze gegevens zullen uitsluitend voor het onderzoek gebruikt worden) 1
2
Naam
:
……………………………………………………………………………………
Telefoon :
.………………………………………………………………………………….. Hartelijk dank voor het invullen van deze vragenlijst!
93
94
Bijlage 3 Stuurgroep uitvoering implementatieplan WMCZ ·
Paul Francissen
(Voorzitter, VWS)
·
Gerrie Lammé
(Raad op Maat)
·
Jasper Boele
(Landelijk Steunpunt cliëntenRaden)
·
Liesbeth Honig, Marcel Kaarsgaren (Stichting LPR)
·
Mariëlle Kemper, Jan Baneke
(VWS)
·
Sandra Overbeek
(Vraagraak)
·
Ton de Vries, Martien Luijcks
(LVT)
·
Yvonne van Gilse, Peter Vermijs
(Landelijke Organisatie Cliëntenraden)
95
96
Bijlage 4 Checklist groepsgesprekken Introductie: · Voorstellen onderzoekers · Korte uitleg over het onderzoek en doel van het groepsgesprek · Wijzen op anonimiteit · Presenteren van de agenda · Voorstelrondje respondenten (naam, positie in cliëntenraad, lokale of centrale raad) Kennis Voor het verloop van het groepsgesprek is het van belang dat alle deelnemers op gelijk kennisniveau aan het groepsgesprek beginnen. Na de introductie worden dan ook eerst de belangrijkste bepalingen uit de WMCZ met in het bijzonder die onderwerpen die het verzwaard adviesrecht betreffen op een zo eenvoudig en helder mogelijke wijze gepresenteerd.
· ·
In welke mate zijn cliëntenraden op de hoogte van deze rechten, plichten en bevoegdheden ex WMCZ, in het bijzonder bepalingen betreffende het verzwaard adviesrecht? (“Herkent u dit, of is dit nieuw voor u?”) Hoe wordt deze kennis op (nieuwe) raadsleden overgedragen?
Praktijk Dit cluster heeft ten doel de mate waarin de cliëntenraden op dit moment in de praktijk invloed (kunnen) uitoefenen op de kwaliteit van leven in de instelling inzichtelijk te maken. Daarbij wordt gefocused op belemmerende en bevorderende factoren als het gaat om het kunnen uitoefenen van invloed. Belangrijke input voor dit cluster zijn de resultaten uit de vragenlijsten. De vragen die deze resultaten oproepen zullen in de groep worden ingebracht. Als aanloop wordt de volgende vraag gesteld met als doel te komen tot welke onderwerpen van belang zijn voor de respondenten om de kwaliteit van leven te bewaken en na te gaan in hoeverre de onderwerpen uit de WMCZ hierbij aansluiten. Vervolgens wordt de volgende vraag gesteld: · Zijn deze onderwerpen die onder het verzwaard adviesrecht vallen voldoende om de kwaliteit van leven van cliënten binnen de instelling te bewaken ontbreken hier onderwerpen, of zijn er onderwerpen die niet van toepassing zijn? (“Het gaat hier om onderwerpen die u belangrijk vindt als cliënt van de zorginstelling, op onderwerpen die voor uw dagelijks leven binnen de instelling van belang zijn en waar u invloed op wil kunnen uitoefenen”) (Meeschrijven op bord / papier) · Heeft u het gevoel dat u invloed uit kunt oefenen op deze onderwerpen? / op de dagelijkse gang van zaken in de instelling? · Zo nee, hoe komt dit? · Zo ja, waar merkt u dat aan? · Wat zijn de resultaten van de activiteiten van de cliëntenraad, ofwel: (hoe) ziet men de eigen invloed terug in de praktijk? Is de dagelijkse gang van zaken veranderd cq. verbeterd als gevolg van activiteiten van de raad? Zo nee, waar heeft dit mee te maken?
97
Veranderingswensen Dit laatste cluster gaat in op de vraag wat er zou moeten en kunnen veranderen om de invloed van cliëntenraden op de kwaliteit van leven in de instelling te vergroten.
·
Hoe ziet volgens u een ideaal functionerende cliëntenraad er uit? 1. Wat wil zo’n raad bereiken? / Met welke onderwerpen houdt zo’n raad zich bezig? 2. Hoe ziet zo’n raad er uit? (beschikbare middelen, samenstelling, etc.) 3. Wat doet zo’n raad (activiteiten, hoe vaak komt de raad bijeen, etc.) 4. Wat krijgt zo’n raad voor elkaar? 5. Wat moet er in de huidige praktijk / raad veranderen om zo’n raad te kunnen worden? 6. Hoe kan je dit voor elkaar krijgen?
98
Bijlage 5 Resultaten enquête
99
100
ALGEMENE VRAGEN OVER DE CLIENTENRAAD Vraag 1. Is uw cliëntenraad een centrale, of lokale cliëntenraad? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Centrale raad
7
88%
2
14%
5
36%
6
43%
2
22%
2
15%
5
71%
2
18%
21
29%
Lokale raad
1
13%
11
79%
9
64%
7
50%
6
67%
8
62%
2
29%
6
55%
45
62%
Anders, namelijk
0
0%
1
7%
0
0%
1
7%
1
11%
3
23%
0
0%
3
27%
7
10%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 3. In welk jaar is deze cliëntenraad opgericht? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
1976
1
13%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
1987
0
0%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
1993
0
0%
0
0%
0
0%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
1
9%
1
1%
1994
0
0%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
9%
2
3%
1995
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
11%
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
1996
1
13%
3
21%
2
14%
4
29%
0
0%
2
15%
1
14%
1
9%
10
14%
1997
4
50%
3
21%
2
14%
2
14%
1
11%
1
8%
2
29%
5
45%
14
19%
1998
1
13%
0
0%
3
21%
0
0%
2
22%
5
38%
3
43%
0
0%
14
19%
1999
0
0%
1
7%
1
7%
2
14%
1
11%
1
8%
1
14%
2
18%
8
11%
2000
1
13%
2
14%
1
7%
1
7%
1
11%
1
8%
0
0%
0
0%
7
10%
2001
0
0%
0
0%
3
21%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
1
9%
4
5%
2002
0
0%
0
0%
0
0%
1
7%
3
33%
0
0%
0
0%
0
0%
4
5% 4%
2003
0
0%
2
14%
1
7%
1
7%
0
0%
3
23%
0
0%
0
0%
3
weet niet/geen mening
0
0%
1
7%
1
7%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
3
4%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 4. Bestond er voor de oprichting van deze raad een ander inspraak- of overlegorgaan (bewonersraad of -commissie, deelnemersraad of -commissie)? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
5
63%
9
64%
8
57%
9
64%
2
22%
6
46%
3
43%
5
45%
38
52%
Nee
1
13%
2
14%
3
21%
4
29%
6
67%
6
46%
3
43%
4
36%
24
33%
Niet ingevuld
0
0%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
weet niet/geen mening
2
25%
2
14%
3
21%
1
7%
1
11%
1
8%
1
14%
2
18%
10
14%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Ja
101
Vraag 5. Hoeveel leden telt uw cliëntenraad? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
3
0
0%
2
14%
0
0%
0
0%
0
0%
1
8%
2
29%
1
9%
5
7%
4
0
0%
0
0%
4
29%
2
14%
0
0%
0
0%
1
14%
0
0%
6
8%
5
0
0%
3
21%
1
7%
2
14%
0
0%
1
8%
2
29%
0
0%
9
12%
6
2
25%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
8%
0
0%
2
18%
5
7%
7
2
25%
4
29%
2
14%
2
14%
8
89%
0
0%
0
0%
0
0%
18
25%
8
0
0%
2
14%
2
14%
3
21%
1
11%
2
15%
1
14%
2
18%
9
12%
9
0
0%
0
0%
1
7%
1
7%
0
0%
1
8%
0
0%
3
27%
5
7%
10
1
13%
1
7%
1
7%
1
7%
0
0%
1
8%
1
14%
1
9%
3
4%
11
1
13%
0
0%
1
7%
1
7%
0
0%
2
15%
0
0%
1
9%
5
7%
12
0
0%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
3
23%
0
0%
1
9%
4
5%
13
0
0%
0
0%
1
7%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
19
1
13%
1
7%
1
7%
1
7%
0
0%
1
8%
0
0%
0
0%
2
3%
20
1
13%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 6. Wie zitten in de cliëntenraad? (meer antwoorden zijn mogelijk) Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Ex-cliënten / patiënten
6
75%
2
14%
1
7%
1
7%
2
22%
2
15%
4
57%
9
82%
23
32%
Cliënten / patiënten
7
88%
13
93%
14
100%
14
100%
3
33%
12
92%
4
57%
5
45%
56
77%
Ouders van cliënten / patiënten
0
0%
2
14%
5
36%
5
36%
0
0%
3
23%
1
14%
6
55%
12
16%
Vertegenwoordigers van cliënten / patiënten anders dan ouder
0
0%
8
57%
4
29%
5
36%
2
22%
9
69%
1
14%
6
55%
23
32%
Onafhankelijke voorzitter (niet werkzaam in de organisatie)
0
0%
8
57%
3
21%
3
21%
5
56%
8
62%
2
29%
3
27%
21
29%
Anders, namelijk
0
0%
2
14%
1
7%
0
0%
6
67%
5
38%
1
14%
1
9%
16
22%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 7. Welke ondersteuning krijgt de raad? (meer antwoorden zijn mogelijk) Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
De cliëntenraad krijgt geen ondersteuning
0
0%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
14%
0
0%
2
3%
Secretariële ondersteuning
5
63%
9
64%
6
43%
6
43%
6
67%
9
69%
2
29%
8
73%
38
52%
Notulist
2
25%
10
71%
4
29%
5
36%
6
67%
12
92%
1
14%
4
36%
33
45%
Financiële ondersteuning
6
75%
10
71%
9
64%
7
50%
7
78%
12
92%
6
86%
10
91%
53
73%
Anders, namelijk
6
75%
0
0%
10
71%
9
64%
1
11%
3
23%
2
29%
1
9%
29
40%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
102
Vraag 8. Wordt de secretaris van uw cliëntenraad betaald door de instelling? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Onze cliëntenraad heeft geen secretaris
1
13%
2
14%
3
21%
3
21%
0
0%
0
0%
0
0%
1
9%
5
7%
Ja
5
63%
3
21%
3
21%
2
14%
4
44%
6
46%
1
14%
6
55%
25
34%
Nee
2
25%
9
64%
8
57%
9
64%
5
56%
7
54%
6
86%
4
36%
43
59%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 9. Kunt u een rapportcijfer geven voor de mate waarin uw cliëntenraad een goede afspiegeling vormt van de cliënten of patiënten van de instelling? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
2
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
14%
0
0%
1
1%
4
1
13%
0
0%
0
0%
0
0%
2
22%
2
15%
1
14%
0
0%
6
8%
5
1
13%
1
7%
4
29%
1
7%
2
22%
2
15%
1
14%
0
0%
11
15%
6
1
13%
5
36%
4
29%
2
14%
2
22%
0
0%
0
0%
2
18%
11
15%
7
3
38%
3
21%
1
7%
3
21%
1
11%
3
23%
0
0%
2
18%
16
22%
8
2
25%
5
36%
2
14%
3
21%
2
22%
5
38%
2
29%
2
18%
15
21%
9
0
0%
0
0%
0
0%
2
14%
0
0%
0
0%
1
14%
5
45%
7
10%
10
0
0%
0
0%
3
21%
3
21%
0
0%
0
0%
1
14%
0
0%
5
7%
weet niet/geen mening
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
8%
0
0%
0
0%
1
1%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 9. Kunt u een rapportcijfer geven voor de mate waarin uw cliëntenraad een goede afspiegeling vormt van de cliënten of patiënten van de instelling?
Gemiddelde
Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
6,5
Thuiszorg
Maatschappelijke opvang
Revalidatie
Totaal
6,9
6,9
5,9
6,6
6,6
7,9
6,8
5
5
5
4
4
2
6
2
8
8
10
10
8
8
10
9
10
8
14
14
14
9
12
7
11
72
Minimum
4
Maximum N
Vraag 10. De volgende Vraag gaat over de instelling waarvoor uw cliëntenraad werkt. Hoeveel cliënten of patiënten had deze instelling op januari 2004? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Thuiszorg
Maatschappelijke opvang
Revalidatie
Totaal
Gemiddelde
703
1.215
1.363
2.621
518
7.886
3.272
2.243
Minimum
220
60
21
9
300
210
400
10
9
Maximum
1.200
12.000
12.000
14.000
800
30.000
12.000
14.000
30.000
6
12
12
12
4
10
5
9
57
N
103
2.053
ACTIVITEITEN EN ADVIEZEN VAN DE CLIENTENRAAD ALGEMEEN Vraag 11. Hoe vaak is de cliëntenraad in het jaar 2003 bijeen geweest? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Gemiddelde
18,1
10,4
14,5
20,5
12,1
10,2
12,9
10,5
Minimum
10
4
6
4
8
4
1
6
1
Maximum
26
30
30
50
20
15
30
18
50
7
14
14
14
9
13
7
11
72
N
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal 14,0
Vraag 15. Als de directie het niet eens is met de cliëntenraad, kunt u dan naar een commissie van vertrouwenslieden stappen?
Ja, namelijk naar een landelijk werkzame commissie van vertr
Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
7
88%
7
50%
4
29%
5
36%
3
33%
13
100%
2
29%
9
82%
37
51%
Ja, maar dat is geen landelijk werkzame commissie van vertro
0
0%
1
7%
6
43%
7
50%
2
22%
0
0%
2
29%
0
0%
15
21%
Nee
0
0%
2
14%
2
14%
2
14%
3
33%
0
0%
1
14%
0
0%
9
12%
Niet ingevuld
0
0%
2
14%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
2
3%
weet niet/geen mening
1
13%
2
14%
2
14%
0
0%
1
11%
0
0%
2
29%
2
18%
10
14%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
ADVIEZEN BETREFFENDE VERZWAARD ADVIESRECHT Vraag 16. Is voor u altijd duidelijk over welke onderwerpen u verzwaard advies mag uitbrengen? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
5
63%
11
79%
6
43%
11
79%
7
78%
12
92%
5
71%
9
82%
51
70%
Nee
3
38%
3
21%
6
43%
2
14%
2
22%
0
0%
2
29%
2
18%
19
26%
Niet ingevuld
0
0%
0
0%
2
14%
1
7%
0
0%
1
8%
0
0%
0
0%
3
4%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Ja
104
Vraag 17. Wilt u het hokje aankruisen van de onderwerpen waarover uw cliëntenraad in 2003 (gevraagd en of ongevraagd) schriftelijk advies heeft gegeven? (meer antwoorden mogelijk) Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
erzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Voedingsaangelegenheden
5
63%
10
71%
7
50%
7
50%
2
22%
3
23%
3
43%
6
55%
33
45%
Het algemeen beleid op het gebied van veiligheid, gezondheid
3
38%
8
57%
8
57%
10
71%
3
33%
4
31%
4
57%
7
64%
36
49%
Het algemeen beleid op het gebied van de geestelijke verzorging
3
38%
5
36%
2
14%
2
14%
1
11%
3
23%
2
29%
5
45%
17
23%
Het algemeen beleid op het gebied van recreatiemogelijkheden
6
75%
6
43%
5
36%
8
57%
0
0%
1
8%
2
29%
6
55%
27
37%
De vaststelling of wijziging van een regeling over de behandeling
4
50%
8
57%
5
36%
5
36%
3
33%
8
62%
2
29%
5
45%
29
40%
De aanwijzing van personen die belast worden met de behandeling
6
75%
5
36%
3
21%
4
29%
2
22%
4
31%
1
14%
6
55%
24
33%
De wijziging van de regeling over de samenstelling en/of de wijze
2
25%
8
57%
7
50%
8
57%
2
22%
6
46%
2
29%
6
55%
30
41%
De wijziging van de regeling over de materiële middelen
5
63%
6
43%
7
50%
9
64%
1
11%
7
54%
5
71%
6
55%
34
47%
De vaststelling of wijziging van andere voor cliënten gelden
4
50%
3
21%
3
21%
7
50%
0
0%
3
23%
3
43%
3
27%
22
30%
Benoeming van een afdelingshoofd
6
75%
6
43%
4
29%
5
36%
2
22%
1
8%
2
29%
4
36%
21
29%
Geen van deze onderwerpen
0
0%
2
14%
1
7%
0
0%
4
44%
3
23%
1
14%
0
0%
11
15%
Niet ingevuld
0
0%
0
0%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
1
14%
0
0%
2
3%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 18. Hoe vaak heeft uw cliëntenraad in het jaar 2003 (gevraagd en of ongevraagd) schriftelijk advies uitgebracht aan de directie of de Raad van Bestuur over onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Thuiszorg
Maatschappelijke opvang
Revalidatie
Totaal 4,7
Gemiddelde
9,4
4,3
3,5
3,3
6,8
2,6
3,0
4,3
Minimum
1
0
1
0
2
0
0
1
0
Maximum
20
20
8
8
10
6
12
7
20
7
10
10
13
5
9
5
9
55
N
Vraag 19a. Hoe vaak van het totaal aantal adviezen dat u heeft genoemd bij vraag 17 ging het om advies gevraagd door de directie of de Raad van Bestuur? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Thuiszorg
Maatschappelijke opvang
Revalidatie
Totaal 3,3
Gemiddelde
6,7
2,5
3,8
3,3
3,7
2,1
2,5
2,6
Minimum
1
0
1
1
0
0
0
0
0
Maximum
15
12
11
6
8
6
9
6
15
7
13
12
13
6
12
6
11
63
N
105
Vraag 19b. Hoe vaak van het totaal aantal adviezen dat u heeft genoemd bij vraag 17 ging het om ongevraagd advies? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Gemiddelde
2,7
1,7
1,7
1,1
2,1
0,4
Minimum
0
0
0
0
0
0
Maximum
6
8
4
4
7
N
7
12
10
10
7
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
Totaal
1,3
1,9
1,7
0
0
0
3
3
10
10
11
6
7
58
opvang
Vraag 20. Als de directie of de Raad van Bestuur een besluit heeft genomen over een onderwerp dat valt onder het verzwaard adviesrecht, laat de directie of de Raad van Bestuur u dan schriftelijk weten wat de directie of de Raad van bestuur heeft besloten? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
4
50%
7
50%
10
71%
12
86%
1
11%
9
69%
3
43%
6
55%
36
49%
Ja, soms
3
38%
3
21%
1
7%
1
7%
5
56%
2
15%
2
29%
2
18%
19
26%
Nee, nooit
0
0%
1
7%
2
14%
1
7%
2
22%
0
0%
1
14%
2
18%
8
11%
Niet van toepassing (de directie of de Raad van bestuur heef
1
13%
1
7%
0
0%
0
0%
1
11%
1
8%
1
14%
1
9%
6
8%
weet niet/geen mening
0
0%
2
14%
1
7%
0
0%
0
0%
1
8%
0
0%
0
0%
4
5%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Ja, altijd
Vraag 21. In welke fase van de beleidscyclus vraagt de directie of de Raad van Bestuur u meestal om advies uit te brengen over nieuw beleid? (meer antwoorden mogelijk) Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Meestal in de fase van plannen maken
5
63%
5
36%
5
36%
8
57%
2
22%
2
15%
3
43%
7
64%
29
40%
Meestal in de fase van plannen uitwerken
1
13%
5
36%
4
29%
6
43%
4
44%
9
69%
3
43%
8
73%
30
41%
Meestal als de plannen al gemaakt zijn
3
38%
8
57%
8
57%
7
50%
5
56%
6
46%
2
29%
4
36%
35
48%
Niet ingevuld
1
13%
0
0%
1
7%
0
0%
1
11%
0
0%
1
14%
0
0%
4
5%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
ERVARINGEN VAN DE CLIENTENRAAD Vraag 22. Hoe belangrijk vindt uw cliëntenraad de relatie met de directie of Raad van Bestuur? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Heel belangrijk
7
88%
12
86%
13
93%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
69
95%
Niet belangrijk, niet onbelangrijk
1
13%
2
14%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
4
5%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
106
Vraag 23. Welk rapportcijfer zou u geven voor de houding van de directie of Raad van Bestuur ten opzichte van uw cliëntenraad op dit moment? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
1
0
0%
0
0%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
1%
3
0
0%
0
0%
1
7%
0
0%
1
11%
1
8%
0
0%
0
0%
3
4%
4
0
0%
1
7%
1
7%
1
7%
2
22%
0
0%
0
0%
0
0%
4
5%
5
0
0%
2
14%
0
0%
0
0%
1
11%
1
8%
2
29%
0
0%
6
8%
6
2
25%
5
36%
2
14%
2
14%
0
0%
2
15%
0
0%
1
9%
11
15%
7
3
38%
1
7%
1
7%
2
14%
4
44%
4
31%
1
14%
1
9%
17
23%
8
1
13%
4
29%
4
29%
6
43%
1
11%
4
31%
2
29%
7
64%
17
23%
9
2
25%
1
7%
1
7%
0
0%
0
0%
1
8%
1
14%
2
18%
8
11%
10
0
0%
0
0%
3
21%
3
21%
0
0%
0
0%
1
14%
0
0%
6
8%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 23. Welk rapportcijfer zou u geven voor de houding van de directie of Raad van Bestuur ten opzichte van uw cliëntenraad op dit moment? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Gemiddelde
7,4
6,6
7,0
7,7
5,8
6,8
Minimum
6
4
1
4
3
3
Maximum
9
9
10
10
8
N
8
14
14
14
9
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
Totaal
7,4
7,9
7,0
5
6
1
9
10
9
10
13
7
11
73
opvang
Vraag 24. Beschikt uw cliëntenraad over voldoende materiële middelen om haar taak goed te kunnen uitvoeren? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Ja
7
88%
13
93%
13
93%
14
100%
8
89%
12
92%
6
86%
10
91%
66
90%
Nee
1
13%
1
7%
1
7%
0
0%
1
11%
1
8%
1
14%
1
9%
7
10%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Vraag 25. Krijgt de cliëntenraad voldoende en tijdig informatie van de directie of de Raad van Bestuur om een goed onderbouwd advies uit te kunnen brengen? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
1
13%
3
21%
2
14%
4
29%
1
11%
1
8%
2
29%
3
27%
16
22%
Meestal wel, maar niet altijd
7
88%
8
57%
10
71%
10
71%
7
78%
11
85%
3
43%
7
64%
48
66%
Nee, nooit
0
0%
3
21%
2
14%
0
0%
1
11%
1
8%
2
29%
1
9%
9
12%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Ja, altijd
107
Vraag 26. Ziet de cliëntenraad zijn invloed terug in het beleid van de organisatie? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
0
0%
2
14%
1
7%
2
14%
0
0%
1
8%
1
14%
1
9%
8
11%
Meestal wel, maar niet altijd
7
88%
10
71%
11
79%
10
71%
7
78%
10
77%
5
71%
10
91%
55
75%
Nee, nooit
0
0%
1
7%
1
7%
0
0%
2
22%
1
8%
1
14%
0
0%
6
8%
Niet ingevuld
1
13%
1
7%
1
7%
2
14%
0
0%
1
8%
0
0%
0
0%
4
5%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Ja, altijd
Vraag 27. Is het aantal keren dat wordt overlegd met de directie of Raad van Bestuur naar tevredenheid? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
7
88%
11
79%
11
79%
14
100%
9
100%
11
85%
6
86%
11
100%
63
86%
Nee, er is wel eens overleg, maar niet vaak genoeg
1
13%
2
14%
2
14%
0
0%
0
0%
2
15%
1
14%
0
0%
8
11%
Niet van toepassing, er is nog geen overleg geweest
0
0%
1
7%
1
7%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
2
3%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
Ja
Vraag 28. Welk rapportcijfer geeft u voor de mate waarin de directie of de Raad van Bestuur de cliëntenraad betrekt in de besluitvorming van onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? (van 1 tot 10) Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Maatschappelijke
Thuiszorg
Revalidatie
opvang
Totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
1
0
0%
0
0%
1
7%
0
0%
1
11%
0
0%
2
29%
0
0%
4
5%
2
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
1
8%
0
0%
0
0%
1
1%
3
0
0%
0
0%
1
7%
0
0%
1
11%
0
0%
0
0%
0
0%
2
3%
4
1
13%
1
7%
0
0%
0
0%
2
22%
0
0%
0
0%
0
0%
4
5%
5
1
13%
3
21%
2
14%
1
7%
1
11%
1
8%
0
0%
2
18%
8
11%
6
1
13%
4
29%
0
0%
1
7%
2
22%
4
31%
1
14%
0
0%
13
18%
7
0
0%
0
0%
3
21%
3
21%
0
0%
1
8%
0
0%
3
27%
9
12%
8
4
50%
3
21%
5
36%
5
36%
1
11%
3
23%
2
29%
4
36%
19
26%
9
1
13%
1
7%
1
7%
1
7%
0
0%
0
0%
1
14%
2
18%
6
8%
10
0
0%
0
0%
0
0%
2
14%
0
0%
1
8%
0
0%
0
0%
3
4%
weet niet/geen mening
0
0%
2
14%
1
7%
1
7%
1
11%
2
15%
1
14%
0
0%
4
5%
Totaal
8
100%
14
100%
14
100%
14
100%
9
100%
13
100%
7
100%
11
100%
73
100%
108
Vraag 28. Welk rapportcijfer geeft u voor de mate waarin de directie of de Raad van Bestuur de cliëntenraad betrekt in de besluitvorming van onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht? Geestelijke
Verpleging &
Verstandelijk
Lichamelijk
Algemene
gezondheidszorg
verzorging
gehandicapten
gehandicapten
ziekenhuizen
Thuiszorg
Maatschappelijke opvang
Revalidatie
Totaal
Gemiddelde
7,0
6,3
6,5
7,8
4,6
6,5
5,5
7,4
6,4
Minimum
4
4
1
5
1
2
1
5
1
Maximum
9
9
9
10
8
10
9
9
10
N
8
12
13
13
8
11
6
11
69
109
110
Research voor Beleid Schipholweg 13 - 15 Postbus 985 2300 AZ Leiden telefoon: (071) 5253737 telefax: (071) 5253702 e-mail:
[email protected] www.researchvoorbeleid.nl
111