De Caminho Português 2002 Na de nodige stappen gezet te hebben op de Camino Francés en de Ruta de la Plata werd er uitgezien naar een volgende uitdaging. Voorwaarde hiervoor was dat de tijd, die ervoor nodig was om de tocht te volbrengen, niet te lang zou zijn. Twee tot maximaal krap drie weken was het uitgangspunt. Er is keuze genoeg in Spanje: alleen al in Galicia is er sprake van dat er zeven Caminos richting Santiago lopen: De Camiño FisterraMuxia, de Camiño Inglés, de Camiño do Norte, de Camiño Primitivo, de Camiño Francés en de Camiño do Sueste – Via da Prata. Daarnaast zijn er allerlei routes ontwikkeld vanuit de steden die aan de Middellandse zee kust liggen en vanuit Madrid. Keuze was er dus genoeg en in de loop van 2001 maakten Merijn van den Hoogenhoff en Joop Kortekaas een open beginselafspraak dat we in 2002 de Caminho Portugués zouden gaan lopen.
Ik, Joop Kortekaas, had mij voorgenomen om voor de documentatie en informatie over de Caminho Portugués te zorgen. Dat viel erg tegen. Er is/was nauwelijks informatie te verkrijgen bij de gevestigde instituten zoals het Engelse en het Belgische Genootschap. Als men de vergaarde informatie naast elkaar legt, dan blijkt dat er veel varianten en keuze mogelijkheden worden vermeld terwijl men niet weet waarop men een keuze moet maken. Alleen al in het noorden van Portugal onderscheidt men de Caminho do Nordeste, de Caminho do Lima, de Caminho do Norte, de Caminho de Celanova, de Caminho da Geira Romana en de Caminho de Lamego. Daarnaast kennen we natuurlijk de Caminho de Fatima maar die gaat de andere kant op. Handicap bij dit alles is dat de Portugese taal voor mij geheel onbegrijpelijk is. De Engelsen geven een boekje uit dat in dateert uit 1996, de Belgen geven een “Verkenning” uit van de aldaar bekende Christine Bloem die deze route in 1998 bezocht. Beide beschrijvingen bleken ZEER gedateerd te zijn en dekken de lading helemaal niet meer. In Portugal, Oporto, is er het “Centro de Estudos Jacobeus Caminhos Portugueses a Santiago de Compostela”. De hier verkregen info is rommelig, verwarrend en niet samenhangend. De documentatie verkregen van de Asociación de Amigos de los Caminos de Santiago de Madrid beschrijft de Caminho Portugués vanaf Ponte de Lima. In feite was dit nog de meest actuele informatie. Op internet zijn er verschillende sites van diverse landen bezocht. De verkregen info was erg
incompleet. Alleen een gestileerde routekaart van de Associação dos Amigos do Caminho de Santiago do Norte de Portugal gaf enig houvast alhoewel men zelf een keuze dient te maken of men via Barcelos of via Braga gaat lopen. Diverse mensen zijn gebeld met de vraag of er info beschikbaar was. De berichten waren wat somber: er zou veel asfalt zijn, de paden drassig bij regen en er zouden weinig refugio’s zijn. Al met al gaf dit geen feestelijk gevoel. Merijn en ik hebben een paar keer een kort overleg gehad en besloten werd om toch maar “gewoon” naar O Porto af te reizen en ter plaatse te beoordelen hoe de situatie is. Als het niks zou zijn, dan zouden we naar bevind van zaken handelen.
Het werd een prachtige tocht. De natuur is uitbundig, de route is uitstekend gemarkeerd, we troffen slechts één asfalt dag en dat was de eerste dag om O Porto uit te komen. Na 10 dagen bereikten we Santiago waarna we in vier dagen via Muxia naar Cabo Fisterra liepen, alweer over voortreffelijk gemarkeerde paden. Kortom: een echte aanrader voor personen die slechts twee weken de tijd hebben.
Vrijdag 26 april 2002, het afscheid.
Gewoontegetrouw heb ik de dag voor vertrek in ledigheid doorgebracht. Het hardhouten (fout hout, sorry Merijn) tuinstel is in de garage gezet, de rugzak is definitief ingepakt en er is een flinke middagdut gedaan.’s Avonds is een afscheidsborrel gegeven voor de achterblijvers. Hiervoor zijn ook Merijn en zijn vriendin Jacovine uitgenodigd. Het werd een zeer gezellig samenzijn. De rode wijn vloeide rijkelijk en de tapasjes vonden gretig aftrek. Kortom: een goede voorbereiding.
Zaterdag 27 april 2002, transfer Breda – Porto Rond acht uur werd ik wakker en ben ik opgestaan. Bij de kaasboer is verse kaas gehaald en acht puntkadetjes zijn gesmeerd. Na de koffie was de ochtend alweer voorbij en om 11.30 uur reden Joke en ik richting Brabersweg waar Merijn en Jacovine al bijna voor de deur stonden te wachten. De weg naar Breda is op veel plaatsen in onderhoud wegens de voorbereidingen van de TGV dus stroopte het verkeer regelmatig op. Om 12.45 uur waren we al op het internationale busstation van Breda. Dat was een uur te vroeg maar beter te vroeg dan te laat, nietwaar? De bus was dus drie kwartier te laat, maar hij was er tenminste. We bemachtigden beiden een plaats achter de grote voorruit van deze hoogdekker. De beenruimte is er wat krap maar het uitzicht vergoed zeer veel. Merijn was gezeten naast ene Jolanda die een standtent bezit in de buurt van Marbella. Zij praatte honderd uit over van alles en nog wat. Na een kwartier rijden waren we al in het buitenland (België) en vijf minuten later hadden we de eerste maaltijdstop bij de Alberts Corner aldaar. De chauffeurs waren immers al zo’n vier uur op pad en zij moesten rusten en eten. Via Brussel en een benzinepomp kwamen we rond 22.00 uur aan ergens voor Parijs voor de grote stop, voorafgaande aan de nacht. In het centrum van Parijs is een groot overdekt busstation. Daar hebben we ruim een uur gewacht op een bus die vanuit Duitsland moest komen. Deze had onderweg een flinke vertraging opgelopen. Na aankomst en na het uitvoeren van de grote wisseltruc reden we uiteindelijk om 00.30 uur het station uit, de donkere
nacht in met een koers pal zuid. Er waren nog maar 33 personen in de bus dus bijna iedereen kon over een eigen bank beschikken. Jolanda was in de andere bus overgestapt want die moest immers in de richting van Malaga. De bus beschikte over drie chauffeurs die elkaar steeds na vier uur afwisselden. Ze bliezen behoorlijk door. Om 09.00 uur was er een kwartiertje voor een koffie met een croissant. Via Burgos, Valadolid, Zamora, Vila Real bereikten we om ca 19.30h O Porto. Wegens verschil in tijdzone was het daar een uur vroeger. Het was inmiddels zondag en de wegen naar O Porto waren behoorlijk vol. De buschauffeur had er “Zin an” en met een soort dodemansrit beëindigde hij de ca 30 urige transfer. Links en rechts inhalen was geen probleem. Merijn en ik bevonden ons achter het grote raam hoog boven het overige verkeer in een soort van “Roller Coaster”.
In een zakenwijk juist ten westen buiten het centrum werden we bij een gesloten kantoor van de busmaatschappij uit de bus gelaten. Het werd nu de kunst te bepalen waar we ons bevonden. We vroegen het aan een vrouw bij een bushalte maar die was nogal schrikachtig en daarmede schoten we niet veel op. Uiteindelijk wisten we het en met een kopie van de plattegrond vonden we snel het centrum. In een paar pensoâ’s was geen plek voor ons. Uiteindelijk vonden we voor € 85.- voor twee nachten een kamer, overigens inclusief ontbijt. Dat hakte er dus al behoorlijk in maar we zaten dan ook midden in het centrum van Porto aan de Avenida dos Aliados. Met de dame van de receptie hebben we uitvoerig gesproken. Zij adviseerde een bepaalde locatie om te gaan eten. Het werd een verzameling van eethuisjes in het top klasse warenhuis Vila Catarina. Bij de Pizzahut verkochten ze vegetarische pizza’s dus de avond kon niet meer stuk. Opvallend was dat vrij veel mensen in Portugal Engels kunnen spreken. Uiteindelijk kwamen we tot de conclusie dat tenminste één op de tien mensen een buitenlandse taal spreekt en dat is best comfortabel. Teruggekomen in de nabijheid van onze Recidencial brak er een hels kabaal los: Sporting Club Portugal was kampioen geworden en een waar volksfeest barstte los: aan rondtuffende toeterende auto’s en met vlaggen zwaaiende mensen was geen gebrek. Ondanks de herrie hebben we voortreffelijk geslapen.
Maandag 29 april, een dagje in Porto
We hebben goed geslapen. Om half negen werden we wakker en na het douchen en aankleden werd het ontbijt alle eer aangedaan. Met een Nederlands echtpaar dat ook in het hotel verbleef zijn wat ervaringen uitgewisseld. We hanteerden nog steeds GMT maar het was voor Portugese begrippen een uurtje vroeger dus heeft Merijn zijn horloge een uurtje terug gezet. Buiten gekomen zijn er eerst een tweetal kerken bezocht. De buitenzijde van veel kerken maar ook van belangrijke gebouwen zijn geheel voorzien van “Azulejos”, blauw witte tegeltjes waarop allerlei (bijbelse) voorstellingen voorkomen. Dat is wel erg bijzonder, temeer als men zich bedenkt dat deze tegelkunst uit de middeleeuwen stamt. Het oude deel van O Porto, de Barredo, is bezocht en via de beroemde Dom Luis I brug van ingenieur Eifel, kwamen we aan de overkant van de rivier de Douro. In een bakkerij annex cafetaria is een heerlijke bak koffie met wat lekkers erbij genoten. Hierna bezochten we de rivieroever, de Cais de Ribeira. Langs deze oever bevinden zich een reeks van port bodega’s en kan men reserveren voor een bootreis over de Douro. We hebben daar geen gebruik van gemaakt. Het kantoor van de “Amigos do Caminho de Santiago”is bezocht. De aldaar aanwezige oudere dame begreep het allemaal niet zo goed. Een Portugese Credential zat er – helaas – niet in. Wel kregen we een stempel op onze Nederlandse Credential en een bundel onsamenhangende informatie over de Caminho Portugués. In een kleine, zeer volle bar in de Barredo hebben we van een uitgebreide lunch genoten. Voor mij bestond dat uit vis met rijst en voor Merijn uit de eerste van een lange reeks groene salades. De kathedraal die gewijd is aan San Francisco is bezocht en daar is ook een stempel op de Credential gescoord. Daarna hebben we vastgesteld hoe de route de stad uit loopt. Terug in het hotel zijn de voorbereidingen voor de tocht van morgen gepleegd en is er een dutje gedaan. Vervolgens gingen we de straat op, werden de reeds geschreven ansichtkaarten gepost en bezochten we een heus internetcafé. In O Porto worden zeer veel gebouwen en ook de infrastructuur (parkeergarages) gerenoveerd. Het gevoel bestaat dat een flink deel van de stad op de schop gaat in deze vanwege het drukke verkeer toch al hectische stad. In een van te voren verkend restaurant hebben we de avondmaaltijd genoten. We waren zo’n beetje de laatste gasten die binnen kwamen. Het eten start hier aanzienlijk vroeger dan 21.00 uur. In Spanje zou dat nauwelijks gelukt zijn. ’t Is wel even wennen. Na 22.00 uur is het in Portugal zelfs lastig om nog wat te krijgen. Eén van de obers maakte het wel erg bont. Iedere ober stortte het wisselgeld dat als fooi werd gegeven in een collectieve pot. Deze man stopte een deel van de buit in zijn broekzak
en met een groots gebaar wierp hij de restanten van het kleingeld in de collectieve pot. Van je collega’s moet je het maar hebben.
Dinsdag 30 april, koninginnedag, Porto – Vilarinho 28 km Het was deze dag prima loopweer. Droog en af en toe een zonnetje. De dag begon in de ontbijtzaal. Pas om even over half acht waren er broodjes gebracht door de bakker. Na een uitgebreid ontbijt en naar Hollandse gewoonte een paar belegde broodjes in de zak begon de feitelijke tocht. In de Engelse beschrijving vonden we de route naar buiten de stad. In feite is het heel gemakkelijk: langs de camping in het noorden en daar staat – oh wonder – de eerste gele pijl. Klein van formaat, niet groter dan 10 x 15 cm maar precies op de juiste plaats en met strakke, vaste hand geplaatst. Hier wisten we nog niet waarheen deze pijl ons zou voeren, werd het Barcelos, Braga of nog een andere plaats? Het werd de eerste. De weg vanuit O Porto kenmerkt zich als een steeds dunner wordende lintbebouwing. Eerst waren er de buitenwijken van de grote stad, toen de industrie wijken, daarna de randgemeenten. In feite loop je constant langs bebouwing zonder dat het echt hinderlijk is. De eerste stop vond om half 10 plaats in een barretje, gevolgd door een lange stop in het veld tegen twaalf uur en een limonadestop tegen tweeën ergens in een volgend dorp. Om drie uur arriveerden we in Vilarinho. Op een omvangrijk plein schoven we aan bij een aantal oudere mannen die daar met onbevangen blikken, bijna schaamteloos, de twee noord Europeanen van top tot teen beoordeelden. We gingen er gewoon bijzitten en wonder oh wonder - één van de oude mannen sprak een taal van over de grens. Na wat heen en weer gepraat en overleg onderling kwamen we tot de conclusie dat in Vilarinho en in de wijde omgeving geen overnachting mogelijk was. In Vila do Condo, een stad op 7 km afstand aan de kust, was ruim voorzien van slaapplaatsen. We maakten aanstalten om te vertrekken en daar reed een bus voorbij. Ik wuifde uitgebreid, de bus aarzelde en stopte en na een korte sprint met de rugzak half over de schouder stapte we in. Vila do Conde was de bestemming en dat voor € 0,90 per persoon. Onderweg is er getracht om een vorm van communicatie te plegen maar dat mislukte schromelijk. De chauffeur had het beste met ons voor maar in Vila stapten we op een plek nabij de haven uit, zeer tegen de wens van de chauffeur. In een soort van VVV annex breiwinkel kregen we wat informatie over pensoã’s en de onze werd snel gevonden. Het werd Recidential O Manco d’ Areira, wat dat ook maar mag betekenen. Het vaste pelgrimsritueel voltrok zich vervolgens:
wassen, douchen, inkopen doen en rusten alvorens de maaltijd wordt gebruikt. De ober in het restaurant deed zeer zijn best op het vegetarisch gebied. Merijn was er zeer over te spreken. Joop over zijn entrecote met Roquefortsaus idem dito. De Portugese brandy bij de koffie kan zich uitstekend meten met de Spaanse brandy.
Woensdag 1 mei Vilarinho – Barcelos 29 km
Kwart voor zeven stonden we op. De vorige dag hadden we naast een paar bakjes yoghurt “oerbrood” gekocht en dat was zwaar kouwen maar met wat kaas en warme thee was het net te verwerken. Het hinderlijke alarm dat normaal gesproken door het hele pand klinkt bij passage van de trap was uitgeschakeld dus konden we geluidloos het pand verlaten. Bij de VVV stond al een rij taxi’s en deze waren aanzienlijk dichterbij dan de bushalte. Met een taxi reden we weer terug naar de plaats waar we inde bus waren gestapt. De jonge chauffeur die een “eigen rijder is” was erg aardig en hij vertelde honderd uit. Na ca 10 minuten kwamen we in Vilarinho. De rit kostte € 5.- dus dat viel alles mee. Even voor achten startten we de tweede etappe op deze dag van de arbeid die ook in Portugal een nationale feestdag is. Het werd een mooie route door bossen en langs kleinschalige akkerbouwgebieden. Al vrij snel passeerden we de Ponte do Ave, een gedeeltelijk ingestorte Romeinse brug over de Rio Ave. De eucalyptus bomen geuren heerlijk, vooral als het een beetje regent zoals dat bij herhaling op deze dag gebeurde. De tocht was goed. We liepen volledig op de perfect aangebrachte gele pijlen. De documentatie die ik had liet ernstig verstek gaan. De route valt voor een flink deel samen met de GR11, de E9 en de route vanuit het noorden naar Fatima, de bedevaartplaats waar vooral de Portugezen belangstelling voor hebben. Na een paar rustpauzes, de passage van alweer een fraaie brug over de Rio Este en een lunch in het bos arriveerden we in Barcelinhos. In de kerk waren vrouwen bezig om processie stukken te versieren met roze rozen en blanke lelies. Maria met een oversized kroon steekt daar dan weer bovenuit. De huishoudster van de pastoor kende het klappen van de zweep en die troonde ons mee naar het kantoor van de pastoor en we ontvingen daar een stempel in onze Credential. Ik had het de laatste kilometers zwaar. Het lopen ging me niet goed af. Uit eindelijk arriveerden we in Barcelos waar het groot feest was. Kermis bezoeken en flaneren en dat door alle bewoners die in deze stad wonen. Bij de VVV werden we alweer
door een perfect Engels sprekende dame te woord gestaan en de resulterende pensoã was snel geregeld. Voor € 30 per nacht inclusief ontbijt. Dat was niet te veel. De kermis is niet bezocht, wel de kerk waar fraaie processie stukken stonden te pronken en waar een mozaïek van bloemblaadjes was gelegd. Er was veel belangstelling. Merijn raakte er zijn beschermdop van de camera kwijt. Op een terras hebben we een oorverdovend concert van trommelaars en doedelzakspelers aangehoord. Er is prima gegeten. Ikzelf nam een gesmolten kaasje en sardines op geroosterd brood. Merijn genoot van een omelet met kaas en aardbeien met slagroom toe. Prima. Het geheel werd omgeven door een licht mousserende rode wijn. ’s Avonds was er groot feest in de stad op nog geen 200m van het hotel. Wereldberoemde lokale sterren gaven een fraai concert op een groot podium met daarvoor een flinke groep mensen ( > 1.000 stuks). Het was erg leuk. Na een klein uurtje vond ik het genoeg en zocht m’n mandje op
Donderdag 2 mei 2002, Barcelos – Ponte de Lima 32 km Om 05.00 uur werd ik wakker doordat er mensen aan het praten waren. Zij vierden nog feest. Om 07.00 uur was het opstaan geblazen gevolgd door een smakelijk ontbijt. Buiten regende het hevig dus maakten we geen haast. Buiten was men bezig om een markt op te zetten. Daar is brood en kaas gekocht. Inmiddels begon het weer te regenen en konden onder een markies de regenpakken aan getrokken worden. De regenbui werd gevolgd door een stortbui die vervolgens werd gevolgd door een wolkbreuk. Het water spoelde centimeters dik over het wegdek. De weg is uitstekend gemarkeerd met gele pijlen. Een flink deel loopt weer samen met de GR11 en de E9. De GR loopt bijna altijd dòòr de dorpjes terwijl de Caminho er omheen geleid wordt. De route volgt karrensporen en modderige paden. Tegen elven arriveren we in Tamel voor een koffie break in een barretje. Het werd een heerlijke wandeldag. De weg is mooi. Bij de karakteristieke Ponte das Tábuas over de Rio Neiva is een fotosessie gehouden en in een wei is geluncht. Diverse barretjes zijn nog gefrequenteerd en in een boomgaard is een rustpauze doorgebracht. Steeds weer treffen we de GR11 en de E9. Het is een redelijk vermoeiende dag. Regelmatig spat het en trekken we, naar later blijkt steeds ten onrechte, de regenkleding aan. Ergens onderweg was het pad geblokkeerd door een wagen met gras die in
een greppel was beland. We hebben niet aangeboden om de zaak op te lossen. Het bemachtigen van Eurocenten is een lastige zaak. De Portugezen snappen er letterlijk geen cent van. De aanlooproute naar Ponte de Lima was fraai. Op enig moment heeft men lopend langs de brede rivier met de originele naam Rio Lima het volle zicht op de lange Romeinse brug tussen de oevers. We passeerden een duur uitziend 3-sterren hotel en gingen op zoek naar de VVV die al lang gesloten bleek te zijn. Twee mannen deden ieder een poging om een slaapplaats voor en met ons te bemachtigen maar de poging was vergeefs. Met enige tegenzin liepen we terug naar het mooie, grote hotel Império de Minho met * * * . De (geüniformeerde) dame achter de desk bekeek de binnenkomers met enige reserve. Er was inderdaad een kamer beschikbaar. Deze kostte Euro 49,90 voor één nacht, inclusief twee ontbijten. Op mijn opmerking dat het bedrag wel hoog is voor arme pelgrims kregen we per omgaande een korting van 20% aangeboden. Het werd dus Euro 39,92. De kamer was prachtig, inclusief radio, TV, airco en een minibar die rijkelijk was gevuld met aantoonbaar lekkere versnaperingen. Het ligbad bleek lekker te legge. Het was een “refugio” naar ons hart! Tegen negenen gingen we gelaafd de straat op. In tegenstelling tot Spanje eten de Portugezen vroeg in de avond en vonden we al enige restaurants gesloten! In een pizzatent hebben we voortreffelijk gegeten: salade met een pizza quatro formagio, wijn en koffie toe. Even over elven is er naar huis gebeld. Moe maar voldaan zochten we het hotel op en sliepen een slaap der rechtvaardigen.
Vrijdag 3 mei, Ponte de Lima – San Roque De vorige dag heb ik geprobeerd om de dame achter de desk van de receptie zover te krijgen dat ze een kamer zou reserveren in San Roque. Het verhaal gaat dat deze hostal nogal intensief wordt bezocht. Ik kon op het “Moment Suprême“ het telefoonnummer niet vinden dus werd de dame ongeduldig, trommelde met haar vingers op de desk en ik werd onzeker. Einde poging. Het ontbijt was een pelgrim waardig. Een “continental breakfast” met alles erop en eraan en het hoorde inclusief bij de kamerprijs. Na de copieuze maaltijd is er afgerekend. De eindrekening bedroeg Euro 43,92 en dat was inclusief de diverse blikjes uit de minibar.
In Ponte de Lima, dat overigens een fraai stadje is met diverse monumenten, is de VVV bezocht. Het kantoor was reeds open en we stonden er al ca 10 minuten voordat de dame van de VVV het kantoor binnenkwam. Zij was erg verrast en wij ook en zij verontschuldigde zich voor de merkwaardige situatie. De dame heeft ons zeer buitengewoon geholpen aan informatie en documentatie. Vanuit deze VVV wordt van alles aangestuurd wat betreft de Caminho Portugués. Mijn zelfgemaakte routekaart, die ik had samengesteld van verschillende kaarten van het internet, oogstte bewondering en die werd direct gefotokopieerd voor verder gebruik ter plaatse. De vrouw was gaarne bereid om een kamer te reserveren in San Roque. Het was spijtig om afscheid te moeten nemen maar een pelgrim moet nu eenmaal altijd verder. De fraaie brug ligt op nog geen minuut van de VVV dus die kon niet gemist worden. Aan de overkant zou, volgens de beschrijving, juist voor de brievenbus een gele pijl staan. We hadden pech: het huis was zojuist geverfd en de pijl was niet meer te zien. Na enig zoeken vonden we de juiste weg en die was heel erg mooi. Er is veelvuldig genoten van het fraaie weer en de mooie natuur. Al spoedig stijgt de weg stevig. In een bar is voor totaal Euro 0,95 een kop koffie en een cola genuttigd. De Caminho voert hier over Romeinse- en middeleeuwse wegen, voetpaden en karrensporen. In Bandeira is nog een korte rustpauze gehouden en ondanks de ogenschijnlijk geringe afstand was het nog een pittige dag geworden. Het genomen pasje lag op 438m hoogte. In “Residencial O Rerpouso do Peregrino” te São Roque werden we verwacht. We waren de enige gasten! Dus alle moeite van het reserveren was voor niks geweest. Helaas konden we niet mee eten met de eigenaar. Een restaurant ontbrak. In de bar en/of verblijfsruimte hebben we wat zitten schrijven en hebben we een drankje gedronken. Het ligbad was verrukkelijk. Het dagelijkse wasje kon worden gedroogd in de achtertuin waar het in de volle zon en wind hing. Oma, die aldaar in een hoekje zat te suffen, schrok zich een hoedje en keek het schouwspel van ophangen met stijgende verbazing aan. In het dorp waren slechts twee erg simpele bars en een bescheiden levensmiddelenwinkel. In deze laatste is wat brood en yoghurt gekocht die we “thuis” als avondmaal hebben genuttigd. De zoon des huizes, de negen jarige Joũo Pedro Castro Cordoso deed zeer zijn best door bier, cola en chips aan te voeren. Als hij maar dacht dat de bodem in zicht kwam, dan vroeg hij al of we een nieuwe versnapering wilde hebben. Merijn schrijft een lange brief naar huis en we worden door de hospita erop gewezen dat de mis om 18.30 uur zal worden opgedragen. We hebben er geen gebruik van gemaakt. Om 20.00 uur ging ik op mijn bed liggen voor een dutje en om 21.30 uur ging ik maar onder de dekens liggen om de rest van de avond en nacht door te brengen.
Zaterdag 4 mei 2002, San Roque – Tui 25 km Na een prima nachtrust van welgeteld 11 uren!! stonden we om kwart over zevenen op en om acht uur waren we beneden voor het ontbijt. Daar werden we eerst tot stilte gemaand omdat de hele familie op dit onchristelijke uur nog tussen de lakens vertoefde. Na het ontbijt van 3 broodjes ( voor z’n tweeën), koffie en thee namen we afscheid en begonnen we aan de laatste etappe in Portugal. Ook deze tocht was zeer mooi. Holle wegen, Romeinse wegen, oude bruggen, karrensporen. In één woord: grandioos. Na zo’n twee uurtjes belandden we in een bar waar in de vitrine van de levensmiddelen afdeling een schaal met lokaal gemaakte geitenkaasjes lagen te wachten op een liefhebber. Gesmuld hebben we! Het weer was aardig fris. Wellicht kwam het door de hoogte maar een extra shirt was wel gewenst. Het kwam niet boven de zestien graden. Om 14.10 uur bereikten we Valença, de grensplaats. Hier ligt de internationale brug, de Ponte Internacional, over de grensrivier, de Río Miño. Halverwege de brug, die ook al door ingenieur Eifel is gebouwd, is een plaquette met een aanduiding dat men de grens tussen Portugal en Spanje passeert. Het schijnt zo te zijn dat beide landen ieder precies de helft betaald hebben van de bouwkosten. Om 14.10 uur stapten we aan de Portugese kant op de brug om vervolgens om 15.15 uur het vaste land van Spanje te bereiken. Het uur tijd verschil tussen Portugal en de rest van West-Europa lag achter ons. De refugio in Tui was voor ons niet zo gemakkelijk te vinden omdat er weinig pijlen waren en omdat er nogal wat aanduidingen door de tand des tijd waren aangetast. We waren erg verwend in Portugal waar de bewegwijzering bijzonder goed was. Rond de kerk vond een soort braderie plaats en een grote groep dames demonstreerde de kunst van het kantklossen. Een aardige mijnheer bracht ons tot in de refugio die, oh schrik, werd bevolkt door een groep van tenminste 30 scouts van 10 – 14 jaar die zeer nadrukkelijk aanwezig waren. Gelukkig was er een hele slaapzaal voor ons tweeën beschikbaar. Andere pelgrims waren er niet. Een paar meisjes legden contact en de vraag was of we koekjes wilden eten. Dat zouden we later, na de dagelijkse wasbeurt komen doen. Het wassen geschiedde met koud water en het was al behoorlijk koud vanwege de regenbuien die bij herhaling over ons werden uitgestort. Wij veronderstelden dat de dames iets van zelf gemaakte appeltaart zouden presenteren maar het bleken slechts Maria kaakjes te zijn. In de stad hebben we een poosje gewandeld, op een terras gezeten en veel kaarten gekocht. Een internet café is bezocht en er is met het
thuisfront getelefoneerd. Terug in de refugio hebben we ons ontfermd over de donativo pot. We zijn inmiddels begonnen met het verzamelen en bewaren van Portugese muntjes en die dachten we aan te treffen in de donativo-pot. Op een stil moment werd de pot vakkundig van haar deksel ontdaan, gevolgd door een flinke greep in de inhoud. De refugio stelde ons niet teleur: met name de muntjes met de laagste waardes waren ruimschoots aanwezig. Een meer dan evenredig bedrag is teruggestort. Enigszins besmuikt bewonderden we de oogst. Jacobus zal het ons vergeven.
Zondag 5 mei 2002, Tui - Redondela, 28 km Het werd een woelige nacht. Jongelui zwierven tot diep in de nacht luidruchtig over straat en de scouts waren eveneens rumoerig. Om zeven uur werd ik door Merijn wreed in mijn dromen onderbroken. Half in het donker is er ontbeten. Buiten miezerde het en de was was niet gedroogd. Om even over half acht vertrokken we. Het was fris. Na anderhalf uur is er koffie gedronken en de weg leidde ons over veel asfalt en de Polígono Industrial van Porriño. Dat waren we duidelijk niet gewend. Het werd in de loop van de ochtend steeds warmer. Rond half één zaten we op een muurtje rond een kerk en we kregen de volle aandacht van een soort dorpsidioot die steeds maar een Franse Euromunt liet zien en in veel talen allerlei uitdrukkingen ten gehore bracht. De kerkgangers bleken hem te kennen want iedereen liep met een flinke boog om hem omheen. We werden gered door de aanvang van de mis van 13.00 uur. Het pad werd steeds beter met stevige tot straffe stijgers en dalers. De route beschrijving en de aanduidingen op de kilometerpalen die sporen niet en dat is erg vervelend. Vanaf de Portugese grens wordt de afstand tot Santiago veelvuldig met zuilen met daarop een schelpentegel en een afstandsplaatje in meters aangegeven. Het is steeds de truc om niet af te lezen hoever het nog is maar het gevoel geeft aan dat met de kennis in meters de afstand steeds maar weer verder lijkt dan deze is. Onderweg kwamen we nog een heuse miliario tegen. Drie kilometer voor de eindbestemming is nog een stop gehouden en precies vijf uur marcheerden we Redondela binnen en vonden we de refugio ondergebracht in een gerestaureerd oud gebouw met
de naam “ Casa de Torre”. In de hal was een soort VVV – informatie desk. Bovendien werd in het gebouw een tentoonstelling van een beeldend kunstenaar gehouden. De dame achter de desk was erg lief. Het was een studente uit Santiago die de tijd doorkomt door hier achter de desk alle tijd aan haar studie te besteden. De refugio was zoals je dat hier kan verwachten: schitterend mooi, architectonisch zeer verantwoord maar voor het rondreizende pelgrimscircus niet erg praktisch omdat bijvoorbeeld de toilet- en douche groep zwart betegeld was met veel gepolijst roestvast staal. Iedere waterdruppel werd een duidelijke vlek. Juist vòòr het balkon was inpandig een mogelijkheid tot drogen van de kleding ingericht en dat was erg handig. Ook handig waren de hetelucht-handendrogers voor het snel drogen van bijvoorbeeld sokken. Ook in deze refugio waren we de enigen die gebruik maakten van de 60-personen accommodatie. Van het meiske kregen we de sleutel van de zijdeur. Voor vertrek is deze – uiteraard - proefondervindelijk getest want stel je toch eens voor dat je de hele nacht door een dikke deur van de spullen gescheiden blijft. Direct achter de refugio bevond zich een chic restaurant. We werden boven neergezet door een mooie jongen als ober. Merijn lustte hem niet en de ober lustte Merijn niet. De man toonde veel belangstelling voor een lokaal prominent persoon met familie waardoor wij duidelijk in de vergetelheid raakten. Mijn knoflookgarnalen smaakten er niet minder om. De paddenstoelen van Merijn overigens ook niet. Terug in de refugio was de was al aardig droog. Het deel van het pand waarin de tentoonstelling werd gehouden was inmiddels afgesloten.
Maandag 6 mei 2002, Redondela – Pontevedra 21 km We waren vroeg op wegens slecht sluitende luiken waardoor het licht gemakkelijk kon binnentreden en ik word daar wakker van. Kwart over zeven was het opstaan geblazen en tegen half negen gingen we op pad. In een café is er ontbeten met croissantjes en diverse koppen thee. Het eerste uur was de weg maar een matige weg. Daarna werd het beter. Het bleef echter steeds behoorlijk fris. Via een koffie stop en een proviandering in een “Dia%” kwamen we tenslotte langs een breed meer dat ook een soort fjord kan zijn. Het is de uitmonding van de Rio de Vigo. Er is een middeleeuwse brug gepasseerd over de Rio Verdugo en later nog een
Romeinse brug. De Camino werd in de loop van de dag steeds fraaier. In een bos is een lange stop gehouden en uiteindelijk arriveerden we tegen drieën in Pontevedra dat we via een buitenwijk binnen liepen. Al spoedig was daar het spoorwegstation met een opvallend fraai gebouw ernaast. Bijna waren we er voorbij gelopen maar nog net op tijd zagen we het bekende bord. Het blijkt een soort 12-sterren refugio te zijn. Omdat deze refugio pas om 16.00 uur de poort opent, hebben we de tijd doorgebracht in een simpele bar tegenover de refugio die zo’n 10 – 15 meter lager ligt ten opzichte van het niveau van de refugio. Beetje brood en een beetje fris en een sigaartje toe. Dat was wel uit te houden. Om kwart voor vier posteerden we ons voor het toegangshek dat even na vieren door een keurig gekleed echtpaar werd geopend. Buiten het fraaie pand staat een manshoog bronzen beeld van Jacobus die door een Galicische boeren vrouw wordt gelaafd. Binnen was het bijna nog fraaier. Er was een slaapzaal met 40 bedden. Spiegelbeeldig was er nog zo’n ruimte maar die was ingericht als tentoonstellingsruimte. In het dagverblijf stond een frisdrank en koffie automaat, er was een bestuurskamer en er was een kleuren televisie. Kortom: een shock. Na het inschrijvingsritueel en informatie uitwisseling nestelde de mevrouw zich in de TV-hoek met een boek. Merijn en ik begaven ons naar het centrum van de stad voor een bezoek aan de “Iglesia de Virgen de Peregrina”, een soort bonbondooskerk waarin de maagd Maria als pelgrim zeer uitbundig en overvloedig is uitgebeeld. De binnenstad was opgebroken. We hebben geprobeerd een internet café te vinden maar we zaten er net naast. In twee zaken heb ik geprobeerd om een nieuwe batterij voor mijn horloge te kopen. De eerste was een gooi en smijt zaak. De tweede een echte juwelier. Met beschikte niet over het speciale gereedschap om het uurwerk te openen. De juwelen dame beweerde dat mijn batterij helemaal niet leeg was maar dat mijn horloge alleen maar gelijk gesteld moest worden wat ze dan ook voor mij deed met haar prachtig gelakte, lange nagels. Nog ruim een week heeft mijn horloge nog gelijk gelopen maar uiteindelijk is de batterij in Oud-Beijerland vervangen. Inmiddels hadden we in de nabijheid van het spoorwegstation drie dames met rugzak gespot. Naderhand bleken dat ook pelgrims te zijn maar zij waren op weg naar Fatima in Portugal. Twee dames waren in St. Jean Pied de Port gestart, de derde had zich bij hen aangesloten in Santiago. Naar onze mening waren ze slecht voorbereid want ze wisten niet dat de route naar Fatima dezelfde is als de Caminho Portugués, alleen wijzen de pijlen de andere kant op en zijn de pijlen in dat geval blauw van kleur. Ze hadden twee dagen op het asfalt langs de “Ruta Nacional N-550 ” gelopen! Doodzonde. Het communiceren met de twee “diehards” verliep wat stroef. Spreken met de derde dame ging een stuk beter. In de refugio was inmiddels een aantal lokale Spaanse dames gearriveerd die opdrachten
uitvoerden die een schooljuffrouw hun gaf. Het was een vreemd schouwspel. Het leek wel een soort training van aspirant hospita’s. Gegeten hebben we in de kroeg recht tegenover de refugio. We waren er tegen half negen. De kok was er nog niet maar de vrouw van de uitbater (die de kok bleek te zijn) arriveerde na 5 minuten en het feest kon beginnen. De opgetuigde salada mixta was rijkelijk voorzien van allerlei lekkers. Ik bestelde een zeetong want die werd tussen de middag door een bezoeker ook al genuttigd. Het was even zoeken maar er werd ergens nog zo’n beestje gevonden. Merijn genoot van een prima tortilla. De “Vino de la Casa” was een verhaal apart: we kregen ieder een forse aardewerk soepkom voorgezet die uit de koeling kwam en daarbij een beduimelde open fles met daarin donkerrood schuimend druivensap. Het was echte “Vino de la Casa” want hij had het zelf gemaakt. Het tafereel zag er uit als een kom carterolie en de afdronk was licht zuur maar we deden het er maar (gedeeltelijk) mee. Bij de vis bestelde ik nog wat witte wijn. Het feestmaal werd besloten met ijs, koffie en een copa en dat alles voor Euro 20,50! Juist op tijd voor het sluiten van het stalen hek kwamen we de refugio binnen. Er vond daar en vergadering tussen belangrijke mensen plaats. Ik sprak nog een poosje met een man die in de verfhandel zat en regelmatig Synres in Hoek van Holland had bezocht. Om half elf zochten we de grote slaapzaal op. Aan de andere kant van de zaal hadden de Franse dames een bed in bezit genomen.
Dinsdag 7 mei, Pontevedra – Caldas de Reis 22 km Tien over zeven werd ik gepord door Merijn. In de verblijfsruimte hebben we een ontbijt genuttigd en op de gang hebben we zachtjes ingepakt. De dames waren inmiddels ook ontwaakt en ze wilden nog wat info over de route. De meeste papieren beschrijvingen die ik bij mij had waren inmiddels weggegooid dus konden we ze feitelijk niet bijster veel helpen. Bovendien was het rijkelijk laat daarvoor. Het door Pontevedra de weg vinden was niet eenvoudig vanwege de opbrekingen die er waren. We wisten dat de route langs de Iglesia de Virgen de Peregrina moest lopen. Systematisch zochten we de straatjes af naar aanwijzingen maar vonden ze niet. Uiteindelijk in een hoek van een groot plein was een straat met een arcade en daar vonden we de pijlen weer terug.
We passeerden alweer een antieke brug (de hoeveelste was dit nu?). De Camino blijft steeds in de buurt van de N550 maar slechts incidenteel vallen beide wegen samen. Ook vandaag weer liepen we over holle wegen en stukjes Romeinse wegen. De ochtend was koud en het regende een beetje. In de loop van de ochtend werd het droog, warmer en ging de zon schijnen. Bij een kapelletje is er wat uitgepuft en rond half vier arriveerden we in Caldas de Reis. Het eerste hotel dat we passeerden was een hotel van rond 1900 waar nog de geur van oude chic nog hing. Aan de andere kant van de rivier de Rio Umia waren nog wat hotels maar die bleken allemaal al dan niet definitief gesloten te zijn. Na wat rond gelopen te hebben kwamen we in de lange hoofdstraat in Hotel Lotus terecht. Op de deur was een briefje met de mededeling ”info” aan de overzijde. Daar was een grote hightech bar waar de boel op z’n kop stond wegens een schoonmaakactie. Een lieve jonge dame leverde een sleutel en zo hadden we een prachtige kamer voor Euro 24.- en het meiske was nog verguld ook met die ene euro fooi van een arme pelgrim. Goed gemutst liepen we terug naar het grote plein nabij de eerder genoemde brug. Hier dronken we een drankje met entertainment. Naast de barretjes was op een voetgangers erf een hospitaal en de auto’s reden af en aan met mensen die naar en uit het hospitaal kwamen. Bovendien was er een parkeerverbod dat massaal werd overtreden en een druk kruispunt met veel vrachtverkeer, een paar agenten die hevig fluitend het verkeer regelden en tussendoor de dubbelfout geparkeerden op de bon slingerden. Dat had wel wat. Vanwege de gezelligheid hebben we de avond in dezelfde bar doorgebracht met een pizza als maaltijd.
Woensdag 8 mei 2002, Caldas de Reis – Padrón 21 km Kwart over zeven op. Voor achten staan we al weer buiten in de natte kou alhoewel het niet regende. Beiden hebben we onze jas aan. Rond tien uur leggen we aan in een bar voor een belegd half stokbrood en diverse bakken thee. Op een middeleeuwse bruggetje hebben we een poosje gezeten. Ook deze dag lopen we over bijzonder fraaie (bos) paden en holle wegen. Deze dag was er niks Romeins wat we passeerden. Rond half één arriveerden we in Puentecesures waar we alweer een belegd half brood genoten in een dit maal merkwaardige kroeg wegens??? Merijn: wat was hier?
Rond half twee ging het verder richting Padrón. Het laatste stuk weg loopt langs de rivier. In Padrón is een parkachtig wandelgebied langs de rivier de Río Sar en hier zaten zo’n honderd middelbare scholieren te lunchen en te klieren. Het werd voor ons dus een soort spitsroede lopen want op de één of andere manier schenen we op te vallen. Over de Río Sar ligt hier alweer een fraaie brug en achter de kapel bevindt zich hier de refugio, op nog geen 300m vanaf de Iglesia de Santiago. De refugio was gesloten en zou pas om vijf uur de deuren openen. We zaten daar wat te niksen en een derde pelgrim verscheen. Het was een jonge Fransman, op weg naar Fatima maar dan enigszins hoppend. Hij was goed bespraakt en wist het voor elkaar te krijgen dat de refugio binnen een kwartier openzwaaide. De Fransoos was nogal ascetisch, was leraar op een particulier instituut en hij had een vriendin, had weinig spullen bij zich maar wat hij had was wel goed en hij kookte voor zichzelf een maaltijd. In Padrón is de Iglesia de Santiago waar onder het altaar de steen wordt bewaard waar de boot van de apostel aan vastgelegen zou hebben toen deze in de jaren 30 van onze jaartelling naar Spanje kwam om hier het geloof te brengen. Buiten, langs de weg, staat een groot bronzen beeld van een pelgrim. Het bij de verkenning uitgekozen restaurant bleek gesloten te zijn dus bezochten we een lauw-tof –tent. Aan de uitbater werd uitgelegd wat de bedoeling was en hij begreep het zeer goed: het werd een uitstekende salata-mixta, een kaastortilla en een kalfs T-bone (wat BSE? kennen we in Spanje niet) , ijstaart koffie en een copa. Speciaal voor de Hollandse gasten werd de TV aangezet met als verrassing: Feyenoord – Borussia MG. We hebben ervan genoten en de tien Spanjaarden (allemaal kerels) genoten met ons eveneens. Terug, het was al over elven, bleek de deur van de refugio nog open te zijn. Dat had de Fransman keurig voor ons geregeld.
Donderdag 9 mei, Padrón – Santiago de Compostela 23 km
Na een slechte nacht waren we rond half zeven op. Er werd een pan thee gezet ( er was maar één pan van 3 liter) en er is ontbeten. De Fransman deed het met diverse muesli repen en dergelijke. Het gebouw klink enorm hol. Het galmt er bij het leven. Kwart voor achten vertrokken we, beiden met het windjack aan want het was lelijk fris. De hospitalera had ons gewaarschuwd voor veel kilometers over asfalt. Dat bleek –gelukkig- niet zo te zijn. Het werd alweer een prachtige afwisselende tocht door velden waar
kleinschalige landbouw ( voor eigen gebruik?) wordt bedreven en door bosachtige stukken en door kleine dorpjes. Kortom een prima wandeldag. Alleen heb ik fysieke problemen met de benen en voet. Ik stelde Merijn voor om morgen een rustdag in te lassen zodat ik weer wat op adem kan komen. Aldus geschiedde. De aanlooproute naar de kathedraal van Santiago is minder fraai dan vorig jaar. In feite is het een lelijke route. Het houdt een beetje het midden tussen de aanlooproute van de Camino Francés en de Ruta de la Plata. Tegen tweeën lopen we het plein voor de kathedraal op. Eerst was er de standaard fotosessie en ik kon het ondanks alle bedenkingen niet nalaten om duidelijk mijn vier vingers in de lucht te steken als bevestiging dat het voor mij de vierde keer was dat ik hier werd gefotografeerd na het lopen van een Camino. Uiteraard is vervolgens de kathedraal bezocht en is Jacobus op passende wijze bedankt voor de goede tocht. Het was op dit moment van de dag niet druk omdat de meeste Spanjaarden aan het lunchen zijn en het weer was verre van optimaal. In het kantoor van Santiago werd snel en routineus een Compostela, het bewijs dat de toch is volbracht conform de regels en bovendien recht geeft op een volledige aflaat (na het biechten!), verworven. Route beschrijvingen naar Finisterre hadden ze niet meer. Bij de lokale VVV ook niet. We werden hiervoor doorverwezen naar een ander kantoor. Vervolgens liepen we naar Bar la Tita. De zaak zat vol en nadat we ons met de rugzak door de toegangsdeur hadden gewurmd werden we door de zoon des huizes te woord gestaan. Ik vroeg om een twee persoonskamer nr 23 want daar sliepen we al twee keer. Het liep anders. De communicatie verliep niet geheel naar wens en we kregen een aanbod om ergens anders te gaan logeren. Hierop stapte ik naar de keuken waar Tita zelf achter de pannen stond en binnen 30 seconden hadden we twee sleutels voor twee één persoonskamers die op de vierde verdieping lagen ( 67 treden naar boven en even zovele weer naar beneden). Voor iemand met een slechte conditie was dat geen sinecure. Merijn is op zijn kamer aangenaam verrast met een brief, afkomstig van zijn vriendin, die ik de hele weg had meegesjouwd. Aan de bar is een biertje gedronken en vervolgens gingen we naar de kermis. Kermis in Spanje is iets anders dan in Nederland. De grootst denkbare attracties stonden in het park opgesteld en de gehele bevolking van Santiago liep er te flaneren. Schouder aan schouder, kont aan kont. En maar muziek maken, en maar praten. Tegen achten ging Merijn op een stil plekje telefoneren maar dat liep flink uit wegens de slechte toestand van zijn hond en zo kon het gebeuren dat ik na ruim een half uur er de brui aan gaf en alleen naar de kathedraal liep die op dit uur van de dag al gesloten was. Aan de zijkant van de kathedraal werd straattoneel opgevoerd. Daar troffen Merijn en ik elkaar weer en na ruim een half uur is Tita opgezocht voor het avondeten. Tijdens ons eten werden de octopussen die ongekoeld in de etalage lagen opgehaald en klaar gemaakt voor andere gasten.
Vrijdag 10 mei, rustdag in Santiago de Compostela We zijn lang blijven liggen tot circa 9 uur. Na het douchen in beneden in de bar ( 67 treden lager) een broodje gegeten en is boven de was gedaan. Vervolgens zochten we het Conselleria de Cultura, Communicación Social e Tourismo van de Xunta de Galicia op. Het was even zoeken want dit kantoortje bevindt zich in een veel groter kantoorpand. Nadat de juiste deur was geopend was daar een dame achter de telefoon die met haar vriendin of zuster aan het bellen was. Na vijf minuten kwamen er nog meer pelgrims binnen en dat mens maar kletsen. Daarna ben ik zelf maar wat bijeen gaan scharrelen , verbaasd gevolgd door de dame. Uiteindelijk werden we te woord gestaan. Engels sprak ze niet. Een route beschrijving had ze niet. Ze wist niets van een refugio in Muxia, wist ook niet wat daar te beleven is en ze wist ook niet of de route tussen Muxia en Finisterre bepijld was. We kregen nog wel een uitdraai van verschillende afstanden van etappes waar we niks aan hadden en daarmee was het gesprek over. Buiten gekomen regende het inmiddels en dat werd steeds heviger. We waren onderweg naar het busstation. Onderweg reed een stadsbus door een plas en een watermassa van vele honderden liters spatte op zonder iemand te raken. Het was nogal spectaculair. Doornat bereikten we het busstation waar de terugreis met één dag moest worden vervroegd. Dat lukte wonderbaarlijk snel. Nadat de computer alle gegevens had verwerkt was een pennenstreek op de tickets door de reisdatum genoeg om gewijzigd te zijn. Merijn heeft zich daar nog een week over lopen verbazen. In de toiletruimte is nog een poging gedaan een deel van de kleding te drogen met behulp van de hetelucht blower en in het restaurant is een kopje koffie gedronken om weer een beetje warm te worden. Aan de hand van de plattegrond van Santiago is de kortste route naar het pension uitgezocht. Dat liep gedeeltelijk over onverharde paden en een zeer lange trap langs een helling die tevens gebruikersplek bleek te zijn voor verslaafden. In de kathedraal is de zeer druk bezochte mis bijgewoond. Het gaat daar steeds professioneler toe: na afloop van de mis worden bepaalde doorgangen gesloten met een soort dranghek en de aanwezigen worden met zachte hand door geüniformeerde meisjes naar de uitgang gedrongen terwijl door een andere ingang de nieuwe stroom misbezoekers alweer plaats nam. In een barretje is geluncht. Merijn nam asperges in de mayonaise en ik knoflookgarnalen. Het was lekker. ’s Middags is een flinke dut gedaan en de was is gedraaid want het droogt voor geen meter.Tegen zessen hebben
we weer wat zinloze rondjes door het centrum gelopen. Er zijn veel zigeuners met een vorm van een straatkrant. Veelvuldig worden we aangesproken. Er zijn aardig wat pelgrims maar omdat we geen bekenden hebben zegt het verder niet veel. In een internetcafé op 20m afstand van Tita is onder andere naar Terie Leijs geschreven en is veel info over de moord op Pim Fortuyn gelezen. We zijn op dit onderwerp goed bijgebleven. Hollandse kranten zijn nauwelijks in Santiago verkrijgbaar. Het verbaast mij telkens weer dat de internetcafés zo vol zitten met mensen. Studenten die verslagen typen, Amerikaanse dames op leeftijd die op vier terminals met thuis bezig zijn, jongelui die zitten te chatten enzovoorts. En warm in zo’n kleine ruimte! Bij een juwelier is veelvuldig gekeken voor een cadeau voor Jacovine, de vriendin van Merijn die hij zeer lief bleek te hebben. Na de inkopen voor de volgende dag is er nog wat gelummeld en om half negen liepen we in de richting van het vegetarische restaurant waar we veel te vroeg aankwamen. Op een muurtje hebben we een kwartiertje gezeten, onderwijl genietend van de hectiek van een druk, Spaans kruispunt waar een geestelijk gestoorde met een enorme waffel de passanten de stuipen op het lijf joeg. Het vegetarische restaurant wordt gerund door een aantal gemotiveerde jonge mensen. De Engelse kok had een jaar of tien in Amsterdam gewoond dus daar konden we goed mee praten. Hoogtepunt van het diner was het kaaspuddinkje dat met zeer veel smaak is genuttigd.
Zaterdag 11 mei, Santiago de Compostela – Negreira 22 km
De nacht was erg onrustig met luidruchtige mensen op de straat waar het geluid veelvuldig wordt weerkaatst. Uit pure wanhoop heb ik de oorproppen uit mijn slaapzak gehaald. Tot op dat moment had ik ze nog niet nodig gehad. Om zes uur was ik al weer wakker en om half zeven stond ik op om een kopje thee te zetten met het dompelelement dat ik meesjouwde. Met een duidelijke klap sloeg de automatische zekering uit en de hele vierde verdieping was in donker gehuld. Met de zaklantaarn is in de gang de zekeringenkast opgezocht en is de zekering weer ingeschakeld. We hadden dus geen warme thee. Na het ontbijt stonden we voor half acht al buiten. Het is somber weer maar het is droog. Na ruim een kilometer door de straten gelopen te hebben staat in een park de eerste aanduiding naar zowel Finisterre als Muxia. Het eerste deel van de route loopt, nadat de stad is verlaten, over een erg mooi maar smal paadje over de heuvels. Je loopt er aan twee kanten tegen het groen aan dus ben je binnen een zucht en een scheet kledder nat. Het is flink steil dus ben je zo warm. Veel wordt
nog herkend. Na 1 uur en 40 minuten arriveerden we in Aquapesada waar we het jaar tevoren op een bankje hadden gezeten. Toen wisten we niet dat er een paar honderd meter verderop een bar annex levensmiddelen zaak is die wordt gedreven door Signora Carmen. Er is een kwartiertje op vers brood gewacht dat door haar man met de auto speciaal voor ons werd opgehaald. Het brood werd rijkelijk belegd aan ons overgedragen. Er was, zoals gebruikelijk is de Spaanse barretjes, een publieke telefoon. Deze accepteerde alleen nog maar peseta’s en kon niets met Euro’s. Uiteraard was Carmen daar op voorbereid en met een handje peseta’s uit een blikken busje heb ik naar huis gebeld. Na een tweetal kleine stops bereikten we om half twee de stadsgrens van Negreire. Het was een mooie tocht geweest. Mooie landschappen en een mooie route. Bij de supermarkt zijn boodschappen gedaan en om kwart over twee arriveerden we bij de refugio. De deur was open dus geroutineerd zochten we onze “eigen” bedden op, stempelden we onze Credentials en schreven we ons zelf in in het gastenboek. Hier vonden een bericht van Terie Leijs aan ons. Hij ligt 4 à 5 dagen op ons voor en was op weg naar Muxia en Finisterre en zou langs onze route weer terug lopen. Ook vinden we sporen van ons zelf terug in het gastenboek. Immers, in 2001 waren we hier ook. Nu drong het pas tot ons door dat we in 2001 alle geluk van de wereld hadden: we sliepen al in deze refugio twee weken voordat deze officieel werd geopend! In de douche gelegenheid waren de warmelucht handendrogers in tact dus is daar ruimhartig gebruik van gemaakt. De meegebrachte pinda’s zijn gepeld en het bier is genuttigd. Na zo’n vermoeiende bezigheid is een schoonheidsslaapje op z’n plaats. Met behulp van het dompel element heb ik koffie gemaakt voor mijzelf. Merijn gaf de voorkeur aan chocomel dat hij aan een automaat trachtte te ontfutselen. Na diverse hevige en krachtige pogingen van Merijn gaf de automaat zijn ( of is het haar?) verzet op. Rond acht uur gingen we terug naar het dorp voor een bezoek aan O Nosa bar, een gelegenheid die door de hospitant werd aanbevolen. Het was de moeite meer dan waard. Ikzelf nuttige gamba’s en een bistec, Merijn at de onvermijdelijke salade, tortilla en fresas con nata. Samen met de wijn, de koffie en de copa Magno kwam de rekening niet hoger dan Euro 21.Teruggekomen in de refugio was Andy al langs geweest. We hebben hem in het geheel niet gezien. De was was al droog en alweer waren we alleen in dit schitterende pand.
Zondag 12 mei 2002, Negreira – Olveiroa, 32 km
Half zeven op. Wassen aankleden en ontbijten. Rond half acht staan we buiten. De eerste acht kilometers zijn erg mooi maar zeer nat. We stijgen en stijgen maar door bossen met voornamelijk eucalyptus bomen. Bij een ons bekend barretje is thee gedronken en rond twaalf uur zien we een persoon met rugzak ons tegemoet lopen met een opvallend lichte tred. Ik beweerde nog dat de wandelaar Terie niet kan zijn omdat hij zo licht loopt maar hij was het wel: zo’n 12 tot 1300 kilometer lagen al achter hem en hij had het erg naar zijn zin. Na een kwartiertje aangenaam praten namen we afscheid. Inmiddels regende het weer. Een deel van de route voert langs de lokale asfaltweg. Op enig moment moeten we afslaan naar een bescheiden asfaltweg. Na een kwartiertje lopen hebben we nog steeds geen nieuwe aanduidingen gezien en de twijfel slaat toe. Lopen we nog wel goed? Overleg volgde. Laten we lopen tot op de heuvel, laten we lopen tot de rand van het dorpje enzovoorts. Op de grens van het dorpje stoppen we en keren terug naar de laatste aanduiding, zo’n 1-2 km terug. Op gevoel kiezen we een zijweg en beginnen te dwalen in de regen die nog steeds valt in de mist en in de laag hangende bewolking. Bij een boer vragen we naar de juiste route. Met veel omhaal worden we terugverwezen naar de eerdere asfaltweg. Aan balen geen gebrek. Toen we het eerder bezochte dorpje inliepen bleek dat we tot circa 50 meter vanaf een fraaie muurtegel met de Jakobsschelp waren gekomen……. Ggggrrrrrr
Even na vijven arriveren we in de zeer koude refugio van Olveiroa. Deze refugio bestaat uit een aantal gebouwen die alleen over straat onderling te bereiken zijn. Er was niemand maar we kenden de weg. De warme douche deed de koude botten goed en de natte plunje werd buiten in het drooghok gehangen, in de straffe wind. Al gauw begint het te regenen en Merijn hangt alle natte was en verdere uitrusting in de slaapzaal. Alle elektrische radiatoren lijken defect te zijn. De wind giert, de bewolking hangt laag en de regen klettert. Ik had, in een bui van slimheid, mijn “avondschoenen” in Santiago achtergelaten met als oogmerk gewichtsbesparing. Nu zat ik met kleddernatte schoenen aan mijn koude voeten bij een openhaard die wel trok en die niet brandde. Als je de straat overstak, kreeg je de volle laag regen en bij de deuren die in twee delen opengemaakt moesten worden gutste het water van de dakpannen zo in je nek want er waren geen dakgoten. Op enig moment komt een vrouw aan de deur met een onduidelijk verhaal over de hospitalera. Later komt een man die zich voorstelt als Padre. Hij had al flink gedronken maar hij had een auto bij zich. We dachten dat het de pastoor was maar naar later bleek was het de vader van de hospitalera. Deze was wat vertraagd maar de boodschap kwam niet over. Met Padre ben ik naar een bar gereden voor een drankje ( alweer koud) en een fles wijn. Het biertje moest en zou door Padre betaald worden. Terug in de refugio heeft Merijn de pannen al op het vuur.
Spaghetti voor zich zelf en soep van Terie Leijs met daarin grote brokken varkensvlees die hij in het dorp tijdens een slachtpartij had meegekregen. Uiteindelijk kwam de hospitalera nog op bezoek. Ze was vertraagd wegens een bezoek aan een kennis in een hospitaal enzovoorts. We hebben nog een beetje bijgepraat en vervolgens gingen we naar bed. Buiten woedde een vliegende storm die binnen vanwege de vele grote kieren langs de ramen en door de deuren tot in de slaapzak goed te voelen was. De regen kwam met bakken naar beneden.
Maandag 13 mei 2002, Olveiroa – Muxia, 34 km De hele nacht spookte het rond de refugio. In bed lag ik mij te bedenken dat het lopen op dit moment pure zelfkastijding is. Ik schat mijn kansen in om verder met de bus te gaan. Om half zeven houden we krijgsraad. De meeste spullen zijn toch nog droog geworden. Merijn wil verder. Ik besluit ook verder te gaan. Ik doe het voor Merijn maar eerst blijf ik nog een kwartiertje in mijn slaapzak. Even over achten gaan we op weg, in de stomende regen. De route stijgt flink en op de kale bergen vrees ik bij herhaling dat mijn poncho het in de vliegende storm zal begeven. Soms denk ik dat ik op een boot zit en dat er buiswater over ons wordt gestort. Na zo’n kleine twee uren was het bingo: de beek waar we in 2001 redelijk gemakkelijk met droge voeten overheen konden komen was veranderd in een snelstomend riviertje. Ik heb nog even tegen beter weten in links en rechts gekeken naar een mogelijkheid tot oversteken maar dat was niet mogelijk. Merijn stapte met schoenen en kleren aan in de beek. Zijn navel was het ijkmerk. Hij waadde naar de overkant en haalde mijn rugzak op. Ikzelf kleedde mij uit tot adams kostuum en waadde eveneens naar de overkant. Ik was achteraf net zo nat en koud als Merijn. Alleen kostte het een klein half uur meer tijd. Verre van vrolijk liepen we verder. Nabij de carbidfabrieken bezochten we de bar. De natte plunje lieten we buiten en ondanks de goede voornemens vormden zich rond onze krukken toch nog plassen water. Er was nog geen vers brood. Alleen Bimbobroodjes waren er nog. We namen die tegen beter weten in. Ze smaakten naar niks en kostten een vermogen. Een stukje verder bevond zich de splitsing naar Muxia of Finisterre. We kozen, zoals afgesproken, voor Muxia. De weg er naar toe was erg mooi maar behoorlijk nat omdat het gedeeltelijk karrensporen waren. Inmiddels was het droog en bij een bar/winkeltje
kochten we belegd brood en thee. Hier werd de afgesneden kaas en ham gewogen en de prijs van het gewicht bepaald en vervolgens samen met het brood afgerekend! De weg werd steeds fraaier. Het laatste deel is wat vreemd want er zijn veel baaien met veel bebouwing en haventjes en steeds denk je dat je er (bijna) bent en dan blijkt het nog veel verder te zijn. Rond half zes liepen we Muxia binnen. Het gemeentehuis was inmiddels gesloten ( geen Muxiana voor ons) en de aanwijzingen naar de sporthal waren niet herhaald dus wisten we het niet meer. Aan een dame vroegen we de weg. In tweede instantie kwamen we dezelfde dame weer tegen en die begeleidde ons naar de sporthal. Met enige tegenzin werden we er toegelaten en kregen we de reservesleutel van het materialenhok ter beschikking. In een soort super grote garage vonden we stapels turnmatten dus ons bedje was gauw gespreid. Van de hal werd de hele avond gebruik gemaakt door steeds wisselende groepen jongelui en later volwassenen. Het was een prima adres, goedkoop (kost niks), er waren veel douches en het bed was zacht. Alleen was het hok wat stoffig, maar ja…. Inmiddels had ik naar Joke gebeld. Die was met haar dochters naar China geweest en alles was kits thuis. In een grote Supermercado zijn de dagelijkse boodschappen gedaan en is er aan de kust wat rondgekeken op de rotsen die in zee liggen. In een restaurant heb ik van een groot bord gamba’s genoten. Merijn wilde nog naar La Barca, de plek waar Jacobus in het begin van de jaartelling zou zijn aangeland op de Spaanse kust. Dat is een vrij vlak stuk rots dat gelijkmatig uit de zee oprijst maar ik zag het niet meer zitten. Ik had genoeg gehad op deze dag. Ruim op tijd waren we terug is de sporthal. De deur was nog open. De volgende ochtend ook nog dus was hij in het geheel niet afgesloten geweest.
Dinsdag 14 mei, Muxia – Finisterre 32km Kwart voor zeven op. De garage is opgeruimd en dus netjes achtergelaten. Tegen achten gingen we weer op pad. Op gevoel liepen we een zuidelijke koers. Op een muur was ruw een aanduiding naar Finisterre langs de provinciale asfalt weg. Daarna werd er ca 2 km niets meer gevonden en dreigde de twijfel weer toe te slaan Uiteindelijk, ruim buiten Muxia, waren er weer de bekende pylonen met een schelpentegel waarvan de stalen naar de grond wezen en het plaatje met twee pijlen zowel de richting naar Muxia als naar Finisterre aangeven. Er bleken meer dan honderd van deze
pylonen langs de route te zijn neergezet en dat is meer dan ruimschoots. In een bushokje hebben we gezellig zitten praten met een paar oude dames die voor ons opstonden en er op stonden dat wij hun plaatsen zouden innemen. Rond twaalf uur arriveerden we bij een rivier die onder normale omstandigheden droog kan worden overgestoken via grote stap-stones maar nu stonden die stap-stones onder een laag van ca 40 cm water. Met de schoenen in de hand en de broekspijpen afgeritst lukte het juist om droog over te komen. Dat was best wel een geluk want de stroming was krachtig en de stenen waren onder water behoorlijk glad. Ergens hebben we op een plek gras de lunch gebruikt. Eindelijk eens een lekkere plek waar ik lekker in de zon kon liggen. Het lopen ging steeds moeizamer. Het lijkt wel of Merijn en ik op dat punt elkaar dagelijks afwisselen. De weg blijft verrassen: onophoudelijk mooi en veel fraaie vergezichten over baaien en “Bounty stranden”. Het laatste deel van de route voert vrij hoog boven het stadje Finisterre. In eerste instantie dacht ik dat we verkeerd zouden lopen. Op afstand herkende ik niets meer van de aanlooproute van 2001. Rond half vijf waren we in Finisterre. De refugio gaat hier pas om zeven uur open. Bij de bekende kiosk tegenover de refugio zijn 20 ansichtkaarten gekocht en in een Tabacco evenzovele postzegels. Op een terras is een biertje gedronken en in een andere lokaliteit is de avondmaaltijd gebruikt, dit met het oog op een bezoek aan het light-house dat nog 3 ½ km verder ligt. Om kwart voor zeven zaten we recht tegenover de ingang van de refugio op zo’n 3m afstand te wachten op de dame die pas om kwart over zeven de deur opende. We waren de eersten die werden ingeschreven en de bekende “Finisterre” in ontvangst mochten nemen. Na het in beslag nemen van een bed gingen we op pad naar het light-house. Het begon te misten. Op de weg er naar toe konden we de zee niet eens zien! En dat is maar 100 meter. In de verte hoorden we de misthoorns loeien. Aan het einde van de weg was er weinig te zien als gevolg van de mist. Achter de vuurtoren stond een luchtcompressorgebouw en buiten waren twee zeer grote misthoorns gemonteerd. In de buurt kon je niet komen vanwege schade aan de oren en het middenrif. Tussen twee stoten door zijn diverse foto’s gemaakt van onder andere het paar bronzen wandelschoenen dat daar staat. Een onbenul had aldaar ritueel kleding verbrand en dat op het voetstuk laten plaatsvinden. Het voetstuk was van kunststof dus dat was voor een deel weggebrand. Doodzonde. Op een plek waar de misthoorns te verdragen waren kreeg Merijn zijn tweede kaart van Jacovine aangereikt. Hierop is – uiteraard – direct naar huis gebeld. Alle horeca gelegenheden op de punt waren gesloten. Bij de souvenir stalletjes (ook dicht) kwamen we in gesprek met zes Belgen die op de fiets waren gearriveerd. Vijf mannen fietsten en één reed de materialenbus. De mannen hadden het erg zwaar gehad en veel slecht weer. Zij moesten tot tien uur de tijd ergens doorbrengen want eerder worden fietspelgrims in de refugio niet ingeschreven.
Beneden aangekomen begon de mist weer wat op te trekken. In de refugio merkte Merijn dat hij zijn steentjes was vergeten achter te laten. Morgen zou hij ze alsnog brengen. De refugio was aardig vol gelopen met vogels van allerlei pluimage, maar toch vooral Spanjaarden. Het merkwaardige is dat je onderweg makkelijk kontact maakt en hier in deze refugio leef je geheel langs elkaar heen. Na tienen werden de Belgen toch toegelaten. Het is toch wel wat anders als je op eigen kracht hier arriveert dan als je met een verzorgingswagen achter je de tocht volbrengt. Groepen zijn altijd wat luidruchtiger dan individuen. Deze groep was dus ook behoorlijk luidruchtig. De luiken waren gedurende de nacht gesloten waardoor het goed donker was. Een dame, die precies recht tegenover mij in een bed lag, had een kaars aangestoken die de hele nacht in een nis stond te branden. Gelukkig had ik mijn vliegtuig-slaapmasker in mijn slaapzak onder handbereik en kon ik mijn eigen wereldje donker maken.
Woensdag 15 mei. Finisterre – Santiago de Compostela, ca 3 uur met de bus.
Merijn was er al vroeg uit want hij moest zijn steentjes nog even wegbrengen, 3½ kilometer verderop. Ik deed niet mee dus op m’n gemak kon ik mijn zaken voor elkaar maken. De Belgen waren al vroeg in de weer en rond zeven uur vertrokken ze. Tegen achten maakte ik de luiken open waardoor er weer wat te zien viel. Met de overige pelgrims kon ik geen contact maken dus was het lange wachten begonnen. Behalve de slaapvertrekken waren alle andere vertrekken afgesloten. Je kon dus ook niet in de keuken om iets klaar te maken. Merijn kwam terug en gezamenlijk gingen we langs de bakker voor een paar broodjes en die werden op het bankje bij de bushalte aan de haven opgegeten. Iedere keer is het een raadsel waar al die mensen voor de bus vandaan kwamen. Een bus met onduidelijk opschrift deed zijn deur open en de meeste mensen stapten erin. Ik vroeg uiteindelijk aan de chauffeur waar hij naar toe zou gaan en het was dus onze bus. De drie Duitsers werden
ook gewaarschuwd en zo gingen we op weg naar Santiago. Onderweg is er nog overgestapt en zo arriveerden we rond één uur in Santiago. Ik keek mijn ogen uit vanwege de fraaie brede wegen en monumenten die we passeerden. Dit was een hoek van Santiago die we te voet eigenlijk nooit bezoeken. De weg naar Hostal La Tita kenden wisten we blindelings te vinden. Daar aangekomen ontvingen we weer de sleutels van de twee één persoonskamers die overigens nog niet waren schoongemaakt maar dat gaf niet. De rugzakken bleven achter in de kamer en we gingen de straat op voor inkopen. Merijn wilde nog iets fraais kopen voor Jacovine en Joop moest zijn thuisbar nog aanvullen met wat lekkers. Nog verschillende keren liepen we doelloos een paar rondjes door de straten die we al zo goed kenden. In het vegetarische restaurant is ’s avonds gegeten. Helaas was de kaastaart op. Een goed alternatief was er in feite niet. Toch liepen we tevreden terug naar pension Tita. Daar is nog een glaasje gedronken en afgerekend.
Donderdag 16 mei, Santiago de Compostela Hoekschewaard
Heerlijk sliepen we. Om even over zevenen heb ik Merijn gepord en rond acht uur slopen we naar beneden. Helaas was de bar dicht en had ik dus niet afscheid genomen van de heer Tita en zijn vrouw maar dat gebeurt wellicht later nog eens een keer. In het busstation hebben we ontbeten. Een heerlijke croissant met diverse koppen thee. Bij de bus aangekomen bleken we (gelukkig) op de lijst voor te komen dus zochten we ons een plaatsje. Het was goed druk. In eerste instantie hadden we beiden een eigen bank maar er kwam toch een jongeman bij ons zitten. Dat betekende dat ieder van ons ongeveer een halve rit alleen kon zitten. Het gezelschap was zeer gemêleerd. Er waren slechts vier Noord Europeanen aan boord. Verder waren het allemaal buitenlanders tot en met een tweetal dubieuze jonge dames die, uit midden Amerika afkomstig, een enkele reis Amsterdam hadden geboekt. De reis verliep zeer voorspoedig. Tegen tweeën de volgende dag bereikten we de laatste stop in België, op minder dan zo’n 25 kilometer van het station van Breda. We liepen toen nog ongeveer een uur voor op het geplande reisschema. In Nederland aangekomen liepen we vast in een file als gevolg van een ongeluk nabij Zonzeel en de rommel die daar is als gevolg van het aanleggen van de HSL. Met uiteindelijk 5 minuten verschil ten opzichte van het officiële reisschema van 31 uur arriveerden we in Breda waar Joke en Jacovine ons verwelkomden.
De vierde tocht naar Santiago de Compostela was tot een goed einde gekomen. En wat nu??