vonnis RECHTBANK DEN HAAG Team handel - voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: C/09/461470 / KG ZA 14-263 Vonnis in kort geding van 25 april 2014 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D.C.M. DAAMEN BEHEER B.V., gevestigd te Elst, gemeente Utrechtse Heuvelrug, eiseres, advocaat mr. C.J. van Dijk te Ede, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MAXGUARD NEDERLAND B.V., gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht, 2. de rechtspersoon naar vreemd recht MAXGUARD GMBH, gevestigd te Krefeld, Duitsland, gedaagden, advocaat mr. I.C. van Efferen te Rotterdam. Partijen zullen hierna enerzijds “Daamen” en anderzijds “Maxguard NL” en “Maxguard DE” genoemd worden. Maxguard NL en Maxguard DE worden gezamenlijk ook aangeduid als “Maxguard c.s.” (in de derde persoon enkelvoud). 1.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 11 maart 2014, met producties 1 tot en met 8; - de bij brief van 4 april 2014 van Maxguard c.s. in het geding gebrachte producties 1 tot en met 7; - de bij brief van 8 april 2014 van Maxguard c.s. in het geding gebrachte aanvullende productie 8 (een kostenspecificatie); - de bij brief van 9 april 2014 van Daamen in het geding gebrachte kostenspecificatie; - de mondelinge behandeling, gehouden op 11 april 2014, ter gelegenheid waarvan de raadslieden van partijen pleitnota’s hebben overgelegd. 1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
2.
De feiten
2.1.
Daamen is houdster van de volgende merkinschrijvingen:
2
- het op 20 februari 2012 gedeponeerde en op 31 juli 2013 onder nummer 010659092 ingeschreven Gemeenschaps woord/beeldmerk, hierna afgebeeld, voor waren in de klassen 9 (onder andere veiligheidsschoenen) en 35;
- het op 15 november 2011 gedeponeerde en op 21 november 2011 onder nummer 0910288 ingeschreven Benelux woord/beeldmerk, hierna afgebeeld, voor waren in de klassen 9, 25 en 35;
- het op 8 november 2000 gedeponeerde en onder nummer 0676245 ingeschreven Benelux woord/beeldmerk, hierna afgebeeld, voor waren in de klassen 9, 25 en 35.
Deze merken zullen hierna afzonderlijk “het Gemeenschapsmerk”, “Beneluxmerk PYTHON A” en “Beneluxmerk PYTHON B” en gezamenlijk “de merken” genoemd worden. Het Gemeenschapsmerk en Beneluxmerk PYTHON A worden tezamen ook aangeduid als “de PYTHON merken”. 2.2. Daamen brengt onder de PYTHON merken in Nederland veiligheidsschoenen op de markt. 2.3. Maxguard DE houdt zich bezig met het ontwerpen, produceren en verhandelen van veiligheidsschoenen. Maxguard DE verhandelt deze veiligheidsschoenen onder het merk MAXGUARD in vele Europese landen waaronder Duitsland, de Benelux, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Oostenrijk en Ierland. Maxguard NL is de distribiteur van de door Maxguard DE geproduceerde veiligheidsschoenen voor de Benelux en het Verenigd Koninkrijk. Maxguard DE biedt haar veiligheidsschoenen onder meer aan via de website www.maxguard.de. Op die website kan middels het aanklikken van de Nederlandse vlag gekozen worden voor een Nederlandse taalversie van de website; in dat geval wordt Maxguard NL als distributeur vermeld. Op de homepage van de website www.maxguard.de staat de volgende afbeelding:
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
3
2.4. Maxguard DE heeft haar assortiment veiligheidsschoenen onderverdeeld in klassen, zoals de P-klasse, de S-klasse, de E-klasse etc. Binnen de verschillende klassen worden diverse modellen gevoerd die zowel worden aangeduid met een modelnaam als met een artikelnummer dat wordt voorafgegaan door de letter van de klasse waartoe het model behoort. De P-klasse bestaat uit drie modellen, te weten model ‘Python’ artikelnummer P380, model ‘Blue-Python’ artikelnummer P390 en model ‘Blue-Pan’ artikelnummer P190. In de productcatalogus, brochures en website van Maxguard c.s. zijn voornoemde modellen opgenomen, onder vermelding van de modelnaam ‘Python’ en ‘Blue-Python’. 2.5. Bij brief van 17 december 2013 heeft de advocaat van Daamen met een beroep op de PYTHON merken Maxguard c.s. gesommeerd het gebruik van het teken ‘Python’ voor veiligheidsschoenen in Europa te staken en gestaakt te houden. Maxguard c.s. heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven. 3.
Het geschil
3.1. Daamen vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: (I) Maxguard c.s. gebiedt inbreuk op de merken te staken en gestaakt te houden; (II) Maxguard c.s. beveelt te staken en gestaakt te houden, in Europa of de Benelux, het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben van inbreukmakende producten ofwel promotiemateriaal, althans producten (verpakt in verpakkingsmateriaal) voorzien van de aanduiding “Python”, al dan niet in combinatie met andere typeaanduidingen;
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
4
(III)
Maxguard DE gebiedt iedere aanduiding van het teken “Python” van de website www.maxguard.de/nl te (doen) verwijderen; (IV) Maxguard c.s. beveelt de inbreukmakende producten die zij nog in voorraad heeft ter verkoop in Europa ofwel de Benelux, niet langer in de handel te brengen, te verkopen, ter verkoop aan te bieden dan wel anderszins aan het publiek ter beschikking te stellen; (V) Maxguard c.s. beveelt de inbreukmakende promotiematerialen en verpakkingen die zij nog in voorraad heeft te vernietigen of het teken “Python” zodanig van verpakkingsmateriaal en promotiemateriaal te verwijderen dat niet langer van inbreuk sprake zal zijn; (VI) Maxguard c.s. beveelt betreffende de inbreukmakende producten opgave te doen, met overlegging van onderliggende gegevens en gecertificeerd door een registeraccountant, van (i) adresgegevens van haar zakelijke afnemers, (ii) het totaal aantal ingekochte en verkochte producten, (iii) de inkoop- en verkoopprijs en (iv)de omvang van de voorraad en de locatie daarvan; (VII) Maxguard c.s. beveelt een brief te sturen aan alle afnemers van de inbreukmakende veiligheidsschoenen, waarin wordt meegedeeld dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat door het gebruik van de aanduiding “Python” voor die veiligheidsschoenen ter vermarkting daarvan inbreuk vormt op de merkrechten van Daamen; (VIII) Aan de vorderingen onder I tot en met VII een dwangsom te verbinden van € 1.000,-, voor zover Maxguard c.s. of met haar verbonden rechtspersonen in strijd handelen met de geboden respectievelijk verboden met een maximum van € 500.000,-, met veroordeling van Maxguard c.s. in de overeenkomstig artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) te begroten proceskosten, met wettelijke rente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) daarover en met het bepalen van de termijn ex artikel 1019i Rv op zes maanden na de datum van dit vonnis. 3.2. Daamen legt aan haar vorderingen ten grondslag (zoals ter zitting bevestigd) dat Maxguard c.s. inbreuk maakt op de merken door veiligheidsschoenen aan te bieden onder het teken Python, dan wel Blue Python, onder meer in Nederland en in Duitsland, waaronder via de website www.maxguard.de. Daamen stelt dat het teken Python woordelijk overeenstemt met de merken en in het economisch verkeer wordt gebruikt voor dezelfde of soortgelijke waren als waarvoor de merken zijn ingeschreven, waardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan. Door het gebruik van het teken Python wordt voorts ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit ofwel afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputatie van de merken, aldus nog steeds Daamen. 3.3.
Maxguard c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.
De beoordeling
Bevoegdheid 4.1. De bevoegdheid van de voorzieningenrechter om kennis te nemen van de vorderingen voor zover deze zijn gebaseerd op het Gemeenschapsmerk en zijn ingesteld
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
5
tegen Maxguard NL berust op de artikelen 95 lid 1, 96 sub a en 97 lid 1 Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk (hierna: GMVo) jo. artikel 3 Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk. Omdat Daamen Maxguard DE verwijt tezamen met Maxguard NL inbreuk te maken op haar Gemeenschapsmerk door het aanbieden van inbreukmakende producten op een op Nederland gerichte website, bestaat bevoegdheid op de vorderingen te beslissen op grond van artikel 97 lid 5 GMVo. Voor zover de vorderingen zijn gegrond op het Gemeenschapsmerk en zijn ingesteld tegen Maxguard DE terzake gestelde inbreuken van Maxguard DE buiten Nederland is de voorzieningenrechter bevoegd daarvan kennis te nemen op grond van artikel 94 GMVo jo. artikel 6 lid 1 Verordening (EG) 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheden, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo).1 4.2. Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op de Beneluxmerken geldt het volgende. In een recent arrest2 heeft het Gerechtshof Den Haag geoordeeld dat de bevoegdheidsregeling van de EEX-Vo, voor zover die regeling in materieel, formeel en temporeel opzicht van toepassing is, prevaleert boven artikel 4.6 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (hierna: BVIE) (r.o. 34 van dat arrest). Uitgaande van dit oordeel is de voorzieningenrechter internationaal bevoegd kennis te nemen van de vorderingen jegens Maxguard NL op grond van artikel 2 EEX-Vo, en van de vorderingen jegens Maxguard DE op grond van artikel 6 lid 1 EEX-Vo. De rechtbank is relatief bevoegd van deze vorderingen kennis te nemen op grond van artikel 4.6 lid 1 BVIE althans artikel 102 Rv, nu Daamen stelt dat de veiligheidsschoenen van Maxguard c.s. die volgens Daamen inbreuk vormen op de merken, via www.maxguard.de worden aangeboden in heel Nederland, en derhalve mede in het arrondissement Den Haag. 4.3. De (grensoverschrijdende) bevoegdheid van de voorzieningenrechter is overigens niet bestreden. Spoedeisend belang 4.4. Het spoedeisend belang bij het gevorderde inbreukverbod vloeit voort uit de gestelde voortdurende inbreukmakende handelingen van Maxguard c.s. Merkinbreuk 4.5. Daamen stelt dat zij gerechtigd is het gebruik door Maxguard c.s. van het teken Python voor de door haar aangeboden veiligheidsschoenen te verbieden op grond van artikel 2.20 lid 1 sub a, b en d BVIE, alsook (naar de voorzieningenrechter begrijpt) op grond van artikel 9 lid 1 sub a en b GMVo. 4.6. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan Daamen zich op grond van artikel 9 lid 1 sub b GMVo en artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE verzetten tegen het gebruik door Maxguard c.s. van het teken Python. Dit zal hierna worden toegelicht.
1
Vgl. Rechtbank Den Haag, 7 mei 2012, IER 2014, nr. 8, (BP/Shell), rechtbank Den Haag 11 juli 2012, IEPT 20120711 (H&M/G-Star) en rechtbank Den Haag 24 oktober 2012, IEPT20121024 (H&M/G-Star). 2 Gerechtshof Den Haag 23 november 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4466 (H&M v. G-Star).
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
6
4.7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij de vaststelling van verwarringsgevaar als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b GMVo en artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE globaal moet worden beoordeeld of het in aanmerking komende publiek kan menen dat de betrokken waren of diensten afkomstig zijn van dezelfde onderneming of van economisch verbonden ondernemingen. Bij deze beoordeling moeten alle relevante omstandigheden in aanmerking worden genomen, waaronder de mate van overeenstemming tussen het merk en het teken, de soortgelijkheid van de waren of diensten die onder het merk en het teken worden aangeboden, en het onderscheidend vermogen van het merk. 4.8. De voorzieningenrechter is voorlopig met Daamen van oordeel dat het onderscheidend vermogen van de merken groot is. Maxguard c.s. heeft dat betwist, aanvoerende dat de merken geen bekende merken zijn en dat de naam Python niet de associatie met veiligheidsschoenen oproept. De voorzieningenrechter verwerpt die betwisting. Ook als juist is dat de merken niet bekend zijn, betekent dit niet dat de merken geen groot onderscheidend vermogen kunnen hebben. Verder pleit het feit dat de aanduiding Python gelet op de betekenis daarvan (een slangensoort) niet de associatie van veiligheidsschoenen oproept of verwijst naar de bestemming van de waar, juist voor een groot onderscheidend vermogen van de merken zoals Daamen terecht heeft aangevoerd. 4.9. Partijen zijn het erover eens dat het relevante publiek in beide gevallen bestaat uit personen werkzaam bij groothandels of dealers in veiligheidsschoenen. 4.10. Voorts is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Maxguard c.s. het teken Python en Blue Python gebruikt ‘voor waren’ als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b GMVo en artikel 2.20 lid 1 sub BVIE, of te wel ter onderscheiding van waren van die welke afkomstig zijn van andere ondernemingen. Maxguard c.s. biedt de betreffende modellen veiligheidsschoenen in haar productcatalogus, in brochures, op de website www.maxguard.de, op labels die zijn bevestigd aan de veiligheidsschoenen en op stickers op de dozen waarin deze zijn verpakt consequent aan onder de tekens Python en Blue Python. Op de homepage van de website van Maxguard c.s. staat prominent een afbeelding van de betreffende veiligheidsschoen aangeduid als de Python. Het relevante publiek zal deze tekens dan ook opvatten als onderscheidingsteken. Dat Maxguard c.s. bij het aanbieden van haar modellen tevens het (overkoepelende) merk MAXGUARD gebruikt, doet daar anders dan Maxguard c.s. stelt niet aan af, evenmin als de omstandigheid dat de tekens Python of Blue Python niet op de veiligheidsschoenen zelf zijn aangebracht. 4.11. Niet in geschil is dat de in 2.4. beschreven modellen Python en Blue Python veiligheidsschoenen identiek zijn aan de waren waarvoor Daamen de merken heeft ingeschreven. 4.12. De vraag of sprake is van overeenstemming tussen een merk en een teken wordt globaal beoordeeld aan de hand van de totaalindruk die door merk en teken bij het in aanmerking komende publiek wordt achtergelaten gelet op de auditieve, begripsmatige en/of visuele overeenstemming tussen het merk zoals dat is ingeschreven en het teken zoals dat wordt gebruikt, uitgaande van het min of meer vage herinneringsbeeld dat bij het relevante publiek blijft hangen. Daarbij moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de onderscheidende en dominerende bestanddelen van het merk en het teken en in aanmerking worden genomen dat punten van overeenstemming zwaarder wegen dan punten van verschil.
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
7
4.13. De PYTHON merken bestaan uit een beeldelement en het woord Python. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het woord “python” het meest dominerende element en zodoende bepalend voor de totaalindruk van deze merken. De grafische weergave van de opgerolde slang bezien van bovenaf is slechts een decoratief beeldelement dat voor de totaalindruk van het Gemeenschapsmerk niet bepalend is. Ook voor wat betreft het Beneluxmerk PYTHON B is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat het woord “Python” het meest dominant is voor de totaalindruk daarvan. Het onderschrift “safety shoes” is naar voorlopig oordeel beschrijvend van aard en derhalve niet, of minder bepalend, terwijl ook hier geldt dat voor het overige sprake is van decoratieve beeldelementen. 4.14. De voorzieningenrechter stelt vast dat het door Maxguard c.s. gebruikte teken Python auditief, visueel en begripsmatig sterke gelijkenis vertoont met de merken. Het teken is immers identiek aan het dominante woordelement uit de merken en net als bij de merken (zoals blijkt uit de beeldelementen) wordt bij de tekens gedoeld op een slang, zoals ter zitting door Maxguard c.s. is toegelicht, onder verwijzing naar een slangvormig decoratief element op de betreffende modellen veiligheidsschoenen en gebruik van de vrouwelijke slangenfiguur op de website en in haar brochures. Het feit dat een ander lettertype wordt gehanteerd en dat de decoratieve elementen (en ten opzichte van Beneluxmerk PYTHON B ook de beschrijvende woordelementen) ontbreken, maakt dat niet anders. Ook het teken Blue Python vertoont om dezelfde redenen een sterke gelijkenis met de merken. Het element ‘Blue’ in dit teken is beschrijvend gelet op het feit dat het betreffende model in de kleuren zwart en blauw is uitgevoerd (in tegenstelling tot het in zwart en groen uitgevoerde model Python) en zoals door Maxguard c.s. ter zitting bevestigd. Dat de beoordeling wat betreft het teken Blue Python anders dient uit te vallen dan van het teken Python is door Maxguard c.s. ook niet aangevoerd. 4.15. Gezien de sterke mate van overeenstemming tussen het dominante element van de merken en de door Maxguard c.s. gebruikte tekens, het grote onderscheidende vermogen van de merken en het feit dat Maxguard c.s. de tekens gebruikt voor identieke waren als waarvoor de merken zijn ingeschreven en feitelijk worden gebruikt, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat door het gebruik van de tekens Python en Blue Python verwarring bij het publiek kan ontstaan. Het in aanmerking komende publiek zal namelijk op grond van de gebruikte tekens op zijn minst kunnen menen dat de betrokken waren van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn. Dat verwarringsgevaar wordt niet weggenomen doordat voor de door Maxguard c.s. aangeboden veiligheidsschoenen steeds (tevens) het teken MAXGUARD wordt gebruikt, omdat het goed mogelijk is dat het relevante publiek zal aannemen dat Daamen en Maxguard c.s. economisch verbonden ondernemingen zijn. Zodoende is voorshands oordelend sprake van merkinbreuk. 4.16. Maxguard c.s. heeft nog betoogd dat de merken niet bekend zijn en dat Daamen niet grootschalig aanwezig is op de markt, zeker niet buiten Nederland. De voorzieningenrechter passeert deze stellingen, nu zij, ook indien juist, niet in de weg staan aan een succesvol beroep van Daamen op de artikelen 9 lid 1 sub b GMVo en 2.20 lid 1 sub b BVIE.
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
8
4.17. Maxguard c.s. heeft tot slot aangevoerd dat een derde partij eveneens veiligheidsschoenen aanbiedt onder gebruikmaking van de aanduiding “python” voor één van haar modellen. De voorzieningenrechter gaat aan deze stelling voorbij, omdat de omstandigheid dat een derde mogelijk eveneens inbreuk maakt op de merken, niet in de weg staat aan het geven van een inbreukverbod in de onderhavige zaak. 4.18.
Hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Vorderingen 4.19. Het door Daamen gevorderde verbod op inbreuk op de merken zal gezien het voorgaande voor de Europese Unie, respectievelijk de Benelux worden toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld. De daaraan te verbinden dwangsom zal alleen worden gesteld op met het inbreukverbod strijdige handelingen van Maxguard c.s. en niet tevens op handelingen van aan Maxguard c.s. verbonden rechtspersonen die geen partij zijn in deze procedure, nu daarvoor geen rechtsgrond is. Voorts zal de gevorderde dwangsom worden gematigd. 4.20. De vorderingen onder II, III en V zijn een precisering van hetgeen onder I is gevorderd. Niet valt in te zien dat Daamen belang heeft bij afzonderlijke toewijzing van deze vorderingen, naast de al toe te wijzen verbodsvordering. Derhalve worden de vorderingen onder II, III en V afgewezen. 4.21. De voorzieningenrechter acht het te verstrekkend om Maxguard c.s. te verbieden de veiligheidsschoenen model “Python” en “Blue Python” die zij nog in voorraad heeft te verhandelen. Nadat de aanduidingen “Python” en “Blue Python” van de labels aan de schoenen en van de dozen waarin de betreffende schoenen zijn verpakt, zijn verwijderd, kunnen deze immers worden verhandeld zonder dat Maxguard c.s. daardoor merkinbreuk maakt en zonder dat daardoor enig belang van Daamen wordt geschaad. Derhalve wordt ook de vordering onder IV afgewezen. 4.22. Daamen heeft gevorderd Maxguard c.s. te bevelen een brief te sturen aan alle afnemers van de inbreukmakende veiligheidsschoenen, waarin wordt meegedeeld dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat het gebruik van de aanduiding “Python” voor die veiligheidsschoenen ter vermarkting daarvan inbreuk vormt op de merkrechten van Daamen. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Daamen hierbij voldoende spoedeisend belang omdat deze nevenvordering zodanig nauw verwant is met de hoofdvordering tot staking van inbreuk dat de spoedeisendheid van deze laatste vordering ook deze nevenvordering spoedeisend maakt (vgl. HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036). Dientengevolge wordt de vordering sub VII toegewezen als in het dictum bepaald en uitsluitend wat betreft zakelijke afnemers. 4.23. Anders dan Daamen heeft gesteld, ontbreekt bij de vordering onder VI voorshands oordelend grotendeels voormelde nauwe verwantschap met de hoofdvordering. Desub ii, iii en iv gevorderde opgave van aantallen ingekochte en verkochte producten, met inkoop- en verkoopprijzen en voorraadinformatie versterkt het inbreukverbod niet. Wat betreft deze informatie wordt de vordering sub VI dan ook afgewezen. De sub VI onder i gevorderde adresgegevens van zakelijke afnemers, zijn wel toewijsbaar, echter zonder
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
9
accountantscontrole, omdat deze informatie gelet op de toe te wijzen rectificatiebrieven, dient ter controle dat aan genoemd bevel wordt voldaan. Proceskosten 4.24. Maxguard c.s. zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in kosten van deze procedure ex artikel 1019h Rv. Volgens opgave van Daamen bedragen haar kosten inclusief verschotten € 6.222,06 exclusief btw en € 7.401,01 inclusief btw. Maxguard c.s. heeft niet betwist dat deze kosten redelijk en evenredig zijn. Daamen heeft niet gesteld dat zij de btw niet kan verrekenen, en derhalve onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de btw voor haar een schadepost vormt. Gelet hierop zullen de gevorderde kosten worden toegewezen tot een bedrag van € 6.222,06 exclusief btw. 4.25. Het recht van Daamen op vergoeding van proceskosten vloeit niet voort uit een handelsovereenkomst. Derhalve zal over de proceskosten niet de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW maar de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen. 5.
De beslissing
De voorzieningenrechter: 5.1. beveelt Maxguard c.s. binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op het Gemeenschapsmerk in de Europese Unie en iedere inbreuk op Beneluxmerk PYTHON A en Beneluxmerk PYTHON B in de Benelux, te staken en gestaakt te houden, waaronder het aanbieden, in de handel brengen en daartoe in voorraad hebben van veiligheidsschoenen onder het teken PYTHON en/of BLUE PYTHON; 5.2. beveelt Maxguard c.s. binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan alle zakelijke afnemers in de Europese Unie aan wie Maxguard c.s. veiligheidsschoenen onder het teken PYTHON en/of BLUE PYTHON heeft verkocht via e-mail en per post de navolgende tekst met uitsluitend de navolgende inhoud (en indien sprake is van buitenlandse afnemers vertaald in het Engels) te sturen op briefpapier met het briefhoofd van Maxguard NL respectievelijk Maxguard DE: “Geachte heer, mevrouw, U heeft van ons (reclame- en verpakkings)materiaal ontvangen ten aanzien van de door ons aangeboden en verkochte veiligheidsschoenen onder de type-aanduiding “Python” en/of “Blue Python”. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 25 april 2014 geoordeeld dat gebruik van de tekens “Python” en “Blue Python” door Maxguard voor veiligheidsschoenen inbreuk maakt op de merkrechten van D.C.M. Daamen Beheer B.V. te Elst (U). De voorzieningenrechter heeft ons veroordeeld deze inbreukmakende situatie per omgaande te beëindigen. Indien gewenst sturen wij u een afschrift van het vonnis. Hoogachtend, Maxguard Nederland B.V. / Maxguard GmbH.”
C/09/461470 / KG ZA 14-263 25 april 2014
10
5.3. beveelt Maxguard c.s. gelijktijdig met de verzending van de brieven als bedoeld in 5.2 aan de raadsman van Daamen kopieën van deze brieven toe te zenden, tezamen met een overzicht van alle zakelijke afnemers in de Europese Unie aan wie Maxguard c.s. veiligheidsschoenen onder het teken PYTHON en/of BLUE PYTHON heeft verkocht en/of geleverd met hun volledige en juiste namen en adressen; 5.4. veroordeelt Maxguard c.s. tot betaling van een dwangsom van € 500,- aan Daamen voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de betreffende gedaagde in gebreke blijft te voldoen aan het onder 5.1, 5.2, en/of 5.3 gegeven bevel, tot een maximum van € 100.000,- per gedaagde; 5.5. veroordeelt Maxguard c.s. in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Daamen begroot op € 6.222,06 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening; 5.6. bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv op zes maanden na dagtekening van dit vonnis; 5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.M. Loos en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.