Dans & drama
o.b.s. De Eiber Dedemsvaart Januari 2015
Inleiding
INLEIDING DANS Leerlingen in het basisonderwijs dansen graag. Het sluit aan bij hun natuurlijke creativiteit, fantasie en bewegingsdrang. Zo verkennen zij zichzelf, de ander en de wereld. Het vak dans is een vast onderdeel van OBS De Eiber. Dans sluit aan bij de natuurlijke bewegingsdrang van kinderen, bij hun verbeeldingskracht en bij hun behoefte aan experimenteren, ordenen en leren beheersen. Dansen is zowel een leerproces als een creatief proces. Alle kinderen kunnen meedoen, ongeacht aanleg, leeftijd of ontwikkelingsfase.
De thema’s van onze danslessen sluiten aan bij de betreffende leeftijdsfases (thema’s als feestdagen en seizoenen), maar ook bij dat wat leeft op school (bijvoorbeeld een themaweek ‘circus’). In de danslessen is aandacht voor verschillen tussen kinderen: cognitief, sociaal emotioneel, motorisch en in gedrag.
DRAMA Drama is afgeleid van theater. Theater heeft door de eeuwen heen een rol gespeeld in het maatschappelijke leven. Drama houdt zich bezig met het verbeelden van de werkelijkheid in rollen, scènes, toneelspel of dramatische vormgeving . In het spelen van rollen en scènes kan het kind verbeelden wat hem nu bezig houdt en kan het zijn verleden plaatsen. Een kind leert zich van ‘top tot teen’ fysiek en gevoelsmatig inleven in de ander door middel van doorleven en doorvoelen. Een kind leert ook de uiterlijke vormgeving van emoties herkennen en hoe hij daarin de betekenis van non-verbale communicatie kan duiden.
2
Presenteren en sociale competentie
PRESENTEREN EN SOCIALE COMPETENTIE Kinderen leren spelenderwijs reflecteren op wat in de dansles gebeurt. Eigen gedachten en gevoelens uitdrukken is belangrijk: in de beweging kun je je emoties uiten. Respectvol luisteren en bekritiseren, verwerven en verwerken van informatie: ook hier werken we aan. Kinderen leren dat alles wat zijzelf en anderen aan bewegingen inzetten, nooit fout is. Ze leren dat ze vanuit hun eigen manier van bewegen (hun bewegingsvocabulaire) aan de danslessen kunnen meedoen. Ze leren respectvol omgaan met de uitingsvormen van de ander en samen een ruimte te delen. Omdat kinderen zich met dans op een unieke manier presenteren en zich daardoor kwetsbaar opstellen, benadert de dansdocent het onderdeel reflectie met de grootste zorgvuldigheid. Zo voelen de kinderen zich gesteund en erkend in hun manier van bewegen, wat hun zelfvertrouwen ten goede komt. Dat zelfvertrouwen ontwikkelen alle kinderen die plezier aan dans beleven. Hierdoor verwerven ze vaardigheden die zij ook op andere gebieden kunnen inzetten, en die bijdragen aan hun persoonlijke ontwikkeling in de maatschappij.
3
Kerndoelen
KERNDOELEN ( 54, 55, 56 )
54. De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. 56. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed
LEERDOELEN De kerndoelen die opgesteld zijn voor het vak dans / drama binnen het Nederlandse basisonderwijs zijn zeer beknopt en beperkt. In elke dans / dramales staan de drie belangrijkste leerdoelen van die les beschreven. Niet elk leerdoel is relevant voor iedere groep in het basisonderwijs.
4
Speltechniek
SPELTECHNIEK -
De leerlingen experimenteren met de uitingsmogelijkheden van stem, beweging, mimiek en fysiek. De leerlingen betrekken de eigen ervarings- en belevingswereld in het spel. De leerlingen kunnen rollen uitbeelden, waarbij ze hun personage en handeling (kort) vasthouden. De leerlingen kunnen zich zowel verbaal als non-verbaal in spel uiten. De leerlingen maken zelfstandig of met behulp van de leerkracht spelafspraken binnen een verzonnen scène. De leerlingen leren associatief denken en reageren in het moment. De leerlingen gebruiken de lesstof van andere vakken als taal, rekenen en aardrijkskunde binnen het dramatisch spel. De leerlingen leren emoties binnen spel te uiten door middel van stem, fysiek en beweging. De leerlingen maken gebruik van inspiratiebronnen als beeldende kunst en literatuur binnen het spel. De leerlingen reageren op verschillende spelimpulsen van de leerkracht, zoals prentenboeken, liedjes en poppen.
BEGRIP -
De leerlingen kennen dramatische begrippen zoals decor, dialoog en rekwisieten en weten deze toe te passen.
PRESENTATIE -
De leerlingen maken in hun presentatie bewust gebruik van stem, mimiek, beweging, emotie en ruimte. De leerlingen zijn zich tijdens het presenteren bewust van publiek en weten wat nodig is om de presentatie goed over te brengen. De leerlingen luisteren en kijken in de rol van publiek geconcentreerd naar de presentatie. De leerlingen letten bij het presenteren op volume, articulatie, intonatie en tempo in hun stem.
5
Vormgeving
VORMGEVING -
De leerlingen maken gebruik van vormgeving (decor, attributen, kleding, poppen en schmink) als stimulans of ondersteuning binnen het spel. De leerlingen maken gebruik van geluid of muziek als stimulans of ondersteuning binnen het spel.
SAMENSPEL -
De leerlingen geven zelf spelimpulsen en staan open voor spelimpulsen van anderen. De leerlingen leren samenwerken en hebben daarbij respect voor elkaars eigenheid.
REFLECTIE -
De leerlingen leren reflecteren op eigen werk en dat van anderen. De leerlingen passen de aanwijzingen van leerkracht en medeleerlingen toe in hun spel.
6
Lesopbouw
LESOPBOUW
Er wordt gewerkt met een vaste lesstructuur: Inleiding, warming up klassikaal, warming up in groepjes, kern en afsluiting. Groep 1/2 Bij kleuters ligt het accent binnen dans / drama op het stimuleren en structureren van de fantasie en het experimenteren met de uitingsmogelijkheden van fysiek, stem en mimiek. Het samenwerken is nog lastig en om die reden vinden nog weinig oefeningen plaats waarbij in groepjes spelafspraken gemaakt worden. Een groot deel van de les vindt klassikaal plaats, waarbij de leerkracht veel voordoet en begeleid of een personage speelt (teacher-in-role) waarmee de kleuters een avontuur beleven. Groep 3/4 Halverwege groep 3 raken de leerlingen gewend aan een andere vorm van onderwijs die hen aangeboden wordt. Van de speelse kleuterperiode komen zij terecht in een periode waarin andere vaardigheden op cognitief en sociaal vlak verwacht worden. In deze fase leren de leerlingen beter samenwerken en samenspelen. Het is nu dan ook mogelijk om met maakopdrachten te werken, waarbij de leerlingen met elkaar een korte presentatie voorbereiden. Hoewel het publieksbesef nog niet sterk ontwikkeld is, worden hiermee wel belangrijke vaardigheden getraind. Groep 5/6 Het spelen voor publiek wordt voor groep 5 en 6 steeds interessanter. Zij worden niet gehinderd door schaamtegevoelens en kunnen dus vrij spelen. Hun dramatisch inzicht in de opbouw van een rol en verhaal wordt steeds beter ontwikkeld. Presentaties nemen duidelijke vormen aan en feedback geven op elkaar neemt een belangrijke plaats in de les in. Groep 7/8 Binnen deze leerjaren zijn de leerlingen sterk bezig met zichzelf ten opzichte van anderen. Dit kan er toe leiden dat leerlingen zich in de dans / dramales moeilijker uiten en het spelplezier verdwijnt. Juist nu is het creëren van een veilige sfeer noodzakelijk. Het theatraal inzicht van de leerlingen wordt verder ontwikkeld en sociale interactie binnen de dans / dramales is bijzonder waardevol
7