CWS JANNIE HORJUS
Voorwoord Voor u ligt het eindresultaat van een onderzoek onder leerlingen van het voortgezet onderwijs naar de behoefte aan hulp en met name creatieve therapie beeldend bij jongeren van gescheiden ouders. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de opleiding Creatieve therapie beeldend aan de Stenden Hogeschool te Leeuwarden waarbij het schrijven van een contractwerkstuk als vast onderdeel behoort tot het curriculum. Vanuit mijn functie als leerplichtambtenaar van de gemeente Leeuwarden is het idee ontstaan om dit onderzoek te doen op drie scholen van voortgezet onderwijs CSG Comenius te Leeuwarden, CSG Anna Maria van Schuurma te Franeker en CSG Ulbe van Houten te St- Annaparochie. Het CWS is in eerste instantie geschreven voor de zorgfunctionarissen van bovengenoemde scholen. Daarnaast is het informatief voor de afdeling Jeugd en Onderwijs van de gemeente Leeuwarden. De regiocoördinator van het Pc Samenwerkingsverband vo noordwest Friesland, tevens coördinator leerlingenzorg van scholengemeenschap Comenius Marinus Giesing was mijn opdrachtgever. Door zijn ondersteuning en medewerking heb ik de enquête onder scholieren kunnen houden en dit CWS kunnen schrijven De hulp van mijn man Roland de Jong die de enquêtes verwerkt en de resultaten heeft weergegeven in schema’s en de layout heeft verzorgd heb ik als enorme steun ervaren. Jannie Horjus Leeuwarden, oktober 2008
2
CWS JANNIE HORJUS
Samenvatting In de praktijk van de scholen het Pc Samenwerkingsverband noordwest Friesland werden door docenten toenemende problemen ervaren bij jongeren. Problemen waarbij de oorzaak leek te liggen bij de scheiding van de ouders. Ook bleek dat veel van de jongeren die besproken werden in het Zorg Advies Team (ZAT) van de scholengemeenschap, uit gezinnen kwamen waarbij sprake was van een scheiding. De scholengemeenschap constateerde tevens dat het huidige aanbod op aan hulp op dit terrein niet toereikend leek te zijn. Door middel van dit onderzoek is getracht een antwoord te geven op de vraag wat voor hulp deze jongeren nodig hebben en of onder andere creatieve therapie beeldend een waardevolle aanvulling zou kunnen zijn op het huidige aanbod voor deze doelgroep. De uitkomst is verkregen door de betreffende leerlingen van de tweede klassen zelf een antwoord op de onderzoeksvragen te laten geven door middel van de enquête, door vraaggesprekken met zorgfunctionarissen en literatuuronderzoek. Tijdens het onderzoek zijn de kwantitatieve (enquête) en de kwalitatieve data (interview) geanalyseerd. Voor het literatuuronderzoek is onder andere het onderzoek van Spruyt gebruikt. Uit dit onderzoek blijkt welke problemen kunnen ontstaan bij jongeren door de scheiding van hun ouders, te weten; externaliserende problemen (agressie, delinquent gedrag), internaliserende problemen (depressieve gevoelens, angstgevoelens), sociale problemen, loyaliteitsproblemen en het hebben van lagere schoolprestaties. Uit de enquête onder jongeren van de scholen van het Samenwerkingsverband noordwest Friesland blijkt dat 24,5% van de scheidingsjongeren aangeven problemen te hebben, maar daarvoor niet of bijna niet om hulp vragen. Als oorzaak geven ze aan; de moeite om hulp te vragen, de moeite om over problemen te praten, de schaamte en dat ze niet weten waar en hoe ze hulp kunnen vragen. Verder wijst dit onderzoek uit dat veel jongeren kiezen voor een combinatie van hulpverleningsvormen (45,1 %), waaronder creatieve therapie beeldend. De zorgfunctionarissen noemen in de interviews dat creatieve therapie beeldend een passend hulpaanbod is voor cognitief beperkte jongeren, voor jongeren die verbaal niet zo sterk zijn en/of hun gevoelens moeilijk onder woorden kunnen brengen. Hoewel jongeren aangeven geen hulp nodig te hebben, hebben ze wel degelijk problemen, waarbij het huidige aanbod niet toereikend is. Creatief therapie beeldend kan als aanvulling dienen op- en soms de voorkeur verdienen boven, hulpverlening in de vorm van gesprekken. Daarnaast zal gekeken moeten worden naar de belemmeringen van jongeren om hulp te vragen. Uit de uitkomsten van het onderzoek zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd: • Informatiefolder op school over hulpaanbod • Hulp laagdrempelig te maken door programma’s te integreren binnen de schoolprogramma’s • Verschillende vormen van hulp aanbieden met creatieve therapie beeldend als een onderdeel. • Een aanbod van creatieve therapie beeldend gekoppeld aan een onderzoek naar resultaten. • Verder onderzoek naar hulpprogramma’s door een enquête onder ouders te houden en interviews onder jongeren.
3
CWS JANNIE HORJUS
Summary In the daily practice of the combined schools of the PC partnership northwest Fryslân teachers were recognizing an increasing amount of problems amongst their pupils. Most of these problems were caused by the divorce of the pupils parents. It also seems that those children were much discussed in the care advice teams of the combined schools. The comprehensive school also established that the current offered help was not sufficient. Through research it is tried to find an answer to the question what sort of help do these youth need and if arts therapy would be a valuable supplement to the current offered help for the target group. Results were obtained by letting the pupils of the second grade give their own answers on the research questions in the survey, by an interview with the care members and a literature study. During the research the quantitative (survey) and the qualitative data (interview) were analyzed. A part of the literature study consists of, among others, the research of Spruijt. This research gives an answer to the question which problems come into being with the youths of divorced parents, i.e. external problems (aggression, criminal behavior) , internal problems (depressive feelings, feelings of anxiety), social problems, loyalty problems and bad school results. The survey amongst the pupils, of the combined schools of the PC partnership northwest Fryslân, shows that 24.5% of the pupils with divorced parents have answered that they have problems but most of them will do not ask for help. The reason why they do not ask for help is that they find it hard to ask for help, they find it difficult to talk about their problems, the feel ashamed and they do not know how and where they could get help. The survey also shows that 45.1% of the students prefers a combination of help, combined with arts therapy. The care members mention, as a result of the interview, that arts therapy would be a solution for students who are cognitive restricted, for those who are verbal restricted and for those who find it hard to talk about their feelings. Although the pupils say that they do not have a need for help, the actually have got problems for which the current offered help is insufficient. Arts therapy could be an addition to, or sometimes even preferred to, talking about their problems. It is also important to get knowledge about what the youths hindrance is for asking help. As a result of the examination the following recommendations have been made: • Information leaflet at school about offers for help; • Making help easy accessible by integrating it within the school programs; • Offering several types of help in which arts therapy is a combined part; • Offering of arts therapy which will be connected to the analysis of its results; • There also will be an inquiry about a program for help by means of a survey amongst the parents and a interview amongst the pupils.
`
4
CWS JANNIE HORJUS
Inhoudsopgave Voorwoord 2 Samenvatting 3 Summary 4 Hoofdstuk 1 Inleiding 6 1.1.Aanleiding 6 1.2 Opbouw van het verslag 7 Hoofdstuk 2 Doelstelling, onderzoeksvragen en theoretisch kader 8 2.1 Doel van het onderzoek en de centrale onderzoeksvraag 8 2.2 Deelvragen 8 2.3 Theoretisch kader 9 2.3.1. De adolescent 9 2.3.2 Scheidingsjongeren. 9 2.3.3 De adolescent en scheiding 10 2.3.4 Hulpaanbod aan adolescenten in echtscheidingssituaties 11 2.3.5 Creatieve therapie beeldend 11 2.3.6 Adolescenten en hulp 12 Hoofdstuk 3 Onderzoeksopzet 13 3.1 Onderzoeksopzet 13 3.2 Betrokken partijen 13 3.3 Methode van dataverzameling 13 3.3.1 Kwantitatieve dataverzameling 13 3.3.2 Kwalitatieve dataverzameling 14 3.4 Methode van dataverwerking en analyse 14 Hoofdstuk 4 Onderzoek 15 4.1 Beschrijving kwantitatieve data 15 4.2 Beschrijving van de kwalitatieve data 15 4.3 Wat voor problemen hebben jongeren bij scheiding van hun ouders en wat zijn de mogelijke gevolgen die te zien zijn in gedrag van jongeren van gescheiden ouders 15 4.4 Willen jongeren in het voortgezet onderwijs hulp bij het omgaan met de scheiding van hun ouders en wat voor soort hulp. 17 4.4.1 Willen jongeren hulp? 17 4.4.2 Soort hulp 17 4.5 Wat kan een jongere belemmeren om hulp te accepteren of te zoeken? 18 4.6 Wat kan creatieve therapie beeldend bieden aan deze jongeren? 18 4.7 Beperkingen van het onderzoek 18 Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen 19 5.1 Conclusies 19 5.1.1 Problemen en gedrag 19 5.1.2 Hulp 19 5.1.3 Creatieve therapie beeldend 20 5.1.4 Beantwoording centrale onderzoeksvraag 20 5.1.5 Conclusies: 21 5.1.6 Eindconclusie: 21 5.2 Aanbevelingen 21 5.2.1 Informatiefolder op school over hulpaanbod 21 5.2.2 Hulpaanbod laagdrempelig maken 21 5.2.3 Creatieve therapie beeldend onderdeel maken van het hulpaanbod op school 22 5.2.4 Het KIES programma aanbieden op school 22 5.2.5 Informatie over de mogelijkheden van creatieve therapie beeldend aan zorgfunctionarissen van scholen van het voortgezet onderwijs. 22 5.2.6 Een folder ontwikkelen met informatie over creatieve therapie 22 5.2.7 Verder onderzoek 22 Bijlage 24 1. Enquête leerlingen voortgezet onderwijs 24 2. Uitslag enquête 27 3. Interviews 30 4. Bronnenlijst 34 5. Profiel van de ideale hulpverlener 35
5
CWS JANNIE HORJUS
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1.Aanleiding Vanuit mijn functie als leerplichtambtenaar bij de gemeente Leeuwarden ben ik betrokken bij leerlingenzorg op het voortgezet onderwijs. Een van de onderdelen van leerlingenzorg is het ZAT (Zorg Advies Team), waarin ik zitting heb naast deelnemers van school, GGD, een orthopedagoog en een maatschappelijk werker. Wat mij opviel was dat veel van de leerlingen die werden besproken in het ZAT, scheidingsjongeren (53% van de zorgleerlingen) waren. In verhouding met het percentage scheidingsjongeren van alle respondenten (21%) is dit een groot aantal. Mogelijk was er een relatie tussen de problemen van de jongeren en het feit dat hun ouders gescheiden waren of gingen scheiden. In het onderzoek onder Adolescenten van Maykel Verkuyten en Ruut Veenhoven van de Erasmus Universiteit en ge publiceerd in het Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg in 1988 concluderen de onderzoekers dat er geen significante verschillen zijn tussen problemen van jongeren van gescheiden ouders en jongeren uit “gewone gezinnen.” In het tijdschrift “J/M” van oktober 2006 valt echter een andere mening te lezen. Karin Singeldonk, ontwikkelingspsycholoog en mede schrijfster van het boek Kind en Echtscheiding meldt dat uit onderzoek is gebleken dat echtscheiding voor jongeren traumatisch kan zijn en vooral voor pubers nog eens extra moeilijk is. Gebleken is volgens haar dat het jongeren gemiddeld twee tot drie jaar kost om te echtscheiding te verwerken. Het zal dan ook niet verbazen dat ook schoolresultaten bij leerlingen in het voortgezet onderwijs in die eerste twee, drie jaar te lijden kunnen hebben onder een scheiding. In de praktijk van het voortgezet onderwijs worden door docenten toenemend problemen geconstateerd bij jongeren . Problemen waarbij de oorzaken lijken te liggen bij de scheiding van de ouders. Eén van de consequenties van de problemen van jongeren in hun leerloopbaan is dat ze uitvallen. Door probleemgedrag onder andere door spijbelen, verwijderingen van school en ontslag bij leerbedrijven komen ze thuis te zitten. In 2006 startte het vorige kabinet vanwege het vele voortijdige schoolverlaten “aanval op de uitval.” Een van de onderdelen van “aanval op de uitval” is vroege preventie. Hier onder wordt verstaan dat het probleem aangepakt wordt bij de bron. Dit zou betekenen dat er passende hulp gezocht moet worden voor de scheidingsjongeren. Mijn ervaring als leerplichtambtenaar, maar ook die van collega’s en deelnemers aan de ZAT’s, is dat jongeren, maar ook ouders vaak moeilijk te motiveren zijn voor hulp. Er is een hoge drempel. Om de problematiek rond die toegankelijkheid tot de hulp van adolescenten uitgebreid in kaart te brengen, ondervroeg het Vlaams Kinderrechtencommissariaat in 2007 ongeveer 3.000 kinderen en jongeren in Vlaanderen. Bij de 12-plussers werd er van uitgegaan dat jongeren op de hoogte zijn van de laagdrempelige, voor iedereen toegankelijke professionele hulpverlening. In de praktijk bleek dat die weg niet zo vlot werd gevonden.
6
CWS JANNIE HORJUS
Bovenstaande bracht mij en de regiocoördinator van het Samenwerkingsverband op de vraag wat jongeren in het voortgezet onderwijs en met name jongeren van gescheiden ouders voor hulp willen. Om op deze wijze meer aan te kunnen sluiten bij de behoefte van jongeren. Een deelvraag daarbij is waarom jongeren eventueel geen hulp vragen. Dit om te voorkomen dat er mogelijk wel een passend programma wordt aangeboden waar niet gebruik van wordt gemaakt. Uit navraag bij instellingen uit Leeuwarden (mei 2008) bleek dat er nog geen specifiek programma is voor jongeren van gescheiden ouders. Alleen Fier Fryslân bleek sinds kort een aanbod te hebben om jongeren te ondersteunen bij de keuzes die ze soms moeten maken bij de echtscheiding van hun ouders. De vraag binnen de leerlingenzorg op school is dan ook welk passend aanbod zou kunnen worden ontwikkeld voor jongeren die problemen hebben door de scheiding van hun ouders. Een passend aanbod dat aansluit bij hun behoefte. 1.2 Opbouw van het verslag In hoofdstuk twee staat de achtergrond omtrent adolescenten, scheiding en hulpvormen centraal. Dit om de vraagstelling te onderbouwen. In hoofdstuk wordt tevens het doel van het onderzoek uitgewerkt, met de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen. In hoofdstuk drie wordt beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd, de betrokken partijen en de manier van dataverzameling en dataverwerking In hoofdstuk vier worden de resultaten van het onderzoek vermeld en de beperkingen besproken. In hoofdstuk vijf zullen de belangrijkste conclusies op een rij worden gezet. Deze conclusies zijn gebaseerd op de in hoofdstuk drie gestelde onderzoeksvraag en deelvragen. Het rapport wordt in hoofdstuk zes afgesloten met een aantal aanbevelingen. In dit verslag worden de termen adolescent, jongere en scheidingsjongere gebruikt. Het gaat hier steeds om de leeftijdsgroep 12- 17 jaar, dus de jongere in het voortgezet onderwijs. Daar waar in dit verslag de term “hij” wordt gebruikt, wordt ook “zij” bedoeld.
7
CWS JANNIE HORJUS
Hoofdstuk 2 Doelstelling, onderzoeksvragen en theoretisch kader Inleiding In dit hoofdstuk wordt het doel van het onderzoek, de centrale onderzoeksvraag en de bijbehorende deelvragen beschreven. De centrale onderzoeksvraag en de bijbehorende deelvragen zijn gebaseerd op de opdracht van het Pc Samenwerkingsverband noordwest Friesland. Omdat dit onderzoek gaat over de periode van de adolescentie wordt in dit hoofdstuk tevens ingegaan op de psychologie van de adolescent en de verwarring die deze periode met zich mee kan brengen. Vervolgens worden de problemen die kunnen ontstaan bij jongeren van gescheiden ouders beschreven aan de hand van cijfermateriaal uit andere onderzoeken en tot slot wordt er een link gelegd naar creatieve therapie beeldend. 2.1 Doel van het onderzoek en de centrale onderzoeksvraag Door de regiocoördinator van het samenwerkingsverband en het ZAT wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering van de zorg voor de leerlingen. Het zoeken van de juiste zorg en zorgaanbieders maakt daarvan een onderdeel. Het aantal leerlingen met scheidinggerelateerde problemen is opvallend. De cijfers van het onderzoek Jongeren en Gezinnen 2006 (J&G2006) spreken voor zich. Om als ZAT een passend hulpaanbod te creëren is onderzoek nodig naar deze problemen en de behoefte van de leerling aan hulp. De problemen zijn al in meerdere onderzoeken van zowel de gemeente Leeuwarden Jeugdmonitor 2006 en het onderzoek van J& G 2006 in kaart gebracht. Echter de behoefte van de leerling aan hulp en de vorm waarin is nog niet eerder onderzocht. Uit navraag op scholen in Leeuwarden is gebleken dat er veel onbekendheid is met creatieve therapie beeldend. Creatieve therapie beeldend wordt daardoor ook niet als middel ingezet door het ZAT. Door dit wel in de enquête als hulpverleningvorm aan te bieden wordt helder of de leerling dit als mogelijkheid ziet. Ook in het interview worden vragen gesteld over deze mogelijkheid van hulp. Daarnaast is uit ervaring van scholen gebleken dat de leeftijdscategorie van 12 tot 17 jaar moeilijk hulp vraagt cq wil accepteren. Wat maakt dat jongeren geen hulp zoeken en wat zou jongeren kunnen motiveren om indien nodig hulp te vragen en te accepteren? Het doel van het onderzoek is helder te krijgen of er behoefte is aan hulp, met name aan creatieve therapie beeldend, bij jongeren van gescheiden ouders in het voortgezet onderwijs De centrale onderzoeksvraag luidt dan ook: Is er behoefte aan hulp, met name creatieve therapie beeldend, bij jongeren van gescheiden ouders in het voortgezet onderwijs?
2.2 Deelvragen De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek is uitgewerkt in een aantal deelvragen. De deelvragen zullen beantwoord worden vanuit de kwantitatieve en kwalitatieve data die voor dit onderzoek verzameld zijn en vanuit de theorie en onderzoeken door derden. De deelvragen zijn als volgt geformuleerd: 1. Wat voor problemen hebben jongeren bij scheiding van hun ouders en wat zijn de mogelijke gevolgen in gedrag bij jongeren van gescheiden ouders? 2. Willen jongeren in het voortgezet onderwijs hulp bij het omgaan met de scheiding van hun ouders en welke hulp is dat? 3. Wat kan een jongere belemmeren om hulp te accepteren of te zoeken? 4. Wat kan creatieve therapie beeldend bieden aan deze jongeren?
8
CWS JANNIE HORJUS
2.3 Theoretisch kader 2.3.1. De adolescent Het begrip adolescentie heeft in de ontwikkelingspsychologie het begrip puberteit vervangen, hoewel dat in het dagelijks taalgebruik nog een heel gangbaar woord is. In dit onderzoek wordt gekozen voor het woord adolescent of scheidingsjongere. Adolescentie is de overgang in de ontwikkeling tussen de jeugd en volledige volwassenheid, die een periode representeert waarin een persoon biologisch, maar niet emotioneel volgroeid is. De leeftijden die beschouwd worden als onderdeel van de adolescentie verschillen per cultuur. In de Verenigde Staten beschouwt men adolescentie als beginnend rond 13 jaar en het duurt tot ongeveer 24 jaar. De Wereldgezondheidsorganisatie daarentegen definieert adolescentie echter als de periode van iemands leven tussen de 10 en 20 jaar. De Dikke Van Dale hanteert de periode van 15 tot 20 jaar als definitie. "Adolescentie" is een cultureel en sociaal fenomeen en daarom zijn de grenzen niet makkelijk te binden aan fysieke mijlpalen. Het woord stamt af van het Latijnse werkwoord adolescere hetgeen "opgroeien" betekent. De periode kan worden herkend aan drastische veranderingen in het lichaam, gecombineerd met ontwikkelingen in de psychologie en academische carrière van een persoon. Bij de aanvang van de adolescentie ronden kinderen gewoonlijk hun basisschool af en beginnen aan hun middelbare school. Een persoon die zich in zijn adolescentie bevindt wordt een adolescent genoemd. De term adolescent heeft niet de sterke connotatie "dwarsligger" die het woord puber heeft. Het beeld dat de adolescent voorheen van zichzelf had en zijn leven wordt aan het wankelen gebracht. De veranderingen van uiterlijk, gedrag en attitude worden door de sociale wereld opgemerkt en van commentaar voorzien. Dit leidt er toe dat adolescenten zichzelf allerlei vragen stellen, vragen die betrekking hebben op de eigen persoon, hun relaties met andere mensen, hun plaats in de samenleving en de toekomst: kortom hun identiteit. De adolescentie is een gevoelige levensfase; een echtscheiding van de ouders vormt een extra emotionele belasting hierin 2.3.2 Scheidingsjongeren. In 2001 publiceerde Amato 1 een tweede overzichtsartikel over de reeks onderzoeken naar jongeren en scheiding uit diverse landen, nadat hij dat in 1991 samen met Keith ook al had gedaan. Amato concludeerde dat de gemiddelde negatieve effecten van scheiding voor jongeren niet kleiner maar groter waren geworden. Mogelijke verklaring is dat het steeds meer voorkomt dat ook matige slechte huwelijken worden ontbonden, wat voor jongeren nog moeilijker te begrijpen is. Met de meerderheid van de jongeren die een ouderlijke echtscheiding heeft meegemaakt gaat het na verloop van tijd goed. Er is echter ook een minderheid scheidingsjongeren die kleinere of grotere problemen heeft. De verschillen met jongeren uit een volledig gezin zijn het grootst met betrekking tot het algemeen welbevinden, riskante gewoonten en delinquent gedrag. 1
ed spruijt blz.9 (Amato, 2001, 2006; Amato &Keith, 1991)
9
CWS JANNIE HORJUS
Recente cijfers uit de VS laten zien dat ongeveer 15% van alle jongeren min of meer serieuze problemen heeft 2 . Bij scheidingsjongeren hebben ongeveer 30% problemen. Belangrijke positieve factoren die bijdragen tot een stabiele ontwikkeling zijn de kwaliteit van de relatie met de thuiswonende ouder, in iets mindere mate de kwaliteit van de relatie met de uitwonende ouder, een geringe mate van ouderlijk conflict en redelijke economische omstandigheden. De recente Nederlandse gegevens over de effecten van echtscheiding op jongeren zijn te halen uit het onderzoeksproject opgezet in het kader van de bacheloropleiding pedagogiek Utrecht, waar onder leiding van Spruyt, Topper en van der Valk, 32 studenten vragenlijsten over het thema Jongeren &Gezinnen hebben afgenomen op 20 scholen verspreid over Nederland. De gemiddelde leeftijd van de geënquêteerden is 13,7 jaar, de leeftijdsspreiding 12-16 jaar. Hier uit komt naar voren dat de probleemscore bij scheidingskinderen gemiddeld ruim anderhalf keer zo hoog is als die van kinderen uit intacte gezinnen. 2.3.3 De adolescent en scheiding Meestal weten jongeren al langer dat er iets scheef zit in de relatie tussen hun ouders. Soms is de scheiding dan ook een opluchting. Adolescenten vinden het vreselijk als ouders problemen met elkaar hebben en niet "normaal" met elkaar om kunnen gaan. Omdat er al gedurende de adolescentie zoveel voor de jongere verandert, is een extra verandering een nare toevoeging waar ze mee moeten leren omgaan. Ze kunnen reageren door op te houden met “puberen” om de ouder te sparen. Anderen gaan juist heftiger “puberen” en zich afzetten en afreageren. Adolescenten zijn extra gevoelig voor afwijzing, ook al werken ze met hun gedrag soms juist afwijzing in de hand. Juist dan moeten ze weten dat je er als ouder voor ze bent en van ze houdt. Tegelijk maakt de jongere zich in deze leeftijdsfase steeds meer los van het gezin en heeft hiervoor ruimte nodig. Wanneer ouders tijdens de echtscheiding te veel steunen op de jongere, kan de ontwikkeling van de zelfstandigheid en onafhankelijkheid belemmerd worden. Van der Valk 3 schreef een proefschrift over ouderlijke conflicten, scheiding en de gevolgen voor het welbevinden van adolescenten. Niet alleen het opgroeien in een gezin na scheiding, maar ook het opgroeien in een gezin met een lage huwelijkskwaliteit heeft een negatief effect op het welbevinden van jongeren. Problemen in de ouderlijke relatie blijken vaak door te werken in de opvoeding en in de ouder-kindrelatie. Dit komt zowel door de achteruitgang in ouderlijk functioneren als door het feit dat na scheiding minder overdracht van opvattingen plaatsvindt. Ten slotte wordt aangetoond dat er aanzienlijk lange termijnverbanden bestaan tussen ouderlijke scheiding en het functioneren van jongeren 4 . Jonge kinderen die de echtscheiding na enige tijd lijken te hebben verwerkt, hebben als groep in de adolescentie relatief meer problemen dan jongeren van wie de ouders bij elkaar zijn gebleven. Er is sprake van een “sleepers-effect” 5 .
2 Lamb, M 2006. International Conference on Children and Divorche. University of East Anglia 3
Valk, I.E. van der 2004. Family Matters. Proefschrift Universiteit Utrecht
4
Spruit blz 36 Blz 187 van de kleine ontwikkelingspsychologie 111
5
10
CWS JANNIE HORJUS
2.3.4 Hulpaanbod aan adolescenten in echtscheidingssituaties De hulpverlening aan adolescenten in Leeuwarden vertoont een grote verscheidenheid. Er zijn diverse instellingen zoals psychologenpraktijken, de GGZ, GGD, Bureau Jeugdzorg/ Jeugdhulp en MEE die individuele hulp of programma’s aanbieden voor groepen. Op het voortgezet onderwijs in Leeuwarden wordt begeleiding, ondersteuning of counseling aangeboden. Jongeren kunnen zelf om hulp vragen, maar in overleg met het ZAT wordt dit ook aangeboden aan leerlingen. Het betreft hier niet specifieke hulp gericht op jongeren die te maken hebben met een echtscheiding maar gericht op alle jongeren met problemen. Het specifieke hulpaanbod voor jongeren in echtscheidingssituaties in Leeuwarden is minimaal. Alleen Fier Fryslân blijkt het hulpaanbod te hebben wat vooral gericht is op keuzes die jongeren moeten maken. Er zijn in ieder geval twee programma’s die gebruikt kunnen worden door scholen en die specifiek gericht zijn op jongeren in echtscheidingssituaties. Het eerste programma is KIES (Kind In Echtscheiding Situatie.) KIES is een programma dat ontwikkeld is voor jongeren met problemen in verband met de echtscheiding. Om het programma te mogen gebruiken moet de coach/trainer een opleiding hebben gevolgd bij KIES. Binnen het programma KIES zijn creatieve werkvormen te vinden. Het hangt van de KIES-coach af of zij/hij die vormen kan gebruiken. Daarnaast is er het JES Het Zwolsche Brugproject, (Jij en scheiding.) Een cursus voor jongeren en ouders. Overbruggen naar een veranderend gezin. Het is een preventieve cursus voor jongeren rondom de scheiding. Aan deze cursus zijn geen voorwaarden voor de trainer/therapeut verbonden. 2.3.5 Creatieve therapie beeldend Smeijsters (2000) verwijst voor de indicatie voor creatieve therapie, naar Berman (1998) die de ‘sterke kanten’ van creatieve therapie benoemt: • creatieve therapie spreekt de fysieke kant aan, je praat niet alleen, je komt in actie, je lichaam is erbij betrokken. • handelen in het medium komt tegemoet aan de behoefte iets te leren. In creatieve therapie zijn mensen snel te motiveren iets te bedenken, uit te voeren, op te bouwen, te oefenen. • expressie in het medium biedt de mogelijkheid je een nieuwe taal eigen te maken, waardoor de mogelijkheden om contact te maken enorm toenemen. • creatieve therapie kan weggestopte emoties grijpbaar en voelbaar maken. Creatieve therapie beeldend wordt nog nauwelijks of helemaal niet door scholen in Leeuwarden als een mogelijk vorm van hulpverlening gezien. Voor sommige jongeren in echtscheidingsituaties is het moeilijk om te vertellen over pijnlijke dingen die ze meemaken en om te uiten wat ze voelen. Door in plaats van er over te vertellen ,maar er op een creatieve manier uitdrukking aan te geven, kan de jongere toch zijn/haar verhaal kwijt. Door gebruik van creatieve middelen, bijvoorbeeld tekenen, schilderen, kleien, knippen en plakken, kunnen jongeren uiting geven aan wat ze dwars zit. Ze kunnen leren omgaan met hun emoties van onzekerheid, boosheid of verdriet en leren deze gevoelens een plek te geven. De therapeut helpt de jongere te ontdekken wat hij nodig heeft en hoe daar vorm aan te geven. Ook helpt de therapeut de jongere zelfvertrouwen te krijgen of te verstevigen. Door de therapie kan de jongere de situatie waar hij zich in bevindt een plek geven. Zijn belevingen worden, door de expressie van gevoelens, verplaatst van binnen de jongere naar een gebied buiten de jongere.
11
CWS JANNIE HORJUS
De creatieve therapie beeldend vindt plaats in een procesmatige wisselwerking tussen de cliënt, creatief therapeut en medium, de zogenaamde therapeutische driehoek 2.3.6 Adolescenten en hulp Uit het onderzoek van het Vlaams Commissariaat voor de Kinderrechten (2007) 6 blijkt in de praktijk de 12-plussers de weg naar de hulpverlening niet zo vlot vinden. Belangrijk bij het oplossen van problemen is dat de jongere het probleem als zodanig ervaart. Een andere belangrijke factor is dat de jongere wil werken aan zijn problemen. De adolescentie brengt onzekerheden met zich mee, om daarop grip te krijgen wil een adolescent vaak zelf zijn weg zonder buitenstaander uitstippelen. De bemoeienis van de ouders of hulpverleners wordt als lastig beschouwd, de jongere wil zelf zijn leven bepalen of een probleem zelf oplossen. Ook kan hij door zijn gedrag in een dusdanige machtsstrijd terecht zijn gekomen dat alle goede bedoelingen van ouders of hulpverleners als negatief worden gezien. Belangrijk is om jongeren serieus te nemen, een machtsstrijd te voorkomen en de nadruk meer te leggen op de uitdaging om er iets aan te doen, dan op het probleem zelf.
6 http://www.acw.be/content/view/1020/407/
12
CWS JANNIE HORJUS
Hoofdstuk 3 Onderzoeksopzet Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke manier het onderzoek is uitgevoerd. Als eerste wordt de onderzoeksopzet beschreven, gevolgd door een beschrijving van de betrokken partijen. Hierna zal de methode van dataverzameling worden besproken. Deze valt uiteen in een kwantitatieve en een kwalitatieve dataverzameling. Als laatste volgt de methode van data verwerking en analyse. 3.1 Onderzoeksopzet De onderzoeksopzet is gericht op het verzamelen van zowel kwantitatieve data als kwalitatieve data. De kwantitatieve data zijn verzameld door middel van een enquête en de kwalitatieve data doormiddel van het afnemen van interviews. Beide vragenlijsten voor het verzamelen van kwantitatieve data en van kwalitatieve data zijn opgebouwd rondom de onderwerpen welke genoemd worden in de verschillende deelvragen. Tevens zijn er een aantal andere interessante onderwerpen meegenomen, bijvoorbeeld onderwerpen welke betrekking hebben op de kennis van creatieve therapie beeldend van zorgfunctionarissen op school. 3.2 Betrokken partijen Het onderzoek behelst de onderwijsinstellingen van het Samenwerkingsverband noordwest Friesland van het voortgezet onderwijs. De scholen die hebben meegedaan zijn: CSG Comenius (5 locaties) te Leeuwarden, CSG Ulbe van Houten in St. Annaparochie en CSG Anna Maria van Schuurman in Franeker. De enquête is ingevuld door de leerlingen van de klassen 2 van het VMBO tot en met het VWO. De interviews zijn afgenomen bij zorgfunctionarissen van de scholengemeenschap Comenius te Leeuwarden. 3.3 Methode van dataverzameling Er is bij het uitvoeren van het onderzoek gekozen voor een combinatie van het verzamelen van kwantitatieve data en van kwalitatieve data. Deze keuze is gemaakt zodat bij resultaten de kwantitatieve data kunnen worden aangevuld met de kwalitatieve informatie. Beide vormen van dataverzameling zullen hieronder uitgebreid worden besproken. 3.3.1 Kwantitatieve dataverzameling Voor het afnemen van de enquête is gekozen voor een schriftelijke enquête voor leerlingen die klassikaal is afgenomen. Het voordeel hiervan is dat de leerlingen vragen kunnen stellen over eventuele onduidelijkheden van de enquête. Tevens biedt het een garantie dat iedereen de enquête invult. Dit geeft echter geen garantie voor de kwaliteit van het invullen. Het nadeel van een schriftelijke enquête is dat de gegevens handmatig moeten worden verwerkt. De enquête is anoniem gehouden. De vragen van de enquête zijn in overleg met de regiocoördinator de heer M. Giesing opgesteld. Er is vooral gekeken naar een vorm die te begrijpen is door alle leerlingen. De heer Giesing heeft zorg gedragen voor het drukken van de enquêtes en de verspreiding. De mentoren hebben de enquêtes in de klassen verspreid en weer ingenomen. Zij waren ook aanwezig tijdens het klassikaal invullen van de enquêtes. De enquêtes zijn medio mei 2008 ingevuld.
13
CWS JANNIE HORJUS
3.3.2 Kwalitatieve dataverzameling Er zijn totaal acht interviews afgenomen onder docenten/begeleiders van de scholengemeenschap Comenius te Leeuwarden. De interviews dienen als aanvulling op de enquêtes onder leerlingen om de kijk van jongeren op hun behoefte aan hulp en het beeld dat begeleiders hebben van de behoefte van jongeren te vergelijken. De keuze voor de enquête voor jongeren en niet een aanvulling van een inhoudelijke verdieping doormiddel van een interview met leerlingen is een praktische keuze geweest. Tijdgebrek en de positie van de onderzoeker als leerplichtambtenaar vormden een belemmering. De uitkomsten van de enquête wegen zwaarder dan de interviews met de zorgfunctionarissen. De uitkomst van de interviews kunnen de uitkomst van de enquête onderstrepen of als aanwijzing dienen voor nader onderzoek. Er is gekozen voor interviews met mensen uit de leerlingenzorg op school. Het betrof 4 coördinatoren, een schoolmaatschappelijk werker, een schoolverpleegkundige en de coördinator leerlingenzorg van de scholengemeenschap. Allen hebben ook zitting in de diverse ZAT’s. De keuze is bewust gemaakt voor mensen die zitting hebben in het ZAT, omdat zij inzicht hebben in de problematiek die zich zoal aandient bij leerlingen van de school. De interviews zijn afgenomen in een gestructureerde open vorm. De vragen zijn in een vaste volgorde en in dezelfde bewoordingen aan alle ondervraagden voorgelegd. De ondervraagde was vrij in het formuleren van de antwoorden. De interviews zijn afgenomen in juni en september 2008. 3.4 Methode van dataverwerking en analyse De resultaten van de enquête zijn handmatig ingevoerd in een eigen ontwikkeld programma in Excel. Dit programma maakte het mogelijk om middels draaitabellen berekeningen uit te voeren. Hierbij kan gedacht worden aan de percentages van bepaalde keuzes, maar ook de samenhang van bepaalde aspecten. Van de gestructureerde interviews zijn gespreksverslagen gemaakt. Deze hebben voornamelijk gediend als toevoeging op de enquête resultaten.
14
CWS JANNIE HORJUS
Hoofdstuk 4 Onderzoek Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. De resultaten komen voort uit de kwantitatieve data, de kwalitatieve data aangevuld met de onderzoeksresultaten die te vinden zijn in het onderzoek van Spruijt “Scheidingskinderen”. Eerst worden de kwantitatieve data en de kwalitatieve data beschreven. Vervolgens worden de resultaten besproken aan de hand van de in hoofdstuk drie gestelde deelvragen, die betrekking hebben op het onderzoek naar behoefte aan het soort hulp in het voortgezet onderwijs bij scheidingsjongeren. 4.1 Beschrijving kwantitatieve data Zoals beschreven in hoofdstuk vier is de enquête gehouden op 8 locaties van drie scholen in klas 2. Er hebben 438 jongeren de enquête ingevuld, van niveau VMBO tot en met niveau VWO. De enquêtes zijn anoniem ingevuld. Het is aan alle jongeren voorgelegd, dus niet alleen de jongeren van gescheiden ouders. Tevens is de jongere gevraagd om in te vullen wat voor soort hulp hij zouden willen, ook wanneer de jongere heeft aangegeven geen hulp te willen of problemen te ervaren. Het nadeel van het klassikaal afnemen van de enquête is dat, al hoewel de mentor bij het invullen van de enquête aanwezig was, de jongeren blijkbaar bij elkaar afkeken en soms exact hetzelfde invulden. Een aantal jongeren vulde de enquête niet volledig in. Toch geeft de enquête een aardig beeld van jongeren. De enquête werd totaal door 228 meisjes en door 210 jongens ingevuld. Van het totaal aantal jongeren waren er 94 scheidingsjongeren (21,5%), daarvan waren er 48 meisjes en 46 jongens. 4.2 Beschrijving van de kwalitatieve data Er zijn in totaal 8 interviews afgenomen, waarvan 4 vrouwen en 4 mannen. De functies van de geïnterviewden verschillen, maar het gemeenschappelijke is dat ze allemaal deelnemen aan het ZAT. 4.3 Wat voor problemen hebben jongeren bij scheiding van hun ouders en wat zijn de mogelijke gevolgen die te zien zijn in gedrag van jongeren van gescheiden ouders Van alle respondenten (438) gaven 63 aan problemen te hebben (14,4%). Bij de jongeren uit intacte gezinnen (345) gaven er 40 aan problemen te hebben, dat is 11.6% en bij de scheidingsjongeren (93) gaven er 23 jongeren aan problemen te hebben (24,7%.) In de onderzoeksgegevens van Spruijt worden probleemscores genoemd van 5.5% bij jongeren uit intacte gezinnen tegenover 13,5% bij jongeren van gescheiden ouders. Opvallend is dat 19.1% van de scheidingsjongeren van het samenwerkingsverband aangeven in de thuissituatie problemen te hebben tegenover 3.8% van de jongeren uit intacte gezinnen.
De onderzoeksresultaten van J&G in het boek van Spruijt (blz 22) vermelden de onderstaande problemen en probleemscores: 15
CWS JANNIE HORJUS
TABEL 1
% uit intact gezin
% uit scheidingsgezin
Angst gevoelens Depressieve gevoelens
6.7 4.4
10.2 7.3
2 Geëxternaliseerde problemen Agressie Delinquentie 3 Sociale problemen
6.2 5.9
10.1 14.3
Ruzie met broer/zus Ruzie met vriend(in)
22.6 2.0
29.9 3.0
Vijf probleem gebieden 1 Geïnternaliseerde problemen
4 Schoolprestaties Laatste rapportcijfer Nederlands
10.2
11.3
Laatste rapportcijfer wiskunde Schooltype (1 = VMBO-beroeps)
13.9 20.9
22.9 30.7
75.7 33.0 8.4 4.4
81.2 51.6 16.1 7.1
5 Riskante gewoonten laatste jaar Alcohol gedronken Gerookt Hasj gerookt Andere drugs gebruikt
Er wordt ook een verdeling gemaakt naar de woonsituatie van de jongere. TABEL 2
Score Score Score Score Score Score Score
op op op op op op op
depressieve gevoelens* angstgevoelens agressie delinquentie loyaliteitsconflicten verdrietige gevoelens* herenigingwens
In moeder gezin (n=216)
In cooudergezin (n=47)
In vader gezin (n=26)
12.6 14.2 20.6 21.7 6.7 13.6 7.4
12.1 14.1 19.1 20.4 6.5 16.7 8.4
14.5 15.1 21.1 22.3 7.1 14.1 7.1
Uit de enquête van dit onderzoek (Wat wil ik) blijkt dat de meeste jongeren bij hun moeder wonen namelijk 66. Bij de vader wonen 10 jongeren en 18 jongeren wonen bij beide (co-ouderschap.) Contact met de moeder hebben alle 93, contact met de vader hebben 78. Dit komt redelijk overeen met de onderzoeksgegevens van Spruijt. In de interviews worden de volgende problemen genoemd: • Loyaliteitsproblemen • Depressiviteit • Relatieproblemen met leeftijdsgenoten • Conflicten met de nieuwe partner • Problemen met nieuwe stiefbroers en stiefzusters.
16
CWS JANNIE HORJUS
4.4 Willen jongeren in het voortgezet onderwijs hulp bij het omgaan met de scheiding van hun ouders en wat voor soort hulp. 4.4.1 Willen jongeren hulp? TABEL 3
25,0%
wil hulp heeft al hulp
20,0%
15,0%
3,70%
9,26%
5,56%
wil geen hulp 2,25%
3,70%
3,37%
10,0%
3,68%
1,45% 4,35%
12,96% 5,0%
11,24%
9,26%
8,09%
5,80%
0,0% schooltype
vmbo basis
vmbo kader
vmbo t
havo
vwo
Opvallend is dat er geen havo - leerling aangeeft hulp te willen. Van het totaal aantal jongeren willen 37 jongeren geen hulp, 18 jongeren hebben al hulp, 8 jongeren willen wel hulp. De rest heeft het niet ingevuld. Van de scheidingsjongeren willen 12 jongeren geen hulp, 8 jongeren hebben al hulp en 3 jongeren zeggen hulp te willen. De rest heeft dit niet ingevuld. Op de vraag waar ze hulp zouden willen en wat voor soort hulp ze zouden willen indien ze problemen zouden ervaren werd onderstaand beantwoord. TABEL 4
4.4.2 Soort hulp scheidingsjongeren Alle jongeren, inclusief scheidingsjongeren gesprekken 135 30,8% 33 35,1% creatief beeldend 38 8,7% 7 7,4% combinatie gesprekken en creatief beeldend 129 29,5% 21 22,3% combinatie gesprekken, creatief beeldend en toneelspel 59 13,5% 12 12,8% niet ingevuld 77 17,6% 21 22,3%
Waar en hoe hulp Van alle deelnemende jongeren wil 29,9% hulp op school en 58,4% hulp buiten school, 18,1% heeft het niet ingevuld. Van de scheidingsjongeren wil 25,5% hulp op school en 56,4% buiten school. Van de scheidingsjongeren wil liever 35,1% individuele hulp en 8,5% hulp in een groep, 34% maakt het niet uit. Dit komt overeen met het antwoord van alle deelnemende jongeren van de enquête.
17
CWS JANNIE HORJUS
4.5 Wat kan een jongere belemmeren om hulp te accepteren of te zoeken? TABEL 5
Waarom geen hulp alle jongeren, inclusief scheidingsjongeren vindt het moeilijk om hulp te vragen weet niet waar hulp te vragen ouders willen niet dat er hulp wordt gevraagd schamen om hulp zich te vragen moeilijk om over problemen te praten durft niet om hulp te vragen wil geen zaken van thuis vertellen anders totaal ingevuld
24 23 0 12 31 7 16 4 117
20,5% 19,7% 0,0% 10,3% 26,5% 6,0% 13,7% 3,4% 100,0%
scheidingsjongeren
9 24,3% 5 13,5% 0 0,0% 4 10,8% 9 24,3% 3 8,1% 5 13,5% 2 5,4% 37 100,0%
TABEL 6
Waarom wel hulp alle jongeren, inclusief scheidingsjongeren gaat zich dan beter voelen weet welke hulp er is kent de hulpverlener krijgt hulp bij hulpvraag weet dat er iemand mee gaat totaal ingevuld
102 34 25 26 30 217
47,0% 15,7% 11,5% 12,0% 13,8% 100,0%
scheidingsjongeren
20 44,4% 10 22,2% 4 8,9% 6 13,3% 5 11,1% 45 100,0%
4.6 Wat kan creatieve therapie beeldend bieden aan deze jongeren? Uit de interviews komt naar voren dat alle acht zorgfunctionarissen creatieve therapie beeldend geschikt vinden voor jongeren die een beperkte cognitie hebben, jongeren die verbaal niet zo sterk zijn, jongeren die gesloten zijn en jongeren die verbaal zich moeilijk uiten. Ook wordt genoemd dat men juist voor deze leeftijdcategorie creatieve therapie beeldend passend vindt. Creatieve therapie beeldend wordt door een aantal jongeren gekozen als een vorm van hulp die ze zouden willen. De groep jongeren die kiest voor combinaties van creatieve therapie (beeldend en drama) en gesprekken is gelijk aan de groep die kiest voor alleen gesprekken. 4.7 Beperkingen van het onderzoek Uit dit onderzoek wordt niet duidelijk waarom jongeren juist kiezen voor een bepaalde soort hulp of wat ouders vinden van hulp voor hun kinderen. Het onderzoek zou te groot worden. Toch zou een onderzoek onder ouders of nog een aantal interviews onder jongeren een waardevolle aanvulling zijn op dit onderzoek. Daarnaast is het de vraag of jongeren wel exact weten wat de vormen waaruit ze kunnen kiezen inhouden. De beschrijving van creatieve therapie beeldend en creatieve therapie drama is zeer kort op het enquête formulier.
18
CWS JANNIE HORJUS
Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen Inleiding In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste conclusies van het onderzoek op een rij worden gezet. Dit wordt gedaan aan de hand van de centrale onderzoeksvraag en de daarbij behorende deelvragen. Hierbij zullen eerst de deelvragen aan bod komen, alvorens getracht wordt een antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag. In dit hoofdstuk worden tevens verschillende aanbevelingen geformuleerd. Naast aanbevelingen voortkomend uit de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen, zullen ook voor andere opvallende aspecten uit het onderzoek aanbevelingen worden gedaan. 5.1 Conclusies 5.1.1 Problemen en gedrag Op deelvraag 1:”Wat voor problemen hebben jongeren bij scheiding van hun ouders en wat zijn de mogelijke gevolgen te zien in gedrag van jongeren van gescheiden ouders”, gaf 11,6% van de jongeren uit intacte gezinnen en 24 % van de scheidingsjongeren aan problemen te ervaren. Van de jongeren uit intacte gezinnen gaf 3.8% aan thuis problemen te hebben en van de scheidingsjongeren gaf 19.1 % aan thuis problemen te hebben. De problemen en de gevolgen in gedrag van scheidingsjongeren genoemd in het onderzoek van Spruijt en de resultaten van de interviews worden samengevat in: • • • • •
Externaliserende problemen bijvoorbeeld: agressie, delinquent gedrag Internaliserende problemen bijvoorbeeld: depressieve gevoelens, angstgevoelens Sociale problemen; Loyaliteitsproblemen; Lagere schoolprestaties
5.1.2 Hulp Het is duidelijk dat veel jongeren problemen hebben door de scheiding van hun ouders. Ze kunnen in de problemen raken. Een hulpaanbod is dan ook geen overbodige luxe. Op deelvraag 2 “Willen jongeren in het voortgezet onderwijs hulp bij het omgaan met de scheiding van hun ouders en welke hulp is dat”, geven echter slechts 3 van de 93 scheidingsjongeren aan hulp te willen en 8 jongeren geven aan al hulp te hebben. Dit is minder dan verwacht, uitgaande van de voor onderstelling van de docenten van het Samenwerkingsverband noordwest Friesland, welke uitgangspunt was van dit onderzoek. Deelvraag 3 ”Wat kan een jongere belemmeren om hulp te accepteren of te zoeken” geeft een mogelijke verklaring waarom zo weinig jongeren zeggen hulp te willen. Deze vraag is door 37 scheidingsjongeren ingevuld. Opvallend is dat 24,3% het moeilijk vindt om hulp te vragen en 24,3% het moeilijk vindt om over problemen te praten. Daarnaast weet 13,5% niet waar hulp te vragen. Ook schamen jongeren zich om hulp te vragen (10,8%) of durven niet om hulp te vragen (8,1%). Een aantal jongeren (13,5%) wil de ouders er niet bij betrekken. Dezelfde aantallen komen ook voor bij de jongeren uit intacte gezinnen. De belemmering zit hem daarom niet zo zeer in het feit dat de jongere uit een echtscheidingsgezin komt. De leeftijd (adolescentie) maar ook het feit dat mensen vaak een hoge drempel ervaren om hulp te vragen, zijn hier mede de oorzaak van.
19
CWS JANNIE HORJUS
Bij de keuze voor de soort hulp valt op dat 35,1% van de scheidingsjongeren voor gesprekken kiezen en 35,1% voor een combinatie van hulp (de combinatie gesprekken en creatief beeldend en toneelspel). Voor creatief beeldend alleen kiest 7,4% De uitkomsten berekend onder alle jongeren verschillen met die berekend onder alleen scheidingsjongeren. ( zie bijlage) Mogelijk is het kiezen van een combinatie een veilige keuze om zeker te zijn dat in ieder geval één van de onderdelen de jongere zal aanspreken. Daarnaast ontbreekt vermoedelijk bij de meeste jongeren de kennis van de verschillende therapievormen. Ook daarom wordt mogelijk gekozen voor de combinatievorm. Meer dan de helft van de kinderen (56,4%) wil hulp buiten school, maar ook nog een groot aantal wil wel hulp op school (25,5%). Een groot aantal scheidingsjongeren (35,1%) wil de hulp individueel deze groep staat praktisch gelijk aan de groep die het niet uitmaakt of het individueel of groepsgewijs wordt aangeboden (36,8%.) 5.1.3 Creatieve therapie beeldend Bij belemmeringen geeft 24,3% van de scheidingsjongeren aan het moeilijk te vinden om over problemen te praten. Voor deze groep zou creatieve therapie beeldend een oplossing kunnen bieden. De zorgfunctionarissen noemen creatieve therapie beeldend als mogelijkheid voor cognitief beperkte jongeren en de jongeren die praten moeilijk vinden of hun gevoelens moeilijk onder woorden kunnen brengen. Uit eerdere publicaties wordt duidelijk dat de situatie van een jongere in een scheidingssituatie soms zo verwarrend kan zijn dat hij het probleem niet onder woorden kan brengen. Bovenstaande geeft een antwoord op deelvraag 4 “Wat kan creatieve therapie beeldend bieden aan deze jongeren.” 5.1.4 Beantwoording centrale onderzoeksvraag Aan de hand van de conclusies op de verschillende deelvragen zal getracht worden een antwoord te geven op de centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek. Deze luidt: “Is er behoefte aan hulp, met name creatieve therapie beeldend, bij jongeren van gescheiden ouders in het voortgezet onderwijs.” Uit het onderzoek wordt duidelijk dat niet veel jongeren aangeven behoefte aan hulp te hebben. De vraag is of men werkelijk geen behoefte heeft aan hulp of dat er factoren meespelen die maken dat jongeren zeggen geen behoefte te hebben aan hulp. De factoren die jongeren weerhouden om hulp te vragen blijken divers en kan een antwoord geven waarom jongeren zeggen geen behoefte te hebben aan hulp. De conclusie die uit de antwoorden kan worden getrokken is dat er wel een behoefte is aan hulp maar dat jongeren die niet gauw zullen uitspreken of dit niet weten te verwoorden. De behoefte aan creatieve therapie beeldend onder jongeren lijkt klein, maar er is wel behoefte aan een combinatie van creatieve therapie beeldend met bijvoorbeeld gesprekken. Het kan zijn dat door onbekendheid met creatieve therapie voor de combinaties is gekozen. Uit de interviews blijkt dat zorgfunctionarissen een meerwaarde zien van creatieve therapie beeldend aan scheidingsjongeren.
20
CWS JANNIE HORJUS
5.1.5 Conclusies: •
Scheidingsjongeren ervaren meer problemen dan jongeren uit intacte gezinnen.
•
Jongeren vragen geen of weinig om hulp. Een groot aantal vindt het moeilijk om hulp te vragen of om over problemen te praten. Ze schamen zich of weten niet waar hulp te vragen. Ook willen ze vaak hun ouders er niet mee belasten.
•
Jongeren hebben behoefte aan een breed aanbod van hulp.
•
Het merendeel van de jongeren wil hulp buiten school , maar een aanzienlijk percentage wil wel hulp op school. De meeste kinderen maakt het niet uit of ze in de groep of individueel hulp krijgen.
•
Door middel van creatieve therapie beeldend kunnen jongeren die: -het moeilijk vinden om te praten over hun problemen -zich moeilijk uiten -een cognitief beperking hebben, op een veilige manier communiceren in het beeld en daardoor hun emoties uiten.
5.1.6 Eindconclusie: •
Er is behoefte aan hulp voor jongeren van gescheiden ouders/ouders in scheiding. Bij het aanbod dient rekening gehouden te worden met de belemmeringen die jongeren ervaren om hulp te vragen.
•
Er is behoefte aan een breed aanbod van hulpverleningsvormen waaronder creatieve therapie beeldend.
5.2 Aanbevelingen 5.2.1 Informatiefolder op school over hulpaanbod Jongeren geven aan dat ze niet altijd weten waar ze hulp kunnen vragen. Een duidelijke informatiefolder van de diverse hulpinstellingen kan een bijdrage leveren om de stap naar de hulpverlening kleiner te maken. Deze folder zou op de scholen neergelegd kunnen worden op punten waar scholieren vaak komen. Vooral moet het voor jongeren duidelijk zijn bij welke zorgfunctionaris ze terecht kunnen voor vragen over hulp. Dit moet een zorgfunctionaris zijn die kennis heeft van het hulpaanbod en van de sociale kaart. Daarnaast moet deze functionaris toegankelijk zijn voor scholieren. De toegankelijkheid heeft zowel te maken met de attitude als met de fysieke aanwezigheid van de functionaris 7 . 5.2.2 Hulpaanbod laagdrempelig maken Jongeren geven aan dat ze het moeilijk vinden om hulp te vragen. Ze hebben diverse belemmeringen. Door meer hulpverlening binnen school te laten uitvoeren zal hulp meer gewoon worden. Jongeren raken meer bekend met de hulpverleners en zo wordt de stap naar de hulpverlening kleiner. Een deel van de hulpverlening/zorg kan ook worden geïntegreerd in het onderwijsaanbod, door bepaalde programma’s hiervoor te ontwikkelen.
7
Zie bijlage: profiel van de ideale hulpverlener
21
CWS JANNIE HORJUS
5.2.3 Creatieve therapie beeldend onderdeel maken van het hulpaanbod op school Doordat jongeren kiezen voor verschillende vormen van hulpverlening en vooral combinaties hiervan, is het goed om hier rekening mee te houden. Het verdient aanbeveling om verschillende vormen van hulp aan te bieden en daar creatieve therapie beeldend een onderdeel van te laten zijn. Vooral scheidingsjongeren vinden het vaak lastig om problemen uit te spreken, omdat ze loyaal willen blijven aan beide ouders. Woorden schieten vaak te kort om emoties rond de scheiding en de verwarring die de adolescentie met zich meebrengt te uiten. Mogelijk kan een aanbod van creatieve therapie beeldend voor de doelgroep scheidingsjongeren als experiment dienen met daaraan gekoppeld een onderzoek naar de resultaten van het aanbod. 5.2.4 Het KIES programma aanbieden op school Voor een groot aantal jongeren zal het KIES programma een goed aanbod zijn. Het aanbod heeft de combinatie van hulpverleningsvormen in zich. Wel zou het een aanbeveling zijn om een creatief therapeute als (co)trainer te laten fungeren. 5.2.5 Informatie over de mogelijkheden van creatieve therapie beeldend aan zorgfunctionarissen van scholen van het voortgezet onderwijs. Alhoewel de meeste zorgfunctionarissen zeggen bekend te zijn met creatief beeldend geven ze ook aan informatie te willen. Ook bij jongeren leeft het idee dat creatief beeldend alleen beeldend is en dat er geen gesprekken bij mogelijk zouden zijn. Zorgfunctionarissen kunnen hun kennis weer overdragen aan de jongeren. 5.2.6 Een folder ontwikkelen met informatie over creatieve therapie Om creatieve therapie meer onder de aandacht te brengen kan een folder een goede aanvulling zijn op de mondelinge informatie over creatieve therapie. Er zal een folder moeten worden ontwikkeld voor zorgfunctionarissen en een folder voor leerlingen en ouders. 5.2.7 Verder onderzoek Omdat bij dit onderzoek de ouders van scheidingsjongeren niet zijn betrokken, maar mogelijk wel waardevolle informatie kunnen verschaffen zou een enquête onder deze ouders een vervolg kunnen zijn op dit onderzoek Tevens zouden de jongeren kunnen worden geïnterviewd over hun gemaakte keuze voor hulp.
22
CWS JANNIE HORJUS
23
CWS JANNIE HORJUS
Bijlage 1. 2. 3. 4. 5.
Enquête Uitslag enquête Interviews Bronnenlijst Profiel van de ideale hulpverlener
1. Enquête leerlingen voortgezet onderwijs Beste leerling, Door deze enquête in te vullen krijgen we als school zicht op wat jullie aan problemen hebben en wat voor soort hulp je wel of niet wilt. Onder problemen verstaan we bijvoorbeeld: ruzies, gevoel van angst, boos of verdrietig zijn. Je wordt gepest, je haalt steeds maar slechte cijfers, je bent bang dat niets je lukt of je voelt je gewoon rot. Sommige jongeren hebben problemen met hun seksualiteit of vinden zichzelf niet mooi genoeg of te dik etc. Al deze problemen bedoelen we als we je vragen of je problemen hebt. Je kunt bij ieder vraag wat aankruisen. Bij sommige vragen kun je meerdere antwoorden aankruisen. Soms kun je een vraag overslaan als je ergens nee op hebt geantwoord. Dit wordt wel vermeld bij de vraag. Ook kun je als je dat wilt bij sommige vragen iets schrijven. Als je het moeilijk vindt om deze enquête in te vullen omdat je niet alles begrijpt, vraag dan je docent om uitleg te geven.. De enquête is anoniem, je hoeft niet je naam in te vullen, dus weten we niet wie wat ingevuld heeft. Bedankt voor je medewerking. ALGEMEEN LEERLING Leeftijd Geslacht School: Praktijkschool VMBO basis VMBO kader VMBO T HAVO VWO OUDERS gescheiden vader overleden moeder overleden vader onbekend moeder onbekend Heb je contact met beide ouders? ja nee WOONSITUATIE Ik woon bij: vader en moeder bij mijn moeder bij mijn vader anders, namelijk 24
CWS JANNIE HORJUS
PROBLEMEN LEERLING Bij de inleiding is genoemd wat we allemaal onder problemen verstaan, misschien heb jij problemen die we niet hebben genoemd, maar vul dan wel onderstaande vragen in. Ik heb problemen thuis JA NEE Als je JA hebt ingevuld ga dan verder naar 2.1 Problemen thuis Ik heb problemen op school JA NEE Heb je JA ingevuld dan verder naar 2.2 Problemen op school Ik heb ergens anders problemen JA NEE Heb je hier JA ingevuld ga dan verder naar 2.3. Andere problemen Ik heb geen problemen JA NEE Heb je hier JA ingevuld ga dan naar 3.2. Hulpaanbod 2.1 PROBLEMEN THUIS door de ruzies van mijn ouders door ruzie met mijn ouders met beide ouders met één van mijn ouders met broers en zussen met anderen 2.2 PROBLEMEN OP SCHOOL Ik heb problemen op school JA NEE Heb je Ja ingevuld dan bij onderstaand vragen aankruisen wat van toepassing is met docenten met leerlingen met het leren anders, namelijk 2.3 ANDERE PROBLEMEN Ik heb problemen met jongeren buiten school JA NEE ik heb problemen, want ik vind mezelf te dik ik vind mezelf te mager ik vind mezelf niet goed genoeg anders, namelijk Hieronder kun je invullen als je nog iets toe wil voegen over problemen. HULP Alleen invullen als je vindt dat je een probleem hebt Heb je hulp bij je problemen JA NEE Indien je hulp hebt van wie heb je die hulp ouders vrienden jeugdzorg psycholoog school anders, namelijk ik wil geen hulp 25
CWS JANNIE HORJUS
3.2 HULP Hieronder ook invullen als je vindt dat je geen problemen hebt Als je mocht kiezen op welke manier zou je hulp willen: (je mag meerdere mogelijkheden aankruisen) WAAR hulpaanbod op school hulp buiten school WAT gesprekken creatief beeldend bezig zijn met je probleem (creatief beeldend bezig zijn = tekenen, schilderen, kleien, beeldhouwen, fotografie, computer etc.)
combinatie van gesprekken en beeldend combinatie van gesprekken, beeldend en toneel HOE individueel in een groep maakt me niet uit 3.3 HULP kies uit A of B Ik heb wel problemen: A. ik vraag wel hulp omdat: Ik weet dat ik dan me beter ga voelen Ik weet wat voor hulp er is Ik de hulpverlener ken Ik geholpen word om hulp te vragen Als er iemand met me mee gaat
B. ik vraag geen hulp omdat: Ik het moeilijk vind om hulp te vragen Ik niet weet waar ik hulp moet vragen Omdat mijn ouders niet willen dat ik hulp vraag Omdat ik me schaam om hulp te vragen Omdat ik het moeilijk vindt om over mijn problemen te praten Omdat ik niet durf om hulp te vragen Ik niet dingen van thuis aan anderen wil vertellen Anders, namelijk OUDERS als ik hulp krijg moeten mijn ouders er bij worden betrokken als ik hulp krijg wil ik niet dat mijn ouders erbij worden betrokken ik wil hulp en mijn ouders moeten hulp hebben TOT SLOT Dit wil ik nog kwijt
26
CWS JANNIE HORJUS
2. Uitslag enquête alle jongeren
leeftijd 12 13 14 15 16 17 18
geslacht jongen meisje
school VMBO basis VMBO kader VMBO T HAVO VWO
ouders gehuwd gescheiden vader overleden moeder overleden vader onbekend moeder onbekend
woonsituatie vader en moeder moeder vader anders
jongeren gescheiden ouders
0 124 277 35 1 0 1 438
% 0,0% 28,3% 63,2% 8,0% 0,2% 0,0% 0,2% 100,0%
0 29 57 8 0 0 0 94
210 228 438
47,9% 52,1% 100,0%
46 48,9% 48 51,1% 94 100,0%
164 47,7% 180 52,3% 344 100,0%
57 59 101 152 69 438
13,0% 13,5% 23,1% 34,7% 15,8% 100,0%
8 21 22 31 12 94
8,5% 22,3% 23,4% 33,0% 12,8% 100,0%
49 38 79 121 57 344
14,2% 11,0% 23,0% 35,2% 16,6% 100,0%
323 94 16 2 3 0 438
73,7% 21,5% 3,7% 0,5% 0,7% 0,0% 100,0%
0 94 0 0 0 0 94
0,0% 100,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 100,0%
323 0 16 2 3 0 344
93,9% 0,0% 4,7% 0,6% 0,9% 0,0% 100,0%
362 66 10 0
82,6% 15,1% 2,3% 0,0%
18 66 10 0
19,1% 70,2% 10,6% 0,0%
344 0 0 0
100,0% 0,0% 0,0% 0,0%
438
100,0%
94 100,0%
contact met vader contact met moeder
% 0,0% 30,9% 60,6% 8,5% 0,0% 0,0% 0,0% 100,0%
intact gezin
0 95 220 27 1 0 1 344
% 0,0% 27,6% 64,0% 7,8% 0,3% 0,0% 0,3% 100,0%
344 100,0%
78 83,0% 93 98,9%
problemen thuis nee thuis ja niet ingevuld school nee school ja niet ingevuld anders nee anders ja
406 31 1 407 30 1 405 29 27
92,7% 7,1% 0,2% 92,9% 6,8% 0,2% 92,5% 6,6%
76 18 0 87 7 0 84 8
80,9% 19,1% 0,0% 92,6% 7,4% 0,0% 89,4% 8,5%
330 13 1 320 23 1 321 21
95,9% 3,8% 0,3% 93,0% 6,7% 0,3% 93,3% 6,1%
CWS JANNIE HORJUS
niet ingevuld
4
problemen thuis met één van de ouders met broers en/of zussen met anderen
31 10 10 2
18 6 5 1
13 4 5 1
door scheiding van ouders door overlijden van één van de ouders niet aangegeven problemen op school
6 0 3 30
6 0 0 7
0 0 3 23
in contact met docenten in contact met leerlingen met het leren anders niet aangegeven andere problemen vindt zichzelf te dik vindt zichzelf te mager
4 6 9 2 9
0 3 1 0 3
4 3 8 2 6
17 3
4 1
13 2
vindt zichzelf niet goed genoeg anders
8 7
0 3
8 4
begeleiding heeft geen problemen heeft wel problemen, maar wil geen hulp heeft wel problemen, maar heeft al hulp heeft wel problemen, en wil hulp niet ingevuld
waar hulp op school buiten school niet ingevuld
soort hulp gesprekken creatief beeldend gesprekken en creatief beeldend gesprekken, creatief beeldend en toneel niet ingevuld hoe hulp alleen groep maakt niet uit niet ingevuld
keuze voor hulp, omdat ga me beter voelen weet welke hulp er is hulpverlener ken wordt geholpen om hulp te vragen weet dat iemand met mij mee gaat
2
2,1%
2
0,6%
339 37 18 8 36 438
77,4% 8,4% 4,1% 1,8% 8,2% 100,0%
59 12 8 3 12 94
62,8% 12,8% 8,5% 3,2% 12,8% 100,0%
280 25 10 5 24 344
81,4% 7,3% 2,9% 1,5% 7,0% 100,0%
131 256 51 438
29,9% 58,4% 11,6% 100,0%
24 53 17 94
25,5% 56,4% 18,1% 100,0%
107 203 34 344
31,1% 59,0% 9,9% 100,0%
135 38 129 59 77 438
30,8% 8,7% 29,5% 13,5% 17,6% 100,0%
33 7 21 12 21 94
35,1% 7,4% 22,3% 12,8% 22,3% 100,0%
102 31 108 47 56 344
29,7% 9,0% 31,4% 13,7% 16,3% 100,0%
153 60 161 64 438
34,9% 13,7% 36,8% 14,6% 100,0%
33 8 32 21 94
35,1% 8,5% 34,0% 22,3% 100,0%
120 52 129 43 344
34,9% 15,1% 37,5% 12,5% 100,0%
102 34 25 26 30
28
0,9%
20 10 4 6 5
82 24 21 20 25
CWS JANNIE HORJUS
keuze voor geen hulp, omdat moeilijk vinden om hulp te vragen 24 weet niet waar hulp te vragen 23 ouders willen niet dat er hulp wordt gevraagd 0 schamen om hulp te vragen 12 moeilijk over problemen te praten 31 durf geen hulp te vragen 7 niets van thuis aan anderen te vertellen 16 anders 4 ouders bij hulp worden betrokken niet bij hulp worden betrokken ook hulp voor ouders niet ingevuld
215 89 11 123 438
29
9 5 0 4 9 3 5 2
49,1% 20,3% 2,5% 28,1% 100,0%
39 21 1 33 94
15 18 0 8 22 4 11 2
41,5% 22,3% 1,1% 35,1% 100,0%
176 68 10 90 344
51,2% 19,8% 2,9% 26,2% 100,0%
CWS JANNIE HORJUS
3. Interviews Interviews met acht coördinatoren en zorgfunctionarissen van school. Wat zijn de problemen van jongeren op school die je tegen komt? Kindkenmerken, Thuisproblematiek: stoornissen echtscheiding, Complexe gezinssituaties verwaarlozing, loyaliteits Middelengebruik Psychosociale problematiek Risicogedrag/zorgelijke peergroup Verzuim Demotivatie
Anorexia, eten Leerlingen bevinden zich in het verkeerde circuit Psychische problemen Faalangst Leerlingen met beperkingen
Veelal gedragsproblemen. Bekend zijn tegenwoordig natuurlijk leerlingen met ADHD. En ook PDD-NOS en ODD en nog een aantal van deze problemen.
Problemen in de omgang met henzelf en omgeving (ouders en docenten) of met leeftijdgenoten (aansluiting, etc.) Problemen n.a.v. “stoornis”, genotsmiddelen, opvoeding, verwaarlozing, maar ook puberale problemen, verwerkingsprobleem n.a.v. scheiding of overlijden.
Divers: ziekteverzuim, gezinsproblematiek, gewichtsproblemen, seksualiteit, eenzaamheid, psychiatrische problemen, drugs, alcohol, zwangerschap. Vaak wel gerelateerd aan schoolgaan en gezondheid.
30
Sociale emotionele problematiek Niet goed met andere jongeren overweg kunnen wat uitmondt in ruzies, bedreigingen etc. Verstoorde gezinssituaties waarbij kinderen geconfronteerd worden met scheidingen van ouders Aandachtskinderen, ADHD, PDDNOS etc. Kinderen die door hun gedrag opvallen Slechte relatie met ouder(s), slechte werkhouding, moeite met leren, spijbelgedrag, faalangst
CWS JANNIE HORJUS
Wat zijn de problemen die je bij jongeren van gescheiden ouders tegen komt? Loyaliteitsproblemen Depressiviteit Relatieproblemen mbt leeftijdsgenoten Conflicten/nonacceptatie bij nieuwe partner van de eigen ouder Problemen bij intrede stiefbroertjes
Samengestelde gezinnen Acceptatie nieuwe partner De alleenstaande ouder is niet in staat op te voeden Verschillende opvoedingsstijlen
Loyaliteitsproblemen Keuzes moeten maken Concentratieproblemen Problemen met de nieuwe partner
Ik weet eigenlijk niet in hoeverre deze kinderen “andere” problemen hebben dan de kinderen van vraag 1. Ik kan me voorstellen dat het kan gaan om loyaliteitsproblemen. Meer praktisch is dat ze dan weer bij vader en dan weer bij moeder zijn. Bij de een mogen ze meer dan bij de ander. De ene ouder heeft ook soms meer geld dan de ander te besteden aan het kind.
Vaak loyaliteitsproblematiek
Loyaliteitsproblemen, voornamelijk aanpassingsprobleem (switchen tussen verschillende opvoedingsstijlen, omgaan met stiefouders/stiefbroer /stiefzuster, sowieso het “heen en weer gaan”)
Verdriet bij recente scheidingen Kinderen die zich moeilijk op hun gedrag laten aanspreken, ze gaan hun eigen weg Kinderen die vaak te laat op school komen met smoezen Mogelijk problemen doordat de vader ontbreekt. Negatieve aandacht vragen Concentratieprobleem , stuurloosheid, boosheid, onbegrip Overdreven verantwoordelijkheids -gevoel naar één van beide ouders.
Wat maakt volgens jou dat jongeren geen hulp willen? Geen probleembesef Gêne Hoge drempel, angst Onbekendheid met de mogelijkheden en consequenties Onvoldoende sturing door ouders Is dat zo? Leerlingen komen niet specifiek met problemen om hulp vragen, maar na signalering van problemen en gesprekken zijn zij (en hun ouders) volgens mij best wel bereid om hulp bij een probleem te krijgen. Soms willen ouders hulp omdat de situatie thuis ook niet altijd leefbaar meer is. Als iemand geen hulp wil komt dat volgens mij omdat het eigenlijke probleem nog wordt ontkend.
Deze jongeren (praktijkschool) hebben al heel lang hulp gehad en zijn therapie moe Bevestiging dat ze het niet goed doen Zien het niet als hulp
Het onbekende Willen het binnen de eigen groep oplossen
Geen bemoeienis van buiten af willen Ze willen met rust gelaten worden, ze hebben al genoeg aan hun hoofd
Het idee dat “het zo erg nog niet” is. Weinig vertrouwen dat iemand kan helpen. Gevoel dat ze er zelf uit moeten kunnen komen. Het liever geheim houden voor ouders en vrienden.
Schaamte, “Ik wil net zo zijn als de anderen”, “Ik ben toch niet gek!”, het puber zijn, toch wat wantrouwend staan t.a.v. volwassenen (hulpverleners.) Soms ook terecht, omdat die volwassenen (hulpverleners) geen “click” met hen hebben/zoeken. Niet willen praten.
Soms schamen ze zich, ze willen niet te koop lopen met hun problemen.
31
CWS JANNIE HORJUS
Wat is hier aan te doen? Meer bekendheid geven aan de mogelijkheden van de hulpverlening Hulpverlening meer in de school laten uitvoeren, moet gewoon worden Zorg meer integreren in het onderwijsaanbod
Ingang bij de jongeren creëren, relatie is belangrijk Drempelverlagend werken
Laagdrempelig werken Via een tussenpersoon hulp regelen.
Ik weet het niet
Gesprekken om door de ontkenningsfase heen te komen?
Jongere inzicht geven in eigen problematiek en de wijze waarop evt. hulp kan worden geboden. Ondersteunen in traject.
Beter luisteren, interesse tonen in hun leefwereld, niet oordelen, aansluiting zoeken.
Proberen de leerlingen zo goed mogelijk te leren kennen en ze het gevoel geven dat school een verlengstuk is van thuis.
Weet je wat creatieve therapie beeldend inhoudt en omschrijf wat je denkt dat het is? Bezig zijn op beeldend terrein bijvoorbeeld beeldhouwen, schilderen etc.. Greep krijgen op je ontwikkeling en op problemen die zich daarin voordoen en een veranderingsproces bewerkstelligen, m.n. bij psychische problemen. Nee, ik denk dat met creatieve therapie onbewuste gedachten uitdrukking krijgen in een expressieve situatie.
Middels therapeutisch handelen helpen met de hulpvraag
Creatief bezig zijn
Met het maken van beelden symboliserend uitdrukken wat de jongere bezighoudt, en hierover in gesprek gaan.
Door creatief bezig zijn het uiten van gevoelens en op die manier helemaal bezig zijn voor je hele lijf.
Een welkome aanvulling in de begeleiding van jongeren, naast praten etc, om je te uiten. Is minder bedreigend voor jongeren en je boort je talenten aan, het is inzichtelijk en biedt gespreksstof.
Ik weet het niet, maar ik denk dat kinderen en volwassenen door te tekenen, boetseren, schilderen en schrijven toegang tot hun problemen kunnen krijgen zonder dat ze er over hoeven te praten.
32
CWS JANNIE HORJUS
Voor welke groep jongeren zou creatieve therapie geschikt zijn. Jongeren met een beperkte cognitie, bijvoorbeeld jongeren op de praktijkschool Jongeren die verbaal niet sterk zijn Jongeren die erg gesloten zijn Jongeren die zich verbaal moeilijk uiten Kinderen die niet weten waar hun gedrag vandaan komt….???
Jeugd die verbaal minder vaardig is
Voor deze leeftijdsgroep, er moet wel een klik zijn
Ik denk met name aan Bovengenoemde, wat in zichzelf gekeerde die minder verbaal verbaal niet al te sterke zijn ingesteld. jongens en meiden. Er is een grote groep die praten snel als bedreigend ervaart; wanneer je dan bezig kunt zijn gaat het vast gemakkelijker.
Voor jongeren die negatieve ervaring hebben opgedaan en moeite hebben om hier goed over te praten
Daar heb ik geen uitgesproken ideeën over. In principe zou het voor iedereen geschikt zijn, lijkt me.
Zou je meer informatie willen over creatieve therapie. Ja
Ja
Lijkt me best eens leuk om daar meer van te weten.
Dan zoek ik op internet of vraag ik jou!
33
Ja, via een workshop Ik ben altijd geïnteresseerd in alles wat met mijn werk te maken heeft, dus “JA.”
Ja, in het nieuwe schooljaar Graag.
CWS JANNIE HORJUS
4. Bronnenlijst • • •
•
• • • • •
Grimhuijzen, T van. Krijg ze maar groot ! (1996) Een leerboek over de adolescentie en het begeleiden van jongeren Uitgeverij SWP ISBN 90665-195-4 Kohnstamm, R. Kleine ontwikkelingspsychologie 111 de Adolescentie (1997) Bohn Stafleu van Loghum ISBN 90-313-2456-6 Monteiro, M. Het kind van de rekening : psycho-sociale gevolgen voor het kind uit gebroken gezinnen 2e dr. - Amsterdam : Stichting International Institute of Interdisciplinary Integration, [ 1 999]. Vert. van: Children must pay the price. - Oorspr. uitg.: 1998. ISBN90-5357-024-1 Nijnatten, C van & Sevenhuijsen. E .Dubbel leven : nieuwe perspectieven op jongeren en echtscheiding / red. - Amsterdam : Thela Thesis, [2001]. - 118 p : fig ; 24 cm. - Omslag- en rugtitel: Dubbelleven : nieuwe perspectieven voor jongeren na echtscheiding'. - Met lit. opg. ISBN 905170-527-1 Verhofstadt-Denève, L. Adolescentiepsychologie (1991) Garant ISBN 905350-706-X Wit ,J de /Van der Veer, G/ Slot, N.W. Psychologie van de Adolescentie (2004) HB Uitgevers ISBN 90-55-5574-032-2 22e druk Schmeijsters.H (2000) Handboek Creatieve Therapie Uitgeverij Coutinho Spruijt,E. Scheidingsjongeren (2007)wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van echtscheiding van jongeren en jongeren. Uitgeverij SWP ISBN 978-90-6665-845-5 2e druk Swet, Jacqueline van.Mijn ouders gaan scheiden : en ik dan? / Jacqueline van Swet. - Houten : M.O.M, cop. 2004. ISBN 90-269-2890.4. Bespreking van de praktische en emotionele problemen van jongeren wanneer hun ouders gaan scheiden
Artikelen: • Studiedag rond “school en echtscheiding”Vlieburg –Senciecentrum (k.U. Leuven) november 2002 • De slag om de scheiding Tekst Hettie Graafland maandblad J/M/ oktober 2006
34
CWS JANNIE HORJUS
5. Profiel van de ideale hulpverlener Uit het Vlaamse onderzoek 2007 Heel belangrijk: er moet een ‘klik’ zijn tussen hulpvrager en hulpverlener. Dit kan het best afgetoetst worden bij een persoonlijk gesprek. Let wel: zo’n faceto-face ontmoeting doet heel wat hulpzoekende jongeren zweten. - creëren van veiligheid: zeer omzichtig omgaan met de privacy van kinderen en erkennen dat het opgeven van de anonimiteit een zeer grote stap is; - goed luisterende oren; - een lichte voorkeur voor een vrouw, zeker bij meisjes; - nodige humor; - vlotte prater; - vertrouwdheid met de jongerencultuur; - verschillende mogelijkheden aanreiken; - deskundigheid, kledij of belerend voorkomen doen er niet toe. Profiel van de ideale praatcontext: Jongeren willen zelf het roer in handen kunnen houden. Wanneer jongeren merken dat alles boven hun hoofd beslist wordt, voelen ze zich niet serieus genomen. -
hulpvrager kan het proces stoppen wanneer hij/zij wil; geen beslissing van ‘centrum/consultant’ zonder toestemming consulterende; dezelfde begeleider gedurende gehele proces; vlotte bereikbaarheid; ook bereikbaarheid ruim na schooltijd, ’s avonds en in het weekend; vooral voor jongeren met problemen die geen hulp (durven) zoeken is het onzichtbaar’ kunnen binnenstappen een stimulans; gesprek gaat door in een aparte, vrolijk aangeklede ruimte met zeteltjes; een complementair chat-aanbod biedt garanties aan jongeren die (nog) niet bereid zijn hun anonimiteit op te geven.
35