CRADLE TO CRADLE IN ZEELAND
Zeeland
Zeeland
Bestuurders in gesprek over cradle to cradle in Zeeland
Experimenteerruimte voor vernieuwing Op een doordeweekse morgen ontmoeten twee Zeeuwse bestuurders elkaar. Gedeputeerde Marten Wiersma in gesprek met de voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool Zeeland Adri de Buck. Aanleiding is het project ‘Cradle to Cradle in Zeeland’ waar beide organisaties de schouders onder hebben gezet. Halverwege het gesprek merkt De Buck op: “Het is best bijzonder dat wij hier zo zitten. Lang niet alle hogescholen hebben een regelmatig en structureel overleg met hun provinciaal bestuur. Soms kent men de gedeputeerde niet eens. En wij trekken hier samen op. Dat mag best wat meer uitgedragen worden.” Bij deze dus.
Relevante partijen betrokken
Wiersma en De Buck hebben allebei de documentaire ‘Afval is voedsel’ (VPRO-programma Tegenlicht) gezien en zijn onder de indruk van het concept en de getoonde voorbeelden. In hun persoonlijke waardering leggen zij verschillende accenten. Marten Wiersma: Cradle to cradle is een buitengewoon uitdagend en appellerend concept. Het is inpasbaar in de huidige cultuur en niet strijdig met onze waardepatronen. Economen, technici en managers kunnen er hun kwaliteiten en ambities in kwijt. Dat zijn precies de sectoren waar de veranderingen moeten plaatsvinden. Adri de Buck: Als wereldburgers zien we in dat we niet op deze wijze kunnen blijven produceren en consumeren. We moeten iets doen aan overdadig grondstofverbruik en afvalproductie. Cradle to cradle biedt een andere kijk en dat is precies wat we nodig hebben.
Techniek in een maatschappelijke context
HZ bestuursvoorzitter Adri de Buck en gedeputeerde Marten Wiersma
2
De Buck: In Zeeland zit nog veel basisproductie en die bedrijven kunnen overgaan tot nieuwe ontwerpprincipes, nieuwe technologieën en andere vormen van ketenbeheer en ketenverlenging. Uit het C2C concept ontstaat een nieuw profiel: productiebedrijven worden kennisintensiever, leggen meer nadruk op ontwerp en materiaalkennis en kiezen voor innovatieve productiewijzen. In het verlengde daarvan krijgen technische studies een nieuw imago. Techniek wordt in een context geplaatst en vervult een functie om maatschappelijke problemen aan te pakken. Dat is winst, voor de techniek en de samenleving.
Van grote problemen pasmunt maken
Wiersma: We hebben te maken met grote problemen: grondstoffen raken op en kunnen niet worden bijgemaakt. Energie heeft een lage waarde in de keten. Met behulp van innovatieve projecten moeten we van die grote problemen pasmunt maken. Dat levert aansprekende bedrijfsvoorbeelden op zoals in deze brochure. Andere voorbeelden: samenwerking waar restwarmte wordt benut, alternatieve energievoorziening met behulp van algen en biobased business. In al die voorbeelden zit een fors aantal elementen van C2C. We zijn er nog lang niet, we staan wel aan het begin.
Multidisciplinair werken
Hogeschoolvoorzitter De Buck ziet tal van aanknopingspunten. Zo zal de aandacht voor cradle to cradle in het Lectoraat Duurzaamheid en Water worden versterkt. Het Lectoraat Innoveren en Ondernemen gaat jonge mensen stimuleren om maatschappelijk verantwoord te ondernemen. C2C is ook daarbij een belangrijk thema. De technische sector staat voor de uitdaging om nieuwe ontwerpprincipes en technologieën te toetsen op bruikbaarheid. De economen buigen zich over andere manieren van kostprijsberekening. Ook het basisonderwijs kan een steentje bijdragen door jonge kinderen te laten kennismaken met C2C. Deze multidisciplinaire manier van werken past goed bij een brede hogeschool als de HZ. Gedeputeerde Wiersma vult aan: “Zeeland is sterk in werktuigbouw dus daar liggen kansen. Maar een staalketen gesloten krijgen, dat is nog een hele toer.”
Transitie
Beide bestuurders plaatsen cradle to cradle in een brede beweging van transitie. Wiersma: We zijn wel op weg maar we weten niet precies hoe de toekomst eruit ziet. Ik draai het vaak om en zeg: ‘Doen we op dit moment iets waar we later zeker spijt van krijgen?’ Bedrijven kunnen zich afvragen of hun installaties zo flexibel zijn dat ze ook bij grote veranderingen blijven functioneren. Uitgangspunten bij transitie: - Introduceren van nieuwe product/dienst-markt combinaties - Producten en processen (her)ontwerpen met gesloten materiaalkringloop als uitgangspunt - Ketens transparant maken en sluiten - Overschakelen op duurzame energiebronnen - Energieverbruik hoger waarderen in de waardeketen - Keten van consumptie en hergebruik verlengen - Maatschappelijke waardering voor hergebruik bevorderen.
Netwerken van open innovatie
Wiersma en De Buck vinden Zeeland geschikt als experimenteerruimte voor innovatie. De provincie is niet al te groot, de lijnen zijn kort en de partners kennen elkaar. “Tegelijk hebben we genoeg moeilijkheden en tegenstand om een goede experimenteerruimte te zijn”, voegt gedeputeerde Wiersma lachend toe. Voorzitter De Buck verwacht veel van netwerken van open innovatie. “Aangestoken door de grote kwesties van onze tijd, betrekken steeds meer bedrijven andere sectoren bij hun ontwikkeling. Tegelijk omarmt het onderwijs die bedrijfspartners die open staan voor innovatie en nieuwe technologie.”
Markeringspunt
De bestuurders vinden het C2C project een goed voorbeeld van een markeringspunt in een transitieproces. Bedrijven die kennismaakten met duurzaam ondernemen en ervaring opdeden met de milieubarometer, gaan de implicaties van duurzaamheid verdiepen. Tegelijk willen ze concrete problemen oplossen en resultaten boeken. Hogeschool, provincie en bedrijven benutten zo de experimenteerruimte die Zeeland biedt. De casus beschrijvingen in deze brochure illustreren dit.
3
Zeeland
Gesprek met projectleider Brigitte Pommée
Cradle to cradle in Zeeland Hoe kunnen Zeeuwse bedrijven C2C toepassen in de bedrijfsvoering?
Met die vraag ging Brigitte Pommée in 2007 aan de slag. In maart 2008 kwam Michael Braungart naar het MVO-Event in Goes om de beginselen van zijn concept uit te leggen en de documentaire ‘Afval is voedsel’ werd ook in Zeeland veelvuldig bekeken. Hoe verloopt de stap van kijken en luisteren naar toepassen in de praktijk? Brigitte Pommée, verbonden aan het Lectoraat Duurzaamheid en Water van de Hogeschool Zeeland was al eerder bekend met de ideeën van Braungart en McDonough. Ze liet de materialen, zoals de Hannover Principles uit 2002, overkomen uit Amerika om deze te verwerken in haar onderwijs. In samenwerking met de provincie maakte ze de stap naar het Zeeuwse bedrijfsleven en werkte ze aan het eerste project ‘Cradle to cradle in Zeeland’. Dit project werd bekostigd met een RAAK-subsidie (regionale kennisuitwisseling tussen MKB en MBO/HBO) en bijdragen uit het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling.
Wat vindt Brigitte zo aantrekkelijk aan cradle to cradle?
4
• Cradle to cradle biedt een integrale visie en straalt ambitie uit, de principes zijn helder uit te leggen. • De visie helpt studenten en ondernemers om over de grenzen van hun eigen vak/bedrijf heen te kijken en nieuwe verbindingen te maken. • Cradle to cradle leent zich voor een multidisciplinaire aanpak, de eigen activiteiten komen in een bredere, maatschappelijke context te staan. • Cradle to cradle biedt waardevolle gezichtspunten voor bedrijven die bezig zijn met product ontwikkeling, innovatie en ketenverantwoordelijkheid. Zowel studenten als ondernemers zijn enthousiast over de toekomstmogelijkheden van dit concept. Brigitte Pommée: ‘Ik heb gemerkt dat het inspirerend werkt om vanuit een samenhangende toekomstvisie na te denken over plannen en activiteiten. Cradle to cradle legt de nadruk op de verbondenheid en onderlinge afhankelijkheid van alles met elkaar. De mens is een medebewoner op aarde en niet de dominante factor. Denken in toekomstperspectieven geeft energie! We overstijgen onze korte termijn belangen overstijgen en kijken naar wat ons bindt: met elkaar, met de natuur en met de toekomst. De vraag wordt dan: ‘Hoe kan ik jou bij jouw ambities van dienst zijn en wat kunnen we samen doen?’
Projectleider Brigitte Pommée van de Hogeschool Zeeland
Inhoud van de brochure
Uitvoering van het project Stappen
Inleiding: Bestuurders in gesprek pagina 2-3 Interview Brigitte Pommée pagina 4-5 Uitgangspunten cradle to cradle pagina 6 Toelichting processchema pagina 7 Interview Edward Mouw pagina’s 8-9 Casusbeschrijvingen: Productie Delta Glass, Tholen Ontop, Middelburg Lans, Rilland Eco-Point, Halsteren Imperial Ventures, Tholen
pagina’s 10-13 pagina’s 14-17 pagina’s 18-21 pagina’s 22-24 pagina’s 25-27
Toerisme Inleiding pagina’s 28-29 Marina Port Zélande, Ouddorp pagina’s 30-31 Ruiterplaat Recreatie, René Faasse Projectontwikkeling, Kamperland pagina’s 32-33 Thema’s voor nieuwe projecten pagina 34
• In overleg met het bedrijf een onderzoeksvraag formuleren die uitvoerbaar is binnen een bepaalde tijd (ca. zes maanden) en binnen de mogelijkheden van bedrijf en hogeschool. • Matching tussen vraag en student met relevante opleiding en belangstelling. • Intensieve begeleiding en kwaliteitsbewaking door docent (ca. 0,5 dag per week). • Voortgangsbesprekingen in team (docent, student en begeleider van bedrijf). • Opleveren rapport met resultaten en aanbevelingen.
Verloop
Bij alle partijen heeft het project veel enthousiasme gewekt. Studenten en ondernemers vonden allemaal dat ze bezig waren met iets belangwekkends. Het C2C concept draagt bij aan innovatie en bewustwording. • Reactie bedrijven: “Jullie denken echt met ons mee en komen met oplossingen waar we zelf niet toe waren gekomen.” • Reactie studenten: “Bij C2C worden maatschappelijke en technische vragen gecombineerd.” • Reactie hogeschool: “C2C is een maatschappelijk relevante invalshoek voor onderwijs en onderzoek. Bovendien is het een impuls voor multidisciplinair werken.”
Succesfactoren
Zo’n eerste project vraagt een pioniersmentaliteit. Brigitte Pommée: “Lang niet alle vragen zijn op dit moment oplosbaar, daarvoor ontbreken de kennis of de markt. Bijvoorbeeld een alternatief zoeken voor PVC is niet lonend zolang deze kunststof voor dumpprijzen op de markt wordt gebracht. Elk alternatief zal duurder zijn en daarin wordt nu niet geïnvesteerd.” In deze fase moeten partijen durven experimenteren en anticiperen op nieuwe markten. Ook zijn maatschappelijke ontwikkelingen nodig om cradle to cradle toepassingen te stimuleren en de cradle to grave praktijken te ontmoedigen. Volgens Brigitte Pommée worden innovaties nog op verschillende manieren belemmerd: • Gebrek aan kennis over beschikbaarheid van alternatieve materialen. • Gebrek aan alternatieven voor bijvoorbeeld chemicaliën. • Angst voor onverkoopbaarheid van producten, ‘Hoe reageert de klant?’ • Angst dat duurzaamheid duurder of moeilijker financierbaar is. • Faciliteiten en infrastructuur passen bij de huidige praktijk, en niet bij de innovatie. • Doorbreken van vastgeroeste gewoonten en denkpatronen.
5
Cradle to cradle op hoofdlijnen Cradle to cradle betekent letterlijk: ‘van de wieg tot de wieg’, en is een alternatief voor de bekende werkwijze ‘van de wieg tot het graf’.
PRODUCTION
materials
products
Afval is voedsel, ongetwijfeld de bekendste leus van C2C. Beter gezegd, een voedingsstof of
grondstof blijft een voedingsstof, het woord ‘afval’ schrappen we uit het woordenboek. Alle materialen houden hun waarde en blijven opgenomen in een kringloop.
Twee kringlopen horen bij cradle to cradle:
• Biologische kringloop, de kringloop van natuurlijke of organische voedingsstoffen, liefst zo kort mogelijk, dus voedsel verbouwen en consumeren gebeurt zo dicht mogelijk bij elkaar. • Technologische kringloop, de kringloop van bodemschatten (bijvoorbeeld ijzer, olie), liefst zo lang mogelijk, grondstoffen zodanig inzetten dat ze steeds worden hergebruikt.
SUPPLIER SUPPLIER
PRODUCTION
USAGE
BIOLOGICAL CYCLE
used products
raw materials
REGENERATION
RETURN + COMPOSTING biological nutrients
b i o l o g i c a l c yc l e, for products for consumption
bron: EPEA
De zon is de enige bron van leven op aarde en onze ultieme energiebron. Onze energievoorziening
PRODUCTION
wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan de zon als natuurlijke en onuitputtelijke leverancier.
Diversiteit is belangrijk. Zoals de natuur zich kenmerkt door diversiteit in soorten, zo richten wij
ons leven in met aandacht voor diversiteit. Dit uit zich bijvoorbeeld in het ontwerp van onze huizen en gebouwen maar ook in de producten die we gebruiken en in de kleding die we dragen. We zoeken aansluiting bij onze culturele omgeving en onze natuurlijke hulpbronnen en streven niet naar massaliteit of ‘one size fits all’. Diversiteit nodigt uit tot genieten, kwaliteitsbewustzijn en plezier. Een prettig leven met oog voor schoonheid. Dit laatste principe is bij uitstek toepasbaar bij de ontwikkeling van toeristische accommodaties. Dat betekent voor het ontwerp van een jachthaven: aansluiting zoeken bij de beleving van het water als bron van ontspanning en plezier en bij het weidse landschap. Het ontwerp van de huizen past bij de streekeigen architectuur. Bij het ontwerp van een wellnessresort: de beleving van het landschap als een plaats van rust en geborgenheid, energie en water als bronnen van welbevinden die duurzaam worden gebruikt (zie verder pagina’s 28-33).
6
materials
SUPPLIER SUPPLIER
PRODUCTION
products
TECHNICAL CYCLE
raw materials
USAGE
used products
RETURN + RECYCLING
t e ch n i c a l c yc l e, for products for service
bron: EPEA
Toelichting bij het processchema
Materiaalstromen in een productiebedrijf Als een bedrijf cradle to cradle in de praktijk wil toepassen, ligt de focus bij de ingaande en uitgaande materiaalstromen (inclusief energie en water). Vooral bij productiebedrijven zijn deze stromen significant. In bijgaand schema een overzicht. De brede gele pijl stelt het (productie)bedrijf zelf voor met de volgende primaire activiteiten: ontwerp, inkoop, productie en distributie. Om te kunnen functioneren heeft het bedrijf te maken met talrijke leveranciers, deze worden aangeduid door de donkergroene pijlen.
PROCESSCHEMA energie en water
eindproducten
grondstoffen
Daarnaast heeft het bedrijf te maken met afnemers van de producten, eindgebruikers en/of eindverwerkers. Deze stroom wordt aangeduid met lichtgroene pijlen. Ten slotte is er nog sprake van afval of reststromen die verwerkt worden door een afvalverwerker. Een cradle to cradle project gaat over deze stromen en draait om de uitdaging om kringlopen sluitend te krijgen. Dat kan gaan om de grondstoffenstroom maar ook om de kringloop van het energiegebruik of van de eindproducten. Daarom is het ontwerp van een product zo belangrijk. Met een goed, demontabel ontwerp worden grondstoffen en eindproducten met elkaar verbonden.
halffabrikaten
hulpstoffen afval
illustratie © Marcada 2009
Ketenverantwoordelijkheid
Veel bedrijven zijn slechts verantwoordelijk voor een deel van de keten van grondstof naar eindproduct, en in bepaalde gevallen kunnen zij de gehele keten zelfs niet overzien. Dan ontbreekt de ketentransparantie. In veel gevallen kunnen bedrijven niet zelfstandig een integraal C2C-product maken maar zijn ze afhankelijk van de medewerking van leveranciers en/of afnemers. Dan is de keten wel transparant maar nog niet op elkaar afgestemd. In alle gevallen kunnen bedrijven, als ze hun producten en productieproces vanuit de kringloopgedachte bekijken, wel degelijk stappen zetten in de richting van herbruikbaarheid en cradle to cradle stapsgewijs gaan invoeren.
7
Zeeland
De methodische procesbegeleiding van Edward Mouw
Techniek in breed perspectief “Cradle to cradle sprak mij meteen aan”, vertelt Edward Mouw, “Dat komt door de visionaire kijk op ontwerpen. Het draait niet alleen om de materialen maar ook om gebruik en sociale verantwoordelijkheid. Dat spreekt industrieel ontwerpers aan. Bij ons zit het ingebakken om techniek te combineren met trends in de markt en met gebruikersgemak. Cradle to cradle voegt daar nog accenten aan toe, zoals voorkeur voor materialen die lokaal voorhanden zijn en die passen bij de omgeving. Goede en verantwoorde ontwerpen worden gemaakt voor langdurig gebruik en liefst eindeloos hergebruik. Dat sluit aan bij sympathieke ontwerptrends als ‘eco-design’ en ‘design for disassembly’.”
Procesbegeleiding in fasen
8
Edward Mouw is opleidingscoördinator werktuigbouwkunde bij de Hogeschool Zeeland en van huis uit industrieel ontwerper. Hij begeleidde de productiebedrijven in dit project. Zijn invalshoek: Gebruik een methodische aanpak om het potentieel van het bedrijf en de mogelijkheden voor verduurzaming zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. De procesbegeleiding bij Lans, Ontop, Delta Glass, Imperial Ventures en Eco-Point zag er als volgt uit: • Vertalen van de onderzoeksvraag naar een scherpe opdracht. Onderzoek inpassen in de context van duurzaamheid en cradle to cradle. Tijdens het onderzoek bij Ontop werd behalve naar de vervanging van lood, ook gekeken naar mogelijke reducties van het assortiment (besparing magazijnruimte en minder voorraad) en naar de stapelbaarheid van de producten (minder transportkosten). • Student(en) intensief begeleiden en adviseren. Tijdens het onderzoek bij Imperial Ventures werd de ontwerptool Technology Windows geïntroduceerd om methodisch te zoeken naar nieuwe product-marktcombinaties. • Resultaten met opdrachtgever bespreken gericht op toekomstperspectief. Het onderzoek bij Delta Glass richtte zich op een mechanische oplossing. Deze leverde uiteindelijk niet het gewenste resultaat op. Begeleider en opdrachtgever zoeken verder naar alternatieven. De studenten bij Lans ontwierpen een scheidingsmachine die behalve voor het tuinbouwbedrijf, ook interessant is voor de afvalverwerker die de reststromen van veel meer tuinbouwbedrijven verwerkt.
Edward Mouw, procesbegeleider van het C2C project
Cradle to cradle, stap voor stap naar een geheel
Ook al is cradle to cradle een integrale en samenhangende filosofie, toch kan vrijwel elk bedrijf meteen met onderdelen van dit concept aan de slag. Dat geldt in het bijzonder voor productiebedrijven. Cradle to cradle is toepasbaar op de volgende terreinen: Productontwikkeling: • Herontwerp van bestaande producten • Ontwerp van nieuwe, duurzame producten • Conceptontwikkeling, bijvoorbeeld producten aanbieden als diensten. Procesaanpassing: • Toepassing van alternatieve, hernieuwbare energiebronnen • Hergebruik van water, waterzuivering • Afvalstromen ombuigen tot voedingsstromen • Retoursystemen opzetten • Partners zoeken voor ketensamenwerking • Grondstofgebruik inventariseren om ketens te sluiten • Gebruik van hulpstoffen inventariseren om ketens te sluiten • Chemische toevoegingen analyseren en schadelijke stoffen elimineren of terugwinnen.
Voordelen van een methodische aanpak
Productontwikkeling en –ontwerp zijn weliswaar creatieve processen maar ze kunnen wel degelijk methodisch verlopen. De kansen op succes en rendement worden zo aanzienlijk verhoogd. Edward hanteert de Delftse Innovatiemethode, opgesteld door hoogleraar Jan Buijs (zie schema hiernaast).
Winstgevendheid inbouwen
Elke stap in het proces wordt afgesloten met een evaluatie waarbij de risico’s worden besproken. “Productontwikkeling kost geld, hoe je het ook wendt of keert”, verklaart Edward. “Maar je kunt de toekomstige winstgevendheid al inbouwen door de cradle to cradle uitgangspunten consequent toe te passen. Bijvoorbeeld: bewust gebruik van grondstoffen, herbruikbaarheid van componenten, schadelijke stoffen vermijden, het productieproces inrichten met een gesloten energie- en watersysteem, dat alles gaat op termijn geld opleveren.”
Toelichting Delftse Innovatiemethode
De Delftse Innovatiemethode is een circulair proces waarin een aantal verkennende stappen wordt gezet: - inventarisatie van de uitgangspositie en mogelijkheden van het bedrijf (bijv. aanwezige apparatuur, technologische kennis en ervaring). extern: - inventarisatie van trends en kansen M markt omgeving strategiein de markt. P product bepaling - inventarisatie beschikbaarheid van T technologie benodigde grond- en hulpstoffen. Door de resultaten uit deze verkenproduct ontwerpin gebruik vereisten ning met elkaar te matchen in een intern: matrix, ontstaan zoekvelden die bedrijf kansrijk zijn voor productontwikkeling. Op basis van de resultaten uit de strategische verkenning wordt binnen productontmarktintrowikkeling een zoekveld de ontwerpopdracht ductie geformuleerd en kan de strikte productontwikkeling beginnen. Fasen
Aandachtspunten C2C
Analyse van de levenscyclus Programma van eisen
Nadruk op kwaliteit en lange levensduur, demontabel in herbruikbare componenten Beperken van additieven, geen schadelijke stoffen, materiaalbesparing en optimalisatie
Conceptontwikkeling Materialisatie
Nieuwe PMT-combinaties, dienstenconcept onderzoeken Beschikbaarheid materialen, lokale leveranciers, geen milieubelastende bewerking Prototypes Test op aspecten van de levenscyclus Voorbereiding productie Zuinig gebruik van energie en water, proces gebruik van hernieuwbare bronnen Productie Afvaleliminatie of -reductie Distributie Gebruik Afdanken
Transportbewegingen beperken, juiste verpakkingen Langdurig en met liefde Retoursystemen, demontage en hergebruik
9
Zeeland
Delta Glass bepaalt plaats in de keten
Altijd vragen blijven stellen Delta Glass is een klein chemisch bedrijf in een groene omgeving. Op het industrieterrein van Tholen, tussen de akkers en de dijken, produceren z’n 20 medewerkers acrylaatplaten die vervoerd worden naar het assemblagebedrijf in Rotterdam. Daar worden ze verwerkt tot caravanramen. Deze hoogwaardige kunststof platen komen tot stand door monomeer (een vloeibaar aardolieproduct) te gieten in mallen en te verhitten. In 2001 nam manager Mark Bierens het bedrijf over en sindsdien is er veel veranderd. “Toen ik werd ingewerkt, kreeg ik allemaal waarheden te horen die al lang niet meer waren getoetst. Ik vond het een uitdaging om alle processen weer eens tegen het licht te houden en door metingen en vragen stellen, te bezien wat er anders en beter kon”, aldus de plantmanager. Een hulpmiddel voor Mark Bierens was de milieubarometer die het bedrijf nog steeds toepast. Op basis van metingen pakte het bedrijf het energieverbruik en de afvalscheiding aan. Een tweede impuls kwam van Reach, de Europese richtlijn voor gevaarlijke stoffen. Een volgende impuls kwam van het concept cradle to cradle: hoe staat het met de materiaalstromen in en om ons bedrijf?
Mark Bierens over verduurzaming
10
Plantmanager Mark Bierens van Delta Glass, Tholen
“Mijn prioriteit is het maken van een goed product. Uiteindelijk word ik afgerekend op platen van goede kwaliteit. Energiebesparing, afvalscheiding en afvalreductie, werkomstandigheden en hergebruik van materialen gaan hand in hand met mijn economische doelstelling. Efficiëntie in het proces levert mijn bedrijf winst op. Je moet wel praktisch blijven, er moet steeds sprake zijn van een win-win situatie. De basis voor mijn inzet voor verduurzaming is mijn bereidheid om alle aspecten van de bedrijfsvoering tegen het licht te houden. Je kunt heel veel zelf aanpakken, gewoon met je boerenverstand.” Advies: Houd het simpel. Vaak kun je dogma’s uit het verleden in een ander daglicht zetten en blijkt dat het ook anders kan. Slimmer, simpeler en met besparing van kosten. Blijf vragen stellen, meten, gewoontes ter discussie stellen. Laat je niet alleen leiden door de waan van de dag maar blijf geloven dat het anders kan.
I. Verduurzaming gericht op productieproces: energieverbruik • Ketels worden verhit, er is veel milieuwinst gehaald door restwarmte (stoom) te gebruiken om water op te warmen. • Slimmer inkopen: monomeer dat heel laag gestabiliseerd is en volledig gebruikt kan worden. Geen koeling meer nodig. Geen ‘inhibit’ meer nodig om polymerisatie tegen te gaan. • Met stoom het proceswater en de productiehal verwarmen.
Processchema Delta Glass
grondstoffen monomeer
energie en water restwarmte- en waterhergebruik nieuwe mal
eindproducten zorg voor de omgeving
Profit: energiebesparing van 30% ergonomie betrokkenheid
II. Verduurzaming gericht op productieproces: waterverbruik • Water in het productieproces hergebruiken. • Toekomst: regenwater gebruiken. Mark Bierens licht toe: “We nemen water in en hebben tegelijk een gigantisch plat dak. Waarom gebruiken we geen regenwater? De kwaliteit is wisselend maar in principe is het water hier heel zacht.”
hulpstoffen PVC weekmakers glas, verpakking
halffabrikaten acrylaatplaten afval glas
illustratie © Marcada 2009
Profit: waterbesparing III. Verduurzaming gericht op inkoop van grondstoffen & afvoeren van afvalstromen • Monomeer (aardolieproduct) wordt ingekocht, komt als vloeistof binnen, wordt opgeslagen in tanks. • Glas wordt ingekocht. Acrylaatplaten worden gemaakt tussen twee glazen panelen. Glas dat niet meer bruikbaar is, gaat naar de glasverwerker. • Mal gemaakt met behulp van PVC snoeren. • Folie of papier als verpakkingsmateriaal.
Profit: Van vier afvalcontainers naar één Mark Bierens vertelt: “De omslag moet worden gemaakt om aardolie als brandstof/energiebron te vervangen door andere brandstoffen. Aardolie is wel een waardevolle en prachtige bouwsteen voor kunststoffen. Een stroperige donkere massa levert heldere, gladde kunststof vensters, een wonder!”
11
IV. Verduurzaming door schrappen van chemische toevoegingen • Weekmakers Vanwege de Europese richtlijn Reach komen bepaalde chemische stoffen op de zwarte lijst. Zoals weekmakers die worden toegevoegd aan de acrylaatplaat.
Profit: Weekmakers zijn duurder dan onze grondstof monomeer, als we ze niet meer of veel minder moeten inkopen is dat ook be drijfseconomisch een voordeel.
Mark Bierens over de weekmakers: “De reden waarom we weekmakers toevoegen, is op de achtergrond geraakt. Het is een kwestie van gewoonte, dat doen we al 30 jaar zo. Nu zijn we bezig om die toevoeging weg te laten, we hebben de dosering al verlaagd. We doen dat voorzichtig aan, de resultaten zien er echter goed uit. De weekmakers maken de plaat iets flexibeler maar dat is eigenlijk niet meer nodig omdat de gereedschappen (boren, zagen) om de plaat mee te bewerken, veel verfijnder zijn geworden. Goed dat dit ter discussie wordt gesteld, want die weekmakers zijn nare stoffen. Als we zonder kunnen, prima.”
V. Verduurzaming gericht op personeelszorg • Ergonomie: in eigen huis nieuwe machines ontwikkeld om het productie proces gemakkelijker en ‘lichter’ te maken voor de werknemers. • Betrokkenheid medewerkers.
Profit: Minder mensen, meer productie en minder zwaar werk
Mark Bierens vertelt: “Eerst ben ik zelf in de fabriek gaan werken. Ik merkte dat er nog veel zwaar werk was en vroeg me af of dat niet machinaal kon. Aan de koffietafel hebben we toen nieuwe machines uitgedokterd en die daarna zelf gemaakt. Sinds die tijd hebben we veel geautomatiseerd en kunnen we met minder mensen meer productie leveren. Bovendien is het werk veel minder zwaar. Zo kunnen medewerkers, ook als ze ouder worden, hier blijven werken. Dat is maatwerk, die machines zijn nergens te koop.”
Profit: Betrokken en trouwe medewerkers
12
Over betrokkenheid vertelt Mark Bierens: “Mensen wonen hier en willen graag in een groene, schone omgeving blijven wonen. Ze willen niet bij een bedrijf werken dat bekend staat om vervuiling of verspilling. Bij nieuwe concepten als C2C wordt meegedacht, ze vinden het interessant. De medewerkers hebben samen de film ‘Afval is voedsel’ bekeken tijdens een busreis, ze waren onder de indruk van de milieuproblemen en de omvang ervan.”
VI. Verduurzaming gericht op zorg voor omgeving Mark Bierens: “Vanwege de crisis zijn we teruggeschakeld van drie naar twee ploegen. De overtollige medewerkers heb ik kunnen detacheren bij bedrijven in de buurt. Een aantal heeft al een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden gekregen. Zo kun je laten zien dat je elkaar niet laat vallen, ook in moeilijke tijden niet.”
Profit: Minder dure ontslagregelingen en minder conflicten
De onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag van Delta Glass had betrekking op de hulpstof PVC. Deze wordt nu in korrels door het bedrijf ingekocht waarna de medewerkers zelf de PVC-snoeren maken. Deze snoeren dienen als mal bij de fabricage van de acrylaatplaten. Na verhitting smelten de snoeren aan de plaat vast en worden ze als één geheel naar Rotterdam gebracht. Daar wordt de PVC-strook afgesneden. Het kunststof snijafval wordt verkocht en gaat in grote containers naar India of China. Er is wereldwijd een levendige handel in scrap. In de Derde Wereldlanden wordt het kunststof ‘gekraakt’ en opnieuw omgezet in monomeer. De teruggewonnen grondstof wordt meestal in het land zelf verwerkt tot kunststofproducten. Dit recyclingproces vindt plaats in Derde Wereldlanden omdat in Europa men dit laagwaardige productie vindt en omdat de kraakinstallaties hier moeten voldoen aan strenge(re) milieurichtlijnen. Consequentie is wel dat de productie hier afhankelijk is van zuivere grondstoffen die eindig zijn en onderhevig aan prijsschommelingen, terwijl de recyclingtechnologie elders wordt ontwikkeld.
Het cradle to cradle project Onderzoeksopdracht: de PVC-snoeren vervangen door andere afdichting die niet weggegooid hoeft te worden. Op zoek gaan naar een alternatief materiaal of een alternatieve productiewijze die voldoet aan dezelfde eisen en geen afval veroorzaakt. Aan deze opdracht is gewerkt door zes studenten werktuigbouwkunde. • Pakket van eisen opstellen voor PVC-snoer. • Alternatief zoeken. De studenten van Hogeschool Zeeland werkten aan een mechanische oplossing: een soort permanent frame dat zorgde voor de afdichting. “Heel simpel, heel elegant maar het acrylaat plakt eraan vast”. Ander alternatief: afdichting maken van hetzelfde materiaal. Nog niet uitgetest. Commentaar Mark Bierens: “C2C is een instrument voor bewustwording. PVC is een dumpmateriaal dat heel goedkoop op de markt wordt gebracht. Nu is elk alternatief nog duurder maar vanuit het perspectief van gesloten ketens kunnen we daar geen genoegen mee nemen. C2C vraagt meer van een ondernemer, meer zoeken, verder vooruit kijken. Door vragen te stellen en te innoveren, blijft het werk boeiend. Het feit dat de studenten met ons vraagstuk aan de slag gaan, betekent dat ook wij met het onderwerp bezig zijn. Er worden vragen gesteld, er komen ideeën en alternatieven. Zonder die samenwerking waren we niet zover gekomen!”
Nieuwe onderzoeksvraag
Deze eerste ervaring van Delta Glass met cradle to cradle heeft de aandacht gevestigd op een ander vraagstuk: waar blijven de acrylaatplaten die door Delta Glass worden geproduceerd? In tegenstelling tot PVC gaat het hier om een hoogwaardige kunststof met een lange levensduur. De keten van de acrylaatplaten is verre van transparant. Als de platen eenmaal verwerkt zijn in de caravans en deze zijn verkocht, weet niemand meer waar deze terechtkomen. Voor caravans geldt geen sloopregeling en zijn er geen retoursystemen. Dit was aanleiding voor de Hogeschool Zeeland om een nieuw project te definiëren: ‘Acrylaatplaten terug in de keten’. Mark Bierens: “We weten eigenlijk niet precies wat er met caravans gebeurt aan het eind van hun levensduur. Ze eindigen in volkstuintjes of worden opgeblazen. Caravans bevatten veel waardevolle, lichtgewicht materialen, zoals kunststof, aluminium en hout. Verleden jaar maakten wij per week voor gemiddeld 3000 caravans de vensters. Dat zijn dus behoorlijke aantallen die jaarlijks de markt opgaan. Herwinning van materialen is tot nu toe geen thema. In samenwerking met caravanbouwers en belangenorganisaties (bv. BOVAG en ANWB) kun je bespreken of dit een thema kan worden. Stel je voor: de eerste C2C caravan, dat is nog eens een statement en een verkoopargument!”
13
Zeeland
Ontop loopt graag voorop
Naar een schoorsteen zonder lood Begonnen als innovatie
Als er vijftig jaar geleden bij Slochteren geen gasbel was ontdekt, was Ontop nooit opgericht. De gasleidingen die weldra door heel Nederland werden aangelegd, brachten nieuwe verwarmingsmogelijkheden en alle rook kon rechtstreeks door een metalen schoorsteenpijp naar buiten. Ontop begon in 1965 met de productie van deze rookgasafvoeren en inmiddels bestaat het assortiment uit zo’n 3500 artikelen, bestemd voor industrie, verwarming, kachels en haarden. Het hoofdkantoor staat in Middelburg en biedt werk aan 120 medewerkers. Daarnaast zijn er dochterbedrijven in Duitsland, Frankrijk en Polen.
Internationale markt
De Metaloterm® schoorstenen worden veelal verkocht aan technische groothandels, haarden- en kachelspeciaalzaken, installateurs en aannemers en vinden hun weg door heel Europa. Een paar jaar geleden heeft de directie via een management buy out het bedrijf overgenomen en sindsdien vaart het Middelburgse bedrijf een eigen koers.
14
Ruud Baaijens, Ronald Kalkhoven, Ingrid Römer en Rutger Westerterp van Ontop, Middelburg
Het cradle to cradle project Manager productontwikkeling Rutger Westerterp formuleerde de volgende onderzoeksvraag: ‘Zoek een alternatief voor de loodslab die nu wordt gebruikt als afdichting van de schoorsteenpijp op het dak. Gebruik bij het ontwerp van dit alternatief de uitgangspunten van cradle to cradle.’ “Ik vond het meteen een interessante vraag”, verklaart Ruud Baaijens. Hij is inmiddels afgestudeerd en tijdelijk in dienst bij Ontop. Een duidelijker bewijs van het succes van zijn bevindingen is haast niet te bedenken. Baaijens vervolgt: “In mijn studie werktuigbouwkunde kwam C2C niet aan de orde maar ik had ook een minor gedaan over het ontwerp van consumentenproducten en daar werd het onderwerp wel behandeld als voorbeeld van duurzaam ontwerpen.” Als stagiair ging hij in november 2008 bij Ontop aan de slag en inventariseerde eerst de voor- en nadelen van de toepassing van lood.
Voordelen:
Ruud Baaijens
• Universeel toepasbaar op elke dakbedekking. • Goedkope grondstof.
Nadelen:
• Lood is een eindige grondstof. • Als lood in aanraking komt met water, komt gif (loodoxides) in het hemelwater. Dit is schadelijk voor mensen en bij kinderen kan het tot hersenbeschadiging leiden. Als je hemelwater wilt opvangen voor huishoudelijk gebruik, mag dit geen loodoxides bevatten. • Om het lood vast te solderen aan de RVS conus zijn giftige lasmiddelen nodig.
• Lood is loodzwaar. Bij grote schoorstenen moeten omvangrijke loodplaten op de daken worden gehesen. Dit is zwaar en gevaarlijk werk. • Sommige landen waaronder de Scandinavische, hebben aangekondigd het gebruik van lood op daken te gaan verbieden.
Alternatieven
Ruud Baaijens verdiepte zich in de alternatieven voor lood en vond er verschillende. Eén product sprak hem en zijn begeleider Westerterp in het bijzonder aan: een afdichting van kunststof en bitumen die voorzien is van aluminiumstrips waardoor het materiaal rekbaar is. Voordeel: dit product is universeel toepasbaar. Nadeel: het product is duurder dan lood en het is niet te scheiden in componenten. Om dit eerste nadeel op te vangen, ontwikkelde Ruud een alternatieve constructie waarbij de traditionele verhouding rvs-lood verschoof in het voordeel van het rvs. De stalen conus van de schoorsteenpijp werd uitgebreid met een oppervlakteplaat zodat minder afdichtingsmateriaal nodig is. Bijkomend voordeel is dat de afdichting rondom de plaat geklemd kan worden en niet hoeft te worden gelast. Dit nieuwe ontwerp viel zo in de smaak van de opdrachtgever, dat het op dit moment wordt uitgewerkt voor de productie en de verkoop en onderdeel wordt van het Ontopassortiment. In het najaar wordt het product uitgeprobeerd in een pilotmarkt in Denemarken. Rutger Westerterp: “Onze markt is traditioneel, daarom moeten we niet teveel ineens veranderen. Maar deze invalshoek, om al bij productontwikkeling na te denken over de hele levenscyclus van het product, is zinvol en inspirerend. Ruud heeft ons laten zien dat de aanpak werkt. Denken vanuit cradle to cradle levert de goede vragen op, ook al zijn de antwoorden in onze branche vaak nog niet voorhanden. Een uitdaging voor mijn afdeling!”
15
Rendement van de milieubarometer
Ronald Kalkhoven is als KAM-coördinator de eerst verantwoordelijke in het bedrijf voor MVO. “Eerst dacht ik: duurzaam ondernemen, dat is een soort luxe”, vertelt hij eerlijk, “Maar door de cursus Duurzaam Ondernemen en de kennismaking met de milieubarometer, kwam ik erachter dat MVO geld kan opleveren. Dat de Profit steeds een factor van belang is.” Het bedrijf voerde de milieubarometer in en verdiepte zich in de materiaalstromen in het bedrijf, het energie- en waterverbruik en de afvalverwerking. Kalkhoven kon al snel rendement noteren: • De Middelburgse milieu-inspectie accepteert analyses van de milieubarometer, dat werkt gemakkelijk. • Door afvalscheiding leveren karton en krimpfolie geld op. • Het persluchtnet dat van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat draaide in het hele bedrijfpand, werd gereguleerd. Dit leverde energiebesparing op. • Voor aanpassing van de verlichting in de bedrijfshallen werd een stappenplan ontwikkeld door een ingenieursbureau. Dit plan wordt stap voor stap uitgevoerd zodat de investeringen in de pas lopen met de terugverdientijd. Processchema Ontop
grondstoffen roestvast staal
eindproducten rookgasafvoersystemen
energie en water persluchtnet verlichting C2C project productontwikkeling
hulpstoffen lasmiddelen lood
16
halffabrikaten afval snijafval karton krimpfolie
illustratie © Marcada 2009
Productontwikkeling Rutger Westerterp is manager van de afdeling productontwikkeling van Ontop en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het assortiment op de korte, middellange en lange termijn. Daarom volgt Rutger de maatschappelijke ontwikkelingen op de voet. We noemen een paar relevante:
(1) Ontwerpen vanuit cradle to cradle
Ontop werkt met één hoofdgrondstof, roestvast staal. Het staal komt in grote rollen binnen en wordt in de Middelburgse fabriek gesneden, gelast en gevormd tot schoorstenen van alle mogelijke diameters, dubbelwandige pijpen en pijpen met isolatiemateriaal. Als de producten eenmaal vanuit het magazijn naar de klant gaan, ziet Ontop de schoorstenen nooit meer terug. Wel is bekend dat er een levendige handel is in metalen want ook voor het Middelburgse snijafval staan de handelaars aan de poort. Daarvoor wordt grif betaald. De schoorstenen hebben een lange levensduur, alleen als de verbrandingstechniek verandert, kunnen ze hun functie verliezen. Daarnaast worden de verschillende onderdelen van de schoorsteen aan elkaar gelast, een stevige verbinding maar niet gemakkelijk te demonteren. Een 100% demontabele schoorsteen die kan worden hergebruikt, is dan ook een toekomstvisioen voor de lange termijn. Westerterp had echter een urgent probleem (een alternatief voor lood vinden) dat mogelijk wel met het C2C concept kon worden opgelost (zie bladzijde 15).
Paraplu en kapstok (2) Productontwikkeling voor energie zuinige gebouwen zonder gasaansluiting
Gebouwen die verwarmd worden met zonnepanelen, warmtepompen en heel goede isolatie, hebben geen gas aansluiting meer en ook geen afvoerpijp door het dak. Kan Ontop, vanuit de jarenlange ervaring en deskundigheid, toch producten voor deze ‘energieneutrale’ gebouwen ontwikkelen? De afdeling van Westerterp doet onderzoek naar nieuwe producten die geschikt zijn voor brandveilige doorvoer van energiestromen door het huis. Wellicht een nieuw aanbod voor een groeiende markt.
(3) Meer geïntegreerde rookgasafvoer systemen
Op basis van vragen uit de markt en op basis van milieueisen en vergunningen, ontwikkelt en verkoopt Ontop steeds vaker schoorstenen met verschillende functies die in het systeem geïntegreerd zijn. Bijvoorbeeld een rookgasafvoer die ook het roet opvangt en reinigt of een afvoer met geïntegreerde geluidsreductie.
“Minstens zo belangrijk als de besparingen in tijd en geld, was de constatering dat wij eigenlijk al heel goed bezig waren”, vervolgt Ronald Kalkhoven. “Dat maakte de weg vrij naar een meer beleidsmatige inbedding van MVO in onze strategie.” Zijn collega’s Rutger Westerterp en marketingmanager Ingrid Römer beamen de werking van MVO als paraplu en kapstok. “Toen we aan de hand van de drie P’s ons beleid onder de loep namen, was er al veel positiefs te melden”, vult Ingrid Römer aan. Eén punt kon nog wel een impuls gebruiken en dat was ons contact met de regio en met de stakeholders in Middelburg en omgeving. Zo kwamen we tot het project ‘Promotie en bekendheid in de regio’ waarvan de eerste positieve effecten al te merken zijn. Onderdelen van dit project: • actieve contacten met middelbaar en hoger beroepsonderwijs • duidelijk herkenbare personeelsadvertenties • sponsoring van medewerkers die deelnemen aan de Kustmarathon.
Strategie
Inmiddels is MVO opgenomen in het strategisch beleidsplan van Ontop en zijn doelstellingen geformuleerd op de terreinen productontwikkeling, afvalstromen en energieverbruik. Ontop hanteert een gedragscode met richtlijnen rondom behoorlijk bestuur en eerlijk zakendoen.
Meer in het algemeen heeft Ontop bewust voor de strategie gekozen om zich te profileren op service en deskundigheid en om een voorloper te zijn in productontwikkeling en innovatie.
17
Zeeland
Lans koploper in duurzame tuinbouw
De kas in de kringloop Zover het oog reikt hangen de tomatenplanten, opgetrokken aan verticale touwen aan de zoldering van het kassencomplex. Op ongeveer één meter van de grond zijn de planten geworteld in steenwol waar ze precies voldoende water en voeding krijgen om elke week 20 cm te groeien. De groei is zo gereguleerd dat de tomaatjes precies op ooghoogte hangen als ze rood en rijp zijn. Na de pluk wordt de kale stengel naar onder getrokken terwijl de plant aan de bovenkant met het touw verder naar boven wordt geleid. Zo kan elke plant een jaar lang productie leveren. Dankzij de opbindmethode is het plukken gemakkelijk en efficiënt. Na een jaar worden de planten gerooid en vervangen door nieuwe exemplaren. De gerooide stengels zijn van zichzelf GFT-afval, geschikt om te composteren of te vergisten. Maar door het kunststof touw dat eromheen gewikkeld is, worden de stengels nu beschouwd als licht vervuild afval. Tuinbouwbedrijf Lans betaalt om het afval te laten verwerken. En dat terwijl Lans betrokken is bij de plannen voor De Groene Poort, een biovergistingsinstallatie in Rilland, waar agrarische reststromen kunnen worden verwerkt tot groen gas om de kassen te verwarmen. “Die stengels moeten we straks kunnen omzetten in groene stroom”, vinden Wilko Wisse en Marjan Tolhoek van tuinbouwbedrijf Lans met kassen in Rilland en Maasland. Daarom legden ze deze vraag voor aan drie studenten van de Hogeschool Zeeland in het kader van het cradle to cradle project.
18
Marjan Tolhoek, directie-assistent bij Lans, Rilland-Bath
People, planet, profit Tomatenteler Lans van de broers Cees en Leo van der Lans exploiteert zo’n 20 ha. grond in Rilland-Bath om klanten in heel Europa het hele jaar door te voorzien van tomaten. “Het gaat hier om een compleet productieproces”, legt stafmedewerker Wilko Wisse uit: “We nemen grond in beslag, telen planten, we verbruiken energie en water, we gebruiken meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast hebben we medewerkers in dienst: vast en tijdelijk, scholieren en ook Polen en Portugezen. Kortom, we kunnen op allerlei manieren rekening houden met People, Planet en Profit.”
Processchema Lans
grondstoffen tomatenplant
energie en water Optimakas
eindproducten tomaten
personeelszorg (IiP)
Koploper Het familiebedrijf mag zich bij de koplopers rekenen als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen in de tuinbouw. Lans werkt zoveel mogelijk met biologische gewasbeschermers, bespaart op energie en water en het bedrijf behaalde het IiP-certificaat (Investors in People), een bewijs van uitstekende personeelszorg.
hulpstoffen touw meststoffen gewasbeschermers
halffabrikaten afval omwikkelde stengels handschoentjes illustratie © Marcada 2009
Een paar jaar geleden bouwde Lans een Optimakas, een speciale kas van 15.000 m2 met een gesloten energiehuishouding. In de zomer wordt zonnewarmte opgeslagen voor de winter en in de winter wordt koud water bewaard om ’s zomers mee te koelen. ‘Door een betere energiehuishouding en meer CO2 in de kas, hoopten we op meer teeltopbrengst’, vertelt Wilko Wisse.“Eerst moesten we ervaring opdoen met de temperatuurregulering, maar nu leren we dingen van de Optimakas die we ook kunnen toepassen in de open kassen.” Het bouwen van zo’n Optimakas gaat gepaard met forse investeringen die niet voor ieder bedrijf zijn op te brengen. “Dit zijn investeringen voor de langere termijn”, vindt Wisse, “We rekenen erop dat retailers en consumenten bereid zijn meer te betalen voor een product dat kwalitatief en duurzaam geteeld is.”
Wilko Wisse, stafmedewerker bij Lans, Rilland-Bath
19
Het cradle to cradle project De waarde van reststromen
In het kader van dit project gingen de medewerkers van Lans nog eens nadrukkelijk kijken naar de afvalstromen van het bedrijf. Welke waarde hebben deze reststromen, voor het eigen bedrijf of voor andere bedrijven? In samenspraak met de hogeschool formuleerden zij drie onderzoeksvragen: • De tomaten duurzaam verpakken op schaaltjes van gecomposteerd materiaal. • De plastic handschoentjes die worden gebruikt bij de pluk niet weggooien om te verbranden maar de grondstof hergebruiken. • De omwikkelde tomatenstengels geschikt maken voor compostering.
Overleg met afvalverwerker Rondom de laatste twee ideeën vond overleg plaats met de afvalverwerker. Deze wilde graag meedenken over hergebruik van afvalstromen omdat restproducten vaak op zijn bedrijf liggen te wachten op een nieuwe bestemming. Maar om een recyclingsproces op gang te brengen is wel een zeker volume nodig. In het geval van de handschoentjes ligt dat moeilijk. Pas als veel vergelijkbare bedrijven de handschoentjes inzamelen, wordt het haalbaar om de kunststof te gaan recyclen.
20
In het geval van de tomatenstengels is de uitgangssituatie kansrijker. Vandaar dat alle partijen, het tuinbouwbedrijf, de afvalverwerker maar ook de studenten en docent van de hogeschool, heel enthousiast zijn over de ontwerpen voor een scheidingsmachine. Deze werden gemaakt door drie studenten werktuigbouwkunde: Hubert Timmerman, Wijnand de Ronde en Rowdy Praet. “Daar kan best iets uitkomen”, verklaart Marjan Tolhoek, “Is het niet bij ons bedrijf, dan wel bij de afvalverwerker zelf. Zeker als straks De Groene Poort gerealiseerd wordt, zal zo’n scheidingsmachine een grote aanwinst zijn.”
Geduld is nodig in de voedingssector Duurzaam ondernemen genereert veel kennis. Bovendien levert het waardevolle netwerken op waardoor innovaties mogelijk worden die anders nooit van de grond waren gekomen. Voorbeelden daarvan zijn De Groene Poort en het samenwerkingsproject met mosselkweker Prins & Dingemanse (zie ‘Nog meer kringloop in de kas’). Maar zeker voor bedrijven in de voedingssector is duurzaam ondernemen een kwestie van pionieren en investeren. In de voedingsbranche is prijs een belangrijke factor. Retailers en consumenten zeggen wel duurzaamheid belangrijk te vinden maar zijn vaak niet bereid daarvoor extra te betalen. Naast biologische en duurzame producten, is er ook een aanbod van gangbare producten dat over het algemeen de prijs bepaalt. “De duurzame ondernemer moet een beetje geduld hebben”, constateert Wilko Wisse, “De markt moet gaan inzien dat het logisch is om meer te betalen voor een zorgvuldig gekweekt product.”
Nog meer kringloop in de kas Gelukkig zijn er vormen van ondersteuning voor innovatieve bedrijven. Lans heeft samen met de mosselkweker Prins & Dingemanse uit Yerseke subsidie aangevraagd bij het Ministerie van LNV om te experimenteren met de kweek van algen als tweede teelt in de tomatenkas. “De algen profiteren van de warmte en de CO2”, verklaart Wilko Wisse, “Misschien is ook een koppeling mogelijk met het water voor de tomaten. Als de algen groot genoeg zijn, worden ze getransporteerd naar Prins & Dingemanse die ze gebruikt als voedsel voor de mossels die zij op land gaan kweken.” Naar verwachting worden in de loop van 2009 de eerste proefinstallaties ingericht in het Westland en gaan de twee bedrijven ervaring opdoen met deze bijzondere koppeling. De eerste recepten van mosselen met tomaat zijn al in ontwikkeling...
21
Zeeland
Het voorbeeld van Eco-Point
De weg naar C2C certificering Het gaat om de materialen
“Cradle to cradle is de kroon op MVO”, vindt Jacco Quist, productmanager van Eco-Point en intensief betrokken bij de aanvraag van een C2Ccertificaat voor één van de reinigingsproducten van zijn werkgever. “Bij C2C gaat het over de drie P’s (people, planet, profit) maar je zoomt verder in op de materialen en wordt als bedrijf uitgedaagd om de kringlopen nog beter te sluiten.”
Werken vanuit waarden
Eco-Point werd 18 jaar geleden opgericht door Ferry Samuels en zijn compagnon. Zij kozen vanaf het begin voor een duidelijke filosofie gebaseerd op ‘respect & responsibility’. Vanuit die waarden produceert Eco-Point uitsluitend reinigingsmiddelen die niet schadelijk zijn voor de veiligheid en gezondheid van mensen of milieu. “Onze reinigingsmiddelen zijn voor het grootste deel biologisch afbreekbaar en we hebben een retoursysteem voor onze verpakkingen”, licht Jacco Quist toe, “Dus we zitten al heel dicht bij de kringloopgedachte. Nu gaan we nog nauwkeuriger kijken, tot op de promille of tienden van promille.” Algemeen directeur Samuels ziet in C2C een erkenning voor de aanpak die Eco-Point vanaf het begin gekozen heeft. “Onafhankelijke en deskundige instellingen als EPEA en MBDC hebben onze organisatie doorgelicht en geconstateerd dat wij de cradle to cradle principes toepassen.” In mei 2009 ontving Eco-Point het C2C-certificaat voor Add CIP 15, een op maat ontwikkeld product voor de procesindustrie. Eco-Point is hiermee wereldwijd het eerste bedrijf in de branche met een C2C-certificaat voor één van hun reinigingsmiddelen.
22
Jacco Quist en Ferry Samuels van Eco-Point, Halsteren
Het cradle to cradle project
De vijf C2C beoordelingsaspecten • materials transparency: samenstelling van het product tot op tienden promille • energy: gebruik van hernieuwbare energie en/of groene stroom • water: gebruik van waterzuivering, waterhergebruik • social responsibility: uitgewerkt in missie, visie en personeelsbeleid • materials reutilisation: afvalstromen en hergebruik
Een C2C-certificaat wordt verstrekt per product en is een jaar geldig. EPEA (Environmental Protection and Encouragement Agency, bureau van Michael Braungart in Hamburg) en MBDC (Mc Donough Braungart Design Chemistry, de Amerikaanse tegenhanger) zijn de twee instanties die het certificaat toekennen. Daarvoor moet een bedrijf een indrukwekkend aantal gegevens aanleveren die betrekking hebben op de vijf criteria voor certificatie: energie, water, grondstoffen, hergebruik en sociale verantwoordelijkheid.
Verpakkingsbeleid van Eco-Point: reinigingsmiddelen worden afgevuld in vaten die naar de klant gaan en leeg worden opgehaald en hervuld. Als het vat niet meer bruikbaar is, gaat het terug naar de leverancier. Deze wast en shreddert het, zodat het materiaal zo compact mogelijk teruggaat naar de producent, om daar te worden omgesmolten tot nieuw materiaal. Er is geen kwaliteitsverlies van kunststof.
Ook al waren Ferry Samuels en Jacco Quist van meet af aan enthousiast over cradle to cradle, toch zagen ze op tegen de administratieve rompslomp die zo’n aanvraag met zich meebrengt. Daarom waren ze heel dankbaar voor het voorstel van de Hogeschool Zeeland om hiervoor een stagiair beschikbaar te stellen. Aaron Hoogesteger, student aan de opleiding MER (Management, Economie en Recht) en geïnteresseerd in duurzaamheid, had zo’n vier maanden nodig om het dossier compleet te maken en tegelijk een procesbeschrijving op te stellen die kan worden gebruikt bij vervolgaanvragen. “Een bijzonder positieve ervaring”, verklaren de begeleiders van Eco-Point. “De stagiair heeft zelfstandig aan deze opdracht gewerkt en ons veel werk uit handen genomen.” Een paar maanden later kwam het rapport van EPEA met de bevindingen en aanbevelingen. Eco-Point kreeg het certificaat en haalde ook nog eens de kwalificatie ‘Silver’*. Uit het bijbehorende rapport bleek dat het bedrijf op drie van de vijf criteria voldoende scoorde, op twee criteria zijn nog verbeteringen mogelijk. “Voor die verbeteringen hebben we de medewerking van onze toeleverancier nodig”, legt Jacco Quist uit, “Met dit rapport in de hand, hebben we natuurlijk een goede onderhandelingspositie.”
De procedures rondom de kwaliteitssystemen ISO 9000 en 14000 vormen een goede basis voor de informatie die nodig is bij deze aanvraag. Processchema Eco-Point energie en water waterzuivering groene stroom
grondstoffen biologische ingrediënten
eindproducten reinigingsmiddelen
personeelsbeleid
hulpstoffen verpakkingsmateriaal
* Er zijn vier kwalificaties: basic, silver, gold en platinum. Deze laatste is nog nooit toegekend. In de categorie ‘basic’ zit Desso met een aantal tapijttegels en Van Houtum met toiletpapier.
halffabrikaten toevoegingen afval herbruikbare vaten illustratie © Marcada 2009 recycling
Nadere informatie over C2C-certificering: www.epea.com; www.mbdc.com
23
Geen centje pijn?
Per product
De aanvraagprocedure is duur en tijdrovend, constateren de vertegenwoordigers van Eco-Point.“We hebben alles kant en klaar aangeleverd”, legt Ferry Samuels uit, “Er was alleen nog een audit nodig op de documenten.” “Bovendien is in ons geval alleen de categorie ‘Materials’ per product verschillend, de andere categorieën hebben betrekking op ons proces en zijn steeds hetzelfde”, vult Jacco Quist aan. “Wij zullen dan ook bepleiten dat vervolgaanvragen voor andere producten goedkoper zijn.” Deze eerste aanvraag kostte het bedrijf zo’n € 10.000 exclusief de mensuren. NB: de regio Limburg-Noord verleent subsidies aan bedrijven die een C2C-certificaat willen aanvragen.
Eco-Point heeft dit eerste certificaat aangevraagd voor Add CIP 15, een product dat wordt toegevoegd aan een reinigingsmiddel om de werking te versterken. CIP staat voor ‘Cleaning in Place’. Het product is op maat gemaakt voor de opdrachtgever in de procesindustrie. Als Add CIP 15 wordt toegevoegd, kan de procesoperator de hoeveelheid natronloog om een levensmiddelentank mee te reinigen met twee derde terugbrengen. Dat is goed voor de gezondheid en bespaart kosten. Add CIP 15 is vervaardigd op basis van natuurlijke grondstoffen, vooral suikers.
Iedereen kan het Met het behalen van dit certificaat behoort Eco-Point tot een elitaire groep ondernemers die zover is gekomen. Toch wil Ferry Samuels niet zozeer zijn bijzondere positie uitlichten maar juist alle ondernemers oproepen om duurzaam te ondernemen. “Als wij het kunnen, kan iedereen het”, benadrukt hij. “De voorwaarden voor dit certificaat zijn niet uitzonderlijk hoog en veel ondernemers kunnen er al deels aan voldoen, alleen weten ze dat vaak niet.” Samuels en Quist adviseren aan alle ondernemers die zich voor duurzaamheid interesseren, om eens op een rijtje te zetten wat ze al doen aan de drie P’s. Dat is vaak heel veel. Daarna kun je prioriteiten bepalen waaraan je gaat werken. “Bij cradle to cradle wordt benadrukt: begin er maar aan, doe het maar, er zijn verschillende gradaties dus pak aan wat bij je bedrijf past. Je kunt snel vooruitgang boeken”, zegt Jacco Quist uit eigen ervaring. De komende tijd gaat hij onderzoeken wat de marketingwaarde is van het certificaat. “We zullen flink de publiciteit zoeken”, kondigt hij aan, “Ik ben benieuwd of onze klanten het unieke karakter van dit certificaat al erkennen.” In 2009 ontving Eco-Point ook de Eco-Economy Award van de Metaalunie voor de best presterende toeleverancier. Die prijs werd speciaal voor hen in het leven geroepen. De Metaalunie had een prijsvraag uitgeschreven rondom ‘Winst door duurzaamheid’. “Onze nominatie was erg sterk maar wij zijn geen metaalbedrijf”, leggen Quist en Samuels uit. “Daarom kregen wij een aparte Award!”
Positieve benadering
24
“In onze bedrijfscultuur leggen we niet de nadruk op angst maar op positieve toegevoegde waarden om onze producten aan te prijzen”, merken Quist en Samuels op. Wij wijzen erop dat onze reinigingsmiddelen veiliger en gezonder zijn voor de medewerkers, geen schade toebrengen aan het milieu, dat ze langer meegaan en dat je bespaart op transportkosten omdat wij onze producten als concentraat leveren. Bovendien halen we de verpakking weer op. Cradle to cradle sluit aan bij de positieve benadering en voegt zo twee P’s toe aan de drie bekende. Dat zijn de P’s van Proud en Pleasure, kenmerken waarin medewerkers en klanten van Eco-Point zich goed herkennen.
Zeeland
Productontwikkeling bij Imperial Ventures
Naar een bloempot met een identiteit
Harry Keijzer, manager van Prince Kunststofbouw en van Imperial Ventures
Rendement
“Innovatie is een lang ontwikkelproces naar iets dat in de toekomst rendement oplevert. Mijn ervaring: dat rendement komt wel, als je de goede routes loopt en de kosten tijdens het ontwikkeltraject in de hand houdt. Daarnaast moet je onconventionele keuzes durven maken.”
Innovaties
Aan het woord is Harry Keijzer van Imperial Ventures, adviseur voor innovaties in de kunststofbranche. Als manager van het Thoolse bedrijf Prince Kunststofbouw deed Keijzer in 2006 mee aan de eerste Zeeuwse cursus Duurzaam Ondernemen. Prince implementeerde de milieubarometer en al snel bleek dat in het productieproces van de kunststofgieterij geen milieurendement van betekenis meer kon worden gehaald. “We maken onze verbindingssystemen (voor gas- en waterleidingen) van PE, een hoogwaardige kunststof die zeker 100 jaar meegaat en op elk moment veilig kan worden hergebruikt”, legt Harry Keijzer uit. “Ik wilde meer doen met duurzaamheid. Zo kwam ik ertoe om nieuwe duurzame producten te ontwikkelen.”
Kunststof kringlopen
Bepaalde kunststoffen uit aardolie zijn hoogwaardig en hebben een lange levensduur. Zij passen in de technologische kringloop. Daarnaast kan kunststof vervaardigd worden uit natuurlijke materialen zoals melkzuur, aardappelzetmeel en agrarisch restafval. Deze biopolymeren of bioplastics kunnen composteren en hebben dan een kortere levensduur. Zij passen in de biologische kringloop. “Vooral de biodegradeerbare kunststoffen hebben veel potentie, maar breken niet echt door” constateert Keijzer. Die kwestie leverde de basis voor de onderzoeksvraag in het cradle to cradle project.
25
Het cradle to cradle project Onderzoeksvragen: welke specifieke toepassingen zijn er voor biodegradeerbare kunststoffen waarbij de specifieke eigenschappen van de stof een toegevoegde waarde hebben? Welke producten en markten zijn bedrijfseconomisch interessant? Achtergrond van de tweede vraag is dat Imperial Ventures overweegt over te stappen van adviseur naar producent van een eigen productlijn in bioplastics.
Het IV Collective: (vlnr) de studenten Joao Rocha en Richerd Verdoorn, adviseur BOM Andre Romijn, studenten Fabrio Astua en Tomas Nielsen, begeleider Hogeschool Zeeland Edward Mouw, begeleider TU Delft Henk Kuipers, student Jeroen Donders en Harry Keijzer. Madeleine Borthwick ontbreekt. Eigen foto
26
Verloop van het onderzoek De onderzoeksvraag werd ondergebracht bij een groep studenten van de TU Delft. Zes afstudeerders, onder de naam IV-Collective gingen aan de slag met de brede vraagstelling. In het team: productontwerpers en studenten met kennis van materialen, techniek en consumenteninteractie. Voldoende deskundigheid in huis dus om nieuwe producten te ontwikkelen en de marktkansen van die producten in kaart te brengen. De Delftse studenten gingen begin 2009 aan de slag met de eerste fase van het onderzoeksproject, de brede inventarisatie en ideevorming. Ze ontwierpen productmodellen waarbij de composteerbaarheid van het materiaal een toegevoegde waarde heeft. De resultaten van deze brede inventarisatie lagen in de sfeer van voedselverpakking, serviesgoed bij grote evenementen, verpakking van planten en producten voor hondenpoepverwijdering. Al snel leidde dit tot de tweede belangrijke vraag: ‘Hoe kijken consumenten aan tegen deze C2C-producten en hoe zullen ze die waarderen?’ Uit nader onderzoek kwam naar voren dat een verpakking voor planten en bloembollen de meest interessante markt is voor de biodegradeerbare kunststoffen. “De studenten hebben mij van deze kansen in de markt overtuigd”, lacht Harry Keijzer. Het is eigenlijk zo simpel: als je een plantje met bloempot en al in de grond kunt stoppen, is dat veel eenvoudiger en prettiger dan wanneer je eerst het potje los moet halen en het daarna moet weggooien. Als de bloempot in eerste instantie de plant beschermt en daarna opgaat in de aarde, is dit een heel aantrekkelijk concept voor veel tuinliefhebbers.
Marktverkenning
Na deze focus op één productgroep, wilden de studenten de marktverkenning verdiepen. Maar de sector (verpakking van planten) was voor hen en voor Keijzer onbekend. “Toen moesten we in twee weken een nieuw netwerk opbouwen. Dat was spannend om te doen. Met steun van de BOM (Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij) vonden we één contactpersoon. Deze bleek de opening tot de hele branche.” Zo konden de studenten het marktonderzoek afronden en beginnen aan de derde fase: de ideeën omzetten in prototypen. Deze fase rondden zij in juni 2009 af en daarmee zijn in zes maanden indrukwekkende resultaten bereikt.
Evaluatie
“Natuurlijk wil je dat een project slaagt”, besluit Harry Keijzer, “Maar aanvankelijk was ik ook sceptisch. Dat betrof vooral de markt die vaak terughoudend is bij nieuwe producten. Tijdens dit project overtuigden de studenten mij van de kansen van deze productlijn. Zij leverden een goede basis om productie en marktbewerking met vertrouwen aan te pakken. Cradle to cradle leeft sterk bij deze jonge, internationale studenten, zij kiezen ervoor om grensverleggend en toekomstgericht werken. Dat past bij hun studie en bij hun positie in het leven.”
Uitdaging
De grote uitdaging voor Imperial Ventures is nu om de toegevoegde waarde van de composteerbare bloempot aan te tonen ten opzichte van het anonieme plastic potje. Nieuwe C2C-producten moeten een plaats in de markt verwerven en daarbij speelt prijsverschil een rol. Bestaande producten worden in grote volumes gemaakt en hebben daarom een lage stuksprijs, de C2C productlijn moet nog op gang komen. “Dat prijsverschil wordt dubbeltjeswerk”, verklaart Harry Keijzer, “De verwachting is dat de consument voor zo’n sympathiek en aantrekkelijk product probleemloos iets meer neertelt.”
Een paar voorbeelden van productontwikkeling door Imperial Ventures. Op de achtergrond kunststof haken, gemaakt van biovezel. Deze worden gebruikt om dijklichamen te versterken. De haken vormen een netwerk dat het zand vasthoudt.
27
Zeeland
Cradle to cradle in projectontwikkeling
Duurzaamheid, maar niet de zure variant Recreatie en toerisme zijn belangrijke sectoren voor de Zeeuwse economie. Tegelijk gaat het om grillige en onvoorspelbare markten. Wat willen de toeristen en recreanten van de toekomst en hoe belangrijk zijn begrippen als duurzaamheid en cradle to cradle voor hen? Omgekeerd: als je op dit moment een recreatieve voorziening van de toekomst gaat ontwikkelen, kun je dan duurzaamheid nog negeren? Misschien biedt juist een concept als cradle to cradle aantrekkelijke aanknopingspunten voor ontwerp en materiaalgebruik. Deze afwegingen spelen bij Zeeuwse projectontwikkelaars die bezig zijn met grootschalige en opvallende, nieuwe projecten. Een verslag van hun ervaringen. Wellnessresort ‘De Groote Duynen’ Kamperland - Heleen Besems en René Faasse
‘Duurzame jachthaven van de toekomst’ Marina Port Zélande - Monica de Vast
28
De Hannover Principes
• Sta op het recht van mensheid en natuur om met elkaar te bestaan in een gezonde, elkaar versterkende, diverse en duurzame situatie. • Erken onderlinge afhankelijkheid. De onderdelen van menselijk ontwerp werken samen met - en zijn afhankelijk van - de natuurlijke wereld, met vergaande en diverse implicaties op iedere schaal. Verbreed je ontwerpoverwegingen om ook de verst verwijderde effecten te herkennen. • Respecteer de relatie tussen geest en materie. Overweeg alle aspecten van menselijke vestiging, inclusief de gemeenschap, het verblijf, industrie en handel in termen van bestaande en toekomstige relaties tussen geestelijk en materieel bewustzijn. • Aanvaard verantwoordelijkheid voor de consequenties van ontwerp, dus voor menselijk welzijn ėn voor de kwetsbaarheid van natuurlijke systemen ėn voor hun recht om samen te bestaan. • Maak veilige objecten met lange termijn waarde. Belast toekomstige generaties niet met de zorg voor onderhoud of bewaking van gedachteloos ontworpen objecten of processen. • Elimineer het concept afval. Bekijk en ontwikkel de volledige levens cyclus van producten en processen om de staat van natuurlijke systemen te benaderen. De natuur kent geen afval! • Vertrouw op natuurlijke energiestromen. Menselijk ontwerp zou, net als de natuur, haar voortdurende en creatieve energie moeten ontlenen aan de zon. • Begrijp en erken de beperkingen van ontwerpen. Geen menselijke creatie bestaat eeuwig en een ontwerp lost niet alle problemen op. Zij die ontwerpen en plannen, zouden bescheidenheid moeten tonen in het aangezicht van de natuur. Zie de natuur als een model of als mentor, niet als een lastige zaak die vermeden of beheerst moet worden. • Zoek voortdurend naar verbetering en vooruitgang door het delen van kennis. Moedig directe en open communicatie aan tussen collega’s, opdrachtgevers, fabrikanten en gebruikers om lange termijn duurzaamheidsoverwegingen te koppelen aan ethische verantwoordelijkheden om de integrale relatie tussen natuurlijke processen en menselijke activiteit te herstellen.
De uitgangspunten De Hannover principes zijn ontwikkeld door William McDonough bij de voorbereiding van de Expo 2000 in Hannover. Deze principes hebben betrekking op het ontwerp van gebouwen en voorwerpen en dienen als leidraad voor visie- en conceptontwikkeling voor projectontwikkelaars en architecten.
Kansen
• een samenhangende visie • aandacht voor landschap, natuur en omgeving, nadruk op diversiteit • aandacht voor plezier en beleving • ruimte voor kwalitatief goede en mooie ontwerpen • nadruk op materiaalkeuze • aandacht voor de relatie tussen ontwerp, gebruik en hergebruik • creatief inzetten van technologie • inspirerend om mee bezig te zijn • aansprekend verhaal, presenteert goed
Obstakels
(van toepassing op alle duurzaamheidsprojecten) • nog weinig ervaringsgegevens • veel zoeken en pionieren • nog weinig inzicht in kostenstructuur en terugverdientijd • extra inspanning om financiering rond te krijgen
29
Visieontwikkeling
Gewenst gedrag is vanzelfsprekend
Duurzame jachthaven van de toekomst
Conceptontwikkeling
Een nieuwe jachthaven ontwikkelen op een nieuwe locatie. Voor zo’n uitdaging sta je hooguit één keer in je leven. Dé kans om alle nieuwe visies en technologieën te combineren in één schitterende, moderne en toekomstvaste voorziening. Projectmanager Monica de Vast van Marina Port Zélande is er zo langzamerhand dag en nacht mee bezig. “Elke dag weer sta ik te knipperen met mijn ogen. Zoveel vragen, zoveel mogelijkheden, zoveel partijen, zoveel stappen te nemen van concept naar realisatie.” Nu, na zo’n drie jaar voorbereiding heeft ze de moed nog allerminst verloren ook al kan het best nog een jaar of twee duren eer de aanleg van de ‘duurzame jachthaven van de toekomst’ van start gaat. Deze nieuwe voorziening is gepland bij de Middelplaat aan de Brouwersdam. “Watersporters hebben zich ontwikkeld tot waterrecreanten”, constateert Monica, “De voorzieningen in en om een jachthaven zijn daarom steeds belangrijker geworden. Het gaat bij recreatie om beleving, fun: een plezierig gevoel en een lach op je gezicht. Als ontwikkelaars kiezen wij wel voor duurzaamheid, maar niet voor de zure variant!”
Voor en achter de schermen
Onderdelen • • • •
30
ligplaatsen drijvende eilanden nautisch bedrijventerrein kenniscentrum duurzaamheid
In de huidige jachthaven wordt al gelet op het water- en stroomverbruik van de bezoekers maar dat gebeurt nog op een regulerende manier. “Het stroomverbruik hebben we bemeterd, het watergebruik gaat met muntjes”, legt Monica uit. Dat zijn aanpassingen op een bestaande infrastructuur om slordig en onnodig verspillend gedrag te voorkomen. Het leidt tot besparingen maar niet tot positieve betrokkenheid. In het nieuwe concept zoeken we naar een integrale aanpak waar ontwerp en gebruik elkaar versterken. In zo’n ontwerp is aandacht voor de uitvoering vóór en achter de schermen: Voor de schermen ervaren de gasten kwaliteit en gemak en voelen ze zich betrokken en positief gewaardeerd. Achter de schermen zorgen zorgvuldig ontwerp en innovatieve technologie ervoor dat het gewenste gedrag geen moeite kost. Daarom zijn Monica en haar collega’s van Marina Port Zélande zo gecharmeerd van het cradle to cradle concept. Dit biedt een totaalvisie op ontwerp, gebruik en hergebruik. De losse onderdelen van het project, positionering van de jachthaven, ontwerp van woningen en van het bedrijventerrein, materiaalkeuze en dienstverlening van de werkplaats, worden in samenhang gebracht en krijgen een gezamenlijke noemer. “Cradle to cradle leert ons meer in systemen te denken,” verklaart de projectleider. Bij elk product en elke dienst sta je stil: Welk effect krijgen wij terug en welk effect krijgt het gebied terug?
Vragen in deze fase
Voorbeelden van nieuwe dienstverlening
Steigers
Dry storage
• Zijn er andere materialen voorhanden dan alleen hardhout • Welke decoratieve en innovatieve ontwerpen zijn mogelijk • Kan een steiger andere functies hebben dan aanlegplaats of loopplank - bijvoorbeeld als energieopwekking of buffering of voor watertoevoer en rioleringsaansluiting?
Energie en warmte
• Wat zijn de mogelijkheden van warmtepompen, zonne-energie, windenergie • Hoe zorg je voor energie en warmte in drijvende eilanden, wat zijn de mogelijkheden van warmteopwekking en buffering?
Drijvende eilanden
• Welke ontwerpen sluiten het best aan bij de omgeving • Welke materialen zijn geschikt en duurzaam • Hoe kan de waterhuishouding geregeld worden in overeenstemming met het reeds aanwezige water?
Nautisch bedrijventerrein, nautisch werklandschap • Hoe haal je de natuurlijke omgeving naar binnen • Hoe zorg je voor een aangenaam werkklimaat met aandacht voor de mooie omgeving • Hoe sluiten de gebouwen aan bij het landschap en bij de recreatieve omgeving?
(Nieuwe) dienstverlening
• Welke diensten passen in het concept en bij de verwachte doelgroep • Welke diensten roepen het gewenste gedrag op • Welke diensten of voorzieningen zorgen voor betrokkenheid van en positieve waardering door onze gasten?
De boten liggen opgeslagen in een hal. De eigenaar of huurder geeft vooraf aan wanneer de boot beschikbaar moet zijn. Met behulp van een logistiek systeem wordt deze in het water gelegd en voorzien van brandstof en water. Tegelijk wordt het schip gecontroleerd. Na terugkeer in de haven wordt de boot schoongemaakt, nagekeken en weer droog opgeslagen. Zo hebben schipper en bemanning wel de lusten van het varen maar niet de verantwoordelijkheden voor schoonmaak en onderhoud van het schip. Die verantwoordelijkheid ligt bij de professional die de consequenties van alle handelingen overziet.
Botenwasserette
Wat wordt het meest innovatieve onderdeel van de duurzame jachthaven van de toekomst? Zonder meer de botenwasserette. Het ontwerp van deze wasstraat voor schepen is het resultaat van een lang traject dat al begon in 1999 toen de Europese richtlijn op het verbod van koperhoudende antifouling in Nederland van kracht werd. Antifouling is een speciale verf die wordt aangebracht op het onderwaterdeel van een schip om aangroei te voorkomen. Het koper in deze verf is giftig en komt in het oppervlaktewater. Voor schepen die in zout water varen is er geen alternatieve verf voorhanden. Hoe moet de aangroei dan worden voorkomen of verwijderd? Aangroei is niet alleen een lelijk gezicht maar vertraagt ook de vaart van de boot en kost dus extra brandstof. Dit vraagstuk was voor Marina Port Zélande aanleiding om te zoeken naar een nieuwe aanpak. Niet met verf maar met een technische installatie die ingericht wordt op de wal en in principe in elke werkplaats van een jachthaven te plaatsen is. Met behulp van een subsidie werd een onderzoek gestart naar zo’n voorziening. Dit leidde tot een rapport waarin verschillende mogelijkheden voor een afspuitlocatie met water en ijs worden geschetst. “De bouwtekeningen voor zo’n botenwasserette liggen klaar”, vertelt Monica de Vast, “In onze nieuwe jachthaven wordt dat één van de blikvangers. Zo’n wasserette past bij kwaliteit en gemak voor de klant en sluit aan bij onze zorg voor duurzaamheid.”
31
Welbevinden in alle facetten
Wellnessresort ‘De Groote Duynen’ Kamperland Voorgeschiedenis
Al zo’n twintig jaar zijn vastgoedontwikkelaar René Faasse en makelaar Heleen Besems van Ruiterplaat Makelaardij en Recreatiebeheer, actief in Kamperland. De kuststrook van Noord-Beveland heeft heel veel potentie, vinden ze allebei, maar nog niet de uitstraling van badplaatsen als Domburg of Burgh-Haamstede. Daarom willen zij iets bijzonders toevoegen aan het recreatieve aanbod van Kamperland: een landgoed met appartementen, een luxe hotel en wellnessvoorzieningen. Toen zich een geschikt terrein aandiende, kon de conceptontwikkeling beginnen. Al in een vroeg stadium, zo’n twee jaar geleden, kwamen Heleen en René in contact met Brigitte Pommée die hen informeerde over de uitgangspunten van cradle to cradle. “Het begon met de DVD van Tegenlicht”, herinnert Heleen zich, “Een ontwerp dat past in het landschap en dat in verbinding staat met de omgeving, dat sprak mij meteen aan. Wellness gaat ten slotte over welbevinden.” René Faasse was aanvankelijk sceptisch. “Is een duurzaam ontwerp wel te vermarkten?”, vroeg hij zich af. “En kan dat er wel mooi en luxe uitzien?” Een bezoek van Kevin Burke, een van de naaste medewerkers van William McDonough maakte indruk op de Zeeuwse projectontwikkelaars. “Hij liet ons ontwerpen zien die helemaal pasten bij onze wensen.”
Onderdelen • een landgoed van 28 ha dat natuurlijk wordt ingericht, het duinenlandschap van de kust waait als het ware de weg over en wordt op het landgoed voortgezet en gaat dan langzaam over naar een bosrijkere omgeving (richting Schotsman, Ruiterplaat) • een aantal ‘rural villas’ die onderdeel uitmaken van het landschap • een luxe hotel met aantrekkelijke binnen- en buitenruimtes • een wellnessvoorziening met sauna, hammam en diverse baden • stilteruimtes, meditatieruimtes, ruimtes voor massage
32
Afwegingen bij visie- en conceptontwikkeling • Wellness gaat over welbevinden, dit moet in het hele landgoed te ervaren zijn, binnen en buiten. • Natuur en landschap, voorzieningen en gebouwen sluiten aan bij elkaar en versterken elkaar. Voorbeelden: gebruik van natuurlijke materialen en elementen uit de natuur zoals zonnewarmte en omgevingswater. • Een wellnessvoorziening ziet er niet uit als een kantoorgebouw, maar heeft een aansprekende, harmonieuze uitstraling. • Wellnessvoorzieningen kosten veel energie, dit moet bij voorkeur hernieuwbare energie zijn Oftewel: Hoe energieneutraal kan een sauna zijn? • Wellness heeft te maken met ‘een lekker gevoel’. Dit wordt versterkt als je als bezoeker weet dat je niet verspilt of vervuilt. • Wellness gaat over lichaam en geest. In het resort is ruimte voor stilte, meditatie en therapie. • Wellness en massaliteit gaan niet samen. De verhouding van groen en bebouwing op het landgoed is dan ook 95% - 5%. • Wellness gaat over persoonlijke aandacht. Er zijn veel medewerkers nodig, daarom is het resort ook goed voor de lokale werkgelegenheid. Naarmate het concept wellness breder wordt opgevat, nemen de aanknopingspunten met cradle to cradle toe. Zo bieden de ontwerpprincipes een prachtige kapstok. Ze geven richting aan de conceptontwikkeling en helpen bij de keuzes tijdens het ontwerpproces en de materialisatie. Tegelijk blijft een nuchtere en praktische kijk van belang: er zijn nog geen voorbeelden van wellnesscentra die gebouwd zijn volgens de cradle to cradleprincipes. René Faasse: “We stappen hier vol overgave in en zijn ervan doordrongen dat deze aanpak belangrijk is. We vervullen een voorlopersfunctie en zijn bereid onze nek uit te steken. Daarom zijn we ook voorzichtig en hopen op alle mogelijke support van de overheid. Onze maatschappelijke betrokkenheid mag best gestimuleerd en beloond worden.”
Ontwikkelingen van een projectontwikkelaar René Faasse vertelt eerlijk over zijn ervaringen na zijn kennismaking met cradle to cradle
“Projectontwikkelaars hebben niet zo’n beste naam; men denkt dat wij er alleen op uit zijn om veel woningen te bouwen op een klein oppervlak, natuur en landschap te verstoren en daarmee ook nog zoveel mogelijk geld te verdienen. In werkelijkheid ben ik mij heel goed bewust van mijn verantwoordelijkheid als ik de omgeving ga vormgeven. Ik ben een groot liefhebber van de natuur, houd helemaal niet van hoogbouw en ben voorstander van natuurlijke materialen. Bij cradle to cradle dacht ik eerst: ‘Weer zo’n hype, laten we vooral nuchter blijven.’ Nu is dat veranderd. Door veel informatie tot me te nemen en door bekende patronen los te durven laten, heb ik inzicht gekregen in de mogelijkheden van deze benadering en zie er de waarde van. Via deze weg kunnen we voor Zeeland een unieke voorziening met toekomst creëren.”
Heleen Besems gaat op haar intuïtie af
“Tijdens onze bezoeken aan diverse wellnessresorts in binnen- en buitenland, vroeg ik me af: ‘Wat is de essentie van een ultieme wellnessbeleving? Wat is belangrijk om echt te kunnen onthaasten?’ Naar mijn idee moeten dan alle onderdelen van de voorziening en de omgeving met elkaar in harmonie zijn. Bij cradle to cradle zag ik die samenhang. Ook werd ik geïnspireerd door de concepten van Marlies Sobczak over de heilzame werking van het water omdat ook zij de harmonie tussen waterstromen binnen en buiten bepleit. Zo kreeg ons plan langzaam gestalte. Een voorwaarde voor mij is dat de accommodatie aan alle kanten klopt. Het gaat om welbevinden in de ruimste zin van het woord!”
33
Nieuwe projecten Dit eerste project smaakt naar meer. Daarom zijn Hogeschool Zeeland en provincie Zeeland van plan het project ‘Cradle to Cradle in Zeeland’ voort te zetten en uit te breiden. De meeste innovatie is te verwachten van het MKB, met name de productiebedrijven. Daarom worden zij nadrukkelijk uitgenodigd om met onderzoeksvoorstellen te komen. Projectleider Brigitte Pommée denkt onder meer aan onderzoek rondom de volgende onderwerpen:
Ketentransparantie
Veel productiebedrijven zijn nu slechts verantwoordelijk voor een deel van de cyclus van een grondstof. Op de onderdelen van de keten voor en na hun bewerking hebben zij weinig zicht. Dat komt omdat de keten verdeeld is in fasen die steeds onder een nieuwe verantwoordelijkheid vallen en de samenhang ontbreekt. Om cradle to cradle toe te passen, zijn inzicht en samenwerking nodig in de hele keten zodat voedingsstoffen niet verloren gaan. In een onderzoek kunnen ketens worden geïnventariseerd en waar mogelijk met elkaar verbonden.
Afvalstromen ombuigen
Een andere vraag heeft betrekking op bestaande afvalstromen. Kunnen bedrijven, wellicht als collectief en in overleg met afvalverwerkers, afvalstromen ombuigen tot stromen van voedingsstoffen die door henzelf of door anderen worden hergebruikt.
Ontwerptools voor C2C
In dit project is onder andere ervaring opgedaan met de Delftse Innovatiemethode en met de ontwerptool Technology Windows. Procesbegeleider Edward Mouw wil meer bedrijven gaan begeleiden bij productontwikkeling en/of aanpassingen in het productieproces met behulp van deze tools. Tegelijk worden studenten opgeleid om met deze tools te kunnen werken.
Duurzaam toerisme en duurzaam bouwen
Zoals uit deze brochure blijkt, biedt cradle to cradle een uitdagend perspectief voor ondernemers in het toerisme. Genieten, schoonheid en diversiteit zijn immers belangrijke kenmerken van het concept. In vervolgonderzoek kan worden ingezoomd op de volgende vragen: hoe versterk je de schoonheid en het unieke karakter van een gebied en welke keuzes maak je bij landschapsinrichting en het ontwerp van gebouwen? Bovendien: hoe creëer je, samen met verschillende betrokken partijen, een gezonde en sterke regionale economie.
Contactgegevens
34
• Hogeschool Zeeland Brigitte Pommée T 0118-489471 M 06-44159923 E
[email protected]
• Hogeschool Zeeland Edward Mouw T 0118-489715 M 06-21992880 E
[email protected]
• Provincie Zeeland Leo Minnaar T 0118-631978 M 06-28902505 E
[email protected]
Relevante websites
Colofon
www.duurzaamisgewoondoen.eu www.zeeland.nl www.hz.nl www.deltaglass.nl www.epea.com www.ontop.nl www.mbdc.com www.lans.nl cradle-to-cradle.startpagina.nl www.ecopoint.nl www.c2c-chronology.com www.mpz.nl www.mcdonoughpartners.com www.ruiterplaat.nl
Deze brochure is een co-productie van de provincie Zeeland en de Hogeschool Zeeland. Redactie: Eindredactie: Fotografie: Vormgeving: Druk:
Marianne Dagevos, Marcada Project en Tekst Brigitte Pommée, Hogeschool Zeeland Leo Minnaar, provincie Zeeland Marijana Pajovic, www. image4life.nl Marcada Project en Tekst, www.marcada.nl Drukkerij Pieters, Groede Gedrukt op FSC papier
Middelburg-Vlissingen, 2009
35
Zeeland