BIJLAGE 2
CONCEPT Samenwerkingsagenda Groene Hart concept 11 juni 2012
Inhoudsopgave 1
Inleiding .................................................................................................................................. 2
2
Strategische opgaven ............................................................................................................ 5
3
Versterkte samenwerking..................................................................................................... 11
4
Groene Hart-brede thema’s ................................................................................................. 14
5
Programmamanagement en organisatie.............................................................................. 23
Bestuurlijke conferentie Groene Hart -
Provincies Noord-Holland, Utrecht, Zuid-Holland Waterschappen Amstel, Gooi en Vecht; Rivierenland; Rijnland; Schieland en Krimpenerwaard; Stichtse Rijnlanden Woerdens Beraad
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
1
1
Inleiding
Niet veel metropolitane gebieden beschikken over een uitgestrekt cultuurlandschap tussen de stedelijke centra in. Een landschap dat leeft, maar waarin ook de bijzondere ontstaansgeschiedenis duidelijk herkenbaar is. Dat maakt het Groene Hart uniek. Het natte veenlandschap met de vele weteringen, de diepe droogmakerijen binnen hun ringdijken, de stroomruggen van de rivieren die het Groene Hart doorkruisen en de soms langgerekte dorpen en kernen: ze vertellen het verhaal van een manhaftige ontginning waaruit in de loop der eeuwen de moderne landbouw van vandaag is ontstaan. Sinds 2004 werken de provincies Utrecht en Noord- en Zuid-Holland, samen met andere overheden en maatschappelijke partners, aan een landschappelijk mooi, ecologisch waardevol en economisch vitaal Groene Hart. Waterschappen en gemeenten zijn vanaf het begin partners. Gemeenten organiseerden zich daartoe via hun intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in het Woerdens Beraad. In 2007 stelden de provincies het Uitvoeringsprogramma 2007-2013 vast. Inmiddels is er veel veranderd in de context van het ruimtelijk beleid. Dat geeft aanleiding tot een heroriëntatie op zowel de opgaven in het Groene Hart als de wijze van samenwerking. Het Rijk heeft het Groene Hart als nationaal landschap losgelaten. De verantwoordelijkheid voor het landschap van het Groene Hart ligt nu voluit bij de decentrale overheden: provincies, waterschappen, gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Een intensievere samenwerking ligt voor de hand, zolang deze zich toespitst op de thema’s waarop daar daadwerkelijk meerwaarde van te verwachten is. Deze Samenwerkingsagenda benoemt die thema’s en de vorm die de samenwerking kan aannemen. Resultaten tot nu toe Veel van de kenmerkende landschapskwaliteiten van het Groene Hart zijn nog aanwezig en het landschap wordt gewaardeerd. Dat blijkt uit de Effectmonitoring die de Stuurgroep Groene Hart (waarin de provincies samenwerken) in 2009 heeft laten opstellen. Zeventig procent van het gebied bestaat uit de strokenverkaveling die typerend is voor veenweiden en die sinds 1900 nauwelijks is veranderd. Oeverwallen en stroomruggen beslaan negen procent van het areaal. Bewoners van het Groene Hart en de steden eromheen, associëren het gebied vooral met uiterlijke kenmerken zoals ‘natuur’, ‘groen’ en ‘weilanden’, en daarnaast met oordelen als ‘mooi’ en ‘typisch Nederlands’. Negatieve associaties als lelijk, saai of verrommeld werden nauwelijks genoemd. Bij bouwprojecten is meer dan in het verleden aandacht voor de beeldkwaliteit, de landbouw staat er goed voor en het toeristisch-recreatieve bezoek is de afgelopen jaren sterk gestegen. De realisatie van de ecologische hoofdstructuur loopt daarentegen achter op het destijds voorgenomen schema. Dit overwegend optimistische beeld uit de Effectmonitoring geeft ten eerste aan dat het Groene Hart het waard is om energie in te steken en ten tweede dat samenwerking vruchtbaar kan zijn. Er is veel geïnvesteerd, door provincies, door andere overheden en door derden. In 2010 is bovendien het Programma Westelijke Veenweiden bij de stuurgroep ondergebracht. Dit programma raakt een van de kernopgaven in het Groene Hart, namelijk de verhouding tussen het waterbeheer en het ruimtegebruik, maar beperkt zich niet tot het Groene Hart. Ook de veenweidegebieden ten noorden van Amsterdam, gelegen in het nationaal landschap Laag-Holland, behoren ertoe. Het Programma Westelijke Veenweiden kent een eigen uitvoeringsprogramma, dat loopt van 2009 tot 2015. Nieuwe positie De tijd is nu rijp voor een actualisering van het uitvoeringsprogramma met een heroriëntatie op de strategische uitgangspunten. Het Groene Hart en de Westelijke Veenweiden zien zich geconfronteerd
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
2
met nieuwe opgaven. Deze vloeien onder meer voort uit het Deltaprogramma, waarmee het Rijk wil bereiken dat de huidige en toekomstige generaties beveiligd zijn tegen het water en beschikken over voldoende zoet water, uit het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid waarmee de Europese Unie het landbouwbeleid meer wil richten op maatschappelijke diensten en verduurzaming, en uit de financiële crisis die van invloed is op de mogelijkheden voor gebiedsontwikkeling. Bovendien zijn de bestuurlijke verhoudingen sinds 2007 drastisch gewijzigd. Dit manifesteert zich onder meer in de decentralisatie van het beleid voor ruimte, natuur en economie die het kabinet heeft doorgevoerd. Investeringsmiddelen voor het landelijk gebied, tot voor kort gebonden aan de criteria van het ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied), zijn nu vrij in te zetten door provincies. Deze grotere bestedingsvrijheid gaat gepaard met een vermindering van het totale budget. De rijksmiddelen voor de westelijke veenweiden zijn nog niet gedecentraliseerd, maar het kabinet wil ook dat op korte termijn doen. Deze veranderingen hebben invloed op de aard van de samenwerking in het Groene Hart. Er zijn immers geen rijksgelden meer te verdelen die specifiek voor het Groene Hart zijn bedoeld en er is geen noodzaak meer voor een gemeenschappelijke verantwoording richting het Rijk. Beleid voor ontwikkeling en beheer van het Groene Hart is nu volledig in handen van decentrale overheden. Samenwerking tussen provincies, waterschappen en gemeenten geeft de kans om los van bestuurlijke grenzen naar buiten te treden. Een herkenbare eenheid en een eigen gezicht, in aanvulling op en in wisselwerking met de twee metropoolregio’s eromheen, maken het Groene Hart in alle opzichten interessanter – om in te investeren, om te bezoeken, als vestigingsplaats, enzovoort. Samenwerking maakt bovendien een effectievere en efficiëntere beleidsontwikkeling en –uitvoering mogelijk. Agenda van de nieuwe stuurgroep Met het Groene Hart-programma brengen de partners elkaar in stelling om optimaal bij te dragen aan de kwaliteiten van het gebied als geheel, ieder vanuit de eigen rol. Door kennis te delen, door dezelfde ambities te hanteren, door aan samenhangende netwerken te bouwen. Zo kan het gebied eensluidend in de markt worden gezet, is de inzet van ieders middelen optimaal afgestemd en ontstaat een podium om bereikte resultaten te tonen. Dat is de uitdaging voor de komende periode. De Samenwerkingsagenda komt voort uit het besluit van de Stuurgroep Groene Hart uit december 2010 om de samenwerking voort te zetten en gemeenten en waterschappen uit te nodigen om aan de stuurgroep deel te nemen. Daar hoort een nieuwe uitvoeringsovereenkomst bij. Het jaar 2012 is aangemerkt als ‘transitiejaar’, waarin de vernieuwing van de samenwerking gestalte moet krijgen. De huidige en beoogde partners hebben besloten om de samenwerking op te bouwen vanuit de inhoud, dus vanuit de thema’s waarop inhoudelijke meerwaarde op Groene Hart-niveau te verwachten valt. Deze ´Samenwerkingsagenda´ benoemt deze thema’s, formuleert de actuele opgaven en geeft aan op welke punten gezamenlijke actie nodig is om de kennis, de ambities en de onderlinge afspraken actueel te houden. Het document is vastgesteld door de huidige en beoogde stuurgroepleden. Waar in dit document sprake is van voornemens van ‘de stuurgroep’, wordt dan ook de stuurgroep in haar toekomstige samenstelling bedoeld. Opbouw van de Samenwerkingsagenda De hoofdstukken 2 en 3 van deze agenda beschrijven respectievelijk de nieuwe opgaven voor de komende jaren en de gevolgen voor de aanpak van de samenwerking. Hoofdstuk 4 benoemt de zes thema´s waarop winst te behalen lijkt met een Groene Hart-brede samenwerking. Er zijn geen gebiedsgerichte projecten in opgenomen, behalve binnen het Programma Westelijke Veenweiden. De Groene Hart-provincies hebben afgesproken de middelen hiervoor in onderling overleg toe te wijzen, ook na de decentralisatie. De Stuurgroep Groene Hart beslist hierover. Daardoor krijgen ook nieuwe partners in de stuurgroep een stem in de verdeling van dit budget. Andere gebiedsprojecten worden
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
3
uitgevoerd onder aansturing van afzonderlijke provincies, doorgaans in samenwerking met een of meer waterschappen, gemeenten en andere provincies. De samenwerking op de zes thema´s in dit hoofdstuk wordt in de tweede helft van 2012 verder geoperationaliseerd, zodat de conclusies aan het eind van het jaar kunnen worden verwerkt in een uitvoeringsovereenkomst. Hoofdstuk 5 tot slot gaat in op het programmamanagement in de komende periode.
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
4
2
Strategische opgaven
Koersvast, maar met aanscherpingen. Zo laat de strategie voor het Groene Hart zich het beste omschrijven. De strategie is breed gedeeld en werkt door in structuurvisies en verordeningen. De overwegend positieve resultaten van de laatste jaren geven geen aanleiding voor een radicale ommezwaai. De gemeenschappelijke missie is het ontwikkelen van een duurzaam, vitaal en waardevol landschap voor bewoners, ondernemers en bezoekers, midden in de Randstad. In die ontwikkeling staat kwaliteit voorop. Kwaliteit door vitaliteit Ruimtelijke kwaliteit staat voorop. Dat is een breed begrip, dat verder gaat dan de belevingswaarde (de landschappelijke schoonheid). Ook de gebruikswaarde (functionaliteit) en de toekomstwaarde (duurzaamheid) bepalen de ruimtelijke kwaliteit. Er hoeft geen keuze gemaakt te worden tussen belevings-, gebruiks- en toekomstwaarde. Een zorgvuldige, onderling afgestemde ruimtelijke ontwikkeling kan deze drie waarden integraal naar een hoger niveau tillen. Voor een duurzaam, vitaal en waardevol Groene Hart is dat een voorwaarde. De stuurgroep reikt de mogelijkheden aan waarop dat kan gebeuren. Over concrete toepassingen in gebiedsprojecten beslissen de betrokken gemeenten, waterschappen en provincies zelf, binnen de vastgestelde planologische kaders.
De provincies hebben in het Uitvoeringsprogramma van 2007 vier uitvoeringsaccenten geformuleerd: 1. Het Groene Hart nationaal en internationaal op de kaart: het verbeteren van de bekendheid met de kwaliteiten van het landschap, onder meer door de bereikbaarheid en toegankelijkheid te vergroten en door de toeristische en recreatieve mogelijkheden beter in de markt te zetten. 2. Wonen en werken met Groene Hart-kwaliteit: het zodanig vormgeven en inpassen van nieuwe woon- en werkfuncties dat deze bijdragen aan de landschappelijke kwaliteit, de betekenis voor het stedelijk netwerk van de Randstad en de sociaal-economische vitaliteit van het Groene Hart zelf. 3. Transitie van de veenweidegebieden: het in samenhang benaderen van alle opgaven die bijdragen aan de karakteristiek en de vitaliteit van deze landschappen (waaronder in elk geval de waterhuishouding, de landbouw, de natuur, de leefbaarheid, de cultuurhistorie en de toeristisch-recreatieve structuur). 4. Een nieuwe toekomst voor de droogmakerijen: het ontwikkelen van ruimtelijke strategieën die recht doen aan de positie van de droogmakerijen in het aan te passen watersysteem en hun kansen in het stedelijk netwerk. Binnen deze uitvoeringsaccenten doen zich verschuivingen voor. Voor een deel zijn deze toe te schrijven aan de resultaten die de afgelopen periode zijn geboekt (o.a. project Recreatieve Routenetwerken en,project Voorloper met gemeenschappelijk ruimtelijk beleid dat is vertaald in de structuurvisies van de provincies). Maar er treden zich ook nieuwe opgaven op, voortkomend uit trends en ontwikkelingen die op het Groene Hart afkomen, de gewijzigde bestuurlijke verhoudingen en onderwerpen die de afgelopen jaren nog onvoldoende zijn opgepakt. Deze komen in dit hoofdstuk aan de orde, verdeeld naar opgaven in het waterbeheer, het toerisme en de recreatie, de woningbouw en economische ontwikkeling, en de landbouw en natuur. Onderdelen van deze opgaven vragen om een Groene Hart-brede aanpak. Dat zijn vooral de onderdelen die leiden tot een nieuwe kennisbehoefte en tot de behoefte aan afspraken voor de uitvoering, waar dat nodig is om de samenhang, de herkenbaarheid en de onderscheidende kwaliteiten van het Groene Hart overeind te houden en te
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
5
versterken. Deze onderdelen zijn uitgewerkt in thema’s waarop deze opgaven verder zijn uitgewerkt. Deze worden gepresenteerd in hoofdstuk 4 en concentreren zich op de volgende thema’s: 1. Merk en Marketing 2. Waterrecreatie 3. Programma Westelijke Veenweiden 4. Ruimtelijke Kwaliteit 5. Water en Ruimtelijke Ordening 6. Woon- en Vestigingsklimaat
2.1
Opgaven in het waterbeheer: toewerken naar een duurzaam watersysteem Het polderlandschap is vanouds een waterlandschap. De agrarische en ecologische mogelijkheden en de cultuurhistorische kwaliteiten hangen direct samen met het peil en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, maar stellen verschillende eisen. Dat heeft tot een versnipperd en kostbaar waterbeheer geleid, dat niet goed bestand is tegen de verwachte klimaatsverandering. De waterkwaliteit is in grote delen van het Groene Hart bovendien ontoereikend. De invloed van de waterhuishouding op de ruimtelijke ontwikkeling heeft sinds de jaren negentig bijzondere beleidsmatige aandacht, die steeds verder vorm krijgt. Aan de basis van het waterbeleid staan het nationale Deltaprogramma (2010), de stroomgebiedsbeheerplannen die op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water zijn gemaakt (2009) en het Bestuursakkoord Water (2011). Verduurzaming van de waterhuishouding is een voorwaarde voor een blijvende vitaliteit van het Groene Hart. De veiligheid voorop; bewoners en bedrijven moeten zich beschermd weten tegen watersnood en wateroverlast. Daar zijn dijken voor nodig die op hun taak berekend zijn, en gebieden waar overtollig water tijdelijk opgeborgen kan worden. Karakteristiek voor het Groene Hart zijn de veendijken. Om die in conditie te houden, moeten ze voldoende vochtig blijven. De toevoer van genoeg zoet water is in tijden van droogte, die naar verwachting in duur en frequentie zullen toenemen, echter niet vanzelfsprekend. Naarmate de rivieren minder water aanvoeren en er minder neerslag valt, dringt het zoute water uit zee dieper in het systeem door. Dat is niet alleen schadelijk voor de veendijken, maar ook voor de grondgebonden landbouw, de greenport bij Boskoop en de natuur. In de diepe droogmakerijen dringt het zoute water ook vanuit de ondergrond naar de oppervlakte. Deze brakke kwel wordt doorgaans met zoet water doorgespoeld, maar dat betekent een extra behoefte aan het relatief schaarse zoete water. In veel veenweidepolders wordt het grondwater laag gehouden. Zo ontstaan optimale productie-omstandigheden voor de landbouw. De keerzijde is dat het proces van bodemdaling daardoor versnelt. Bodemdaling is deels een natuurlijk proces door inklinking en krimp van het veen, maar deels ook een proces van oxidatie dat versneld optreedt op plekken met het een laag grondwaterpeil. In de twintigste eeuw is gemiddeld een meter veen verdwenen. Op sommige plekken is nog veertig tot zestig centimeter over. Bodemdaling is problematisch waar het leidt tot een ingewikkeld en versnipperd waterbeheer, extra kosten door openbrekende grond of verzakking van gebouwen, infrastructuur en civieltechnische kunstwerken. Bovendien brandt het veen dan langzaam op. Daardoor vermindert de cultuurhistorische betekenis van het landschap, hoewel juist daarin de aantrekkingskracht en de gebiedsidentiteit schuilen. Een laag waterpeil zorgt bovendien voor een toename van het gehalte aan nutriënten (stikstof en fosfor) in het grond- en oppervlaktewater. Om de criteria voor de waterkwaliteit te halen,
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
6
voortvloeiend uit de Kaderrichtlijn Water, is het noodzakelijk om het nutriëntengehalte in de veenweiden terug te dringen. Groene Hart-brede opgaven Iedere overheid die actief is in het Groene Hart, heeft op de een of andere manier te maken met de verduurzaming van het watersysteem. Dat zal voorlopig zo blijven. Oplossingen voor de veiligheid, de zoetwatervoorziening en de waterkwaliteit komen samen met de rijksoverheid tot stand en provincies, waterschappen en gemeenten stemmen hun activiteiten per plan of project af. Maar het Groene Hart kent, samen met Laag-Holland, een eigen landschapstype dat heel eigen eisen stelt: de veenweiden in relatie tot de droogmakerijen. Dat vraagt om meer dan incidentele afstemming en om meer dan de generieke maatregelen die van het Deltaprogramma mogen worden verwacht. De kennis over hoe een duurzaam watersysteem in dit landschap gestalte kan krijgen met behoud van de agrarische vitaliteit, is nog volop in ontwikkeling. Landschappelijke verschillen zullen hierin doorwerken, bijvoorbeeld tussen de diepe droogmakerijen en laaggelegen veengebieden in het noorden en het westen en de hogere veengebieden en rivierkleigebieden in het zuidoosten. Wel is al duidelijk dat de verweving tussen waterbeheer en ruimtegebruik in de toekomst alleen maar zal toenemen. De strategische opgaven voor het waterbeheer werken daarom ook door in de Samenwerkingsagenda voor het Groene Hart, via de volgende Groene Hart-brede thema’s: - Programma Westelijke Veenweiden - Water en Ruimtelijke Ordening En indirect in: - Waterrecreatie - Woon- en Vestigingsklimaat - Ruimtelijke Kwaliteit
2.2
Opgaven in het toerisme en de recreatie: waterrecreatie versterken en de gezamenlijke marketing voortzetten Als merk op de toeristisch-recreatieve markt groeit het Groene Hart. Het recreatieve bezoek en de bestedingen nemen toe. Inmiddels is een positie in de top vijf van Nederland bereikt. Toerisme en recreatie vormen een pijler onder de regionale economie, met in 2010 een totale besteding van 1,2 miljard en een werkgelegenheid van bijna 20.000 banen (fte). Agrarische bedrijven in het Groene Hart weten de toeristisch-recreatieve markt relatief goed te bereiken; het aantal bedrijven met nevenactiviteiten ligt ruim boven het Nederlandse gemiddelde. Toch lijkt er nog meer in het vat te zitten. Het Groene Hart heeft een direct achterland van zeven miljoen Randstadbewoners en het waterrijke veenlandschap met zijn historische stadskernen is ook interessant voor bezoekers elders uit Nederland en het omliggende buitenland, bijvoorbeeld uit Vlaanderen en Nordrhein-Westfalen. Dit miljoenenpubliek vormt een enorm potentieel op de toeristisch-recreatieve markt. Sinds 2009 is de website groenehart.nl in de lucht, een resultaat van het project Merk en Marketing uit het Uitvoeringsprogramma 2007-2013. Hierop is het recreatieve aanbod in het Groene Hart verzameld, van logies tot streekproducten en van arrangementen tot wandelroutes. De site, die sinds 2009 in de lucht is, trekt veel bezoekers en het aantal ondernemers dat zich erop presenteert groeit. Faciliteiten als deze bevorderen zowel het ondernemerschap in de toeristisch-recreatieve sector als de bestedingen. Dat geeft een impuls aan de regionale economie en schept een basis voor het beheer en de ontwikkeling van het landschap. Een samenhangend netwerk van recreatieve routes op het niveau van het Groene Hart breidt zich uit, mede als gevolg van het project Recreatieve Routenetwerken (RRN) uit het Uitvoeringsprogramma
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
7
2007-2013. De ontwikkeling van waterrecreatie op het schaalniveau van het Groene Hart biedt veel kansen. Het is een activiteit die heel goed past binnen het merk Groene Hart en die de regionale economie belangrijk stimuleert. Met name het Hollands-Utrechtse plassenlandschap biedt uitgelezen kansen om het waterrecreatienetwerk te versterken. In de praktijk liggen er echter nog te veel belemmeringen. Soms zijn dat fysieke obstakels, zoals sluizen en bruggen, maar er zijn ook organisatorische of regeltechnische belemmeringen. De samenwerking binnen de sector is nog niet optimaal, evenmin als de samenwerking met de recreatiesector als geheel. De doorgroei van het netwerk en de benodigde samenwerking, alsmede de invloed op de waterkwaliteit, maken de waterrecreatie tot een opgave waar op het niveau van het Groene Hart actie op ondernomen moet worden en gezamenlijke afspraken voor nodig zijn. Groene Hart-brede opgaven In beide opgaven is een aanpak gewenst die bestuursgrenzen overschrijdt. Daarom is voor beide thema’s een Groene Hart-brede uitwerking gewenst: - Merk en Marketing - Waterrecreatie Daarnaast liggen er indirecte verbanden met thema’s die zich richten op een aspect van de ontwikkeling van het landschap, dat in het Groene Hart tot de belangrijkste toeristisch-recreatieve waarden gerekend mag worden: - Programma Westelijke Veenweiden - Ruimtelijke Kwaliteit - Woon- en Vestigingsklimaat
2.3
Opgaven in de woningbouw en de economische ontwikkeling: vitale en onderscheidende woon- en werkmilieus Op nieuwe woningbouw- en bedrijfslocaties is de afgelopen jaren veel aandacht geweest voor beeldkwaliteit. 70% van de nieuwbouwlocaties heeft een beeldkwaliteitsplan of iets vergelijkbaars. Er ligt inmiddels een stevige basis om bij nieuwe projecten tot een hoogstaande en gebiedseigen ontwerpkwaliteit te komen, dankzij het Kwaliteitsteam, de Kwaliteitsatlas en het Praktijkproject van het Woerdens Beraad. De afgelopen jaren is in de bouw veel gebeurd: de productie staat onder druk door de financiële crisis en in delen van het Groene Hart treedt een demografische krimp op die ten koste kan gaan van de vitaliteit van de kernen. De provinciale verordeningen geven aan onder welke voorwaarden bouw in het Groene Hart is toegestaan. Binnen het programma voor het Groene Hart is de crux niet langer het al dan niet beteugelen van de bouwproductie. De opgave nu is om de vitaliteit van de kernen en het landelijk gebied overeind te houden en investeerders te werven die daaraan kunnen bijdragen. Dat is voor een groot deel een kwaliteitsopgave. Wonen of ondernemen in het Groene Hart is een bewuste keuze. Geboren en getogen inwoners die trouw blijven aan hun sociale omgeving kiezen daar bewust voor, en dat geldt voor mensen van buiten in nog sterkere mate. Die keuze hangt samen met een breed scala aan gebiedskwaliteiten: het aanbod aan woningen en bedrijfspanden, maar ook de bereikbaarheid, het voorzieningenniveau en zeker in het Groene Hart - de schoonheid van de wijde omgeving. Dat totaal aan gebiedskwaliteiten vormt het woon- en werkmilieu, dat ook binnen het Groene Hart grote verschillen kent. Een vitaal Groene Hart, waarin mensen activiteiten kunnen ontplooien en hun ambities kunnen waarmaken, is erbij gebaat om juist die onderscheidende kwaliteiten uit te bouwen: een rustige, landelijke en cultureel betekenisvolle omgeving te midden van gebieden die veel sterker zijn verstedelijkt. Die kwaliteiten moeten ten eerste scherp in beeld zijn in het ruimtelijke beleid van
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
8
provincies, waterschappen en gemeenten. Maar ze moeten ook scherp op het netvlies staan bij de doelgroepen: potentiële bewoners, bedrijven en investeerders die erop afkomen én eraan bijdragen. Want dat is de sleutel, zeker in een haperende markt: investerende partijen verleiden met bijzondere kwaliteiten en ze uitdagen om die kwaliteiten met hun eigen investeringen te vergroten. Bijvoorbeeld door vrijkomend erfgoed om te bouwen tot een broedplaats voor creatieve bedrijven, of door woningen zo te bouwen dat ze de binding tussen een dorpskern en het landschap versterken. Groene Hart-brede opgaven Op locatieniveau zijn de bouw en herstructurering van woonbuurten en bedrijfslocaties doorgaans een aangelegenheid van gemeenten, binnen provinciale kaders. Maar de wijze waarop die afzonderlijke locaties worden ingevuld, bepalen samen de positie van het Groene Hart (of delen daarvan) in de woningmarkt en de bedrijfsvestigingsmarkt. Beide markten hebben naast een lokale, ook een regionale component. Er is daarom reden om gezamenlijk afspraken te maken over de ontwikkeling van die regionale component, en dan in het bijzonder de kwaliteiten die deze vertegenwoordigt. Twee thema’s hebben hier een specifieke bemoeienis mee: - Woon- en Vestigingsklimaat - Ruimtelijke Kwaliteit De andere thema’s zijn indirect betrokken bij de ontwikkeling van de woon- en werkmilieus, bijvoorbeeld doordat er nieuwe landschappelijke kwaliteiten uit kunnen voorkomen of doordat de bekendheid met het Groene Hart verbetert: - Merk en Marketing - Waterrecreatie - Programma Westelijke Veenweiden - Water en Ruimtelijke Ordening
2.4
Opgaven in de landbouw en de natuur: maatwerk in afstemming met het waterbeheer Landbouw blijft onmisbaar als beheerder en economische drager van het landschap. Maar de sector verandert. Concurrentie op de nationale en de internationale markt maakt het noodzakelijk om te blijven innoveren in producten en productieprocessen. De schaalvergroting in de bedrijfsvoering zet zich voort en leidt tot opgaves op het gebied van ruimtelijke kwaliteit, zowel rond de uitbreidende bedrijven als rond de erven die hun agrarische functie verliezen. De maatschappelijke verwachtingen van het landbouwbedrijf nemen toe, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn. Het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid van de Europese Unie zal doorwerken, vooral via aansporingen om de bedrijfsvoering te koppelen aan maatschappelijke diensten en verduurzaming. In een groot deel van het Groene Hart komen daar de complicaties van het lage polderland bij: het peilbeheer in veenweidegebieden dat tegen zijn grenzen aanloopt, en de brakke kwel in droogmakerijen die momenteel met veel zoet water weggespoeld wordt. De agrarische ontwikkeling staat in het Groene Hart niet alleen in relatie tot het watersysteem, maar ook tot de natuur. Een waterrijk weidelandschap zoals het Groene Hart is in het bijzonder waardevol voor vogels die hun foerageer- en broedruimte zoeken in en om het water en op de graslanden. Agrarisch en particulier natuurbeheer komt dan ook veel voor in het gebied. In de afgelopen jaren zijn veel gronden aangekocht voor natuurontwikkeling. Met de herijking van de ecologische hoofdstructuur door het rijk en de decentralisatie van taken en middelen naar provincies, zal grootschalige grondaankoop ten behoeve van natuurontwikkeling minder vaak voorkomen. Waar mogelijk, zal weer vaker worden gezocht naar oplossingen die agrarische en ecologische waarden
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
9
combineren, afgestemd met het waterbeheer en mogelijk ook in combinatie met andere functies zoals recreatie en de winning van duurzame energie (zoals biomassa en windenergie). Groene Hart-brede opgaven De afweging of en hoe deze functies kunnen worden gecombineerd in gebieden met een ontwikkelingsopgave, wordt gemaakt door de rechtstreeks betrokken overheden in gebiedsgerichte projecten. Dat is geen opgave op het schaalniveau van het Groene Hart of landschapseenheden binnen het Groene Hart. Maar de opgave om landbouw, water en natuur met elkaar in harmonie te houden, in relatie tot de stedelijke netwerken in de omgeving en de cultuurhistorische waarden, is vaak weerbarstig en vraagt veel kennis en creativiteit. Die kunnen het beste gebundeld worden gegenereerd, op de schaal van het Groene Hart samen met de veenweiden ten noorden van Amsterdam waar hetzelfde speelt. Het Veenweiden Innovatiecentrum (VIC) in Zegveld komt uit deze krachtenbundeling voort. Watersystemen en ecologische structuren kennen bovendien een samenhang die gemeentegrenzen overstijgt. Ook dat is een reden voor samenwerking op dit thema. Landbouw en natuur, in afstemming met waterbeheer, behoort tot de kern van het volgende thema: - Programma Westelijke Veenweiden Delen van de opgave komen terug bij de volgende thema’s: - Waterrecreatie - Water en Ruimtelijke Ordening - Ruimtelijke Kwaliteit
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
10
3
Versterkte samenwerking
Samen optrekken geeft een aanzienlijke meerwaarde. Resultaten van onder meer het project Merk en Marketing en het Programma Westelijke Veenweiden tonen dat aan. Het Groene Hart als herkenbare identiteit, met samenhangende en unieke kwaliteiten, maakt belangstelling en investeringsvermogen los. Maar de strategische opgaven en de nieuwe bestuurlijke verhoudingen leiden wel tot een nieuwe aanpak van de samenwerking. Samenwerkingsprincipes binnen het Groene Hart-programma Centrale missie: Ontwikkeling en behoud van een vitaal, duurzaam en waardevol landschap voor bewoners, ondernemers en bezoekers. Motieven voor samenwerking De centrale missie is gebaat bij samenwerking om de volgende twee redenen: − Samenhang – het bevorderen van de ruimtelijke en beleidsmatige samenhang in structuren en netwerken en in vraagstukken die bestuurlijke grenzen overschrijden − Karakter – het benoemen, bevorderen en herkenbaar maken van de ruimtelijke kwaliteiten die bepalend zijn voor de identiteit van het Groene Hart of een deel daarvan − Efficiëntie en effectiviteit – het bundelen van middelen en instrumenten in de uitvoering zodanig dat zij optimaal bijdragen aan de gezamenlijke doelstellingen Activiteiten binnen de samenwerking Om bij ruimtelijke ontwikkelingen de samenhang en het karakter van het Groene Hart te versterken, doen de stuurgroeppartners binnen hun samenwerking het volgende: − Bestuurlijke afspraken maken over ambities en de wijze van uitvoering en waar nodig/mogelijk gezamenlijk uitvoering in gang zetten − Kennis verwerven en delen − Resultaten, mogelijkheden en gezamenlijke standpunten uitdragen
De rijksopdracht voor het Groene Hart is vervallen. Dat betekent onder meer dat het Rijk geen Groene Hart-budgetten meer verstrekt die over de projecten verdeeld moeten worden en dat er geen noodzaak meer is voor een gemeenschappelijke verantwoording richting het Rijk. Iedere partner legt verantwoording af via de eigen bestuurlijke kanalen. Daarmee is de noodzaak voor centrale regie op de gebiedsgerichte icoonprojecten, zoals opgenomen in het Uitvoeringsprogramma 2007-2013, vervallen. Ook de rijksfinanciering voor natuur (EHS) en recreatie (RodS) vermindert of stopt. Voor het Programma Westelijke Veenweiden ligt dat anders: de Nota Ruimte-middelen voor deze projecten zijn gehandhaafd. Dat betekent dat de Stuurgroep Groene Hart, ook optredend voor het Programma Westelijke Veenweiden, voor de gebiedsprojecten Westelijke Veenweiden een regierol heeft en houdt en tot de beoogde decentralisatie een verantwoordingsplicht richting het Rijk kent. Krachten bundelen binnen bestaande rollen en verantwoordelijkheden Het Groene Hart blijft vragen om het bundelen van krachten. Dat is noodzakelijk om de waarden, de duurzaamheid en de vitaliteit van het landschap veilig te stellen en de potentie als uniek onderdeel van de stedelijke netwerken in de Randstad tot zijn recht te laten komen. De samenwerking zal zich meer dan in de voorgaande periode richten op het verwerven en delen van de kennis die daarvoor nodig is, op het formuleren en delen van een hoog ambitieniveau in de ruimtelijke ontwikkeling en op onderlinge afspraken om de ambities waar te maken. Zulke afspraken kunnen voor het gehele Groene Hart worden gemaakt, maar ook voor een afgebakend deel ervan, afhankelijk van de opgave. Samen
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
11
optrekken genereert een podium om successen te delen en inspiratie op te doen, en maakt het gebied interessanter voor (publieke en private) investeerders die aan de vitaliteit kunnen bijdragen. Iedere deelnemer aan het Groene Hart-programma doet mee vanuit zijn eigen rol en blijft in de gelegenheid om de eigen verantwoordelijkheden voluit waar te maken. Dat betekent dat het programma zich beperkt tot thema’s waarop gezamenlijkheid meerwaarde heeft: thema’s die de samenhang en het bijzondere karakter van het Groene Hart raken en waarop samenwerking tot een efficiëntere en effectievere beleidsontwikkeling en -uitvoering leidt. In deze Samenwerkingsagenda zijn dat er zes (uitgewerkt in hoofdstuk 4): Merk & Marketing, Waterrecreatie, Programma Westelijke Veenweiden, Ruimtelijke Kwaliteit, Water & Ruimtelijke Ordening en Woon- & Vestigingsklimaat. Door op deze thema’s gezamenlijk kennis op te bouwen, ambities te formuleren, afspraken te maken en resultaten te boeken en uit te dragen, worden de partners ieder voor zich beter in staat gesteld om slagvaardig en effectief te handelen. Samenstelling stuurgroep Deze verschuiving in de focus van de samenwerking werkt door in de wijze waarop de samenwerking wordt georganiseerd. Tot nu toe vormen de drie provincies (Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland) de stuurgroep die de rijksopdracht voor het Groene Hart uitvoerde. Daartoe werken ze nauw samen met onder meer gemeenten en hun samenwerkingsverbanden (vertegenwoordigd door het Woerdens Beraad) en waterschappen. Nu de rijksopdracht is vervallen, richt de samenwerking zich meer op een krachtenbundeling om de unieke waarden en kwaliteiten van het Groene Hart te behouden en te versterken. Het ligt dan ook voor de hand om gemeenten en waterschappen een positie in de stuurgroep zelf te geven. In het bestuurlijk overleg van december 2011 is besloten om 2012 te benoemen tot transitiejaar, waarin deze vernieuwde manier van samenwerken gestalte moet krijgen. Externe partners De stuurgroep blijft intensief samenwerken met externe partners, waaronder de zes maatschappelijke organisaties die zich hebben verenigd in het Groene Hart Pact: de ANWB, Staatsbosbeheer, de Vereniging Natuurmonumenten, Land- en Tuinbouworganisatie LTO-Noord, de NEPROM en de Milieufederaties. De stuurgroep wil minimaal één keer per jaar op bestuurlijk niveau met externe partijen overleggen. Via het Servicenet Nationale Landschappen wordt gezocht naar samenwerking met andere nationale landschappen en naar nieuwe partners en investeerders. Ook de samenwerking met mede-overheden blijft van belang: met de vier grote steden van de Randstad, vanwege de bijdrage van het Groene Hart aan het leef- en vestigingsklimaat van de beide metropoolregio’s waar deze steden deel van uitmaken; en met de rijksoverheid, voor zover rijksprogramma’s van invloed zijn op de ontwikkeling van het Groene Hart. Te denken valt bijvoorbeeld aan het deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma. Inzet stuurgroep De stuurgroep zet zich in om gezamenlijke oplossingsrichtingen te formuleren voor de strategische opgaven waarmee het Groene Hart zich geconfronteerd ziet. Dat gebeurt op de genoemde zes thema’s, gericht op de elementen binnen de strategische opgaven waarvoor een Groene Hart-brede samenwerking essentieel is. De stuurgroep maakt afspraken op Groene Hart niveau over de aanpak die richtinggevend is voor alle partijen, zonder daarbij in de bevoegdheden te treden van de afzonderlijke partijen. De afspraken krijgen een uitwerking in een uitvoeringsovereenkomst waarin concrete project- en werkplannen op de relevante thema’s zijn opgenomen. Als de stuurgroep deze oplossingsrichtingen onderschrijft, maakt zij afspraken over de doorwerking. Deze kan in principe drie vormen aannemen:
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
12
−
− −
vervolgacties van de stuurgroep zelf, bijvoorbeeld in het ontwikkelen en delen van kennis (de Kwaliteitsatlas is daar een voorbeeld van) of het uitwerken en uitdragen van gezamenlijke prioriteiten; een verzoek aan een aantal bestuurlijke partners (deelnemers aan de stuurgroep of hun achterban) om resultaten gebiedsgericht uit te werken; afspraken om de resultaten in te brengen in reguliere procedures (bijvoorbeeld voor structuurvisies, bestemmingsplannen en andere planologische instrumenten van provincies en gemeenten), bijvoorbeeld wanneer het gaat om concrete gebiedsprojecten of maatregelen. Ook in deze reguliere procedures kunnen provincies, waterschappen en gemeenten besluiten tot samenwerking, maar deze vallen dan buiten de directe sturing van de Stuurgroep Groene Hart.
Een uitzondering vormen de gebiedsprojecten binnen het Programma Westelijke Veenweiden. Dit zijn concrete uitvoeringsprojecten die wel onder de directe sturing van de stuurgroep vallen. De betrokken provincies hebben afgesproken de Nota Ruimte-middelen hiervoor in onderling overleg te verdelen, ook na de beoogde decentralisatie daarvan. Het onderscheid tussen de gebiedsgerichte icoonprojecten en andere gebiedsprojecten uit het Uitvoeringsprogramma 2007-2013 komt te vervallen. Dit is in feite een bestendiging van de gegroeide praktijk, waarin de rol van de stuurgroep bij specifieke projecten voornamelijk lag in de verdeling van de destijds beschikbare rijksfinanciering.
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
13
4
Groene Hart-brede thema’s
De winst van een gezamenlijke aanpak op Groene Hart-niveau concentreert zich op de volgende zes thema’s. 1. Merk en marketing 2. Waterrecreatie 3. Programma Westelijke Veenweiden 4. Ruimtelijke Kwaliteit 5. Water en ruimtelijke ordening 6. Woon en vestigingsklimaat Gemeenschappelijke en specifieke belangen In dit hoofdstuk is per thema benoemd waarin de verwachte meerwaarde van de samenwerking zit, hoe die gestalte krijgt en wat het belang van gemeenten, waterschappen en provincies is.. De centrale missie van de samenwerking, ‘een vitaal, duurzaam en waardevol landschap voor bewoners, ondernemers en recreanten’, is een gemeenschappelijk belang. Daar maken alle partners zich hard voor. Bij het definiëren van afzonderlijke belangen zijn in dit hoofdstuk de volgende uitgangspunten gehanteerd - Gemeenten en hun regionale samenwerkingverbanden zijn het beste in staat om regionale opgaven in verband te brengen met de lokale dynamiek. Zij kennen de lokale omstandigheden en de wensen en ambities van plaatselijke bewoners en bedrijven en kunnen inschatten in hoeverre gezamenlijke afspraken daar voldoende ruimte voor laten. In aanvulling op de gemeenschappelijke belangen hebben zij een bijzondere verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid, zowel van de kernen en steden als van het landelijk gebied. − Waterschappen hebben de wettelijke taak en de specifieke kennis om de watersystemen te beheren (de kwantiteit en de kwaliteit van het water) en de samenleving te beschermen tegen overstromingen. Vanwege de verwachte klimaatverandering zijn daar veel maatregelen voor nodig. Die vinden steeds vaker plaats in de context van gebiedsontwikkeling. Daarmee komen ook de instrumenten van de gebiedsontwikkeling in beeld om bij te dragen aan de doelstellingen van het waterbeheer, ook als zij in handen zijn van gemeenten en provincies. − Provincies hebben hun belangen gedefinieerd in hun structuurvisies. In aanvulling op de gemeenschappelijke belangen rekenen zij de landschappelijke structuur (agrarisch, ecologisch, cultuurhistorisch, recreatief, hydrologisch) en de regionale economie tot hun primaire verantwoordelijkheden, zetten zij zich in voor gemeentegrensoverschrijdende netwerken voor natuur, water en verkeer en zijn zij verantwoordelijk voor de afstemming met de ruimtelijke ontwikkeling van de omliggende stedelijke gebieden.
4.1 Merk en Marketing Niet veel metropolitane gebieden beschikken over een uitgestrekt cultuurlandschap tussen stedelijke centra in. Een landschap dat leeft en beleefbaar is. Dat maakt het Groene Hart uniek. Dat maakt het Groene Hart aantrekkelijk om er te recreëren, te verblijven, te bezoeken, maar ook om er te wonen (met de grote stad dichtbij) en er te werken (aantrekkelijke werkomgeving). Het Groene Hart zorg ook voor groen in de stedelijke omgeving en is daarmee belangrijk voor een groter gebied dan het Groene Hart zelf. Een goede bekendheid van het Groene Hart als merk en gebied op al deze facetten, maakt dat het Groene Hart gewaardeerd wordt en daarmee de aandacht en zorg krijgt die het verdient. Een goede marketing draagt bij aan deze beeldvorming over het Groene Hart in brede zin. Daardoor
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
14
komen ook andere doelstellingen beter in bereik, bijvoorbeeld op het gebied van het woon- en vestigingsklimaat. Het kan bovendien een ondersteuning bieden voor projecten die gericht zijn op het versterken van het toeristisch-recreatieve aanbod en dan met name de samenhang daarin. Met een goede marketing neemt het rendement van zulke investeringen toe. In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de opbouw van de merknaam ‘Groene Hart’ en de bijbehorende marketing. Het project is vanuit het programmabureau Groene Hart getrokken en uitgevoerd in samenwerking met bestaande organisaties zoals Groene Hart, kloppend hart en de regionale bureaus voor Toerisme. De website www.groenehart.nl verbindt inmiddels meer dan 1.200 ondernemers en organisaties in het Groene Hart. Het programma Merk en Marketing is een belangrijk bindmiddel gebleken. Onderzoek toont aan dat het een belangrijke stimulans voor de economische ontwikkeling is, en het vraagt dan ook om continuering. Daarbij is het dan ook mogelijk om de scope van merk en marketing te verbreden met aandacht voor woon- en vestigingsklimaat. Toerisme en recreatie vormen een belangrijke economische motor die nog meer mogelijkheden biedt dan tot nu toe worden benut. Door het toeristisch-recreatieve aanbod beter onder de aandacht te brengen bij doelgroepen uit de Randstad en stedelijke regio’s verder weg, kan deze economische motor worden opgevoerd.. Een gezamenlijke Groene Hart-marketing kan een aanbod presenteren dat ook voor bezoekers van relatief grote afstand aanlokkelijk is, zoals dat ook met succes gebeurt bij de Friese meren. Bundeling van krachten kan de financiële slagkracht daarvoor op de been brengen. Zo’n gezamenlijke marketing neemt de behoefte aan lokale marketing niet weg. Die kan zich richten op de informatievoorziening aan bezoekers die al ter plaatse zijn of concrete plannen hebben, of op doelgroepen op minder grote afstand. Motieven voor samenwerking: • Betere bekendheid met en waardering voor het Groene Hart bij het grote publiek • Meer bezoekers en bestedingen helpen het voorzieningenniveau in het Groene Hart op peil te houden • Ondersteunt in brede zin alle initiatieven en projecten van gemeenten, waterschappen en provincies in het Groene Hart • Samenhang in het toeristisch-recreatieve aanbod en de wijze waarop dat in de markt wordt gezet • Vergroting van het bereik en effectiviteit van ieders inzet op merk en marketing • Waterrecreatie als onderdeel van het Groene Hart promoten is belangrijk onderdeel van de ambities bij het thema waterrecreatie • Ondersteuning van gezamenlijk beleid op het gebied van woon en vestigingsklimaat. Wijze waarop: • Gezamenlijke ambities op profilering van het Groene Hart als toeristisch-recreatief maar ook woon- en werkgebied vertalen in een gezamenlijke aanpak van Merk en Marketing op Groene Hart niveau • Afspraken maken over het merkbeheer en de marketing en ieders rol en bijdrage hierin, waarbij ruimte is voor een differentiatie naar regio’s en individuele gemeenten. Belang gemeenten: • Gezamenlijke marketing stelt individuele gemeenten en regio’s in staat grote doelgroepen in de Randstad, andere delen van Nederland, Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen te bereiken. • De bekendheid van de gemeente als aantrekkelijke Groene Hart gemeente voor zowel bezoekers als mensen die er wonen en/of werken, neemt toe • Economische vitaliteit kernen versterken (meer toeristisch bezoek, meer toeristische bestedingen, meer mensen die willen (blijven) wonen en/of werken in en aantrekkelijke gemeente) Belang waterschappen: Meer kennis over het gebied en het waterbeheer bij bewoners en bezoekers verhoogt de waardering voor het werk van de waterschappen. Belang provincies: • Bevorderen regionale economische ontwikkeling door samen met gemeenten te werken aan een aantrekkelijk gebied dat recreanten en toeristen trekt, en vitale dorpen en steden kent • Verhogen maatschappelijk rendement van landschapsinvesteringen
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
15
4.2 Waterrecreatie In het Groene Hart liggen grote kansen op het gebied van waterrecreatie. De oppervlakte aan open water is groter dan dat van de Friese meren. Samenwerking tussen overheden biedt de mogelijkheid om beter van die kansen gebruik te maken. Op dit moment is een werkgroep actief die werkt aan een samenhangend uitvoeringsprogramma op Groene Hart-niveau. Dat programma kent drie pijlers: 1. Het versterken van het waternetwerk, bijvoorbeeld door fysieke belemmeringen weg te nemen en nog ontbrekende schakels toe te voegen; 2. Het vergroten van de benutting van het waternetwerk, bijvoorbeeld door brug- en sluisregimes af te stemmen en koppelingen met landrecreatie te versterken; 3. Het vergroten van de bekendheid met de mogelijkheden voor waterrecreatie in het Groene Hart. Veel overheden, brancheorganisaties en ondernemers ontplooien al initiatieven die hier invulling aan geven. Maar op het niveau van het netwerk vallen gaten. Er valt nog veel te winnen met een goed gestructureerde aanpak waarin provincies, gemeenten, waterschappen, private partijen en belanghebbenden samenwerken, zowel aan de voorwaarden waaronder projecten tot bloei kunnen komen als aan de uitvoering van de projecten zelf. De werkgroep waterrecreatie brengt alle lopende initiatieven in beeld. Hierdoor ontstaat een helder overzicht en kan een samenhangend uitvoeringsprogramma worden opgesteld waarin keuzes en prioriteiten inzichtelijk zijn. De stuurgroep kan vervolgens publieke en private initiatiefnemers ondersteunen bij de uitvoering, bijvoorbeeld door het zoeken naar financiering, het opheffen van bestuurlijke knelpunten of het stroomlijnen van regels. Motieven voor samenwerking: • Samenhangende ontwikkeling van het netwerk • Samenhang creëren met andere netwerken en structuren (verkeer, landrecreatie, waterbeheer) • Herkenbaar profiel van het Groene Hart als waterrecreatiegebied bevorderen Wijze waarop: • Afspraken over studies (bijv. locatiestudies) en projecten om het netwerk te versterken • Regie houden op de uitvoering: voorwaarden creëren waaronder projecten tot uitvoering kunnen komen (middelen verwerven, prioriteit vasthouden, kaders scheppen) • Afspraken maken over afstemming van regelgeving daar waar deze belemmerend werkt, zoals bijvoorbeeld regelgeving rond brug- en sluisbeheer • Daar waar het kan en aan de orde is: gezamenlijk zorgen dat projecten uitgevoerd worden/ tot uitvoering komen (bijvoorbeeld met behulp van ‘versnellingskamers’) • Ondernemers in de waterrecreatiesector interesseren en organiseren in een netwerk om gezamenlijk tot uitvoering van de projecten te komen • Gedeelde ambitie met de ontwikkeling van de waterrecreatie, bijvoorbeeld door het gezamenlijk opstellen van een Groene-Hart waterrecreatieplan(hoeveel, welke segmenten, enz) • Gedeelde kennis van de knelpunten op netwerkniveau • Promotie van het waterrecreatieve aanbod in het Groene Hart, als onderdeel van Merk en Marketing Belang gemeenten: • Bevorderen economische vitaliteit door toename toeristisch-recreatieve bestedingen • Betere onderbouwing voor locatiekeuzes en eigen investeringen (bv voor ligplaatsen) door het ook in de context van een groter geheel te plaatsen • Meer zekerheid over medewerking van andere overheden • Tijdige inbreng van en voldoende ruimte voor lokale omstandigheden en prioriteiten Belang waterschappen: • Voorkomen negatieve invloed op waterkwaliteit • Afstemming netwerkontwikkeling met waterpeilen Belang provincies: • Versterken regionale economie
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
16
• • •
Verbeteren aanbod recreatievoorzieningen Bevorderen ruimtelijke inpassing op netwerkniveau Betere onderbouwing voor eigen investeringen (bv in infrastructuur)
4.3 Programma Westelijke Veenweiden Sinds 2010 valt ook het Programma Westelijke Veenweiden onder de Stuurgroep Groene Hart. Het Rijk draagt hier via het Nota Ruimte-budget aan bij. In 2012 zullen deze middelen worden gedecentraliseerd en niet meer gebonden zijn aan specifieke deelprojecten en bestedingstermijnen. De Nieuwe Stuurgroep Groene Hart beslist vanaf dat moment over de besteding van deze middelen. Doelstellingen van het Programma Westelijke Veenweiden zijn minder bodemdaling, een robuuster watersysteem, een duurzamere en meer vitale landbouw, robuustere natuur, verder versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten, meer beleving van rust en groen, het bijdragen aan het rustgevende middelpunt van de Randstad en het bijdragen aan een beter vestigingsklimaat. Al deze punten hangen direct met elkaar samen. Bij het zoeken naar oplossingen voor de actuele problemen in de veenweiden, met name rond de bodemdaling en waterhuishouding, moet dus ook naar de onderlinge relaties worden gekeken. Dat vraagt om innovaties. Daarom is in de afgelopen periode hard gewerkt aan een onderzoekagenda en de oprichting van het Veenweiden Innovatiecentrum (VIC) in Zegveld. De decentralisatie van de Nota Ruimte-middelen geeft gelegenheid om de voorgenomen maatregelen te heroverwegen en tot nieuwe innovatieve oplossingen en strategieën te komen. Het VIC kan daar input voor leveren. De al bereikte en nog te verwachten resultaten van de onderzoeksagenda werken zo door in de verdeling van de uitvoeringsmiddelen. De afspraken over de inzet van het Nota Ruimtebudget worden gemaakt in de Stuurgroep Groene Hart. Bij de tweede actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Westelijke Veenweiden heeft de stuurgroep de criteria voor de verdeling van het geld als volgt vastgesteld: - het realiseren van de macrodoelen uit het programma, met name tegengaan bodemdaling en een robuust watersysteem, - kiezen voor gebiedsprocessen met draagvlak, - kiezen voor maatregelen die andere belangen of doelen aankoppelen (bijvoorbeeld doelen van stroomgebiedsbeheerplannen), - gericht op de specifieke problematiek of unieke kwaliteiten van de Westelijke Veenweiden. De nieuwe stuurgroep kan deze criteria in de toekomst aanscherpen en wijzigen. Daarnaast zet de stuurgroep zich in voor het werven van aanvullende middelen, waarmee een volgende ronde gebiedsprojecten kan worden gefinancierd. Er is een sterke relatie met het thema Water en Ruimtelijke Ordening. Afspraken die binnen dat thema worden gemaakt zullen richting gaan geven aan de besteding van Nota Ruimte-middelen. Binnen het Programma Westelijke Veenweiden lopen op dit moment elf gebiedsprojecten: 1. Zeevang 2. Kalverpolder 3. Westzaan 4. Maarsseveen-Westbroek 5. Groot Wilnis-Vinkeveen 6. Zegveld-Noord 7. Nieuwkoopse Plassen 8. Gouwe-Wiericke 9. Wormer- en Jisperveld 10. Zegveld-Portengen 11. Krimpenerwaard
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
17
De uitvoering van deze projecten behoudt prioriteit. Eventuele nieuwe criteria werken door in de keuze van een volgende ronde projecten, maar mogen de elf lopende projecten niet vertragen. Motieven voor samenwerking: • Samenhang in de aanpak: waterbeheer en ruimtegebruik in relatie tot elkaar en grensoverschrijdend benaderen • Effectieve en efficiënte inzet van middelen en instrumenten • Vergroten wervingskracht voor aanvullende middelen Wijze waarop: • Afspraken maken over de besteding van de Nota Ruimte-gelden • Ambities gelijkschakelen over het tegengaan van bodemdaling • Kennis opbouwen over mogelijke innovaties in de landbouw en andere vormen van ruimtegebruik bij een verduurzaamd waterbeheer dat gericht is op tegengaan van bodemdaling • Afspraken maken over de implementatie van deze kennis en ambitie • Afspraken maken over koppeling van Nota Ruimte-maatregelen aan maatregelen uit andere programma’s (KRW, Deltaprogramma, Nationaal Bestuursakkoord Water) Belang gemeenten: • Bevorderen leefbaarheid: vitale landbouw en aantrekkelijke leefomgeving • Beperking kosten door bodemdaling en openbrekende grond • Tijdige inbreng van en voldoende ruimte voor lokale prioriteiten en omstandigheden (bijvoorbeeld wensen en behoeften van landbouwbedrijven) Belang waterschappen: • Gezamenlijke besluitvorming over de meest effectieve inzet, verdeling en prioritering van middelen en maatregelen over beheersgrenzen en provinciegrenzen heen • Bundeling van krachten in ontwikkeling van kennis, ervaring en innovaties in de verschillende gebiedsprojecten • Samen afspraken maken over duurzamer (minder versnipperd en kostbaar) waterbeheer • Meer zekerheid bij maatregelen voor en investeringen in het watersysteem Belang provincies: • Gezamenlijk besluitvorming over de meeste effectieve inzet, verdeling en prioritering van middelen en maatregelen over beheersgrenzen en provinciegrenzen heen • Behoud en versterking van cultuurhistorische, hydrologische en ecologische waarde van het landschap door er samen met de partners die mee-investeren en beheren afspraken over te maken • Gezamenlijk inzet op behoud landbouw als economische drager van het landschap • Meer zekerheid bij landschapsinvesteringen en –maatregelen • Bundeling van krachten in ontwikkeling van kennis, ervaring en innovaties in de verschillende gebiedsprojecten
4.4 Ruimtelijke Kwaliteit De bedoeling van de bestaande werkgroep is om tot een instrumentarium te komen dat bijdraagt aan een hoge ruimtelijke kwaliteit bij ontwikkelingen in het Groene Hart. De huidige structuur van kwaliteitszorg (Kwaliteitsatlas, Kwaliteitsteam, kwaliteitsateliers en het Praktijkproject van het Woerdens Beraad) is daarin leidend. In de afgelopen jaren bleek met name behoefte te bestaan aan een grotere gebruikswaarde voor gemeenten van de Kwaliteitsatlas en een effectievere inzet van het Kwaliteitsteam door advisering eerder in het proces. Bestuurlijk is van belang dat de verantwoordelijkheid voor ruimtelijke kwaliteit tegenwoordig bij provincies en gemeenten ligt en dat er minder publiek geld beschikbaar is voor gebiedsprojecten. De ambitie binnen dit thema heeft twee dimensies. De eerste is inhoudelijk. Ruimtelijke kwaliteit is met zijn drie componenten belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde een abstract begrip. Met inspirerende kwaliteitsbeelden en –adviezen wordt dat begrip concreet gemaakt voor specifieke opgaven of gebieden (zie kwaliteitsatlas.nl en de adviezen van het kwaliteitsteam Groene Hart). De
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
18
tweede is procesmatig. Om ruimtelijke kwaliteit te realiseren, zijn ook ruimtelijke en financiële instrumenten nodig en geëigende samenwerkingsvormen, vaak ook met de gebruikers van een gebied. Uitvoerende overheden kunnen daarbij veel hebben aan elkaars ontdekkingen en ervaringen. Dankzij het uitwisselen van kennis, kennisbehoefte en ervaring (in kwaliteitsateliers en conferenties uit het Praktijkproject Woerdens Beraad) ontstaat een ‘lerend netwerk’. Het werk binnen dit thema moet er uiteindelijk toe leiden dat alle Groene Hart-partners in hun projecten, plannen en beleid een hoge ruimtelijke kwaliteit bereiken. Een ruimtelijke kwaliteit bovendien die recht doet aan het karakter van het Groene Hart als historisch cultuurlandschap in een sterk verstedelijkte regio, en tegelijk de regionale verschillen binnen het Groene Hart uitbuit. Voor een deel moet de gezamenlijkheid tot uiting komen in de planologische kaders en regels, die afzonderlijke provincies en gemeenten op eigen wijze kunnen uitwerken maar die wel een gemeenschappelijke basis moeten hebben. Maar voor een belangrijk deel is het ook wederzijdse inspiratie: de prioriteit voor ruimtelijke kwaliteit, de zichtbare resultaten van een op kwaliteit gerichte aanpak, de creatieve concurrentie die daardoor ontstaat. Korte lijnen tussen provincies en gemeenten, en de mogelijkheid om (met name via het Kwaliteitsteam) externe deskundigen van hoog niveau in te schakelen, bevorderen dit. Motieven voor samenwerking: • Ruimtelijke kwaliteit is een van de ‘selling points’ van het Groene Hart en medebepalend voor zowel de recreatieve en marketingwaarde als de aantrekkelijkheid van het woon- en werkklimaat. Dat vraagt om een gezamenlijke zorg voor deze ruimtelijke kwaliteit • Benadrukken en versterken van het eigen karakter van het Groene Hart (of deelgebieden daarbinnen) bij ruimtelijke ontwikkelingen Wijze waarop: • Gezamenlijke ambitie afspreken van een hoge, bij het Groene Hart horende kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen • Kennis opbouwen over de onderscheidende regionale kwaliteiten en hoe die door nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen behouden, ontwikkeld en/of versterkt kunnen worden en afspreken hoe we de die kennis vastleggen/delen • Procesafspraken maken over hoe deze Groene Hart-kwaliteit gestalte krijgt in ruimtelijke plannen en projecten en wat ieders rol en verantwoordelijkheid daarin is • Afspraken maken over welk instrumentarium passend is om deze doelen en ambitie te bereiken (kan ook betekenen heroverweging van bestaand instrumentarium/regels) en welke rol en verantwoordelijkheid ieder daarin heeft. Dit kan bijvoorbeeld door een beeldkwaliteitsplan op Groene Hart niveau op te stellen met regionale en lokale uitwerkingen volgens een vast stramien. • Elkaar inspireren en afspraken maken op welke manier we dat het beste vorm kunnen geven (kwaliteitsatlas, kwaliteitsateliers) Belang gemeenten: • Hoge kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen bevordert vitaliteit en leefbaarheid van kernen en landelijk gebied: door samen dit neer te zetten wordt de uitstraling en bereik van een individuele gemeente vergroot • Investeerders interesseren met verbeterde investeringscondities van een regio/deelgebied van het Groene Hart • Verband versterken tussen onderscheidende lokale kwaliteiten met regionale kwaliteiten • Draagvlak voor eigen investeringen en aanbestedingen • Tijdige inbreng van en voldoende ruimte voor lokale omstandigheden en prioriteiten Belang waterschappen: • Wateropgave integreren in gebiedsontwikkelingen • Positie watersysteem als onderdeel van de Groene Hart-kwaliteit versterken Belang provincies: • Kwaliteit van de landschappelijke structuur bewaken en versterken: in de uitvoering ervan is de provincie afhankelijk van de gemeenten • Meer solide basis voor eigen investeringen en maatregelen (bijvoorbeeld in natuur en recreatie) en voorbereiden van de benodigde besluiten
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
19
4.5 Water en Ruimtelijke Ordening Nu veel planologische opgaven gedecentraliseerd zijn naar provincies, ontstaat een natuurlijk moment om tot een Groene Hart-aanpak over water en ruimtelijke ordening te komen. Dat is hard nodig, want beide beleidsvelden raken in de toekomst nog veel meer verweven dan ze nu al zijn. De in hoofdstuk 2 genoemde opgaven in de waterhuishouding hebben stuk voor stuk een ruimtelijke dimensie. Het Groene Hart en de Westelijke Veenweiden hebben zowel in het waterbeheer als in de ruimtelijke ordening een bijzondere positie: in het waterbeheer vanwege het waterrijke agrarische landschap waarvan een belangrijk deel kampt met bodemdaling, en in de ruimtelijke ordening vanwege de situering temidden van dichtbevolkt stedelijk gebied. Spanningen en dilemma’s tussen ruimtegebruik en waterbeheer treden dan al gauw op – tenzij deze tijdig worden omgebogen in nieuwe ontwikkelingskansen met wederzijds voordeel. De percepties van de problematiek in het waterbeheer en in de ruimtelijke ordening lopen nu nog te veel uiteen om deze kansen met overtuiging te grijpen. In de eerste plaats is er behoefte aan een gezamenlijk inzicht in veranderingen in het watersysteem op lange termijn, als gevolg van de verwachte klimaatverandering, alsmede de consequenties daarvan voor functies zoals grondgebonden economische activiteit, veiligheid en de zoetwaterbehoefte. Dit gezamenlijke inzicht kan bijvoorbeeld worden verkregen via een scenariostudie naar het toekomstige beheer van het gebied. Daaruit moet een duurzaam perspectief voor de lange termijn ontstaan waarin de relatie tussen bodem, water, ruimtegebruik en klimaat centraal staat. Voor de korte termijn is er behoefte aan het voorbereiden van strategische keuzes, onder andere op het gebied van bodemdaling, waterbeheer en de melkveehouderij als belangrijke vorm van ruimtegebruik. Vanwege de expliciete relatie met de ruimtelijke ordening en de toespitsing op het landschap van veenweiden en droogmakerijen, is de samenwerking op dit thema in Groene Hart verband een aanvulling op bestaande samenwerkingen zoals het Bestuurlijk Platform Zoetwater West-Nederland (dat werkt aan een duurzame zoetwatervoorziening) en het Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-West (dat voor het stroomgebied Rijn-West werkt aan schoon water). Het thema koppelt de ruimtelijke ordening aan de wateropgaven in het Groene Hart en de Westelijke Veenweiden, met het doel om de synergie te vergroten tussen de instrumenten van de ruimtelijke ordening en het waterbeheer, nieuwe benaderingen te ontwikkelen om gebiedsopgaven tegemoet te treden en verbanden te leggen met andere strategische opgaven en gebiedsbrede thema’s. Voor de korte termijn levert dat kennis op die lopende gebiedsprocessen kan versnellen of verbeteren en voor de lange termijn levert het nieuwe ontwikkelingskansen op voor het veenweide- en droogmakerijenlandschap. Motieven voor samenwerking: • Wateropgaven benaderen op de schaal waarop zij zich voordoen en waar oplossingen gezocht moeten worden en keuzes formuleren en adviseren hoe hiermee om te gaan • Verruimen van de methoden om wateropgaven tegemoet te treden: behalve technisch ook via het ruimtelijke spoor en door bewustwording bij gebruikers van het watersysteem (zoals de landbouw) • Tegemoet komen aan de actie uit de Voorloper om met alle betrokken overheden een ‘langetermijn-visie zoetwatervoorziening Groene Hart’ op te stellen. Het opstellen van deze visie verandert niets aan de doelen en de ambities voor afzonderlijke beleidsvelden, maar is wel nodig voor de praktische realisatie ervan om te komen tot keuzes en duurzame oplossingen voor dilemma’s tussen deze beleidsvelden en functies • Effectieve en efficiënte inzet van middelen en instrumenten Wijze waarop: • Samen werken aan een visie op een klimaatbestendig en daarmee zoetwaterbestendig ruimtelijk ordeningsbeleid voor het Groene Hart door: • Gedeeld beeld opbouwen van de omvang van de wateropgave en de autonome veranderingen daarin (zoetwatertekort, zoutwaterkwel, voedselrijkdom, watertekort, wateroverschot) in het Groene Hart en de relatie met de functies en inrichting van het gebied (beperkingen, consequenties van veranderingen): waar dreigt de huidige inrichting en beheer vast te lopen
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
20
• •
Scenario’s opstellen van oplossingsrichtingen (met oog voor toekomstige beheerkosten van water, natuur en landschap) en keuzes formuleren over hoe hiermee om te gaan Afspraken maken over de uitvoering hiervan, inclusief doorwerking in beleid (bijvoorbeeld provinciale structuurvisies) , projecten en middeleninzet van de individuele overheden.
Belang gemeenten: • Tijdige inbreng lokale prioriteiten en omstandigheden bij het bepalen van ambities voor de waterhuishouding, waterbeheer en ruimtelijke ordening • Wateropgaven integreren in het ruimtelijke beleid Belang waterschappen: • Integrale afspraken maken met andere betrokken overheden over verduurzamen van het waterbeheer afgestemd op ruimtelijke ordening en functies: optimale pakket van maatregelen en instrumenten inzetten om wateropgaven aan te pakken • Afstemming tussen eigen investeringen en de ruimtelijke ontwikkeling, ook van omliggende gebieden, in relatie tot duurzame oplossingen van grensoverschrijdende dilemma’s • Afspraken maken over de inzet van eigen instrumenten en provinciale en gemeentelijke instrumenten (bijvoorbeeld in het planologische domein) bij de aanpak van wateropgaven Belang provincies: • Wateropgave integreren met de ruimtelijke ordening en daarmee een duurzamer en toekomstbestendiger ruimtelijk ordeningsbeleid formuleren • Afspraken maken over inzet van eigen instrumentarium bij de aanpak van dillema’s en realisatie van opgaven naast inzet van gemeenten en waterschappen • Invloed van aanpassingen in het watersysteem op de landschapswaarden • Afstemming met de wateropgave van de omliggende stedelijke gebieden
4.6 Woon- en Vestigingsklimaat Het Groene Hart heeft een unieke ligging in een metropolitane omgeving. Het Groene Hart zorgt ook voor groen in de stedelijke omgeving en is daarmee belangrijk voor een groter gebied dan het Groene Hart zelf. De ambitie binnen het thema ‘Woon- en Vestigingsklimaat’ is om de betekenis van het Groene Hart te benoemen in het woon- en vestigingsklimaat van zowel de omliggende steden (de Metropoolregio’s Amsterdam en Rotterdam-Den Haag en Noordvleugel Utrecht) als het Groene Hart zelf, als ook om deze te behouden en te versterken. Ook binnen dit thema staat de ruimtelijke kwaliteit voorop en gaat het niet om de woningbouwproductie of de hectares bedrijventerrein. Het Groene Hart is zeer divers als het gaat om ruimtedruk, woonkwaliteiten en vestigingsklimaat voor bedrijven/ondernemers. Delen van het Groene Hart hebben te kampen met een krimpende bevolking en daarmee een bedreiging van het voorzieningenniveau in kleine kernen: een ontwikkeling die in andere delen niet herkenbaar is. Om gericht te kunnen sturen op het ontwikkelen van de gewenste (diversiteit aan) kwaliteiten van het Groene Hart is meer inzicht nodig op Groene Hart niveau. Het gaat daarbij om inzicht in opgaven rond wonen (krimp) en werken (minder passende bedrijvigheid in relatie tot ruimtelijke kwaliteit), en het stimuleren van gewenste bedrijvigheid. Bestaand inzicht kan hierin gebruikt worden zoals: woonvisies, economische visies, migratiestromen in en rond het Groene Hart, forensenstromen, investeringen in het Groene Hart, demografische ontwikkelingen, enz. Daarna gaat het om het gezamenlijk formuleren van gewenste van woon- en werkprofielen die aansluiten bij het ruimtelijke en economische karakter van het Groene Hart, en die het mogelijk maken om het aanbod aan woon- en werkmilieus gericht te versterken. Deze profielen hangen samen met de betekenis van het Groene Hart voor de Randstad en andersom. De profielen brengen zowel de huidige samenstelling van de woningvoorraad en het bedrijfsleven in beeld, als de kwaliteiten die horen bij de woon- en werkmilieus waarmee het Groene Hart (of regio’s binnen het Groene Hart) zich kunnen onderscheiden. Uit de profielen volgt ook inzicht in de vraag of de woningmarkt en de arbeidsmarkt voldoende op elkaar aansluiten.
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
21
Het werkprofiel moet leiden tot een beeld van economische dragers in het Groene Hart en de redenen waarom die er gevestigd zijn. Zeker als deze economische dragers verbonden zijn aan te versterken kwaliteiten van het Groene Hart, kan dat leiden tot gerichte voorstellen waarmee de economische ontwikkeling en de ruimtelijke ontwikkeling elkaar kunnen versterken. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de agro-sector (waaronder de greenport Boskoop), de recreatie en toerisme, de watersport met daaraan verbonden bedrijvigheid, nichebedrijvigheid in de maakindustrie en wellicht broedplaatsen binnen de kenniseconomie van de Randstad. Het gewenste woonprofiel geeft inzicht waar welke woonkwaliteiten liggen, onderscheidend ten opzichte van de stedelijke woonkwaliteiten die we willen behouden en versterken. Voor het gewenste woonprofiel kan gebruik gemaakt worden van bestaande woonvisies en economische visies van gemeenten, regio’s en provincies. Andere aspecten van het woningbouwbeleid, zoals de toegankelijkheid van de woningen of woningbouwstrategieën om met krimp of vergrijzing om te gaan, komen op de Groene Hart-agenda terecht als er een gedeelde kennisbehoefte naar voren komt. Zo ontstaat een beeld van bestaande en potentiële kwaliteiten waarmee woon- en werkmilieus in het Groene Hart zich kunnen onderscheiden, en de acties die nodig zijn om deze kwaliteiten uit te bouwen. Ook de communicatie verdient daarbij aandacht. De beeldvorming over de kwaliteiten en kansen in het Groene Hart of delen daarvan, bijvoorbeeld bij investeerders en bij bestuurders van de omliggende stedelijke gebieden, moet zoveel mogelijk in lijn zijn met de kwaliteiten en kansen die in het gebied zelf zijn geformuleerd. Het beoogde resultaat is dat gewerkt kan worden vanuit een onderlinge complementariteit, die meer oplevert dan onderlinge concurrentie en de daarbij horende versnippering, en dat de waarde van het Groene Hart op de woningmarkt en de vestigingsmarkt voor bedrijven realistisch en wervend neergezet kan worden. De Merk en Marketing strategie van het Groene Hart kan hier een belangrijke bijdrage in leveren. Ook het thema Ruimtelijke Kwaliteit heeft een relatie met dit thema. Motieven voor samenwerking: • De kwaliteit van het Groene Hart bestaat bij de gratie van voldoende vitaliteit: een goed woon- en werkklimaat houdt de vitaliteit in stand. Zowel de kwaliteit als de vitaliteit zijn beleidsterreinen van provincies en gemeenten en hebben elkaar nodig voor realisatie van de doelen op dit vlak. • Samenhang in de ontwikkeling van een vitaal woon- en werkklimaat (over gemeentegrenzen, regiogrenzen en provinciegrenzen heen) • Het gezamenlijk benutten en versterken en uitdragen van het eigen karakter van het Groene Hart met een eigen positie in de metropolitane omgeving van de Randstad • Behouden/ontwikkelen van de vitaliteit en leefbaarheid van de (kleine) kernen in het Groene Hart Wijze waarop: • Kennis van en afspraken over de woon- en werkprofielen van het Groene Hart • Gedeelde ambities over de gewenste en ongewenste ontwikkeling van deze profielen • Versterking/ontwikkeling van deze profielen door schaalvoordelen (complementariteit) • Afspraken over hoe de gewenste profielen versterkt kunnen worden • Afspraken over de promotie van het wonen en vestigen in het Groene Hart • Samen zorgen voor uitvoering van acties Belang gemeenten: • Leefbaarheid en vitaliteit gericht versterken, waaronder de lokale economie en de aantrekkelijkheid als woongebied en daarin voordeel halen uit schaalvoordelen Belang waterschappen: N.v.t. Belang provincies: • Realiseren van een vitale en leefbare regio: hiervoor zijn de provincies afhankelijk van de gemeenten • Relatie bouwopgave en landschappelijke versterking • Afstemming tussen de programma’s voor de metropoolregio’s en het Groene Hart met draagvlak
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
22
5
Programmamanagement
Voor de organisatie van de samenwerking is 2012 een transitiejaar. Om de nieuwe opgaven waar het Groene Hart voor staat adequaat tegemoet te treden, wordt gewerkt aan een nieuwe en breed gedragen bestuurlijke samenwerking. Deze Samenwerkingsagenda legt daar de basis voor. Het beoogde resultaat is dat gemeenten en waterschappen vanaf 2013 volwaardig vertegenwoordigd zijn in de stuurgroep. De wijze waarop wordt in het vervolg van 2012 verder uitgewerkt. Aandachtspunten daarbij zijn onder meer de mandatering van de vertegenwoordigers bij hun achterban, die met name in het geval van het Woerdens Beraad omvangrijk is. Het Woerdens Beraad organiseert en vertegenwoordigt in de nieuwe constructie de inbreng van 51 gemeenten en zes regionale samenwerkingsverbanden in de stuurgroep en verzorgt andersom de terugkoppeling van de stuurgroepresultaten. Zo wordt mogelijk ook de inbreng van de vijf waterschappen gebundeld bij één of enkele vertegenwoordigers. Dat vraagt een uiterst zorgvuldige procedure bij het maken van bestuurlijke afspraken, die vooraf bij iedereen duidelijk moet zijn. Het Programmabureau Groene Hart ondersteunt de stuurgroep en voert het programmamanagement. Met de uitbreiding van de stuurgroep verandert ook de inbreng van het Programmabureau. Dit werkt niet meer alleen voor provincies, maar voor alle stuurgroeppartners. In het vervolg van dit transitiejaar zullen ook de rol en de samenstelling van het Programmabureau en de organisatiestructuur eromheen worden uitgewerkt. Op dit moment heeft het Programmabureau een actieve rol in de Groene Hart-brede werkgroepen, soms als trekker, soms in een andere rol (bijvoorbeeld bij Ruimtelijke Kwaliteit, waarin het Programmabureau de secretaris van het Kwaliteitsteam levert). In deze rol houdt het ook de samenhang tussen de verschillende Groene Hart-brede thema’s in de gaten. Daarnaast werkt het Programmabureau aan de communicatie, zowel extern als intern, en aan de monitoring van het programma. In de externe communicatie (de public affairs) organiseert het Programmabureau voortdurend bekendheid met de resultaten en draagvlak voor de doelen van het Groene Hart en de Westelijke Veenweiden. Het speelt daarbij in op beleidsmatige veranderingen en politieke koerswijzigingen. Andersom vindt continu een verkenning plaats van de maatschappelijke, politieke en bestuurlijke omgeving rondom het Groene Hart en de Westelijke Veenweiden. Het Programmabureau scant kansen en bedreigingen van maatschappelijke ontwikkelingen en beslissingen van eigen en andere (semi-) overheden en schat in wat dit betekent voor het te voeren beleid ten opzichte van het Groene Hart. Er worden instrumenten opgezet om de omgeving zo goed mogelijk te verkennen, accuraat informatie uit te kunnen wisselen en netwerken rond beleidsthema’s en projecten van het Groene Hart te analyseren en - waar nodig - te beïnvloeden. Deze vorm van strategische communicatie werkt door in alle geledingen van de organisatie en is daarmee een aspect van integraal management. Lobby en netwerkcontacten, maar ook interne communicatie richting de drie provincies en directe en potentiële samenwerkingspartners spelen hierin een belangrijke rol. Intern draagt de communicatie bij aan de binding van partners in de bestaande netwerken en aan de opbouw van netwerken rond nieuw op te pakken thema’s. Het Programmabureau blijft ook het Groene Hart monitoren, niet alleen de voortgang op de gezamenlijke thema’s, maar ook op de doelen die worden gerealiseerd in het Groene Hart. Zo komt de eventuele noodzaak voor een vernieuwing in strategie of uitvoering tijdig in beeld. Dat kan leiden tot beleidsacties van afzonderlijke provincies, gemeenten of waterschappen, maar ook tot een aanpassing van het gezamenlijke Groene Hart-programma.
Samenwerkingsagenda Groene Hart, concept 11 juni 2012
23